login     icon mail

logo werkgroep oud heerenveen 250

Gezicht op Heerenveen
Geschilderd door Goffe Struiksma in 1951. (Collectie: Museum Heerenveen)
Schoterlandse Kruiskerk
Geschilderd door Durk Piebes Sjollema van 1825 tot 1835
Crackstate en RK kerk
In het centrum van Heerenveen. (Collectie: Museum Heerenveen)

HIP-TIME MAGAZINE 52    

Windwatermolen 1918

Met foto 00920 is wat merkwaardigs aan de hand. Daarvan zijn twee versies bekend met als overeenkomst dat ze beiden zijn uitgegeven door G. Brouwer & Zoon. Bovenstaande versie is in 1918 in de handel gebracht, volgens een stempelafdruk op dit exemplaar. Het is duidelijk een beeld van de natte herfst-of voorjaarsperiode. Een tegenlichtopname aan het einde van de dag geeft het een desolaat, sprookjesachtig sfeertje. Het watermolentje van het spinnekoptype staat aan een buiten haar oevers getreden ‘wijk’, maar op een eigen perceeltje. Een aantal meters links en rechts van het molentje is het verhoogde ‘dijkje’ voorzien van zo’n typerend hekwerk. 

Er is verder weinig fantasie voor nodig om te kunnen vaststellen, dat het molentje weliswaar nog kan functioneren maar dan zal er wel moeten worden ingegrepen in de zeilen van de wieken.

Nemen we de waterleidingkaart van 1913 erbij dan is vrij gemakkelijk vast te stellen, dat het hier gaat om het molentje, dat heeft gestaan aan de ‘gracht’ op de plaats waar nu de Van Dekemalaan ligt. Eigenlijk is dat het het punt waar de Van Riesenstraat uitmondt op de van Dekemalaan, zeg maar vlakbij de werkplaats én het huis van de latere familie Bregman. Op de waterleidingkaart wordt het perceeltje aangeduid als kadastraal Heerenveen A-2082. De achtergrond verraadt ons het molencomplex van Siebenga met de enorme houtopslagloods en de houtzaagmolen in volle glorie. Deze staat er dan al een jaar of zestig (gebouwd in 1858).

Molenkenners zijn er heel lang van overtuigd dat dit de juiste locatie is van deze spinnekop. Zo schrijft Gerben Wijnja in 1977 er al over in ‘Langs oude Friese windmolens’. Of hij ooit de moeite heeft genomen om die bewering ook kadastraal te onderbouwen is niet bekend. Zou hij hebben geweten, dat in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van 1832 als bezitter wordt beschouwd B.C.G. van Haeften, directeur der posterijen in Heerenveen, en ‘mede-eigenaren’?

Het watermolentje met erf wordt bemeten op 90 centiare en heeft het kadastrale nummer A-427.

Kort voor 1837 komt het molenperceel met opstal in het bezit van Siebe Tuijmelaar, die het eveneens met enkele mede-eigenaren moet delen. De reden van zo’n gedeeld bezit is veelal, dat het een beperkt poldertje moest bemalen van slechts enkele grondeigenaren. Deze groep heeft het door koop bekomen. Wanneer het vóór 1857 deel gaat uitmaken van een ’scheiding van goederen’ wordt het volledig eigendom van Siebe’s zoon Cornelis Tjepko Tuijmelaar, evenals zijn vader koopman. Na zijn overlijden wordt diens weduwe Elizabeth Theodora Hendrica Blom, samen met haar vijf kinderen de officiële vertegenwoordiger van het bezit. Als locatie hanteert het kadaster dan ‘Konijnenpolle A-427. Opnieuw brengt een verdeling van bezit een verandering, zodat het perceel 30 centiare groter wordt en het alleen-bezit van de weduwe. Dat heeft overigens wel kadastrale gevolgen in die zin dat er een nieuw en hoger kadastraal nummer wordt toegekend in 1889 en wel A-2082. De weduwe is inmiddels vertrokken uit het Heerenveense, woont dan in Haarlem en beschouwt dit bezit nog slechts als ‘geldswaarde’. De koop in het dienstjaar 1904 en de doorverkoop in dienstjaar 1905 is dan ook een zaak van een ‘consortium’ van grondspeculanten (denk ik), gezien namen als Pieter Hendriks Kaars Sijpesteijn, koopman, Krommenie; Jan Cornelis Laan, koopman, Bloemendaal; en Pierre Joseph Ernst Lefèbre, commissionair in effecten, Bloemendaal. Je mag niet aannemen, dat ze het molentje ooit in bedrijf hebben gezien. Tenminste als we de ‘acte de command’ in het repertoire van de notaris goed hebben geïnterpreteerd. Een tussenpersoon treedt in de rechten van de koper of de verkoper.

