login     icon mail

logo werkgroep oud heerenveen 250

Gezicht op Heerenveen
Geschilderd door Goffe Struiksma in 1951. (Collectie: Museum Heerenveen)
Crackstate en RK kerk
In het centrum van Heerenveen. (Collectie: Museum Heerenveen)
Schoterlandse Kruiskerk
Geschilderd door Durk Piebes Sjollema van 1825 tot 1835

HIP-TIME MAGAZINE 55

Verlengde Dracht omstreeks 1850

Kunt u zich verplaatsen naar de Straatweg, vanaf hier ook wel Traverse genoemd, in de jaren rond 1850 en door de ogen van Pieter Pieters Zijlstra meekijken naar de situatie van de plaats Heerenveen komend vanuit het zuiden ? Zonder enige kennis van het Heerenveen zal dat niet meevallen. Die ‘traverse’ is volgens Van Dale, 1982, een gedeelte van een doorgaande weg binnen de bebouwde kom. In dit geval is dat de straatweg van Zwolle naar Leeuwarden. Rond 1830 en daarna zijn de Schoterlandse en Aengwirder grietenijbesturen hard bezig de bewoners van die ‘traverse’ - Dracht, Vleeschmarkt, Achter de Kerk en de Fok - te bewerken om hun aandeel daarin te leveren. Dat valt nog niks mee omdat in de plaats de helft van de ‘straat’ over het algemeen particulier bezit is. Het is dus zaak om uit de eigenaren een commissie van gecommitteerden samen te stellen, die proberen om samen met Grietman en Assessoren de medebewoners op één lijn te krijgen. Eén van de meest invloedrijke inwoners ligt behoorlijk dwars, getuige een protestschrijven.

Citaat: “Ik Ondergeteekende Harmanus Hiddinga Eliaszn te Heerenveen benoeme mits dezen geene Heeren Gecommitteerden om met Grietman en Assessoren van Schoterland te confereren over de Vervloering der Straat te Heerenveen, aan den Straatweg van Leeuwarden op Zwolle aansluitende, en zoodanige schikkingen te treffen als zij nuttig en noodig zullen oordeelen, dewijl reken, dat de Straten op aanzegging van het Bestuur met repareeren best in order kunnen komen en dus in dezen tijd het verkieslijk wezen zal, dewijl de lasten over het algemeen zeer hoog zijn.” (SCO 2419) In klare taal dus: er is geen commissie nodig en helemaal geen nieuwe straat, nergens voor nodig, want gewoon repareren is afdoende en een stuk goedkoper !

Harmanus Hiddinga is de eigenaar in die tijd van zowel het eerste pand links als het volledige complex van de houtzaagmolen, en nog een aantal huizen op de Dracht tot aan de Romkessteeg. Bovendien staat aan de oostkant van de Dracht het uitgebreide familiebezit, bestaande uit huis (A-239, huisno. 163; A-240 , grote tuin met twee vijvers, en A-241, huisje no. 164) en langs de straatweg richting Oranjewoud in de kadastrale gemeente Knijpe, sectie B, ook nog enkele percelen. U begrijpt dat Harmanus Hiddinga een belangrijke schakel in die verbeteringen is en duidelijk niet van harte.

Aan de eyecatchers op dit olieverfschilderij op paneel (27.5 bij 32 cm), in het gelukkige bezit van museum Willem van Haren, inv. nr. 172, kunnen we niet meer visueel refereren. Ze zijn allen weggevaagd en vervangen door andere gebouwen.

Het boerderij-achtige pand links draagt de naam “Het Loo”, en heeft het huisnummer 166a. De aanslag in belasting ‘gebouwde waarde’ voor kad. A-431 is slechts fl.9,-, hetgeen in de ogen van de belastingheffer vergelijkbaar wordt geacht met een schuur of werkplaats. Het toponiem “Het Loo” is op een kaart van de landmeter Gosen van Terwisga uit 1788 niet te vinden. In dat jaar staat deze locatie bekend als “Pasveer”. Trouwens ook in de speciekohieren en al vanaf 1769, met de toelichting: huis door armen bewoond ! Hoe dit toponiem geïnterpreteerd moet worden is in deze omgeving nog niet duidelijk. Elders in Friesland komt deze term ook enkele malen voor. De betekenis leunt misschien aan tegen ‘voetveer’ en dan valt te denken aan een combinatie met het water de “Molenwijk”. Vraagtekens derhalve.

Anecdotisch zijn we goed op de hoogte gebracht door Jacob Hepkema (onder het pseudoniem Donia) in het Nieuw Advertentieblad van 21 april 1886. Hij ziet vanuit de houtzaagmolen zuidwaarts aan de rechterkant een ‘dubbele woning’ en noemt dit “Het Loo”, “waar de koffiekan met de haar omgevende kopjes en schoteltjes, voor den reizenden man uithing". We citeren verder nog uit dat artikel: "Wie de verblijfplaats van kermisgasten, kramers en muzikanten, scharenslijp en ander logée's met zoo vorstelijken naam heeft gedoopt, is onbekend gebleven. Maar snediger kon 't niet gezegd zijn. Bij 't "Haagje" (Friesch) behoorde immers een lusthof "Het Loo" en als sterksprekend contrast een 'koninklijk’ hotel tegenover: "De Laatste Stuiver". Laatstgenoemde staat dan van uit de molen gezien links van de weg, doch werd slachtoffer van de watervloed van 1825. "Het Loo" heeft het aanzienlijk langer uitgehouden. Menigmaal is geprobeerd het te doen verwijderen, maar de Hiddinga's als eigenaren laten zich moeilijk vinden”. Tot zover Hepkema.

Maar toen Harmanus in 1852 overleed, lieten zijn broers Johannes en Klaas in een circulaire d.d. 22 februari 1853 weten, dat de door hun ’broeder’ nagelaten “Houtzaagmolen met al deszelfs annexen, benevens den Handel in Hout, Steenen, enz,” in eigendom werd overgedragen aan A.R. van Voorst, notaris, en J. Gijse Weenink, houtkooper. Zij memoreerden het vertrouwen en de achting, welke de familie en de voorouders sedert een tijdvak van ruim 140 jaar hadden mogen ondervinden.

Iets meer dan twee jaar na de overname van de molen Fortuna en de annexen - inclusief ‘Het Loo’ dienen Antonius Reynier van Voorst en mede-eigenaar Jan Gijse Weenink een aanvraag in voor het amoveren van het woonhuis, kad. A-431. Kort voor 1858 komt er een herschikking van de percelen, die allemaal tot het houtzaagmolencomplex behoren. In kadastrale termen noemt men dat een ”grensverandering” en een “vereeniging en afbraak”. Er ontstond kortom een nieuw perceel A-960 met een grootte van 18.38 are, waarop Antonius Reynier van Voorst een groot herenhuis laat bouwen in 1857 en een perceel A-959 van 8.26 are creeërt dat als weiland de leggers in gaat. Eerste bewoner wordt schoonzoon - de 28 jarige - Jan Gijse Weenink (afkomstig uit Zutphen), die op 21 mei 1857 in Heerenveen huwt met de 21 jarige Wijmtje van Voorst, de dochter van Antonius Reynier van Voorst en Christina Johanna Abigaël Rameau. Wij kennen dat als het huis waar de tweede echtgenote van jhr. Onno Reint van Andringa de Kempenaer (eigenaar van Jagtlust in Oudeschoot) vanaf 27 juni 1970 enkele jaren heeft gewoond, maar ook als het ‘notarishuis’ van liefst vijf ambtsopvolgers in het notarisberoep. We noemen ze alle vijf, omdat het een eeuw heeft stand gehouden. Rinze Barends, 1876-1910;  Lijkle Oppedijk, 1910-1924; Jacob Jouke de Heij, 1924-1957; Wibo H. de Boer, 1957-1977 en Nomdo Foppe Mulder, 1977-1978, alleen praktijk. Sindsdien is dit het kantoor van het adviesbureau voor verzekeringen c.a. Jan Henk Heddema op de hoek van de Burg. Falkenaweg met de Koornbeursweg.

Terug naar het schilderij, waar aan de linkerrand van de olieverf de zaag-en pelmolen ‘De Hoop’ van Sijbe Hendriks Tuijmelaar staat. In 1850 is de molen van Siebenga er immers nog niet, want deze komt pas in 1858 tot stand. De molengeschiedenis is behoorlijk uitputtend beschreven in ‘De sfeer van weleer. Over molens in Heerenveen”, door drs. D.M. Bunskoeke, 1991, en daarvan maken we natuurlijk dolgraag gebruik.

Ook voor de derde molen op dit schilderij hebben we de steun daarvan nodig. Het is de korenmolen die aan het westeinde van de Molensteeg heeft gestaan en de naam ‘De Windhond’ heeft gehad. Kort voor Pieter Pieters Zijlstra het schilderij maakt, staat in de Leeuwarder Courant van 9 januari 1849 de verkoop aangekondigd van een Wind-Korenmolen door notaris Gauke Peeting. De voorlopige toewijzing gaat plaats vinden op 28 januari in de Wijnberg van kastelein J.R. Boosman op de Dracht. Er is een woonhuis bij met twee kamers, erf, regenwatersbak, pomp en ruim bleekveld. Mocht het worden verkocht dan kan het per 12 mei worden aanvaard. Op 31 januari blijkt bij de finale verkoping (bij kastelein K.W. Feenstra) het bedrag van  fl.8800,- voor de molen te moeten worden verhoogd en het huis meer dan fl.835,- te moeten opbrengen.

Uiteindelijk wordt de nieuwe eigenaar molenaar Siebe Jeips Hoekstra. Na de plotselinge dood van Hoekstra in 1858 wordt Jan Hendriks Langhout bezitter, maar deze blijkt niet uit het molenaarshout gesneden. Hij probeert de molen in 1860 te verkopen, vindt geen koper en legt de zaak stil. Pas twee jaar later is het IJme Kuiper uit Oldemarkt, die de wieken weer - en soms te snel - laat wentelen. In 1880 heeft dat een desastreuse brand tengevolge met een onherroepelijke nasleep. Er mag niet worden herbouwd !!!

Nog juist boven de daken van de huizen aan de westkant van de Dracht moet het U zijn opgevallen. Het dak met het torentje van de kruiskerk - de Nederlands Hervormde Kerk Schoterland - in het absolute centrum van  Heerenveen. In die jaren rond 1850 is de kerkvoogdij bezig plannen te maken voor een verbetering van de toren. In 1859 komt het er uiteindelijk van en wordt er een nieuwe toren geplaatst aan de Herenwalzijde van het schip van de kerk. Ook de hoeken van het ‘kruis’ worden in die verbouwing meegenomen, zodat de ‘kruiskerk’ eigenlijk geen kruiskerk meer mag worden genoemd.

2013, april 28 - wibbo westerdijk - hip-backup

Onze sponsors: