HIP-TIME MAGAZINE 85
Gemeenteplein, periode 1958 - juni 1974
De MUVA-uitgaven uit Valkenburg komen van een uitgeverij uit de provincie Limburg. Deze N.V. heeft op internet zijn identiteit al eens prijs gegeven (A.H. Muurmans). Hun prentbriefkaarten kennen een landelijke dekking. De bovenstaande prentbriefkaart-in-kleur uit Heerenveen van het Gemeenteplein is ruim 40 jaar oud. In het begin van het jaar 2013 heeft het museum Willem van Haren van Ys Sevensma een grote collectie digitale afbeeldingen mogen ontvangen, die eventueel gebruikt mochten worden voor de doelstellingen van de Stichting Historie Heerenveen. Eén van die digitale prentbriefkaarten geeft het bijgaande beeld. Natuurlijk hebben we ook in de eigen collectie van het museum gekeken en ook daar blijkt dezelfde afbeelding - zelfs in tweevoud - aanwezig. Voor dateringsdoeleinden met behulp van een datumstempel ongeschikt, omdat beide exemplaren niet voor postale bestemmingen zijn gebruikt. Natuurlijk zijn de op de prentbriefkaart vertrouwde gebouwen aanwezig: het oude postkantoor, de conciergewoning van de mulo-school, enkele lokalen in het straatje naar de Minckelersstraat, de Oenemastate, de van zijn toren ontdane oude Roomse Kerk staan er duidelijk op. De voormalige pastoorswoning is door zijn plaatsing niet zichtbaar, de Watertoren met annexen des te beter, het huis van Pothaar en een gedeelte van de voormalige bewaarschool horen nog in dit plaatje. De schaduwen laten ons zien, dat het laat in de middag is.
De foto is van vóór de plaatsing van het bronzen beeld van Fedde Schurer, gemaakt door beeldhouwer Guus Hellegers uit Steggerda. Die gebeurtenis heeft plaatsgevonden op 4 juni 1974. Voordat het beeld op het zgn. Rishon le Zion-plein is geplaatst, is er kennelijk door gemeentewerken nog iets aan de infrastructuur van het plein gesleuteld. Wanneer we dit beeld vergelijken met het eerder afgebeelde fotonummer 01794 van HIP-Time Magazine 82, is dat een opvallend verschil. Op onze prentbriefkaart is namelijk het Haringspad van oost naar west langs het water een door gemotoriseerd verkeer toegestaan tracé. Er zijn beslist geen hinderlijke verkeerspaaltjes waar te nemen.
Dit pleinontwerp is ontstaan door ir. de Ranitz, die een parkeergelegenheid voor 25 auto’s beoogt welke door een betegeld trottoir is gescheiden van het Van Harenspad. Met bloembakken, banken en een kwartet lichtmasten wordt enig straatmeubilair geplaatst. De Inspecteur-Korpschef van Politie pleit in een advies zelfs voor 50 plaatsen om de andere parkeergelegenheden te ontlasten. Dat advies wordt niet gevolgd; wel wordt het aantal parkeervakken uitgebreid tot 28 stuks, terwijl er ook voorzieningen voor motoren en scooters worden gecreëerd. Het eerste plan om langs het belastingkantoor schuingeplaatste fietsbeugels te plaatsen wordt in 1965 afgewezen, doch de foto toont duidelijk aan dat deze er uiteindelijk wel zijn gekomen. Tegelijk met deze infrastructurele ingreep wordt ook de marktorganisatie bediend. Deze blijkt zo tevreden over de mogelijkheden, dat ze op zaterdag 27 juni 1964 een attractiemarkt met koffieschenkerij, poppenkast en het laten rijden van een treintje organiseert. Wethouder H. Eijgelaar krijgt de eer dat te mogen openen. Slechts enkele maanden later blijkt, dat parkeren en de zaterdagmiddagmarkt elkaar flink dwars zitten. De marktcommissie moet nieuwe plannen smeden, waarbij de optie van verplaatsing naar het immense Kuperusplein door de 18 standplaatshouders naar het land der fabelen wordt verwezen.
Het fraaie voetgangersbruggetje is nog het resultaat van de Kolkplannen, waarvoor in de periode 1964-1968 veel werk is verzet. Er zijn destijds veel onaangenaamheden opgelost, maar zoals op deze prentbriefkaart is te zien, is er een nieuw probleem om op te lossen. Het is gebleken, dat het ‘schone’ water van de rioolwaterzuivering dat aan het einde van Nieuwburen in de Compagnonsvaart en de Kolk wordt gepompt, wel veel ‘schuim’ veroorzaakt. Bewoners hebben zich daar destijds wel zorgen om gemaakt.
Of interpreteren we dit niet juist en is het een gevolg van een spuitende fontein, die tussen de twee bruggetjes ooit een plaatsje heeft gehad ? De keuze van de kleur stenen voor de kademuur is vanuit aesthetische overwegingen misschien niet de gelukkigste, omdat zich daarop de ‘venige’ elementen in het Kolkwater als een bruinige rand gaat afzetten. Bekijk je het vanuit een positief perspectief kun je denken aan het verrassende palet van moeder natuur !
Inmiddels hebben de destijds geplaatste fietsenklemmen al weer een andere bestemming gekregen. We mogen aannemen, dat Koning Alcohol in de weekenden daaraan heeft bijgedragen. Talloze rijwielen hebben een onvrijwillige reinigingsbeurt ondergaan, helaas veelal met desastreuze gevolgen. Bovendien zijn de inzichten over noodzakelijk functioneel straatmeubilair eveneens aan een vormgevingsontwikkeling onderworpen.
Het is vele malen aan de orde geweest. Oenemastate heeft een lange - misschien zelfs wel de langste - geschiedenis van Schoteruitburen. Historieschrijver Pier Winsemius heeft in 1622 een “Chronique OFTE HISTORISCHE GESCHIEDENISSE VAN VRIESLANT, Beginnende van den Jaere nae des werelts scheppinghe 3635 ende loopende tot den Jare nae de gheboorte Christi 1622” geschreven in opdracht van de Staten van Friesland. Daarin vertelt hij dat de grietenij Schoterland ten tijde van de Saksische en Gelderse twisten hier twee ‘Gouverneurs’ zijn geweest. De ene heet ‘Lenardt Heer tot Swartsenburgh’ en de ander ‘Hendrick de Groef, Erfheer toe Arckelens’. Uit naam van of in opdracht van Hertog ‘Carel van Geldre’ is de grietenij Schoterland gecombineerd en ‘ghehecht geweest’ (knellend verbonden) met Weststellingwerf. Dat is te zien in de commissie (opdracht) van Merck Syrxsen, gedateerd 6 december 1500, die in 1622 aan Pier Winsemius ter hand is gesteld - voorzien van het wapen van de Grietenij Schoterland - door de heer Tincko van Oenema. Deze is grietman geweest van 1588 tot 1627.
Het is uit andere bronnen bekend, dat ook reeds voor de stichting van de Dekema-, Cuyck-en Foeytsveencompagnie in de zuid-oosthoek van Friesland op beperkte schaal turf wordt gewonnen. Niet alleen voor eigen gebruik, maar ook al voor de groeiende behoefte in andere delen van Nederland. Dat zal ongetwijfeld ook het geval zijn geweest in of rond Schoteruitburen. Die gedachte heeft historicus Peter Karstkarel stellig de uitspraak in de mond gelegd, dat de ouderdom van de voorloper van Oenemastate wel eens gesteld zou kunnen worden op rond 1530 op basis van bouwkundige kenmerken. Hij suggereert bij die lezing, dat onderzoek van de funderingen van het pand wel eens waardevolle gegevens zouden kunnen opleveren. Onderzoeker drs. G. van Koeveringe komt in zijn proefschrift ‘De Heren en hun Veen’ niet verder dan dat het huis de Moerborch ‘het hooggebouwde huis’ van Dekema is geweest, dat in de jaren zestig van de 16e eeuw wordt vermeld in een brief.
‘Moerborch’ is eerst lange tijd bezit geweest van Dekema. Rond 1571/1572 komt het in handen van de Utrechtse compagniën. In 1586 wordt het overgedragen aan Hendrick van Medemblick. In 1621 wordt als eigenaar genoemd Gerryt van Sickinga, die in 1632 een huis koopt van Jacques Oenema ter plaatse van Voormeer. Oenema krijgt nu ‘Moerborch’ en verkoopt het door aan zijn broer grietman Amelius van Oenema. In 1640 wordt er herbouwd en wijzigt Amelius de naam in ‘Oenemastate’. In 1663 wordt het pand bewoond door het echtpaar Ernst Willem van Haren en Catharina Jacquesdr. van Oenema, die dat jaar de plafondschildering door Matthias van Pelckum laten aanbrengen. In 1708 huwt er een Catharina van Haren Willemsdr. (1687-1771) met Jan Sirtema van Grovestins (1686-1717)
Sindsdien wordt er gesproken van het ‘Grovestinsslot’. De laatste vertegenwoordiger van deze familie Carel Frederic Baron Sirtema van Grovestins, kamerheer in dienst van Zijne Majesteit, verkoopt door bemiddeling van Hendrik Willem Alma, commies ter provinciale griffie van Friesland te Leeuwarden, het ‘Grovestinsslot’ aan jonkheer Daniël Engelen, secretaris van Schoterland. Engelen heeft de koopsom van fl.8000,- tot juli 1832 voorgefinancierd. De notulen van Schoterland maken op 11 juli 1832 melding van de goedkeuring door Provinciale Staten tot de aankoop van Grovestinsslot ten dienste van een grietenijhuis. (SCO 279). Van grietenijhuis wordt het in 1850 gemeentehuis van Schoterland, terwijl in juli 1934 de keuze wordt gemaakt om het ook als gemeentehuis van de nieuwe gemeente Heerenveen in ere te houden. In 1951 wordt door een ruil tussen de gemeente en het rijk Oenemastate rijksgebouw en Crackstate gemeentehuis. Van 1951 tot 1963 heeft het rijk er het kantongerecht faciliteit geboden. In 1963 krijgt het architectenbureau Van Manen en Zwart van de Rijksgebouwendienst opdracht tot verbouw van Oenemastate en in te richten tot kantoor voor de belastingdienst. Op 14 maart 1968 neemt de Inspectie der Belastingen het gebouw daadwerkelijk in gebruik. De eerste paal voor een volkomen nieuw gebouw voor de belastingdienst aan het Stationsplein - op de plaats waar ooit het befaamde hotel Vernimmen heeft gestaan en de bedrijfskledingfabriek van De Zee - wordt geslagen op 25 oktober 1990. Voor Oenemastate breken daarmee minder statige tijden aan. Sinds 1993 is tot drie keer toe de naamgeving van het gebouw onderwerp van nieuwsgaring. Begin oktober 1993 wordt het ‘Stadscafé Oenemastate’ gelanceerd, eind augustus 2002 vinden nieuwe uitbaters dat de state ‘De Heerenkamer’ moet worden genoemd en eind juli 2012 geven weer nieuwe horeca-exploitanten de voorkeur aan grand-café “ ‘t Gerecht”.
2014, juni 22 - wibbo westerdijk - hip-backup