Cat. Foto's met een verhaal
Windwatermolen 1918
HIP-TIME MAGAZINE 52
Windwatermolen 1918
Met foto 00920 is wat merkwaardigs aan de hand. Daarvan zijn twee versies bekend met als overeenkomst dat ze beiden zijn uitgegeven door G. Brouwer & Zoon. Bovenstaande versie is in 1918 in de handel gebracht, volgens een stempelafdruk op dit exemplaar. Het is duidelijk een beeld van de natte herfst-of voorjaarsperiode. Een tegenlichtopname aan het einde van de dag geeft het een desolaat, sprookjesachtig sfeertje. Het watermolentje van het spinnekoptype staat aan een buiten haar oevers getreden ‘wijk’, maar op een eigen perceeltje. Een aantal meters links en rechts van het molentje is het verhoogde ‘dijkje’ voorzien van zo’n typerend hekwerk.
Er is verder weinig fantasie voor nodig om te kunnen vaststellen, dat het molentje weliswaar nog kan functioneren maar dan zal er wel moeten worden ingegrepen in de zeilen van de wieken.
Nemen we de waterleidingkaart van 1913 erbij dan is vrij gemakkelijk vast te stellen, dat het hier gaat om het molentje, dat heeft gestaan aan de ‘gracht’ op de plaats waar nu de Van Dekemalaan ligt. Eigenlijk is dat het het punt waar de Van Riesenstraat uitmondt op de van Dekemalaan, zeg maar vlakbij de werkplaats én het huis van de latere familie Bregman. Op de waterleidingkaart wordt het perceeltje aangeduid als kadastraal Heerenveen A-2082. De achtergrond verraadt ons het molencomplex van Siebenga met de enorme houtopslagloods en de houtzaagmolen in volle glorie. Deze staat er dan al een jaar of zestig (gebouwd in 1858).
Molenkenners zijn er heel lang van overtuigd dat dit de juiste locatie is van deze spinnekop. Zo schrijft Gerben Wijnja in 1977 er al over in ‘Langs oude Friese windmolens’. Of hij ooit de moeite heeft genomen om die bewering ook kadastraal te onderbouwen is niet bekend. Zou hij hebben geweten, dat in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van 1832 als bezitter wordt beschouwd B.C.G. van Haeften, directeur der posterijen in Heerenveen, en ‘mede-eigenaren’?
Het watermolentje met erf wordt bemeten op 90 centiare en heeft het kadastrale nummer A-427.
Kort voor 1837 komt het molenperceel met opstal in het bezit van Siebe Tuijmelaar, die het eveneens met enkele mede-eigenaren moet delen. De reden van zo’n gedeeld bezit is veelal, dat het een beperkt poldertje moest bemalen van slechts enkele grondeigenaren. Deze groep heeft het door koop bekomen. Wanneer het vóór 1857 deel gaat uitmaken van een ’scheiding van goederen’ wordt het volledig eigendom van Siebe’s zoon Cornelis Tjepko Tuijmelaar, evenals zijn vader koopman. Na zijn overlijden wordt diens weduwe Elizabeth Theodora Hendrica Blom, samen met haar vijf kinderen de officiële vertegenwoordiger van het bezit. Als locatie hanteert het kadaster dan ‘Konijnenpolle A-427. Opnieuw brengt een verdeling van bezit een verandering, zodat het perceel 30 centiare groter wordt en het alleen-bezit van de weduwe. Dat heeft overigens wel kadastrale gevolgen in die zin dat er een nieuw en hoger kadastraal nummer wordt toegekend in 1889 en wel A-2082. De weduwe is inmiddels vertrokken uit het Heerenveense, woont dan in Haarlem en beschouwt dit bezit nog slechts als ‘geldswaarde’. De koop in het dienstjaar 1904 en de doorverkoop in dienstjaar 1905 is dan ook een zaak van een ‘consortium’ van grondspeculanten (denk ik), gezien namen als Pieter Hendriks Kaars Sijpesteijn, koopman, Krommenie; Jan Cornelis Laan, koopman, Bloemendaal; en Pierre Joseph Ernst Lefèbre, commissionair in effecten, Bloemendaal. Je mag niet aannemen, dat ze het molentje ooit in bedrijf hebben gezien. Tenminste als we de ‘acte de command’ in het repertoire van de notaris goed hebben geïnterpreteerd. Een tussenpersoon treedt in de rechten van de koper of de verkoper.
Het belang van de nieuwe eigenaresse Hobbina Daniëla van Heloma - bewoonster van het Grote Huys op het Breedpad - is weer een pure. Bij notaris Jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma wordt de acte opgemaakt d.d. 3 november 1903 en betaalt Hobbina Daniëla van Heloma voor een perceel weiland in Heerenveen zelfs een bedrag van fl.15.600,-. Rond 1915 zullen er gesprekken op gang zijn gekomen, waarbij blijkt dat de gemeente Schoterland in verband met haar uitbreidingsplannen het oog heeft laten vallen op o.a. dit perceel. In het dienstjaar 1917 wordt die transactie ook kadastraal afgerond. Dan wordt de locatie genoemd ‘Roode Dorp A-2082’. U voelt het al: er zal worden gesloopt en inderdaad wordt dat geregistreerd in het dienstjaar 1921. Uiteraard is dan het vervolg de opname in een groter geheel, welke in het kadaster ‘Van Dekemalaan A-2950’ wordt genoemd. Tenslotte krijgen we de situatie dat de Bouwvereniging Heerenveen-Schoterland er een straat mag aanleggen en er eerst een drietal huizen realiseert. In 1919 begint die bouw al.
Nota bene: ook hier ziet U weer in praktijk gebracht de omstandigheid, dat het kadaster in haar registratie gemiddeld één tot twee jaar achter de werkelijkheid van de feiten aanloopt.
Overigens komt het molentje ook in beeld op een foto van de Van Riesenstraat, waar de machinefabriek van Mebius een door hen geproduceerde transportband voor een veenbedrijf laat proefdraaien. Op bladzijde 90 van ‘Een wandeling door Oud-Heerenveen’, een uitgave door de Stichting Oudheidkamer Heerenveen, vindt U deze oude opname. Het foto-archief van het museum Willem van Haren heeft onder nummer 00401 de originele foto (13.3 bij 8.4 cm) van dat testgebeuren met als toevoeging een datering van circa 1920. Bovendien bevindt zich ook onder nummer 07703 een foto (17.0 bij 11.7 cm) met meer omgevingsdetails van het meest westelijke deel van de van Riesenstraat uit die tijd, waar de transportband zonder al het personeel van Mebius op staat. Wanneer we daarbij een kadastraal fragment van ca. 1950 gebruiken zien we, dat het pand is gekenmerkt met A-2622 op de noordwestelijke hoek van de Korflaan met de Van Riesenstraat.
Uitgevers G. Brouwer en Zoon overtreffen zich zelf, wanneer ze deze kaart selecteren voor een romantische ‘Lokkich Nijjier’-kaart. Eén exemplaar daarvan met een poststempel van 2 januari 1923 bevindt zich in het ansichtkaartenarchief. Ze pakken daarbij flink uit door op de rechter bovenzijde een fries gedicht - in een oudere spelling - af te drukken met de volgende tekst:
‘De dei dy fortiget en ‘t ljocht stadich mei
Dochs is der rju moais yn to finen
Ek ‘t spinnekoppe muonltsje giet foart, út ‘e wei
Men sjocht se allinken fordwinen
Dochs ré bliuwt myn hân, ré d’goudene moed
For winsken fol lok op in dei lyk as hjoed'.
2013, april 7 - wibbo westerdijk - hip-backup
Winteropname omstreeks 1922
HIP-TIME MAGAZINE 18
Op deze manier zie je ze niet vaak. Het is dan ook bepaald geen commerciële prentbriefkaart van de Heerenveense drukkers-uitgevers. Zelfs als foto-duider is het een hele uitdaging om deze foto nr. 117 uit de museumcollectie van Willem van Haren van een zinnige tekst te voorzien, als de fotograaf niet bekend is en de tijdsaanduiding ± 1922 luidt. Want wees nou eerlijk: wie gaat achter de bebouwing kijken hoe dat er uitziet ? Toch bijna niemand ! Er rust ook wel een beetje een taboe op, omdat je misschien de privacy van de gebruikers wel wat onteert ?! Bij deze gebouwen zal dat minder het geval zijn omdat ze een meer algemene bestemming kunnen worden toegekend.
De fotograaf moet ergens gestaan hebben op of bij de ‘Molenreed’, die rond deze tijd vanaf de Fok langs de zuidgevel van de sigaren-, chocolade en suikerwerkenwinkel van Lucas en Jan Bunt loopt en vervolgens met een ruime curve afbuigt naar het noordoosten en na enige afstand naar het oosten om zijn bestemming de molen Welgelegen te vinden. In die tweede curve heb je dan kijkend naar het west-tot-zuidwesten ongeveer dit beeld kunnen zien. Dick Bunskoeke heeft dat in ‘Ut it Feanster printeboek’ op 31 mei 1989 ook al eens gedaan. Het is niet moeilijk om bij dit beeld het seizoen te voorspellen: kale bomen en enkele coniferen in de tuin van het huis van Catharina Amalia Sievers, de weduwe Dirk Woltman, koopman, of haar opvolger zoon Bernard Woltman op Fok 142 (zie Adresboek 1922). Maar vooral veel sneeuw: een lichtelijk desolate en verstilde indruk op het netvlies projecterend. Die tuin behoort thans in 2012 aan de familie Westera onder huisnummer Fok 46. Links daarvan een zelfs voor het midden van de 19e eeuw gigantisch pakhuis, waarvoor de olieslager Epke Roos van Mesdag uit Akkrum ‘vrijdom van belasting’ genoot tot 1841. Bij de overname van de olieslagerij rond 1852 worden de bezitsacten van dit pakhuis eveneens overgedragen aan ‘oliefabrikant’ Jacob Woltman. Het kadaster spreekt tot het dienstjaar 1905 constant van pakhuis en erf, met een grootte van 3.90 are. Maar dan vindt er een ‘bijbouw‘ plaats, waardoor de kadastrale omschrijving wordt uitgebreid tot ‘pakhuis, stal en erf’. Op deze omschrijving baseert de Erfgoednota van de Gemeente Heerenveen kennelijk de term ‘koetshuis‘ voor het schuin achter het pakhuis opgetrokken gebouw met het kenmerkende ‘mansarde’-profiel. Van de gevangenisachtige aanblik met de tralies voor de ramen op de eerste verdieping wordt verteld, dat deze hebben gediend als bescherming voor de kaasopslag van kaashandelaar Klaas Jansz. de Jong, die het pakhuis enige tijd in gebruik heeft gehad.
Het huisnummer 47 dat bij een vernummeringsronde is toegekend aan dit pakhuis rond 1930 duikt weer op in de berichtgeving in 1975 als “de âlde kaei”. Die term gebruikt mevr. A.M. Barteling voor een uitnodiging in handschrift , welke ze rondstuurt namens Galery “De Sleutel” voor een expositie van werk van Ans Wortel (1929 Bergen N.H.) voor de periode 21 maart tot en met 16 april 1975. De galerie “De Sleutel” met het adres Fok 47 komt in de Gemeentegids van Heerenveen 1979-1980 voor het laatst voor.
In 1985 krijgt het Creativiteitscentrum ‘de Cirkel’ het pakhuis als vast onderkomen voor haar activiteiten. Allerlei cursussen zijn daar in de loop der jaren gegeven tot het initiatief van de ‘Heerenveense School’ het mogelijk maakte te verkassen naar de oude Mavo op het Ernst van Harenplein aan de Minckelersstraat. In de in het jaar 2011 verschenen Erfgoednota wordt het door de Cirkel verlaten pakhuis gewaardeerd als ‘Gemeentelijk Monument’. De ‘stal’ is voor dit doel niet gekwalificeerd.
“De zaalkerk op een rechthoekige grondplan met centraal in de voorgevel een klokkentoren met spits en een portaal met kap tegen de voorgevel”, zijn de woorden die wel weer rechtstreeks uit de Erfgoednota zijn geciteerd. Daarin staan nog veel meer mooie termen, die de kerk uit 1867 en de toren uit 1909 tot gemeentelijk monument bestemmen. De zoektocht naar de maker en de schenker(s) van de gebrandschilderde ramen in de rondboogvensters heeft tot nu toe geen resultaten opgeleverd. Van de uitbouw aan de achterzijde van de kerk met zijdeur en venster op het oosten mag je toch niet veronderstellen, dat het een klompenhok is. Tenzij aan de achterzijde de ingang is geweest voor een inpandige kosterswoning.
Uiterst links is een deel van het olieslagerscomplex van Woltman te zien, waarover de aannemer H. Buwalda in 1937 met de gemeente onderhandelingen voert over de sloop van de olieslagerij én over een door hem aan te leggen verbindingsweg van de Fok naar de Van Maasdijkstraat. In 1938 besluit de gemeente deze de naam ‘Woltmanstraat’ te geven.
De onttakeling van het Woltmanimperium is niet alleen in Van der Schaar’s Advertentieblad van 9 juni 1938 onder het kopje “Fabrieksschoorsteen gevallen” heet nieuws. Het bericht in het Nieuwsblad van Friesland van 22 juli 1938, dat ook de garage achter de fabriek zal worden afgebroken, wordt als goed nieuws door de omwonenden beleefd. Aanvankelijk heeft men het plan gehad om die garage te laten blijven bestaan.
De massaliteit van het kerkgebouw voorkomt dat op de foto geen glimp valt op te vangen van de veel minder diepe pastorie, evenmin als van het daarvan westelijk staande pakhuis. Dirk Woltman is in 1907 begonnen met een twee verdiepingen hoog pakhuis van een bijzondere architectuur te laten plaatsen. De aanbesteding wordt aangekondigd in het Nieuwsblad van Friesland van 27 maart 1907, waarvoor bestek en tekening zijn te verkrijgen bij bouwkundige Jelmer Murks Visser te Heerenveen. Iets meer dan een jaar later op 28 mei 1908 overlijdt Dirk Woltman op 71 jarige leeftijd in Heerenveen-Aengwirden. Hij is niet alleen oliefabrikant, maar tevens burgemeester van Aengwirden.
Volgens de gevelsteen aan de Fokzijde: “De eerste steen gelegd door J.D. Woltman Jz. 30 juni 1907”, betekent dat Jan Dirk Woltman (geb. 27-10-1895), zoon van Jacob Woltman en Maria Jacoba de Boer, die steen mocht inmetselen. Hij is als elfjarige de aangewezen bedrijfsopvolger, woont als koopman in 1922 aan de Stationsstraat C 26, in 1934 en 1938 eveneens als koopman in hetzelfde huis als zijn ouders op Dracht 103 (het meest zuidelijke van de Hesselhuizen aan de oostkant van de Dracht met de serre in de tuin). Boven in de (schijn)toren staat nog de tekst ‘Oliefabriek Woltman 1915’ ten teken dat de fabriek is uitgebreid tot een vier verdiepingen hoog gebouw met daarboven een toren. De bouwvergunning AEN 1155, no. 394 wordt verleend per 12 juli 1915 en gaat uit van een gebouwoppervlakte van 8 bij 18.5 meter bij een hoogte van 10.70 meter en in ‘t midden een toren van 5 meter. De tekening blijkt afkomstig van E. Schaap uit Roordahuizum.
De functie van het gebouw uiterst links op deze foto is ons niet bekend, maar de opbouw op het dak lijkt een ‘lift’ te herbergen. De uitgebreidheid van het bedrijf, samen met het huis op Fok 46 maakt dat de lijst van vergunningen voor de firma Woltman alleen al elf dossiers in het bestand bouwvergunningen van Aengwirden beslaat. Daarbij komen dan ook nog vijf hinderwetvergunningen. En dat allemaal in de periode 1904 tot 1934. We kunnen rustig stellen dat het een sterk geïndustrialiseerd bedrijf is geweest, dat niettemin eindigde in een faillissementsprocedure.
De start van het bedrijf wordt merkwaardigerwijs bevestigt vanuit het kerkelijk archief van de Ned. Herv. Gemeente Heerenveen (inv. nr. 2158) door een afschrift van een akte van erfpachtovereenkomst tussen W.M. Mollema, administrerend diaken van Heerenveen, verpachter, en Jacob Woltman, koopman onder Terband, pachter. Woltman pacht een stuk grond aan de Fok waarop een windoliemolen en gebouwen staan, kad. Tjalleberd, sectie A., no. 1860, 1861 en 1863, tegen een jaarlijkse pacht van fl. 1,25. Het stuk was gedateerd 3 juli 1852. Het kadaster, dat altijd enigszins achter de realiteit aan loopt, is het daarmee eens maar beschrijft het als ‘verkoop vóór 1853’ en bedoelt dan de transactie met vorige eigenaar Epke Roos van Mesdag. Naast de gebouwen en de grond neemt Jacob Woltman in ieder geval ook een belangrijk personeelslid over die de klappen van de olieslagerijzweep in de vingers heeft. Dat blijkt in 1902 als Tjeerd Jarings op de avond van 12 mei ‘s avonds een serenade wordt gebracht door de Woudklank voor het feit, dat hij als meesterknecht gedurende 50 jaar en voor drie generaties Woltman de oliefabriek als de zijne heeft beschouwd.
De niet zichtbare pastorie is vanaf het moment van de bouw het huis geweest, waar menige preek zijn vorm heeft gekregen. De voorgangers, die er hebben gewoond zijn ds. Pompejus Johan Diederik van Slooten (1865-1912), ds. Simon Winkel (1912-1942), ds. Jelte Oosterhuis (1943-1950) en ds. Cornelis van ‘t Riet (1950-1963).
2012, Juli 14
wibbo westerdijk-hip-backup
Ziekenhuis, jaren ’40
HIP-TIME MAGAZINE 69
Het Ziekenhuis rond de jaren 40
Wanneer de datering - jaren ’40 - van deze foto 01794 uit het archief van het museum Willem van Haren correct is aangegeven door beroepsfotograaf J.D. de Jong, Oudkerk (Fr.) mag je veronderstellen, dat de omgehakte jonge bomen daar vast niet erg lang hebben gelegen. De nijpende brandstofschaarste is misschien zelfs de reden geweest om ze te laten sneuvelen. Als het in de begin jaren ’50 is gebeurd, dan kan het de opmaat zijn geweest voor een van de vele uitbreidingen aan de Thialfzijde van het Heerenveense ziekenhuis. In 1954 is aan het gebouw een nieuwe keuken in gebruik genomen en later komt er een nieuwe entree met daarboven operatiezalen.
We doen even een stapje terug in de geschiedenis van de gezondheidszorg van Heerenveen en omgeving door melding te maken van het historische, eerste en unieke ziekenhuisje aan de Verlengde Dracht te Heerenveen. Freule Cornelia Anna Agatha Albertina baronesse de Vos van Steenwijk, afkomstig uit Beetsterzwaag, sticht in juni 1895 een particuliere verpleeginriching, treedt zelf op als directrice-verpleegster en verzekert zich van de steun van twee plaatselijke artsen. Voor vier volwassenen en twee kinderen heeft ze in het herenhuis voldoende ruimte. De freule blijkt over een kwetsbare gezondheid te beschikken (astmatisch) en vertrekt eind september 1898 om gezondheidsreden naar Zandvoort. Daar begint ze practisch direct in haar villa ‘Frisia’ een herstellingsoord voor kinderen.
Heerenveen blijkt met haar vertrek een enorme aderlating te hebben ondergaan, maar gelukkig worden er onmiddellijk initiatieven genomen om te komen tot een ‘publiek’ ziekenhuis te komen. Er wordt een voorlopig comité gevormd, die gericht is op het leggen van een stevige basis voor het voortzetten van de exploitatie van het ziekenhuis. Alle Heerenveense pommeranten worden gemobiliseerd om dit initiatief van de grond te tillen. Op 2 januari 1899 wordt een oprichtingsvergadering gehouden voor de Vereniging tot Ziekenverpleging “Het Ziekenhuis”, waarvan de presentielijst 24 namen telt. Secretaris Halbe Binnerts kan op 2 maart 1899 zijn medebestuursleden laten weten, dat de conceptstatuten hebben geleid tot de erkenning als rechtspersoon. Inmiddels wordt aktie gevoerd voor het werven van leden, donateurs, subsidies, giften, enz. Er worden spontaan bedragen geschonken, maar ook beperkende voorwaarden voor medewerking gemeld. In de bewaard gebleven archiefbescheiden van de vereniging bevindt zich een bijzonder ‘cynische’ reactie van een ‘anonymus’ uit ‘s Gravenhage, die schrijft niet mee te kunnen doen ‘aan het financieren van een ziekenhuis in het rijke Friesland’.
Kennelijk is Heerenveen nog niet rijp voor dit ingrijpende initiatief, want op 30 maart 1900 gaat een circulaire van het Bestuur van de Vereniging tot Ziekenverpleging uit naar haar leden met het besluit tot ontbinding van de vereniging. De 26e daaraan voorafgaand is aldus door de ledenvergadering besloten. De gezondheidszorg in Heerenveen is op dit punt dus terug bij af, maar heeft wel zeer motiverend gewerkt op de organisatie van de wijkverpleging. Het doel van die beweging is om door middel van één of meer gediplomeerde verpleegsters hulp te verlenen aan zieken in de ruimste zin van het woord. Dat betreft dan die zieken die hun verblijf te Heerenveen hebben of in de onmiddellijke omgeving daarvan. De op 4 juni 1901 vastgestelde statuten en verenigingsreglement van de “Heerenveensche Wijkverpleging” vinden hun koninklijke goedkeuring op 20 september 1901 bij besluit no. 20. De eerste jaren blijken door financiële problemen beslist niet gemakkelijk. Dat zal één van de achterliggende redenen zijn geweest voor ds. P.J.D. van Slooten, predikant van de hervormde gemeente aan de Fok en te Terband, om de pastorievoogden van Aengwirden over te halen een verdieping op het Aengwirder armhuis tot stand te brengen en deze in te richten als ziekenhuis. De voogden belonen zijn initiatief, geven aan architect K.R. Post de opdracht tot de realisatie en staan op 2 maart 1908 uiteraard bij de opening op de voorste rijen. De dag erna komt al de eerste patiënt, die door directrice zuster M. de Boer in het ziekhuisregime wordt ingewijd. De chirurgen van het eerste uur zijn dr. J. de Graaff, dr. G.H. de Kleyn en dr. van Schaik. Er is sprake van een moeizame exploitatie met een diepe crisis in 1911. Maar dan wordt een vereniging op algemene grondslag opgericht, die de accomodatie en inventaris overneemt en een jaarlijkse subsidie krijgt van de pastorievoogden.
De notarieële stichtingsdatum wordt gesteld op 11 mei 1911 en de naam luidt: “Vereeniging tot instandhouding en exploitatie van het ziekenhuis te Heerenveen”. De gemeenten Aengwirden, Haskerland en Schoterland honoreren de subsidieverzoeken, doch de Gedeputeerde Staten blijven van mening - net als in 1895 en 1899 - dat de instelling van té plaatselijk belang is om een subsidieverzoek voor 1000 gulden te kunnen steunen. Positief is de houding van de pastorievoogden, die in ieder geval het gebouw kosteloos in bruikleen afstaan.
Onder het inspirerende directoraat van zuster Telina Dijkstra ziet de vereniging kans haar heilzame opdracht in het tweede en derde decennium van 20e eeuw uit te voeren. In 1916 wordt de wens tot uitbreiding van de verpleegmogelijkheden al geuit, maar het duurt nog tot 4 juni 1927 dat door het Gemeentebestuur van Aengwirden vergunning nr. 857 wordt afgegeven voor de stichting van een ziekenhuis aan de Thialfweg. De bouw neemt enige tijd in beslag en al op 10 april 1929 volgt de eerste uitbreiding met de bouw van een barak voor besmettelijke ziekten met een oppervlakte van 200 m2, in twee afdelingen en met in totaal 10 bedden. (Vergunning no. 982). Het kwam uiteraard los te staan van het hoofdgebouw en op minimaal 30 meter afstand van de weg of straat. Twee jaar later - juli 1931 - is er reden om die barak al weer naar de nieuwste inzichten te herinrichten (Vergunning nr. 1089)
Opnieuw mogen we met eer noemen het nimmer aflatende werk van directrice Telina Dijkstra, die pas afscheid neemt als de nieuwe instelling goed op de rails staat. In 1935 neemt zij na 23 jaar trouwe dienst afscheid en schenkt het ziekenhuis twee prachtige gebrandschilderde ramen.
Wanneer zij in 1938 op 21 augustus ‘ s middags om half één overlijdt doet aanspreker Tjeerd Hoekstra (55) een dag later de aangifte. Zij is 65 jaar geworden en haar grafsteen bevindt zich bij de Rotondekerk van Terband. Een oud-verpleegster verschaft in 1983 bij de publicatie van een foto van mw. Dijkstra in een rubriek van de Leeuwarder Courant enige informatie over dat laatste levensjaar. Kort voor haar pensionering heeft ze een hersenbloeding gehad en raakt dan verlamd aan haar beide benen. „Zij mocht in een mooie kamer verpleegd worden. De adjunctdirectrice, zuster Froukje Hofma, woonde in deze kamer. Als gezelschap mocht ze zelf een zuster van de afdeling kiezen voor drie maanden. Daarna koos ze zelf weer een verpleegster. Je woonde dan zogenaamd in 't klooster! Eten en drinken, en haar verzorgen. Ze kreeg geregeld bezoek. De kamer stond vol mooie bloemen, iedere week andere".
De periode die daarop volgt, zal door de betrokkenen niet spoedig worden vergeten. Zeker is dat de oorlogsjaren niet ongemerkt zijn voorbijgegaan. In de voorbereidingen daarvoor mag gemeld worden dat de splinternieuwe oostelijke vleugel beschikte over een gas-en bomvrije kelder. Tijdens de oorlogsjaren krijgt deze de bestemming van lazaret voor de duitse militairen. Het dak wordt dan voorzien van een rood kruis. Die ‘inwoning’ betekent dat er ruimtenood ontstaat en is reden om barakken van allerlei soort op te richten om de taken te kunnen vervullen.
Het Ziekenhuis wordt steeds meer een dynamisch bedrijf, welke eigenlijk permanent in een staat van uitbreiding, reorganisatie, verbouw, herbouw en nieuwbouw verkeert. De dossiers van de bouwvergunning beslaat een indrukwekkende hoeveelheid. Het gemeentearchief van Heerenveen kan u uit de naoorlogse periode minstens vijftig dossiers overleggen.
In een van de eerste uitbreidingen speelt de Inspectie voor de Volksgezondheid een cruciale rol als ze Heerenveen een bericht sturen, dat het ziekenhuis in aanmerking komt voor streekziekenhuis met een capaciteit van ca. 300 bedden. Onder architectuur van M. Duintjer uit Amsterdam worden een infectiebarak, een uitbreiding van het beddenhuis, de keukenuitbreiding aan de oostvleugel als een noordelijke uitstulping en een polikliniek uit de grond gestampt. Het zusterhuis van 3 verdiepingen en 67 kamers in de ziekenhuistuin wordt in 1954 gegund aan de plaatselijke firma Van der Wijk, Schaap en Buwalda. De lijst wordt langer en langer: aanbouw röntgenafdeling (1955), mechanisatiekamer voor centrale lift (1958), verbouw operatiekamer (1958), bouw rijwielberging (1958), bouw trafo (1958), bouw verpleegpaviljoen (1959), uitbreiding polikliniek (1960), bouw nood-mortuarium (1961), bouw ketelhuis (1963), bouw bedde-en behandelhuis (1969, bouw röntgenpaviljoen (1970), uitbreiding kinderafdeling (1973), bouw school voor verpleegkundigen (1974), bouw psychiatrische afdeling (1978), uitbreiding apotheek (1988), enzovoorts, enzovoorts.
Schaduwkant van al deze uitbreidingen is het verdwijnen van het streekje huizen aan de westzijde van het ziekenhuis, bereikbaar vanaf de Thialfweg. In de straatnamenterminologie is de naam Thialfdwarsweg in gebruik geweest en in een eerdere fase heeft de volksmond de term ‘Vetpolle’ geïntroduceerd. Over de betekenis van deze term wordt door liefhebbers van toponiemen nog heftig gespeculeerd. Zeker is dat destijds de saamhorigheid van de bewoners wel zo groot is geweest, dat ze een deel van de Thialfweg zelf hebben aangelegd en verhard tegen een vergoeding van fl.1,50 per persoon. Op de Aerocarta-foto’s nr. 7133 en 7143 uit 1931 van “Oud Heerenveen vanuit de lucht” bepaalt dit rijtje van tien woningen mede het beeld van het oostelijk daarvan gelegen ziekenhuisterrein met fraaie tuinaanleg. Rond 1954 wordt het noord-zuid lopende weggetje verlengd en opgewaardeerd naar de Tjepkemastraat en krijgt als naam ‘Van Helomalaan’.
Met bovenstaande is uiteraard niet de gehele geschiedenis van ‘ons’ Heerenveense ziekenhuis geschreven. Het enige hoogtepunt waarmee we U uw herinneringen willen ‘updaten’ is de naamsverandering. Op 31 mei 1972 wordt door de jury uit 650 naamsuggesties voorgedragen de historisch verantwoorde naam: De TJONGERSCHANS. Ook deze gebeurtenis is beschreven door wijlen Jan de Jong in een ruim geïllustreerd boekje met de titel: “Strekkend tot heil der lijdende mensheid. 75 jaar ziekenhuis Heerenveen” (1986)
2013, november 3 - wibbo westerdijk - hip-backup
Heerenwal omstreeks 1928
HIP-TIME MAGAZINE 130
Heerenwal omstreeks 1928
Uit deze prentbriefkaart van de 1ste Heerenwal te Heerenveen blijkt nog duidelijk het grote belang van vervoer door de scheepvaart. Bussen, tonnen, pakketten, handkarren. Het zicht op de huizenrij is nu vanaf de Stationsbrug in de richting van de Herenwalsterbrug. U ziet dat het stukje kade tot en met het pand Kniphorst - het 3e pand vanaf rechts - voor de handelsaktiviteiten van de winkelstand van essentieel belang is. Even verderop is er sprake van een ongeplaveide kade, terwijl het hier tot aan de kadebalk geplaveid is en er bolders zijn geplaatst voor het aanleggen van schepen. Er is bovendien nog gelegenheid voor toeristisch bootvermaak door een trotse ‘schipper’!
Uiteraard is ook deze prentbriefkaart uit de collectie van het Heerenveen Museum, waarbij één exemplaar als poststempel heeft de datering van 27 X 1928, m.a.w. 27 october 1928. De uitgave is van G. Brouwer en Zoon’s Boekhandel met het kenmerk E&B. Deze laatste lettercombinatie geeft aan dat de Brouwer’s de kaarten niet zelf drukken, maar dat hebben laten doen door de firma Emrik & Binger te Haarlem.
Overigens is overduidelijk dat de twee pandjes rechts op de foto (waarvan de meest noordelijke slechts deels is afgebeeld) de winkel of eigenlijk de ‘goedkoope bazar’ van Pasveer is.
Laten we proberen de geschiedenis van deze twee panden eens te ontrafelen met de hulp van - merendeels - het kadaster, de gegevens vanuit het Haskerlands archief ons ooit aangereikt door Sietse Krikke, de omnummeringslijst uit 1911 uit het Jouster archief, de adresboeken van Heerenveen (vaker in deze rubriek gebruikt) en tenslotte informatie uit de kranten, welke in ons digitale tijdperk voornamelijk te danken zijn aan de website van de Koninklijke Bibliotheek t.w. <www.delpher.nl>.
PAND Heerenwal 69a.
Het eerste begin van dit tweede pand op onze foto is in ieder geval in 1832 vastgelegd onder kadasternummer Nijehaske A-1580 (huis) en A-1581 (tuin). Winkelier Ekke Johannes van der Meer in Heerenveen (AEN) is de eigenaar van huisnummer Nijehaske 47 aan de Heerenwal. Zelf heeft hij daar met zijn echtgenote Martentje Wiebrens de Vries (gehuwd geweest van 1797 tot 1808 met schoolmeester Lammert Woudstra en sindsdien weduwe) gewoond o.a. in 1816 (G.A. HAS, nr. 1496). Zij blijken te zijn gehuwd in de gemeente Haske op 8 januari 1812. Ekke Johannes van der Meer is dan 29 jaar en nog ‘boerenknegt’ in Het Meer. Martentje is dan zes jaar ouder en heeft twee jongens uit haar eerste huwelijk. Overigens wordt het beroep van Ekke van der Meer in een erfpachtcontract van de D.C.F. Veencompagnie van 27 september 1821 (DCF-archief nr. 1091) - als stiefvader van Wybren Lammerts Woudstra, mr. leertouwer - ‘uitdrager’ genoemd. Zijn echtgenote Martentje Wybrens de Vries heeft haar zoon Wybren het recht gegeven op een “huisstede en grond, bebouwd met eene huizinge, gekwoteerd met no. 48, leertouwerswinkel en droogschuur c.a.” (Zo ... dat is al de eerste vernummering van het adres ! en zullen nog enkele volgen.)
Rond 1825 wordt het huis al in twee gedeelten bewoond en blijkt groot genoeg voor twee huisgezinnen. De arbeider Binne Jisses Leertouwer is de ene gebruiker én de leerlooijer of leertouwer Wiebren Lammerts Woudstra (dus de in januari 1798 geboren stiefzoon van Ekke Johannes van der Meer) heeft daar met zijn vrouw Minke Siegers van der Laan, waarmee hij op 25 november 1816 op 17 jarige leeftijd is gehuwd, gewoond met vier kinderen, o.a. in 1825. (HAS 791).
De Volkstelling 1830 registreert op datzelfde pand het echtpaar Binne Jisses Leertouwer, arbeider (58) en Jantje Hijlkes Korver (43), die samen een gedeelte bewonen met nog drie minderjarige kinderen (12, 8 en 6 jaar). Tevens is er dan woonruimte voor het echtpaar Baltus Lijkles Fenema, schoenmaker (43) en Sijtske Aukes van der Werf. Zij mogen samen met vier minderjarige kinderen (12, 9, 7 en 3 jaar) het andere deel gebruiken.
De situatie in een bewonerslijst van 1834 kent de beide families ook nog, maar beschrijft het als volgt: volgnummer 065, huisnummer 047: Venema, Baltus L. ; 2 manspersonen, 4 vrouwspersonen; 6 protestant. Voor de andere familie geldt: volgnummer 066, huisnummer 047: Leertouwer, Binne J.; 3 manspersonen; 1 vrouwspersoon en 4 protestant. (Gegevens afkomstig van Sietse Krikke).
Ook de volgende gegevens zijn ons aangereikt door Krikke. Het jaar 1842 is huisnummer 47 in gebruik bij Baltus Lijkles Venema (1787), schoenmaker, en - voor het eerst nummer 47a het tehuis voor Binne Jisses Leertouwer (1777), die weliswaar arm is maar niet wordt bedeeld. De volgende lijst stamt uit 1852 en daar blijkt Binne Jisses Leertouwer niet meer als bewoner te zijn geregistreerd. Het nummer 47a bestaat niet meer en uit de overlijdensacten blijkt, dat Leertouwer is overleden in 1850. Baltus Lijkles Venema daarentegen heeft een nieuw huisnummer in 1852, namelijk 62.
Een repertoire van notaris Arjen Binnerts, d.d. 5 maart 1859, aktenummer 79 legt de gegevens vast van de verkoop door Ekke Johannes van der Meer (1782), inmiddels zonder maatschappelijke betrekking en wonend in Aengwirden en door de erfgenamen van zijn overleden huisvrouw Martentje Wiebrens de Vries (1776), die eerder getrouwd is geweest met Lammert Lolkes Woudstra. Het eerste onderdeel van die acte gaat over de overdracht aan zijn medeverkoper Sieger Sytzes van der Laan, koopman te Nijehaske, van een huis c.a. te Nijehaske, sectie A., nr. 1580 (huis aan de straat) en deels sectie A., nr. 1950, (tuin daarachter), samen groot 0.02.69 HA., voor fl.880,-. Kijken we hierbij naar de details van de kadastrale registratie dan zien we dat perceel A-1580 slechts een grootte heeft van 0.91 are. Dat zou betekenen dat perceel A-1950 zou moeten zijn geregistreerd op een grootte van 1.78 are. De kadastrale legger van Van der Meer komt evenwel niet verder dan een grootte van 1.40 are. Waar die resterende 0.38 are dan vandaan komt, blijft vooralsnog een groot raadsel.
Na afwikkeling van deze verkoop door de familie Van der Meer c.s. blijken de nieuwe eigenaren te zijn: Sieger Sijtzes van der Laan en Jan Johannes Wijntjes en wel tesamen onder leggernummer 1237. Slechts amper één jaar duurt deze samenwerking, want - zoals het kadaster meldt - er wordt een ‘splitsing vóór 1861’ doorgevoerd tussen de beide deelgenoten.
Jan Johannes Wijntjes (legger 475) wordt eigenaar van 0.90 are, waarbij de omschrijving van het bezit luidt: “synagoge, huis en erf” met als nieuw kadasternummer A-2073. De enige conclusie die we hier uit kunnen trekken is, dat Wijntjes verhuurder is van de ‘synagoge c.a.’ aan de Nederlandsche Israëlitische gemeente van Heerenveen ofwel de Joodse gemeente van Heerenveen. Achter het huis aan Heerenwal met kadasternummer A-1580 ligt tot het kadastrale dienstjaar 1846 een ‘tuin’ met een grootte van 1.40 are. Eerst heeft een ‘grensverandering’ in het dienstjaar 1837 het 2.50 are grote tuingedeelte teruggebracht van 2.50 are naar 1.40 are, ten faveure van stiefzoon Wiebren Lammerts Woudstra, die op het naastliggend perceel een ‘looierij’ gebruikt. Voor de 1.40 are tuin wordt op naam van Ekke Johannes van der Meer vervolgens het nieuwe kadastrale nummer A-1842 toegekend. Dan verandert een zgn. ‘stichting in dj. 1846’ dat in ‘huis met erf’ onder verantwoordelijkheid van Ekke Johannes van der Meer (legger 240.26). Dan komt ook het kadasternummer A-1950 in beeld én tegelijk verwerft Van der Meer daarmee voor 5 jaar belastingvrijdom tot 1851. Na de ‘expiratie’ uit die belasting blijkt de ‘gebouwde waarde’ te zijn vastgesteld op fl.6,-. Naar Heerenveense begrippen een uiterst lage waarde, omdat meestal als ondergrens fl.15,- wordt aangehouden. Het moet een uiterst bescheiden ‘huisje’ zijn geweest. Het is geoorloofd daaruit te concluderen, dat dit ‘huisje’ in huur is gegeven aan de Ned. Isr. Gemeente Heerenveen voor hun sabbathvieringen en hun onderwijs van de Thora. Van der Laan en Wijntjes continueren deze toestand, doch toen de beide partners besloten tot een ‘splitsing’ in hun gezamenlijk bezit in het dienstjaar 1861 en Wijntjes alleen verder gaat met 0.90 are verandert er het een en ander.
Allereerst wordt in Wijntjes z’n legger 475, onder regelnummer 13 het A-1950 kadasternummer vervangen door A-2073. De grootste verandering is evenwel de inhoudelijke omschrijving. Die verandert van ‘huis en erf’ naar ‘synagoge, huis en erf’. Dit schept in ieder geval zekerheid over het gebruik. Tegelijk verdwijnt door de splitsing de term ‘leerlooierij en erf’. De totale grootte van de omschrijving daarvan is steeds 2.20 are geweest. Daarvan gaat 0.95 are naar noordelijke eigenaar Jan Wiebes Nijholt, die na Woudstra eigenaar is geweest van de ‘leerlooierij en erf’ en brengt zijn bezit op 2.75 are. Verder wordt 0.25 are van 2.20 are herverdeelt onder Wijntjes en van der Laan.
Sieger Sijtzes van der Laan heeft door de ‘splitsing’ naast A-1580 (0.91 are) dan nog een bleekveld A-2072 (0.75 are) en ook nog een bleekveld A-2074 (1.00 are). Overigens is alles bereikbaar via de steeg ten zuiden van A-1580. Een kadastrale hermeting ‘vóór 1869’ scherpt de verschillende percelen, voor wat betreft de grootten nog wat aan, maar dan gaat het om wijzigingen uitgedrukt in centiares. De eigenaren blijven dezelfden, maar er worden opnieuw nieuwe kadasternummers toegekend: A-2861 tot en met A-2864.Evenwel, in de joodse gemeenschap wordt kennelijk de behoefte gevoeld ‘baas in eigen synagoge’ te zijn, want op 8 augustus 1876 schrijft notaris Gerrit Boschloo uit Heerenveen in het dagregister van het kadaster een koopacte in. De erven Wijntjes - vader Jan Johannes is op 18 maart 1865 als 75 jarige overleden - verkopen ‘een gebouw dienende tot Synagoge en badkamer met stede en grond op de Heerenwal onder Nijehaske, sectie A., no. 1862’, aan Izaäk Veldman en Hartog Izaäks Cohen, beiden koopman te Nijehaske, en tevens voorzitter en penningmeester van het Bestuur van de Nederlandsche Israëlitische Gemeente te Heerenveen.
Deze veranderingen zijn op het Netteplan van 1887 vastgelegd. Daaruit komt het beeld naar voren, dat dit ene perceel zodanig is verkaveld, dat er vier verschillende opeenvolgende kadasternummers zijn ingevoerd. Vanaf de Heerenslootzijde is dat eerst A-2864 (het huis aan de straat), daartegenaan een huis met een stuk erf A-2863. Vervolgens op het middendeel een ‘huis’ met een gebouwtje daar los van staand maar beiden op hetzelfde erf (A-2862) en tenslotte tot de westelijke scheidsloot een stukje tuin c.q. erf (A-2861). De totale grootte van het perceel bedraagt dan 0.59 are (A-2864), 1.12 are (A-2863), 0.92 are (A-2862) en 0.94 are (A-2861), samen is dat: 3.57 are. Volgens een kadastrale kaart uit 1868 wordt aan het perceel ten noorden van dit viertal het kadasternummer A-2865 toegekend. De inhoudelijke omschrijving daarvan is 2.93 are. Als het volledig identiek zou zijn geweest aan A-1582 en A-1582a dan zou de totale grootte moeten zijn geweest: 2.50 are plus 0.40 are is samen 2.90 are. Maar er is een hermeting geweest inmiddels.
Wie er in de periode na 1853 in de als ‘huis’ aangegeven percelen hebben gewoond, hebben we nog niet kunnen vaststellen. Daarvoor is toegang nodig tot de bevolkingsregisters na 1850 van Nijehaske (HAS) en een verschrikkelijke hoop tijdsinzet. We hopen dat ook Haskerland over niet al te lange tijd deze via ‘Alle Friezen’ digitaal beschikbaar kan stellen.
In een eerdere bijdrage over de Heerenwal hebben we U al eens kennis laten maken met de originele vernummeringslijst op het Gemeentearchief van Joure van het jaar 1911. Daarin staan als ‘oud nummer’ tot 1911, respectievelijk nr. 61 (voor de Ned. Isr. Kerk dus A-2862 of eigenlijk A-4573 ), nr. 60a (voor - vermoedelijk - A-2863) en nr. 60 (in pen bijgeschreven: ‘winkel’ , dus aan de straat A-2864).
Na 1911 is het oude nummer 61 vervangen door het Nijehaske A-86 nummer (waarbij deze A staat voor huisnummer in wijk A.) Nummer 60a wordt dan Nijehaske A-87 en nummer 60 krijgt Nijehaske A-88.
Met behulp van het zoekprogramma Delpher van de Koninklijke Bibliotheek hebben we hoop gehad één van deze huisnummers te kunnen koppelen aan een persoon of gebruiker. Dat was een ijdele hoop.
Toch staat op foto 01187 van Museum Heerenveen ten noorden van het pand Kniphorst een huisje met een tuitgevel, twee smalle gevelraampjes op zolderverdiepinghoogte met daartussen een reclamebord van forse afmetingen en de tekst: “Voor ongeregelde goederen vertegenwoordiger K.K. Eppinga”. Die foto is van omstreeks 1910. Die opvatting wordt stevig bevestigd door het Nieuwsblad van Friesland van 23 april 1910, waarvan de tekst luidt: “Aan het geachte publiek van Heerenveen & Omstreken wordt bekend gemaakt, dat voor mijn rekening een handel zal worden begonnen in geregelde en ongeregelde goederen tegen buitengewoon lage prijzen. Met den verkoop dezer goederen heb ik belast den heer K.K. Eppinga, Heerenwal, Heerenveen, voorheen Knijpe. Aanbevelend, E. van der Zwaag.”
Eppinga gaat aan de slag. Zijn werkgever evenwel komt na zo’n jaar of drie in de problemen. Het eerste signaal daarvan vinden we in het Nieuwsblad van Friesland, waarin aangekondigd wordt een “Boelgoed - Nijehaske op Dinsdag den zevenden juli 1900veertien, des voormiddags om 10 uur, ten huize van E. van der Zwaag, koopman en winkelier te Heerenveen, Nijehaske, zal publiek worden verkocht, door deurw. P.L. DE LANG te Heerenveen: Verschillende meubelen en huisgeraden, een partijtje manufacturen, een hond, kippenhok met zes kippen, kar op twee wielen, enz enz.”. In dit bericht wordt niet gesproken van een faillissement, maar in Het Nieuws van de Dag van 7 juli 1914 staat onder “FAILLISSEMENTEN. Failliet verklaard: (o.a.) 4 Juli. E. van der Zwaag, koopman, Nijehaske; -- r.-c. (rechter-commissaris) mr. J.J.E. Boschloo; cur. (curator) mr. M. de Muinck, Heerenveen.”
Het is niet het eind van de loopbaan van de heer K.K. Eppinga, want uit een advertentie op 29 juli 1919 blijkt dat hij in de ‘Manufacturen’ is gegaan en aan de Heerenwal is gebleven. Het assortiment betreft ‘Amerikaansche Lappen’, geschikt voor boezeroens, jongenskielen, morgenjurken, boezelaars, enz. Prima kwaliteit! IJzersterk! Spotprijs! Dames-en Kindermantels, Heerencostuums, Damesrokken, borstrokken, onderlijfjes, onderpakken, damespantalons, dameshoeden, Buckskin lappen, manchester broeken. Ze worden voor spotprijzen opgeruimd door Eppinga. Kort daarna verkoopt slager Franke Bouwes van der Laan het pand nr. 353 op de westkant van de Dracht aan het tweetal S.H. van der Laan uit Nijehaske en R.J. Smilde te Heerenveen, die het op 30 april 1920 finaal hebben gekocht voor fl.10.551,-. Koopman Klaas Klazes Eppinga kan het kennelijk huren. Van der Laan vertrekt op 8 mei 1920 uit het huis en Eppinga kan zijn ‘affaire’ daar beginnen. In het adresboek 1922 blijkt K.K. Eppinga de winkel aan de Dracht no. 106 te exploiteren als ‘koopman in manufacturen’.
Eerder - bij het verhaal over ‘De Goedkoope Bazar’ - onder Nijehaske A-83 hebben we al vastgesteld, dat in het pand waar Eppinga de ongeregelde goederen aan de man heeft gebracht op zaterdagavond 15 maart 1919 om 6 uur ‘s avonds Pasveer’s Goedkoope Bazar met porselein, glas, aardewerk en galanterieën zijn zaak opent. Deze Fa. Wed. H. Pasveer & Zoon heeft nu twee adressen vlak bij elkaar, namelijk nr. 83 (en met het huis met winkel van Kniphorst nr. 85 ertussen) ook nr. 89.
Wij moeten nu onze redenering onderbreken en het woord geven aan een kenner van het huis van de familie Kniphorst op no. 85. Vanuit het zweedse Värmskog schrijft Reina Post-Kniphorst, geboren in Nijehaske op 15 september 1924 en dochter van Pieter Hendriks Kniphorst (1890), op 10 mei 1997 over een afbeelding van het huis van haar grootouders Hendrik Kniphorst (1849-1906) en Janke Wiebes (1848-1909).
Citeren we - uit de tekst van haar brief - het volgende: “Foto moet genomen zijn ± 1906; in de deur staat mijn vaders broer J.A. Kniphorst. Hij was ca. 4 jaar ouder dan vader, dus van 1886. Het huis rechts was later weg, de steeg voerde naar de synagoge, die achter deze huizen stond (herinner ik me nog)”.
Dit bericht van Reina Post-Kniphorst houdt in, dat in het kadastrale dienstjaar 1935 (dus in werkelijkheid iets eerder) de synagoge, badkamer en erf (A-4573) en nog een stuk erf (A-4572) middels een zgn. ‘overdracht’ van de oude eigenaar de Ned. Isr. Gemeente van Heerenveen naar de nieuwe eigenaar de Ned. Isr. Gemeente van Sneek zijn gegaan.
Het pand met kadasternummer A-2864 (aan de straatzijde) en door ons aangewezen als het pand met huisnummer A-87 - dus ten noorden van het het pand Kniphorst met nummer A-85 - is in het kadastrale dienstjaar 1914 onderwerp van een ‘scheiding en verkoop’ in en door de familie Sieger Sijtzes van der Laan. De begunstigden zijn Willem Visscher, touwslager te Steenwijk, en zijn echtgenote Roelofje van der Laan, die het in het dienstjaar 1916 doorverkopen aan Hendrik Johannes Comello, schilder te Benedenknijp e. Hij is de geregistreerde eigenaar van legger 3653.2. Hij bewoont het pand evenmin en na een jaar of vijf verkoopt hij het in het kadastrale dienstjaar 1921 aan de uiteindelijke eigenaar Jan Pasveer met legger 3860.5. Datzelfde is eveneens gebeurd met A-2863, en dus ook in het dienstjaar 1921.
We ronden de brief van Reina Post-Kniphorst af met haar beschrijving van de noordelijk gelegen panden vanaf de Stationsstraat. Alzo: “Vanaf de spoorbrug waren de huizen als volgt: op de hoek een bakkerswinkel (Spoelstra), aansluitend de bakkerij (niet meer in gebruik). Huis waar m’n oom woonde (73); “kleine” Pasveer (72); een woonhuis met gevel in 2 verdiepingen (71); “grote” Pasveer (70) die in mijn tijd 2 percelen besloeg, waarvan het 2e (69a) dat was wat je rechts op de foto ziet; dan het ‘Kniphorst’-huis (69), dus no. 6 in mijn tijd, nr. 7 toen de foto gemaakt werd.”
Nu we de situatie begrijpen welke Reina Post-Kniphorst heeft beschreven, gaan we nog even terug naar de oude huisnummer van vóór de éénwording van Heerenveen op 1 juli 1934.
Heerenwal 73 is eerder Nijehaske A-92 (J.A. Kniphorst, de expediteur); Heerenwal 72 is daarvoor Nijehaske A-91 (‘kleine’ W. Pasveer); Heerenwal 71 is geweest Nijehaske A-90 (Th. Bakker); Heerenwal 70 blijkt Nijehaske A-89 en dus van ‘grote’ J.H. Pasveer te zijn, net als kleine huisje ook van ‘grote’ Pasveer van Heerenwal 69a eerder - waarschijnlijk - Nijehaske A-87 is geweest. De nummers 86 en 88 - huis, loots en erf - en - synagoge, badkamer en erf - zijn niet aan de straatzijde gesitueerd, maar achter Nijehaske A-87.
Zoals aan het uiterlijk op deze foto is te zien, is dat ongetwijfeld te danken aan een zgn. kadastrale ‘herbouw, enz.’ is uit het dienstjaar 1924 en in werkelijkheid dus iets eerder. Pasveer heeft de beide aan de straat staande panden dan sinds dienstjaar 1921 al in zijn bezit: sloopt het tweede pand gedeeltelijk en maakt er ‘winkel met erf’ van.
PAND Heerenwal 70
Het deels afgebeelde pand nr. 70 blijft in zijn originele staat met dezelfde Pasveer als eigenaar. Daarbij blijft het overigens niet, want in 1934 ná de eenwording van Heerenveen neemt het gemeentebestuur van Heerenveen de bouwvergunningen, over die door Haskerland al zijn voorbereid en kan Pasveer opnieuw aan de slag voor een méér dan ingrijpende verbouwing. De bouwtekeningen van de architect A. Laagland uit Den Haag spreken duidelijke taal. Daarbij moet wel worden verteld, dat Pasveer dan ook eigenaar is geworden van het achterliggende terrein met de synagoge, de badkamer en een stuk erf, samen 1.90 are groot. Na die verbouwingen spreekt het kadaster zelfs voor de opnieuw kadastraal onder Tjalleberd ingedeelde bezittingen onder E-380 tot en met E-383 van ‘bovenwoningen, winkel, fabriek en erf’. Wel blijven de gevels van de samenstellende panden iets van elkaar verschillen en blijven in sommige bronnen ook beide huisnummer 69a en 70 in gebruik.
De totale breedte van de twee voorgevels van dit duo-pand wordt in de bouwtekening op circa 12.00 meter gesteld, terwijl het oorspronkelijke pand 69a een breedte heeft gehad van 6.89 meter en het pand 70 van 5.06 meter, samen derhalve 11.95 meter.
Een bijzondere opname van de beide panden staat in het boekje ‘De Heerenwal. Bruggen en gekromde ruggen’ op de pagina’s 82 en 83. Daarop zijn de ramen van de panden beveiligd tegen explosiegevaar in het geval dat de Duitsers de brug zouden opblazen. De Heerenveners zijn nog maar net over de drempel van de bevrijding heen als het bericht de bevolking bereikt, dat Jan H. Pasveer op 31 april 1945 is overleden. Zijn weduwe Johanna Elizabeth Kokxhoorn blijft samen met haar zoon het bedrijf voortzetten. In het adresboek van 1949 is deze jongeman Henricus M. Pasveer ingeschreven als ‘winkelier’. In 1952 neemt de wed. Pasveer architect F.W. Wierda in de arm, laat voor de bovenverdieping van het zuidelijke pand nr. 69a een pakhuisruimte verbouwen tot een aantrekkelijke bovenwoning. Op 17 juli 1952 krijgt ze daarvoor toestemming van de gemeente. (Vergunning 88-52) Inmiddels is ze ook in gesprek voor een overname van de winkel door een huurder. Die huurder (of mogelijk) bedrijfsleider is Bernardus C. Brouwer die op 2 september 1952 wordt ingeschreven op het adres Heerenwal nr. 70 en afkomstig is van Didam bij Amsterdam. In het adresboek 1954 staat hij ingeschreven als ‘etaleur’. Niettemin, hij koopt volgens volgens de kadastrale registratie in het kadastrale dienstjaar 1958 het gehele complex onder kadasternummer E-712 met een grootte van 6.54 are, bestaande uit winkel, bovenwoningen en erf. De verkopers zijn de weduwe J.E. Pasveer-Kokxhoorn en haar zoon Henricus Maria Pasveer (geb. 2 aug. 1926).
Voor de heer Brouwer begint het met een ,valse start’. Nauwelijks begonnen krijgt hij begin oktober 1958 te maken met een oplichter, die voor fl.70,- speelgoed meekrijgt en voor eenzelfde bedrag ook nog een te bezorgen bestelling plaatst voor een adres in Wolvega. Dat adres blijkt evenwel niet te bestaan. Bij de aangifte bij de recherche kan hij
slechts een vaag signalement geven. Een geschatte leeftijd van 40 jaar en drager van een tweedjas. Bovendien blijkt in 1960 de exploitatie van dit warenhuis hem boven het hoofd te zijn gegroeid. Bij vonnis van Arrondissements-Rechtbank te Leeuwarden van 25 februari 1960 is hij in staat van faillissement verklaard. Hij handelde onder de benaming “Pasveer’s Warenhuis”. Als curator wordt aangesteld Mr. B. Daniëls te Leeuwarden. Uiteraard doorloopt hij vervolgens de gehele faillissementsprocedure met schuldvorderingen, verificatievergadering, uitdelingslijst en het verbindend worden van de slotlijst op 1 februari 1963. Zolang wordt uiteraard niet gewacht met de verkoop van het warenhuis. Ook wacht de heer Brouwer niet met verhuizen. Hij wordt al op 28 maart 1960 uitgeschreven naar Didam, waar hij vandaan is gekomen. Op donderdagavond 27 oktober 1960 wordt het kapitale zakenpand op de eerste Heerenwal 70 aangekocht door administrateur Fokke Brugge. Hij doet dat in opdracht van Van Ommen’s Handelsvereniging te Amersfoort. Deze firma heeft dan al een vestiging in Heerenveen aan het Stationsplein nr. 10. Het is een groothandel in huishoudelijke artikelen. De letters op de gevel ‘VOHA’ staan dus voor ‘Van Ommen’s Handels Vereniging’. Op 29 mei 1964 blijkt Van Ommen een onderhuurder te hebben gekregen in de persoon van Fokke Dijkstra, die op deze datum het adres Herenwal 70 aanbeveelt voor alle soorten kampeertenten, ook voor de verhuur (2-. 4- en 6-persoonstenten, luchtbedden, enz.) De adresboeken van 1964 en 1966 maken daar ook melding van. De woningkaart heeft Fokke Dijkstra al ingeschreven op nr. 70 per 21 februari 1961 en hij woont er in 1976 nog steeds. Tenslotte hebben we een winkelbedrijvenlijst uit 1970 kunnen inzien, waarbij de belangrijkste informatie over de handelsvereniging Van Ommen blijkt te zijn dat ze 400 m2 oppervlakte tot hun gebruik hebben. Overigens keert het kadaster in het dj. 1975 - na een hermeting - terug naar een kadasternummer in de sectie A. Vanaf dan staat het perceel geregistreerd onder kadasternummer Tjalleberd, sectie A-9577.
Spijtig genoeg hebben we zeer weinig over het gebruik ná 1970 kunnen vinden, met uitzondering van de naam Joh. Bakker die daar dan onder het adres Herenwal 69a een bandenservicebedrijf exploiteert. In de telefoongids van 1998 staat de Autobandenhandel J. Bakker / W.W. van Bokhorst onder huisno. 69a. Op internet wordt - nu in 2016 - het ‘Handel in en reparatie van autobanden; fietsherstellers- en bromfietsbedrijf.’ genoemd. Zelfs Google Maps laat op de beide gevels van 69a en 70 nog de plank zien met het opschrift: BANDENSERVICE J. BAKKER.
2016, april 24 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Sietse Krikke
1e Herenwal 1972
HIP-TIME MAGAZINE 42
In de jaren dat dit soort aktiviteiten - zoals op fotonummer 0317 uit het archief van het Museum Willem van Haren - worden vastgelegd, is dat beslist op de eerste Herenwal nog geen dagelijkse routine. Daar waar de grote vrachtauto met het opschrift “VERHUIZINGEN” staat (en zien we op de bumper het Mercedes-logo. Is dat het niet het merk van transportbedrijf Wierda ?) is al een hiaat in de bebouwing ontstaan in eerder jaren. Voor het verleggen van de tramlijn is in de jaren 1929-1931 het huis van de huisschilder W. Krikke gesneuveld om voldoende ruimte te krijgen voor toegang vanaf het station naar een nieuwe trambrug over de Heerensloot, die zijn traject via de Heerenstraat en de toekomstige K.R. Poststraat buitenom de bebouwing zoekt naar de kunstweg langs het Meer en de Knipe. De originele tramlijn met de nauwe bochten door het centrum van Heerenveen komt daarmee te vervallen.
Bij dit tafereel gaan afbraakbezigheden kennelijk gepaard met de inzet van een bedrijf voor ‘verhuizingen’. Kenners van vrachtauto’s zullen ons feilloos kunnen vertellen met wie we hier als verhuisbedrijf van doen hebben. Het afbreken van het adres Herenwal 42 is beslist geen sinecure en de ‘puinrijder’ lijkt inmiddels vergevorderd in zijn bedoelingen. Die afbraak is het gevolg van het plan van Gemeentewerken Heerenveen uit 1967, uiteraard aangestuurd door B. en W. en de Raad, om een nieuwe en bredere verbindingsbrug aan te leggen over de Heerensloot naar de K.R. Poststraat. In de Friese Koerier van 14 februari 1968 wordt het plan van een miljoen gepresenteerd, maar staat ook een foto van de doorbraak en het eerdere ‘Huize Muller’. Dat pand staat op onze bovenstaande foto nog in volle glorie ‘voornaam’ te wezen. Toch moeten we vrezen, dat de verhuiswagen daar staat als voorbereiding op de afbraak ook van het pand nummer 43. Dossier 312-1 van het gemeentelijk archief uit de periode 1967-1975 vertelt ons immers, dat het in 1971 is aangekocht van keel-, neus-en oorarts A.H. Dekhuyzen voor ruim fl.140.000,-. In hetzelfde jaar heeft D. Smilde, die dan nog als procuratiehouder door het leven gaat maar al enige tijd (vanaf eind december 1968) elders (Prins Bernhardweg 6, Oranjewoud) woont, zijn pand nr. 42 aan de gemeente overgedragen voor bijna fl.56.000,-. De laatste huurder van dat pand is volgens een winkelbedrijvenlijst uit 1970: W. Fontijn, klokkenmuseum. Hij heeft 60 vierkante meter tot zijn beschikking. Als de aanbesteding van de 12 meter brede brug zijn beslag heeft gekregen is het 5 september 1972. We mogen gerust aannemen, dat onze foto uit die periode stamt. En dat klopt; achterop de foto van 8 bij 8 cm. staat 5-3-1972.
Dan zie we nog een kleine stukje gevel van Herenwal no. 41. Een heer rommelt in de laadruimte van de stationcar. Van Herenwal no. 41 is in ieder geval bewoner geweest de heer Hendrik Kuiper uit Nieuwebrug. Die is op 26 februari 1962 het huis gaan bewonen, wordt in het adresboek van 1964 nog winkelier genoemd, doch in dat van 1966 als ‘zonder beroep’ aangemerkt. Ook dit pand zal sneuvelen bij nog nieuwere toekomstplannen voor de verbreding van de ‘Trambaan’ na de verplaatsing van het stationsgebouw.
Het grote huis is in het boek “De Heerenwal. Bruggen en gekromde ruggen” door de gloedvolle betoogtrant van wijlen Jan de Jong ternauwernood ontsnapt aan een cult-status. De immense bewondering voor de persoon van Eelco Nicolaas van Kleffens (1894), die een aantal jaren (met zijn ouders dit huis heeft bewoond en zijn lagere schooljaren doorbracht op de openbare lagere school van Nijehaske, is daaraan debet is geweest. Vader mr. H.C. van Kleffens, substituut-officier van justitie te Heerenveen, krijgt in 1905 in Groningen dezelfde rechterlijke functie. Het huis krijgt opnieuw een justitieel medewerker als bewoner, nl. mr. A. van der Leij, rechter aan de arrondissementsrechtbank te Heerenveen. Deze komt namelijk voor in de adresboeken van 1922 en 1927 weliswaar onder wijk A., huisno. 56, doch hetzelfde huis. Diens opvolger A.P. Lankhorst, directeur van de Friesche Vischhandel maakt de vernummering van 1934 nog mee naar Herenwal no. 43, maar dr. Samuel Muller, keel-, neus-en oorarts, staat in het adresboek van 1936 als eerste onder dit huisnummer. De woningkaart schrijft hem in per 28 september 1936. Het bevalt hem in ieder geval bijna twintig jaar, want hij verhuist per 4 januari 1956 naar Noordwijk. Ruim een maand woont hij samen met zijn collega-opvolger k.n.o.-arts Jan W.E.P. Versteeg (1921-1990), wiens carrière in juli 1962 een vertrek noodzakelijke maakt en vanaf 3 en 5 juli betrekken de k.n.o.-artsen dr. Eberhard H. Kusen. en dr. Auke H. Dekhuyzen het pand. Kusen vindt na bijna twee jaar een ‘gaadlik’ optrekje in de Prinses Irenelaan in Oranjewoud. Dekhuyzen acht de afstand Heerenwal - Ziekenhuis een voor hem passende oplossing: hij blijft tot 1972 en verhuist dan noodgedwongen naar de Van Maasdijkstraat.
De naam W. Krikke (1886) laat in de plaatselijke Heerenveense cultuurgeschiedenis ongetwijfeld bellen rinkelen, zodra we de voornaam Wigle daaraan koppelen. Hij is de zoon van de meer bekende Klaas Krikke (1847-1923), die eveneens als ‘zondagsschilder’ een bijdrage heeft geleverd aan de topografische kennis van de Heerenveners. Hoewel Wigle als minder getalenteerd is te kenschetsen, zijn er ook van zijn hand een aantal kleinere bijdragen geleverd. Door zijn noodzakelijk vertrek vanaf de Herenwal A57 (later 44) is hij gaan wonen aan de Badweg (Bouwlust 33) om daar zijn schilderswerkplaats te vestigen.
Links achter de verhuiswagen ontwaart u een merkwaardig en typerend geveltje. Achter de façade wordt een brede bovenverdieping gesuggereerd, welk effect nog wordt versterkt door drie dicht naastelkaar geplaatste vensters met daarboven aan weerszijden van een borstwering een gemetseld zuiltje. Over de bouwgeschiedenis is verder niets bekend, maar het ontwerp doet wel wat denken aan de huizen van de Verlengde Dracht van omstreeks 1923. Het zou mij niet verbazen of timmerman-aannemer Johannes de Haan heeft ook hier zijn ‘handtekening’ achter gelaten. Zeer waarschijnlijk is deze verbouwing gebeurd in opdracht van winkelier-wolkammer-manufacturier Ale T. de Boer. Zijn naam siert het eerste adresboek van 1922 al onder het destijdse huisnummer Wijk A. no. 58. Bij de ‘Heerenveen-één”-operatie van 1934 krijgt hij van zijn nieuwe overheid het no. 45 op de deurpost geschilderd. Op 26 februari 1942 overlijdt de Boer, en zijn weduwe Hiltje van der Schaar blijft er nog wonen tot ze op 2 februari 1949 naar Dokkum gaat. Het adresboek van 1949 geeft ons de naam van mej. Anna C.E. de Vries, die er dan haar mode-vakschool heeft gevestigd. Zij is er in oktober 1945 als kostgangster komen wonen en vertrekt eind augustus 1949. Vast staat dat Johannes van der Schaar de sleutel per 7 februari 1949 heeft beheerd. Hij komt voor in het adresboek van 1954 als boekhandel. Rond 1970 meldt de winkelbedrijvenlijst, dat hij 20 vierkante meter gebruikt in een matig onderhouden pand, waar hij een stencildrukkerij exploiteert. De rest van het pand is kennelijk verhuurt aan S. Adema, die op 35 vierkante meter een electriciteitszaak runt op het adres Herenwal 45a.
Onder de latere directeur Albert R. van der Schaar komt het bedrijf als ‘Van der Schaar Kantoorefficiency b.v.’ behoorlijk tot bloei met als bedrijfsfilosofie, dat ze geen machines en meubelen leveren, maar kennis en oplossingen ! Het leidt zelfs tot een flinke uitbreiding van het vloeroppervlak.
2013, januari 27 - wibbo westerdijk - hip-backup
1ste Heerenwal vóór 1906
HIP-TIME MAGAZINE 129: 1ste HEERENWAL vóór 1906
ALGEMENE INLEIDING
Bij het documenteren van de huizen van de Heerenwal (tot 1934 staand in het dorpsgebied van Nijehaske en derhalve in de gemeente Haskerland) is de periode vanaf 1830 tot 1934 (zelfs met behulp van oude foto’s) voor de doorsnee-inwoner van Heerenveen een lastig te nemen hindernis. De eerste problemen worden al opgeworpen bij de start van het kadaster in 1832. De minuutkaartgegevens, waarop de Heerenwal gedocumenteerd zou moeten zijn met de percelen van de woningen en de erven (lees: tuinen), is als aparte uitsnede in een noodzakelijke andere schaal getekend aan de rand van de grote kadastrale minuutkaart. Het vele raadplegen en wijzigen heeft binnen de kadastrale organisatie kennelijk zoveel gebruiksschade aangericht dat het verschrikkelijk moeilijk is een zuiver en absoluut verantwoord beeld daarvan te geven alleen op basis van het kaartbeeld (met in de percelen de handmatig geschreven kadastrale nummers) te ontcijferen.
Met de introductie van de digitale beschikbaarheid b.v. op de HIS-GIS website, is daarom helaas gekozen voor het niet opnemen van deze uitsnede in de bestanden. De hoop, dat er een poging tot reconstructie van de gegevens zou worden ondernomen door deskundige onderzoekers om in dat manco te voorzien, is tot op heden ijdel gebleken. Bij het tot stand komen van de maquette van het Heerenveen (schaal 1:70) voor het Museum Willem van Haren (thans: Heerenveen Museum) hebben de werkgroepleden niettemin geprobeerd - met behulp van kadasterkaarten en kadastrale gegevens én steun van een oud-medewerker met kennis van gebruikte codes - verantwoorde keuzes te maken. Die pogingen zijn vastgelegd in ringbandmappen en staan ter beschikking voor verdere onderzoeksdoeleinden.
Hiernaast ziet U de uitsnede van de minuutkaart Nije-en Oudehaske 1832 (nr. MIN02064A01) van it Tresoar.
De tand des tijds heeft met name aan de randen van de kaart zijn sporen overtuigend nagelaten.
Met behulp van de O.A.T. , een sterke loep én een flinke dosis gezond verstand valt er nog wél iets van te maken.
Synchroon met de bestudering van de minuutkaartbeelden heeft men gebruik moeten en kunnen maken van de inhoud van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels 1832. De beschrijvingen van de percelen, met de eigenaren van de opgemaakte leggers, hun perceelgrootten en hun bestemmingen en de daarvoor aangewezen kadastrale nummers hebben daardoor een beter beeld van de situatie aan de werkgroepleden verschaft.
Ook complicerend is de omstandigheid geweest, dat de Heerenwal in Nijehaske tot 1934 alleen voorkomt in de archiefbestanden van Haskerland. De toegankelijkheid van het archief van Haskerland in Joure is bovendien weer net een tikje afwijkend van die van Heerenveen, waarin we redelijk de weg kunnen vinden. Dat ligt dus bij de Joure iets anders. Niettemin ...
Van al deze inspanningen willen we gebruik gaan maken bij de beschrijving van de bovenstaande foto, die uit het prentbriefkaartenarchief van het Heerenveen Museum afkomstig is. Het blijkt een uitgave van de N.V. Heerenveensche Boekh. v.h. A.L. Land met als opschrift: “Groet uit Heerenveen. 2700.” De adreszijde is ongescheiden, zoals gebruikelijk is geweest vóór de verandering van de Postwet 1905. De oudste datumstempel van de vier Heerenveense exemplaren is overigens uit het jaar 1906.
Natuurlijk hebben we ons ook even op de hoogte gesteld van het aanbod van het Fries Fotoarchief en zien daar tot onze grote verbazing voor exact dezelfde foto een compleet andere beschrijving. Onder nummer 52032 luidt deze: “Dorpsgezicht van Heerenveen, waarschijnlijk de Schans, maar het kan ook de Fok of de Herenwal zijn. Over het water ligt een brug”. Het opschrift meldt ons: “KIEK te HEERENVEEN”. Als datering wordt een periode gehanteerd “1900-1950”, hetgeen wel erg ruim is genomen ons inziens. Wel bijzonder is dat als fotograaf wordt aangemerkt “Schnabel, Sc.”. De afmetingen 7.5 x 11 cm zijn die van een prentbriefkaart.
Voor Heerenveense begrippen is de beschrijving zeer ruim geïnterpreteerd en weinig gedetailleerd. Voor de standaard van het Fries Fotoarchief loont het de moeite om de ontstaansperiode van deze foto toch nog eens te vergelijken met opnamen uit latere tijd.
Afgezien van het pand met de ronde deur op de hoek van de Stationsstraat met de 1e Heerenwal is en het tweede daarvan ten zuiden staande pand met de tuitgevel is er op het rijtje op onze foto van vóór 1905 geen enkel pand meer in de originele staat. Het stukje straat vanaf de linkerkant van de foto tot aan de Stationsstraat (in totaal 9 panden) is qua bouwstijlen niet meer te vergelijken met de huidige bebouwing. We nemen deze keer een drietal panden uit de serie van negen.
PAND HEERENWAL 64
Het meest linkse pand op onze foto uit het begin van de 20 eeuw oogt als een voornaam pand met een traditionele voorgevel (raam-raam-deur-raam) met een ondiep voortuintje omsloten door een gietijzeren hek en voorzien van een forse dakkapel. De breedte van de voorgevel is in de periode tussen 1887 (het Netteplan) en 1913 (Waterleidingkaart) tot stand gekomen en heeft als gevolg daarvan het kadastrale nummer A-4343 gekregen. In 1887 zijn dat nog twee naast elkaar staande smalle huisjes met de kadastrale nummers A-2856 (huis), A-2855 (huis), plus A-2854 (tuin). Echter, de drie oorspronkelijke nummers zijn A-1573 (huis), A-1574 (huis) en A-1575 (tuin). Twee huisjes en één tuin betekent in dit geval, dat het gaat om een bezit, een eigendom van de Roomsch Catholijke Armen van Heerenveen. De gebouwde waarde van de huisjes voor de belastingaanslag is gesteld op fl.15,- en de bewoners zijn bevoorrecht wegens hun katholieke geloof daar te mogen wonen.
Die bewoners zijn 1830 bij de Volkstelling onder huisnummer 43: het gezin van Anthoon Beekman, plaatselijk commies, bestaande uit 6 personen, en onder nr. 44: Antje Steenbergen, wed. van Andries Hendriks Bleeker, arbeidster, en een kleinkind Johannes Andries Bleeker van een jaar oud. Inwonend noteren we de wed. Johanna Franzes de Jong, 63 jaar oud en eveneens arbeidster. In 1842 wordt de - inmiddels - weduwe Beekman door de R.K. kerk bedeeld en Antje Steenbergen door de armvoogdij van Nijehaske. Bij laatstgenoemde woont in zekere Jan Melijn / Melein. De bewoners uit latere lijsten zijn jammer genoeg niet met zekerheid vast te stellen.
De grote verandering kunnen we waarnemen op de Waterleidingkaart van 1913. Daar blijken alle drie de kadastrale nummers te zijn samengevoegd tot het nieuwe nummer A-4343. En wat in dit verband belangrijk is, is dat dit kadastrale nummer is gekoppeld aan een huisnummer. Dat is overigens gebeurt in het jaar 1911, waarin de raad van Haskerland het besluit heeft genomen een complete vernummeringsronde door te voeren. Er is in de laatste jaren van de 19e eeuw enorm veel bijgebouwd op de Heerenwal, hetgeen in dit geval overtuigend blijkt. Tot 1911 is het huisnummer 55 gangbaar geweest, maar nu wordt het verhoogd tot nr. 79. Plezierige bijkomstigheid is dat de voornaamheid van het pand enigszins wordt bevestigd door een advertentie in de Hepkemakrant van 15 juni 1915. De bewoonster van dat ogenblik Mevr. Korf-Wiegersma, Heerenwal 79, Heerenveen, blijkt de weduwe te zijn van de in 1901 overleden Klaas Adams Korf. Verder blijkt uit het adresboek van 1922, dat het een familiehuis is geworden door de bewoning van zoon Wieger Klazes Korf en zijn gezin. Helaas eindigt op 13 juni 1928 het leven van Wieger Korf op 57 jarige leeftijd in dit huis. Omdat de weduwe met drie nog ongehuwde kinderen niet meer op dit adres voorkomt in het provinciale adresboek van 1928 is de conclusie, dat ze nog datzelfde jaar is verhuisd.
De nieuwe bewoner vinden we in het adresboek van 1934 en heet D. van der Zwaag, die als meubelmaker door het leven gaat. Hij afficheert zich in 1916 als ‘Schoorsteenmantelfabriek”, woont in 1922 op de 1e Heerenwal nr. 83 en adverteert in 1926 met ‘Complete Meubilering’. Douwe van der Zwaag adverteert voor het eerst in de Hepkemakrant van 7 maart 1930 met “Het Meubelhuis” op Heerenwal 79 en op 17 maart 1933 blijkt hij zijn zaak te hebben uitgebreid met Heerenwal 100. Dat is dan een pand op de tweede Heerenwal.
In 1934 blijkt het huis no. 79 te zijn vernummerd naar no. 64. Hij blijft in dit pand zeer lang zijn ambachtelijk bedrijf uitoefenen, maar volgens de adresboeken wordt zijn beroep vaker omschreven als ‘meubelhandel’ en ‘meubelhandelaar’. In 1955 meldt de Heerenveense Koerier, dat de seizoenopruiming van de ‘algehele woninginrichting’ van D. van der Zwaag in het ‘Meubelhuis’ plaats zal vinden in de panden Heerenwal 63-64-65. Dat betekent een behoorlijk expansiedrift van deze ondernemer, maar tevens bijna het einde daarvan. Hoewel ... met de Heropening van “Het Meubelhuis’ v.h. Douwe van der Zwaag op dinsdag 17 december 1957 blijkt, dat hij een ‘huurder’ heeft gevonden in de persoon van M.P. Kouwenhoven. Dat wordt bevestigd door de woningkaart, want Douwe van der Zwaag vertrekt 30 november 1957 naar Heerenwal nr. 17. Mattheus P. Kouwenhoven vestigt zich volgens diezelfde kaart vanuit Voorburg in de bedrijfswoning nr. 64 op 2 december 1957. In zijn advertenties als ‘woninginrichter’ spreekt hij alleen nog over de panden nr. 64 en 65.
Aan het annexeren van dat pand nr. 63 zit een ‘vreemd luchtje’. Dat nummer staat namelijk beschreven in de adresboeken van 1936 en 1938 met als gebruiker H. Posthumus, koopman in manufacturen, en in die van 1949 en 1954 als gebruikster A.T. Posthumus, winkelierster.
Vaststaat dat het “Zakenpand met afzonderlijk pakhuis en werkplaats” op maandag 2 oktober 1967 in Hotel Smid aan de Schans publiek zal worden verkocht. De advertentie van notaris S. Hoekstra geeft enkele waardevolle details, maar blijft hardnekkig alleen Eerste Heerenwal no. 64 noemen. De kadastrale grootte is 6 are 88 centiare en het ruime pand heeft een frontbreedte van plm. 14 meter - dus toch twee samengetrokken panden - en een vloeroppervlakte voor winkel, toonzaal en pakhuis van plm. 300 m2. Opnieuw gaan onze wenkbrauwen fronsen wanneer we nu lezen, dat sedert 1920 in het pand een goed beklante meubelzaak annex gehele woninginrichting is geëxploiteerd. Zou daar sprake kunnen zijn van een zetfoutje: 1920 in plaats van 1930 ?
Die verkoop betekent voor Kouwenhoven een grote opruiming (daarop vooruitlopend is hij op 17 oktober 1966 alvast verhuisd naar Oranjewoud, Brouwerslaan 14). Hij kan natuurlijk in de Minckelersstraat in de winkelgalerij “De Passage” bij de herstart in september 1967, niet beginnen met ‘winkeldochters’. Op 17 oktober 1967 verschaft de Friese Koerier over de nieuwe eigenaar duidelijkheid. De 6.88 are van het zakenpand, met woonruimte, vrijstaand pakhuis en aangebouwde werkplaats, erf en flinke tuin wordt voor fl.49.600,- het bezit van C. Griek. Inmiddels verhuist Cornelis Griek op 27 juni 1968 van de Vuurvlinderstraat naar de bedrijfswoning nr. 64 bij de zaak. De Friese Koerier van 29 juni 1968 volgt het verloop van de inrichting en verhuizing van het Technisch Installatiebureau Griek, die van amper 12 m2 op de tweede Heerenwal 158 nu de beschikking heeft over 100 m2. Met name is geïnvesteerd in etalageruimte voor het assortiment radio's, (kleuren) televisie-ontvangers, kachels, ijskasten, wasautomaten, lampen, droogkappen, enz. Vader Johannes Griek heeft lange tijd te boek gestaan als ‘lood-en zinkwerker’, terwijl zoon Cor Griek er een moderne vorm en uitbreiding aan gaat geven. Het is bovendien op de groei gekocht.
De rest van de bedrijfsgeschiedenis van het Technisch Installatiebureau Griek kent bijna iedere Heerenvener boven de dertig jaar. In 2005 wordt een fusie met Haskotherm Installatiebedrijf uit Joure in gang gezet, die twee jaar later in een nieuw onderkomen op bedrijventerrein De Kavels tot meer efficiëntie zal moeten leiden. Dat gaat helaas niet lukken, want de installtiebedrijven Griek TIB BV en Haskotherm BV worden in januari 2008 failliet verklaard. Sietsma installatietechniek BV uit Drachten neemt begin februari de beide bedrijven over, maar de naam Griek Techniek BV onder directie van Johannes de Vries blijft de werkmaatschappij. De ontwikkelingen gaan zo snel, dat in datzelfde jaar Griek TIB te Heerenveen door ITD (Installatietechniek & Domotica B.V) wordt geannexeerd en Sietsma Installatietechniek in 2014.
Het pand Herenwal 64 / 65 voert op de gevel (Google Maps): ‘JAMA Zonwering Raamdecoratie’. Overigens heeft dit bedrijf volgens Google ook op de Herenwal 183 een vestiging.
PAND HEERENWAL 67
Het tweede pand op onze foto is niet nr. 66, want dat is als huisnummer niet verder gekomen dan de status ‘pakhuis’. Dus richten we ons op Heerenwal 67, maar dat is pas in 1934. Het begint in 1832 met het eigendom van de koopman Jan Hendriks Pasveer. Hij heeft in eigendom de kadastrale percelen A-1576 (huis, met het huisnummer 45), A-1576a (looierij) en A-1577 (tuin).
De daarbij behorende lijst van bewoners is gedateerd: 1830. Op dit adres staan die families geregistreerd, te weten Jan Hendriks Pasveer, 41 jaar, koopman en winkelier, en zijn vrouw Trijntje Oeges Veenstra, 40 jaar. In hun huwelijksacte is Jan nog varensgezel en wordt Trijntje naaister genoemd, maar dat is al op 20 december 1815. Ze hebben geen kinderen gehad en hebben zich kennelijk gericht op verhuur of inwoning. Wel is Jan regelmatige klant bij het notariaat. Tot hun gezin behoren dan ook twee kinderen van Abe de Nes: Baukjen van 16 jaar en Trijntje van 11 jaar. Zij zijn familie van Trijntje Oeges Veenstra, want Elske Oeges Veenstra is hun moeder. Vader en moeder zijn beide al overleden en deze twee wonen derhalve bij Tante Trijntje en oom Jan.
De tweede familie, welke onder huisnummer 45 zijn domicilie heeft, is het gezin van Heere van der Schaar, schipper en 30 jaar én zijn vrouw Annigje Joukes Reinderts, 33 jaar. In 1830 hebben ze een dochtertje Antje van 1 jaar oud en in 1831 staan ze in een personele omslag onder huisnummer 45c. En tenslotte is er het derde gezin, dat van de pottebakkersknecht Sjoerd Sjoerds Knaap, 38 jaar en IJkjen Luitzens Wielinga, eveneens 38 jaar. Hun dochter Trijntje van 12 en zoontje van 3 jaar Jacob hebben bovendien nog wat aanspraak van pottebakkersknecht Sijtze IJnzes de Vries, die inwonend is. In een lijst van gezinnen van 1834 staat de bewuste Jan H. Pasveer als winkelier en koopman op volgnr. 61 op de lijst en hij heeft op dat ogenblik ook nog huisnummer Heerenwal 45. De samenstelling van zijn gezin is dan dezelfde als in 1830, namelijk 1 manlijk persoon en 3 vrouwen. Op volgnummer 62 wordt vermeld - maar eveneens onder huisnummer 45: Knaap, Sjoerd J. Zijn zoontje is gestorven 26 september 1833, zodat het gezin nu nog 1 manlijke en 2 vrouwlijke leden telt.
Op de lijst van bewoners van het jaar 1842 van Nijehaske laat Sietse Krikke weten, dat er op huisnummer 45 vier gezinseenheden worden genoemd, t.w. Jan Hendriks Pasveer (geb. 1788) en nog steeds winkelier en koopman; Sjoerd Knaap, op dat ogenblik zonder beroep; Klaas Brouwer, beurtschipper; Janke J. Wijntjes, zonder beroep, en onder nummer 45a: wed. K. Terpstra.
Bij de bewonerslijst van 1852 blijkt het huisnummer van Jan Hendriks Pasveer te zijn gewijzigd in het huisnummer 59 en heeft hij voor zijn bestaan het beroep van schipper weer opgepakt. Onder het nummer 59a staan Jan Douwes Hemstra, timmerman, en ook Antje Wiebes Knijpstra, wed. J. van der Meulen.
De aanvankelijke kadastrale nummers A-1576 (huis), A-1576a (looierij) en A-1577 (tuin) worden op de kaart van 1868 vervangen - van de Heerenwalzijde naar de erfscheiding - door de nummers A-2857 (huis), A-2858 (huis met erf) en A-2859 (pakhuis), terwijl op het netteplan van 1887 en op waterleidingkaart de situatie -van Heerenslootzijde tot de erfscheiding - is vernummerd naar A-3291 (huis), A-3292 (huis), A-3293 (huis) en A-2859 (huis).
Bij de omnummeringsoperatie van Haskerland in het jaar 1911 staan daarvoor als ‘oud nummer’ 56c, 56b, 56a en 56, terwijl als ‘nieuw nummer’ geldigheid krijgen A-80, A-81, A-82 en A-83. De letter ‘A’ is het wijknummer ! Als extra aantekening is daarin tevens bijgeschreven, dat A-81 de status van ‘pakhuis’ heeft gekregen. In 1922 wordt weliswaar onder no. A-81 nog de naam van mej. G. Sluiter genoemd, maar zij is beslist de laatste bewoner geweest. Met huisno. 56a is iets vergelijkbaars aan de hand. Dat wordt na die vernummeringsoperatie no. A-82 en wordt in 1922 en 1927 bewoond door de wed. C. van der Werf, zonder beroep. Later wordt van beide nummers nooit meer melding gemaakt.
Over het nieuwe nummer A-80, welke in 1934 bij de Heerenveen-één samenvoeging het nummer Heerenwal 66 heeft gekregen, is er nog sprake van bewoning tot 1938. In het adresboek 1922 (de eerste na 1911) is bewoner van Nijehaske A-80: F.W. Westink, stoker van de gasfabriek. De adresboeken van 1927 en 1928 noemen J. B. van Dijk, zonder beroep, als bewoner, en in de boeken van 1934 en 1936 is de opperman J.N. Kok hoofdbewoner en in 1936 de fabrieksarbeider N. Kok medebewoner. Vanaf 1938 zijn er geen vermeldingen meer van het nummer Heerenwal 66 in de adresboeken. Afgebroken ?
Het oude nummer 56 (tot 1911) wordt gewijzigd in én identiek verklaard aan het nummer Nijehaske A-83 (vanaf 1911). Overal op de Heerenwal duikt de naam ‘Pasveer’ op. Zo ook in 1919. In een grote advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 14 maart 1919 van de wed. H. Pasveer & Zoon, die op Zaterdagavond 6 uur de opening van de nieuwe zaak ‘Pasveer’s Goedkoope Bazar’ in het vooruitzicht stellen. “Porcelein, Glas, Aardewerk en Galanteriën” worden tegen zeer lage prijzen verkocht. Door een combinatie van zaken in Heerenveen, Meppel en Hoogeveen hebben ze grote partijen kunnen inkopen. Het meest opvallende in deze advertentie is dat ze twee nummers op de Heerenwal bezetten, namelijk nr. A-83 ( en dus eerder no. 56) en no. A-89 (meer naar de Stationsstraat eerder no. 62, maar - en dat is belangrijk - later in 1934 is dat no. 69a/70). Op de originele foto 01187 van Museum Heerenveen is - naast de slogan ‘DE GROOTE BAZAR’ langs de gevelplank - in het bovenlicht van de winkeldeur de naam ‘Pasveer en zoon’ duidelijk waar te nemen. Volgens het adresboek van 1922 is de zaak dan definitief alleen functioneel op het nummer A-89.
D. van der Zwaag is volgens het adresboek 1922 dan de gelukkige gebruiker van dat Nijehasker wijk-nummer A-83. Hij staat aangegeven als winkelier. Een gezamenlijke advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 2 juli 1926 vertelt ons, dat je goedkoop kunt winkelen op de 1ste Heerenwal en o.a. ook bij D. van der Zwaag voor “Complete Meubilering”. In het adresboek van 1927 wordt hij eveneens onder A.83 genoemd: meubelmaker. Ook in 1928 geeft het Provinciale Adresboek voor de meubelen als adres D. van der Zwaag. Eerder hebben we D. van der Zwaag in 1930 al laten verhuizen naar Heerenwal nr. 79, zodat er een opvolger moet zijn geweest tussen 1930 en 1934. Groentenhandelaar J. Liemburg wenst zijn clientèle op 31 december 1933 namelijk vanuit de Nieuwstraat nog een voorspoedig nieuwjaar en gaat in de loop van 1934 het pand Heerenwal 67 betrekken. Dat althans is de conclusie uit het adresboek 1934.
Deze acht pas op 15 juni 1940 de tijd gekomen om te vertrekken naar Tjalleberd 263 (woningkaart). Inmiddels heeft hij dan al een tijdje onderdak gegeven aan Sijbren de Vries, die op 6 december 1939 van Opeinde naar de Heerenwal is gekomen om de groentehandel voort te zetten. Hij doet dat 18 jaar lang, want hij vertrekt pas op 24 oktober 1958 naar de gemeente Tietjerksteradeel. Zijn opvolger blijft in dezelfde branche en heet Jan Bijlsma, die op 6 november 1958 de kisten stapelt, maar op 25 juli 1961 naar de Herenwal 112 gaat. Kort daarvoor heeft hij nog een poging gedaan om via een aanvraag voor vergunning (nr. 147-610 gedateerd 15 juni 1961( door aannemer H.R. de Vries van de Dubbele Regel een forse verbouwing ter waarde van fl.26.000,- het winkel-woonhuis te vergroten tot groentenwinkel-woonhuis. Maar ... omdat hij op 8 augustus 1961 de leges nog niet heeft voldaan, valt er een brief van B. en W. in huize Bijlsma op de mat.
De ‘belanghebbend’ verzoekt in verband hiermee intrekking van de bouwvergunning en restitutie van de leges. We moeten aannemen dat hier sprake is geweest van een zeer ernstig conflict ?!
Kennelijk mag hij dan enige tijd wonen in het huis, welke Smilde kort daarvoor van Hendrik van Leuveren heeft opgekocht. Maar eind 1962 heeft hij zich al weer gevestigd op de 1e Heerenwal op het nummer 49. Daarvan maken de adresboek van 1964 en 1966 trouw melding, zelfs de opvolger raakt bekend door een winkelbedrijvenlijst van 1970 namelijk W. van der Schaar, Heerenwal 49. Ook hij is groentenhandelaar.
Heerenwal 67 heeft enige tijd kennelijk geen bewoner gehad, maar pas op 24 maart 1964 wordt op de woningkaart bijgeschreven Pieter van der Veen. Hij is wijnhandelaar en komt dan van Heerenwal 69. Veertien dagen eerder is hij het slachtoffer geweest van joyrijders, die zijn gele Opel Caravan hebben ontvreemd terwijl deze voor zijn huis geparkeerd stond. Bij een inventarisatie van de bedrijven op de Heerenwal in 1998 blijkt P. van der Veen nog steeds op nr. 67 zijn zaak te hebben.
Hoe een en ander te rijmen is met de site van Funda uit 2016, die als het bouwjaar 1945-1959 (men bedoeld denkelijk in de huidige staat gebracht in die periode, dus nr. 67 en 69 onder het tegenwoordige dak) is nog niet duidelijk.
PAND HEERENWAL 68
Dit pand is ooit begonnen als een looijerij (A-1576a) in de tuin. Het is later meer westelijk verplaatst op het perceel A-1576. Het heeft waarschijnlijk in de geschiedschrijving over de plaats van de synagoge veel verwarring gezaaid. In de concordans op basis van de woningkaarten is er zelfs sprake van ‘paardenstal’, maar wordt later ook ‘pakhuis’ genoemd. Het heeft achter in de tuin “DE GOEDKOOPE BAZAR” gestaan en we mogen aannemen, dat het bij de een of andere verbouwing is opgenomen in de uitbreiding van de nummers 67 en/of 69.
PAND HEERENWAL 69
De Commissie Herziening Grondbelasting Nijehaske (te vinden in it Tresoar onder CHG 523 van het jaar 1832) sluit zich aan bij de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van kadastraal Nijehaske, wanneer het kadasternummer Nijehaske A-1578 aan de orde is. Dit huis met tuin onder A-1579 wordt beschreven als eigendom van de schipper Jacob Reitzes Roefstra en geschat op een ‘gebouwde waarde’ van fl.30. Overigens is hij nog niet zo lang eigenaar-bewoner, want zijn vader Reitze Frankes Roefstra woonde er in 1825 nog en is in 1828 als weduwnaar overleden. Jacob deelt het huis no. 46 bij de Volkstelling van 1830 als beurtschipper (29) met zijn echtgenote Trijntje Sikkes Vrijmans, 24 jaar. In dat jaar van de Volkstelling heeft Roefstra inwoning van Coenradus Hendricus Barenbrug, een 31 jarige klerk, met zijn vrouw en dochtertje Johanna Dorothea (van 4 maanden). In een belastinglijst uit 1931 staat deze geregistreerd op huisno. 32a. Hij heeft dus maar kort bij Roefstra gewoond.
De situatie in 1834 is vervolgens zo, dat het echtpaar nog met zijn beiden is en om de kosten te bestrijden woont eveneens op Nijehaske no. 46 ook de weduwe G. van Terwisga, met in totaal een gezin van vier personen: 2 manlijke en 2 vrouwlijke. Niets is eeuwig, maar Jacob Roefstra woont ook in 1842 nog op hetzelfde adres nr. 46 op de Heerenwal. Zijn eerste echtgenote is al overleden in 1832, nalatende een dochtertje Sjoerdje. Hij hertrouwt in 1833 met Jeltje Harmens de Bruin. De bijwoning onder het nummer 46a wordt in 1842 gebruikt door Heere J. van der Schaaf.
Tien jaar later in 1852 is een oomzegger van Jacob R. Roefstra, die werkt als veerschipper, de hoofdbewoner van het inmiddels vernummerde huis. Het pand heeft nu nummer Nijehaske nr. 60 en de medebewoner van schipper Johannes Pieters Roefstra maakt gebruik van de ‘bijwoning’. Die persoon is Arend Kolthof. Verder is over hem niets bekend.
Bezien we nu weer de kadastrale kaart van 1868 dan blijken de aanvankelijke kadastrale nummers A-1578 (huis) en A-1579 (tuin) vervangen - van de Heerenwalzijde naar de erfscheiding - door het nummer A-2860. Leggen we het Netteplan van 1887 daarnaast dan geeft deze dezelfde informatie. Zelfs de waterleidingkaart van 1913 bevestigt dat beeld nog eens, maar er zijn in de tuin twee achterelkaar liggende gebouwen, vermoedelijk pakhuizen, opgetrokken en aan weerszijden van het huis bevindt zich een steeg. De zuidelijke daarvan hoort bij dit perceel en de noordelijke heeft lange tijd de toegang mogelijk gemaakt naar de joodse synagoge.
Ook nu maken we een sprong in de tijd en wel naar de omnummeringlijst van Nijehaske uit 1911. Als oud nummer van dit pand wordt gehanteerd het nummer 59. In een register voor de verkoop van sterke drank uit de periode 1882-1885 (arch. HAS 1567) komen we onder nummer 86 tegen Hendrik Kniphorst, Heerenwal nr. 59 met een aanvraag voor een vergunning voor een winkel-woonhuis. Het hernummerde huis wordt in 1911 geregistreerd als Nijehaske wijk A, nr. 85.
In een brief van 10 mei 1997 van Reina Pieters Kniphorst (getrouwd geweest met Rienk Post en destijds wonend in Värmskog in Zweden) sluit zij een foto bij van het betreffende huis. Het is genomen omstreeks 1906 en in de deuropening staat Jacob Albert (1886), de broer van Reina haar vader Pieter Kniphorst (1890). Het huis is eigendom geweest van haar grootvader Hendrik Kniphorst (1849), die is overleden op 18 november 1906 en handelaar en expediteur als beroep heeft gehad. Hij is getrouwd geweest met Janke Wiebes (1848-1909), afkomstig uit Harlingen. Dit huis met een forse dakkapel met op het winkelraam reclame voor ‘De Jong’s Cacao’. Hun oudste dochter mej. Margaretha Johanna Kniphorst (1876), roepnaam Jantje, dochter van Hendrik Kniphorst en Janke Wiebes, is vanaf 1909 ‘winkelierster’ of ‘kruidenierster’ geweest. Zij blijft ongehuwd en overlijdt in 1931 te Leeuwarden. Ten noorden van de Kniphorstwinkel voert de steeg met het pand no. 69a (van J.H. Pasveer) je naar de synagoge en het badhuis waar practisch iedere Heerenveense jood ritueel is gereinigd en vervolgens zijn gebeden heeft gememoriseerd (kad. Nijehaske A-2862 en later A-4573).
De winkel van Jantje blijft opereren onder de naam Fa. H. Kniphorst en zij neemt het initiatief om samen met een aantal andere middenstandsbedrijven de clientèle te confronteren met een ‘winkelsluitingsovereenkomst’. Op 1 april 1911 lezen de abonnee’s in de Hepkemakrant: “Ondergeteekenden berichten hunne geachte clientèle, dat met ingang van 1 April, hunne WINKELS alle werkdagen, met uitzondering van den Zaterdag, ‘s avonds na NEGEN uur en des Zondags geheel zullen zijn GESLOTEN. Fa. H. Kniphorst, Albino Mij. (v.d. Hoek), Boersma’s Winkels, U.J. de Jong, Gez. Laagland, Wed. Popma, K. Hovens Gréve.”
Overigens blijft de winkel op nr. 69 ook de uitvalsbasis voor de aktiviteiten van Jacob Albert. Hij heeft een overeenkomst gesloten van de Meppeler Stoom-Wasch-en Strijkinrichting, Electrische Bleekerij van A. Top & Zonen aan de Ruinerwoldsche straatweg te Meppel. Borkent als expediteur op Heerenwal 59 belast zich met ophalen en bezorgen binnen een week.
Op 1 april 1921 vindt er in de Heerenveense expeditiewereld een geruchtmakende gebeurtenis te beleven. De Stalhouderij en het Sleepersbrijf van de Heer J. Tadema wordt overgenomen door een bedrijfsfusie onder de naam “Heerenveensche Stalhouderij en Transportbedrijf”. Het consortium, bestaande uit Jacob Albert Kniphorst, Pieter Kniphorst, Jan Bunt en Gerrit Tadema regelen verhuizingen door het hele land, expediëren goederen in binnen-en buitenland, maken ‘Vigelanten-ritten’ en verhuren paarden en rijtuigen, enz. Zij krijgen de aanbeveling mee van de heer J. Tadema, die de Heerenveense clientèle dank zegt voor het genoten vertrouwen.
Overigens in Jacob Albert Kniphorst al een tijdje woonachtig op huisnummer Nijehaske A-92, na 1934 vernummerd naar Heerenwal 73. Dat is het huis pal ten zuiden van de bakkerij van Th.S. Bakker aan de Stationsstraat.
Bij hun buitenlandse ambities hoort kennelijk een agentschap door J.A. Kniphorst van “Vogelpoel en Noorweegen, binnen-en buitenlandsche Expediteurs te Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Haarlem”. Hun zgn. Snel-Groupagedienst in speciale Koel-en Kaaswagens op Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, doen Heerenveen op Dinsdag en Vrijdag aan. Kniphorst kan daarvoor vanaf juni 1924 alle inlichtingen geven.
Op verschillende prentbriefkaarten is de kade van de Heerenwal in de buurt van de Stationsbrug gepavoiseerd met de expeditievoertuigen van de Heerenveensche Stalhouderij en Transportbedrijf. Dat geeft waarschijnlijk toch wel enige overlast en zal mede ten grondslag hebben gelegen aan de aanbesteding op zaterdag 27 november 1926, ‘s morgens om elf uur, ten kantore Heerenwal no. 85 van “het bouwen van een houten Wagenloods op het Spoorwegemplacement te Heerenveen”. De advertentie maakt nog wel het voorbehoud van de goedkeuring van B. en W. van Haskerland.
Per 1 oktober 1930 draagt J. A. Kniphorst zijn overeenkomst voor de Groupagedienst van Heerenveen naar Groningen over aan de heren Vleeshouwer & Co en J. Wisman & Zn., Stoombootdienst-ondernemers te Gorredijk en Heerenveen.
Margaretha Johanna Kniphorst, die in de adresboeken van Heerenveen van 1922, 1927, 1928 als kruidenierster wordt beschouwd als hoofdbewoonster van Nijehaske A-85, overlijdt op 18 april 1931 op 54 jarige leeftijd. Zuster Janke (1878) woont dan in Heerenveen; Jacoba (1880) is getrouwd met een onderwijzer R.W.F. Post te Den Haag; Aukje (1883) en Anna Hendrica (1885) wonen daar ook: Jacob Albert (1886), getrouwd met Johanna Catharina Klomp en Pieter (1890) met als echtgenote Johanna Kiestra wonen allebei in Heerenveen. Jongste zuster Jantina zit dan in Leeuwarden.
Als beoogd opvolgster voor Margaretha Johanna in de winkel is daar haar zuster Janke, maar er dient zich een kandidaat aan voor volledige overname. Het is de koopman A. van der Veen, die in het Nieuwsblad van Friesland van 31 juli 1931 een advertentie plaatst met de volgende inhoud: “MORGEN Zaterdagavond 1 Aug. HEROPENING Zaak Fa. H. Kniphorst, Heerenwal. Ruime sorteering Binnen-en Buitenl. Wijnen en Gedistilleerd van 1e klas huizen. Vruchten-Limonades. Fondants, Suikerwerken, Biscuits (Droste en Verkade). Sigaren en verdere Rookart. A. VAN DER VEEN.
Het afscheid van de winkelaffaire Fa. H. Kniphorst door de dames Kniphorst wordt definitief wanneer de eigenaar mej. J. Kniphorst uittreedt volgens een bericht uit het Handelsregister, gepubliceerd in het Nieuwsblad van het Noorden van 14 september 1931.
Abele van der Veen, die sinds zijn huwelijk in 1919 met Geisje Catharina van Slooten al een carrière als handelsreiziger achter de rug heeft, overlijdt vrij plotseling op 45 jarige leefijd in het ziekenhuis aan de Thialfweg op 27 september 1936. Zijn weduwe zet de zaak in gedistilleerd en chocolaterie voort. Pas in 1945 bericht de Heerenveense Koerier, dat haar zoon Jacob en zijn vrouw Rigtje Brandsma hier komen wonen en in het adresboek van 1949 staat dat Jacob zich heeft laten noemen: zaakvoerder gedestilleerd.
Op dit detail uit een prentbriefkaart is de gevel van de drankhandel o.a. vertegenwoordigd met PLANTIAC en louter KABOUTER.
Broer Piet van der Veen blijkt in 1954 vertegenwoordiger te zijn. Het adresboek van 1960 is duidelijk. Hij heeft zich ontwikkeld tot wijnhandelaar en dat blijkt ook uit het adresboek van 1964. D. Buter - als vertegenwoordiger van het bedrijf - onthult ons het adresboek 1966 en dezelfde naam staat op de winkelbedrijvenlijst van 1970. Daar wordt zelfs het oppervlakte van de slijterij in vierkante meters genoemd, nl. 54 m2. Maar er staat ook bij dat D. Buter zelf geen eigenaar is. In 1998 wordt geconstateerd dat het pand in gebruik is bij Super Connie b.v. Wat ‘haar’ aktiviteiten zijn of zijn geweest, blijft voor ons een groot raadsel.
Tegenwoordig beschrijft Google onder Herenwal no. 69 de G.G.Z. groep Heerenveen, met een praktijk voor Neurofeedback. Met beneden een kantoorruimte-oppervlak van 110 m2 wordt de kantoormarkt benaderd door RBMT Bedrijfsmakelaars en Taxateurs.
Volgens de site van Funda is het bouwjaar 1945-1959 (men bedoeld denkelijk in de huidige staat gebracht in die periode ).
Essentieel is - naast het pand nr. 69 van de familie Kniphorst - de noordelijke steeg geweest. Deze verschafte de Heerenveense Joden tot 1933 toegang tot hun badhuis en Synagoge.
Node vragen we U uw nieuwsgierigheid naar de geschiedenis van de panden 69a en 70 nog enige tijd onder controle te houden. Daarvoor hebben we even wat meer tijd nodig om de feiten op een rijtje te krijgen. Mogelijk lukt dat aan de hand van een foto uit een latere tijd nog wel eens. Bovendien ... mocht U voor ons over historisch controleerbare gegevens beschikken (b.v. koopacte, bouwdossier, of dergelijke) dan houden we ons van harte aanbevolen.
2016, april 10 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Sietse Krikke
- Propstrasingel-omgeving vóór 1832
- Boerderij aan de Propstrasingel (1749-1832)
- Europalaan ca 1960
- Heerenveen 262, 479, 540, 499, 510, Breedpad 11
- EUREKA: DIA 04227
- Heerenveen nr. 263, 480, 541, 500, 511, Breedpad 13
- Heerenveen nr. 265, 481, 542, 501, 512, Breedpad 15
- Propstragebied als industrieterrein
- Propstragebied als garagecomplex, Hip-time 139
- Huisnummering van de Propstrabuurt, Hip-time 140
- Van Propstrabuurt naar Heerenveen-Centrum, Hip-time 141
- Van uitgaansparadijs tot sloppenwijk Hip-time 142