login     icon mail

logo werkgroep oud heerenveen 250

Schoterlandse Kruiskerk
Geschilderd door Durk Piebes Sjollema van 1825 tot 1835
Gezicht op Heerenveen
Geschilderd door Goffe Struiksma in 1951. (Collectie: Museum Heerenveen)
Crackstate en RK kerk
In het centrum van Heerenveen. (Collectie: Museum Heerenveen)

HIP-Time Magazine 105

  Het is zomer 2006. Fotograaf Richard Hoekstra komt van de Badweg tussen Rottum en Oudehaske, slaat bij de brug het fietspad in dat in rechte lijn - van west naar oost - ongeveer twee en een halve kilometer meet en rijdt langs het fietspad met de naam ‘Ketting’ langs deze poldervaart. Het is het verlengde van de verbinding, die via het sluisje de Veenscheiding tussen het plan de Greiden en het plan Nijehaske verbindt met het Nannewijd. Ondanks het dreigende weer en een lekker rugwindje blijkt Richard oog te hebben voor dit bijzondere landschappelijke beeld. Hij stapt van zijn fiets om de camera te richten. Het eindeloze fietspad met de lage waterstand van de linker bermsloot en de hoge waterstand van de Feanskieding, die alle drie hun verdwijnpunt vinden aan de horizon in de voet van een flinke boompartij.  Rechts daarvan zien we het immense complex van serviceflat ‘Heerenhage’ van 10 verdiepingen hoog en iets verder naar het zuiden staan daar de massieve ‘Drie Gebroeders’  (Romsicht, Lânsicht en Heechsicht). Voorts zijn bepalend voor het beeld de twee gigantische hoogspanningsmasten in een spannend lijnenspel, die middels een andersoortige diagonaal het beeld verdelen en meteen ook bepalen.

De vaart maakt een onderdeel uit van de Groote Sint Johannesgaster Veenpolder. In 1854 wordt bij Koninklijk Besluit van 19 augustus 1854, nr. 71 het reglement daarvoor goedgekeurd. De bepoldering van de veenpolder begint in 1856 kort na het moment dat een aantal bestekken worden goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Friesland. Een daarvan betreft het bouwen van o.a. een schutsluis in de Veenscheiding en de bouw van de watermolen “De Veenzigt” in de hoek van de Engelenvaart en de Veenscheiding voor de bemaling van de veenpolderboezem.  Op 11 maart 1856 wordt door Gedeputeerde Staten goedgekeurd het besluit nr. 5 voor de bouw van de deze schutsluis. In 1858 wordt de droogmaking voltooid en in 1860 wordt poldermolen ‘De Veenzigt’ gebouwd. Deze houdt het vol tot het in 1933 wordt afgebroken en vervangen door een gemaaltje. Dit kunstwerk bemaalt de droogmaking van 225 ha op een peil van 1.40 beneden zomerpeil. Taconis laat ons in 1968 in een L.C. artikel  weten “Naar Nannewijd: één van Frieslands mooiste meertjes”, dat ‘It Ketling’ een watertol zou zijn geweest met een in de vaarweg gespannen ketting, die slechts zo nu en dan werd bediend.

De ouderdom van de ‘vaarweg’ van Heerenveen in de richting van het Tjeukemeer vindt zijn begin in een verzoek van de Heerenveense advocaat Johannes Munniks. Namens vele invloedrijke burgers in de Vlekke Heerenveen worden de Staten van Friesland gevraagd om een octrooi te verlenen tot het graven van een vaart tussen Heerenveen en het Tjeukemeer met het recht van tolheffing. Drs. Gerrit Kramer dateert dat verzoek op 26 februari 1767. De resolutie laat nog wel enige tijd op zich wachten, want pas op 17 maart 1769 krijgen Jhr. Jan Poppe Andreae van Canter ‘cum sociis’ dat octrooi. Die ‘cum sociis’ aanduiding geldt een consortium van personen die ‘met het veen’ hun geld verdienen. Dat zijn Arjen Buwalda, Nanne Dirks Drijfhout, Jan Poppe Andreae van Canter, Sybren Stapert, Sjoerd Stapert, Cornelis Witteveen en Frederik Witteveen. Het drietal - Buwalda en de beide Staperts - is ‘besibbet’, in die zin dat Buwalda met zus Janke Stapert is getrouwd, en ze komen alle drie uit De Lemmer.

De heren besluiten de ‘veenscheiding’ tussen Haskerland en Schoterland, welke naar alle waarschijnlijkheid niet eens bevaarbaar was en niet meer dan een slootje of brede greppel, te verbreden en verdiepen en dan langs de grens van de beide grietenijen. Pas veel later krijgt dit watertje de naam  “Veenscheiding”. Overigens zal de functie geweest zijn: het ontsluiten van de veenderijen onder Oudehaske en Rottum, en de afvoer van water uit die veengebieden. Met turfpramen moet een geringe diepgang voldoende zijn geweest om zelfs de afvoer van turf naar andere streken mogelijk te maken. We mogen aannemen, dat de eerste bestemming Lemmer zal zijn geweest en door overladen op Zuiderzee bestendige schepen het westen des lands heeft bereikt om tegen goed geld op de markt te zijn gebracht.

Vaststaat dat Richard de dreiging van het weer niet heeft weerstaan, hij zal weer zijn opgestapt na zijn geslaagde oponthoud om zo snel mogelijk over het ‘heechhout’ naar de Vogelzangweg te komen en vervolgens langs het deel wat parallel loopt met de Engelenvaart de Binnenweg te bereiken. Daar linksaf te slaan en via de Rottumerbrug de Rottumerweg te vervolgen naar de kruising met de Burgemeester Falkenaweg.

Misschien heeft hij de omstandigheden goed ingeschat - de bui trekt weg - en kiest hij voor de route langs het sluisje om vervolgens de linkse bocht te maken op het fietspad - ‘Ketting’- langs het Heerenveenster Kanaal te gaan.

Daar stapt hij nog even af en heeft een prachtig gezicht op dat vermaarde sluisje met de woning van de sluiswachter.

Weer opgestapt vervolgt hij zijn weg met de bedoeling bij de Haskerbrug in de Jousterweg te komen om daarna door het plan Nijehaske naar huis te peddelen.

Noot: De afbeelding van het sluisje is afkomstig uit de collectie van de gemeente Heerenveen, waar het is te vinden op het oud-archief onder codenummer A-VI-5-15-foto 2.

 

 

Onze sponsors: