Cat. Foto's met een verhaal
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 99

De Kolk en omgeving 1976
Ze heeft het getroffen bij het maken van deze foto in 1976 vanuit het raam van één van die prachtige dakkapellen van de zolderverdieping van het bakkerijcomplex op de hoek van de Vleesmarkt. Zij legt de geheel gerenoveerde, vernieuwde en gerestaureerde sluisklok met de nagelnieuw geplaveide Lindegracht en van Harenspad vast, inclusief de frisgroene nog jonge boompjes langs de beide kademuren en de weerspiegeling daarvan in het ‘blakstille wetter’ van de Kolk. Zij heeft zelfs de voorgevel van Oenemastate op het beeld kunnen vastleggen, met het inmiddels immense voorplein. Jammer genoeg ten koste van de afbraak van het oude postkantoor, maar gelukkig nog voor de huidige nieuwbouw van projectontwikkelaar Dijkoma-beheer op die plek (1978). Zij is een kind van deze tijd en kijkt niet vreemd op van de geluifelde panden van de Lindegracht en het file-geparkeerde autoblik langs de kademuur tussen de in slagorde geplante bomen. Zij vereeuwigt de op de voorgrond duidelijk zichtbare vervanger van de hoofdbrug - de overkluizing, met als blikvanger het prachtige bronzen meisjesbeeld ‘Ús Famke’ van beeldhouwster Eja Siepman-van den Berg. De latere, jeugdige fotografe heeft in 1974 ongetwijfeld gezien, dat het meisje daar op haar sokkel is geplaatst en de brommerjeugd er zich kennelijk op hun gemak voelt. Dit potentiële hangplekje wordt van de Kolk afgeschermd door een degelijk hekwerk, welke in latere jaren weer is weggehaald. Net als dat verkeersbord, waarbij de Lindegracht is bestemd voor uitsluitend voetgangers. Nu staat er het bekende bord met de rode rand voor ‘verboden in te rijden’, met de uitzondering voor de fietsers.
De vraag brandt inmiddels stellig bij de lezers van deze tekst: W I E IS Z I J ? Wie is onze fotografe ? Wij stellen haar aan U voor met de tekst, welke zij richt aan de website van de Werkgroep Oud Heerenveen, samen met nog een tweetal opnamen van andere locaties. Er spreekt duidelijk enige trots uit !
Citaat: “ Deze foto is gemaakt vanuit het dakraam voorheen Bakkerij Jelle Wijnja Vleesmarkt 1a. Ik heb hem zelf gemaakt, ik denk in 1976 met mijn 1e fototoestel, hij is toch wel erg mooi. Uiteraard mag hij gepubliceerd worden.”
Ongetwijfeld gaat er nu bij een aantal Heerenveners een lampje van veronderstelling knipperen. Bespaar U de moeite van al te veel gokjes. Kortom: we hebben deze foto te danken aan Thea Wijnja.
Zij levert ons meteen ook een klein stukje bedrijfsgeschiedenis van vader bakker Jelle Wijnja door een foto mee te sturen van de Molenstraat 16, waar haar ouders in 1959 een bakkersbedrijf zijn begonnen. Door dit pand over te nemen besparen ze zich de investering van een oven, want talloze jaren daarvoor zijn vader en zoon Sjoerd Krikke daar als bakker aktief geweest. Het adresboek van 1934 heeft Krikke al geregistreerd als de Molenstraat nog Molensteeg wordt genoemd. In dat jaar wordt hij bakker genoemd. De adresboeken van 1922 en 1927 geeft als adres Feitsbuurt en het huisnummer 615. Beide keren met Sjoerd Krikke als gebruiker; in 1922 als ‘los werkman’ en in 1927 als ‘bakker’. Het kohier van de Personele Omslag van 1921 vermeldt ook de naam van Krikke en als bijzonderheid, dat hij voor een inkomen van fl.100,- wordt aangeslagen en een belastingbedrag van fl.4,65. Dan is het huisnummer voor het eerst 615.
De wijziging van Feitsbuurt naar Molensteeg is in 1931 gemaakt en tegelijk heeft de gemeenteraad besloten elke straat of steeg zijn eigen huisnummers te geven. Daarvoor heeft Heerenveen onafhankelijk van de straatnaam een volledig doorlopende nummering gekend, die bij iedere tienjaarlijkse volkstelling werd ‘geüpdatet’ door de tussenliggende, nieuwe gebouwde woningen in te passen. Sjoerd Krikke maakt al als eigenaar gebruik van deze woning, sinds hij het pand rond 1919 heeft gekocht van timmerman Meint Zuidersma. Bij die gelegenheid blijkt dat huis het nummer 598 voert, o.a. in de Kohieren van de Personele Omslag van 1919 en 1920. In de leggers van het kadaster staat Sjoerd Krikke Jzn. na zijn aankoop te boek als ‘opperman’. Later blijkt hij de switch te hebben gemaakt naar het bakkersvak.
De gezinskaart van Sjoerd Krikke laat ons weten, dat hij eigenlijk Sjoerd Krikke senior moet worden genoemd, want hij heeft sinds 1912 een zoon met de naam Sjoerd. Wanneer Sjoerd senior op dinsdag 26 september 1939 verhuist naar de Nieuwburen nr. 18, volgt Sjoerd junior hem op in het bedrijf aan de Molenwijk 16. Junior staat dan nog in ondertrouw, maar de volgende dag stapt Sjoerd junior in het huwelijksbootje te Leeuwarden met mej. K. Faber.
Zeer vermakelijk is een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 5 januari 1940, wanneer je de volgende tekst leest: “Gevraagd op 12 Mei a.s. een Bakkersknecht voor gemengd bedrijf. Krikke’s Bakkerij, Molensteen 16, Heerenveen.” Inderdaad, het adres is verhaspeld ! We mogen hopen, dat hen dit niet om de nek is gaan hangen. Het lijkt er niet op, want met een zekere regelmaat zoekt Sjoerd junior de advertentiekolommen van de Hepkemakrant en na de oorlog de Heerenveense Koerier: voor nieuwjaarswens, voor vakantie-aankondiging, voor oudejaars-oliebollen, voor sinterklaas-taai, en uiteraard personeel: knechten, meisje voor huishouding en winkel. Verder bevestigen de adresboeken van 1949 en 1954 het bestaan van de bakkerij van Sjoerd Krikke. Zoals eerder gezegd eindigt de Krikke-periode in 1959 en volgens de woningkaart op 12 oktober 1959 en begint de Wijnja-tijd een dag later! In dit pand dus !
Om terug te komen op Jelle Wijnja; deze gaat na ruim twaalf jaar in de Molensteeg te hebben gebakken zich sterk verbeteren door naar een lokatie in Heerenveens centrum te verhuizen en zijn bakkerij te vestigen in ‘het’ historische bakkerspand op de Vleesmarkt bij de overkluizing. Hij neemt de ovens over, die namens de Coöperatie zijn bediend door broodbakker P. Kuipers. Jelle Wijnja ziet kans de in verval geraakte kruidenierswinkel annex bakkerij als brood-en banketbakkerij weer tot bloei te brengen. Door zich aan te sluiten bij het gilde van ‘Echte Bakkers’ krijgt het bedrijf een ‘boost’. Later in 1991 participeert het bedrijf in een samenwerkingsverband van verschillende soorten consumenten-topproducten ‘t Verse Haagje, wat een aanwinst voor het centrum van Heerenveen wordt genoemd. Op steenworp afstand van de vroegere bakkerij aan de Molenstraat is bakker Wijnja (Lenes) daar ook bij. Slager van der Meer, Henk Dijkstra en Gerda van Dijk zorgen voor een breed assortiment: brasserie, gebak, brood, fromagerie, pasta’s, jam, chocolaterie, vleesprodukten, nasi, kip en lasagne worden genoemd als trekkers. Omstreeks 1999 is het samenwerkingsverband Wijnja-Lenes in een fase gekomen, dat de bedrijfsvoering volledig wordt overgenomen door Piet Lenes, die de ‘Echte Bakker’-status volledig vorm blijft geven.

Het ‘Woon-en winkelhuis Molenstraat 16, Heerenveen (Centrum)’ wordt in de Leeuwarder Courant van 15 mei 1971 te koop gezet door notaris J.F. Oosterwerff te Heerenveen. Hij zal op dinsdag 18 mei 1971 ‘s avonds om 8 uur in hotel-café-restaurant ‘De Koornbeurs’ woning, winkel, erf en grond, groot 2.30 are, provisioneel veilen. Opvallend is het beding, dat in het pand niet meer een bakkersbedrijf mag worden uitgeoefend. Niettemin wordt het geheel ingezet op fl.25.056,-. De finale veiling is veertien dagen later en het is verkocht aan een Turkse familie (volgens Thea), maar het kadaster noemt ons Oeds de Boer, winkelier in Heerenveen-zuid als nieuwe eigenaar.
Merkwaardig is het, dat slechts het Nieuwsblad van het Noorden van 10 juni 1971 ons in kennis brengt met het volgende bericht van de verkoop: “Heerenveen. Ten overstaan van notaris J.F. Oosterwerff werd finaal verkocht een woon-en winkelhuis met grond aan de Molenstraat 16, groot 2.30 are. Koper de heer O. de Boer te Heerenveen voor fl.27.900.” De vraag is dan meteen wanneer zijn er nieuwe bewoners in gekomen ? Die vraag wordt beantwoordt door de woningkaart van de Molenstraat 16. Deze noteert daarvoor als nieuwe bewoners zes personen, die er de 10e en 11e november 1971 worden ingeschreven. Het betreft Osman Ergec, Hayrulla Ipeksoy, Ali Molu, Mehmet Ersoy, Remzi Yigit en Mohamed Belarbi. Dit zestal mag gerust worden beschouwd als ‘pensionbewoners’, die zich destijds in Heerenveen vestigen als gastarbeiders. Oeds de Boer, de eigenaar en pensionhouder, vraagt vrijwel onmiddellijk (op 22 november 1971) een bouwvergunning (nr. 285-71) aan voor de percelen A-4485 en A-4486 voor het maken van een nooduitgang met een brandtrap. Dat is duidelijk bedoeld voor haar functie als pension voor de turkse gastarbeiders, waarvan zich later nog een viertal voor een kamer melden.
2015, januari 10 - wibbo westerdijk - hip-backup, op aangeven van Thea Wijnja
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 65
In de jongere geschiedenis van Heerenveen vervult de nieuwbouwwijk ‘De Greiden’ een pioniersrol. Tot de jaren zestig worden de uitbreidingen van de plaats steeds gepland tussen de Rijksweg 32 en de spoorbaan. Het is het eerste plan, dat wordt ontwikkeld aan de westkant van de spoorbaan. Op 15 augustus 1960 wordt door B. en W. het beginselbesluit genomen om aan de westkant van de spoorlijn voorbereidingen voor een uitbreidingsplan te maken. De sociaal-economisch adviseur Dr. J. Kwantes geeft daarbij de voorkeur aan het gebied Nijehaske, in die jaren Schansterpolder genoemd. Jhr. Ir. J. de Ranitz, ontwikkelingsarchitect van de stad Rotterdam, adviseert om het gebied - begrensd aan de noordzijde door de Veenscheiding, aan de westzijde door de Engelenvaart, aan de zuidzijde door de Rottumerweg en aan de oostzijde door het tracé van de spoorweg - daarvoor aan te wijzen. In de loop van 1962 wordt voor dat gebied het structuurplan vastgesteld, welke op 10 januari 1963 wordt gepresenteerd. In het verlengde van de Jan Gijse Weeninkstraat moet een gelijkvloerse kruising komen, maar de Nederlandse Spoorwegen hebben daarover het laatste woord en moeten nog een besluit nemen. Ir. de Ranitz houdt zich daarmee bezig. De directeur Gemeentewerken ontwerpt een ontwikkelschema, waarin alle fasen van de aanpak worden benoemd. Hij verwacht pas de eerste woningbouw eind 1966 te kunnen realiseren. Een maand later op 11 februari 1963 toont ir. P.C. Groen een voorlopig schetsontwerp van het Bureau Kuiper, de Ranitz, van der Ree en van Tol voor dit gebied met 30% hoogbouw. Ook pleit het bureau voor een toepasselijke werknaam voor het project. Zij stellen voor - op grond van het feit, dat de centrale as van het gebied een houtwal is - het project ‘Wijk de Hout’, de ‘Houtweg’ of ‘Westerhout’ te noemen. De raad van Heerenveen beslist anders, want op 15 augustus 1963 wordt beslist dat het uitbreidingsplan “De Greiden” gaat heten. Begin december 1963 is de directeur Gemeentewerken zover, dat hij B. en W. verzoekt een voorbereidingsbesluit op te stellen en die bij de raad aanhangig te maken. Diezelfde maand geeft hij in een uitgebreide toelichting te kennen, dat over de spoorwegovergangen nog steeds geen standpunt van de N.S. is geformuleerd. Eigenlijk komt er pas in maart 1964 duidelijkheid over de ontsluiting via de J.G. Weeninkstraat. De NS wenst de overgang in de Rottumerweg niet op te geven, maar wil evenmin een gelijkvloerse kruising naar de Greiden. Het wordt een tunnel-met-beperkingen. Het vrachtverkeer zal er niet door kunnen, tenzij ze beneden de maximale hoogte van 3.30 meter blijven.
Ook de Provinciale Planologische Dienst (PPD) zwijgt in 1963 nog in alle talen over de uitbreidingsplannen. Voor verkrijging van de grond moet nog veel gebeuren, waarschijnlijk ook onteigenen want de families Heida laten zich niet gemakkelijk vinden door overleg. Hij herhaalt zijn eerder gedane voorspelling, dat pas eind 1966 van de eerste woningbouw sprake kan zijn. Nog net voor de kerstdagen wordt door B. en W. het uitbreidingsvoornemen vastgesteld en geeft de PPD zijn fiat. (ir. D. Tuinstra).
Bovenstaande telefoto uit het archief van het Museum Willem van Haren nr. 01750 geeft een overzicht van talloze jaren later. De fotograaf heeft positie gekozen op een van de veertien verdiepingen hoge flats, vermoedelijk de flat ‘Lânsicht’. Hij heeft als brandpunt voor zijn beeld de camera gericht op de oksel (de knik) in serviceflat “Heerenhage”. Zelfstandig wonende bemiddelde ouderen zijn de doelgroep, die sinds de naamgeving op 13 maart 1972 de kans krijgen zich in Heerenveen te vestigen. De ruim 200 appartementen blijken zeer in trek ook bij Friezen ‘om útens’. Onderdeel van ‘Heerenhage’ zijn 39 bejaardenwoningen, die in vier woonlagen worden gerealiseerd aan het Kattebos. Het is de bedoeling dat de bewoners zelfstandig blijven en in geval van ‘calamiteiten’ een beroep kunnen doen op de zorg ‘van het grote huis’. Op deze foto ziet U een groot deel van dit complex, welke laag genoeg is om ook het fietspad ‘de Ketting’ langs het Heerenveenster Kanaal in het vizier te krijgen.
Het ontwerp van ‘Heerenhage’ komt uit de koker van het Buro voor Architectuur en Stedebouw Groenewoud en Sipma uit Heerenveen. Bouwbedrijf Kats N.V. wordt de bouw gegund, maar daar is in de gemeenteraad nog wel enige reuring over. Raadslid Boltendal beschrijft dat in zijn boek ‘De Heeren en de anderen’ in hoofdstuk XII met als kop ‘Hier komt een boom en daarmee basta’. Overigens gaan ook de financiële verwikkelingen een flinke rol spelen in de regionale pers. Het aanvankelijke geplande miljoen wordt door allerlei ingrepen met ruim 50 procent overschreden. De plannen worden uitgevoerd en op 28 september 1972 kan de Leeuwarder Courant de Heerenveense bevolking laten weten, dat per 1 november tot directrice van serviceflat ‘Heerenhage’ is benoemd mejuffrouw A. Zuidema, 38 jaar oud en afkomstig uit Leeuwarden.
Ongeveer gelijktijdig verrijzen aan de toegangsweg “De Oude Veenscheiding” de drie torenflats van 14 verdiepingen, die in de volksmond ‘de drie gebroeders’ en in de pers de drie hoogste woongebouwen in Friesland worden genoemd. De Bouwvereniging Heerenveen afficheert voor een woning met 3 slaapkamers, incl. centrale verwarming, warm en koud water, enz. een huurprijs van fl.341,- per maand. Drie andere typen moeten opbrengen o.a. fl.335,- (1 slaapkamer, 2 grotere woonkamers met vouwwand`), fl.316,- (2 slaapkamers) en fl.276,- (1 slaapkamer) per maand. Omstreeks mei 1971 verwacht men de eerste woningen te kunnen opleveren.
Van de te verwachten jonge gezinnen in deze nieuwe wijk zal ook de vraag naar lager onderwijs uitgaan. Op deze foto is van een daarvan het platte dak (in modules) te zien aan de Zwette. De school krijgt de naam van de naoorlogse waarnemend burgemeester én latere P.v.d.A.-wethouder onder burgemeester G.H. Kuperus: Ekke de Haan. Dat is in juni 1974, maar de school is september 1973 al met ruim 80 leerlingen van start gegaan. Bij het begin van het schooljaar 1974/75 wordt ook de kleuterschool bemensd en kan onderwijsinspecteur Berend Bijlsma met een secondante gloriëren als Thomasvaer en Pieternel in een openingsceremonie voor de eerste basisschool (kleuter-en lager onderwijs gecombineerd).
In de aflevering van HIP-Time nr. 57 (Watertoren-uitzicht naar de Greiden en plan Nijehaske) hebben we U al eens van een mogelijke verklaring voorzien van het toponiem ‘Kattebosch’. Het moerassige karakter van dat bos is voor de straatnamencommissie de inspiratie geweest voor het gros van de straten op deze overzichtsfoto. De water-en of moerasplanten Blauwgras, Egelskop, Pijlkruid, Ratelaar, Rolklaver en Sterrekroos zijn in 1970 aan een aantal straten in deze sector gegeven. Helemaal linksvooraan zien we van het Blauwgras het meest oostelijke blok en een piepklein stukje straat in de linkerhoek. Nieuwe infrastructurele oplossingen hebben het Blauwgras via een ‘non-auto’-zone in tweeën gekapt. Egelskop en Ratelaar zijn noordelijk daarvan de daaraan parallel lopende straten. De Egelskop loopt haaks uit op de Rolklaver, terwijl de Ratelaar doorloopt tot het Kattebos. De dwarsverbinding tussen Ratelaar en Valeriaan is het Sterrekroos, waaraan een hoefijzervormig straatje is gecreëerd (een hofje) met de naam Pijlkruidhof.
De straat die het serviceflat ‘Heerenhage’ bereikbaar maakt vanaf het Kattebos is voorzien van de straatnaam ‘Tjotter’, een zeilboot met een geringe diepgang, ontleend aan het nautische verleden van Heerenveen. De raad besluit daarover op 13 maart 1972, overigens samen met nog een aantal nieuwe straatnamen.
Voor een goede datering zullen we vele jaren later moeten zijn, gezien de ontwikkeling van de bomen in dit deel van de Greiden. In de periode 1969-1975 is de Engelenvaart in noordelijke richting doorgetrokken en in de periode 1977-1982 is het kanaal uitgediept tot ‘grootscheeps vaarwater’. De gemeentelijke archiefstukken geven ons deze jaartallen als een richtlijn.
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 119
Het familieweekblad ‘Fen Fryske Groun’ is een rijke bron voor verzamelaars van afbeeldingen uit het Fryslan van het tweede kwart van de 20e eeuw. Van 1926 tot en met 1949 zorgt uitgever Piet van de Griendt van drukkerij NDI in Deventer voor een zeer leesbaar tijdschift. Veel later worden diverse foto’s opnieuw gebruikt voor opnieuw een fries tijdschrift, nl. de Friesland Post. Een rubriek met een nostalgisch tintje dus.
In de jaargang van 1931 treffen we in het exemplaar van 16 oktober een foto aan van de Heerenveense Compagnonstraat, met het accent op de noordelijke oostzijde van de - in verbeterde spelling - Compagnonsstraat. De straatnaam komt tot stand na een schriftelijk verzoek daartoe van de Bouwvereniging Heerenveen-Schoterland aan de gemeenteraad van die gemeente. Die brief is van 27 augustus 1921. (SCO 781) In de raadsvergadering van 8 october 1921 besluiten het college van B. en W. en de raad de heren Van Dekema, Cuyck en Foeyts, bekend als de Schoterlandse Compagnons, te eren. De ingang van de straat komt te liggen naast ‘het huis van mr. Tromp’, die op dat ogenblik ‘Het Grote Huys’ bewoont. Mr. Tiete Solke Tromp blijkt president bij de arrondissementsrechtbank te Heerenveen. Na het overlijden op 29 oktober 1915 van mejufvrouw Hobbina Daniëla van Heloma heeft mr. T.S. Tromp het in 1916 kunnen kopen. Hij koopt alleen het huis, terwijl de tuin in het bezit komt van de fa. Jager & Wierda. Zij laten alle bomen kappen en dragen de grond over aan de gemeente Schoterland. Deze laat door de Bouwvereniging Schoterland een uitbreidingsplan ontwerpen voor twee typen arbeiderswoningen, resp. 14 en 21 stuks, welke de raad van de gemeente op 8 december 1920 goedkeurt en tevens besluit daarvoor een straat aan te leggen. Dat alles speelt zich af op het destijdse kadastrale perceel A-2856. Het vertrouwen van de bouwvereniging blijkt groot, de advertentie van het plan staat de 9e december al in het Nieuwsblad van Friesland en in de krant van 28 december zijn de laagste inschrijvers voor de onderdelen al bekend. De architecten A. Baart uit Leeuwarden en C.J. Wierda uit Heerenveen zijn de geestelijke vaders. De firma H. Diepenbroek opteren voor de betonfunderingen; L.A. Bosma uit Katlijk gaat zorgen voor de straat-en rioolwerken; timmerman-aannemer Johannes de Haan gaat de 35 woningen bouwen, die door Bloemhof en Prins uit Scherpenzeel zullen worden afgewerkt met het glas-en verfwerk.
Die prachtige verbindingsmuur met het westelijk daarvan staande pand van Arjen Woltman - identiek aan de muur aan de oostkant - wordt voor de toegang van de straat opgeofferd, terwijl het houten Herenwalsterbruggetje nog in zijn oude gedaante door de op de foto staande automobielen niet mag worden gebruikt. Bovendien ligt er op de kade van het Breedpad nog een ‘oogverblindend’ plantsoentje, die het evenmin aantrekkelijk maakt langs het Breedpad naar de Dracht of het Haringspad te komen. De fase van de aanleg van dit bouwplan is terug te vinden op de eerste luchtfoto van Heerenveen uit 1921, welke staat afgebeeld op blad 14 van het eerste fotoboekje van de Oudheidkamer uit 1978: “Een wandeling door Oud-Heerenveen”. De smalle toegangsweg naar de Compagnonsstraat wordt op deze foto nog bepaald door het pand van Arjen Woltman, waarvan we op onze foto de achterkant kunnen zien. Door de verandering besluit Woltman in maart 1921 nog een verbouwing van het pand te laten uitvoeren met als leidsman architect C.J. Wierda. Er wordt te westen van het bestaande huis een bijgebouw gerealiseerd, waarin een keuken en een bergplaats worden ingericht. Vergunningnr. 1040 geeft het in een blauwdruk duidelijk weer. Pas later is dat huis afgebroken - de woningkaart geeft aan dat dat is gebeurd in 1937. Arjen Woltman heeft het pand verkocht aan de gemeente Heerenveen en verhuist dan naar de Fok.
De gemeente laat dan bij inschrijving het heerenhuis afbreken door de slopers van de firma Huitema & Co. te Heerenveen, voor fl.577,10. Vervolgens wordt de straat verbreed en Jan Comello bouwt op het vrijgekomen perceel in 1938 een nieuw dubbelpand (info woningkaart).
Wat zijn nu de huizen, die vlak achter het Grote Huys zijn gebouwd ? De eerste vier panden behoren niet tot het plan van de ‘Bouwvereniging Heerenveen (Schoterland), welke bij bouwvergunning 1018 en 1019 worden beschreven als 21 type-2 arbeiderswoningen en 14 type-1 arbeiderswoningen. Op één der schetsontwerpen uit 1919-1920 van de heren Baart en Wierda wordt daaraan zelfs toegevoegd: ‘woningcomplex in karakter van Tuindorp te Heerenveen’. Niet alleen aan beide kanten van de Compagnonsstraat staan beide typen elkaar afwisselend ingetekend, maar ook op het eerste stukje van de noord-oostkant van de Van Dekemalaan staan vijf blokjes van twee woningen ingepland. Uiteindelijk is op de plaats van de dwarsgracht van de Molenwijk één dubbelwoonhuis nimmer gerealiseerd.
Eerst dwalen we nog even af naar het ‘notariaat’ van 1916. De 16e juni passeert notaris Lykle Oppedijk een akte van de provisionele en finale toewijzing van vastgoed, waarvan de verkoper is Hobbina Daniëla van Heloma (overl. 29 okt. 1915) en vertegenwoordigd door advocaat Albert Antonius Stheeman te Haarlem. Bij die minuutakte wordt Bernard Woltman te Heerenveen eigenaar van een huis en erf voor fl.9250,-, Wietze Jager en Johannes Wierda te Heerenveen voor fl.9602,- van huis met grond; de Gemeente Schoterland een stuk weiland voor fl.5100,- en nog twee andere kopers voor kleinere kavels.
Twee maanden later op 10 augustus 1916 heeft Bernard Woltman voor het herenhuis met tuin een koper gevonden in de persoon van mr. Tiete Solke Tromp, die bereid is daarvoor fl.10.733,- te betalen. Ook deze akte wordt vastgelegd door notaris Lykle Oppedijk. Uit het kadaster lezen we dat het gaat om 41.23 are: huis, tuin en bergplaats. In het dienstjaar 1918 is er sprake van ‘verkoop door mr. Tromp. Zelf houdt hij voor zijn huis, bergplaats en tuin 9.65 are en de rest, groot 31.58 are verkoopt hij aan de Vennootschap onder de firma Jager en Wierda (firmanten Wietze Jager en Johannes Wierda, automobielhandelaren). Deze breiden daarmee hun bezit uit tot 75.32 are, maar besluiten al spoedig tot splitsing. De belangrijkste beslissing valt uit ten gunste van de Bouwvereniging Heerenveen, die opteerde voor 72.42 are bouwterrein met het kadastrale nummer A-2997. U begrijpt het al: dat wordt het terrein voor de Compagnonsstraatwoningen. De Nationale Bankvereniging aan het Breedpad krijgt er een klein stukje grond bij: 8 centiare, en wat er dan nog over is houdt de firma in eigen bezit.
Enkele jaren later besluit mr. Tromp te verhuizen naar Arnhem. Hij gaat in op de wens van makelaar Jelmer Murks Visser om zijn huis, bergplaats en tuin te verkopen. Visser wil daar een woning bouwen tussen het ‘Grote Huys’ en de Nationale Bankvereniging aan het Breedpad. Jammer genoeg is de transactie Tromp - Visser, door notaris J.L. van der Heij op 25 augustus 1925 zeer summier vastgelegd - in die zin, dat Tromp alleen als verkoper staat vermeld (bron: Tresoar-Alle Friezen) en de naam van Visser daarin niet wordt vermeld. Oud-president van de Rechtbank Heerenveen Mr. T.S. Tromp blijkt de 25e oktober 1925 op 65 jarige leeftijd te zijn overleden te Arnhem, waar hij na de opheffing van de rechtbank te Heerenveen in 1923 naartoe is verhuisd.
De hypotheek, die Jelmer Murks Visser bij de Coöp. Boerenleenbank op 31 oktober 1925 tot schuldenaar maakt en ook door notaris van der Heij is geregistreerd zal daar ongetwijfeld mee te maken hebben. Aangezien er van dat huis door Visser gebouwd geen bouwvergunning is te vinden in het gemeentearchief van Heerenveen zullen we het moeten doen met een bericht - zowel in de Leeuwarder Courant als in het Nieuwsblad van het Noorden. Op 3 juni 1926 valt namelijk de timmerknecht D. Kuipers bij de in aanbouw zijnde woning van de heer Visser in een cementen kelder. Hij wordt met een gebroken been en ernstige hoofdwonden overgebracht naar het ziekenhuis. Het huis van vier lagen (souterrain, eerste etage, tweede etage en zolderetage) is in november 1926 door de familie Visser zelf betrokken. Vervolgens doet Visser het makelaarsberoep alle eer aan door aan Gerard Jan Comello, handelaar in sigaren en tabak, enz. het heerenhuis, dat hij mr. Tromp heeft gekocht, met een perceelgrootte van 3.75 are over te dragen. De 5.90 are tuin van de oorspronkelijke grootte wordt in dezelfde tijd gesplitst in twee erven, wat gerust vertaald mag worden in twee bouwterreinen.
Eén gedeelte met een grootte van 3.18 are wordt in drie delen opgedeeld. Het deel van 1.07 are met het nieuwe kadastrale nummer A-3236 blijft eerst in zijn eigen handen, maar bij bouwvergunning nr. 1949 van 10 juni 1929 realiseert handelsreiziger Th. de Vries uit Nijehaske daar een pakhuis met bovenwoning en laat dat uitvoeren door .....bouwmeester J.M. Visser. (Thans nr. 3) Het tweede gedeelte van 1.06 are wordt eigendom van Fokke Brugge, boekhouder en later handelaar in schoenen, die op het perceel A-3237 een pakhuis met een plat dak op een erf bouwt. Dit gebouw is al tot stand gekomen bij vergunning van 19 december 1927 en ook hier zette aannemer J.M. Visser zijn architecturale handtekening op. (Thans nr. 5). Het derde gedeelte met een grootte van 1.05 are wordt bij bouwvergunning 1760 als eerste gebouwd voor mej. Jantje de Vries, kantoorbediende. We mogen aannemen, dat ook in dit geval als bouwmeester staat vermeld ....J.M. Visser. Met Jantje de Vries’ krijgt haar bezit te maken met kadasternummer A-3238. (Thans huisnr. 7). Overigens zijn alle drie kadastrale nummers A-3236, A-3237 en A-3238 toegekend door het kadaster in het kadastrale dienstjaar 1929. De daarvoor geldende kadastrale nummers, waaruit die drie zijn voortgekomen, blijkt volgens vergunning 1760 en 1773 te zijn A-3179 en volgens vergunning 1949 te zijn A-3178, welke kort daarna door uitbreiding met 80 centiare grond werd gewijzigd in A-3180.
De volgende fase is vast te stellen welke de bewoners zijn geweest van de huizen, die in 1930 de huisnummers 1, 3, 5 en 7 hebben gekregen. Daarvoor doen we in eerste instantie een beroep op de woningkaarten van die vier panden en mogelijk voor de invoering daarvan de adresboeken van 1927 (museum, gemeentearchief) en 1928 (Tresoar). Onder Compagnonsstraat nr. 1a - waarvan op de woningkaart staat dat het in 1936 is gebouwd - wordt per 25 maart 1937 ingeschreven : E.V.J. Vernimmen en gezin, wijnhandelaar, binnen en buitenlandsch gedistilleerd, en M.A. Vernimmen, kantoorbediende bankkantoor. Per diezelfde datum vestigt zich ook als kamerbewoner Hendrik van der Velde, die met de Vernimmens is meegekomen van Nieuwburen 10, net als de kelner Jan van der Meulen. Van der Velde vertrekt op 2 mei 1938 dan naar Dracht 25 en Van der Meulen vindt per 1 november 1938 volledig onderdak in Vernimmen’s hotel aan de Dracht nr. 1. Mej. Gerarda M. van der Werf, onderwijzeres, wordt kamerbewoonster per 1 april 1937, komend van Dracht nr. 83 en verhuist per 12 september 1940 naar Fok 72. De laatste persoon die zich als kamerbewoner voor de oorlog hier vestigt, is analist Bernardus G.D. Dalessi, die van 31 oktober 1938 tot 25 juli 1939 hier nog woont. Daarna zijn de kamers, c.q. bovenverdieping steeds verhuurd geweest voor kortere en langere perioden, zoals b.v. Feitze van der Zwaag (1940-1946); Boele Bregman (1946-1948); Wietze van der Tuin (1946-1948); Alida Zanstra, wed. J.M. Visser (1947-1951); Oege Walstra (1947-1950); Willem Hendrik Bregman (1948-1959); Wietze van der Laan (1951-1954); Tjibbe Borger (1952-1954); Frederik Bosma (1954-1955); Trijntje Kramer (1966-1959) en Wijbren Jaarsma (1955-1974).
Compagnonsstraat nr. 3 en 3a zijn gebouwd in 1929 (woningkaart). De gezinskaart noemt als vestigingsdatum voor Thijmen de Vries, koopman in bakkerswaren, 6 november 1929. Hij komt dan uit Nijehaske en het adres wordt nog genoteerd als ‘Heerenveen nr. 633 c’, welke nauwelijks een jaar later wordt vernummerd naar Compagnonsstraat 3. In 1930 heeft de eigenaar al te maken met een uitbreiding van de woning met een afdakje van gegolfd asbestcement ‘achter de woning van Th. de Vries’ en in 1932 met een nieuwe deur en raamkozijn. Beide zijn geplaatst door timmerman IJ. Drijfhout. In het adresboek 1934 staat Th. de Vries ten onrechte vermeld als bewoner van Compagnonsstraat 5, terwijl deze slechts een bestemming als pakhuis met kamerbewoners boven heeft. Bij de verkoop van de ‘voor enkele jaren gebouwde Burgerhuizing Compagnonsstraat 3’ wordt door Th. de Vries op 12 januari 1938 een nauwkeurige indeling gegeven met beneden: kantoor, magazijn en kelder; op de 1e verdieping: 2 grote kamers-en-suite, kleinkamertje, keuken, groot balkon, overloop met closet. De 2 etage met overloop telt 4 slaapkamers met badkamertje en een ruime zolder daarboven. Het wordt gekocht door Jan K. de Jong, kaaskoopman. Thijmen de Vries verhuist dan per 12 mei 1938 naar de westelijke helft van het nieuw gebouwde dubbelhuis aan het Breedpad 23a, terwijl Jan Comello de oostelijk helft nr. 23 gaat bewonen.
Compagnonsstraat 5 is in 1928 gebouwd (zie tekening) en overtuigend alleen bedoeld als pakhuis met kantoor, maar heeft wel daarboven dus de mogelijkheid van kamerbewoners gekend. Met name in de periode vanaf februari 1965 tot en met 1984/1985 is daar veelvuldig gebruik van gemaakt. Op enig moment heeft het pakhuis ook dienst gedaan als onderkomen van het adviesbureau Weerman. De eerste advertentie van F.J. Weerman staat in de Leeuwarder Courant van 13 januari 1978 en spreekt over administraties en begrotingen voor woning-en utiliteitsbouw, tel 05130-23990. Een latere advertentie belooft als Adviesbureau Weerman tekenwerk en calculaties. (1980)
Aan de basis van de stichting van het huis met de enigszins trapeziumvormige ondergevel middels een speels oplopende steunbeertje (met toegekend nummer 633e en twee jaar later als Compagnonsstraat 7 bekend staand) staat mejuffrouw Jantje de Vries, klerk hypotheken en kadaster. Zij is dochter uit het eerste huwelijk (1892) van Fokje Moed met Hylke Harmens de Vries, die een jaar na Jantje’s geboorte overlijdt. Op 12 december 1924 gaat moeder Fokje Moed op 56 jarige leeftijd een nieuwe verbintenis aan met weduwnaar Hendrik Jelles Nijenhuis, winkelbediende. Deze heeft bijna dertig jaar in Heerenveen-Aengwirden gewoond. Eerst als tuinman en later als winkelbediende in galanterieën.
Bij de beslissing om samen met haar moeder en haar stiefvader een bouwvergunning aan te vragen voor een woning op het kadastrale perceel A-3179 aan de Compagnonsstraat zorgt Jantje, die inmiddels 30 jaar oud is en door haar werk de klappen van de zweep kent (klerk op het kantoor van de hypotheken en het kadaster) voor de formaliteiten. De bouwvergunning nr. 1760 staat op haar naam. Ze heeft het aangevraagd op 9 november 1927 en in de loop van 1928 wordt de bouw voltooid. Daaraan heeft dus bouwmeester Jelmer Murks Visser een wezenlijke en speelse bijdrage geleverd. Bij latere verbouwingen is aanvrager Hendrik Nijenhuis, die o.a. door K. Telgenhof op basis van bouwvergunningnr. 2428 van 27 maart 1932 een lichtkozijn laat plaatsen in de zuidgevel van zijn huis aan de Compagnonsstraat. Hendrik is op 6 mei 1942 op ruim 80 jarige leeftijd “in Jezus ontslapen” als man, vader, behuwdvader, groot-en overgrootvader. (N.v.Frl. 8-5-1942) De Compagnonsstraat 7 is zijn laatste ‘thuis’ geweest. Fokje en Jantje blijven er wonen. Zelfs moeder Fokje wordt in het huis opgebaard op 1 september 1955 en Jantje blijft nog tot 15 juni 1967 de familie vertegenwoordigen op dit adres. De woningkaart laat haar op die datum vertrekken naar Kon. Wilhelminaweg 1, doch haar overlijdensadvertentie meldt dat zij op diezelfde dag - 15 juni 1967 - op 73 jarige leeftijd is overleden. De kortstondige ziekte zal er de oorzaak van zijn geweest, dat ze de 19e op de begraafplaats te Terband ter aarde is besteld. In augustus 1967 is Remmelt Heida van Jubbega-Schurega de volgende bewoner. (Info woningkaart)
Van de afgebeelde arbeiderswoningen van de Bouwvereniging zien we vanaf links het dubbelpand 634 en 635, tevens behorend tot het type-1 woning. Wijkverpleegster P. Sjoerdsma staat in het adresboek 1922 als gebruikster in de noordelijke helft. Zij wordt per october 1925 opgevolgd door gemeenteveldwachter Tjitte van der Horst, die eerder in de Van Cuyckstraat woont en in ieder geval in het adresboek 1934 nog op dit adres in Compagnonsstraat is te vinden. Hij heeft de mutatie naar Compagnonsstraat nr. 9 meegemaakt. Op 6 mei 1937 is het nieuwbouwhuis aan de Leliestraat 2 geschikt voor bewoning en verhuist hij daar naar toe. (Zie HIP-Time Magazine 111, van 12 juli 2015). Per 12 mei 1937 doet Grietje Hospes, wed. van Johann D. Stöver een stapje terug en verhuist van de (Verl.) Dracht 148 naar Compagnonsstraat 9. In 1939 heeft ze een maand of drie een kostgangster uit Amsterdam, nl. Johanna A. Braam, die daarna ook weer naar Amsterdam terugkeert. Per 31 mei 1954 woont de wed. Stöver in de Eeltje Halbertsmastraat nr. 2 en overlijdt in september 1956. In de Compagnonsstraat 9 huist dan vanaf 10 juni 1954 inmiddels Jan Brink.
Pand 635 kent Anthony Reitsma, bouwkundig opzichter en Workumer van geboorte, als eerste gebruiker (adresboek 1922). Hij heeft zich hier op nr. 635 laten inschrijven per november 1921. Tot dan heeft hij (geb. 11 mei 1891) ingewoond bij zijn moeder de wed. Aagje Reitsma-van den Herberg op nr. 673 aan de Van Dekemalaan. De aanleiding om te verhuizen is zijn huwelijk op 24 november 1921 met Anna Plantinga, die assistente in de huishouding van zijn moeder is geweest. Haar zuster Ymkje neemt die taak van Anna over door uit Oranjewoud over te komen. Na ruim 5 jaar op nr. 635 te hebben gewoond besluiten ze met hun - inmiddels - twee jonge kinderen op 14 december 1926 naar Wageningen te gaan.
K. Woudstra, lijnwerker bij N.S. staat in de kolommen van adresboek 1927 en 1928, maar heeft in 1934 als opvolger staan de beroepsloze T. Kleefstra voor Compagnonsstraat 11. In 1938 woont er de kleermaker O. Loopstra.
Het brede pand dat parallel aan de straat en iets terugwijkend van de rooilijn is gesitueerd, bevat drie wooneenheden van het type-2. Voor 1930 blijkt de adressering daarvan nr. 636, nr. 637 en nr. 638. Ook hier een bonte verscheidenheid van bewoners. Pand 636 (na 1930 Compagnonsstraat nr. 13) kent als eerste bewoner de koperslager A. Hofman in adresboek 1922; de manufacturier Joh. Popma als tweede in 1927 en 1928 en de klerk bij het P.E.B. de heer L. Buwalda als derde in 1934 en 1938. Het verloop van pand 637 is in het begin iets groter, want kantoorbediende J. Duursma en de weduwe S. Duursma staan slechts vermeld in 1922; in 1927 is dat de stoffeerder W.J. Ros. De lijst van 1928 biedt plaats aan de wed. C. Nobbe-Zandstra op 637 en in 1934 in de Compagnonsstraat 15 ook nog. In 1938 blijkt zij te zijn opgevolgd door L. van der Sluis, assistent directeur zuivelfabriek. Stabiele menselijke factor in pand 17 (westelijke eenheid) is de familie van de Pol. De weduwe B. van der Pol, zonder beroep, start de bewoning in 1922 en behoort blijkbaar niet meer tot de bewoners. Haar dochter R.M. van der Pol staat in 1927, 1928, 1934 en 1938 als hoofdbewoonster te boek en heeft in 1927 en 1928 inwonend de onderwijzeres mej. J. Bakker. Zelf staat mej. R.M. van der Pol in 1934 en 1938 weer voor de klas als handwerk-onderwijzeres, nadat ze volgens de Leeuwarder Courant van 2 mei 1932 ontslag heeft gekregen van de school te Nijehaske. In 1938 biedt ze tijdelijk onderdak aan boekhouder F. van der Zwaag en M. van der Zwaag, ijzerhandelaar.
Vragen we ons af wat de oorlog ’40-’45 voor invloed heeft gehad op dit stukje bewoning. De adresboeken uit die periode zijn niet verschenen; de persoonskaarten zijn niet openbaar; de media (kranten) wordt zwaar gecensureerd, staan onder controle van de bezetter of trekken zich terug uit het maatschappelijk leven.
De bevolking van Compagnonsstraat 1a bestaat in 1940 in ieder geval nog uit F.C. van der Zwaag, die in een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 11 januari “De eerste Heerenveense Dansschool” onder de aandacht van de lezers brengt. In 1949 is de bevolking volledig vernieuwd met de wed. J. Visser-Zandstra; O. Walstra en W.H. Bregman. Compagnonsstraat 3 blijft het onderkomen van Jan K. de Jong, kaaskoopman, die overigens in de krant van 28 december 1939 naast de kaashandel ook beëdigd makelaar blijkt te zijn. Op 11 juni 1941 laat burgemeester Falkena eveneens in de krant weten, dat Jan de Jong en Klaas de Jong beide zullen worden beëdigd door de kantonrechter voor het taxeren van de ingeleverde metalen op basis van een verordening. Die taxatie mag nimmer meer kosten dan 5 gulden. In 1947 adverteert Jan K. de Jong met de kwalificatie ‘taxateur van roerende en onroerende goederen’.
De Compagnonsstraat nr. 7 biedt aan nog slechts een thuis aan F. Moed, de weduwe van Hendrik Nijenhuis. Hendrik is op 6 mei 1942 op ruim 80 jarige leeftijd “in Jezus ontslapen” als man, vader, behuwdvader, groot-en overgrootvader. (N.v.Frl. 8-5-1942). Mevr. de wed. J.D. Stöver-Hospes op nr. 9 en O. Loopstra op nr. 11 hebben geen redenen gezien te willen verhuizen. Ook op nr. 13 heeft de heer L. Buwalda de oorlog doorstaan en laat zich nu bedrijfsboekhouder van de P.E.B. noemen. L. van der Sluis heeft zijn plek in de huiskamer van nr. 15 ontruimd ten behoeve van chauffeur B. Zeilmaker. En op nr. 17 heeft Rinske Margaretha van der Pol haar 68e levensjaar gehaald. Wanneer zij in maart 1951 als 70 jarige overlijdt, is dat in Bovenknijpe.
Wanneer we nog eens een veelbelovend portret tegenkomen van de westkant van de Compagnonsstraat van een wat oudere datum zou het een uitdaging zijn om ook daaraan eens een aflevering te wijden. Tot nu toe zijn we evenwel een dergelijke prentbriefkaart of foto nog niet op het spoor gekomen.
Tenslotte moeten we U - jeugdige Heerenveners - nog even vertellen, dat het torentje boven het drie-woningen-pand heeft toebehoord aan de Nederlands Hervormde Kerk (Schoterland), welke heeft gestaan in het ‘Amelius van Oenema-park’ en in 1969 is afgebroken.
2015, november 1 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 124

Deze aflevering staat in het teken van een beslist jongere prentbriefkaart. Uiteraard uit de collectie van het Heerenveen Museum. De moeilijkheid van speciaal deze kaart is het gegeven, dat de adreszijde geen enkele aanknopingspunt geeft voor een datering. Geen handschrift, geen postzegel en dus ook geen poststempel. Het enige positieve blijkt dus het opschrift: “Heerenveen, Burg. Falkenaweg”.
We zullen dus eerst de negatieve benadering moeten kiezen en kijken, wat er nog niet op staat. De grootste verandering ten opzichte van de afgebeelde situatie is het pand van de voormalige Citroëngarage. (Lees daarvoor HIP-Time Magazine 122 van 12 december 2015). Dat pand is in het jaar 1985 door architect Pieter Wester (1948) als partner in architectenburo Gjalt de Jong te Drachten ontworpen en omgetoverd van ‘een echte villa’ en door aannemer Frisoplan te Sneek gebouwd en door makelaardij Terpstra te Heerenveen in de markt gezet als ‘stadsvilla’. Dat betekent op de begane grond twee kantoren en daarboven zes exclusieve koopappartementen in drie bouwlagen, waarvan de oplevering eind 1986 in het vooruitzicht wordt gesteld. Lezenswaardig is in dit opzicht een artikel in de Leeuwarder Courant van 4 november 1988 van journalist Symen Kingma, omdat het veel informatie bevat over nieuwe opvattingen over stadsontwikkeling.
De aanwezigheid van de Esso-reclamezuil, samen met de daarbij horende benzinepompen, maken ons dus duidelijk: ‘het dossier 188-3, genaamd Frisoplan BV - bouw van 6 woonappartementen en 2 kantoorruimten aan de Burgemeester Falkenaweg, 1985’ is nog niet in uitvoering. Met andere woorden: de foto dateert van vóór 1985.
Het tweede pand links met puntgevel - van donkere stenen en de witte vlaggenmast - is gebouwd volgens de woningkaart in 1939. Op die kaart staat het pand met huisnr. 36 (en vermoedelijk rond 1960 vernummerd naar nr. 32) geregistreerd, en het is nog een vrijstaand huis. Daarvoor is het de zuidelijke helft geweest van een dubbelpand, behorend tot de Feitshuizen, waar mr. Jacob de Geer, advocaat-procureur tot 21 mei 1938 heeft gewoond. Vervolgens is door eigenaar Andries Gaastra deze helft gesloopt

en voor burgemeester J.J.G.S. Falkena dit nieuwe pand gebouwd. Het pand krijgt opnieuw ook het huisnr. 36 en de heer Falkena trekt er op 17 april 1939 in. De andere helft met alle kenmerken van de Feitshuizen - wordt gerestaureerd en daarna in twee delen verhuurd. Na de renovatie wordt aan de bovenverdieping het nummer 34-boven toegekend (eerste bewoonster - van 28 februari 1939 tot 15 april 1940 - Margreta Gaastra, gescheiden van Fokko B. Aberson) en aan de beneden-etage nummer 34-beneden (eerste bewoner Jan Wignand, van 20 december 1938 tot 14 januari 1956). Na het vertrek van Wignand krijgen boven-en beneden-etage weer een gezamenlijke bestemming. Eerder zijn we steeds uitgegaan van de hernummering naar nr. 28 (boven) en nr. 30 (beneden) omstreeks 1960, maar mogelijk is er zelfs sprake van een eerdere hernummering van het boven beschreven pand. Hoe is het anders te verklaren dat een krantenartikel in de Friese Koerier van 17 augustus 1956 melding maakt van de verhuizing van dameskapster Aly Tamboer van de Dracht 24 (boven de Gruyter) naar ‘het gesloten huis Burgemeester Falkenaweg 28’. Zij mag het laten transformeren tot een smaakvolle, moderne zaak met vier kaptafels, diverse vitrines met producten voor de schoonheidsbehandeling en een met zwart beplakt behang op de schoorsteen met in witte letters ‘een goede dag’ in ongeveer alle wereldtalen. In april 1965 wordt de kapsalon gesloten en stopt ook de berichtgeving over Aly Tamboer in de kranten. Overigens blijkt uit een aantal familieberichten, dat er geen sprake is van toeval bij de vestiging in dit pand. Zij is namelijk gehuwd met bewoner Herman Plantinga, die op de woningkaart staat als hoofdbewoner van 15 augustus 1956 tot 27 januari 1965.
Verwarrend is het in de Friese Koerier van 31 augustus 1965 te moeten lezen, dat op 1 september de “Opening van Hobby-Huis H. v.d. Heide” op de Burg. Falkenaweg 28 zal plaatsvinden “met alles voor de ‘Doe Het Zelver’, terwijl op de openingsdag zelf in een advertentie met exact dezelfde tekst in de Friese Koerier van die dag sprake is van de exploitant “H. v.d. Velde”. Gelukkig weet de woningkaart ons daarover te vertellen, dat per 25 augustus als bewoner van nr. 28 staat vermeld: ‘Haentje van der Velde’. Gedurende ruim twee jaar vinden we vervolgens bijna wekelijks een advertentie in de Friese Koerier met de aanbieding van dit Hobby-Huis van H. van der Velde. Op 11 januari 1968 vertrekt Van der Velde als bewoner uit het pand. Inmiddels zal hij zakelijke onderhandelingen hebben gevoerd voor overname van het bedrijf, want nog dezelfde dag trekt Pieter Timmermans in het pand. Uit een advertentie van de Friese Koerier van 28 juni 1968 wordt namelijk de opening op 29 juni d.a.v. aangekondigd van ‘ons geheel gemoderniseerd en naar de eisen des tijds ingericht HOBBYCENTRUM’. Nauwelijks een jaar later laten de exploitanten (Timmermans heeft inmiddels een zakenpartner gevonden in Holtrop) via de Leeuwarder Courant van 14 juni 1969 weten, dat het winkeloppervlak van het HOBBYCENTRUM is uitgebreid tot 180 vierkante meter. Bovendien afficheren ze zich met de eerste zelfbedieningszaak met een uitgebreid assortiment voor klussen en vrije tijdsbesteding in deze branche in Friesland.
Ook na de opname van de Friese Koerier in de Leeuwarder Courant (1 januari 1970) blijven de exploitanten hun uitbreidende assortiment aanprijzen op de advertentiepagina. De laatste bewoner van pand 32 (eerder al aangeduid) Dicky Bijlsma trekt op 29 november 1971 de deur achter zich dicht. Daarna is Burg. Falkenaweg 32 (beneden) nog als kantoor in gebruik geweest door verzekeringsman De Goede, die op 6 januari 1969 van Fok 5 komt en op 8 november 1971 naar de Sieversstraat 10 verkast.
De aankondigingen van het HOBBYCENTRUM - voor wat betreft de adressering vanaf 3 februari 1972 - wordt uitgebreid tot Burg. Falkenaweg 28-32.
De conclusie moet zijn dat de heren Timmermans en Holtrop de panden 28 (-30) en 32 gaan koppelen om tot een vergroting van de verkoopruimte te kunnen komen. Op 28 april 1972 duikt in de advertenties bovendien de term ‘Hobby en Doe-het-zelf-markt’ op. Datzelfde jaar vinden we ook in een advertentie de aanduiding ‘HUBO Hobbycentrum’, als teken dat zij zich hebben aangesloten bij de HUBO. De ‘Houthandel Utrecht Bedrijven Organisatie’ werkt als leverancier van de producten voor de aangesloten franchisenemers. Een aantal advertenties in 1973 maken zelfs alleen maar gebruik van de term ‘Doe-het-zelf-markt’, maar ook van de adressering ’28-30-32’.
Wanneer de eerste advertentie van de HUBO op 29 november 1973 in de Leeuwarder Courant verschijnt, staan de Friese aangesloten zaken in een door de HUBO geplaatste advertentie en voor de Heerenveense vestiging: adres Falkenaweg 28. Het feit, dat de woningkaart nog steeds voor nr. 28 ook bewoners registreert, betekent denkelijk dat de bovenverdieping zijn woonfunctie heeft behouden, terwijl Timmermans en Holtrop beneden het sterk vergrote ‘HUBO-huis’ exploiteren. In de jaren daarna wordt de formule HUBO zo nu en dan gekoppeld aan het merk WEDEKA. De tachtiger jaren geven de advertenties eveneens regelmatig de namen van Timmermans en Holtrop prijs. Begin jaren negentig wordt niet meer Falkenaweg 28 genoemd, maar nr. 32, terwijl in een advertentie van 2 april 1993 de zaak ‘HUBO-Holtrop BV’ wordt genoemd met een dealerschap voor WEDEKA-producten. De laatste advertentie van HUBO-WEDEKA stamt van 5 oktober 1994.
Voor de jongste geschiedenis van dit complex zullen we moeten aankloppen bij de ‘Woonwinkel It Wenhûs’, welke tot onze spijt op haar website helemaal niets prijsgeeft over haar ontstaan en de bedrijfsgeschiedenis sindsdien.
Het pand nr. 26 (eerder no. 32) ten noorden van de huidige woonwinkel is volgens de woningkaart gebouwd in 1927. Anne de Boer - als depothouder benzinehandel in het adresboek 1934 - moet daar tot eind oktober 1949 hebben gewoond. Vervolgens wonen er Wiebe Tilstra vanaf 9 november en Eitze Halbersma vanaf 11 december 1949. Als Halbersma op 12 december 1952 uit 194 sollicitanten wordt benoemd tot conciërge aan de Ambachtsschool woont zijn voorganger nog in de dienstwoning op het terrein van de school. Per 1 februari 1953 verlaat Halbersma dus no. 32 om te verhuizen naar Falkenaweg 54a (de dienstwoning), waar eerst conciërge G. van Houten en daarna diens opvolger J. Boonstra enkele jaren hebben gewoond. In 1937 is het pand - samen met de cantine van de school aanbesteed - en zal vrij snel ter beschikking zijn gekomen. Het is in ieder geval in 1938 bewoond.
In het pand 26 komen in de periode 1953-1980 ook als bewoners de namen voor van Jan Friso, Sijbrand Nijman, Lucas J. Fransen (bedrijfsleider, directeur bij autobedrijf Jansma & van der Mei), Nelis van der Let en z’n echtgenote, en Jacob Schaap. Omdat de woningkaart niet met beroepen werkt en daarvan geen gezinskaarten beschikbaar zijn valt daarover weinig te melden.
Een bericht in de Heerenveensche Koerier van 11 mei 1950 met als titel: “Heerenveen een nieuwe garage rijker” confronteert ons met de expansiedrift van de commanditaire vennootschap “Het Friesche Automobielbedrijf”. Aan de basis van deze vennootschap staat de heer J. de Boer, die in Joure al twintig jaar een garage heeft geëxploiteerd o.a. als sub-dealer voor Ford, maar ook in Citroëns heeft gehandeld. In 1946 neemt hij de garage over van de fa. Gebrs. Wijma aan het verbrede gedeelte van de Verl. Dracht-oost. De Wijma’s hebben vanaf 1 augustus 1928 bij vergunning nr. 1848 op het zuidelijke deel van de tuin van J. Woltman een moderne autogarage (met dubbele bovenwoning) laten verrijzen van 8 meter diep en 15 meter breed.

De heer J. de Boer en zijn mede-firmant J. van Kampen hebben op het adres Dracht 105-109 niet alleen in hun bedrijf vorm gegeven aan ‘Official Forddealer’ zijn, maar hebben het bedrijf ook opnieuw vorm gegeven (gerestaureerd) om goede service te kunnen bieden, o.a. door luxe autoverhuur en taxidiensten. Op 10 mei 1950 hebben zij daartoe een tweede pand geopend, welke eerder aan de heer Andries Jonkers onderdak heeft geboden aan z’n autobusbedrijf en daarna zelfs nog bij de N.T.M. in gebruik is geweest. Met een ‘kuil’ (doorsmeerstation), showroom en boxenstalling is het F.A.B. (Friesche Automobielbedrijf) volledig bij de tijd, terwijl ook het taxibedrijf hier haar uitvalsbasis heeft gevonden. De opening wordt beschreven als een bijzonder feestelijk gebeuren.
Een anekdotische gebeurtenis zal aan het service-station aan de Burg. Falkenaweg blijven herinneren. Op 16 februari 1951 (H.K.) veroorzaken sneeuwballende schooljongens een ernstig ongeluk. Het slachtoffer een zoon van de strohandelaar Bennen, die zich met zijn arm probeert te beschermen tegen een sneeuwballenregen en daardoor minder op het verkeer let, wordt door een bestelauto aangereden. Hij smakt tegen de grond en wordt met een zware hersenschudding naar het ziekenhuis vervoerd. De school, die het sneeuwballen heeft verboden, weet de hoofdschuldige op te sporen en krijgt een straf opgelegd.
Een klein advertentietje in de Friese Koerier attendeert het Heerenveense publiek nog even op een uitbreiding van de activiteiten op Burg. Falkenaweg 32. Vanaf 30 november 1956 namelijk is dit het adres en het telefoonnummer 2615 om opdrachten voor het taxi-en autoverhuurbedrijf van de C.V. Het Friesche Automobielbedrijf te kunnen plaatsen. Op 29 november 1964 verstrekt B. en W. van Heerenveen op grond van artikel 46 van de ‘Wet Autovervoer personen’ aan de C.V. Friesch Automobielbedrijf een vergunning tot het exploiteren van twee huurauto’s.
In november 1966 bestaat het F.A.B. twintig jaar en is er alle reden om feest te vieren. Het bedrijf doet dat op 16 november met een receptie en een Fordshow. De receptie in restaurant Tropenfauna draait om het echtpaar De Boer, die - na 40 jaar geleden in Joure een garage te zijn gestart en daar ook Ford-sub-dealerschap heeft gehad - in 1946 met de F.A.B. in Heerenveen is begonnen. Op deze feestdag heeft het bedrijf 35 mensen in dienst en is men bezig zich voor te bereiden op een uitbreiding van de locatie aan de Verlengde Dracht in de richting van het Burgemeester Kuperusplein.

Extra glans wordt aan dit jubileum gegeven door een show van alle types Ford, die er op dat moment aan de markt zijn. Ook voor dit gebeuren is Tropenfauna de gastheer. Zelfs het laatste model “de Ford Consul Cortina” zal worden geshowd.
Van de op 29 november 1964 toegestane vergunning voor de twee huurauto’s besluit dezelfde B. en W. deze op 3 juli 1967 over te dragen aan H. Hofma, James Wattlaan 4 te Heerenveen.
Langzamerhand verandert het zakelijk karakter van het F.A.B. De maatschappelijke ontwikkelingen gaan meer in de richting van uitbreiding van de inruilwagensmarkt van gebruikte auto’s met Bovag-garantie. Ook de in 1974 aangetreden nieuwe directeur en enige aandeelhouder Jan Boom, afkomstig uit het Volkswagenconcern, weet die ontwikkeling niet tot staan te brengen. De poging om met een plaats op het industrieterrein Heerenveen-zuid - mede noodzakelijk vanwege de mogelijkheden van showroomgrootte (1300 m2) en parkeerfaciliteiten - kan een maatschappijprobleem niet oplossen. Op de Zilverweg 5 zet het Friesch Automobielbedrijf (Ford) per 1977 haar activiteiten door en komt in 1980 tot de conclusie op basis van een aantal factoren, dat de automarkt snel is verslechterd. Er is een roep om kleinere auto’s met een geringere winstmarge. Geprobeerd wordt nog een lease-constructie om de problemen het hoofd te bieden, maar op de grote hoeveelheid onverkoopbare inruilauto’s wordt teveel verlies geleden. Boom verkoopt zelfs een voorraad van 82 ingeruilde auto’ voor een appel en een ei’ (schijnwaarde) elders in het land en ontziet daarmee de locale markt voor een regelrechte ramp.
Op 27 juni 1980 telt de directeur Jan Boom van de BV. zijn knopen en stapt naar de rechter om het faillissement van zijn bedrijf aan te vragen. De Leeuwarder Courant legt uit dat de sterkvertraagde omloopsnelheid van de tweedehandsauto’s de belangrijkste reden is. Wanneer het gemiddelde renteverlies honderd gulden per maand is, komt de rentabiliteit van het bedrijf in het geding. De zgn. kopersstaking met een verminderde autoafzet van wel 50 procent blijkt desastreus. Zoals meestal zijn ook nu de fiscus en de bank de voornaamste schuldeisers. Het gaat nu nog om 24 man personeel, waarvan 22 kostwinner zijn. Op 2 juli 1980 staat het vonnis van de Arrondissements-Rechtbank te Leeuwarden in de krant, Mr. D. Aten is benoemd tot rechter-commissaris en Mr. A. van der Werf tot curator. De curator mr. Anne van der Werf uit Sneek laat het bedrijf voorlopig nog doordraaien. Gelukkig blijkt een bericht als zouden de ex-werknemers hun salaris niet hebben gekregen onjuist. Zij hebben tot de datum van failliet verklaring van het bedrijf hun centen uitbetaald gekregen en daarna door de bedrijfsvereniging. (L.C. 2-12-1980)
De volgende fase in de afwikkeling van het faillissement is de “Verkoop bij executie”, die zal worden gehouden op vrijdag 10 april 1981 om 10.30 uur aan de Zilverweg 5 te Heerenveen. De gehele bedrijfs-en kantoorinventaris met administratief en bedrijfsmateriaal wordt ten verkoop aangeboden tegen contante betaling en zonder opgeld. De deurwaarder is belast met de executie.
Op 13 maart 1983 laat de Leeuwarder Courant tenslotte weten, dat bij gebrek aan baten het faillissement van het Friesch Automobielbedrijf BV, Zilverweg 5, Heerenveen, is opgeheven.
Op 28 september 1983 blijkt Autobedrijf Van der Brug - met vestigingen ook in Drachten en Oosterwolde - zich te hebben gevestigd op de Zilverweg 5 als dealer van de Duitse autofabrikant V.A.G. (Volkswagen Aktien Gesellschaft) met de merken Audi en Volkswagen. Tegenwoordig heet het bedrijf Autoland van der Brug.
Op onze prentbriefkaart hebben we immers in rood de gebruikte huisnummers geplaatst. Twee daarvan zijn nog niet aan de orde geweest, nl. BF-weg 18 en 16. Huisnummer 18 is gesticht bij bouwvergunning 2145 van 7 augustus 1930 door de heer Fokke Brugge, die als zoon van schoenmaker Lammert Brugge in de Oude Kerkstraat. Als ‘grossier in schoenen’ begint Fokke in 1922 in voorheen “Broekmans Schoenenmagzijn”, Dracht 387 zijn loopbaan. Fokke trouwt kort daarna op 6 april met Catharina Boersma, dochter van de brigadier-rijksveldwacht F. Boersma. Wanneer in juni 1934 het rijk een steunregeling afkondigd, krijgt Heerenveen ook een controleur steunregeling. In het adresboek van 1936 blijkt die functie te zijn toegewezen aan Fokke Brugge. Kennelijk is die functie goed bevallen, want op 18 februari 1938 wordt het winkelpand aan de Dracht nr. 82 (voorheen 387) finaal geveild bij Hotel Groen. De status van Brugge luidt in het adresboek 1938 vervolgens ‘contr. Steunverlening en Werkverschaffing’. Een periode tijdens de jaren 1944 en 1945 treedt hij op als bedrijfsleider c.q. directeur van de Schouwburg.
Nadat Fokke Brugge in mei 1980 is overleden, heeft zijn weduwe er nog een drietal jaren, samen met haar ongehuwde dochter Martha gewoond tot juli 1983. Vervolgens heeft Martha nog talloze jaren het ouderlijk huis in ere gehouden.
Het voorlopig laatste pand noemen wij voor het gemak maar de ‘pianohandel van Oudenalder’ aan de Falkenaweg nr. 16. Wanneer notaris J.J. van der Hey op 17 juni 1930 het woon-en winkelhuis met ruime werkplaats (rijwielherstelplaats), tuin en bouwterrein met een grootte van 8.80 are in twee percelen finaal veilt voor J.J. Veenstra, wordt eerder genoemde Fokke Brugge eigenaar van het bouwterrein van 3.40 are voor fl.2341,-. Het noordelijk ervan staande woon-en winkelhuis met de ruime werkplaats van 5.40 are en het dan gangbare huisnummer 324 gaat over in het bezit van J.J. Bunt. Kort daarna wordt er hernummerd en krijgt het pand als adres Burg. Falkenaweg 16. De nieuwe eigenaar heeft zich uit zijn stoffeerderij op Dracht 42 teruggetrokken en gaat rentenieren. Het adresboek 1934 noemt hem daarom: ‘zonder beroep’.

Maar eerst laat hij bij bouwvergunning nr. 2166 van 5 september 1930 het woonhuis verbouwen tot woning met garage en pakhuis. Dat betekent tevens een vergroting en een volledig nieuw aanzien op het kadastrale perceel Heerenveen A-1598.
Zijn zoon J. Bunt richt zich meer op de ‘Complete Meubilering’ en neemt het bedrijf aan de Dracht over. Senior laat in het Nieuwsblad van Friesland van 6 september 1939 weten, dat hij wegens vertrek naar Leeuwarden bedankt voor alle lidmaatschappen. Daar overlijdt hij tenslotte op 19 maart 1946.
Een verkooptransactie van het huis aan de Falkenaweg hebben we niet kunnen vinden, maar wel een aantekening uit 1942, dat er sinds 25 augustus 1942 Heerenveen een ‘Agent van A.B.D.’ woont op adres Falkenaweg 16. Die afkorting staat voor de ‘Algemene Bevrachtings Dienst’, die in de oorlogsjaren maatregelen op het terrein van b.v. de paardentractie moest regelen. Die functie is dus toevertrouwd aan de heer Ane van Dijk, die bij zijn ondertrouwadvertentie van 7 januari 1942 met Antje Slot als toekomstig adres Falkenaweg 16 laat opnemen. De geraadpleegde woningkaart van dit adres maakt ons tenslotte duidelijk, dat Bunt is uitgeschreven op 23 september 1939. De nieuwe bewoner is Harmen Kremer, die er vanaf 28 november 1939 tot 26 augustus 1940 heeft verbleven en wordt opgevolgd door Yme van Dijk. Deze verhuist op 1 januari 1942 naar de Hoofdstraat (bij de Schans). Ane van Dijk trekt er dan met zijn Antje op 28 januari 1942 in voor een langere periode. Die functie bij de ABD heeft een langere uitloop gehad, want in het adresboek van 1949 wordt A. van Dijk nog aangemerkt als ‘agent bevrachtingsdienst’. Er is evenwel verandering op til voor het pand Falkenaweg 16 ! Hij vertrekt per 3 januari 1950 naar Meppel.
Orgel-, Piano-en Vleugelreparateur M. v.d. Oudenalder heeft zijn oog op het pand laten vallen voor zijn bedrijf. Tot dan heeft hij gewoond aan de Begoniastraat no. 14, doch per 11 januari 1950 is dat geworden Falkenaweg 16. In de loop der jaren ontwikkelt zich het bedrijf tot muziekhandel, mede omdat de volgende generatie zich eveneens in het vak heeft bekwaamd. In december 1988 treffen we een laatste advertentietekst in de Leeuwarder Courant aan bij de promotie voor een concert in de Europalaankerk, waarbij Muziekhandel v.d. Oudenalder als co-sponsor optreedt. In 1991 is de muziekhandel nog een keer in het nieuws, omdat een aantal jeugdige dieven apparatuur uit de winkel in Heerenveen hebben ontvreemd. Die spullen worden uiteindelijk teruggevonden in Oudehaske in een aanhangwagentje. Het juiste jaar van de opheffing van de winkel aan de Falkenaweg hebben we niet kunnen achterhalen.
Met behulp van Google weten we dat in 2015 er twee verschillende bedrijven het adres op hun website hebben staan. Vanaf 2011 is dat o.a. ‘Party Fashion Feestartikelen en Kledingverhuur’ en - onbekend vanaf wanneer en met de vraag of dat wel juist is - het bedrijf ‘Parket Tree’.
2016, januari 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 97

Ten tijde van deze foto (MWvH., no. 01867) heet de straat langs het witte pand met de naam en de affaire van grossier ‘Theodorus Leenes, Chocolade en Suikerwerken’ nog gewoon ‘Haringspad’. Die naam heeft het zeer lang gedragen. Daarvoor is ook wel een verklaring te geven. In de Speciekohieren vinden we namelijk op de Nieuwburen als ‘huisman’ de persoon van Jan Harings, die in ieder geval van 1748 tot en met 1763 daar zijn boerenwerkzaamheden uitoefent. Hij huurt aan het einde van het pad een ‘huys en schuyr’ met ongeveer 10 morgen lant van de eigenaresse de wed. Tjaardt van Heloma. De volksmond zal ongetwijfeld dit toponiem tot stand hebben doen komen met de bekende hardnekkige gevolgen. Zelfs in 1829 wordt in een overeenkomst tot het dempen van de gracht voor het grietenijhuis Oenemastate gesproken over het 'Cingel of Haringspad'. (SCO 1177) Ook de kadastrale minuutplan van 1832 vermeldt nadrukkelijk de naam 'Het Harings Pad' langs 'De Kolk'. Ook eerder al vinden we de naam Haringspad in een journaal van ontvangsten en uitgaven uit 1817 als een timmerman wordt betaald voor zijn werk in 1812 aan het brugje tussen Haringspad en Nieuwburen.
Ab Taconis, onderzoeker van historisch Heerenveen uit de jaren veertig tot en met zestig van de 20e eeuw, vertelt in een artikel over de Franse tijd, dat de manschappen van de Eerste Compagnie moesten samenkomen op het ‘Harenspad’ voor de woning van Kapitein Kratzsch. Deze woont een aantal jaren als officier van justitie op ‘Oenemastate’. Taconis vult dan de tekst tussen haakjes aan met zijn visie, dat de naam ‘Haringspad’ een verbastering is. De weg is volgens hem oorspronkelijk genoemd naar de familie van Haren, die er tot ongeveer 1750 zou hebben gewoond. Dat klopt want Catharina van Haren woont er nog tot 1771 als de ‘wed. Grovestins’.
Taconis maakt in de jaren vijftig deel uit van de Oudheidkamerbestuurders en publicisten over de Heerenveense historie, die gezamenlijk tevens onderdeel zijn van de straatnamencommissie en hun invloed hebben aangewend om de in hun ogen ‘administratieve slordigheid’ ongedaan te maken. De statusbewuste gemeenteraad blijkt daarvoor gevoelig, want op 21 december 1959 besluiten ze tot de wijziging van de straatnaam naar ‘Van Harenspad’. Op 22 november 1978 worden de straten langs Oenemastate en het plein daarvoor, die eerst ook tot het Van Harenspad zijn gerekend, hernoemd. Daarvoor wordt de naam ‘Gemeenteplein’ ingevoerd.
Deze anonieme foto is gemaakt kort na 14 april 1945 na het opblazen van de Garstenbrug - één van de zes bruggen in Heerenveen die dat lot heeft ondergaan - bij het terugtrekken van de Duitse bezetters. Verbazingwekkend dat er nog iemand een fotorolletje in zijn bezit heeft om dit vast te kunnen leggen. Je moet bijna veronderstellen dat het om een beroepsfotograaf gaat. De locatie ligt bovendien verleidelijk dicht bij het woonhuis en atelier van Chris en Philippus Weijer op de hoek Lindegracht-Nieuwstraat. Zullen we het ooit te weten komen ?
Het is geen aangenaam gezicht dat verwrongen ijzer en de beschadigingen aan het metselwerk van de fundering. Toch is er al of weer verkeer over de brug door een dame met de fiets aan de hand en enkele andere passanten.
Op 20 sept. 1945 laat de directeur gemeentewerken aan B. en W. weten, dat de Garstenbrug nog niet is gerepareerd.
Het is wel de bedoeling dat er een noodophaalbruggetje van 1.50 breed wordt gelegd. Een uitgavenlijst in een dossier van oorlogsschade vermeldt een bedrag van fl.220,- voor de firma Theodorus Groothoff & Zn. wegens het stukbranden en opruimen van de Garstenbrug. Op 3 december 1945 wordt de algehele vernieuwing van de brug geraamd op fl.6950,-.
Het is in de Heerenveense infrastructuur een onmisbare verbinding, tot de verkeersintensiteit zodanig is gegroeid dat de scherpe bochten naar en vanaf de brug als te krap worden ervaren. Overigens duurt de reparatie van de Garstenbrug zeer lang. Als reden daarvoor moeten we het gebrek aan materialen vermoeden. Het is anders niet te begrijpen, dat de Heerenveense Koerier op 21 maart 1946 - bijna een vol jaar later - schrijft dat het doorgaande verkeer via het Haringspad richting Gorredijk en Drachten nog steeds gestremd is. Het alternatief via de Oude Koemarkt naar de K.R. Poststraat en de Nieuwstraat en de Heideburen is nog niet ingeslepen. Weliswaar krijgt de gemeente Heerenveen op 27 februari 1946 groen licht van Gedeputeerde Staten voor het herstellen van de beschadigde brug en het raadt dat aan te melden bij de Rijkscommissie voor Advies inzake Bijdragen Wederopbouw Publiekrechtelijke lichamen, Den Haag. Maar ... daarmee ligt er niet onmiddellijk een nieuwe brug !
Tien jaar eerder - begin september 1935 - verovert de Garstenbrug de kolommen van het Nieuwsblad van Friesland met ervaringen, die het gevolg zijn van het plan de scheepvaart in de Compagnonsvaart te verlossen van de steeds terugkerende frustatie van de te hoge sluisdrempel onder haar brug. Bij het eerste bericht zijn er meldingen van archeologische aard als blijkt dat bij het droogvallen van het afgedamde gedeelte naast een tweetal gouden ringen ook verschillende muntvondsten worden gedaan door de werklieden (en clandestien door de omstanders). Er wordt gerept van een zevental munten, waarvan één met de tekst ‘West-Frisiae’ en het jaartal 1721. Verder één bronzen gulden (een zogenaamde ‘Willem’) van 1820, een halve gulden van 1823 en enkele Belgische munten. Enkele dagen later is er ook een munt met het opschrift ‘Stad Utrecht, 1723’ - met op de andere zijde een wapenbeeld - gevonden (vermoedelijk dus een duit).
Vanaf de 16e september 1935 verandert de toon van nieuws. Het waterpeil daalt door de aanvankelijk gebrekkige afdamming zo snel in de Compagnonsvaart, dat de melkvaarders er de nadelige gevolgen van ondervinden. Er is sprake van tegenslag bij de verwijdering van de betonnen sluisdrempel. Wanneer dat uiteindelijk is gelukt en de bodem eronder wordt uitgegraven verliest de onderbouw van de brug zijn steun. Het zware brugdek zorgt voor een dermate verzakking, dat het brugdek aan de noordkant vastgekneld raakt. De brug kan niet meer geopend worden en moet voor het verkeer worden gesloten, met uitzondering van voetgangers en wielrijders.
De omleggingsroute vanuit de Knijpe voert langs de Nieuwstraat en Kerkstraat, maar zoals gebruikelijk in zulk soort situaties trekken sommige autobezitters zich van de bebording niets aan. Zodoende gaat zich een situatie voordoen, dat het verkeer op de Lindegracht door elkaar tegemoetkomende vrachtauto’s muurvast komt te zitten en slechts met grote moeite aan de stagnatie een einde komt.
Maandag 7 oktober 1935 komt het verlossende bericht, dat de drempel met 30 centimeter is verlaagd. Alle andere werkzaamheden voor verbetering van de watervoorziening en dus ten dienste van de scheepvaart van waterschap ‘De Schoterlandsche Compagnonsvaart’ zijn uitgevoerd. De subsidiëring door provincie en de gemeenten Opsterland en Schoterland zijn toereikend. De stremming voor het verkeer wordt woensdag de 9e oktober opgeheven en de brug kan weer worden gebruikt.
Met het grote aantal vaarten en wijken in de gemeente, maar ook in de plaats Heerenveen, zijn de oeververbindingen het onderwerp van voortdurende zorg. De verschillende overheden hebben er regelmatig mee te maken. Het rijk met de Hoofdbrug, de provincie met de provinciale waterwegen en haar bruggen (Heerensloot en haar oeververbindingen), de gemeentelijke overheden met de barten en bruggetjes over verschillende wijken, de waterschappen met sluizen en dergelijke en de huiseigenaren met de bruggetjes over de scheidsloot voor hun huizen (Falkenaweg, Fok).
Kort nadat de Garstenbrug zijn ‘sluisdrempel’ heeft verlaagd kan de gemeente Schoterland na jarenlange voorbereidingen en requesten van bewoners van b.v. Breedpad-Badweg en Nieuwburen, werk gaan maken van de te smalle barten en bruggen over de ‘Kempenaerswijk’ en ‘Koolsingelgracht’. In dit artikel concentreren we ons op de laatste en leggen eerst even uit, dat de wijk die vanuit de Schoterlandsche Compagnonsvaart - op onze foto uiterst links - naar het voormalige terrein van de gasfabriek voert. Door Taconis wordt dit in een historisch artikel de ‘Koolsingelgracht’ genoemd. Die gracht heeft zelfs op de oorspronkelijke, kadastrale minuutkaart uit 1832 een merkwaardig verloop: eerst naar het zuiden (ca. 50 meter), dan naar het oosten (ca. 31 meter) en tenslotte weer naar het zuiden (minstens 130 meter). Het blijkt daarmee een onderdeel te zijn van de grachtengordels, die de ‘voorname’ huizen (Helomahuis, Scheltingahuis, Oenemastate) haar status verschafte. De ‘Koolsingel’ heeft zo rond het jaar 1800 haar begin ten westen van Nieuwburen 12 (het pand van notaris Kool, die later zijn naam nog uitbreidt met de naam van het geslacht van zijn moeder tot ‘Kool van Heerens’) en naar het zuiden als voetpad parallel met de gracht naar het zuiden loopt. Dit ‘singeltje’ krijgt in 1902 door grootgrondbezitter Geert Korf een flinke uitbreiding naar het zuiden tot aan het Oranjewoud met de aanleg van een door snelgroeiende bomen gemarkeerd voetpad, waarvan opnieuw de volksmond de naam heeft bepaald: ‘het Korflaantje’ of ‘Korfsingel’. Het ‘wandellaantje’ voor de gezinsuitstapjes op zondag naar ‘t Woud werkt bij het invallen van de duisternis als een magneet op ontluikende liefdes door haar aantrekkingskracht als het ‘vrijerslaantje’.
De ijzeren brug over de wijk naar de gasfabriek, welke het Haringspad en de Nieuwburen met elkaar verbindt, is een ontwerp van de dienst Gemeentewerken van Heerenveen (dossier 332-3). Deze moderne verkeersverbinding vervangt de dubbele ‘barte’ die een aantal jaren heeft dienst gedaan. Van de 18 inschrijvingen voor het maken en bedrijfsvaardig opstellen van 2 (twee) ijzeren ophaalbruggen wordt de opdracht gegund aan de Constructie-werkplaats en Machinefabriek N.V. R. Bosman te Rotterdam. Heerenveens constructiebedrijf van Th. Groothoff en zn. is met een begroting van fl.8668,- ruim verslagen door de inschrijvingsprijs van fl.7656,-. De tweede brug betreft de brug over de Kempenaerswyk in het Breedpad. Aanbesteding voor beide bruggen vindt plaats op 29 october 1937. Heerenveens aannemer R. van Dijk, zelf wonend op de Nieuwburen 10, heeft zowel voor de onderbouw van de twee bruggen, als de walmuur, trottoir en bestrating getekend. De gunning daarvan is gedateerd 18 november 1937. Op 15 maart 1938 dient aannemer van Dijk een eis tot schadevergoeding in, omdat aan de strekdam bij het werk op de Nieuwburen door een aantal jongens schade is toegebracht. B. en W. wijzen de claim van fl.45,- af, omdat de gemeente daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld. Eenvoudige bedrijfsrisico derhalve !
De levensduur van deze brug blijft beperkt tot 18 jaar, want in 1955 wordt de Van Kleffenslaan aangelegd en de brug wordt gedemonteerd. De ‘Koolsingelgracht’ wordt gedempt, de Garstenbrug wordt verlegd in het verlengde van de Nieuwstraat en de Van Kleffenslaan. Er sneuvelen daarvoor enkele huizen aan het begin van de Nieuwburen (nrs. 2 en 4 in ieder geval). De Nieuwstraat heeft dan al een verbinding met de K.R. Poststraat.
Aan het huisje van mw. Van der Klok, aan het doktershuis en aan Watertoren en Postkantoor hebben we al eens aandacht besteed. De geschiedenis van het Leenes-pand geeft aanleiding tot het noemen van de laatste publicatie op het gebied van ‘Monumenten in Nederland. Friesland.‘ bij Waanders Uitgevers, Zwolle, 2000.
Met stelligheid - doch helaas zonder bronvermelding, tenzij U de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist als zodanig beschouwd - stellen de auteurs Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester en Yme Kuiper, dat van Harenspad 50 moet worden beschouwd als ‘het voorm. Dekemahuis’. Bouwkundig wordt nog vermeld een ‘hoog omlopend schilddak’ en ‘het deels onderkelderde huis met een mogelijk laat 17de eeuwse kern’. De ‘omlijste ingang’ stamt uit de eerste helft van de 19e eeuw. En het is rond 1907 verbouwd. Het is U bekend, dat het sinds 1981 onderdak biedt aan museum Willem van Haren.
De stelligheid van historisch onderzoeker Barteld de Vries in “De geschiedenis van het museumgebouw aan het Van Harenspad 50 in Heerenveen” is daarentegen wel onderbouwd. Bij de verkoop van ‘Moerborch’ (voorloper van Oenemastate) in 1612 wordt Brecht Claesdochter, weduwe van Tjaerdt Gaeles - stamvader van de familie van Heloma -, als eigenaresse genoemd van het terrein ten oosten van de ‘borch’. Zij heeft het terrein tussen 1586 en 1612 in bezit gekregen, volgens een stuk uit een ‘Proclamatieboek’ (oud inv. nr. Q-2) van het Rechterlijk archief van de gemeente Schoterland. (nieuw: Tresoar, Toegang 13.65, 1601-1608). Van dat jaar 1586 - als ‘Moerborch’ wordt genoemd - is het niet duidelijk of de oostelijk daarvan gelegen eigendommen van de Cuyck-en Foeytscompagnie én Dekema, toen al bebouwd waren. (Inventaris D.C.F., nr. 1499) Deze wetenschap zal andere onderzoekers tot de conclusie hebben gebracht te stellen, dat ‘vermoedelijk’of ‘waarschijnlijk’ het zogenaamde ‘Dekemahuis’ er reeds vóór 1586 al is gesticht. Niet Pieter maar zijn zoon Rienck van Dekema zou er in dat geval hebben geresideerd.
De zekerheid van 1612 én het bezit van Brecht Claesdochter, wed. van Heloma doet de gidsengroep van de Stichting Historie Heerenveenin hun rondleiding bij voorkeur de nadruk leggen op het benoemen van het huis tot ‘Helomahuis’.
2014, december 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 29

Breedpad, panorama omstreeks 1910
In alle fotocollecties over Heerenveen neemt dit “Panorama ‘Breedpad’ Heerenveen” - een uitgave van de Gebr. Brouwer - een belangrijke plaats in. De exemplaren in het fotoarchief van het museum Willem van Haren zijn allen ongestempeld en vanwege de briefkaartindeling aan de adreszijde duidelijk ná 1905 geproduceerd.
In mei van dat jaar 1905 vestigen twee broers Brouwer zich op het laatste deel van het Breedpad (ook vaak Konijnenpolle genoemd) aan de Veenscheiding, waar ettelijke jaren later winkelier Fré de Jong zijn nering heeft gehad. Zij schaffen zich een handpersje aan en beginnen een drukkerijtje. Oudste broer Gerrit is vanwege zijn gezondheid al een aantal jaren bij de weg als verkoper van prentbriefkaarten. Samen met zijn jongere broer Gerben gaan ze zelf kaarten drukken. In 1908 verruilen ze het pand aan het Breedpad voor een locatie op de Dracht-oost (nr. 262). Gerben noemt zich dan boekhandelaar, verhuist in 1909 naar Rottum wegens zijn huwelijk met Jantje Hendriks Snijder, weduwe van Hoppe Ebert en wordt meteen stiefvader van drie kinderen Ebert (Wietske, Hendrik en Kornelia). In december 1909 wordt zoon Jelke Brouwer in Rottum geboren.
Ten aanzien van de datering van de afbeelding kunnen we deze keer niet terugvallen op het postzegelstempel of een tekstdatering van een afzender. De twee museumexemplaren zijn wel ge’oormerkt’ met een datering in handschrift, maar ‘± 1908’ en ‘ca. 1914’ dragen beide het kenmerk van de natte vinger. De eerste datum lijkt te vroeg, gezien het bovenstaande ontstaansverhaal van de uitgevers. De tweede datum valt nog niet te ondersteunen met objectieve gegevens. Het kenmerk E.& B. - wat volgens prentbriefkaarten kenners betekent ‘Ebert & Brouwer’ wijst op een nog later tijdstip.
Chapeau voor de fotograaf van dit tafereel als we ons realiseren welke balanceerkunsten hij heeft moeten maken om een standpunt te vinden op dat eerste stukje Breedpad om zelfs de bovenkant van een aantal dakkapellen op de gevoelige plaat te krijgen. De veronderstelling dat hij op het dak van het Hotel Groen moet hebben gestaan, kunnen we op basis van een kaartplattegrond van 1913 naar het rijk der fabelen verwijzen. Practisch de enige optie is een levensgevaarlijke manoeuvre uit één van de dakkapelramen van Hotel Transvaal op de hoek van de Dracht of bovenop een dakkapel van datzelfde etablissement.
Laten we nu eens afdalen naar de bouwkundige details. Het dak links op de foto met de twee kleuren dakpannen en de dakkapel is te danken aan de bouwvergunning nr. 163, welke Lucas Prinsen op 3 augustus 1905 door B. en W. van Schoterland werd verleend voor de ‘oprichting café’ met grote bovenzaal. Feitelijk is deze herbouw de vervanger voor de tuitgevel met achteroverhellende schoorsteen op enkele oudere foto’s. De aannemers G. Bosma en L. van der Meulen, beide uit Heerenveen, slagen er in voor fl.4679,- een tamelijk harmonieus gebouw te creëren, welke op 4 februari 1906 wordt ingewijd met een avond Fryske Winterjounenocht van Krips en Molenaar met pianobegeleiding van Venema.
Dichterbij het fototoestel is de uitbouw aan de gevel van meubelmagazijn Witteveen of zijn opvolger slager Nauta waar te nemen. Aan het pand is pas in 1927 weer iets ingrijpends veranderd.
De Spandawbrug over de Molenwijk is nog van een degelijke houten constructie, waaraan de laatste herstellingen in 1894 door aannemer Murk Jelmers Visser zijn gedaan. De naam van het ‘Valbrugje op ‘t noordend’ van de Molenwijk in de 18e eeuw wordt in de Franse tijd de naam ‘Semlersbrugje’ (naar maire Semler, die dan woont op het Grote Huijs en eigenaar is van het bruggetje) en krijgt de naam ‘Spandawbrug’ (naar de graankoopmansfamilie Spandaw in het eerste huis ná de brug, welke familie er practisch de gehele 19e eeuw heeft gewoond).
Onze aandacht nu richtend op de Herenwalsterbrug komen we tot de conclusie dat de Breedpadkade wel een ander verloop heeft gehad. Het gedeelte langs het water wordt op deze dag ingenomen door verschillende personen en goederen o.a. balen, welke ogenschijnlijk zijn aangevoerd door een fors beurtschip. Daarachter ligt - zo te zien - nog een kleiner exemplaar. Jammer dat we de kennis niet hebben om die scheepstypen correct te kunnen benoemen. Op de voorgrond zien we de voorsteven van een stoomboot, waar het bovenste topje van de schoorsteenpijp nog net zichtbaar is op de voorgrond. Het voordek is ingericht voor het vervoer van ‘kleinvee’ en de schrijver, die deze foto in de rubriek “Heerenveen uit vroeger dagen” van tekst heeft voorzien, ziet enige hokken met nuchtere kalveren. Zou het dan toch marktdag zijn in Heerenveen ? Of liggen ze te wachten op de afvaart naar de Leeuwarder veemarkt ? Een vergelijkbare foto vertelt ons, dat dit de motorstoomboot “De Eendracht” is van Wouter Drijfhout. Wanneer dat inderdaad het geval is dan is het gebouwd in 1868 en in 1884 uit Sneek naar Heerenveen verkocht. In 1952 werd het uit de goederenvaart teruggetrokken en ingericht als toeristenschip. Als we kunnen aannemen dat dit de ‘Eendracht IV’ is geweest, dan geven twee repertoires (247 en 257) van notaris jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma ons stevige informatie over de finale verkoop op 16 december 1911 aan Sies van der Zee te Leeuwarden en Lourens Schokker te Drachten, die de boot kopen van Tjeerd de Jong te Heerenveen en Wouter Drijfhout te Nijehaske. Het verkoopbedrag is fl.3300,-. Voorzichtige conclusie ten aanzien van de datering is in dit geval dus, dat de foto van vóór 1912 zou kunnen zijn, tenzij de nieuwe eigenaren ook de rechten van de aanlegplaats aan de kade hebben kunnen verwerven. Eerder genoemde tekstschrijver van de rubriek “Heerenveen uit vroeger dagen” noemt dit de stoomboot van de Gebrs. de Jong (Heerenveen-Sneek). Dat moet dan betekenen, dat de boot ‘De Drie Gemeenten’ heet. Wie heeft de wijsheid over dit boeiende conflict in de interpretatie van de gegevens ?
Laten we ons nog even bezighouden met andere dateerbare objecten op de foto. Allereerst ‘it lytse húske’ - de woning van de brugwachter op de Heerenwal tegen de Veenscheiding aan. Op foto’s van vóór 1905 is het beeld van de aanbouw slechts een ‘hokkerig’ geheel, waaruit de schrijver van de tekst uit het boek over de Heerenwal de conclusie heeft getrokken dat het tussen 1905 en 1910 in deze ‘charmante’ vorm is gegoten. Wanneer het huisje uitsluitend ten gerieve van schoenmaker-brêgewipper Gjalt Keimpema is gebouwd, dan valt een datering van kort voor 1914 niet uit te sluiten. Keimpema zou in 1914 een dienstverband met de eigenaar van de brug Engelen hebben gesloten. Voordien heeft Willem de Ruiter die functie uitgeoefend in combinatie met het barbierschap. In het jaarverslag 1910 van de gezelligheidsvereniging ‘De Vriendenkring’ van Heerenwal en Schans vertelt secretaris K.J. Woudstra namelijk over de boottocht van 20 juli 1910. Hij maakt melding van de 2 centen wipgeld, die brugwachter Willem de Ruiter van elke doorvarende schipper vordert. Er moet zelfs aan de Heerenwalzijde een bord hebben gestaan met zwarte letters en de dreigende verbodstekst:
“ 't Is de schippers verboden om zelf te wippen”.
Nog niet helemaal duidelijk is wanneer voor het eerst het brugwachtershok aan de westzijde van de brug op het Breedpad is neergezet.
Veel uitgesprokener kunnen we daarentegen zijn over de aanleg van het op de foto pregnant in beeld gebrachte plantsoentje. Op 12 januari 1906 meldt de Hepkemakrant met trots, dat de “ruimte voor het huis van mej. van Heloma aan het Breedpad, veeltijds een modderpoel, van gemeentewege is herschapen in een net (‘Roodbaardachtig’, Wd.) plantsoentje.” De Vereniging van Handelaren dient op 7 april 1920 al een adres in bij het gemeentebestuur van Schoterland om het plantsoentje voor de woning van mr. T.S. Tromp (het Grote Huys) weg te halen ten dienste van het laden en lossen. Op 12 april 1921 wordt een voorstel van B. en W. - om dat niet te doen wegens de toeneming van de verkeersonveiligheid en de hoge kosten van de bestrating - aangehouden. Zeker is dat luchtfoto Aerocarta nr. 7140 uit 1931 nog slechts een ‘verkeersdruppel’ laat zien.
Sterk punt van deze foto is ook, dat het ons opnieuw een prachtige blik gunt op de Veenscheiding met kade-aktiviteit bij een afgemeerd schip. Het rechts naast de mast zichtbare gebouw geeft een glimp van het pakhuis van ijzerhandel Pothaar, later dus het ‘Zuurkoolpakhuis’. Bijzonder is ook de weggedraaide spoorbrug ter wille van de doorvaart van één of meer schepen. Tenslotte steekt boven de horizon aan de noordkant van de Veenscheiding de poldermolen “De Vooruitgang” haar wieken trots in de lucht.
Door de schrijvers van het boekje “Herinneringen aan het familie-en buitenleven van Aleida Houwink en Robert van Hasselt.” van J. Frieswijk en Y. Kuiper, 2008, die deze foto als illustratie gebruikten, weten we dat zij een deel van haar jeugd als dochter van de huisarts Roelof Houwink in het eerste huis aan de Heerenwal heeft gewoond.
De laatste ontdekking op het grote huis aan de Heerenwal betreft de witte balk boven de deur naar de bovenverdieping en de twee ramen links in de benedengevel. Die is op een ingekleurde prentbriefkaart van het eerste deel van de Heerenwal zeer goed te zien en draagt als tekst: ‘A. Bloembergen & Zonen’s Bank’. De Leeuwarder Courant van 30 september 1907 geeft ons de sleutel tot het nauwer maken van de dateringsperiode met het volgende bericht: “A. Bloembergen & Zonen’s Bank bericht, dat zij vanaf 1 October a.s. opent een Bijkantoor te Heerenveen, Heerenwal no. 3.” Het reclamebord heeft er dus vanaf die tijd opgezeten en is er afgehaald na de verkoop van het pand op 10 november 1916 aan de heer J. Rozenbeek, die het enkele maanden later doorverkoopt aan het Rijk. Deze vestigt er het kantoor van de Raad van Arbeid in. Voor onze pogingen tot het dateren hebben we nu in ieder geval de begrenzing eind 1916 kunnen vaststellen.
Opnieuw laten we onze ogen naar een ander punt van de foto dwalen. Eigenlijk is dat de kern van deze foto: het parkje !!! En het bericht in de Hepkemakrant van 12 januari 1906. Mocht U denken: “Waar heb ik deze foto meer gezien ?”, dan is het antwoord vanzelfsprekend: “Als muurposter in de bedieningsruimte van het museumcafé van het museum Willem van Haren !”. Vanaf begin augustus hangt het daar in al z’n glorie te pronken.
2012, september 30 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 16

Breedpad, Heerenwalsterbrug, Posthuis omstreeks 1910
De kwaliteit van museumfoto 170 blijft zelfs met de beschikbare digitale hulpmiddelen van tegenwoordig zeer mager. Het middelste éénderde deel is aan de donkere kant. Het effect lijkt te worden versterkt door een ogenschijnlijk opkomende onweerslucht. In tegenstelling daarmee laten de foto-einden aan weerszijden een vervaging zien, welke niet te wijten is aan de hoeveelheid licht. Zou dat te maken hebben met de tand des tijds. Ook bij deze foto verraadt de schaduw van de personen een tijdstip midden op de dag: schaduw van zuid naar noord. De plassen op de Breedpadkade zijn de stille getuigen van een buiig begin van de dag.
Een deskundige van dameskleding zal in staat zijn de verschillende stijlen van het vrouwvolk op de foto te benoemen. De twee jeugdiger exemplaren op de voorgrond lijken een geheimpje te delen. De een spreekt achter de hand en de reactie van het meisje met het lachende gezicht met het mandje aan de arm kunnen dat doen vermoeden. De onvermijdelijke slagersknecht met de mand voor op de fiets roept nostalgische gevoelens op over een tijd, dat niet alle tijd nog werd uitgedrukt in geld. Ook de twee andere heren zijn minder van het type: laat de handjes wapperen. De jongste ‘man’ is zo te zien een bijzonder stoere en dankbare leerling van de overige heren. Of hij er op z’n voordeligst op staat, kan onderwerp worden van discussie. Is dat echt een klein, ouds ‘dametje’ in donkere kleding daar op het brugdek? Zij komt nauwelijks boven de brugleuning uit. Zien we links in de benedenhoek van de foto nog een spoortje van het in 1905 aangelegde plantsoentje op het Breedpad ?
De kade van de Heerenwal is - als op vele foto’s van dat gebied - weer rijkelijk gepavoiseerd met masten, waarbij de wimpels een westenwind verraden. De klapbrug of ophaalbrug tussen Breedpad en Heerenwal is zo geconstrueerd, dat het opengaat aan de Breedpadzijde. Hier is nog sprake van een houten opbouw.
Wat ons natuurlijk ook meteen opvalt is dat het onlangs gerestaureerde pand van Kuiper (Heerenwal 4) - ooit de Sociëteit Eensgezindheid - toen nog de originele voordeur en een onbeschadigde voorgevel heeft. Tevens mogen we ons verheugen op een onbelemmerde blik op de veranda van het Posthuis, waaraan in 1923 een einde komt als meelhandel Kuiper de vooruitgang meent te stimuleren met het bouwen van een graanpakhuis met dubbele bovenwoning op het westelijke deel van de begraafplaats van de Ned. Hervormde Kerk. Dat beeld is bijna uit het collectieve geheugen van de Heerenveense bevolking verdwenen door de afbraak van het graanpakhuis in 1973. De kerk is dan al met zeer veel moeite onttakeld en afgevoerd. Bestudering met de loep doet ons nog net de ‘grensleeuw’ waarnemen boven de pet van de stoere knul op klompen. Zullen we er voor de romantische toets stiekem vanuit gaan, dat de oudere heer onze brugwachter is ? Andere dateringskenmerken zijn dun gezaaid, hoewel de fotoregistratie een datering van ca. 1910 aangeeft !
Twee brugwachters kennen we van naam. Uit een verslag van de gezelligheidsvereniging De Vriendenkring (Herenwal en Schans) over een bootttocht op 20 juli 1910 blijkt, dat ‘t Heerenwalsterbrugje wordt bediend door barbier-schoenmaker-brugwachter Willem de Ruiter. Elke doorvarende schipper moet 2 cent wipgeld betalen. Het schijnt dat aan de Heerenwalsterkant op een wit bord met zwarte letters staat: “‘t Is de schippers verboden om zelf te wippen”. Op basis van het adresboek 1922 kennen we ook brugwachter G. Keimpema. Hij combineert zijn brugwachterspost met het ambacht van schoenmaker. Beiden hebben de beschikking gehad over het houten hok op het Breedpad westelijk van de brug. De eigenaren van brug, wal en hok zijn de gebroeders Engelen, die in een correspondentie uit 1890 hun bereidheid tot herstel van de walbeschoeiing laten blijken aan de gemeente Schoterland. Voor zijn woongenot heeft Keimpema in ieder geval de beschikking over dat kenmerkende kleine huisje aan de Veenscheiding, dat eveneens op andere kaarten goed te zien is. Het huis no. 2 (in de 19e eeuw no. 1) is niet in beeld, maar kleermaker (‘Speciaal Maatwerk’) J. Post is in 1922 hoofdbewoner en docent D.H. Poort (rekenen, wiskunde, scheikunde, kosmografie, plant-en dierkunde) is de inwonende, veelzijdige leraar aan de Rijks Dagnormaalschool, de natuurlijke voorloper van de Rijkskweekschool. Gaan we iets verder terug in de tijd, dan blijkt in 1817 koopman Siebe Tuijmelaar het huis te hebben gekocht en hij trekt daar in samen met zijn echtgenote Berber Hendriks Taconis. Berber overlijdt in 1827 en Siebe’s deelt voor zijn vijf kinderen de zorg met de ‘dichtende dienstmaagd’ Francijntje de Boer. De Volkstelling van 1830 geeft in de lijst aan het huis numero 1. Ergens in de veertiger jaren van de 19e eeuw (1848) wordt de bewoning van het huis overgenomen door beginnend ‘medicinae doctor’ Roelof Houwink. Dochter Anna Aleida vertelt het een en ander in een egodocument over de periode, dat zij daar heeft gewoond (1848-1856). In 1856 verhuist de familie namelijk naar het huis aan het Breedpad, waar veearts J. Plet later met zoveel genoegen woont. Anna Aleida trouwt later met ingenieur Robert Hasselt, die betrokken is bij de aanleg van de spoorweg naar Heerenveen (1868). (Johan Frieswijk en Yme Kuiper schrijven in 2007 een boekje: “Sporen naar Empe. Herinneringen aan het familie-en buitenleven van Aleida Houwink en Robert van Hasselt.”)
Het huis (op de foto) achter de brug te zien is mogelijk ooit gedetailleerd vastgelegd op een behangschildering. Als dat is gebeurd, is dat stellig het werk geweest van de in Heerenveen meer dan bekende Durk Piebes Sjollema (1760-1840). Aan hem hebben we verschillende - met name topografisch - interessante schilderijen te danken van het Heerenveen uit het eerste kwart van de 19e eeuw. Op het olieverf op doek “De oude Koemarkt te Heerenveen” van ca. 1810 is hij erin geslaagd de nummers 1 en 2 van de Heerenwal op de achtergrond vorm te geven. Dit schilderij hangt in de maquettezaal van het museum Willem van Haren.
Van het grote pand weten we, dat ‘een aantal gecommitteerden’ op 31 januari 1819 van de gebroeders Auke en Marcus van Terwisga, kooplieden en pottenbakkers, ‘zekere huizinge en schuur’ kopen, het afbreken en er een Heeren-sociëteit laten bouwen. Zij geven het de fraaie naam ‘Sociëteit De Eensgezindheid’, die een belangrijke rol gaat spelen in het culturele leven van de upperclass van Heerenveense notabelen en vooraanstaande burgers.
Haskerlandse achiefstukken zullen ongetwijfeld meer details kunnen onthullen over de geschiedenis van het pand en haar bewoners. Na de eeuwwisseling komen uit de andere bronnen fragmenten van de geschiedenis van het pand op tafel. Zo vinden we in een reisgids met de titel "Een bezoek aan Friesland" door G. Kamerling uit 1916 een paginagrote advertentie van A. Bloembergen & Zonen's Bank, Leeuwarden, met nevenvestigingen te Heerenveen (foto van het pand aan de Heerenwal), Sneek en Drachten. Homme Binksma, later directeur van de Amsterdamsche Bank aan het Breedpad, is begonnen als werknemer bij A. Bloembergen's Bank. Hij signeerde op 21 juli 1915 al een kwitantie van deze bank.
In de Leeuwarder Courant van 1916 staat op 7 november de finale verkoop aangekondigd door notaris van Beijma thoe Kingma van een royaal Heerenhuis met tuin, groot 10.37 are, aan de 1ste Heerenwal. In café Prinsen op het Breedpad hoopt verkoper Jhr. E.J.W. de Beijer het voorlopige bod van 8400 gulden te zien verhogen. Uit een later krantenbericht blijkt het voor 9000 gulden te zijn verkocht. In een artikeltje in het Nieuwsblad van Frieland van 20 mei 1920 wordt aangekondigd, dat door het Rijk is aangekocht het grote huis op de 1e Heerenwal van de heer J. Rozenbeek. Het wordt bestemd voor “Kantoor voor den Arbeidsraad te Heerenveen”. De betreffende journalist onthult vervolgens, dat de koopprijs 28.500 gulden is geweest en voegt daar badinerend nog aan toe, dat het Rijk als koopman zijn sporen nog moet verdienen. Al lang voor de koop is gesloten, staat namelijk al vast dat er een Arbeidsraad zal worden gesticht in Heerenveen. De persoon, die enkele maanden voor de transactie het pand onderhands voor 13.500 gulden heeft gekocht, maakt derhalve een forse winst. De forse kritiek op het beleid van het Rijk lijkt de journalist dan ook gerechtvaardigd.
Wanneer de Raad van Arbeid er zich vestigt, verruilt de socialist Johannes Kolk (geb. 1878) zijn baan als burgemeester van Aengwirden voor directeur van de Raad van Arbeid. Als zijn woonadres in 1922 geldt dan Heerenwal 5. In dat verband is het van belang te weten, dat de indeling van de voorgevel in die tijd tevens aan de brugzijde een extra deur heeft gehad. Boven-en benedenverdieping zijn dus apart bereikbaar geweest: boven wonen, beneden werken. Kolk’s indrukwekkende carriere is in zeer gecomprimeerde vorm te vinden in het Straatnamenboek.
Net als alle gemeenten worstelt ook Haskerland gedurig met de huisnummering. Bij de 1e Heerenwal beginnen de problemen direct al bij de allereerste panden over de Herenwalsterbrug. Wat wij kennen als het ‘Aanloophuis’ met no. 2 is tot 1911 begiftigd geweest met huisnummer 1. Het zgn. ‘lytse húske’, dat daarvan ten zuiden tegen de Veenscheiding en iets vanaf de rooilijn naar het westen is gebouwd ten behoeve van de brugwachter van de Herenwalsterbrug, is volgens de schrijver van het hoofdstuk in het boekje ‘Heerenwal.......’ als een aanbouw ontstaan rond 1888 en omstreeks 1905 vormgegeven als ‘it lytse húske’. Die aanbouw krijgt in systematiek van die tijd het huisnummer 1a. Het ‘oude nummer 2’ wordt daarmee no. 3. Het sociëteitsgebouw dat tot 1911 met no. 3 is gekenmerkt geweest wordt dan no. 5, omdat een veestalling achter de bebouwing het no. 4 krijgt uitgereikt. In het Adresboek 1922 is no. 5 nog overtuigend het huisnummer van de Raad van Arbeid. In het Adresboek 1934 wordt in de paragraaf “Opgave van Officieele Instellingen, Vereenigingen, enz.” op pagina 106 toch nog herhaald het no. 5 voor de Raad van Arbeid, terwijl we weten dat kort na 1 juli 1934 (Heerenveen-één) het pand het nummer 4 wordt toegekend. De naam van G. van der Zwaag als ambtenaar Raad van Arbeid wordt dan genoemd.
De verordening van 1 november 1911 van de gemeente Haskerland over de Huisnummering blijkt een eerdere verordening van 24 januari 1884 te hebben vervangen.
2012, juni 30 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 20

Breedpad vòòr 1900
Deze magnifique foto van het Breedpad getuigt van grote klasse. De inrichters-vormgevers van het Museum Willem van Haren hebben voor de tentoonstelling ter gelegenheid van de tentoonstelling “Verstilde tijd. Heerenveense fotografen in de 19e en 20e eeuw” in 2007 (zie catalogus) deze kwaliteit onderkend en een forse ‘blow-up’ - op canvas laten maken voor het auditorium van het museum. Bij de viering van het 25 jarig bestaan van de Stichting Historie Heerenveenin februari 2012 is dit indrukwekkende landschap opnieuw opgehangen.
De ontvanger van deze geschonken foto heeft namens de Oudheidkamer Heerenveen daarop de datering ‘vóór 1900’ gezet. Het relatief lage inventarisnummer 4358 van de fotocollectie van het museum kan daaraan zijn te danken. De Uitgeverij Heerenveensche Boekhandel v.h. A.L. Land voert vanaf 1901 deze naam, die door de nieuwe directeur Isaäk Sevensma wordt geïntroduceerd. Het is aan hem te danken, dat we dit - bijna zelfde - beeld ook terugvinden op prentbriefkaarten met de ‘ongescheiden’ adreszijde. Eén museumexemplaar heeft een datumstempel van 17 mrt 03 en is gefrankeerd met de bekende 1 cents-opdruk in rood. Op de verzamelingssite van het Frysk Fotoargyf staat een stempeldatum 29 juni 1903. De bewerking door de drukker heeft de vastgelegde historische informatie geen goed gedaan. Van het originele formaat van 15 bij 23 cm is met name aan de rechterkant van de foto 3,4 cm ‘gesneuveld’. Eveneens is de bovenzijde van de foto 2,3 cm gecoupeerd en ten behoeve van de opdruk van de uitgever is aan de onderkant het een en ander verdonkeremaand.
De fotograaf - de belangrijkste photographist uit die jaren - Henri Paul Emile de la Roche Busé heeft zich met zijn camera geïnstalleerd op het terrein van de Ned. Herv. Kerk (zie speciaal de hoek beneden rechts) en z’n focus zo gekozen, dat hij bijna het gehele Breedpad in beeld heeft gekregen. Niet alleen totale afwezigheid van schepen aan de kade (met uitzondering van de kade aan de Veenscheiding), maar ook het in rust zijnde vervoersmaterieel doet een zondagse situatie vermoeden. Of vergissen we ons en is het een geënsceneerde foto ? Zijn de verschillende manspersonen de acteurs in een opgevoerd ‘toneelstuk’ ? Laat de ‘bediende’ in het witte tenue ons geloven, dat het een door de weekse dag is? Zou de patroon van de dienstmeisjes van het ‘Grote Huys’ toestaan, dat de dames goede sier maken op het bordes ? Als de foto is gemaakt vóór 1900 dan zijn de dienstboden de 34 jarige Saakje Weenings en de 26 jarige Tjitske van den Berg en naar hun voorkomen en presentatie te zien resp. de rechtse en linkse dame.
Er is veel te zien op de loskade. Een complete expositie van bedrijfsvervoermiddelen staat uitgestald. Het meest rechts in het beeld staat een vierwielig twee-assig vehikel met een zeer laag zwaartepunt en uitermate kleine, brede wielen. We vermoeden dat daarop zware (boter)tonnen kunnen worden vervoerd, welke met de kleinst mogelijke risico’s dienen te worden verplaatst. Vervolgens staat er een tweewielige, door de asplaatsing kantelbare kar. Aan de ene kant een gebogen stang, die het mogelijk maakt voor een man een trekkende beweging te maken, aan de andere kant een rechte stang om te kunnen duwen en het evenwicht te houden. Je kunt je voorstellen, dat er toch zeker een zestal tonnen (zoals links op de foto) mee kunnen worden verplaatst. Ook hier is het zwaartepunt tamelijk dicht op de straat gelegen: halve karwielhoogte. Het volgende voertuig doet sterk denken aan de overbekende ‘bakkerskar’. De bak boven de assen; het zwaartepunt duidelijk liggend aan de handgreepzijde van de wielen zodat één of twee steunpoten nodig zijn om te voorkomen, dat het vooroverkantelt. Ook de bemiddelde ‘lytsguodsutelder’ met een enorme sortering aan huishoudelijke artikelen gaat op die wijze langs de ‘streek’: ‘Hat de frou ek noch hwet noadich ....’ om vervolgens de lijst van artikelen in zijn negotiekar als een rapper in de oren van de ‘frou’ uit te storten.
De hoogwielige kantelbare kar staat nu in onbeladen ruststand, maar heeft (ogenschijnlijk) een bijzonder fraai vormgegeven smidssteunconstructie. De bomen zijn kort en lijken er op te wijzen, dat deze lasten slechts met minimaal twee personen kunnen worden verplaatst. Recht voor de groep bijelkaar staande personen staat een constructief handig aangepast voertuig, die een aantal functies lijkt te combineren. De lasten (kisten?) laag tussen de wielen (laag zwaartepunt) en bovenop een open bak met een gedeelte overdekt (snijplank?). Het is moeiteloos voor te stellen dat een viskoopman ter plekke zijn handelswaar ontgraat, na deze uit één van de kisten te hebben gegraaid. Staande voor de ‘blow-up’ in het museum lijkt bovenstaande optie twijfelachtig en kan meer worden gedacht aan een hok op wielen voor het vervoer van een ‘levend varken’.
Verscholen en wat betreft vormgeving lastig te onderscheiden lijkt er ook nog een bakfiets te staan met op (flesse?)manden lijkende objecten erop. Het witte kostuum van de begeleider straalt een zekere voorname handelswaar uit.
Tenslotte het meest functionele - en vermoedelijk het vaakst gebruikte - vervoermiddel is de platte houten kruiwagen voor vervoer van turf of bouwmaterialen, maar in dit geval en in deze situatie uitnodigt tot rustplaats. Oh nee .... we vergeten bijna het meest bekende vervoermiddel in zijn meest basale functie ... de kinderwagen: hoog op de wielen, stellig met een opbouw van vlechtwerk, met een reeds zittende peuter en een zorgzame moeder ernaast. En de ‘blow-up’ geeft ons aanleiding te denken, dat de andere moeder een ‘wandelwagen’ aan de hand heeft.
Een typering en/of beschrijving van de panden van het (verlengde) Breedpad laten we hier achterwege. Bij de foto van HIP-Time 14 zijn we daarop immers al ruimschoots ingegaan. Wel merken we op, dat op de kade aan deze kant van het Herenwalsterbrugje hetzelfde type bolders staat en die geplaatst zullen zijn tijdens dezelfde opknapbeurt van begin 1891. De meest linkse lijkt te zijn onthoofd en de rechts daarvan staande is opgenomen in het stilleven van de tonnen.
Maar wat stelt die hoge paal daar op de kade voor? Het antwoord daarop heeft ongetwijfeld te maken met een verzoek van de drukker-uitgever Jacob Hepkema van 6 september 1888 aan B. en W. van Schoterland. Hij vraagt een vergunning tot het plaatsen van een paal nabij de aanlegpaaltjes op de wal recht voor de steeg, die begint tussen de huizen van mevr. de wed. Engelen en de heer de Jong, ten behoeve van een aan te leggen telefoonleiding van zijn woning (destijds aan de Heerenwal no. 10 en kadastraal Nijehaske A-1513) naar de drukkerij. B. en W. van Haskerland hebben op een dergelijk verzoek tot plaatsing van een paal (met keramische isolator) op de Heerenwal reeds vergunning verleend. Van Z.Ex. de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid heeft hij toestemming gekregen tot de aanleg van de electrische leiding. (SCO 589) De drukkerij staat immers tussen de Molenwijk (oostelijk) en de Propstrasingel (westelijk) ter hoogte van en zuidelijk van het verlengde van de Munnikssteeg. Dat is niet de enige paal voor de telefoonleiding, tussen het hok van de brugwachter en de brug staat aan de Breedpad zijde duidelijk zichtbaar een tweede, iets minder hoge, evenals aan de Herenwalzijde het geval is. Andere foto’s laten dat ook duidelijk zien. Bij de verhuizing van het bedrijf in 1904 naar de Stationsstraat is natuurlijk de telefoonpaal verwijderd.
De woonsituatie rond 1888 is meteen ook duidelijk: de weduwe Engelen (Gerbrecht Roorda, wed. van Jhr. mr. Daniël Engelen) is bewoonster van nr. 15 (en op deze foto een uiterst smal reepje muur). Tot 29 augustus 1904 woont in dat ‘smalle reepje’ - in de verkoopadvertentie van 9 juli 1904 is overigens sprake van een nette Heerenhuizinge op ‘vrolijken’ stand - Pieter van der Meulen, inspecteur der Directe Belastingen en Accijnsen, Heerenveen. Hij gaat naar Tiel.
Aan de westkant van de steeg woont in 1888 Johanna Jongstra, de vrouw van Dominicus Egberts de Jong. Zij is opgevolgd door de man die voor zijn bedrijf dat bord aan de gevel heeft gehangen: Casimir Frederik Snijder. Deze vertegenwoordigt als directeur de gerenommeerde firma Van Gend & Loos in de jaren 1890 tot 1920. Het bord heeft een tamelijk uitgebreide tekst, die moeizaam is te ontcijferen, maar ..... “Algemeene Expeditie Onderneeming” kan de bovenste regel zijn geweest. De tweede is onmiskenbaar “Van Gend & Loos”. Daaronder staat “H. Colignon & Co” en vervolgens “Factorij der Staatsspoorwegen”. Zelfs met een maximale vergroting zijn de onderste woorden niet te lezen, maar een vergelijkbaar bord uit Gouda voegt daaraan toe: “voor binnenlandsch vervoer van bestelgoederen”.
De steeg ten oosten is de overbekende ‘Propstrasingel’, welk toponiem is te danken aan graankoopman Albert Hendriksz. Propstra. Hij heeft lange tijd het bezit gehad van percelen grond in het gebied Breedpad, Molenwijk, dwarsgracht Molenwijk en oostelijke gracht van het ‘Groote Huys’. (zie kadastrale kaart 1832).
Overigens zijn er aan het pand van Van Gend & Loos nog wel enkele architectonische details te ontdekken. Boven alle zes ramen is in het midden een bescheiden ornament zichtbaar. De twee benedenramen vallen op door de romantisch gehuifde kappen van de zonwering (ze zullen stellig een andere naam hebben) met een decoratieve vorm. Ook het gesmeed ijzeren tuinhek lijkt de moeite waard.
Zo bij een eerste blik op het derde heerenhuis lijkt het veel op het pand van Van Gend & Loos. Practisch gelijke gevelverdeling, maar toch ook weer kenmerkende verschillen. Allereerst zie je het driekantige fronton uit het dwarse dak gebouwd - je zou ook kunnen zeggen ‘gekopieerd’ van het ‘Groote Huijs’ - maar aanzienlijk bescheidener. Ook de entrée is net even anders en wel iets hoger en duidelijk zonder ornament; ook de ramen moeten het daar zonder doen. Wel kennen ook deze ramen een zonneschermachtige decoratie. De toegevoegde waarde voor de bewoners zal zijn geweest het zijraam van zowel de beneden-als de bovenverdieping met uitzicht naar de kade.
Begin jaren veertig van de 19e eeuw heeft notaris Arjen Binnerts de gelukkige koop gedaan door ‘op ‘t best van Heerenveen’ zijn praktijk te vestigen en zoals destijds gebruikelijk ‘aan huis’. Dochter Jeltje Binnerts (1841) trouwt in 1863 met fabrikant Jacob Woltman en komt in 1878 in dit huis (toen no. 268) wonen met man en een aantal kinderen. Zij blijven er ook weer lang wonen: hij overlijdt in mei 1908 en zij in april 1909. Zoon Arjen Woltman, opvolger in functie van zijn vader, trouwt nog datzelfde jaar met Meintje Meinis om er ook weer voor langere tijd te gaan wonen.
Maar ..... het meest in het oog springende bouwwerk aan dit deel van het ‘Breede Pad’ is toch zonder meer het “Groote Huys” ten tijde van de bewoning (1884-1915) door Mejufvrouw Hobbina Daniëla van Heloma (1842-1915). De volksmond waardeert de ‘Juffrouw’ door het de erenaam ‘Helomahuis’ toe te kennen. De status van het pand geniet reeds in 1930 van de kwalificatie “Monument” door opname in de “Voorlopige Lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst, deel IX. De Provincie Friesland”, 's Gravenhage, 1930. Laat U alle ‘ins en outs’ over dit pand en haar bewoners vertellen bij een historische Centrumwandeling. De indrukwekkende tuinmuren aan weerszijden zult u nu alvast in uw geheugen moeten opslaan om ruimte in uw hoofd te kunnen creëeren voor wat daarachter voor de bewoners mogelijk is: plaisierbosch, koepel, geboomte, wandelpaden, moestuin, enzovoorts. Ook is het moeilijk voor te stellen dat niet alleen de opgestelde personen, maar ook de slagschaduwen vanuit het zuiden je het zicht ontnemen op de royale voortuinen met hekwerken van deze drie voorname heerenhuizen. Ze zijn er toch echt !
HIP-TIME MAGAZINE 20
2012, juli 21 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 45

Breedpad nà 1905
Sinds enkele jaren onderhoudt museum Willem van Haren en dan met name medewerker Geeske Luinstra een digitale relatie met de heer Ys W. Sevensma op basis van ansichtkaarten en foto’s uit de nalatenschap van de Heerenveensche Boekhandel, v.h. A.L. Land. De scans van deze ‘photographiën’ zijn door Geeske opgeslagen in een digitale beeldbank van geschonken afbeeldingen. Omdat de schenker de moeite heeft genomen ze in een behoorlijke resolutie beschikbaar te stellen, is het een aanwinst voor het museum en een verrijking van het onderzoek naar de geschiedenis van Heerenveen. Er zitten prachtige exemplaren tussen van een prima fotografische kwaliteit, zodat soms de meest verrassende details in beeld komen. Van een aantal exemplaren heeft de heer Sevensma het beeld voorzien van een ondersteunende tekst met een rake sfeerbeschrijving. Met zijn toestemming mogen we gebruik maken van zijn teksten en met bovenstaande foto (formaat 17 x 23 cm) heeft U zijn primeur.
Citaat van de heer Sevensma:
“Het Breedpad rond 1900. Op deze fraaie foto is veel te bekijken. Het zal een warme dag zijn, want meerdere ramen staan opengeschoven. Aan de kleding van de kinderen is dat overigens niet te zien, maar dat was de mode in die tijd met petjes en al. Misschien is het zomervakantie. Ze spelen op de tonnen en één heeft het zich zelfs gemakkelijk gemaakt in de ton die op de hondenkar staat. De honden liggen daaronder uit te rusten. De kar daarnaast lijkt van de groenteman te zijn. Er is weinig variatie in aanbod, want er liggen hoofdzakelijk koolsoorten op. Een mevrouw met grote hoed (mej. Van Heloma?) heeft niettemin haar keuze kunnen maken en is bezig met afrekenen.
Het Breedpad is altijd een aantrekkelijke visplek geweest voor hengelaars en dat was toen al niet anders, zo te zien. Rechts staat nog het houten brugwachtershuisje dat op veel foto’s van het Herenwalster brugje is afgebeeld.”
Aanvulling:
De zichtbare afrastering hoort niet bij de huizen, maar omzoomt en beschermt de aanplant van het op 10 december 1905 beschreven plantsoentje. Vergelijken we deze foto - (ook in het ansichtkaartenarchief van het museum als scannr. 55 maar van een abominabele kwaliteit vergeleken met dit exemplaar van de Ys W. Sevensma) - met de uitgave van de prentbriefkaart van de Gebr. Brouwer, Heerenveen in het boekje “Heerenveen in oude ansichten”, blz. 34, dan zien op beide ook de lange plank met de gevelreclame “Van Gend & Loos - H. Colignon & Co.”
Aan de begroeiing in de voortuintjes zien we ook dat de struiken aanzienlijk groter zijn geworden, wanneer we het vergelijken met de HIP-Time 20 beschrijving van MWvH., fotonr. 4358.
Een opvallend kenmerk in de vorm van de telefoonpaal op de kade voor de verbinding tussen Hepkema’s woonhuis op de Heerenwal en de drukkerij aan de Propstrasingel is gesneuveld. Dat zal te maken hebben met de verhuizing van de drukkerij naar de Stationsstraat, die juist in deze tijd zijn beslag krijgt.
Net als op de HIP-Time 20-foto is ook hier weer een flink aantal verschillende vervoermiddelen waar te nemen. Wat tevens opvalt is dat de grote boom tussen Van Gend & Loos en het ‘Helomahuis’ flink blijkt te zijn teruggesnoeid. Het snoeihout ligt zo te zien in de voortuin om afgevoerd te worden. Of is dat gezichtsbedrog en zijn de struiken in de voortuinen van de huizen iets teveel uitgegroeid ?
Onze slotconclusie over de datering van deze foto is derhalve: Breedpad ná 1905.
2013, februari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup, met medewerking van Ys W. Sevensma
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 14

Breedpad / Veenscheiding omstreeks 1900
De zakelijke feiten van deze prentbriefkaart zijn, dat boekhandel Gerben Brouwer verantwoordelijk is voor de uitgave. Wanneer precies zal misschien zijn af te leiden uit het nummer 6031, maar daar hebben wij geen informatie over. Wel weten we dat deze ansicht is verstuurd uit St. Johannesga met stempel 2(0.5.09) en stempel uit Wolvega 21.5.09. Het is geadresseerd aan Jantje Mulder, p/a WelEdHeer van Lis, Notaris, Wolvega en verzonden uit Rotsterhaule door iemand die met twee onleesbare initialen ondertekend. Het gaat over een pakketje, dat zaterdag met de post of v.d. Veen zal komen. Eerder in 1985 neemt uitgeverij Noorderboek/Groningen op bladzijde 9 van het fotoboek “Herinnering aan Heerenveen” het op in haar Plaatsen/Platen-reeks.
Een heel enkele keer raken zelfs de prentbriefkaartenuitgevers wel eens in de war door de minder accurate wijze waarop de gemeenten en de plaatselijke pers de straatnaamgeving hanteren. Hun fotografisch oog echter voor een boeiend beeld heeft daar evenwel beslist niet onder geleden. De Veenscheiding ligt er spiegelend bij in de morgenzon. De kade ziet er fantastisch uit; het zal ongetwijfeld nog maar kort geleden zijn dat daar een flinke infrastructurele ingreep heeft plaatsgevonden. De bolders voor de zware trossen van de aan te leggen beurtschepen - op z’n minst een tweetal - zullen pas in de middag worden gebruikt. Het lijkt erg aannemelijk, dat ondernemer T. Herschoe, opvolger van J. Mast, op zaterdag via de Tjonger met de stoomboot “Harmonie” zijn beurtveer van Echten/Delfstrahuizen daar zal afmeren. Hij heeft in 1893 toestemming gekregen van de heer Engelen, eigenaar van vaart en wal. De beschoeiing aan de Nijehaskerkant met de haag langs het tuinperceel van de brugwachterswoning ziet er eveneens zeer verzorgd uit.
Het perspectivisch verdwijnpunt van de beide oevers van de Veenscheiding wordt ruim 1200 meter westelijk nog net gemarkeerd door de windpoldermolens ‘Veenzigt’ en ‘Vooruitgang’, die vanaf 1860 tot in de dertiger jaren van de vorige eeuw het achterliggende polderwater in Veenscheiding en Engelenvaart storten. (www.molendatabase.org)
Wat is toch die drukte langs het Breedpad ? Zou het de fotograaf zijn die vanuit de verte in zijn bezigheden wordt bekeken, omdat hij het misschien waagt de zondagmorgen te ontheiligen door zijn ‘kiekkast’ op te stellen ? Duidelijk is dat het rijwiel zijn intrede heeft gedaan. Kan dat de heer Johannes Plet, de veearts, zijn, waarvan bekend is dat hij een fervent fietser is ? Hij woont sinds 1895 in het huis waar voordien Johannes van de Sluis, fabrikant en koopman, zijn domicilie heeft gehad - halverwege deze ‘beenbrekerskade’. In september 1899 schrijft de journalist van het Nieuw Advertentieblad namelijk in zijn rubriek ‘Van Frieschen bodem’, dat de bewoners van deze buurt in hun strijd om betere bestrating hulp krijgen van buiten. Logé’s van bewoners zijn hier geweest en beklagen zich bij hun familie over de slechte toestand door hun brieven te adresseren: Heerenveen, Beenbrekerskade. Laat de post die brieven nu bezorgen op ... de Konijnenpolle, zoals deze straat in de volksmond ook wel wordt genoemd.
Merkwaardig is dat zelfs zo’n doorlopende straat toch nog weer in ‘mootjes van belangrijkheid’ wordt gehakt door de Schoterlandse bestuurderen. Zo wordt op 30 augustus 1890 door twee ambachtlieden op basis van bestek en voorwaarden een gedeeltelijk nieuwe houten walbeschoeiing langs de Veenscheiding aangenomen voor 539 gulden.
Enkele jaren later - in 1904 - wordt voor het westelijke deel van het ‘pad’ verbetering van pad en wallen gevraagd en van het brugje over de Kempenaerswijk. De aktiegroep onder aanvoering van veearts Plet krijgt dan te horen, dat er een grotere bijdrage wordt verwacht van de eigenaren. Die delen van pad en wallen zijn nog niet overgedragen aan de gemeente. Dus stelt de gemeente dat zij wel meer willen investeren, maar dan moeten zij ook de zeggenschap krijgen over de eigendomsrechten. Het brugje over de Kempenaerswijk wordt toegeschreven aan houthandelaar van Riesen, die slechts 300 gulden voor het onderhoud bijdraagt, terwijl het brugje wel door 40 gezinnen op de Badweg en verlengde Breedpad wordt gebruikt. De gemeentelijke begroting meldt voor het brugje alleen al fl.1100,-. De uiteindelijke deal wordt een afgeslankte begroting en overdracht van de eigendomsrechten.
Een van de oudste goed gedocumenteerde locaties is het eerste huis links op de foto. De twee gevelornamenten vertellen het verhaal van de stichting: “1760 DEN 15 JULIJ LAG DIRK NANNES DRIJFHOUT DE EERSTE STEEN VAN DESEN HUISE”. Het huis wordt in 1761 in gebruik gegeven aan de Nederlands Hervormde Kerk als ‘pastoriehuisinge’. De eerste predikant, die er mag wonen, is Ds. A.M. Mebius (1761-1768). Na aankoop door de kerkvoogdij blijft het pand tot 1889 in gebruik als pastorie, overigens zeer tegen de wensen van Ds. J.F. Corstius (1854-1882) in. Sinds de overdracht aan Leopold Hergarden, koopman en bierhandelaar, is het familiebezit gebleven.
Direct westelijk van Hergarden is een nauwe doorgang tot een groepje woningen. Die krijgen veel later bekendheid door de dagboeken van oud-bewoner Harmen Anskes Dijkstra (1881-1944). Hij schrijft na zijn pensionering zijn herinneringen op van een leven als armhuisbewoner tot directeur sociale zaken. Dijkstra beschrijft dat zijn ouders verhuizen van ‘t Meer naar de Konijnenpolle te Heerenveen: een achterbuurt waar families samenhokken die om de een of andere reden geen woning aan de betere straten kunnen krijgen. Zijn ouders - zeer vroom en aanhangers van de Feitskerk maar straatarm - komen te wonen in het armste gedeelte. Hij geeft een bonte schets van alle bewoners uit de beginjaren ‘80 van de 19e eeuw. Daaronder zijn zwak-sociale gezinnen, kolonieklanten, minnaars van de drank, etc. Oud-vervener Adam Klazes Korf int de huur van deze 10 à 12 éénkamer-woninkjes. Na de dood van zijn vader verhuist Harmen met zijn moeder naar het Roode dorp in een diaconiewoning van de N.H. Kerk.
Met het stichten van de Bouwvereniging Heerenveen op 4 augustus 1906 komen er plannen voor de bouw van betere arbeiderswoningen volgens de woningwet. Een onteigeningsprocedure opent mogelijkheden om de huisjes van Korf te vervangen en in aantal uit te breiden tot de aanleg van de Van Cuyckstraat. In 1911 worden daar een twintigtal woningen gebouwd. De Waterleidingkaart van 1913 brengt dat prachtig in beeld inclusief de kadastrale nummers.
Na de toegangssteeg naar de achterliggende huisjes is het eerstvolgende pand de winkel van Hendrik Gerbens Scheepstra, die rond 1903 eigenaar is geworden door het te kopen van de Pieter Adams Korf. Scheepstra wordt koopman genoemd en hij zorgt ervoor dat de drie panden - langs Veenscheiding richting zuid - in een herbouw worden samengevoegd. Het kenmerkende pand met het hoge uitgebouwde raam op de hoek van de zolderverdieping documenteert Dick M. Bunskoeke op 2 maart 1988 in zijn rubriek “Ut it Feanster Printeboek” in De Koerier. De slagerij van Siemon Cuiper - met naambord boven de toegangsdeur - krijgt in de beginjaren 1900 grote bekendheid.
Aan de overkant van het water zien we nog juist een stukje van de koemelkerij van Hans van der Vlugt. Het blijkt bereikbaar - althans volgens een bericht in een krant van 1883 - via de Pottebakkerssteeg. Het destijdse nummer 1 krijgt bij een omnummeringsoperatie van Haskerland in 1911 het huisnummer 7. Het zou niet bij één verandering blijven.
Zelfs zien we een glimp van de naar het water gekeerde gevel van het ‘zuurkoolpakhuis’, dat daar sinds 1893 monumentaal aanwezig is geweest. De firma Bernard Sievers heeft het uit economische motieven op het stationsemplacement laten bouwen. De loskade voor zijn bedrijf en volgende gebruikers heeft bij het scheepvaartvervoer zijn waarde meer dan bewezen
2012, juni16.-wibbo westerdijk-hip-backup