Het belang van de nieuwe eigenaresse Hobbina Daniëla van Heloma - bewoonster van het Grote Huys op het Breedpad - is weer een pure. Bij notaris Jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma wordt de acte opgemaakt d.d. 3 november 1903 en betaalt Hobbina Daniëla van Heloma voor een perceel weiland in Heerenveen zelfs een bedrag van fl.15.600,-. Rond 1915 zullen er gesprekken op gang zijn gekomen, waarbij blijkt dat de gemeente Schoterland in verband met haar uitbreidingsplannen het oog heeft laten vallen op o.a. dit perceel. In het dienstjaar 1917 wordt die transactie ook kadastraal afgerond. Dan wordt de locatie genoemd ‘Roode Dorp A-2082’. U voelt het al: er zal worden gesloopt en inderdaad wordt dat geregistreerd in het dienstjaar 1921. Uiteraard is dan het vervolg de opname in een groter geheel, welke in het kadaster ‘Van Dekemalaan A-2950’ wordt genoemd. Tenslotte krijgen we de situatie dat de Bouwvereniging Heerenveen-Schoterland er een straat mag aanleggen en er eerst een drietal huizen realiseert. In 1919 begint die bouw al.

Nota bene: ook hier ziet U weer in praktijk gebracht de omstandigheid, dat het kadaster in haar registratie gemiddeld één tot twee jaar achter de werkelijkheid van de feiten aanloopt.

Overigens komt het molentje ook in beeld op een foto van de Van Riesenstraat, waar de machinefabriek van Mebius een door hen geproduceerde transportband voor een veenbedrijf laat proefdraaien. Op bladzijde 90 van ‘Een wandeling door Oud-Heerenveen’, een uitgave door de Stichting Oudheidkamer Heerenveen, vindt U deze oude opname. Het foto-archief van het museum Willem van Haren heeft onder nummer 00401 de originele foto (13.3 bij 8.4 cm) van dat testgebeuren met als toevoeging een datering van circa 1920. Bovendien bevindt zich ook onder nummer 07703 een foto (17.0 bij 11.7 cm) met meer omgevingsdetails van het meest westelijke deel van de van Riesenstraat uit die tijd, waar de transportband zonder al het personeel van Mebius op staat. Wanneer we daarbij een kadastraal fragment van ca. 1950 gebruiken zien we, dat het pand is gekenmerkt met A-2622 op de noordwestelijke hoek van de Korflaan met de Van Riesenstraat.

Uitgevers G. Brouwer en Zoon overtreffen zich zelf, wanneer ze deze kaart selecteren voor een romantische ‘Lokkich Nijjier’-kaart. Eén exemplaar daarvan met een poststempel van 2 januari 1923 bevindt zich in het ansichtkaartenarchief. Ze pakken daarbij flink uit door op de rechter bovenzijde een fries gedicht - in een oudere spelling - af te drukken met de volgende tekst:

         ‘De dei dy fortiget en ‘t ljocht stadich mei

         Dochs is der rju moais yn to finen

         Ek ‘t spinnekoppe muonltsje giet foart, út ‘e wei

         Men sjocht se allinken fordwinen

         Dochs ré bliuwt myn hân, ré d’goudene moed

         For winsken fol lok op in dei lyk as hjoed'.                                     

2013, april 7 - wibbo westerdijk - hip-backup

Onze sponsors: