Cat. Foto's met een verhaal
Heerenveen nr. 265, 481, 542, 501, 512, Breedpad 15
HIP-TIME MAGAZINE 137
In onze aflevering van HIP-Time Magazine 131 hebben we U al verteld over de ontstaansgeschiedenis van kadastraal A-389, welke als derde pand op het Breedpad vanaf de Molenwijk in 1747 wordt gebouwd op een ‘koud steed’. De speciekohieren van Schoterland vanaf 1748 en het daarbij ondersteunende Quotisatiekohier van 1749 hebben ons ingelicht over de uurwerkmaker Thomas Wypkes. Een eerdere bron van het bestaan van Thomas Wypkes vinden we in een volkstelling van Friesland uit 1744, die destijds is ingesteld na klachten over de slechte handel en scheepvaart. De Staten van Friesland overwegen dan of de havenpachten kunnen worden afgeschaft en in de plaats daarvan een jaarlijkse quotisatie op de huisgezinnen kan worden geheven. De resolutie van 13 maart 1744 leidt tot een soort begroting van een mogelijke opbrengst. Deze eerste quotisatie gaat uit van vrijwillige bijdragen per huisgezin in geheel Friesland. Elk gezinshoofd wordt vervolgens benaderd en gevraagd naar zijn ‘aangeboden capitaal’ voor de quotisatie; de grootte van zijn gezin; een inschatting van ‘vermogend’ persoon, ‘insolvent’ persoon of ‘gealimenteerd’ persoon. Onder de fraaie naam “Omschryvinghe van de familiën in Frieslandt” wordt dit ook gedaan in de ‘grietenye Schooterlandt’ voor het gedeelte ‘Heerenveen Zuidkant’. Daar woont ook - ergens - Thomas Wypkes als hoofd van een ‘huisgezin’ van drie personen, welke aanbiedt een capitaal van 5-0-0 carolus guldens te willen geven. (bron: Tresoar - allefriezen).
Voor deze aflevering, die speciaal zal gaan over Breedpad 15 heeft mede-werkgroeplid Richard Hoekstra uit zijn fotocollectie een exemplaar beschikbaar gesteld uit midden jaren ’60. Het bedrijf “Bureau Vitesse” in Breedpad 11 is dan sinds 1966 daar gevestigd, terwijl slager Hoekstra op Breedpad 13 zijn ‘fijne vleeswaren’ aan de man en vrouw brengt. Op de gevel van Breedpad 15 staat ‘Sportcentrum’ vermeld. De exploitanten daarvan zullen Jacobus de Vries uit Grouw en Annie Arendsz uit Akkrum worden, die allebei een schaatsenrijdersachtergrond hebben. Jacobus als langebaanrijder en Annie als kortebaanrijdster. Op het moment dat ze trouwen op 13 april 1964 heeft Jacobus een zelfstandige melkhandel in Heerenveen (aan de Sieger van der Laanstraat als opvolger van Sietze Bosscha, die autorijinstructeur wordt bij de rijschool van Garage Kruis) en is Annie pedicure en kapster. In oktober 1964 vertelt de Leeuwarder Courant ons, dat er een jongen met zijn brommer door eigen onoplettendheid in botsing komt met het stilstaande Volkswagenbusje van Jacobus in de Sieversstraat. Een paar jaar later besluiten Johannes en Annie zich te vestigen met een zaak in sportartikelen aan het Breedpad 15. Hun start wordt dan natuurlijk vergemakkelijkt door hun bekendheid als schaatsfenomenen in Friesland. Maar de ambitie reikt verder en op de gevel van het pand komt dat tot uitdrukking met de slogan “Sportcentrum”.
Graag maken we gebruik van een detail van de ingekleurde prentbriefkaart (en erg veel lijkt op de prentbriefkaart van HIP-Time 135). Het is een uitgave “Heerenveen, Breedpad. De Kleuren-Lichtdruk is van S. Bakker Jr., Koog-Zaandijk, 1647. G. v.d. Boogaard, Heerenveen is de uitgever. Met dit beeld willen we de geschiedenis van Breedpad 15 nader toelichten. Houdt U voor ogen, dat in de 19e eeuw dit het aanzien is geweest van het betreffende pand in een klassieke stijlvorm met een steeg ten westen daarvan.
De prentbriefkaart dateert van voor 1904.
Geschiedenis van het perceel A-389
HIP-Time 131 is voor een groot deel besteed aan de voorgeschiedenis van het kadastrale perceel A-389. In deze aflevering gaan we vaststellen hoe het de bewoners van het pand met huisnummer 265 aan het Breedpad vanaf 1832 is vergaan gedurende de 19e en 20e eeuw.
De chirurgijn of genees-en heelmeester Johan (ook wel Jan) Christiaan Mann blijkt bij de volkstelling van 1830 al 59 jaar oud te zijn, terwijl zijn vrouw Hiltje Roelofs Offringa slechts vier jaar jonger is. Inwonend is dan nog de 26 jarige zoon Johann Christoffel Mann; de 19 jarige Fokje Wiebes Offringa, tantezegger van Hiltje Roelofs Offringa, is namelijk een dochter van Wiebe Roelofs Offringa en Antje Hendriks ten Brink. Als derde inwonende persoon treffen we aan Yzaak Jacobs Sasburg, die 48 jaar is en sinds januari 1825 weduwnaar van Bregtje Johannes Kremer. Hij is van beroep tuinier, en heeft vier kinderen, die na Bregtjes overlijden door de Algemene Armvoogdij van Heerenveen (SCO) worden gealimenteerd. Vader blijkt niet in staat ook in hun behoeften te voorzien. Hem wordt ook nooit een aanslag in de personele omslag opgelegd.
In augustus 1835 krijgt notaris Gauke Peeting van Johann Christiaan Mann de opdracht het huis nr. 265 met stede en grond en grote tuin met vruchtbomen te verkopen (Repertoire Tresoar T 26; inv. 55045, akte 151) Op 3 oktober 1835 wordt de finale verkoop toegewezen aan Roelof Wiebes Offringa voor resp. 2100 en 435 gulden (akte 157).
De Leeuwarder Courant van 11 september 1935 annonceert, dat notaris Gauke Peeting de verkoop bij strijk-en verhooggeld ten huize van J.H. Barlage, logementhouder op de hoek van de Dracht (Heerenlogement) zal leiden. De finale verkoop van “Eene Heeren-en ook geschikte Koopmans Huizinge, sub. no. 265 te Heerenveen aan het zoogenaamde Breedpad” draait om een ruim voorhuis, een kelderskamertje, grote middelkamer en keuken, twee kelders, een beste regenwatersbak en put. Een doorlopende zoldering met beschoten dak, bevat een bovenkamer. Verder is er een erf met een bleekveld en andere geriefelijkheden. Hierop is bij de eerste bieding voor fl.2100,- ingezet. De grote tuin met een aantal beste vruchtdragende bomen, kort achter de huizinge is ingezet op fl.435,-. Op 3 october valt dan de beslissing ook weer bij logementhouder Barlage. Er wordt niet meer verhoogd en het geheel kan al worden aanvaard op 1 december.
Johann Christiaan Mann vertrekt naar Workum om zich daar als ‘heelmeester ten plattenlande’ te vestigen. Johann Christoffel, de enige zoon, gaat ook naar Workum. Hij is eerder al door Zijne Majesteits besluit van 22 maart 1834 aangesteld als notaris te Workum. Maar door de dienst bij de Schutterij heeft hij die functie niet onmiddellijk kunnen aanvaarden. Op 7 oktober 1834 laat hij in de Leeuwarder Courant de Workumers weten, dat hij per 24 september zijn standplaats heeft kunnen innemen. Als datum voor zijn vertrek naar Workum noemen we 18 april 1935, wanneer hij als lidmaat van de kerk te Heerenveen is uitgeschreven. Op 6 juni 1838 trouwt hij vervolgens te Workum met Jantje Sijmons Kok, een 21 jarige Wyckelse jongedame.
Fokje Wiebes Offringa heeft al jong gekozen voor het huwelijk en wel op 26 februari 1831 met de sociëteitsbediende Jan IJbeles Adema, werkzaam en wonend in de sociëteit ‘De Eensgezindheid’ op de Heerenwal onder Nijehaske. Een leuk bericht in de Leeuwarder Courant van 7 oktober 1834 zal voor het echtpaar Adema-Offringa een drukke dag hebben betekend. Wat wordt er dan aangekondigd ? Franciscus Hessel, boekhandelaar te Heerenveen, heeft namelijk uitgegeven en alom - voor fl.0.20 - verzonden de “Dichterlijke Uitboezeming, bij enige Toast, op het Vaderlandsche Feest gevierd door eenige leden der Sociëteit EENSGEZINDHEID te Heerenveen, ter gelegenheid van de heuglijke terugkomst der Friesche Schutters op den 6 en 8 september 1834” van de hand van Mr. J. de Kruiff, Inspecteur van ‘s Rijksbelastingen (en ongetwijfeld sociëteitslid). Het boekje heeft het octavo-formaat (8vo of 17 bij 24 cm), gedrukt op velin papier van zeer hoge kwaliteit.
Het is niet ondenkbaar dat Johann Christoffel Mann, die sergeant-majoor is geweest bij de 1e afdeling, 2e bataljon, 2e en 3e compagnie bij het leger te velde en op 1 augustus 1831 naar het hospitaal is overgebracht, bij deze feestelijkheid aanwezig is geweest. Deelnemen als vrijwilliger aan de Tiendaagse Veldtocht in 1831 is niet niks en als je later ook nog het Metalen Kruis ontvangt ....
Paasman, onderzoeker van de Tiendaagse Veldtocht, noemt hem zelfs 2e luitenant 1e afd., 2e bat., 1e en 3e comp.; inv.nr. 128. (http://www.warkumserfskip.nl/id216.htm).
In het jaar 1836 staat in de Staat van de Bevolking van dat jaar onder no. 265 nog wel ingeschreven de weduwe Wiebe Offringa. Maar nog datzelfde jaar verhuist ze naar Heerenveen (Aengwirden) volgens de huwelijksakte van haar zoon Roel Wiebes Offringa. Zij blijkt voordien buiten de aanslagregeling van de personele omslag te vallen, zodat we haar naam daarin niet aantreffen. Zij woont er bij de gratie van het feit, dat haar zoon (die bakker is in Nijehaske) immers het pand in 1835 heeft gekocht.
In 1837, 1838 en 1839 treffen we vervolgens als bewoner van Breedpad 265 de ‘medicinae doctor’ Johannes Willem Groeneboom, die eerder lange tijd heeft gewoond op de Lindegracht onder no. 21. In 1840 geeft de Staat van de Loop der Bevolking als zijn adres Heerenveen nr. 197. Kadastraal komt dat overeen met A-317 (het tweede pand noordelijk van de Molensteeg).
Direct na het vertrek van Johannes Groeneboom uit het Breedpadpand wordt Froukje Hotzes Keimpema er als bewoonster geregistreerd. In het dossier van de Volkstelling van 1840 blijkt zij weduwe (van Jan van der Wal), arbeidster en 67 jaar oud.
Het moet hem ‘onderhands’ ter ore zijn gekomen, misschien wel bij een bezoek aan de Sociëteit Eensgezindheid op de Heerenwal, waar sociëteitsbediende Adema als concierge werkt en notaris Gauke Peeting, net als de regter mr. Ulbo Arend Evertsz ongetwijfeld regelmatig bezoekers zijn geweest. We hebben in de Leeuwarder Courant geen verkoopadvertentie kunnen vinden. Wel vastgesteld kan worden uit de repertoires van notaris Peeting, dat deze op 2 november 1839 mr. Ulbo Arendsz als koper van het ‘huis met erf en tuin aan het Breedpad en aan de Molenwijk’ laat registreren als nieuwe eigenaar. Voor fl.1810,25 heeft hij Breedpad 265 (kad. nr. A-389) in aktenummer 169 laten beschrijven. Gelijktijdig wordt de moestuin (kad. nr. A-391 verkocht aan Hendrik Alberts Propstra voor fl.451,-.
Mr. Ulbo Arend Evertsz is heel lang verbonden geweest aan de rechterlijke macht in Heerenveen.
Zijn carrière begint volgens de kohieren van de Personele Omslag om Heerenveen in 1824. Hij is dan regter in de “regtbank van eersten aanleg” en staat eerst van 1824 tot en met 1827 als kamerbewoner ingeschreven op huisnr. 262 ten huize van Bote Sibles Spandaw. Daarna van 1828 tot en met 1831 op de Dracht no. 216 bij Simon Hendriks Taconis, waar mr. Jan de Kruiff in 1828 als kamerbewoner is geweest. (SCO 2042) Evertsz is volgens een beschrijving op een reispas van 1831 geboren in 1799 in de Joure; is 1.90 meter lang; heeft bruine ogen; mond en neus zijn ‘ordinair’ (gewoon); heeft een ronde kin en heeft zwart haar en wenkbrauwen. Daarna woont hij een drietal jaren op huisno. 144 en vervolgens ook nog op huisno. 140, allebei op de oostkant van de Dracht. Eerst bij Lambertus Feits en daarna heeft hij het huis van Jan van der Sluis gekocht.
Tenslotte is hij dus van 1839 tot 1847 eigenaar-bewoner geweest van Breedpad 265, waar hij als vrijgezel samenwoont met zijn zuster Sandrina. In die 23 jaar is hij inmiddels opgeklommen in de rechterlijke hiërarchie van Heerenveen door hier president van de arrondissementsrechtbank te worden. Zijn vertrek naar Leeuwarden naar het Gerechtshof en tenslotte zijn benoeming als lid van de Hoge Raad hebben indruk gemaakt. Zelfs zo, dat mw. Martha Kist voor het Fries Genootschap een artikel over hem heeft geschreven. (Martha Kist, Een 'braaf burger'. Ulbe Arend Evertsz (1799-1860).' De Vrije Fries 82 (2002), pp. 132-139.)
Het vertrek van Mr. Evertsz is niet precies te dateren, maar we weten wel dat in de Staat van de Loop der Bevolking van 1848 als nieuwe bewoner staat ingeschreven Jhr. Daniël Engelen met zijn gezin. In begin januari 1848 worden volgens notaris Binnerts de onderhandelingen van de familie Engelen-Roorda met de familie Anthony Winkler Prins-Klijnsma over de overname van het buiten “Ontwijk” in Oranjewoud op scherp gezet, want de familie Engelen wil er van af. Het komt evenwel niet tot een transactie, maar de familie Engelen is inmiddels wel verhuisd naar het Breedpad (265) in Heerenveen. Het vervolg van het lot van het buiten ‘Ontwijk’ wordt duidelijk in januari en februari 1849. Het wordt op afbraak verkocht en de goederen worden op 16 februari 1849 te koop aangeboden door de heren W.A. Wagenaar en J.B. Veltman, die het een maand eerder hebben aangekocht op de finale verkoop in de Sociëteit De Eensgezindheid op de Heerenwal voor circa fl.2000,-. Of daar het koetshuis, de stalling en de hooischuur bij inbegrepen zijn is niet duidelijk, maar deze zijn wel onder de hamer gekomen en verkocht voor fl.1420.,- en fl.700,-. De boomgaard, de tuin en de aanleg zullen vermoedelijk in andere handen zijn gekomen voor fl.900,-.
Nauwelijks is de familie Engelen verhuisd naar het Breedpad of een familiaire ramp voltrekt zich. Op 6 april en op 2 juni 1848 verliezen ze eerst hun dochter Laurentia Clara Elizabeth (20 jaar) en op 2 juni 1848 Everharda (23 jaar). Uit hun overlijdensacten lezen we ook dat vader Lid van de Ridderschap van Vriesland is en dat hij als beroep kantonrechter van het arrondissement Heerenveen (sinds 1838) wordt genoemd.
Op 2 december 1857 overlijdt jonkheer Daniël Engelen zelf en uit zijn overlijdensacte blijkt dat de beide overleden dochters stammen uit zijn huwelijk met zijn tweede vrouw Gerbrecht Roorda, waarmee hij op 23 maart 1824 op huwelijkse voorwaarden is getrouwd. Uit het eerste huwelijk met Diderika Adema - op 20 oktober 1815 in Sneek voltrokken - is hen een zoon geboren op 2 februari 1817 met de naam Willem Engelbart Engelen. Een half jaar later ontvalt hen op 15 september 1817 vrouw en moeder Diderika Adema in de plaats Neerbosch bij Nijmegen in Gelderland. Die plaats mag gerust de ‘stam’streek van deze Engelen-familie worden genoemd. Ook Daniël Engelen is daar geboren op 19 juni 1791.
Zijn tweede echtgenote Gerbrecht Roorda (geb. Harlingen 30 juli 1795) besluit in Heerenveen in dit huis aan het Breedpad te blijven wonen, welke eind 1879 het huisnummer 481 heeft gekregen. Zij is bij de erfenis aangewezen als ‘vruchtgebruiker’ van A-389 (het huis met erf op 1.82 are grond), terwijl stiefzoon Willem Engelbart - inmiddels ambtenaar bij het Openbaar Ministerie te Leeuwarden - het eigendom heeft toegewezen gekregen. Zij heeft tenvolle kunnen profiteren van dat vruchtgebruik, want ze is maar liefst 96 jaar oud als ze op 12 januari 1892 in Heerenveen overlijdt. Naast de tien elkaar opvolgende meiden-dienstboden, heeft ze vanaf 1883 tot haar dood het dagelijkse leven gedeeld met een gezelschapsjuffrouw Adèle Elise Charlotte Bär. Deze blijkt evenwel een halve eeuw jonger (geb. 31 jan. 1845).
De historische sporen, welke de familie Engelen in Heerenveen heeft getrokken, zijn niet mis te verstaan. Dat begint al zeer vroeg als jonkheer Daniël Engelen zich in mei 1827 (kort na de dood van W.B. Kool van Heerens, overl. 2 maart 1827) een benoeming tot grietenijsecretaris onder grietman Pompejus Onno van Vierssen laat welgevallen. Zijn overhaaste vertrek uit Sneek maakt eerst een ‘kamerbewoner’ van hem aan de westzijde op de Vleesmarkt no. 2 bij de brug, waar Anne Sakes Braaksma als ‘lombardhouder’ tevens gemeubileerde kamerverhuur kan bieden. In 1828 vinden we hem vier maanden als bewoner van huisno. 21, eigendom van de Tuijmelaarsfamilie. Inmiddels heeft hij aan de zandweg in Oranjewoud (Prins Bernhardweg( het toekomstige buitentje “Ontwijk” aanbesteed en in aanbouw genomen.
Eén van de eerste voor Heerenveen meest opvallende aktiviteiten is zijn inzet voor het verkrijgen van een representatief ‘grietenijhuis’, waarop door de gouverneur van Friesland al een aantal jaren sterk is aangedrongen. Als het Heerenveense buitengoed ‘Grovestinsslot’ (Oenemastate) in 1827 te koop komt en de Provinciale Staten de grietenijraad daarvoor geen toestemming willen verlenen, besluit jonkheer Engelen - na machtiging van grietman en assessoren - merendeels uit eigen middelen het ‘slot’ toch in eigendom te krijgen. Vervolgens wordt er vijf jaar lang ‘gelobbyd’ tot in 1832 alles in kannen en kruiken is. (Voor alle details: zie De Veenbrief 1992, jrg. 6, no. 6, blz. 1 e.v.)
Deze zaak mag worden gezien als één van ‘algemeen belang’, waarbij de machtiging van grietman, assessoren en grietenijraad als ruggesteun tot de conclusie leidt te maken te hebben met een uiterst bekwame persoonlijkheid.
Zijn zakelijk inzicht heeft hem ook zelf geen windeieren opgeleverd. Zo is hij vrij snel al begonnen met de aankoop van landerijen kennelijk met strategische bedoelingen. Zo is hij er bijvoorbeeld in geslaagd om door die aangekochte landerijen en de 21e stelle onder Nieuweschoot voor het graven van een vaarweg van de Veenscheiding naar de Tjonger toestemming te krijgen bij Resolutie van Gedeputeerde Staten van Friesland van 14 januari 1841, no. 39 / 256. Bovendien kocht hij op 26 september 1840 de Veenscheiding van Harmanus Hiddinga, zodat er een doorgaande verbinding kan worden gecreëerd. De ‘mitsen en maren’ van de verschillende grietenijen tegen deze aanleg worden op 13 augustus 1840 in zijn voordeel beslist en kan de aanleg beginnen. Uiteraard moeten wel een aantal bruggen worden gerealiseerd: in de Rottumerweg, in de Lemsterweg en een draai bij Rotstergaast.
Ambtelijk vertaald wordt dat in de Leeuwarder Courant van 2 juli 1841: “De particuliere Vaart van de Veenscheiding naar de Tjonger, in eigendom aan jhr. D. Engelen, zal van nu af aan mogen worden gepasseerd, mits men zich stiptelijk gedragen overeenkomstig de provisioneel vastgestelde en aan de Vaart aangeplakte Verordeningen.”
Door deze infrastructurele verbetering op waterstaatkundig en infrastructureel gebied wordt in de advertenties bij onderhoudskwesties voor zowel de brug in het Rottumervoetpad als de Lemsterweg bij Nieuweschoot gesproken van ‘Engelenbrug’. Bovendien is het gebruik van de term ‘Engelenbrugje’ zeer regelmatig het synoniem voor het Heerenwalsterbrugje over de Veenscheiding in het verlengde van Heerenwal. De erven Engelen - zoon Willem Engelbart en kleinzoon Daniël Otto, beiden juristen - hebben in latere jaren nog wel voor enige weerstand gezorgd bij onderhoudskwesties van vaarwaters en bruggen.
(Voor het volledige verhaal, zie:J.A. Mulder, De Engelenvaart, in De Vrije Fries, vol. 56 (1976))
Voor een blijvende hommage aan zijn verdiensten als grietenijsecretaris (1827-1836), vrederechter (1836-1838) en kantonrechter (1838-1857) wordt bij raadsbesluit van 18 augustus 1958 besloten een straat als verbindingsweg tussen de Europalaan en de Karst de Jongweg: “Engelenstraat” te noemen. Deze wordt aangelegd in 1959.
In 1892 begint er voor het pand Breedpad 265 een nieuw hoofdstuk nu de weduwe Engelen (Gerbrecht Roorda) op 21 januari van dat jaar is overleden. Het huis wordt verkocht aan timmerman Willem de Graaf, die het huis in de verhuur doet. Het eerste gezin, die van deze optie gebruik maakt is dat van Hendrikus Kampsmidt (volgens geboorte-acte van 1846 Hermanus Hendricus), welke met vrouw en vier zoons op 27 mei 1892 uit Nijehaske komen. Per 14 juni 1893 vertrekken ze naar Leeuwarden. Daar overlijdt hij in 1918.
In het kadastrale dienstjaar 1894 verkoopt timmerman Willem de Graaf uit Heerenveen het huis (vermoedelijk met huisnr. 481) en erf (1.82 are) met kad. nr. A-389 en een gebouwde waarde van fl.275,- aan Sjoerdina Faber, wed. Geert Hendriks Pijlman, zonder beroep te ‘t Meer. De notariële minuutakte lijkt te zijn gepasseerd bij notaris Gerrit Boschloo op 22 december 1892, waarbij Willem de Graaf verkoopt een herenhuis, etc. voor fl.3901,- aan Sjoerdina Faber, wed. Geert Hendriks Pijlman. De krant L.C. maakt er geen melding van; het Nieuw Advertentieblad 1892 komt niet voor op www.delpher.nl , helaas. De huisnummerconcordans geeft ons als huisnummer Breedpad 481, wanneer zij er vanaf mei 1893 intrekt, na uit ‘t Meer te zijn gekomen.
Zelf heeft Sjoerdina Faber evenmin lang mogen genieten van de scheepvaartdrukte van de haven aan het Breedpad. Tijdens een verblijf in ‘s Gravenhage, waar ze op 29 april 1898 naartoe is vertrokken, overlijdt ze na een korte ongesteldheid op 28 mei 1898 op 58 jarige leeftijd. De aangifte wordt gedaan ‘uit aller naam’ door haar broer Jacobus Faber in Gorredijk. Het komt dus tot een verkoop, want het echtpaar Pijlman-Faber heeft geen kinderen gekregen. Wel heeft ze enkele jaren onderdak geboden aan haar nicht Margaretha Faber, die geboren is in 1873.
Laatste hoofdbewoner voor de eeuwwisseling is Sikko Klaassens Uri (1839), hoofdonderwijzer van school 3 in de Oude Kerkstraat, samen met zijn vrouw Janke Pasma. Zij zullen huurders zijn geweest en staan ingeschreven vanaf mei 1898 (eerst op nr. 481 en korte tijd later dus op nr. 542).
Met het vooruitzicht, dat Uri per 1 januari 1900 eervol zal worden ontslagen van zijn hoofdschap van school 3 in de Oude Kerkstraat (wegens lichaamsgebreken) en met pensioen zal gaan, ontvalt hem op 24 november 1899 zijn echtgenote. Gelukkig ontfermt zijn zuster Marchje Uri, die woont aan het Achterom (nr. 61) in Aengwirden met haar echtgenote de molenmaker Murk Jelmers Visser, zich over hem. Na een periode van ca. 8 maanden besluit hij op 13 augustus 1900 naar Delft te gaan. Daar woont aan de Voorstraat 90 zijn zoon P.H. Uri met z’n gezin, die hem een onderdak biedt. Op 5 mei 1906 eindigt daar zijn aardse bestaan.
Na deze afdwaling naar een bijzondere meester voor veel kinderen uit de armste gezinnen van Heerenveen, richten we ons nu op de akte van de provisionele en finale toewijzing in repertoire 069054 van notaris Hendrik Jacob Willem Terlet, die in Joure kantoor houdt. Op 1 februari 1899 koopt Maria Judith Klinkenberg, gehuwd met Pieter van der Meulen, inspecteur der belastingen te Heerenveen het Breedpad herenhuis, etc. voor 3311,-. van de erven Pijlman-Faber. Ons plaatselijk Nieuw Advertentieblad van uitgever Jacob Hepkema van 18 februari 1899 schrijft de 16e, dat het Heerenhuis aan het Breedpad van de wed. G. Pijlman Hzn. bij publieke verkoop is toegewezen aan de Heer P. van der Meulen voor fl.3315,-. Bedenk bij dit bericht even, dat ze dan nog leven in een ‘mannenmaatschappij’.
De - notariële - koopster Maria Judith Klinkenberg is in Scharnegoutum geboren op 30 mei 1871 en is een dochter van een predikant. Zij laat op 29 maart 1897 haar huwelijksvoorwaarden vastleggen door notaris Pieter Fzn. Noordhof in Grouw en treedt in het huwelijk met Pieter van de Meulen te Rauwerd, gemeente Idaarderadeel op 20 april 1897. Hij is dan nog adjunct-inspecteur belastingen in Amsterdam.
Uit de geboorte van oudste kind Pieter op 6 januari 1898 te Heerenveen (Schoterland) mogen we afleiden, dat ze eerst op een andere adres onderdak hebben gevonden na zijn benoeming tot inspecteur van belastingen in Heerenveen. Meteen wordt hij deel van de gemeenschap, zijn reputatie als lid van het landelijk bestuur van de Drankbestrijidingsorganisatie is hem vooruitgesneld. Op 29 maart 1899 bericht het Nieuw Advertentieblad, dat P. van der Meulen een week eerder voor een vrij talrijk publiek in een geslaagde vergadering met lichtbeelden een pleidooi heeft gehouden in het belang van een sterke drank-bestrijding. In dat bericht gispt hij de houding van de heren doctoren, die door hun niet aanwezig zijn laten zien dat ze geen hart voor deze zaak hebben. Inmiddels zijn er een twaalftal geheelonthouders, die binnenkort een afdeling denken op te richten. Op 16 april 1899 is het zover dat 24 personen tot het oprichten van een afdeling “Heerenveen en omstreken” van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank. Welkom zijn leden, die zich onthouden van drinken en aanbieden (geheelonthouders) en die nalaten te drinken en aanbieden (afschaffers). De afdeling Heerenveen begint met 24 geheelonthouders en 10 afschaffers. In het voorlopig bestuur met mej. J.M. Laverman, mej. J Schoppen, J.K. Dijkstra, G.A. van der Meulen, neemt ook P. van der Meulen plaats.
De eerste grote Openlucht Meeting voor Drankbestrijding is op Hemelvaartsdag in de Wandeltuin. (Bericht 12 mei 1899) Ruim een week later (18 mei) is het definitieve bestuur samengesteld uit: P. van der Meulen en G. Veldman (1e en 2e voorz.), mej. Laverman en mej. Schoppen (1e en 2e secretaresse) en J.K. Dijkstra en L.de Lang (1e en 2e penningmeester). Inmiddels zijn er 46 leden toegetreden.
De heer Pieter van der Meulen is een aktieve voorzitter. Zowel in woord als geschrift. Zo schrijft hij in het Nieuwsblad van Friesland van 18 juni 1902 een ingezonden stuk met de titel: “Is alcohol nuttig ?” Ook op het terrein van het socialisme heeft hij zijn standpunten en hij draagt ze ook uit. Als voorbeeld geeft het plaatselijke Nieuw Advertentieblad op 6 januari 1900 een bericht, waarin de oprichting van een Vereniging van Socialisten wordt aangekondigd op basis van 19 leden. Daarbij wordt een lijst van sprekers genoemd, waarop ook de heer P. van der Meulen te Heerenveen wordt genoemd.
Ook zijn gezin vergt enige aandacht met als tweede zoon Adriaan Anne Marie op 5 februari 1901 en als derde Yde Johannes op 22 april 1904. De ambities voor zijn carrière hangen ook af van zijn superieuren, die hem blijkbaar nodig hebben in Tiel. Uit het Nieuwsblad van het Noorden van 16 juni 1904 staat, dat hij bij koninklijk besluit is benoemd tot inspecteur der rijksbelastingen te Tiel. Twee dagen later vermeldt het Nieuwsblad van Friesland al, dat de ‘Heerenhuizing” bewoond door de heer P. van der Meulen aan het Breedpad inmiddels uit de hand te koop is. Dat lukt kennelijk niet, want op 9 juli 1904 wordt door notaris Rinze Barends de provisionele veiling aangekondigd in het hotel Groen op 14 juli om 8 uur ‘s avonds. Op 29 augustus wordt er verhuisd naar zijn nieuwe standplaats: Tiel. (Bevolkingsregister).
Vanaf nu kunnen de onderhandelingen over de verkoop beginnen, maar uit het volgende zal duidelijk worden dat dat niet geheel soepel verloopt. De noodprocedure is dan dat voor tijdelijke verhuur wordt gekozen. Direct in september 1904 dient zich als kandidaat-bewoner aan de koopman (o.a. matten, tapijten en meubelstoffen, e.d.) Nicolaas Wigeri van Edema, die komend vanaf Dracht 358 het huis betrekt. Hij is sinds 14 mei 1903 weduwnaar van Jantje Blauw (waarmee hij in 1887 is gehuwd) en heeft bovendien een turbulent zakenleven achter de rug. In het ‘Nieuws van den Dag - het kleine krantje’ van 1 augustus 1883 laat hij weten, dat hij als koopman en winkelier de handel in matten, strooken en ‘spart’ (grassoort en grondstof voor o.a. touw en vlechtwerk. (Van Dale)) van zijn overleden schoonvader op dezelfde wijze voortzet en wel onder de firma Jacob Blauw Jzn te Heerenveen. Dan komt in de Leeuwarder Courant van 3 april 1889, maar ook in de Staatscourant van 5 april, een mededeling van de Officier van Justitie Reitsma uit Heerenveen, dat de Heer Nicolaas Wigeri van Edema, koopman te Heerenveen, op eigen verzoek onder curatele is gesteld bij vonnis van de Rechtbank van 29 maart 1889. Wat hem daartoe heeft doen besluiten wordt niet in de openbare bronnen vermeld. Met giswerk valt te denken aan geestelijke instabiliteit, verslaving (drank, drugs), verkwisting (gokken), m.a.w. we weten het niet.
Dit vonnis wordt evenwel - ook weer op eigen verzoek - door de Arrondissementsrechtbank te Heerenveen op 28 maart 1901 opgeheven en procureur Mr. T. Binnerts laat dit weten in het Nieuwsblad van Friesland van 3 juli 1901.
Uit het Bevolkingsregister van Heerenveen staat Nicolaas Wigeri van Edema in 1900 geregistreerd als hoofdbewoner bewoner op het adres Dracht 378. Op 14 mei 1903 overlijdt zijn partner Jantje Blauw op 55 jarige leeftijd en wordt voor hem het sein het koopmanshuis met pakhuis en het woonhuis c.a. te laten veilen door notaris Verkouteren. Op zaterdag 3 oktober 1903 gaat de provisionele veiling plaatsvinden in ‘t Café “De Drie Gemeenten” (later de openbare leeszaal op de Vleesmarkt). Drie weken later op 25 maart d.a.v. is het logement van Wieger Jager (Transvaal) het toneel van de definitieve veiling van het koopmanshuis aan de westkant van de Dracht en een pakhuis met twee zolders aan de Molenwijk (48 ca). Als aanbeveling wordt genoemd, dat in deze gebouwen ruim 20 jaren met succes een tapijtzaak is uitgeoefend, maar dat het ook voor andere affaires geschikt is. Volgens de repertoire nr. 2305 van notaris Verkouteren valt de veiling uit te gunste van Jelle Binnerts Spoelstra te Heerenveen op een bod van fl.10.291,--, terwijl in de kadastrale legger 1640.1 als eigenaar wordt genoemd Jan Bunt, koopman te Heerenveen.
Het is bijna niet te geloven, maar de Staatscourant (maar ook De Tijd en het Nieuwsblad van Friesland) brengt op 9 oktober 1905 het nieuws van het vonnis van de arrondissementsrechtbank van Heerenveen, dat Nicolaas Wigeri van Edema op 6 mei 1905 in staat van faillissement is verklaard. Als curator krijgt hij door mr. A. Rietema als curator mr. J. van Giffen, advocaat en procureur, toegewezen. Per 30 december 1905 vertrekt Wigeri van Edema naar de gemeente Aengwirden, nadat op 8 december 1905 een accoord van 100 procent met hem is bereikt hem voor terugbetaling aan zijn schuldeisers, de z.g. homologatie.
Inhoudelijk hebben we de beschrijving bij de verkoop in 1835 aan U laten lezen, maar zeventig jaar later is de woordkeuze toch echt wel even anders. Notaris Rinze Barends maakt er het volgende van: De “nette Heerenhuizinge met erf, tuin en bleek op vrolijken stand aan het Breedpad te Heerenveen, bestaande beneden uit ruime suite, tuinkamer, keuken, ruime kelder, gang, berghok en bergplaats voor brandstoffen, 2 regenbakken en verdere gerieflijkheden; boven 2 kamers en 2 kleinere kamers, de kamers van kasten voorzien, in de gang boven ook kasten...” kan ook voor een winkelhuizinge makkelijk worden ingericht. De 0.01.82 ha kan per 15 september 1904 worden aanvaard en op 1 november worden betaald. Het is zelfs mogelijk voor de halve koopsom een eerste hypotheek tegen 4 % rente worden te krijgen.
Bij de voorlopige veiling is er een bod van fl.4000,- uitgebracht, maar bij de definitieve veiling is het verhoogde bod van ruim fl.4300,- reden voor de verkoper het pand c.a. in te houden. We hebben een sterk vermoeden, dat een advertentie op 6 september 1905 in de Leeuwarder Courant en het Nieuwsblad van Friesland, waarbij op 12 november een heerenhuis aan het Breedpad te Heerenveen te huur wordt aangeboden en te bevragen is bij bemiddelaar I. Brouwer (aannemer Inne Brouwer) ditzelfde heerenhuis kan zijn. Zelfs aan deze verwachting wordt niet beantwoord. Volgens een notariële akte bij jhr. Sybrand Willem Hendrik Adriaan van Beyma thoe Kingma van 13 november 1905 moeten de verkoopster Maria Judith Klinkenberg en haar gemachtigde echtgenoot Pieter van der Meulen het bod van muziekonderwijzer Pieter de Vries te Heerenveen voor een bedrag van fl.4050,- als een verliespost hebben beschouwd. De transactie is in ieder geval ook kadastraal verwerkt met enige vertraging in het kadastrale dienstjaar 1907, zelfs met de volledige 1.82 are perceelsgrootte. Misschien is door Pieter van der Meulen deze gang van zaken wel een beetje gerelativeerd als hij zich bedenkt, dat hij als voorzitter van de afdeling Drankbestrijding van Heerenveen de diensten van dirigent Pieter de Vries toch hooglijk heeft gewaardeerd toen deze de leden van de zangvereniging “Sluit Schiedam” de strijdliederen heeft geleerd en daarvoor zelfs een prachtig schilderij heeft ontvangen. Want geld voor een dergelijke dienst zou ongepast zijn geweest!
Hoe lang heeft Pieter de Vries in deze woning gewoond, voordat hij het heeft verkocht aan Catharina de Jong, weduwe Fokke Spandaw?Die vraag kan gelukkig worden beantwoord door een koopbrief uit 1910. Daarin staat dat Pieter de Vries ‘vroeger muziekonderwijzer te Heerenveen’ is geweest en dat de koopster als koopprijs fl.5000,- betaalt. Er zitten dan ook nog weer een paar aparte bepalingen in de overeenkomst. De nieuwe eigenaar moet een staketting ten zuiden en ten westen onderhouden en mandelig die ten oosten. Bovendien is er een welwaterpomp. In de overname door de koopster zijn inbegrepen de ‘damspiegel’ in de voorkamer, een stel dubbele ramen, drie stel jaloezieën, het kippenhok en de ladder naar de vliering.
(Let op: De antiekencyclopedie leert ons, dat een ‘damspiegel’ een lange smalle spiegel is, die op het smalle muurvlak (de dam) tussen twee ramen wordt gehangen.)
De muziekonderwijzer Pieter de Vries is het derde kind uit het eerste huwelijk van de gemeenteklerk en later gemeente-ontvanger van Schoterland, Petrus Johannes de Vries en Akke Jeltes Faber. Hij is geboren 28 september 1874. Na het overlijden van zijn moeder hertrouwt vader in 1876 met Tetje Juliana Tjaarda en groeit het gezin nog met 9 kinderen. Pieter wordt opgeleid tot muziekonderwijzer en hij introduceert zichzelf in het Nieuw Advertentieblad (voor Heerenveen) van 13 november 1895. (Zie advertentie)
Veel adverteert hij niet, maar we lezen in de Leeuwarder Courant van 18 mei 1899, dat het pas opgerichte Mannenkoor in Heerenveen de 24 jarige Pieter voor 6 maanden een contract geeft als directeur van dit koor. Eerder op 5 februari 1899 heeft hij al enige ervaring opgedaan als dirigent bij de koren van de dilettantenvereniging ‘Elk Wat Wils”, en zijn leerlingen hebben tijdens de tentoonstelling van Floralia op 30 augustus mogen voorspelen. Bij een optreden van het “Spoorkwartet” op 27 september 1899 met medewerking van de Heerenveense sopraan mej. J. Tobbe heeft hij een recensie voor het Nieuw Advertentieblad geschreven van ca. 100 regels. Hij woont dan nog op het adres Lindegracht 49 (bij zijn ouders) en geeft aan in een advertentie in 1902, dat hij muziekles geeft voor piano, orgel (harmonium) en viool. Het eerste mannenkoor wordt volgens de Leeuwarder Courant van 7 mei 1904 pas opgericht en opnieuw is Pieter de Vries haar directeur. Eind december van dat jaar richt hij zelf een kinderkoor op voor de leeftijdsgroep 12 tot 17 jaar (N.v.Frl 21-12-1904).
Het feit dat hij in de koopbrief van 1910 wordt genoemd als ‘vroeger muziekonderwijzer te Heerenveen’ kan tot de eenvoudige conclusie leiden, dat hij is vertrokken naar elders. Mogelijk is de aanleiding een traumatische gebeurtenis geweest, welke in het Nieuwsblad van Friesland van 10 oktober 1908 wordt beschreven in de rubriek van Frieschen bodem. Die tekst luidt: ...‘Een muziekonderwijzer, nog slechts een paar jaar gehuwd, een vriendelijke persoonlijkheid, die ieders achting genoot, wordt verdacht een treurigen misstap te hebben begaan met jonge leerlingen, en is na verhoor voor den officier van justitie, Dinsdagavond aangehouden’. De treurige bevestiging van dit bericht wordt in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant nog iets meer aangezet gebracht in de bijtende tekst: ‘- Te Heerenveen is gisteravond gearresteerd de muziekonderwijzer de V. aldaar, verdacht van onzedelijke handelingen met meisjes.’
Geholpen door het bevolkingsregister weten we dat hij op 23 december 1905 is gehuwd met Marijtje Jans Bunt. Haar vader is stoffeerder en moeder heet Maaike Prins en ze wonen aan de Fok onder Heerenveen (Aengwirden). Hij laat zich in december al inschrijven op Breedpad 542, terwijl Marijtje op 31 januari 1906 pas wordt ingeschreven. Zij nemen per 14 november 1906 als kamerbewoonster Carolina Johanna Petronella Meerdink, die commies is bij de Posterijen, in huis. Deze vertrekt op 1 maart 1907 naar Doesburg, en haar kamer wordt per 23 maart 1907 gehuurd door Johanna Stephanus, bediende in een boekhandel, uit Zwolle. Deze 20 jarige dame vertrekt weer op 24 augustus 1907 naar Zwolle. Op 4 januari 1908 wordt hun zoon Petrus Johannes geboren. Vervolgens wordt op 9 october 1909 aan de ingenieur bij de N.T.M. Hubert Nicolaas Biezeveld woonruimte geboden, welke tegelijk met de uitschrijving van Pieter en Marijtje naar Bussum in Heerenveen wordt overgeschreven naar blad 668 van het register. Over de reden van het vertrek per 25 februari 1910 van Pieter en Marijtje naar Bussum hoeven we niet meer te gissen.
Het jaartal 1910 betekent dus de wisseling van bewoning op Breedpad verkocht aan Catharina de Jong, weduwe Fokke Spandaw (geb. 1837), doch tevens van de wisseling van huisnummer 542 naar nr. 501. Zij heeft tot dan steeds gewoond op Breedpad nr. 499. Ook daar heeft ze samengewoond met haar zuster Janna Kornelis de Jong (geb. 1843) Voor het eerst in 1917 blijkt ook uit de Personele Omslag van 1917 dat zij - andere - inwonende personen onderdak biedt. In deze omslag staan namelijk de namen van twee - duidelijk - niet Heerenveners, t.w. Axel Tepper en Pieter Celarius.
In de Personele Omslag van 1918 staat op haar adres ook als aangeslagene Jan W. Schippers, die op een forse aanslag mag rekenen met een bedrag van fl.9000,- en een te betalen belasting van fl.802,56. Een jaar eerder is deze als notaris benoemd in Heerenveen. In de Nederlandse Staatscourant wordt zijn benoeming bij Koninklijk besluit van 25 september 1917, no. 47 bevestigd. Hij is op dat ogenblik nog candidaat-notaris te Doesburg. Hij laat zich op 11 oktober 1817 als nieuwe inwoner registreren op huisnr. 84 als hotelgast van Hotel Jorissen op de Oude Koemarkt. Schippers verhuist dan per 5 november 1917 naar het Breedpad natuurlijk ook weer tijdelijk bij de wed Spandaw in een huurappartement. Hij vestigt wel zijn praktijk voorlopig op Fok 66 onder Aengwirden ten huize van de gemeentesecretaris S. Hemminga. Op 3 mei 1918 laat hij zich opnieuw inschrijven in Aengwirden in het huis van zijn voorganger S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma, die de 11e mei uit Heerenveen vertrekt. In 1921 wordt het huisno. 64 gewijzigd in Fok 161. Het adresboek 1922 heeft deze verandering reeds in haar bestand.
Vanwege die notarisfunctie neemt hij een serie minuutakten over uit de praktijk van notaris Gerrit Boschloo, een voorganger uit de jaren 1855-1893 van die standplaats. Het betreft het pakket over de jaren 1864-1886. Die akte is gepasseerd op 8 januari 1918 door zijn collega M.A.J. Verkouteren.
Catharina K. de Jong, wed. Spandaw is in de gemeente Aengwirden overleden op 6 juli 1926, nadat ze op 16 augustus 1919 is komen wonen op huisnummer 83 op de Oude Koemarkt en in 1920 het nieuw huisnummer 183 heeft gekregen. In het adresboek van 1922 staat dat als het tweede pand vanaf de straat Achter de Kerk aan de westzijde van de Oude Koemarkt. Ze staat daar ingeschreven als ‘wed. Spandaw’. In het Nieuwsblad van Friesland van 6 juli 1926 staan zelfs twee overlijdensberichten voor deze 89 jarige dame. De eerste is ondertekend door aangetrouwde tantezegger wed. C. de Jong-Jorissen en achternichtje Catharientje. De andere is van haar zusters wed. J.W. van der Feen-de Jong en wed. W. Wierda-de Jong.
Inmiddels is Breedpad 501 weer van eigenaar gewisseld. Door de raad van Schoterland is aan notarisklerk Jacob Bergsma in april 1917 een aanstelling uitgereikt tot makelaar in assurantién met als tweede kwaliteit administrateur. Tot dat moment wordt als zijn beroep aangegeven: notarisklerk. Op 31 december 1917 laten J. Bergsma, beëdigd makelaar, en J.D. Jongsma, deurwaarder, in het Nieuwsblad van Friesland weten dat ze zich hebben verenigd om per 1 januari 1918. Op zowel de Verlengde Dracht 301 als op de Nieuwburen 152 worden gevestigd een administratiekantoor van roerende en onroerende goederen. Breedpad 501 komt in beeld in een uitgebreide advertentie van 21 mei 1918 waarin het Bestuur van de Sint-Johannesgaster Veenpolder in Schoterland en Haskerland het kantoor van de secretaris-ontvanger Jacob Bergsma op Breedpad 501 vestigen. Ook het Bestuur van de Heerenveensche Onderlinge Brandwaarborgvereeniging te Heerenveen meldt dat dit adres het kantoor is van de boekhouder. Het bericht is ondertekend door Tj. Hepkema. voorz. en J. Bergsma, secr. Tevens is het Administratiekantoor van roerende en onroerende goederen te Heerenveen verhuisd van Verlengde Dracht 301 naar Breedpad 501 bij J. Bergsma, beëdigd makelaar. Bergsma (1882) blijkt een bezige administrateur. De samenstelling van zijn gezin bij de komst naar Breedpad 501 is dat naast hem zijn vrouw Jetske Hibma (1886) en de jongens Foppe Gerke (1912) en Abe (1917) zich hier nestelen.
De Personele Omslag van 1919 wijst als belastingplichtige aan de heer Jacob Bergsma, die dat jaar op basis van een belastbaar bedrag van fl.1100,- een aanslag van fl.67,13 moet voldoen. In het adresboek 1922 staat hij nog geregistreerd op Breedpad 512, maar in een advertentie van de Hepkemakrant van 19 december 1922 laat hij weten te zijn verhuisd van Breedpad 512 naar de Stationsstraat C 9 om daar zijn werk als beëdigd makelaar in onroerende goederen en administrateur voort te zetten. De gezinskaart moet ook in die tijd zijn opgemaakt, want daarop wordt het beroep ‘notarisklerk’ doorgehaald en vervangen door ‘makelaar’.
De kadastrale registratie van kad. nr. A-389 heeft - uiteraard met enige vertraging - al eens laten weten - dat de directeuren van Van Gend en Loos: George Jean Constant Colignon, expediteur, Antwerpen; en consorten René Francois Hippolyte Colignon en Ferdinand Auguste Gabriel Colignon & 3 kinderen; allen expediteurs te Antwerpen hun oog op dit pand hadden laten vallen. Niet voor eigen gebruik, maar om hun vestigingsdirecteur en dus expediteur - van Van Gend en Loos - Antonius Johannes ten Pas, vrouw en twee dochters royaler te kunnen huisvesten. Tot dan hebben ze vanuit Breedpad 510 (tegenwoordig Breedpad 11 dus) die zaken behartigd. In mei 1923 verhuizen ze, maken de hernummering mee naar het adres Breedpad 15 en verhuizen pas in september 1936 naar de Nieuwburen. Wanneer hij op 27 januari 1938 overlijdt wordt er in de Hepkemakrant een korte necrologie opgenomen, waaruit blijkt dat hij naast zijn expediteursbezigheden ook voor het R.K.-verenigingsleven van waarde is geweest.
In 1928 (kadastraal dienstjaar 1929) besluit de Colignonorganisatie tot verkoop van huis en erf van Breedpad 15. En natuurlijk wordt de nieuwe organisatie de ‘N.V. Algemeene Transport Onderneming (A.T.O.), gevestigd te Utrecht’ eigenaar.
Overigens is er in 1935 een verschil van inzicht tussen de gemeente en N.V. Expeditie-Onderneming van Gend & Loos, Factorijen der Nederl. Spoorwegen, Utrecht. Op 2 september in er in het kader van de ‘Zorg voor wegen’ sprake van plannen voor verbetering van het Breedpad. Gemeentewerken wil slechts een beperkt gebruik van de stoep (eigendom van de eigenaren) voor goederen, maar de N.V. is bereid de geplande stoep te tolereren mits ze er goederen op mogen zetten en zijn niet bereid belasting daarvoor te betalen. Voor een bijdrage van fl.7,20 voor de aanleg zijn ze bereid te betalen. (Dossier Gemeentearchief 207-9, 1935-1938)
Op het Breedpad 15 is het rond 25 augustus 1936 een drukte van belang. De heer Hein Hamer moet zich installeren als opvolger van de heer A.J. ten Pas als nieuwe directeur van Van Gend en Loos. Hij is tot dan ‘agent’ geweest van die organisatie in Lochem. Van Gend en Loos - bekend geworden van de aan-en afvoer van goederen bij de N.S.-stations - is in 1928 ondergebracht bij Algemene Transport Onderneming (A.T.O.), een dochter van de Nederlandse Spoorwegen en heeft toen als nieuwe naam ‘N.V. Expeditie Onderneming van Gend & Loos’ gekregen. Deze ging zich uitsluitend richten op goederenvervoer en de ‘A.T.O’ op personenvervoer. (Wikipedia).
De heer Hein Hamer heeft door de ontwikkeling in het vervoer slechts een korte carrière in Heerenveen kunnen maken. Een publicatie in het Nieuwsblad van Friesland van 21 februari 1938 over ‘Het stukgoederenvervoer’ vertelt ons, dat op 1 maart het streekvervoer gedeeltelijk wordt ingevoerd door N.T.M. Met als gevolg, dat een aantal vrachtgoederenkantoren van de Ned. Spoorwegen, Van Gend & Loos en A.T.O. worden opgeheven. Daarbij is ook Heerenveen en derhalve wordt de heer Hamer overgeplaatst naar Zwolle (Bericht van 11 maart 1938). De woningkaart heeft die nieuwe situatie al op woensdag 9 maart 1938 mogen registreren.
Het huis staat ruim een maand leeg als - volgens de woningkaart - op 27 april 1938 uit Gorredijk wordt ingeschreven Imke Blauw. Deze staat in het Adresboek 1938 ingeschreven op Breedpad 15 met als beroep “Commies N.T.M.”. Gelukkig geeft ook de woningkaart van Breedpad 15 de datum van vertrek van Imke Blauw naar de Begoniastraat 11 naar een redelijk nieuwe woning, want de straat heeft haar naam gekregen bij besluit van 1 februari 1937. Hij verhuist daar naartoe per 6 mei 1939.
Een ‘trefwoordenonderzoek’ op www.delpher.nl geeft diverse scores bij het zoekwoord ‘Imke Blauw” - Heerenveen, maar dan krijgen we inhoudelijk talloze treffers van de timmerman Imke Blauw, die juist in deze jaren zijn lijkkistenfabriek met magazijn op de Heerenwal 58 in zwaar weer ziet komen door een vonnis van de arrondissements-Rechtbank te Heerenveen. Hij is op 1 november 1934 failliet verklaard en mr. J. de Geer als curator moet dat afwikkelen. Het is een slepende zaak geworden, want pas op 25 mei 1938 komt er een einde aan als de uitdelingslijsten verbindend worden verklaard. Maar dit terzijde !
Om vast te kunnen stellen wie de nieuwe bewoner wordt na de commies van de N.T.M. Imke Blauw proberen met het trefwoord “Breedpad 15” opnieuw aanwijzingen te vinden van de volgende bewoners. Na 1939 immers zijn er geen gezinskaarten meer te raadplegen en het volgende adresboek komt pas weer van de drukpers in 1949.
De woningkaart speelt ons dan de naam van Jan Westerhof in handen. Hij wordt ingeschreven op 12 mei 1939 en vertrekt pas weer op 24 juni 1947. Zou dit de ‘voorman van de N.T.M’ kunnen zijn, die in het adresboek van 1938 nog woont op de Thialfweg 12. De woningkaart geeft ons daarin volkomen gelijk.
Een advertentie in de Hepkemakrant van 6 juli 1940 speelt ons dan een advertentie in handen met indirecte informatie: het secretariaatsadres van de Amateur-fotografen-Vereeniging te Heerenveen: op Breedpad 15. Een vervolgadvertentie 2 augustus 1940 nodigt uit lid van die vereniging te worden door aanmelding bij De Leeuw, wonend op ‘t Meer 1a. (Dat is volgens het adresboek: J.B. de Leeuw, klerk van het kadaster.), bij (R.) Oostindiër, kapper op Dracht 100, en De Jong, Breedpad 15. Bij de laatste naam moeten we in ieder geval één of dé nieuwe bewoner hebben. Voor een deel kunnen we dat oplossen door een advertentie van 30 september 1940 te citeren: “PASFOTO’S. Op verzoek kunt U mij nog ontbieden aan huis Donderdag 3 Sept. te Wijnjeterp & Omgeving. Zendt bericht Breedpad 15, H’veen of De Jong, Wijnjeterp a.d. Vaart. Film-foto-onderneming de JONG, Wijnjeterp”. Met dit gegeven krijgen we in een huwelijksadvertentie vaste grond onder voeten, wie geven daar kennis van hun voorgenomen huwelijk op 24 october 1940 ? “J.D. de Jong” en “H. Wiegersma”, resp. Breedpad 15 en Wijnjeterp 45. En het toekomstig adres wordt Nieuweschoot 23 (maar dat terzijde). Jan de Jong is op 10 juni 1940 als kostganger komen inwonen op Breedpad 15, dus als (tijdelijk) medebewoner-kostganger van Jan Westerhof. Hij vertrekt ook weer volgens de woningkaart en inderdaad naar Nieuweschoot nr. 23. Ook tijdens de rest van de oorlogsperiode heeft hij drietal kostgangers onderdak verschaft. Jentje Zijlstra van 10 juni 1940 tot 5 mei 1941; Hans G. Salomons van 12 mei 1941 tot 24 augustus 1942 en Edmund Salomons eveneens van 12 mei 1941, maar deze gaat pas weg op 29 januari 1944. Vervolgens heeft Westerhof nog vanaf 4 oktober 1944 tot 26 april 1946 als kostganger Rommert Bakker uit Leeuwarden gehad en deze keert daar ook weer terug.
Het jaar 1942 betekent voor Breedpad 15 wisseling van eigenaar, beschreven in een koopbrief. De N.V. Algemeene Transport Onderneming (A.T.O.), heeft de persoon van Rudolf Gijsbertus Marie August Heg, directeur van de N.V. en wonend in Maartensdijk, gemachtigd het in 1928 aangekochte pand Breedpad 501 (kad. A-389), te verkopen voor een prijs van 5000 gulden aan de gemachtigde koper Christiaan Grauw, directeur van de N.V. Nederlandse Tramweg Maatschappij (N.T.M).
Het jaar 1942 betekent voor de bewoners van Breedpad 15 een jaar om feest te vieren. Hun dankbare kinderen kondigen in de Hepkemakrant van 13 november 1942 aan, dat op maandag 16 november D.V. hun ouders J. Westerhof en A. Westerhof- van Kalsbeek hun 25 jarige echtvereniging zullen herdenken. En natuurlijk betuigt het echtpaar enkele weken later hun hartelijke dank voor de vele blijken van belangstelling.
Het jaar 1942 betekent voor één van de kinderen Westerhof, namelijk G., dat zij is betrokken bij de Christ. Reciteer Vereniging “Vriendenkring”, die op 8 januari 1942 in het Posthuis te Heerenveen een opvoering houden van het spel “Eén, die niet geteld wordt!” Breedpad 15 is één van de voorverkoopadressen.
Het jaar 1942 en 1943 betekent voor de familie Westerhof ook, dat de oorlogsomstandigheden hen noodzaken b.v. kleding te koop aan te bieden en vier haardfauteuils. En op 12 juni 1944 maakt J. Westerhof bekend, dat hij een Agentschap voor de Jouster Stoomwasserij heeft aangenomen. Op 24 juni 1947 zetten ze hun boedel in de verhuiswagen en vertrekken naar de Stationsstraat 16.(Woningkaart)
Nauwelijks een week later staat de nieuwe bewoner Teunis Kiekebos met zijn huishoudster uit Meppel voor de deur om hun bezittingen naar binnen te slepen. Het is dan 3 juli 1947. Op diezelfde dag wordt op de achterkant van de woningkaart bijgeschreven Jantje Hoornstra, e.v. J. Tebberman en kinderen. Op 19 mei 1948 biedt hij een damesfiets aan om te ruilen tegen een kinderwagen. Er lang blijven zij er niet wonen, want per 10 oktober 1949 laten ze zich al weer uitschrijven naar Assen. Kort daarvoor probeert hij nog een ‘beste luidspreker met een regelaar’ te verkopen voor fl.12,50. Teunis Kiekenbos is schoenmaker en staat nog in het adresboek 1949.
In 1948 heeft de N.T.M. besloten, dat hun bezit aan Breedpad 15 mag worden verkocht. Johan Herman Post, chef van de dienst van weg en werken krijgt machtiging als verkoper namens de maatschappij. Hij sleept fl.6000,- in de wacht door het te verkopen aan expediteur Sijtze Sipkes de Jong, die zelf in het huis nr. 4 aan de Propstrasingel woont. Notaris Harm Veeninga te Heerenveen zorgt voor het ‘verlijden’ van de koopbrief. Deze transactie vinden we in het kadastrale dienstjaar 1950 terug in de legger van de N.V. Ned. Tramweg Maatschappij, maar ook in de nieuw toegekende legger 3307 van Sijtze Sipkes de Jong, die een ‘huis en erf’ koopt en er door de verbouwing van 1949 een ‘bovenwoning, garage en erf’ van heeft laten maken. De financiële consequentie is een stijging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.248,- naar fl.273,-.
De werkelijkheid van Sijtze Sipkes de Jong is de bouwvergunning nr. 18 uit 1949. Uit zijn aanvraag als expediteur en wonend aan de Propstrasingel blijkt hij het benedenhuis van Breedpad 15 te willen veranderen tot garage en de bovenwoning in gedeelten te verhuren. Hij denkt daar met een bouwsom van fl.2510,- door bouwmeester-aannemer K. Schaap uit de Begonistraat een grote garagedeur (3.80 bij 3.60 meter) in te zetten, met een betonnen latei daarboven. De garagevloer (9.90 bij 5.20 meter) wordt ook van beton en het plafond wordt met asbest vuurvertragend gemaakt. De tekening is gedateerd op 7 mei 1948.
Links langs de garage loopt dan een halletje met een gang naar de achterliggende vertrekken en de inpandige trap naar de bovenverdieping. Deze bestemming noopt de gemeente een aantal veiligheidsvoorwaarden aan de bouwvergunning te verbinden, zoals ventilatieopeningen in de deuren en een afvoerkanaal, die tot 50 cm boven het dak moet reiken. Verder zijn in de garage twee schuimblusapparaten verplicht gesteld. Het advies op de bouwaanvraag werkt daardoor ietwat vertragend en de vergunning wordt pas op 9 febr 1949 van kracht.
De bedoelingen van Sijtze de Jong voor de bewoonbare vertrekken zijn vanaf het begin duidelijk. De kamers worden verhuurd !
Geurt van Dijk gaat per 19 mei 1948 een gedeelte van het huis bewonen tot aan 12 october 1951 en verhuist dan naar de Melchior de Grotestraat. Vrijwel gelijktijdig bewoont Alfred F. Vaas een ander deel van het huis in de periode 5 october 1949 tot 28 augustus 1951. Hij komt uit Assen en gaat naar Leeuwarden. Opnieuw wordt het door zelfs drie huurders bewoond. Melkventer Aaldert Piso (van 20 september 1951 tot 18 juli 1956) smaakt het genoegen, dat zijn dochter Trijntje wordt geboren op Breedpad 15 op 13 november 1953. Klaas Oosterhof (van 16 october 1951 tot 27 september 1952), die eerder op de B.F.-weg woont verhuist vrij snel naar Heideburen 77. En Imke Posthumus (van 30 october 1952 tot 5 september 1956), wiens beroep we niet hebben kunnen vaststellen vraagt op 23 april 1955 in de Friese Koerier een dienstbode. Dan is er een Tjeerd de Jong, die van 30 juli 1956 tot 19 juli 1960 hier ook z’n adres heeft. Ook Tjeerd de Jong en zijn vrouw J. van der Sluis kondigen met grote blijdschap aan de geboorte van dochter Sietske, die op 8 november 1958 op Breedpad 15 ter wereld komt. Na hun vertrek lijkt het erop, dat banketbakker Sjoerd Idzinga deze woonruimte gaat bezetten. Van 19 augustus 1960 tot 2 oktober 1964 staat hij ingeschreven. Geert Bakker is slechts een ‘passant’, die slechts iets meer dan een jaar woonruimte opeist, nl. van 20 oktober 1964 tot 23 december 1965.
‘t KOEPELTSJE (1962-1967)
In de periode dat het expediteursbedrijf van de gebroeders de Jong Breedpad 15 gebruikten voor hun bedrijf is meer dan de rechterhelft van de onderpui bestemd voor een gigantisch garagedeur. Uit het boekje van Willem Winters - met zijn (jeugd)herinneringen uit de periode 1962-1967 - hebben we gelezen, dat hij een aantal jaren als ‘kamerbewoner’ en ‘onderhuurder’ van Hennie Popma, die de volledige bovenwoning in huur heeft gehad van eigenaar Sijtze S. de Jong, dat ze het pand ‘t Koepeltsje noemden. De voorste kamer heeft dan een koepelvormig plafond, namelijk! De rest van de bovenverdieping krijgt door de Popma’s allerlei bestemmingen, waar met name jongelui smachtend naar zelfstandigheid op af komen. Willem Winters en zijn kameraad Gerard zijn daarvan twee geweest.(Willem Winters: ‘Nou su we sien of dat waar is’, zei Klaas Bak. Herinneringen aan Heerenveen, in het bijzonder aan de Badweg. 2014)
Op 22 september 1967 komt Neeltje de Boer, echtgenote van Sjoerd Adema, zich vestigen. Zij komt van Thialfweg 44. Dat betekent meestal dat de dame in kwestie als verpleegster is werkzaam geweest. Haar zuster Broerkje de Boer, afkomstig uit Smallingerland trekt per 4 oktober 1967 bij haar in. Wanneer Neeltje op 24 december 1968 naar Workum verhuist, wordt Broerkje hoofdbewoonster tot 20 januari 1969. Zij gaat dan naar de Herenwal 185. Overigens hebben de gezusters De Boer ook nog een inwonende ‘kb’ (we houden het op: ‘kamerbewoner’) gehad. Dat blijkt Elske W. Dotinga te zijn, die afkomstig is uit Rauwerderhem (21 febr. 1968) en daar per 9 juli 1968 weer naar terugkeert. Iets later dat jaar op 2 september 1968 wordt die kamer gehuurd door kostganger Gerrit Mosk, die eerder op de Lindenlaan 10 heeft gewoond. Hij wordt op 4 september 1969 hoofdbewoner, maar vertrekt niettemin 16 november 1970 naar de Noord-Oostpolder. Vervolgens komt eveneens van de Thialfweg 44: Hiltje Hiemstra, die de opengevallen plaats per 10 maart 1969 voor een half jaartje bewoonbaar houdt, want ze vertrekt 4 september 1969 naar Groningen. Gerrit Mosk biedt tijdens zijn hoofdbewonerschap vanaf 10 maart 1969 een kamer aan voor bewoning door Aaltje J. Schokker - ook weer afkomstig van Thialfweg 44 (zusterhuis van het Ziekenhuis)- die op 16 november 1970 dan de rol van hoofdbewoner overneemt van Gerrit Mosk. Zij is inmiddels getrouwd met Auke Hiemstra. Deze staat overigens niet op de woningkaart. Aaltje houdt het nog vol tot 13 mei 1971 en vertrekt dan naar Smallingerland.
De wisselingen van bewoners maakten het nodig een vervolgexemplaar aan te leggen van de woningkaart voor Breedpad 15. Uit die vervolgkaart mogen we - dunkt me - de conclusie trekken, dat er drie verhuurbare eenheden op de bovenverdieping zijn te vinden. Op drie tijdsstippen in 1971 vestigen zich namelijk drie verschillende personen, die vermoedelijk niet aan elkaar zijn gerelateerd. Op 19 april is daar Marten F. de Vries, die uit Lemsterland komt en op 22 november naar Haskerland gaat. Op 16 april is Pieter K. Wiersma uit Groningen al ingeschreven en die verdwijnt op 31 oktober ook weer naar Groningen. De derde is Henderika G. Dijkstra, ega van Ultsje F. Koopmans, welke 12 juli komt uit Lemsterland en op 30 november trouwens ook naar Haskerland gaat. Dat zou vraagtekens kunnen oproepen (?).
Het kadaster zet ons op het spoor van een grootscheepse verandering. Eigenaar van Breedpad 15 Sijtze Sipkes de Jong, zelf wonend in de Koolwitjestraat, verkoopt in het kadastrale dienstjaar 1972 (dus in werkelijkheid iets eerder) kadastraal A-389 (groot 1.83 are) volgens de omschrijving “Bovenwoning, garage en erf”, samen met een gebouwde waarde van fl.273,- voor de belasting. De nieuwe eigenaar is Bote Hoekstra, slager op Breedpad 13, die practisch onmiddellijk aan een verbouw van het pand begint. Op 3 februari 1972 deponeert hij zijn aanvraag voor een bouwvergunning bij de directeur van Gemeentewerken. Hij wil de garage verbouwen tot winkel met bovenwoning. (Vergunning nr. 42, jaar 1972.) In de bijzonderheden van deze verbouw door Bouwbedrijf Telgenhof is een enorme aandacht voor brandwerendheid, zoals een zelfsluitende brandwerende deur, een volledige brandwerende trapopgang naar de bovenwoning, een droogpoederbrandblusapparaat en uiteraard brandwerende plafonds. Buitengewoon van belang is de wijziging van de gevelindeling. De foeilelijke garagedeur van het vervoersbedrijf moet plaatsmaken voor een moderne winkelgevel aanzien, welke door het advies nr. 326-72 van de Provinciale Commissie wordt beïnvloed. (tekening)
Na de verbouw geldt een nieuwe beschrijving, namelijk ‘winkel en erf’, en is er meteen voor Willemtje de Haan, echtgenote van Klaas Kuipers, onderdak in de bovenwoning geweest van 26 juni tot 11 augustus 1972 op Breedpad 15. De woningkaart vertelt ons, dat ze uit de Azaleastraat naar hier is gekomen en dat zij per 11 augustus woont op Breedpad 15a. Voor haar is met ingang van die datum een nieuwe woningkaart gemaakt op dat adres, waarop later met potlood het adres Propstrasingel 1 de plaats inneemt van Breedpad 15a. Daar is ze nog ruim een jaar gehuisvest geweest. Op 3 september 1973 is ze naar een plaats gegaan, welke wordt aangeduid met de afkorting ‘Gv’.
Nu deze verbouwing een mooie ruime winkel heeft opgeleverd kan Jacobus de Vries zijn passie (de schaatssport) ook zakelijk vorm geven. Uit de Leeuwarder Courant van maandag 24 april 1972 vernemen we, dat Jacobus de Vries in het Thialfstadion al een drukke praktijk heeft gehad in de ‘afgelopen winter’. Hij heeft zijn sportmasseursdiploma gehaald en maakt zelfs kans verzorger te worden van de Friese herenselectie onder leiding van Theo Dijkstra. Maar het echte nieuws in dit stukje journalistiek is de mededeling, dat hij - zelf oud-hardrijder - de komende zaterdag (dat is dus 29 april 1972) zijn nieuwe sportzaak aan het Breedpad laat openen door wereldkampioene en (in die week de koninklijk geridderde) Atje Keulen-Deelstra.
Vertrouwend op zijn naambekendheid in Heerenveen maakt hij spaarzaam gebruik van de provinciale media (Leeuwarder Courant, Friesch Dagblad). Voor het allernieuwste apparaat op het gebied van schaatsenslijpen wordt ‘dit ingenieuze machientje’, die niet langer dan vijf minuten nodig heeft om perfecte scherpe ijzers af te leveren, als een service aan het publiek gezien. De Leeuwarder Courant helpt hem op 6 januari 1973 met een artikel: “Enthousiaste Jacobus de Vries: Nieuw apparaat kan snel alle soorten schaatsen slijpen’.
Op 22 januari 1975 wordt Jacobus de Vries door het Thialf IJsstadion ter gelegenheid van de E.K. Heren op 25 en 26 januari nog genoemd in wat wij als zijn laatste advertentie in de Leeuwarder Courant beschouwen, voorzover het Breedpad 15, Heerenveen als voorverkoopadres functioneert. De woningkaart van Breedpad 15 vermeldt als laatste bewoner Jacobus de Vries zelf, die op 1 juni 1975 van de S. van der Laanstraat 17 komt en op 25 februari 1976 naar de Dracht 32 verhuist. Hoever de plannen dan al zijn voor zijn volgende stap in de sporthandel kunnen we slechts gissen. De aankondiging op 31 december 1976 spreekt echter duidelijke taal:
Dracht 32 is namelijk het pand van Sportcentrum de Haan, die zich uit deze sector heeft teruggetrokken. Jacobus de Vries vestigt zich voor een lange reeks van jaren.
Voor het pand Breedpad 15 meldt zich een nieuwe huurder, welke zich op 17 maart 1977 in een advertentie afficheert als “Voor al Uw tentreparaties in eigen atelier Campingshop Nieuwehorne. Ook speelgoedshop Breedpad 15, Heerenveen”. Op 3 mei 1978 zijn er in Heerenveen al drie adressen, t.w. Schans 7, Breedpad 15 en Akkersplein 171, en in Nieuwehorne op de Schoterlandseweg 127a. De vestiging op Schans 7 meldt zich al in een advertentie in de Leeuwarder Courant op 28 maart 1978. Hoe lang de vestiging op het Breedpad stand heeft gehouden is niet geheel duidelijk. Aan de Campingshop Nieuwehorne en Akkersplein is de naam van De Groot verbonden, die tevens speelgoed in het assortiment heeft gehad. Voor de vestigingen in Heerenveen heeft de Gemeentegids 1979-1980 op pagina 68 de eer gehad van de “Speelgoed-& Campingshop, Akkersplein 171 - Breedpad 15, Heerenveen - tel. 05130-28041” een bedrijfsreclame te mogen plaatsen. Dat is een unieke reclame, want in de jaren ervoor en ook daarna is niets in die gidsen over het bedrijf te vinden. Verder staat er in de krant van 9 april 1980 een bericht over brand in de campingzaak te Nieuwehorne in 1977 en aan het Akkersplein in 1980. Wel vinden we nog een artikel in de Leeuwarder Courant van 27 juli 1979, waarin de malaise in de kampeerbranche wegens het slechte weer in deze zomer aan de orde is. Jan de Groot van de Heerenveense campingshop houdt weliswaar geen opruiming, maar compenseert zijn slechte resultaten ten opzichte van een jaar eerder met de verkoop van speelgoed en spelletjes uit de speelgoedshop, en met regenkleding en laarzen. Ook hij spreekt van een rampzalig seizoen in de camping-branche. Tenslotte hebben we nog gezocht naar de bedrijfsbeeindiging van de speelgoed-en campingshop in Heerenveen. Helaas hebben we dat niet kunnen vinden. Wel is er op 24 augustus 1983 nog sprake in de Leeuwarder Courant van de duitser Manfred P., die veroordeeld wordt voor een in inbraak op 11 mei 1983 in ‘een’ campingwinkel’ in Heerenveen.
Foto 161 van Museum Heerenveen brengt die situatie uit juli 1976 in beeld.
Breedpad 15 komt pas weer in de picture nadat eigenaar B. Hoekstra een ontwerp heeft laten maken door architectenburo Sipma. Dat ontwerp is op de tekening genummerd 84125-1 en gedateerd 5 februari 1985 en maakt deel uit van de aanvraag voor een bouwvergunning nr. 64-85. De winkel met bovenwoning moet worden vernieuwd tot kantoor/winkel met bovenwoning en er is meer dan een ton mee gemoeid. In de bijzonderheden van de aanvraag is er sprake van ‘herstel brandschade’. Bouwkundig wordt een nieuwe voor-en achtergevel genoemd, een nieuwe kap, een nieuwe indeling van de boevenwoning; de herindeling van dienstruimten op de begane grond, zoals de entree en berging van de bovenwoning, maar ook een toilet met keuken van kantoor en winkel.
Het blijkt uit een advertentie in de Leeuwarder Courant van 7 september 1985, dat de bouw is afgerond. Makelaardij Hoogeveen heeft de opdracht gekregen zich te richten op ‘te huur aangeboden’ van de parterre ‘ van het geheel - onder arch.- gerenoveerde winkel-of kantoorpand Breedpad 15 te Heerenveen’. De oppervlakte is ± 95 m2 op goede stand en met ruime parkeergelegenheid. Bovendien voorzien van c.v., keuken en sanitair. Het is zelfs nog mogelijk, dat met indelingswensen rekening kan worden gehouden, terwijl de huurprijs redelijk wordt genoemd (zonder de prijs te noemen).
De huurprijs blijkt zo redelijk te zijn, dat makelaar Hoogeveen in een aantal advertenties van zijn bedrijf - waarin hij andere woonprojecten aan de man probeert te brengen - Breedpad 15 in gebruikt als zijn kantooradres: Hoogeveen Makelaardij OG, tel. 0513-25635. De conclusie die wij daaruit trekken, is dat hij zelf de huurder van de parterre is geworden. Zoals gebruikelijk kijken we een lange serie bemiddelingsadvertenties om te zien welk adres Hoogeveen in de advertenties gebruikt en dan blijkt tot en met 23 november 1985 het adres Breedpad 19 regelmatig te worden gebruikt. Op 15 december 1986 vinden we vervolgens het adres Breedpad 15. De laatste advertentie met dit adres wordt gesignaleerd in de Leeuwarder Courant van 22 december 1990. Inmiddels heeft Hoogeveen ook de voet tussen de bemiddelingsmarkt in Joure gekregen en derhalve verplaatst hij zich per 10 juli 1993 naar de Joure in de Midstraat.
Op 20 december 1991 zet <www.delpher.nl> ons op het spoor van een nieuwe gebruiker van Breedpad 15. Het programma vindt in een advertentie van de VGNN (Vereniging Gezondheidszorg Noord-Nederland) het kantooradres van deze organisatie, waar onze belangstelling naar uitgaat. In nog een tweetal advertentie wordt de Balanspolis ook aanbevolen met als referentieadres Breedpad 15 te Heerenveen. We mogen aannemen, dat deze VGNN-organisatie in het pand kantoor houdt. Overigens vinden we in een eerdere advertentie van 8 mei 1991 al een verbinding tussen het regiokantoor van de ANOZ Gooi Apeldoorn Groep te Leeuwarden en de ziekenfondswinkel te Heerenveen, wanneer ze gezamenlijk op 10 mei 1991 de jaarlijkse personeelreis maken en daartoe kantoor en winkel voor een dag de zaken opschorten. Op 22 mei 1991 bevestigt het Ziekenfonds ANOZ, dat zij een fusie is aangegaan met de ziekenfondsen Het Gooi e.o. en Apeldoorn e.o. met als naam dus Anoz Gooi Apeldoorn Groep.
Pas in 1993 wordt het bezit van B. Hoekstra opnieuw onderwerp van bouwkundige veranderingen. Feit is dat er bij de directeur gemeentewerken op 5 oktober 1993 een aanvraag op het bureau ploft afkomstig van ANOZ-Verzekeringen te Utrecht. Zij willen een servicepunt en verzekeringswinkel stichten voor hun cliënten in Heerenveen e.o. Ze hebben kennelijk onderhandelt met eigenaar B. Hoekstra en een opdracht verstrekt voor een ontwerp aan het Buro voor Architectuur Oord BNA te Kampen. Deze ontwerpt een geveldraagconstructie van staal met een gevelpui van glas in een houten kozijn en daarboven een gevellichtbak. Die veranderingen worden begroot op fl.18.500,- excl. BTW. De ‘welstandswaakhond’ Hûs en Hiem heeft bedenkingen en geeft kritiek op de integratie tussen gevelpui en lichtbak. Ook over de hardstenen onderdorpel. Ze komt overigens wel met ideeën voor verbetering. De raad van Heerenveen aarzelt niet en geeft op 14 december 1993 dus een positief besluit nr. 495-93 op de vergunningsaanvraag. Er kan worden gebouwd.
De voorlaatste ontwikkelingen zijn vermoedelijk geweest, dat om en nabij 2001 de ANOZ het pand heeft verkocht aan Kuiper Verzekeringen en Assurantiën. Diens naam komt als opdrachtgever van Bouwbedrijf Siebenga voor in de aanvraag voor de bouwvergunning nr. 275-2002. Het is de bedoeling, dat de gevel van het kantoorpand wordt veranderd aan Breedpad 15. Op 11 juni 2002 kan een begin worden gemaakt met de geraamde bouwsom van 9075 euro te transformeren in bouwkundige werkzaamheden.
Thans is het pand in gebruik volgens een ‘mânske’ gevelreclame bij “Wolthers Jagersma, letselschade-advocaten”.
2016, november 5 - wibbo westerdijk - hip-backup
Propstragebied als industrieterrein
HIP-TIME MAGAZINE 138
KADASTRALE MINUUTKAART EN OORSPRONKELIJKE AANWIJZENDE TAFEL 1832.
Inderdaad, we komen terug op het perceel A-387 met huis en schuur en zuidelijk gelegen erf, welke veel later in de tijd ook nog een boerenspultsje is geweest. De westelijke grens is het perceel met kad. nr. A-390 (reed, voetpad) en ten zuiden ligt het kad. nr. A-391 (tuin). Logischerwijs valt dit stuk het eerst onder de veranderingsdrang van erven van de eigenaar van de weduwe Albert Kornelis Propstra. Na haar overlijden in 1829 wordt zoon Hendrik Alberts Propstra de man, die de beslissingen blijkt te nemen. Hij staat in het kadaster ingeschreven onder legger 211 met vermelding van “en mede-eigenaren’. Dat zijn z’n zuster Martjen als oudste (1791) en een tweetal broers (1793 Cornelis, en 1808 Anne). Broer Karst (1805) is dan al overleden op 30 juli 1826.
De Volkstelling van 1830 geeft ons voor Breedpad huisnummer 264 een bewonersaantal van 14 personen. Alfabetisch zijn dat het gezin van Gabriël Cornelis Bloemhof, leerlooiersknecht, 31 jaar en geboortig uit Wolvega. Zijn vrouw Antje Jans van der Wal, 30 jaar en geboren in Oudehorne en 4 kinderen: Vroukje, 6 jaar; Jacoba, 4 jaar; Anneke, 2 jaar en Kornelis, 1 jaar, allen geboren in Wolvega. Zij hebben zich hier dus gevestigd kort voor de volkstelling van december 1829. Als tweede gezin staat ingeschreven onze schipper Roelof Hendriks van Rheen, geb. te Alkmaar, en 36 jaar oud, en zijn ega Martje Alberts Propstra, 37 jaar en Heerenveense van geboorte. Hun kinderen zijn Hendrik, 13 jaar; Trientje, 11 jaar; Jan, 5 jaar (alledrie geboren in Nijehaske) en hun 1 maand oud zoontje Albert, die in dit huis is geboren. En wel op 15 december 1829 ! Enig natte vingerwerk is de volkstellers niet vreemd geweest, zo te zien.
De Personele Omslag van 1830 bevestigt een aanslag voor Roelof van Rheen, maar Gabriël Bloemhof valt buiten de aanslaggrens. Het jaar 1831 is ook Roelof van Reen (welja !) alleen belastingplichtig. Het jaar erop lijkt hij ook buiten die plicht te vallen. Mogelijk dat het huren van het schip, genaamd “de Twee Gebroeders” (95 ton) van de broers Cats, werfbazen op de Heerenwal voor fl.240,- per jaar hem buiten de Personele Omslag heeft gehouden. Bloemhof woont dan inmiddels alweer in Wolvega, waar op 7 maart 1831 dochter Jantje wordt geboren.
Van 1833 tot en met 1836 wordt geen belasting geheven van eventuele bewoners van Breedpad 264. Van Rheen woont in 1834 en 1835 op het adres Breedpad 224 (in het Propstra-huis op het eerste Breedpad naast de herberg op de hoek van de Dracht). En in 1836 is hij wonend op huisno. 162 aan het eind van de Dracht.
Op deze minuutkaart staat voor het zuidelijke deel van het gebied tussen Molenwijk en scheid-sloot (A-390 en A-391) met het terrein van het Grote Huys (A-392 tot en met A-397) als gebruiksbestemming: ‘reed als weiland’ (A-390) en ‘moestuin’ (A-391).
Het eigendom van A-390, groot 6.70 are heeft berust bij de wed. Albert Propstra, die van haar meisjesnaam Trijntje Hendriks heet. Haar man is overleden op 15 februari 1825 op 60 jarige leeftijd en wordt - in de Personele Omslag van een aantal jaren - als meester-bakker gekwalificeerd, soms zelf samen met het beroep ‘tapper’. Zij wonen zeker vanaf 1806 in het pand, welke in 1809 als huisnummer 224 krijgt toegewezen. Dat is in het eerste huis van het Breedpad naast het logement of herberg ‘s Lands Welvaren’ op de noord-westelijke hoek van de Dracht. In dit huis blaast niet alleen Albert Kornelis Propstra in 1825 zijn laatste adem uit, maar op 20 augustus 1829 ook zijn vrouw Trijntje Hendriks op 64 jarige leeftijd. Op dat ogenblik leven er nog vier kinderen. In beide gevallen is herbergier van ‘s Lands Welvaren Tjitte Foekes Hoekstra één van de aangevers.
Het echtpaar Propstra is het als bakkersechtpaar economisch in ieder geval zo goed gegaan, dat ze onder andere hebben kunnen investeren in onroerend goed. Het huis nr. 224 hebben ze verworven in 1806 door aankoop van (Johan Balthasar) Christiaan Rumph. Maar ook op het tweede deel van het Breedpad over het ‘Semlerbruggie’ wisten ze de hand op onroerend goed te leggen.
TESTAMENTAIR ERFRECHT
De afwikkeling van erfenis van de ouders Hendrik en Trijntje Propstra is - met enige kadastrale vertraging - terug te vinden in de Suppletoire Aanwijzende Tafel. In de periode 1832-1835 wordt dan als eigenaar beschouwd Hendrik Alberts Propstra, samen met zijn zuster Martje en twee broers Cornelis en Anne - als mede-eigenaren. Het boerenspultsje van weleer (A-387) met een grootte van 10.20 are wordt nog ‘vóór 1840’ onderwerp van een z.g. ‘splitsing’. Het perceel A-387 wordt opgedeeld in twee nieuwe kadastrale nummers, te weten: A-755 van 7.70 are en A-756 van 2.50 are. De eerste krijgt als omschrijving: “huis, schuur en erf”, en de tweede ontvangt als omschrijving “timmerschuur en erf”. Daarvan moet nog even worden vermeld, dat er vóór 1844 vrijdom van belasting is toegekend tot 1846 wegens de ‘stichting’ van de timmerschuur, terwijl deze via ‘expiratie’ ook al weer vóór 1847 uit de belastingvrijdom wordt teruggetrokken. Betekent dit, dat er onvoldoende gronden zijn geweest om van de vrijdomperiode te kunnen profiteren ?
Wie zijn timmerkundigheden daar gaat uitoefenen is niet duidelijk. De Personele Omslag van de begin dertiger jaren geeft ons daarover geen uitsluitsel. Zou de nieuwe gebruiker beneden de grens van de aanslag zitten ?
Liggen er nu ook in de Staten van de Loop der Bevolking over de jaren 1836 tot en met 1844 aanknopingspunten voor het vaststellen van gebruikers, huurders, pachters ? Die zijn er inderdaad, want vanaf 1836 tot en met 1840 staat de persoon van Cornelis/Kornelis Gooijes Boonstra als arbeider geregisteerd. In de Staten van de Loop der Bevolking slechts als hoofdbewoner, maar in de Volkstelling van 1840 met zijn gezin. Zijn echtgenote is de in Leeuwarden geboren Fenna Migchiels Kraus. Zij is dan 44 jaar oud, net als Cornelis Boonstra zelf. Hun kinderen zijn op dat ogenblik Froukje, 10 jaar; Gooije, 7 jaar; Elizabeth, 5 jaar; en Migchiel, 1 jaar. Er is op 1 december 1836 ook nog een dochter Sijke geboren, die op 8 januari 1837 al weer overleed. In haar overlijdensakte staat ‘in het huis gekwoteerd met nommer 263’. Vraagje: hoe betrouwbaar zijn deze bronnen ? Eigenlijk zou er nog een dochter bij hebben kunnen staan, want via de bestanden van it Tresoar vinden we in 1853 een akte nr. 98 in Leeuwarden, waarbij Kornelis en Fenna alsnog hun dochter Hendrika Jonkschap als voorhuwelijkse dochter erkennen. Zij is te Heerenveen geboren op 1 februari 1827, terwijl het huwelijk tussen Cornelis en Fenna pas werd voltrokken op 15 juni 1828. Hun voordochter staat op het punt van trouwen en heeft deze wettigingspapieren nodig door op grond van art. 329 van het Burgerlijk Wetboek een ootmoedig verzoek te doen op Willem III, bij de gratie Gods Koning der Nederlanden, enz. enz. tot wettiging van haar geboorte. In 1754 trouwt ze in Leeuwarden met Johannes Visser. In de Heerenveense Volkstelling van 1840 hebben we haar stellig ook gevonden onder de naam ‘Hendrika Boonstra, 12 jaar oud, geboren te Heerenveen (?)’, en als dienstmeid van de regter Christiaan Sophias Boelens op het adresnr. 219 aan de westkant van de Dracht.
Naast het gezin van Cornelis Gooijes Boonstra op 264 treffen we ook onder huisno. 264(a) nog een bewoner aan. Van 1836 tot en met 1838 staat daar vermeld in de Staten van de Loop der Bevolking de weduwe Jan van der Wal. Ook staat onder huisnummer 264 in 1841 geregistreerd de weduwe Vrouwkje van der Heide. Verdere antecedenten onbekend. Over haar is verder nog niets gevonden. Dan staat er in het jaar 1840 onder nummer 265 als bewoonster Froukje Hotzes Keimpema. Van deze dame vinden we haar overlijden op 1 augustus 1844 en uit die acte blijkt, dat zij de weduwe is van Jan Willems van der Wal. Er is dus sprake van enige huisnummerslordigheden, want in de jaren 1836 tot en met 1838 staat de weduwe Jan van der Wal onder nr. 264 (a). De mist over de persoon van de weduwe Vrouwkje van der Heide hebben we niet kunnen laten optrekken. Ze is in ieder geval niet aan te tonen als een hertrouwde Froukje Hotzes Keimpema. Overigens is deze laatstgenoemde ook in de Volkstelling van 1830 reeds als bewoonster gemeld op huisnummer 264 en eveneens als weduwe, 56 jaar oud en van beroep arbeidster.
Gedurende het jaar 1841 staat ingeschreven zekere Fokke Hendriks Groen onder huisnummer 264. Dat zal toch niet de herbergier zijn van ‘s Lands Welvaren ? Deze staat namelijk in de Volkstelling van 1840 keurig vermeld samen met zijn gezin op huisnummer 223 aan het begin van de westkant van de Dracht. We gaan nog eens kijken in de Staten van de Loop der Bevolking en daarin blijkt hij van 1836 tot en met 1840 inderdaad als herbergier van no. 223 te staan. Hij is daarmee begonnen in 1836 na eerder als kleermaker te hebben gewerkt. Vermoedelijk heeft hij een vierjarig pachtcontract afgesloten. In 1842 doet zich de kans voor om Jacob de Looze op te volgen als kastelein, herbergier of logementhouder in het horecapand op de hoek van Achter de Kerk met de Vleesmarkt.
In een eerdere tijd voert dit etablissement de naam “Koophandel en Zeevaart”, later krijgt het de naam “De Drie Gemeenten” en wij kennen het als “De Bieb” (Eten en drinken enzo).
Fokke Hendriks Groen wordt daarvan in 1841 eigenaar door het te kopen van bakker Tjepke Taconis op de Vleesmarkt. Dan heeft het kadasternummer A-7 en is het met huis en erf 1.80 are groot. Van 1843 tot en met 1845 exploiteert Fokke Hendriks Groen in zijn kwaliteit van kastelein en verkoopt het vervolgens aan Jan Sanders Postma.
Terug nu naar de Propstrabuurt om te zien hoe het kadaster zich door de verschillende ingrepen manipuleert. Nog voor 1845 levert leggereigenaar Hendrik Alberts Propstra (211.6) daarvoor de ingrediënten. Voor het kadastrale perceel A-755 staat er opnieuw een ‘splitsing voor 1845’ op stapel. De 7.70 are van ‘huis, schuur, en erf’ wordt volledig anders ingedeeld en wel in vijf nieuwe percelen, die daardoor ook weer een nieuw kadastraal nummer krijgen toegekend. Omdat ze gelijktijdig worden vastgelegd zijn dat achtereenvolgens in de leggerregels 211.7 tot en met 211.11 de kadastrale aanduidingen: A-806 (huis, erf; 0.84 are); A-807 (bergplaats, 1.00 are); A-808 (huis; 0.26 are); A-809 (huis; 0.38 are); A-810 (tuin; 5.82 are).
Hoewel we in de beschrijving daaraan nog niet toe zijn, laten we U alvast wel kennismaken met het Netteplan 1887 en daarvan het meeste noordelijke gebied van de ‘Propstrabuurt’. (Pater familias Hendrik Alberts Propstra is dan al in 1872 overleden en zoon Albert neemt de honneurs namens de familieleden waar!) U herkent op deze kaart in ieder geval drie van de vijf genoemde kadastrale nummers. Zonder daarvoor direct de tussenstappen te beschrijven, blijkt het nummer A-806 te zijn verdeeld in het tweetal percelen A-998 en A-999. Deze twee vormen het bezit van apotheker Pierre Peaux, welke in 1861 een herbouw heeft gepleegd en deze twee nummers toegekend heeft gekregen.
Spijtig genoeg kunnen we geen kaart tonen tussen de kadastrale minuutkaart van 1832 en het Netteplan van 1887. Dat zou de tussenliggende verandering natuurlijk veel beter illustreren. Wel komt er nu een nieuw element in de overigens begrijpelijke beschrijvingen, n.l. ‘uitgifte in erfpacht’. Voor het kadastrale nummer A-1726 is dat het dienstjaar 1882.
Voor een nieuw begrip geven we U even een definitie van het erfpachtrecht. Dat is een beperkt zakelijk recht om het volle genot te hebben van een aan een ander (in ons geval Albert Hendriks Propstra) toebehorend stuk grond. De erfpachter heeft min of meer dezelfde rechten als een eigenaar zolang de erfpacht duurt, maar mag niets doen wat de waarde van de grond kan verminderen. De erfpachter betaalt daarvoor een erfpachtbedrag (canon genoemd). Die erfpachter is Geertje Propstra, die gehuwd is met tabaksfabrikant Johannes Hendrikus Taconis. Zij is een dochter van Albert Hendriks Propstra en dus kleindochter van Hendrik Alberts Propstra.
Het kadastrale nummer A-1726 (tuin met een grootte van 6.50 are) is stapsgewijs in het dienstjaar 1882 ontstaan uit de twee eerdere kadastrale nummers A-1229 (huis en erf, 7.20 are) en A-1230 (werkplaats, 0.82 are) en behoort toch nog steeds tot het bezit van Hendrik Alberts Propstra.
Deze twee in het dienstjaar 1871 ontstane situaties hebben ook weer voorlopers gehad in kadasternummer A-810 (tuin, 5.22 are) en het in 1866 toegekende kadastrale nummer A-1149 voor een op dat perceel gebouwd ‘huis met erf’ met ook de grootte van 5.22 are. Samen met die ‘timmerschuur met erf van 2.50 are’ van kadastraal nummer A-756 (sinds 1840) lijkt het een cryptische onroerend goedtransactie, die heeft geleid tot A-1726. De tabaksfabrikant zal er zijn tabaksopslag hebben gehad, mogelijk zelfs tabakskerverswerkzaamheden hebben laten verrichten.
Eerste erfpachter van de Propstrabuurt
Over het eigendom van A-391, groot 14.00 are (zie Minuutkaart 1832), kunnen we melden, dat notaris Jelle Petrus Jacobus Greydanus op 11 april 1818 een repertoire van een minuutakte opmaakt onder nr. 059020. Het betreft een tuin, welke wordt verpacht aan Johann Christiaan Mann, chirurgijn te Heerenveen. Verpachter is koopman Frederik Semler, die dit vastgoed verpacht voor een pachtsom van fl.2,- per jaar. Later is de status van Johann Christiaan Mann in de kadastrale notatie van 1832 - hoewel niet te vinden in het notariaat - veranderd van ‘pachter’ van de tuin naar ‘eigenaar’ van de tuin. De omschrijving in de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel is onmiskenbaar vastgelegd in leggernr. 159 regel 2 als “moestuin”. Vervolgens wordt verwezen naar de Suppletoire Aanwijzende Tafel nr. 126, waar in het dienstjaar 1856 twee nieuwe kadastrale nummers worden toegekend A-914 en A-915.
Johann Christiaan Mann, chirurgijn, wonend in A-389, verkoopt zijn tuin onder A-391 nog voor 1837 aan bakker Roelof Wiebes Offringa te Nijehaske. Mann verdwijnt uit Heerenveen om samen met zijn zoon een chirurgijnspraktijk te openen in Workum. De acte van notaris Peeting van 2 november 1839 bestemt het huis onder A-389 voor Mr. Ulbe Arend Evertsz, terwijl de grote tuin met vruchtbomen onder A-391 wordt gekocht door Hendrik Alberts Propstra voor fl.451,-.
H.A. Propstra komt kort voor 1856 op het perceel een ‘regt van opstal’ overeen met koopman Bernard Sievers, welke daarvoor door het kadaster nummer A-915 krijgt toegekend in het dienstjaar 1854 (dus voor 1856).
Sievers maakt gebruik van zijn recht om daarop een ‘bergplaats met erf’ van 2.40 are te stichten, zodat de oorspronkelijke 14.00 are van de tuin wordt teruggebracht tot 11.60 are. Daarvoor geniet hij vrijdom van belasting tot het dienstjaar 1862, waarna de belasting gebouwde waarde wordt vastgesteld op fl.36,-. Overigens wordt voor dit perceel wel een geheel nieuwe leggerpagina bestemd onder legger 644. Met het overlijden van Hendrik Alberts Propstra op 19 oktober 1872 komt een boedelscheiding tot stand, waarvoor de notaris enige tijd nodig heeft. Daarvoor wordt tevens een nieuwe legger ingericht met nummer 900. Tevens wordt de omschrijving ‘bergplaats’ gewijzigd in ‘pakhuis’ en wordt de boedelscheiding in dj. 1875 voltooid, waarna opnieuw voor de nieuwe eigenaar Albert Hendriks Propstra legger 973 wordt beschikbaar gesteld voor de actuele omschrijving “A-915; pakhuis en erf, 2.40 are, gebouwde waarde fl.36-’ en erfpachter Bernhard Sievers, koopman te Heerenveen.
Portret Bernhard Sievers, 1812-1881(Kerkelijk Archief nr. 2878), die alle kerkelijke rangen van ambtsdragers heeft bekleed (diaken, ouderling, kerkvoogd en notabele).
Kennelijk is er enige twijfel geweest over de juiste grootte van het perceel, want in het dienstjaar 1882 wordt een ‘redres abus. meting’ toegepast, die het gevolg heeft, dat eigenaar Albert Propstra na de ‘hermeting’ het perceel op 2.60 are gewaardeerd ziet en hij daarvoor een nieuwe legger 1107 krijgt toegewezen . De notatie luidt dan: ”Legger 1107.1: eig. Albert Propstra, koopman, Heerenveen, erfpachter Bernard Sievers; Heerenveen A-1733; schuur, erf; 2.60 are; gebouwd fl.25,-; dj. 1891 vereenigd; uit 880.13 en 973.1; zie 1107.2”. Dat houdt in dat hem vanuit het perceel A-1646 (beschreven als voetpad & weiland 20 ca aan zijn bezit mag toevoegen. Eerder behoorde dat tot het perceel A-1228. Op de kaart van het Netteplan uit het jaar 1887 kunt U zien, dat A-1733 het meest zuidelijke perceel van de Propstrabuurt is, grenzend aan de dwarsgracht van de Molenwijk naar het westen.
Het erfpachtperceel, waarmee Bernhard Sievers in 1891 een ‘vereniging’ beleefde met een klein zuidelijk gedeelte (0.06 are) van de singel (= reed) van kad. perceel A-1734, bereikt dan onder nieuw kadasternummer A-2070 een grootte van 2.69 are met daarop nog steeds dezelfde schuuur. De verandering in het dienstjaar 1896 is een afscheid van Bernard Sievers erfpachtcontract. De ‘opstal’ (schuur) wordt verkocht en komt dan als eigendom van Albert Hendriks Propstra onder leggernummer 880.27. Of én zo ja, aan wie hij het heeft verhuurd tot de ‘scheiding in het dienstjaar 1907’ in de familie Propstra als gevolg van het overlijden van bovengenoemde Albert Hendriks Propstra op 10 januari 1906, is niet bekend.
Piebe Krediet (1855), bekend lithograaf van o.a. de “Historische Ganzenbrief : Reis door Friesland” (1880) en oud-inwoner van Heerenveen, zoon van de steendrukker Gerrit Krediet, vereert Heerenveen in september 1932 na jaren weer eens met een nostalgische wandeling en vertelt in een ingezonden stuk in de Hepkemakrant van zijn ervaringen. Onder andere vertelt hij, dat hij door het steegje lopend bij Popma (Bakkerssteeg) practisch uitkomt bij het gebouw (eerder behorend bij de leerlooierij van Van der Sluis) waar de familie haar steendrukkerij runde. Het staat op de hoek van de Molenwijk met haar naar het westen lopende zijsloot. Vanuit zijn positie ziet hij weer het steenkoolpakhuis van de heer Sievers en de molenmakerij van Murk Visser nog staan. Hoewel er op de voormalige steendrukkerij een bordje ‘onbewoonbaar verklaarde woning’ hangt, constateert hij dat de achterkant nog intact is.
Tweede erfpachter van de Propstrabuurt en zijn opvolger.
Een tweede stuk grond wordt in de categorie ‘reden van verandering’ geregistreerd als “splitsing vóór 1870” en eveneens voortkomend uit het kadastrale perceel A-390. Het is de westelijke strook, die wordt aangeduid met ‘reed als weiland’ en een totale grootte van 6.70 are. De reed (ook wel voetpad genoemd) moet worden verdeeld over zes verschillende percelen. Daarvan gaat een deel naar twee percelen, die net als de andere vier op naam staan van eigenaar Hendrik Alberts Propstra. De door ons te volgen ontwikkeling wordt beschreven onder legger regel 865.1, waarop Murk Goyes Visser, molenmaker te Heerenveen, het recht van erfpacht is overeengekomen. Door die splitsing én het daardoor ontstaan van nieuwe percelen wordt een ‘werkplaats met erf’ en een grootte van 0.90 are gesticht, welke onder het kadastrale nummer ‘Bredepad A-1232’ vrijdom geniet tot 1876. Een ander gedeelte met een grootte van 3.40 are houdt zijn bestemming “tuin” met een zelfde vrijdomsperiode en het toegekende kadastrale nummer A-1233.
Molenmaker Murk Gooijes Visser - in zijn geboorteacte aangegeven door zijn vader Goye Jelmers Visser, 42 jarige timmerman te Haskerdijken, sticht met de voornamen ‘Murk Jelmers’ daarmee over een lange periode enige verwarring. Hij is overigens geboren op 4 maart 1836. Moeder is Akke Murks Lieuwes en 44 jaar oud. Murk Jelmers (Goyesz.) Visser trouwt op 26 oktober 1876 dus op 40 jarige leeftijd - is inmiddels molenmaker - met 44 jarige Marchje Uri, geboren in Appelscha. Enkele jaren daarvoor heeft hij bij notaris Arjen Binnerts via een akte van oprichting een naamloze vennootschap laten registreren. Op 20 januari 1870 zijn Wiebe Klazes de Jong, eveneens molenmaker, en hij het eens over de oprichting van een grofsmederij. Dat wordt de “firma de Jong en Visser” (Repertoire Tresoar 056070). De afkondiging daarvan in de Ned. Staatscourant blijkt voor onbepaalde tijd en zal pas eindigen als een vennoot dat minstens drie maanden van te voren aan de ander laat weten. Maar in geen geval niet eerder dan 12 februari 1872. Als een vennoot overeenkomsten voor meer dan fl.300,- wil regelen (b.v. geldopnemen, borgtochten afgeven, e.d.) is de medewerking van beide vennoten vereist. Aan deze samenwerking komt een einde door de ontbinding volgens de akte van 19 oktober 1889 van notaris H.J.W. Terlet te Joure. Wiebe Klazes de Jong zal de zaken voor eigen rekening voortzetten.
Murk en Marchje hebben besloten te gaan wonen in Heerenveen en het oog valt op een huis aan het Achterom onder Aengwirden. Zij staan ingeschreven in het Bevolkingsregister van Heerenveen (AEN) 1872-1880 op blad 58, maar daar staat geen huisnummer bij vermeld. Aannemend dat zij niet zijn verhuisd worden daar hun drie zoons geboren in 1877 (Jelmer), 1881 (Gooye) en 1883 (Piet). Bij de start van de bevolkingsperiode 1880-1890 blijkt het huis te zijn genummerd met nr. 60 en ligt achter en ten oosten van het latere pand ‘Paul Kruger. In de periode 1890-1920 wordt nog twee keer een nieuw nummer aangetroffen, resp. nr. 61 en nr. 73. Met zoon Jelmer hebben de ouders (maar ook de Heerenveense gemeenschap het bijzonder getroffen. Hij wordt door zijn vader opgeleid voor ‘molenmaker’, maar ontwikkelt zich ook in de architectuur en de aannemerij, en gaat zelfs een rol spelen in de ,makelaardij’.
Bovendien bekwaamt hij zich in de ‘photographie’. Dat mag o.a. blijken uit de naaststaande afdruk van een glasplaat (positief, 8.4 bij 8.4 cm) van het molenmakersterrein aan de Gedempte Molenwijk, dus A-1732. De molenwiek en de schroefvijzel spreken voor zichzelf. Een klein detail zou U nog kunnen ontgaan: de ooievaarsnest op een paal in de tuin van het “Grote Huis”.
Een uniek beeld uit de collectie Altena-Visser in het Museum Heerenveen!!!
Conclusie van een en ander is dus dat de firma de Jong en Visser in het erfpachtperceel in de Propstrabuurt een werkplaats op een royaal terrein kunnen gebruiken voor de molenmakerswerkzaamheden. Daarvan is uiteraard een onderdeel ‘grofsmederij-aktiviteit’, een specialisme van Wybe Klazes de Jong. Uit een artikel in de Heerenveense Courant van 1969 ontlenen we een citaat uit het artikel met een foto van ‘Kachel-Magazijn en J. de Jong, Smederij, Dracht 73-75’. Dat artikel met de titel “De hoefsmid speelde vroeger een belangrijke rol in de provincie. Thans een uitstervend beroep." Citaat: .....“In 1869 nam molenmaker en smid (hoef-en kachelsmid Wiebe Klazes de Jong het bedrijf over. In 1894 volgde zoon Jan de Jong hem op.” .....
Een minuutakte, d.d. 27 december 1870, bevestigt, dat Wiebe Klazes de Jong, grofsmid te Heerenveen, een huis met erf, c.a. , met kadasternummer A-232, groot 1.70 are, koopt voor een bedrag van fl.2230,-. (Notariaat A. Binnerts, repertoirenr. 316)
Uit het verdere verloop van de kadastrale ‘stamboom’ blijkt, dat in het dienstjaar 1882 nog een redresmeting is uitgevoerd op de percelen A-1232 en A-1233. Daarbij is vastgesteld, dat de grootten samen niet 3.40 + 0.90 are zijn, maar samen worden bepaald op 5.45 are. De oorzaak daarvan hebben we niet kunnen achterhalen. Uiteraard wordt op dat ogenblik ook weer een nieuw kadasternummer toegekend en daarvoor het nummer A-1732 gereserveerd.
Dit nummer A-1732 rechtvaardigt een kaartje van het Netteplan 1887. En dan met name het zuidelijke deel.
In het dienstjaar 1906 (1 januari) komt een einde aan de erfpachtovereenkomst door de ‘verkoop’ van A-1732 met schuur (werkplaats) en erf. De erven Hendrik Alberts Propstra c.s. dragen dit eigendom over aan Geertje Alberts Propstra, de echtgenote van Johannes Hendriks Taconis en haar kinderen Albert IJme, Simon Hendrik en Thalea Gebina Taconis. Haar man wordt vruchtgebruiker. Hij zorgt ervoor, dat het perceel A-1732 opnieuw een interessante toekomst tegemoet gaat met leggerregel 1701.7 als nieuwe bestemming: in het “dienstjaar 1909 “ een “uitgifte in erfpacht”. Aan wie dan wel ............? Er wordt verwezen naar de kadastrale legger 1779, regel 1, op naam van (wrijf uw ogen even goed uit .....) eig. Geertje Propstra, echtgenote van Joh. H. Taconis, Oudeschoot (Blauhûs) en kinderen. Daar lezen we een niet te volgen staaltje van kadastrale logica. De oplossing zal zijn een studie in de kadastrale wetenschap !!!!! Aanbevolen. Mogen we aannemen, dat de nieuwe erfpachter ‘Johannes Hendrikus Taconis’ is geweest?
Tien jaren later is het nog steeds A-1732 met een grootte van 5.45 are voor werkplaats en erf. De verandering wordt dan geïntroduceerd als “dj. 1919 verv.(allen) van erfpacht”. Opnieuw een 5-tal jaren daarna wordt in het “dj. 1924 ged. vernieuwing” gepleegd. De omschrijving gaat nu luiden: “Kantoor, werkplaats en erf” voor de Taconis-zaken. Aan alles komt een einde. De tijd is rijp voor een rigoureuze verandering in het dienstjaar 1934: “”Slooping” en de nieuwe omschrijving van 5.45 are luidt vervolgens: “opslagplaats”. Het afscheid van A-1732 wordt in het dienstjaar 1940 geregistreerd in de vorm van de kadastrale term ‘Vereeniging”. De 5.45 are wordt samengevoegd met A-2070 de ‘schuur en erf’ ter grootte van 2.69 are van legger 1701.10 !!! Van 5.45 are groeit er een nieuw perceel in 1940 tot eentje van 8.14 are aan het Achterom of aan de inmiddels Gedempte Molenwijk met als kadasternummer A-3642 en de prozaïsche omschrijving: “erf” !!!
Een eerste transactie in de bezette tijd vindt plaats in het dienstjaar 1943. De verkoop van het perceel aan het Achterom A-3098 (het middelste deel van de Propstrasingel) is een opvallende, want er komen twee nieuwe eigenaren in beeld. Verkoopster Geertje Propstra, haar kinderen en haar echtgenoot J.H. Taconis dragen dit perceel met een grootte van 1.27 are en de bestemming ‘weg’ over aan Johannes Broersma, expediteur en consort de grossier Cornelis Brouwer, die in het volgende dienstjaar allebei een perceel ‘erf’ in dit Propstra-gebied willen kopen. Dankzij Johannes Broersma, die als transportondernemer ruimte nodig is voor de stalling van vrachtauto’s , claimt hij van de beschikbare 8.14 are ‘erf’ slechts 4.37 are (A-3570). Het andere gedeelte van dat grote erf is in dienstjaar 1944 gekocht door Cornelis Brouwer, die een grossiersbedrijf heeft te exploiteren (A-3571). Hij krijgt de beschikking over een erf van 4.39 are, maar het wordt nergens uit duidelijk met welke bedoelingen hij deze grond wil exploiteren. Mogelijk alleen uit financiële beleggingsoverwegingen ? Want er wordt niet op gebouwd. Uit de schaarse berichtgeving uit de jaren veertig komt naar voren, dat Cornelis Brouwer zich heeft toegelegd op koloniale waren en de oorlogsomstandigheden maken, dat hij zich destijds voornamelijk bezighoudt met ‘toewijzingsproblemen’ in het kader van de distributie, o.a. jam, kandij, basterdsuiker, spijsolie, huishoudzeep. Dat moet dan gedaan zijn vanuit het adres Rottumerweg 8, waar Brouwer zijn grossierderij in koloniale waren heeft gehad. Na de oorlog in 1948 meldt hij in een advertentie dat de Kerkstraat 15 het adres is voor zijn grossiersbedrijf. De woningkaart kent spijtig genoeg Cornelis Brouwer niet als bewoner van de Kerkstraat 15. Dit pand is tot het overlijden van Joost de Vries op 18 mei 1940 door wijnhandelaar Joost de Vries zelf gebruikt en bewoond, samen met zijn echtgenote Eibertje Holtrop, die daar tot 4 oktober 1963 nog heeft gewoond. Cornelis Brouwer staat zelfs in 1960 nog in het adresboek op de Rottumerweg 8.
Net als Johannes Broersma verkoopt ook Cornelis Brouwer in 1949 het perceel aan de Gedempte Molenwijk aan de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda. Bovendien gaat ook het gezamelijk door hen gekochte perceel A-3098 over naar de N.V. (Daarop komen we in een volgende aflevering ongetwijfeld terug.)
Het derde erfpachtperceel van de Propstrabuurt: Andries Johannes de Jong, slager.
Voor het moment dat het kadasternummer A-1731 op het Netteplan van 1887 een zichtbare plaats innam en in de bijbehorende eigenaarslegger z’n omschrijving heeft gekregen (te weten: slagthuis en erf, 1.20 are) moet worden vermeld, dat het nummer A-1731 al door het kadaster is toegekend in dienstjaar 1882. Het blijkt te zijn samengesteld uit twee eerder in gebruik zijnde perceelnummers. Die beide t.w. A-1716 (een huis van 0.26 are) en A-1717 (een opslagterrein van 5.84 are) zijn toegekend in het dienstjaar 1881. Uit het kadasternummer A-1645, groot 6.10 are, zijn door Albert Hendriks Propstra als eigenaar deze wijzigingen tot stand gebracht. Inderdaad is daarvan aan A-1731 slechts 1.20 are ten goede gekomen terwijl de rest van de percelen 4.90 are aan legger 880.18 (0.90 are en nog een stukje van een ander perceel 0.43 are) en 1105.1 (4.00 are) zijn toegeschikt.
Als kandidaat voor het gebruik van A-1231 (de tuin waaruit in 1879 A-1645 is voortgekomen) dient zich op 7 februari 1879 aan Antonius Kestens, steenhouwer te Heerenveen. Hij wil hierop graag een vergunning voor de oprichting van een steenhouwerij. In eerste instantie wordt hem dat ‘onder voorwaarden’ verleend, maar na de bezwarenprocedure op 11 februari 1879 besluit het gemeentebestuur op 21 maart 1879 die ‘voorlopige’ toestemming op basis van de voorwaarden alsnog in te trekken. (SCO 369, SCO 1004, no. 416 en 422)
Uiteindelijk krijgt Andries de Jong de beschikking over een ‘slagthuis met erf van 1.20 are).
Ook zijn planning loopt natuurlijk flink vooruit op de latere registratie van het kadaster, want bij het gemeentebestuur van Heerenveen-Schoterland dient hij op 25 october 1879 een verzoek onder no. 517 in voor de oprichting van een ‘slagterij’ voor het kadastrale perceel A-1231. Dat nummer is de voorganger van A-1645, die enkel wordt aangeduid als ‘erf’ en door ‘stichtingsplannen’ een andere bestemming gaat krijgen. Propstra en de Jong komen tot overstemming over een erfpachtcontract. Overigens mag je verwachten, dat een ‘slagterij’ behoort tot de bedrijven, die moeten voldoen aan de hinderwetbepalingen, maar daarvan hebben we in het archiefnummer SCO 369 niets kunnen vinden. Wel vinden we onder de bekendmakingen van B. en W. onder nr. 524 op 11 november 1879, dat de vergunning voor de bouw van een slachterij op kad. A-1231 wel is verleend. En het kadaster bevestigt dat in leggerregel 880.15 van eigenaar Albert H. Propstra, koopman, en erfpachter Andries de Jong, slager, met een uitgifte in erfpacht in dj. 1882, onder verwijzing naar leggerregel 1106.1 (met dezelfde belanghebbenden) met het vooruitzicht van een ‘verval van vrijdom’ in het dienstjaar 1887. Wat precies de reden is van de ‘overboeking’ naar een legger met uitsluitende de naam van de oorspronkelijke eigenaar Albert Hendriks Propstra wordt niet expliciet beschreven, maar van legger 1106.2 wordt overgeboekt naar legger 880.29. Het dienstjaar 1902 geeft als verandering ‘bijbouw’ met als gevolg dat de term ‘slachthuis’ wordt vervangen door het neutralere begrip ‘schuur’. We nemen aan dat het erfpachtcontract is opgezegd.
Andries de Jong heeft in de periode voor zijn overeenkomst met Propstra op 13 maart 1879 een poging gedaan een hinderwetvergunning voor het pand Achter de Kerk nr. 6 te krijgen. In 1879 heeft dit pand in de vergunningsaanvraag het kadastrale nummer Tjalleberd A-1884. Hij als vleeshouwer en spekslager wil daar een slagerij oprichten, maar de bezwaren van de verver Gerben Pieters Postma, ten oosten; bankdirecteur Leonard Louis Ferdinand Mispelblom Beijer, die advocaat Jhr. Mr. Julius Matthijs van Beyma thoe Kingma heeft gemachtigd, Trijntje Looxma, wed. van Mr. Daniel de Blocq van Scheltinga, mej. G.G. Greydanus, wed. van G.C. de Vrieze en Harmen Martinus Wagenaar uiten zoveel bezwaren, dat de geneeskundig inspecteur in Friesland en Groningen adviseert de vergunning te weigeren. De gemeente Aengwirden verstrekt weliswaar een vergunning, maar de bezwarenmakers vechten die beslissing aan tot voor de Raad van State. Ondanks een zeer positief gestelde brief d.d. 18 maart 1879 van vroegere buren in Schoterland (J.A. Keverkamp, P.H. Romkes en F.H. Fischer), die samen vijf jaar lang een gezamenlijke waterleiding en zinkput hebben gehad, wordt de vergunning niettemin nietig verklaard.
In maart 1892 probeert de vasthoudende Andries de Jong het nogmaals om in hetzelfde pand, welke inmiddels het kadastrale nummer A-4980 heeft gekregen, een vergunning te krijgen van het bestuur van Aengwirden. De tegenwind is minder heftig, maar wel zeer invloedrijk. Deze keer laat de westelijke buurman en bankdirecteur L.L.F. Mispelblom Beijer zich vertegenwoordigen door de advocaat mr. Adriaan Burger CPzn. en ter bescherming van de noordelijke bezittingen van Trijntje Looxma, die is hertrouwd met Commissaris van de Koning Jhr. Mr. J.E.A. van Panhuys. Hun advies is: verleen geen hinderwetvergunning voor een slagerij ! Maar het liep toch even anders in 1892!
De gehele periode vanaf maart 1879 heeft Andries de Jong in dit huis Achter de Kerk gewoond.
In de periode 1880-1890 op nummer 48, welke in 1890 wordt hernummerd naar nr. 50, in 1900 naar nr. 59 en in 1910 naar nr. 78. De familie Taconis, die de slagerij bij de ‘Grote Kerk’ in huur heeft gegeven aan Andries de Jong, verkoopt volgens het Nieuwsblad van Friesland van 20 maart 1915 het pand aan de gezusters de Jong voor een bedrag van fl.3700,-. Deze dames verhuren het vervolgens aan slager Albert Bosscha.
Andries Johannes de Jong geeft ons in een aantal uitingen in de krant een inkijkje op zijn vakmanschap en zijn terriërnatuur in de kwestie ‘ongesmolten rundvet’. In het Nieuwsblad van Friesland van 10 september 1902 vraagt Andries zich in een advertentie openlijk af, naar aanleiding van de zilveren medaille waarmee de gebrs. Smilde hun gesmolten rundvet op de landbouw-tentoonstelling te Leeuwarden zien worden bekroond. Hij formuleert drie kritische vragen: “Zou dat vet ongesmolten ook bekroond zijn? Zou dat vet ongesmolten ook zoo veel afnemers vinden? Zou dat vet ongesmolten ook de proef kunnen doorstaan van scheikundig onderzoek?”
Het antwoord, welke in het Nieuwsblad van Friesland niet is te vinden, is kennelijk wel beantwoord per brief. De Jong schrijft in een advertentie van de 17e september 1902, dat zijn drie vragen slecht zijn beantwoord. Zij halen er dingen bij aan, die met die vragen niets te maken hebben. Hij vindt het bepaald niet nobel om zich er op die manier uit te redden. Hij herhaalt zijn drie vragen en daagt uit: ‘Durft, of wilt gij deze drie vragen naar waarheid niet beantwoorden, houd U dan stil.’ Nog twee keer komt hij op het onderwerp terug. Eerst op 11 oktober 1902 onder het kopje “Volksgezondheid”, waarin hij ervoor pleit ongesmolten rundvee te laten keuren door een deskundige voordat het wordt verwerkt tot gesmolten rundvee. Hij geeft als voorbeeld de procedure in de stad Groningen waar ‘tuberculoos’ rundvet wordt vernietigd.
Op 18 oktober 1902 roert hij zich nogmaals in het Nieuwsblad van Friesland. “Neen Smilde’s”. Dat de Gebrs. Smilde reclame maken met de bevindingen van het chemisch laboratorium van Dr. Hamel Roos en Harmsen te Amsterdam over hun gesmolten rundvet beantwoordt de vragen over ongesmolten rundvet absoluut niet. Dan kun je niet meer zien of er maden uit het ongesmolten rundvet kruipen. Door de bevoegde ambtenaren in Kampen is in één jaar tijds 3000 pond ongesmolten rundvee om die redenen afgekeurd en vernietigd.
Uit een advertentie van 15 april 1905 kunnen we overigens vaststellen, dat Andries de Jong toch nog verantwoordelijkheid draagt voor zijn opstallen in de Propstrabuurt. Hij plaatst een advertentie met de volgende tekst: “Te koop: HOOI, Schuurtje met stalling voor zeven koeien, zeer geschikt voor een melktapper, ruim twee bos prikkeldraad, twee honderd paaltjes, zoo goed als nieuw, bij Andries de Jong, slager, Heerenveen. Nog met Mei te huur een zeer sterk en ruim Pakhuis aan de Molenwijk met dubbele Zolders.”
Ook eerder heeft hij al op 22 november 1902 een “ijzersterk pakhuis’ uit de hand te koop aangeboden met dubbele zolders, bergplaatsen, wagenhuis, paardenstalling, enz. Zelfs te huur voor 5 of 10 jaar. We hebben nog nergens bevestigd gezien of het slager de Jong is gelukt om het pand te verkopen of verhuren. Wel vinden we bij de hinderwetvergunningen van het jaar 1911 onder no. 151 de aanvraag voor een vergunning voor een bergplaats voor lompen en beenderen door Salomo Mendels, volgens dit stuk, koopman te Wolvega. Het kadastrale perceel betreft A-1731 en er is sprake van een huisnummer 508. Het aanvraagformulier is gedateerd 21 april 1911. Het blijkt dat diverse medegebruikers van het Propstra-terrein niet enthousiast zijn voor een dergelijke bestemming. Er worden nogal wat bezwaren ingebracht. Zo komt Mr. M.Mz. Heloma als gemachtigde op voor mej. Hobbine Daniëlla Heloma, die woont op het westelijke perceel van het Grote Huys. Haar bewaar geldt de vrees voor stankoverlast, temeer daar aan de overkant van de dwarsvaart ook Klaas Vrij zijn affaire heeft (huiden, e.d.). G.J. Pothaar sr. als kerkbestuurder van de Ned. Herv. Gemeente deelt die bezwaren en dringt aan op een advies van de gezondheidscommissie. Ook mede-eigenaar Johannes Hendrikus Taconis, ega van Geertje Propstra, (eigenaars van A-1730) vreest stankoverlast en de aantrekkingskracht voor honden. De penningmeester van de Werkliedenvereniging “Heerenveen en omstreken” W.K. de Ruiter stelt dat zij in de onmiddellijke nabijheid een winkel hebben, die ook ‘s avonds open is en ze vrezen voor hinder en schade door stank. Het naast hun winkel staande huis waar H.F. de Wit woont, die ook zelf bezwaar maakt, zal daardoor waardedaling ondergaan. Molenmaker Jelmer Murks Visser heeft vlakbij zijn werkplaats (A-1732), waar veel buiten wordt gewerkt. Hij vreest met name de terugkeer van ratten, die hij juist uit zijn werkplaats heeft bestreden. Naast de huidenzouterij van Klaas Vrij heeft W. Mienstra een woning, die ook de stank en het ongedierte bezwaarlijk vindt.
Zal Salomo Mendels zijn vergunning wel krijgen ? Nee, dus ! Het besluit valt op 29 mei 1911: ‘geweigerd’, en de bekendmaking door B. en W. is gedateerd op 31 mei 1911. (SCO 1008 )
Ondanks deze tegenslag vestigt Salomo Mendels zich wel in Heerenveen met zijn echtgenote Evalina Haas, waarmee hij op 7 juli 2011 in Almelo in de echt is verbonden. Op 1 augustus 1911 wordt hij ingeschreven op het adres Heerenveen no. 552. Dat is aan de Korflaan-oostzijde, en later is dat Korflaan 59, vlakbij de Van Riesenstraat.
Een advertentie van 15 juli 1911 uit het Nieuwsblad van Friesland meldt ons, dat “Het Adres voor Heerenveen & Omstreken voor Wrak en Gekwetst Vee, Slachtpaarden, Huiden, Vellen, enz. is thans S. MENDELS, van Riesenstraat, Heerenveen”. Een aantal jaren later in mei 1917 koopt hij één van de Hesselhuizen aan de Verlengde Dracht. Dat is huisnummer 260, welke in 1921 wordt hernummerd naar Dracht nr. 251. Het Adresboek 1922 situeert hem daar eveneens. Op 5 mei 1927 vertrekt hij met zijn gezin, welke inmiddels is uitgebreid met vier kinderen, naar Meppel.
Dit fragment van de Waterleidingkaart 1913 beslaat het zuidelijk deel van de Propstrabuurt.
U herkent diverse kadasternummers.
De vierde erfpachter van de Propstrabuurt: Anthonius of Anthonie Kestens.
Ook in een vroeg stadium voor het sluiten van erfpachtcontracten meldt zich de steenhouwer Anthonius Kestens. Hij is geboren in 1824 te Sneek als zoon van een schoenmaker en begint zelf als steenhouwersknecht. Zijn eerste kind wordt nog geboren in 1852 in Sneek, waarvan de moeder Intje Hagedoorn is. De volgende kinderen worden geboren in de periode 1854 tot en met 1868 in Nijehaske, waar hij op de Heerenwal nr. 43 heeft gewoond en zijn ‘steenhouwerij’ heeft geëxploiteerd. Op 25 november 1878 koopt hij bij notariële akte een huis met erf ter grootte van 2.20 are en een bedrag van fl.3.550,- van de erven van doopsgezind predikant Romke Jans Keestra. Dat huis staat aan de Nieuwburen en heeft het kadasternummer A-161.
In de loop van de jaren ontwikkelt hij zich van ambachtsman naar koopman, b.v. voor de levering van verschillende steensoorten en keien. Overigens lukt niet alles, want in de “Bekendmakingen van het bestuur van Schoterland uit de periode 1876-1884” (SCO 1004), lezen we dat hem een vergunning voor het oprichten van een kalkblusserij te ‘t Meer (sectie B-839) op 22 maart 1879 is geweigerd. In diezelfde tijd (in het kad. dienstjaar 1879) is hij ook bezig om met Albert Hendriks Propstra tot overeenstemming te komen voor een erfpachtcontract voor de kadastrale percelen A-1643 (schuur en erf, 2.80 are) en A-1644 (erf, 1.20 are). Het jaar (dj. 1880) daarop is er sprake van een ‘stichting’ en vergroting van het terrein tot niet alleen de 4.00 are van de samenstellende delen, maar tevens nog 0.20 are van een aanliggend perceel. Het resultaat is een nieuw kadastraal nummer: A-1706, doch met dezelfde inhoudelijke omschrijving ‘schuur en erf’. De op stapel staande ‘uitgifte in erfpacht’ wordt derhalve geregistreerd in het dienstjaar 1882, met als onmiddellijk gevolg opnieuw een nieuw registratienummer en - omdat het kort na de toekenning van A-1706 is, wordt dat A-1728. Dat Kestens slechts 1.85 are ter beschikking lijkt te krijgen, heeft als oorzaak dat Propstra tegelijk bezig is met de uitvoering van de plannen van uitgever Jacob Hepkema, die op een aangrenzende perceel een ‘boekdrukkerij met erf’ wil realiseren (waarover later meer). Edoch, Propstra komt Kestens behoorlijk tegemoet met uit het perceel A-1717 (een opslagterrein van 5.84 are) 4.00 are voor hem te bestemmen. Daarvoor wordt hem een ‘vrijdom’ toegezegd tot het jaar 1885, terwijl Propstra het eerder toegezegde perceel A-1728 van 1.85 are weer opeist. Daarmee is hij in staat beoogd erfpachter Jacob Hepkema te gerieven met een vergoot terrein voor zijn boekdrukkerij. Kestens is met deze transactie nu erfpachter van A-1729 (!) voor 4.00 are en laat zijn ‘schuur en erf’ in het dienstjaar 1886 een ‘vertimmering’ ondergaan. Helaas niet voor lang - naar de reden blijven we gissen - maar in het dienstjaar 1887 volgt ‘verkoop’ aan de oorspronkelijke eigenaar Albert Hendriks Propstra.
Dat roept een vraag op ! Heeft Antonius Kestens het terrein met schuur slechts gebruikt voor zijn koopmanschappen, b.v. opslag van stenen, enz. Hem is immers in 1879 na de bezwarenprocedure tegen een verleende vergunning voor het perceel A-1731 die toestemming ontnomen (SCO 369) !Anderzijds constateren we, dat wanneer hij steenhouwersknechten vraagt dit steeds is voor aangenomen werk buiten Heerenveen. (In 1874 bij het nieuw Burgerweeshuis te Leeuwarden en in 1882 Stationsgebouwen spoorlijn Sneek-Leeuwarden). Bovendien worden een aantal vermeldingen steeds gerelateerd aan zijn koopmansaktiviteit ‘het leveren van steenen’ van verschillende naam voor grote projecten in den lande. Of grafmonumenten binnen zijn opties heeft gelegen blijft onduidelijk.
De vijfde erfpachter van de Propstrabuurt: Jacob Hepkema, boekdrukker en uitgever.
Iets over de voorgeschiedenis van het ontstaan van deze drukkerij te schrijven isnoodzakelijk om de drive van Jacob Hepkema te begrijpen. Nienko Acronius Hingst, boekhandelaar en vrijgezel, komt op 3 mei 1869 vanuit Nijmegen naar Heerenveen. Hij vestigt zich op de Vleeschmarkt nr. 17 als boekhandelaar. Ongeveer twee jaar later trekt hij Jacob Hepkema aan als volontair, die zijn eerste ervaringen met het drukkersvak heeft opgedaan in een drukkerij in Doetinchem. Vrij snel na zijn aanstelling wordt hij compagnon in de zaak en koopt een drukkerij-inventaris en handpers in Groningen. Deze worden in een pakhuis achter nr. 17 geïnstalleerd en - hoewel Hingst daarover beslist niet enthousiast is - gaat Jacob Hepkema in de zomer van 1873 van start met een proefexemplaar van het Nieuw Advertentieblad van
Heerenveen van start. Op 1 januari 1874 rolt het nul-nummer van de pers en binnen de kortste keren heeft het blad 1300 abonné’s, bij een verschijningsfrequentie van één keer per week op zaterdag. Zijn afkomst als onderwijzer laat zich gelden en hij brengt het nieuws in ‘gewone’ taal. Dat blijkt goed aan te slaan.
Vanaf het begin evenwel botert het niet tussen de compagnons en het komt tot een breuk. Hingst gaat door met de boekhandel en Hepkema richt zich op de krant, welke hij volgens contract drukte op de handpers achter de boekhandel. Hingst gaat evenwel ook een krant uitgeven en Hepkema moet daarvoor het veld ruimen. Hij vindt in Steenwijk een drukkerij, die niet alleen de vrijdageditie wil drukken, maar ook een dinsdagexemplaar net als Hingst. Vanaf dat ogenblik gaat Hepkema zich voorbereiden op het stichten van een eigen drukkerij. Na drie jaar Steenwijkdruk wordt dat een terrein in de Propstrabuurt aan de Molenwijk. Inmiddels is de krant van Hingst niet levensvatbaar gebleken en ter ziele gegaan. Hingst neemt afstand en gaat naar Apeldoorn. De boekhandel wordt overgedragen aan Axel Lourens Land uit Harlingen, die per 3 juli 1877 ook staat ingeschreven. Of eigenlijk moeten we stellen, dat de zaak ‘in de familie’ blijft, want Joukje (1846), getrouwd met Nienko Acronius Hingst, en Axel L. Land (1853) zijn zus en broer. De boekhandel blijft daarom ook nog doorgaan onder de naam ‘N.A. Hingst’.
HepkemaHij opent de onderhandelingen met Albert Hendriks Propstra om twee percelen achter het Breedpad in erfpacht te krijgen. Op 7 october 1882 deponeert hij een verzoekschrift op de gemeentelijke burelen van Schoterland voor een hinderwetvergunning. De oprichting van een snelpersdrukkerij met stoom als beweegkracht in het gebouw met kadasternummer A-1727 (op dat ogenblik is Anthonie Kestens daarvan nog de erfpachter) en in een daaraan te bouwen machinekamer op het perceel A-1725 is zijn doel. Aan de voorwaarden kan worden voldaan en de bezwaren van omwonenden zijn geen reden om de vergunning te onthouden.
In de Notulen van B. en W. van Schoterland van 11 november 1882 (SCO 369) dient de aanvrager ‘zich stiptelijk overeenkomstig de bepalingen in de voorschreven wet (art. 6 en 7 der wet van 2 junij 1875 (Staatsblad no. 95) vervat’ te gedragen. Extra wordt nog de nadruk gelegd op de bestaande bepalingen ter voorkoming van brand. Tenslotte moet binnen vier maanden deze stoompersdrukkerij in werking zijn, want anders vervalt de vergunning.
Merkwaardig genoeg vermeldt de “Index op de dossiers inzake de hinderwetvergunningen” onder nr. 24 de naam van J. Hepkema, Heerenveen, Molenwijk A-1727: oprichting snelpersdrukkerij met stoom als beweegkracht, met als aanvraagdatum 7 october 1886. Dat blijkt niet juist te zijn, want na opvragen van het betreffende dossier blijkt daar te staan: 7 october 1882. Bovendien is tevens verzuimd om in de index het tweede kadasternummer A-1725 voor de te bouwen machinekamer te vermelden. Die informatie is ontleend aan het archiefstuk: SCO 1004. “Bekendmakingen van besluiten van 4 jan. 1876 tot 29 dec. 1884”. De tekst van 13 november 1882 luidt meer dan duidelijk, dat B. en W. van Schoterland op 11 november j.l. (1882), bij besluit no. 36 vergunning hebben verleend voor een stoom-snelpersdrukkerij op de percelen A-1727 en A-1725. Op zaterdag 28 october 1882 heeft namelijk niemand ten gemeentehuize de gelegenheid te baat genomen om bezwaren te uiten. Zeer fortuinlijk is in het hinderwetdossier wel een “Plattegrond-teekening ...” opgenomen in het dossier, zelfs met een balk met schaalverdeling.
Op 12 november 1886 wordt door Hepkema een aanvraag gedaan voor een nieuwe vergunning met als reden, dat hij de stoomkracht wil vervangen door een gasmotor van 2 pk. Omdat er opnieuw geen bezwaarmakers komen opdagen laten de loco-burgemeester H.A. Veenbaas en secretaris A. Rodenhuis weten, dat de - hernummerde - percelen A-1845 en A-1728 daarvoor mogen worden bestemd. A-1727 is door een ‘aanbouw’ in het dienstjaar 1885 vergroot tot 0.85 are. Met het nieuwe kadastrale nummer A-1876 wordt in het kadastrale dienstjaar 1887 een z.g.n. ‘vereeniging’ nagestreefd met grond van A-1725 tot een totale grootte van 1.93 are. Van die grond - de reed of het voetpad - met een oppervlakte van 3.85 are gaat er dus 1.08 are over in erfpacht naar Jacob Hepkema.
Met deze transactie is de expansiedrift van Jacob Hepkema nog niet gedoofd. In het dienstjaar 1903 geeft het kadaster aan, dat er sprake is geweest van ‘bijbouw en vereeniging’, waardoor A-
1876 wordt getransformeerd van 1.93 are grondoppervlak naar 4.27 are tot het nieuwe kadastralenummer A-2430 (geregistreerd onder leggernummer 1574.1: eig. A.H. Propstra, erfpachter J.Hepkema). De vergroting van de drukkerij met 2.34 are uit het perceel A-1879 (in 1887 ontstaan uit een vereniging van perceelonderdelen en in dat jaar ook toegekend door het kadaster) is met een schuur en erf voor Hepkema van essentieel belang. Wat resteert is voor de stichting van een huis en erf door A.H. Propstra zelf en wordt aangegeven met een grootte van 1.96 are en het nieuwe kadasternummer A-2431. De inhoudelijke wijziging in het dienstjaar 1902 betreft een stichting, welke volgens de aanvraag voor een hinderwetvergunning van 30 november 1901 wordt omschreven als de oprichting van een boek-en courantendrukkerij te Heerenveen in het te stichten gebouw op het perceel A-1879, waarbij een gasmotor van veertig (40) paardekrachten de beweegkracht zal leveren.
Bijschrift:In 1902 is deze foto gemaakt van de “Stoomsnelpersdrukkerij van J. Hepkema”. De Molenwijk is nog goed bevaarbaar. Vanuit de Munnikssteeg wordt de wijk overbrugd naar de Propstrasingel. In 1880 heeft koopman Albert Propstra Hzn al geprobeerd de gemeente te bewegen over de wijk een brug aan te leggen en langs de gebouwen een klinkertbestrating. In ruil daarvoor wil hij dan afstand doen van zijn recht om een zet met barten te houden over de Molenwijk. Het bestuur wijst dat voorstel af. (Nog) niet precies bekend is wanneer deze brug wel is aangelegd, maar in ieder geval vóór 1902. Het rechtse huis - kadastraal Heerenveen A-1877 - is in het jaar 1887 gebouwd en ‘uitgegeven in erfpacht’ aan de Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken.
De bedoelde hinderwetvergunning nr. 91 van 1901 (SCO 2184) bevat nog wel wat bijzondere informatie, omdat de naastlegers worden beschreven. Ten noord-westen ligt Hepkema’s A-1876, maar ook A-1877 en A-1878 van de Coöperatieve Winkelvereeniging te Heerenveen (van de Werkliedenvereeniging). Ten noord-oosten bevindt zich de Molenwijk en ten zuid-oosten A-1730 van eigenaar A. Propstra Hzn en zijn gebruiker de verver G.A. Witteveen. Uiteraard ligt naast dit terrein ten zuid-westen het kapitale bezit van mej. Hobbine Daniëlla Heloma, nl. het Grote Huys met tuinen. De laatste update van het erfpachtcontract van Hepkema in het dienstjaar 1903 is het resultaat (leggerregel 1574.2 meldt dat expliciet: eig. A.H. en H.A. Propstra, kooplieden, Nijehaske; erfpachter Jacob Hepkema, boekdrukker en uitgever te Nijehaske (hij woont op de Heerenwal (nu) nr. 15) van Achterom A-2430; drukkerij en erf; met een grootte van 4.27 are en een gebouwde waarde van fl.180,-; ondergaat als reden van verandering: dj. 1903 uitgifte in erfpacht; het perceel is ontstaan uit leggerregel 1574.1 en de nieuwe situatie is beschreven in leggerregel 1583.1 (van Geertje Propstra, e.v. Johannes H. Taconis) onder kad. nr. A-2444 (drukkerij en erf, 3.49 are) en 880.34 (van Albert Hendriks Propstra) onder kad. nr. A-2445 (voetpad, 0.78 are). U ziet dat deze beide kadasternummer ook weer een totale grootte beslaan van 4.27 are.
Nadat erfpachter Jacob Hepkema te kennen heeft gegeven, dat hij van plan is een nieuwe plaats voor zijn drukkerij te zoeken, is het moeilijk de kadastrale verantwoording daarvan te volgen. Deze worden beschreven in de dienstjaren 1910 en 1911 en alles komt nu voor de verantwoordelijkheid van Geertje Propstra én haar echtgenoot Johannes Hendrikus Taconis, de tabaksfabrikant van de Rookende Moor. De term ‘drukkerij en erf’ worden vervangen door ‘huis, erf en werkplaats).
Door de snelle ontwikkelingen in de drukkerijwereld is Hepkema in dit gebied tegen de grenzen van de mogelijkheden aan gelopen. Hij oriënteert zich op een nieuwe locatie in Nijehaske. B. en W. van Haskerland zijn hem ter wille met een positief besluit op 18 juni 1904, hetgeen blijkt uit een register van de Woningwet over de periode 1903 tot en met 1918 (HAS inv.nr. 1599) Onder no. 28 wordt daar ingeschreven op 29 juni 1904: J. Hepkema. Zeer tot onze verbazing vinden we in het archief van de gemeente Aengwirden (inv. nr. 1148) onder bouwvergunning nr. 30: “J. Hepkema, Heerenveen, Toegangsweg stations spoor en tram Nh (Nijehaske): bouwen van een nieuwe drukkerij met kantoren, 1905”. Deze vermelding moeten we in verband brengen met het historische feit, dat de Stationsweg door Aengwirden en Haskerland vanaf de aanleg kort voor 1870 steeds gezamenlijk door beide gemeenten moest worden onderhouden. Daarover is destijds een overeenkomst gesloten. Uit zakelijke fatsoensoverwegingen zal Hepkema hen daarover hebben ingelicht.
Het ‘Register, betr. fabrieken en werkplaatsen, opgemaakt in gevolge de veiligheidswet (hinderwet) over de periode 1897 tot 1933 (HAS 1626), meldt dat in augustus 1905 de courantdrukkerij aan de Stationsweg met twee gasmotoren van 25 paardekrachten van start is gegaan.
Erg lang heeft het door hen verlaten pand aan de Molenwijk niet leeg gestaan. Op 21 oktober 1905 brengt het Nieuwsblad van Friesland vanuit haar nieuwe locatie het nieuws:
“NIEUW. NIEUW. Ondergeteekende maken aan het geachte publiek bekend, dat zij in de oude Drukkerij van den heer Tj. Hepkema te Heerenveen een Meubelfabriek hebben opgericht. Zich beleefd aanbevelend voor de levering van Eiken-en Geschilderde Meubelen tegen concurreerende prijzen. Van Aalzum & Mienstra.” De samenwerking heeft niet zo lang geduurd, want in het bevolkingsregister van Aengwirden 1890-1920, deel I, wordt onder volgnummer 18 genoemd de persoon van Johannes van Aalzum (1872), meubelverver. Hij is op 18 mei 1906 uit Joure gekomen naar het Aengwirder deel van Heerenveen op huisnummer 155 en vertrekt op 7 juni 1907 weer naar Joure. (AEN 1322) Zijn compagnon W. Mienstra adverteert op persoonlijke titel in het Nieuwsblad van Friesland van 29 september 1906 onder het kopje “Bouwkundigen”, dat hij van plan is net als vorige jaren ook de komende winter les te geven in ‘Bouwkundig-en Meubelteekenen’ . Kandidaten kunnen zich in dat geval bij hem melden op de Heerenwal vóór 7 oktober.
Later op 9 oktober 1909 staat er opnieuw zo’n advertentie in de krant. Het is duidelijk dat de samenwerking niet succesvol is geweest.
Het kadasternummer A-2431 is op de Waterleidingkaart van 1913 nog prominent aanwezig. Aangezien het bestaat uit ‘huis en erf’ is het niet ondenkbaar, dat dit perceel wordt beschreven in een Fries Mozaïek van Douwe Miedema in de Friese Koerier van 16 januari 1965 over de werkmanswinkel. Miedema schrijft: “Daar bij de drukkerij stonden twee woningen en dan nog de werkplaats van de pompmaker Jaring Wijntjes.” Het is niet vast te stellen, wanneer Wijntjes - die zichzelf consequent ‘Wientjes’ noemt - die werkplaats in gebruik heeft genomen. Zowel het bevolkingsregister 1910-1920 als daaropvolgende gezinskaart geeft aan dat hij woont aan de Korflaan. Eerst staat hij op nr. 575, welk in 1920 wordt hernummerd tot nr. 592. Zijn ochtend-routine zal dus zijn geweest een loopje door de Korflaan - hij woont aan de westkant in het tweede gedeelte van de straat zo’n 140 meter van de Verlengde Molensteeg. Die volgt hij een aantal meters in de richting van de Dracht om via het Krugersdorp en over de ‘barte’ van de dwarsgracht op de Propstrasingel te komen. Een minuut of zeven na zijn huis te hebben verlaten is hij dan bij zijn werkplaats. In november 1921 verhuist hij naar de Van Cuyckstraat, dan nog Heerenveen no. 716b als adres hebbend. Dat hagelnieuwe huis staat aan de oostkant van de straat, vlak bij de rooms-katholieke school. Het wordt in 1930 vernummerd naar Van Cuijckstraat 25. Op 18 januari 1933 overlijdt hij daar op 86 jarige leeftijd. Hij heeft dus niet aan de Propstrasingel gewoond.
Veel later - wanneer de Woningkaarten zijn ingevoerd omstreeks 1934 - wordt er ook eentje aangelegd voor ‘Propstrasingel 9’. Helaas staat daar geen naam van de gebruikers op, maar wel de opmerking: “pompmakerij afgebroken”. Dat zal dus gebruikt zijn door Jaring Wientjes (Wijntjes). Helaas zonder afbraakdatum !
Een historische anecdote van journalist Aart Aartsma van de Hepkemakrant, ontleend aan zijn bekende boekje: “Heerenveen omstreeks 1875 en later”, maakt ook indruk. Hij geeft een opsomming van de bebouwing van de westkant van de Molenwijk. Vooraan - vanaf het Breedpad - staat als eerste het winkelhuis met pakhuis van de Gebroeders Spandaw. Daarna een bleekveld en voorbij het buggetje Hepkema’s eerste drukkerij. Daarnaast de ‘brandhoutopslag’ van de drie gebroeders Bakker: Klaas, Kobus en Hendrik. Deze mannen hebben de eigenaardige gewoonte nooit naast elkaar te lopen, maar altijd achterelkaar: Klaas voorop. Zo’n anecdote maakt nieuwsgierig en dus gaan we eens even ‘sneupen’. We starten onze zoektocht in Heerenveen-Aengwirden, waar moeder Antje Lieuwes Hemminga woont in huisno. 70 aan het Achterom in Aengwirden. Zij is dan al hoofd van het gezin sinds 20 april 1876 weduwe van Tjeerd Roels Bakker. En niet zomaar hoofd van een gezin, maar een gezin van twee ongehuwde dochters Tjitske (1827) en Gepke (1829) en bovendien drie vrijgezelle zoons Hendrik (1834), Jacobus (1839) en Klaas (1837). Bovendien zijn er ook nog drie kinderen heel erg jong overleden en de oudste zoon Lieuwe (1825) wordt slechts 22 jaar oud. Tenslotte zijn er nog twee broers getrouwd: Roel (van 1831) en Johannes (van 1834).
Wanneer moeder Antje op 17 december 1890 in het huis aan het Achterom in Aengwirden overlijdt, blijft het niet-getrouwde vijftal daar nog wonen. Op 1 juli 1893 verhuizen ze naar het Schoterlandse deel van Heerenveen naar de Heideburen no. 140. Daar heeft een dubbel rijtje éénkamerwoningen achter de bebouwing gestaan, bereikbaar via de ‘Eric-Bramsteeg’ (zoals het tegenwoordige straatnamenbordje aangeeft). Deze zijn later in 1930 afgebroken. In december 1893 overlijdt daar Tjitske en in mei 1894 verhuizen ze met z’n vieren naar een éénkamerwoning van Tjipke Everts van der Werf (ergens achter de bebouwing van de Lindegracht onder no. 68, bereikbaar door de steeg langs de voormalige apotheek van Bouma). Gepke, die dan de huishouding op zich zal hebben genomen, overlijdt daar 22 juli 1895. Eerst staan de mannen als ‘arbeider’ in het bevolkingsregister, maar na de verhuizing naar de Lindegracht wordt Hendrik ‘houthandelaar’ genoemd en Jacobus en Klaas staan als ‘houthakker’ te boek. Klaas overlijdt als eerste op 21 juli 1907 en Hendrik op 5 april 1909. De dood van Jacobus is op Tresoar niet te traceren, noch in het Nieuwsblad van Friesland van begin 1900, maar gelukkig blijkt de overlijdensacte nr.151 van de gemeente Schoterland van 1916 wel beschikbaar te zijn op het gemeentearchief van Heerenveen. Jacobus Bakker blijkt zijn broers royaal te hebben overleefd. Hij overlijdt namelijk pas op 29 september 1916, om 2 uur 's nachts, op 77 jarige leeftijd. Als zijn beroep staat dan vermeld: arbeider"
Na de houtopslag van de gebroeders Bakker staat er de molenmakerswerkplaats van Murk Visser. Voorbij de dwarsgracht komen dan de steendrukkerij van Krediet en de leerlooierijen van Van der Sluis en Feits. Aartsma beschrijft daarmee een situatie van vóór 1904: het jaar waarin de familie Feits de leerlooierijen van de hand doen !
Op 9 september 1932 treffen we - ook nu weer in de Hepkemakrant - een ingezonden stuk aan van de heer Piebe Krediet uit de steendrukkers-en boekhandelaarsfamilie Krediet uit Heerenveen. Zijn titel luidt: “Hoe een oud-Heerenveenster zijn vroegere woonplaats terug vond”. Interessant in dat stuk is voor ons de passage, waarin hij door het Bakkerssteegje naar de Molenwijk loopt en aan de overkant op een gebouw het bordje ‘onbewoonbaar verklaarde woning’ ziet. Dat is de steendrukkerij van zijn familie geweest.
De zesde erfpachter van de Propstrabuurt: de Werkliedenvereniging voor Heerenveen e.o.
Op een herdenkingsavond van de Coöperatie Verbruiksvereniging “Excelsior” op 21 april 1942 te Heerenveen geeft voorzitter K. Bouwer een summier historisch overzicht. Al in het jaar 1876 wordt in Heerenveen door de bestaande werkliedenvereniging een coöperatieve winkel opgericht. Het doel is om tegen een billijke prijs goede waren te verkopen met een goed gewicht. De winkel heeft gestaan, waar later de werkplaats is van de firma Jager en Wierda aan de Propstrasingel. In het begin is de zaak alleen 's Zaterdagsavonds geopend; later ook op andere avonden. De leden fungeren om de beurt als winkelbediende en doen hun werk gratis. Het resultaat is, dat al spoedig een behoorlijke dividend kan worden uitgekeerd. Naast kruidenierswaren worden aardappelen en turf geleverd. Behalve het coöperatief inkopen van artikelen wordt ook aan cultureel werk gedaan: een tooneelclub, een bibliotheek en een bouwvereeniging worden opgericht. Het ledental neemt steeds meer toe en men kan in 1917 overgaan tot het openen van een ruimere winkel in de Kerkstraat.
Een zoektocht met <www.delpher.nl> laat ons in het bijvoegsel van de Nederlandsche Staatscourant van zaterdag 24 juni 1882, no. 147 kennismaken met het reglement van de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en omstreken”, afd. van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond te Heerenveen, gemeente Schoterland. Ze hebben dan volgens de informatie van de heer K Bouwer al ruim 5 jaar bestaan. Als hoofddoel wordt beschreven, dat zij langs wettige weg en met gepaste middelen de toestand van de werkman willen verbeteren. Een afgeleide daarvan is het bevorderen van de coöperatie. Uit dat doel groeit het fenomeen van de ‘Werkmanswinkel’.
Deze zal evenwel ‘officieel’ pas ontstaan als koopman Albert Hendriks Propstra in het kadastrale dienstjaar 1887 een ‘schuur en erf’ op een perceel ter grootte van 1.75 are onder kadasternummer A-1728 uitgeeft in erfpacht . Eén van de belanghebbende is de Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken. Zij komen een perceel van 0.71 are overeen met de eigenaar en verdelen dat in tweede delen: 40 centiare is bestemd voor een ‘huis’ en 31 centiare wordt bestemd tot ‘winkel’. Het kadaster zorgt ervoor dat het ‘huis’ kadasternummer A-1877 krijgt en de winkel A-1878. Beide objecten genieten een belastingvrijdom van vijf jaren, welke dus in 1892 afloopt. De gebouwde waarde wordt aanvankelijk in 1892 voor het huis fl.40,- (later verhoogd tot fl.49,-) en voor de winkel fl.25, (later verlaagd tot fl.24,-).
In het voorbereidingstraject speelt notaris Gerrit Boschloo een cruciale rol, wanneer hij in repertoire 057091 d.d. 10 juni 1886 het verstrekken van een obligatie mag beschrijven voor een kapitaal van fl.1200,-. De heren Halbe Binnerts, jhr. Julius Matthijs van Beijma thoe Kingma, Antoon Reinhard Uhl en Jacob Hepkema, allen inwoners van Heerenveen, hebben besloten hen dat geld te lenen en zijn nu dus de schuldeisers. Belanghebbende Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken is dus de schuldenaar.
Een aantekening uit een van de vele archiefdozen van het museum (van een vroegere anonieme onderzoeker) heeft ooit de kadastrale registratie inderdaad aangetroffen in het leggerhoofd van legger 1218. De volledige vermelding daarvan verschaft ons alle informatie: “eig. Albert Propstra Hzn, koopman, Nijehaske , dj. 1903 doorgehaald: Geertje Propstra, zonder, Heerenveen; vrouw van Johannes Hendriks Taconis, Heerenveen, dj. 1907; erfpachter voor 30 jaren ingaande 12 mei 1885: Heerenveen en omstreken, Werkliedenvereeniging.”
Na die periode zal de eigenaar het perceel weer als volledig eigendom in haar bezit krijgen- in dit geval Geertje Propstra en haar echtgenoot J.H. Taconis - ware het niet, dat ten kantore van notaris Marius Adrianus Johannes Verkouteren op de Fok op 22 januari 1916 in de geschiedenis van de Werklieden Vereeniging Heerenveen en omstreken een beslissende stap wordt gezet. In repertoire 055148 wordt vastgelegd de ‘eindiging’ ofwel het einde van het erfpachtrecht van een stuk grond met overname van de gebouwen te Heerenveen. Eigenaresse Geertje Propstra c.s, wonende te Oudeschoot, verkoopt het vastgoed - door de vereniging jarenlang gebruikt onder erfpacht - voor een bedrag van fl.1450,-. Het dient te worden betaald per 1 mei 1916. De Werkliedenvereeniging koopt het.
Een berichtje in Het Nieuws van den Dag van 21 maart 1887 over de Werkliedenvereeniging te Heerenveen geeft door een verslag van de penningmeester een klein beetje inzicht in de exploitatie van de coöperatieve winkel. Het laatste half jaar sluit met een uitkering van 7 %, terwijl de kas met fl.106,70 is vooruitgegaan. Ook zijn er drie nieuwe leden en een donateur toegetreden.
Bovendien wordt er ruim aandacht geschonken aan deelneming aan het onderwijs. In augustus 1886 wordt er op een feestelijke dag aandacht geschonken aan de kinderen van de leden die schoolgaand zijn. Die kinderen welke de school het minst of geheel niet hebben verzuimd krijgen prachtige prijzen uitgereikt. Ook in maart 1887 schrijft de secretaris, dat het schoolbezoek van kinderen in Heerenveen niets te wensen overlaat. Op de dorpen waar veldarbeid het hoofdmiddel van bestaan is, blijft het schoolverzuim groot. Op 23 augustus 1896 maken de leden met hun vrouwen en kinderen een uitstapje, een pleziertochtje per stoomboot naar Sneek. In de bovenzaal van een hotel in Sneek worden de 38 kinderen door voorzitter Braaksma in het zonnetje gezet. 37 van die 38 hebben minder dan vijf lessen in een heel schooljaar gemist. Linze de Jong maakt de vereniging een compliment, dat zij de voorwaarde voor welvaart: ontwikkeling, zo serieus nemen. De feestelijkheden worden nog benadrukt doordat een aantal leden van het fanfarecorps ‘Concordia’ het feestelijke gebeuren met muziek ondersteunen.
De Leeuwarder Courant van 8 oktober 1889 besteedt nog even aandacht aan een organisatorische gebeurtenis. Staatsblad no. 251 bevat namelijk de goedgekeurde statuten van de Werkliedenvereniging “Heerenveen en omstreken”, afd. van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond.
De journalist D.M. van Woude (Douwe Miedema), die verantwoordelijk is voor veel verhalen over Heerenveen in de rubriek van ‘Fries Mozaïek’ en ‘Ut ‘e Lapekoer’ van de Friese Koerier, schrijft 16 januari 1965 een aantal regels over de ‘Werkmanswinkel’. Op 5 oktober 1892 wordt op het zolderkamertje van de winkel opgericht het bekende fanfarecorps ‘Concordia’. Daarbij is een zekere H. de Jong de initiatiefnemer geweest. De omstandigheden, waaronder het winkeltje wordt geëxploiteerd, schets Miedema eveneens. De beurtelingse bediening gebeurt hoofdzakelijk in de avonduren, die men daarvoor opofferen. Er is geen betaald personeel en van winkelsluiting heeft men nog nooit gehoord. Het ideaal van de coöperatie leeft met name sterk in de opkomende arbeidersbeweging.
Het vervallen van die erfpacht in het dienstjaar 1916 luidt voor de coöperatieve winkel een nieuw tijdperk in. De werkmanswinkel sluit zich in 1917 aan bij de coöp. verbruiksvereeniging „Excelsior" te Leeuwarden. Er wordt dan een vestiging geopend aan de Kerkstraat.
Op 26 oktober 1917 kondigt de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en Omstreken” haar Algemene Ledenvergadering aan voor Dinsdag 30 october , ‘s avonds 8 uur, in Café Prinsen. Het belangrijkste punt van de agenda is een voorstel tot opheffing der Werkliedenvereeniging, “nu deze als’t ware is opgelost in de Coöperatie Excelsior.” (Zie art. 19 van het Reglement.) In vette letters wordt er door het bestuur nog bij deze convocatie gezet: ‘Eenige kennisgeving! Aller opkomst gewenscht.’ Zoekend naar een verkoopdatum van de winkel en het huisje door de “Coöperatie Excelsior” tussen 1917 en 1923 vangen we bij het notariaat - slechts - bot.
Maar .... enkele jaren later staat in het verkoopboekje van 30 januari en 13 februari 1923 - door notaris Faber uit Langweer bij verkoop van de gebouwen van de firma Jager en Wierda - een inhoudelijke beschrijving van de woonruimten van de beide huisjes. Kadastraal A-1877 - het meest noord-westelijke huisje - wordt gehuurd door H. de Wit , die tot zijn woongenot heeft: een kamer en een kamertje, gang, keuken, regenwatersbak en privaat en een beschoten dak met bedstede. In het adresboek van 1922 staat H.F. de Wit op het adres” Achter Breedpad nr. 516 en als zijn beroep ’winkelbediende’. Op zijn gezinskaart staat bovendien, dat Hermanus Fredericus de Wit per augustus 1924 is verhuisd van Heerenveen 516 naar “Heerenveen 537 bij Hendrikus Jansma” en dat is aan de Korflaan nr. 6. Kadasternummer A-1878 - zuidelijk daarvan gelegen - is vanaf 12 mei 1923 in huur bij chauffeur A(ge) Schotanus, die slechts beschikt over een kamer en gang beneden en boven een beschoten dak en slaapkamertje en daarvoor op jaarbasis fl.80,- moet betalen. De verhuizing heeft z’n negen maanden oude, bruingevlekte gespikkelde jachthond ‘Nero’ met een scheurtje in een van de oren, kennelijk in de war gebracht, want in een advertentie in de categorie ‘Vermist’ looft Schotanus een beloning uit voor terugbezorging of aanwijzingen.
Conclusie uit het verkoopboekje is dus dat de heer Johannes Wierda, die onder de naam Fa. Jager en Wierda een doorstart maakt, de nieuwe eigenaar is geworden van A-1877 en A-1878.
Geen erfpacht meer voor de firma Jager en Wierda, autohandelaren.
Ambitieus zijn Wytze Jager en Johannes Wierda al wanneer ze op 3 maart 1903 de “Rijwielhandel Jager & Wierda” bekend maken bij het geëerde publiek. Met ingang van 1 maart zijn ze voor gezamenlijke rekening begonnen met de verkoop van nieuwe rijwielen. Naast ruiling van rijwielen zijn ze ook in staat alle voorkomende reparaties te verrichten aan motorrijwielen. Daarnaast is hun werkplaats ingericht voor emailleren en vernikkelen van rijwielen en andere huishoudelijke artikelen. Zij hebben zich gevestigd in de vanouds bekende boterwaag op het gemeenteplein. Niemand kijkt er in Heerenveen van op, wanneer zij op 31 december 1904 via het Nieuwsblad van Friesland vernemen, dat de firma Harmsen en Nieuwenhuis hun rijwielzaak op 1 januari zullen overdragen aan de heren Jager en Wierda.
Vanaf dit moment afficheren Jager & Wierda zich als ‘Heerenveensche Rijwielhandel’ met merken als Humber, Adler, Friso, maar ook motorrijwielen, b.v. F.N. (Fabrique Nationale, een frans merk) en zelfs automobielen. Het geheel wordt met een ogenschijnlijk royaal reclamebudget via wekelijkse advertenties in de markt gezet, zowel voor de Heerenveense als de Leeuwarder vestiging.
In 1912 verkopen ze de ‘kleinhandel in rijwielen’ in de Waag aan de Gebr. Wijma en kopen zelf een pand aan de Dracht, waarin ze een garage vestigen. Dat pand kwam vrij door het overlijden van de doopsgezinde predikant ds. A. Vis en de Doopsgezinde Gemeente verkoopt het 3.80 are grote pand aan de firma Jager & Wierda c.s voor fl.8450,-. Deze krijgt een ‘verandering van bestemming’ door van het huis met tuin en schuur een autogarage te maken. Het blijkt de opmaat van een reeks uitbreidingen van het automobielbedrijf: ondergrondse benzineopslag, benzinepompinstallatie aan de Drachtzijde, vestiging van een verhuurbedrijf en taxionderneming op de tweede Heerenwal, en last but not least: een gigantische uitbreiding van de mogelijkheden aan de westkant van de Molenwijk en ná 1934 aan de Gedempte Molenwijk. Daaraan en andere ontwikkelingen gaan de 20 eeuw markeren. Ook dit zal weer flink wat onderzoektijd nodig hebben en ongetwijfeld zullen vele oudere Heerenveners daaraan bijdragen kunnen leveren, omdat ze in dit gebied werkzaam zijn geweest (garagebedrijf, schoenenhandel, timmerwerkplaats, etc), hun vrije uren er hebben doorgebracht (ToNight, gokpaleis, dancing, etc.) of er anderszins (medewerker van de Israëlshop of klant van Bandstra) met regelmaat zijn geweest.
Aanvullende reactie van de heer Ys Sevensma, d.d. 3 januari 2017,
welke we graag - met dank - als citaat toevoegen:
“Toen ik las dat Transportbedrijf Broersma daar een perceel had aangekocht voor het stallen van zijn vrachtwagens herinnerde ik mij ineens een beeld uit het verleden. Het moet begin 1945 zijn geweest dat ik daar over een schutting keek en er een vrachtwagen van de fa. Broersma zag staan. Deze was onderweg van Joure naar Heerenveen, slachtoffer geworden van een beschieting door geallieerde vliegtuigen. De auto was doorzeefd met kogelgaten en dat kwam mij nu weer in de herinnering. Ik weet dat ik het vreemd vond daar deze wagen te zien staan, aangezien Broersma zijn bedrijf uitoefende aan de Verlengde Dracht. Ik hield het er op dat Jager & Wierda zich over deze wagen had ontfermd. Maar nu is duidelijk dat Broersma ook aan de Propstrasingel een terrein had. De naam Propstrasingel was overigens een wel erg weidse naam voor dit straatje dat meer de omvang had van een steegje.”
2016, december 17 - wibbo westerdijk - hip-backup-met dank aan Piet Offringa
Propstragebied als garagecomplex, Hip-time 139
HIP-TIME MAGAZINE 139
Voor het vervolg van de ontwikkelingen in het Propstragebied langs de Molenwijk nemen we als uitgangspunt het fragment van de Waterleidingkaart van 1913. Het betreft ook dan nog het gebied tussen Molenwijk en de oostelijke gracht langs de tuin van het ‘Groote Huys’ (eigen aan mej. Hobbine Daniella van Heloma). Het wordt ten noorden begrensd door het Breedpad en ten zuiden door de dwarsgracht (noem het maar Molenwijkdwarsvaart).
De eigendomssituatie wordt uitstekend geïllustreerd met een kadastrale beschrijving van de nummers op bovenstaande tekening.
JAGER EN WIERDA HEBBEN PLANNEN VOOR DE PROPSTRABUURT
Zodra de heren Jager en Wierda hebben besloten de Propstrabuurt te gaan verrijken met een garage-complex, zijn er drie ontwikkelingen te onderscheiden.
De eerste fase wordt gekenmerkt door de verwerving via aankoop. Eigenares Geertje Taconis-Propstra is bereid in het dienstjaar 1922 de kadastrale percelen A-1877, A-1878 en A-2444 over te dragen. Het kadaster registreert deze percelen onder leggernummer 2029. Dat zijn resp. 2029.6 en 2029.7 (bestaande uit huis, groot 0.40 are en winkel, groot 0.31 are, van de in 1917 opgeheven Werkliedenvereniging) en 2029.8 (werkplaats en erf, groot 3.49 are, dat is de voormalige drukkerij van Hepkema).
De tweede fase betreft ingrepen door de firmanten o.a. door bouwvergunning 1038 van de gemeente Schoterland, d.d. 16-3-1921 van A-1877, A-1878 en A-2444. De aanvraag voor uitbreiding en verbouwing van pakhuis en werkplaats wordt gehonoreerd. Architect C.J. Wierda tekent voor het ontwerp en timmerman-aannemer L. de Ruiter uit Heerenveen zorgt voor de bouwkundige werkzaamheden. Deze heeft ingeschreven voor een bedrag van fl.13.935,-, met ondermeer concurrentie van Jelmer Murks Visser voor een inschrijving van fl.14.382,-. De verbeteringen hebben wel tengevolge een stijging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.222,- naar fl.357,-. Daarvoor is de aankoop van 1.03 are nodig geweest van mw. Taconis-Propstra. Zij verkoopt dan nog een deel van het erf van A-2431 en van het voetpad A-2445.
De derde fase is de verkoop van de firma-eigendommen aan Johannes Wierda door de veiling van 19 januari 1923 in hotel Groen. Door het plotselinge overlijden van Wytze Jacobs Jager op 19 november 1922 op 47 jarige leeftijd ontstaat de noodzaak voor zijn medefirmant te reorganiseren. Johannes Wierda besluit voorlopig alleen verder te gaan en laat dat vastleggen in zijn legger 2342. Hij neemt het volledige ‘onroerend goed van de firma’ door koop over in het dienstjaar 1924.
Het Nieuwsblad van Friesland van 19 januari 1923 heeft er door de inspanningen van notaris A. Faber te Langweer en de oproeper K. de Jong te Heerenveen een ‘mânske’ advertentie aan gewijd. De kop is “BELANGRIJKE VERKOOPING HEERENVEEN (wegens sterfgeval). Hotel Groen te Heerenveen is dinsdagmiddag vanaf 3 uur het toneel van de veiling. Deze wordt dus voor Mej. de Wed. en kinderen van de heer W. Jager en de heer J. Wierda gehouden. Het eerste perceel is de ‘Garage met uitstalkast, kantoor, werkplaats, erf en grote bovenwoning aan de Dracht’ (tot aan het Achterom), groot 3.80 are. Na de provisionele verkoop, waarbij de eerste biedingen worden gedaan, wordt bij de finale van de publieke veiling op het perceel van de Dracht tot het Achterom fl.25.000,- geboden. Belangrijk voor ons verhaal is het tweede perceel, nl. de Garage met ruime werk-en waschplaats, dubbele woning en magazijn met erf aldaar, aan de overkant van de Molenwijk, groot 5.28 are. Over deze gebouwen aan de westkant van de Molenwijk worden in drie subpercelen bericht, dat ze hebben opgebracht, resp. fl.4400,-; fl.9500,- en fl.2550,-. In het museum Heerenveen bevindt zich in het archiefje Jager & Wierda het inschrijvingsformulier voor het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leeuwarden, betreffende de opheffing van de handelszaak Johannes Wierda en vestiging van de firma Jager & Wierda, automobielen en rijwielhandel c.a. Deze is gedateerd 31 mei 1923.
De door de firma in het dienstjaar 1923 verrichte ‘bijbouw’ veroorzaakt een verandering van het kadastrale nummer A-2444 naar A-3051. Vanaf het dienstjaar 1927 is Johannes Wierda begonnen met het steeds geschikter maken van de vroegere drukkerijgebouwen tot garage, werkplaats en pakhuis. Johannes Wierda is trouwens onder de handelsnaam “Firma Jager en Wierda” doorgegaan en heeft dit ook per 1 maart 1923 laten vastleggen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Leeuwarden. Deze informatie hebben we mogen vinden in het Museum Heerenveen, waar een archiefje ‘Jager & Wierda’ in een archiefdoos zit.
Deze licht ons ook in over een acte van 17 februari 1921 door de notaris J.W. Schipper verleden en overgeschreven in het hypotheekkantoor van Heerenveen op 17 maart daaraanvolgend. Bij die acte is verkocht door mevrouw Taconis-Propstra de grond met twee woningen, resp. A-1877 en A-1878 en verder twee delen van kadastraal A-3051, resp. 1.30 are en 3.20 are. De koopster (de firma Jager en Wierda) mag gebruik maken van de steeg langs de Nationale Bankvereniging (dus de Propstrasingel) en van de brug over de Molenwijk, eigendom van de verkoopster. Op dat ogenblik zijn dat de kadastrale nummers A-2455 en A-2431 (beiden deels) en nummer A-1875 geheel. Het onderhoud is steeds voor gezamenlijke rekening in verhouding tot de grootte van percelen en wordt beschouwd als een erfdienstbaarheid.
Met één advertentie in het Nieuwsblad van Friesland kunnen we niet zo goed uit de voeten. De omschrijving past voor een groot gedeelte op de gebouwen, die Geertje Propstra, ega van J.H. Taconis bij de scheiding van 1907 zijn toegevallen. De maatvoering past ons inziens evenwel niet bij de plattegrond van de waterleidingkaart van 1913, welke is getekend op een schaal van 1:1250. De datum van de advertentie ligt evenwel zo dicht bij het kadastrale dienstjaar, dat het onderdeel kan zijn geweest van de transacties met de firma Jager en Wierda voor hun auto-imperium.
Let op: In de situatie vóór de demping van de Molenwijk staat evenwijdig daaraan de ‘zijgevel’ van het gebouwencomplex! Na de demping van 1934/35 noemt men dit de ‘voorgevel’ !
De tekst luidt: “Bij inschrijving te koop aangeboden een Pakhuis aan de Molenwijk te Heerenveen aan weg en water. Zeer geschikt ook voor fabriek, hebbende een lengte van van 16,5 meter; 2 verdiepingen hoog met extra zware balken en 1,5 steens muren. Daarnevens zuidkant een wagenhuis, lang 7,5 meter, daarachter gelegen bergplaats, lang 6,5 meter. Deze gebouwen zijn voor belanghebbende te bezichtigen den 13e October a.s. des morgens van 10 tot 12 uur. Aanwijzing doet K. Telgenhof, mr. timmerman, Badweg, Heerenveen. Briefjes op zegel in te leveren Pastorielaan 358, Heerenveen. De verkooping geschiedt op billijke voorwaarden.”
Mogelijk moeten we ook nog een andere optie bekijken ervan uitgaande dat het adres Pastorielaan 358 als huisadres van ‘onze’ slager Andries Johannes de Jong ‘in ruste’ is. Zijn naam staat in het bevolkingsregister van Heerenveen-Aengwirden 1890-1920, deel II, als laatst bewoond adres in deze periode (AEN 1323). In het adresboek van 1922 vinden we daarvan de bevestiging. De pas gebouwde huizen van de Pastoriedwarsstraat - aanbesteed in de jaren 1916 en 1917 - hebben de serie opeenvolgende nummers 346 tot en met 362 gekregen. Bij de vergunningen staat als locatie vermeld aan de ‘Pastorielaan’. Pas later heeft de nieuwe straat de naam Pastoriedwarsstraat gekregen, terwijl het thans officieel ‘Pastoriestraat’ is genoemd.
‘Onze’ slager Andries de Jong heeft het perceel A-1731 in de Propstrabuurt in erfpacht gehad en uit de kadastrale registratie van dat perceel is er nimmer een reden geweest om die erfpacht ‘vervallen’ te verklaren. Hij heeft dus steeds aan zijn financiële verplichtingen ten opzichte van de eigenaar en later ‘zelfs’ (na vererving in 1907) aan de eigenaresse Geertje Taconis-Propstra kunnen voldoen. Bovendien heeft hij steeds het recht van verhuur mogen gebruiken. Dat heeft hij immers al eens in 1905 geprobeerd. De gebouwen die hij heeft bijgebouwd blijven derhalve tot de verkoop zijn eigendom. De verkoop vindt tenslotte in het dienstjaar 1924 plaats. Het perceel A-1731 (schuur en erf, 1.20 are) wordt gekocht door de N.V. G.J. Pothaar's IJzerhandel te Heerenveen. Daarover verderop meer !
Johannes Wierda heeft besloten de naamsbekendheid van de fa. Jager & Wierda te continueren. Tegelijk voert hij verbeteringen uit en maakt plannen voor uitbreidingen. Wij beperken ons tot de veranderingen in de Propstrabuurt, maar ook aan de hoofdvestiging aan de Dracht wordt gesleuteld. De ‘verbouw’ van A-3051, welke door het kadaster in het dienstjaar 1927 wordt geregistreerd onder Johannes Wierda’s kadasterlegger 2342.6, betreft ‘garage, pakhuis en werkplaats’ met een grootte van 4.52 are. Aan die grootte wordt niet gewijzigd, maar de gebouwen komen (vermoedelijk) onder één dak. De nieuwe omschrijving luidt namelijk ‘garage en erf’, maar in het gemeentearchief is er geen bouwvergunningsdossier aangetroffen die deze ingreep ondersteunt.
De volgende transactie is het overnemen van ‘schuren en erf’, welke de N.V. Pothaar’s IJzerhandel in de markt wordt gezet. Het is geregistreerd onder ‘Achterom A-3097’ en is eerder ontstaan uit een gedeelte A-1731 en uit Pothaar’s bezit A-3052 (1.93 are). Pothaar heeft vanaf dj. 1924 van deze ‘vereeniging’ van percelen met een grootte van 2.97 are mogen gebruik maken. De omschrijving is daarvoor aangepast en omschreven als ‘werkplaats, schuur en erf’. In het dienstjaar 1933 wordt de overdracht van Pothaar’s verkochte percelen overgeschreven naar de legger van autohandelaar Johannes Wierda (legger 2342.10). De ‘gebouwde waarde’ van de werkplaats blijkt met fl.27,- te worden gewaardeerd en een schuur met fl.19,-.
Na een korte adempauze - de Heerenveen-één organisatie vraagt van alle Heerenveners maximale aandacht - verraadt het kadaster ons, dat er in het dienstjaar 1937 sprake is van een ‘stichting, enz.’ betrekking hebbend op de van de N.V. Pothaar overgenomen gebouwen. De omschrijving van die nieuwe situatie en het daarvoor beschikbaar stellen van een compleet nieuw kadasternummer duidt op een forse ingreep. De aanvraag voor een bouwvergunning, welke Johannes Wierda namens de firma op de gemeentelijke tafel deponeert bij zijn aanvraag van 3 april 1936, doet nogal wat stof opwaaien bij de directeur gemeentewerken K.R Post en het de Provinciale Adviescommissie. De heer Post stelt op 7 april in zijn advies op het ‘bouwadres’ in een A-4tje een aantal punten vast, waarop deels dispensatie moet worden gegeven op de gemeentelijke woningverordening en deels voor afvoer van afval en smerige lucht scherpe voorwaarden gesteld.
Het ontwerp van Wierda en Visser en de blauwdruk van de Provinciale Adviescommissie. 1936.
Het advies van de “Provinciale Friesche Adviescommissie ter wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land” te Leeuwarden vindt dat er flinke architectonische ingrepen nodig zijn om te kunnen voldoen aan artikel 7 van bekende “Algemeene Regels”. Zij keuren het ontwerp dus niet goed en adviseren de gevraagde vergunning niet te verlenen. Johannes Wierda en zijn architect Jelmer Murks Visser tekenen beroep aan en laten zich uitnodigen op vrijdag 8 mei voor een gesprek in Leeuwarden om te vernemen wat er aan het ontwerp mankeert. Zij krijgen te horen dat de bezwaren zich richten tegen de hoofdvorm maar ook tegen de verdeling en groepering van de ramen. Het ontworpen platte dak zou moeten worden vervangen door een kap. Wierda en Visser stellen, dat dan de bouwkosten aanzienlijk hoger zouden uitvallen. Op zaterdag 9 mei heeft de adviescommissie op de bouwplaats vastgesteld dat dit ontwerp in deze straat niet toelaatbaar zou zijn. Ze sturen nu bij het - nog steeds negatieve - advies een ontwerptekening mee met een voorstel hoe het er wel zou kunnen uitzien. B. en W. licht de fa. Jager & Wierda daarover in en nodigen de firma uit met nieuwe plannen te komen. Dat gebeurt prompt, want op 12 mei laten zij weten, dat ze zich wel kunnen vinden in de geadviseerde raamverdeling, maar beslist niet met de verandering voor een veel duurdere kapconstructie. Fijntjes wijzen zij B. en W. (en indirect ook de adviescommissie) erop, dat Garage Wijma (Verl. Dracht), de Middenstandsbank (Lindegracht) en de woning van J. Nauta (Nieuwburen) wel met een plat dak zijn goedgekeurd.
Op 18 mei laat de heer K.R. Post, directeur gemeentewerken, overtuigd door de nieuwe tekening van architect Visser aan B. en W. weten, dat het gevelplan en haar verdeling door de wijzigingen een stuk rustiger is geworden. Er is volgens hem geen bezwaar meer om de gevraagde vergunning te onthouden.
De nieuwe situatie van ‘garage, bovenwoningen en erf’ is aanvankelijk begroot op fl.8500,- en krijgt het nieuwe kadasternummer A-3297. Er blijkt in ieder geval een aanzienlijke stijging aan ‘gebouwde waarde’ te zijn bereikt (van fl.27,- + fl.19,- = fl.46,- naar fl.372,-) en we mogen niet aannemen, dat zoiets de gemeentelijke belastingorganen over het hoofd hebben kunnen zien. In een advertentie van 23 oktober 1936 zijn de twee ruime, moderne en geriefelijk ingerichte bovenhuizen boven de nieuwgebouwde garage van de fa. Jager & Wierda te huur en te bevragen bij de administrateur D. Schipper op de Fok 70 te Heerenveen.
Later vinden we in het ‘archiefje Jager & Wierda’ nog een gemeentelijke vergunning van 11 juni 1939 voor het plaatsen van een toegangskozijn in de werkplaats aan de Gedempte Molenwijk nr. 1 op sectie A-3052.
Dit na-oorlogse kiekje (Museum Heerenveen, nr. 07632d)
geeft een beeld van pand en omgeving weer.
De periode die dan volgt wordt bepaald door een terugval door de oorlogsomstandigheden. Met uitzondering van de door Geertje Propstra c.s. gedane verkopen van een aantal percelen is er door de andere belanghebbenden geen bouwaktiviteit ontplooid. Pas na afloop van de oorlog is er in het dienstjaar 1947 weer kadastraal interessante bouwaktiviteit waar te nemen bij de percelen A-1877 (huis, 0.40 are), A-1878 (winkel en huis, 0.31 are) en A-3051 (garage en erf, 4.52 are, ontstaan uit A-2444 en A-2445) van eigenaar Johannes Wierda. Er is sprake van ‘inw.(endige) verbouw’. Bij percelen A-1877 en A-1878 is daarbij sprake van samenvoeging van de ‘gebouwde waarde’ tot fl.78,- voor de beide percelen samen. De realiteit blijkt dat op 22 mei 1946 een aanvraag van de fa. Jager & Wierda voor de Ged. Molenwijk 2a en 2b voor de genoemde percelen op de gemeentelijke burelen valt. Architecten J. Bosma (Drachten) en L. van Houten (Heerenveen) hebben berekend, dat voor fl.2900,- het plan voor een kleine verbouwing, t.w. wijziging van rechter zijgevel en wijziging van de voorgevel door een brede deur naar de Gedempte Molenwijk, plus een interne spuit-en lakafdeling kan worden gerealiseerd. De 19e augustus 1946 verlenen B. en W. een vergunning met kosten en voorwaarden. (Dossier Bouwvergunning 1946-58)
Het kadastrale dienstjaar 1949 is voor Johannes Wierda opnieuw een jaar om flink te investeren in de percelen die beschikbaar komen doordat de vrachtauto-ondernemer Johannes Broersma zijn in het dienstjaar 1944 gekochte ‘erf’ van 4.47 are te gelde wil maken en grossier Cornelis Brouwer zijn ‘erf’ van 4.39 are eveneens wil verkopen. Dat zijn de kadastrale percelen A-3570 en A-3571, waarvan de nummers in dienstjaar 1944 zijn toegekend. Deze uitbreiding van het areaal gebouwen worden vastgelegd in een nieuwe legger 3297, waarvan de eigendomstitel luidt: eigenaar N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda te Heerenveen, met als vennoten Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen te Heerenveen.
Opnieuw zijn het de B.N.A.-architecten J. Bosma en L. van Houten, die in opdracht van de fa. Jager en Wierda zich gaan buigen over de tekeningen voor het bouwen van een werkplaats voor het adres Gedempte Molenwijk 4b. Hun aanvraag dateert van 6 mei 1949. Kadastraal worden genoemd de nrs. A-3462 (toegekend dj. 1940 en ontstaan uit de bezittingen van Broersma en Brouwer en dus eerder uit A-1732 - het erfpachtterrein van Murk G. Visser), A-2069 (stuk voetpad) en A-3098 deels (stukje singel). Tevens worden de kad. nrs. A-3570 en A-3571 genoemd, welke een voortzetting zijn van A-3462 en derhalve van het tijdelijke bezit van Broersma en Brouwer. Al met al wordt in het bouwdossier 1949-147 gesproken over een terreinoppervlak van 10.32 are.
Nadat door de Provinciale Planologische Dienst hun accoordverklaring van 20 mei 1949 is toegezonden en de directeur van gemeentewerken het advies op de bouwaanvraag, gepaard meteen lijst van voorwaarden (13 punten) op 8 october 1949 aan B. en W. heeft geadresseerd, wordt de vergunning verleend.
De snelheid van de aan te brengen veranderingen is zo hoog, dat ook de gemeentelijke deskundigen er bijna geen oog meer op kunnen houden. De nauwkeurigheid van de kadastrale aanduidingen heeft daaronder geleden en de dossiers - in dit geval 1951-19 - moeten zeer kritisch worden doorzocht. Een volgende aanvraag voor A-3051 (eerder dus A-2444) en A-3570 (het eerdere Broersma-bezit) dateert van 4 januari 1951. Het te veranderen gebouw met als adressering Ged. Molenwijk 4b zal worden uitgevoerd door de bouwmeester van de firma van der Wijk, Schaap en Buwalda, die hun kantoor hebben op Badweg 16. In de bestaande garage moet gemaakt worden een smeerkelder en een wasplaats voor auto’s op basis van technische tekeningen, gedateerd 17-12-1950. De begrote bouwsom bedraagt fl.12000,-. Op 12 februari 1951 worden de stukken opgestuurd voor een advies op de bouwaanvraag. Deze keer lijken er weinig beletselen te zijn, want de vergunning wordt al op 1 maart afgegeven. Merkwaardigerwijs spreekt de kadastrale registratie van twee stukken erf (samen 8.76 are voor de kadasternummers A-3570 en A-3571), terwijl de garage, smeerkelder, wasplaats en erf totaal op 4.52 are worden berekend.
Inmiddels anticipeert Johannes Wierda op zijn definitieve afscheid van het concern door het laten opstellen van een acte van borgstelling, ten behoeve van zijn zoons Ruurd, Jan en Hielke Wierda of hun firma Jager & Wierda voor een totaalbedrag van fl.60.000,-. Die acte is gedateerd 22 november 1951 en Johannes wordt dan al ‘zonder beroep’ genoemd. Zou deze nodig zijn geweest om de firma om te bouwen tot naamloze vennootschap ?
Legger 3297.10: eig. N.V. Automobielbedrijf Jager ; later Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen; Achterom A-3051; garage, smeerkelder, wasplaats, erf; 4.52 are; gebouwd fl.475,-; uit 2342.15; zie gewijzigd zie reproduktie. Het resultaat van de in groen geschreven aanwijzing levert in de aansluitende leggerdoos ‘Heerenveen 2’ de volgende omschrijving op:
Doos 3297.10: eig. N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda ; later Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen; dj. 1957 scheiding; dj. 1957. opr. vennp; Achterom A-3051; garage, smeerkelder, wasplaats, erf; 4.52 are; gebouwd fl.475,-; dj. 1961 vereniging st.75/39; uit 2342.15; ‘ zie 3297.25
Opnieuw wordt het adres Ged. Molenwijk 4b genoemd in een dossier van een bouwvergunning. Dat dossier 1954-148 heeft alles te maken met de dagelijkse routinezaken van een garagebedrijf. Dit keer komt de aanvraag niet uit de directe koker van de fa. Jager en Wierda, maar van een belangrijke schakel in hun bedrijfsvoering, nl. de ‘Shell Nederland N.V.’ uit Den Haag. Hun verzoek voor een vergunning is gericht aan de directeur van Gemeentewerken en is gedateerd 26 juli 1954. Het is gericht op het bouwen van een verkoopruimte (benzinestation) bij het perceel Heerenveen A-3840 en A-4654. De directeur constateert, dat die locatie is geprojecteerd op gemeentegrond en wij nemen aan dat het nummer A-4654 in de gemeentelijke legger voorkomt. De grond van de firma Jager en Wierda loopt niet verder dan 1.90 meter uit de gevel.
Dit feit doet de directeur drie beperkend voorwaarden aan de vergunning toevoegen, nl. 1e. de vergunning geldt tot wederopzegging; 2e. voor het erkennen van het eigendomsrecht moet een vergoeding van fl.1,- per jaar worden betaald; 3e. de electrische installatie van de dubbelzijdige lichtbak moet voldoen aan de eisen van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf Friesland. Uiteindelijk wordt de vergunning op basis van deze voorwaarden verleend per 10 augustus 1954.
Nota Bene: Bij de aanvraag voor een vergunning heeft ‘Shell Nederland’ een aanlegtekening van het vooraanzicht, het zij-aanzicht, een detail trottoirrand en een plattegrond meegeleverd. Dat ziet er wel iets geavanceerder en luxueuzer uit dan wat U op de foto 07634 van het museum Heerenveen ziet afgebeeld.
Overigens is in de legger van de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda te Heerenveen de Gedempte Molenwijk A-3840 het enige nummer, dat in het dienstjaar 1955 als de reden van verandering het begrip ‘stichting’ hanteert. In een volgende leggerregel is de omschrijving ‘garage, erf’ gewijzigd in ‘garage, benzinestation, erf’. Op deze foto van de heer Kramer ziet U het zuidelijke deel van het garagecomplex. Geheel links waarschijnlijk nog net een stukje dak van het pakhuis van aannemer Jippe Hoogeveen.
Onze Propstrabuurt is op bovenstaand fragment van het “Saneringsplan Zuidwest 1955” voor wat betreft de percelen van de N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda met een kleurtje gemarkeerd. Met de nieuwe perceelnummers heeft U al kennis gemaakt met uitzondering van A-2998 en A-1726.
A-2998 komt uit verkoop van de ‘steeg’, groot 3.53 are, door Cornelis Bosma, grossier te Heerenveen, aan de kopende N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda, te Heerenveen. Die transactie vindt plaats in 1955, maar wordt pas kadastraal verwerkt in het dienstjaar 1956. Die steeg heeft een haakvormig verloop en verbindt het Breedpad met de Gedempte Molenwijk.
Het perceel A-1726 wordt tegelijk met A-2998 verkocht door Bosma aan de N.V., die daarmee nog eens 6.50 are verwerven van ‘het schaftlokaal met erf’, welke - vóór grossier Bosma - dienstbaar zijn geweest aan de personeelsleden van de N.V. Tabaksfabriek ‘De Oude Rooker’. De aankoop van het totaal van 10.03 are blijkt voor de N.V. Autobedrijf Jager en Wierda nog niet voldoende. Zij leggen tegelijk ook nog de hand op 1.64 are grond voor hun nieuwe plannen. Deze worden ook weer vastgelegd in een bouwplan voor een autowerkplaats (garage), waarvoor een bouwvergunning wordt gevraagd op basis van de tekeningen van de B.N.A.-architecten J. Bosma en L. van Houten, en Jan Kuipers Staal-en Houtbouwindustrie N.V. te Nunspeet voor de statische berekeningen (stabiliteit van de toe te passen constructies), d.d. 9 september 1955. Inderdaad gaat het om de kadastrale percelen A-2998, A-1726, A-807, A-808 en A-809. De N.V. denkt dat te kunnen realiseren voor fl.85.000,-.
De op blad 1 van het bestek no. 826 voorkomende plattegrond laat zien, dat de enorme werkplaats als het ware is heen gebouwd om de garage, de werkplaats, de rijwielbergplaats en de winkel van S. Postuma. Met een totale lengte van 47.30 meter aan de westmuur en een breedte van 21.40 meter aan de zuidkant, de gevelbreedte achter de bebouwing van het Breedpad 15.58 meter en de zichtbare gevel langs de Gedempte Molenwijk 22.00 meter. De bijgevoegde ‘situatieschets’ maakt alles duidelijk.
Alle veranderingen door de eigendomswisselingen en bouwaktiviteiten maken, dat in het dienstjaar 1962 een grootscheepse kadastrale vernummering heeft plaatsgehad. Het gevolg daarvan laat zich aflezen van een kadastraal fragment van het ‘Saneringsplan 1968’ van de gemeente Heerenveen. Uit het register van uitgereikte kadasternummers blijken de op het saneringsplan 1968 voorkomende nummers A-4136 (Breedpad 13), A-4317 (Ged. Molenwijk 6), A-4138 (gedempte Molenwijk 8 en 10, en A-4139 (zonder huisnummer) te zijn toegekend in het dienstjaar 1961. Dat blijkt in de voorgaande leggerregels (achter het woord: uit = ontstaan uit) te zijn gebeurd onder de terminologie: “dj. 1961 vereniging”. A-4137 tot en met A-4139 zijn dan alle het bezit van de ‘N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda’, die dan bestaat uit Jan, Ruurd en Hielke Wierda. Op 30 april 1953 is Johannes Wierda namelijk overleden in zijn bovenwoning nr. 2e aan de Ged. Molenwijk en daarop heeft de ‘scheiding’ van de bezittingen plaats gevonden. Dat huisnummer 2e (zie de rechterbovenwoning op foto 07632d) blijkt volgens een gemeentelijke vernummeringslijst per 1 januari 1967 te zijn hernummerd met het huisnummer Ged. Molenwijk 6. (Vergelijk daarvoor het Saneringsplan 1968)
Een overzichtje van deze drie nummers geeft enig inzicht in de kadastrale systematiek, zonder dat we daar verder over zullen uitweiden. Duidelijk is wel, dat de N.V. met 11.67 + 8.20 + 10.03 = 29.90 are grondoppervlak hebben ingericht als garage-ruimten voor alle soorten werkzaamheden.
Legger 3297.24: eig. N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda; later Jan Wierda, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen ; A-4137; garage, erf; 11.67 are; gebouwd fl.772,-; uit 3297.19; 3297.20; 3297.21; 3297.22; 3297.23; zie gewijzigd zie reproduktie. (Ged. Molenwijk 4 en 6)
Legger 3297.25: eig. N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda; later Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen; Achterom A-4138; huis, garage, smeerkelder, wasplaats; garage, bovenwoning, erf; 8.20 are; gebouwd fl.78,-, fl.475.- (w); fl.497,- (o); uit 3297.7; 3297.8; 3297.10; 3297.11; zie gewijzigd zie reproduktie. (Ged. Molenwijk nr. 8 en 10)
Legger 3297.26: eig. de N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda eerder Jan Wierda, Ruurd Wierda en Hielke Wierda, handelaren in automobielen Gedempte Molenwijk A-4139; garage, benzinestation, erf, weg; 10.03 are; gebouwd fl.415,-; dj. 1970 verkoop enz.; uit 3297.2; 3297.12;
zie 3297.31; 4726.1
In de periode 1957-1977 hebben de vennoten van de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda zich niet meer bezig gehouden met bouwzaken op de Propstrabuurt-locaties. Overigens is dat maar beperkt waar, want Shell Nederland Verkoopmaatschappij N.V. laat - we nemen aan na afloop van het contract met de N.V. Jager en Wierda - de gemeente weten, dat zij de benzinekiosk aan de Gedempte Molenwijk op 9 augustus 1967 hebben verwijderd. Zij verzoeken de gemeente derhalve de vergunning in te trekken en hen te ontslaan van hun daaruit voortvloeiende verplichtingen. Gemeentewerken adviseert het college dat te doen en B. en W. ontheffen de Shell van hun verplichtingen onder referte van de bouwvergunning nr. 48 uit het jaar 1954.
In het dienstjaar 1970 evenwel blijkt het karakter van het automobielbedrijf te veranderen. Zij gaan over tot verkoop van 57 centiare van kadastraal A-4139 aan de zuidelijke buurman timmerman-aannemer Jippe Hoogeveen (legger 4726), die het toevoegt aan zijn werkplaats met erf.
Resultaat is uiteraard weer een nieuw kadastraal nummer, nl. A-4139 wordt dan A-4482. En Hoogeveen’s bezit krijgt kad. nr. A-4481.
De kadastrale omschrijving voor A-4482 ziet er dan als volgt uit:
Legger 3297.31: eig. de N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda, eerder Jan Wierda, Ruurd Wierda en Hielke Wierda, handelaren in automobielen; Gedempte Molenwijk A-4482; garage, erf; benzinestation; 9.49 are; gebouwde waarde fl.415,-; uit 3297.26; zie: einde ( 4726.1)
In het kadastrale dienstjaar 1973 vindt er - voor gewone mensen - een ‘merkwaardige transactie met de nodige haken en ogen plaats’. De N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda van de vennoten Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen te Heerenveen, verkopen ‘huis, garage, smeerkelder, wasplaats, garage, bovenwoning en erf’ groot 8.20 are, aan de ‘besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Automobielbedrijf Jager en Wierda B.V., Ged. Molenwijk 4 te Heerenveen.
Dit bezit wordt vervolgens verantwoord in een nieuwe legger 5075.3 onder het nieuwe kadastrale nummer A-4734 en vertegenwoordigd dan een grootte van 16.96 are. Legger 3297.5 (de N.V. Jager en Wierda) wordt als ‘leverancier’ genoemd (van 4.37 are) en voor de rest 4131.13 (door Johannes Heinrich Oenema, in 1963 de nieuwkomer in Heerenveen als garagehouder en taxibedrijf). Helaas bestaat zijn legger - in het gemeentearchief van Heerenveen - uit niet meer dan twaalf regels. Wat de term “dj. 1974 rectificatie” als
reden voor verandering inhoudt, blijft voor ons een groot raadsel. Wel wordt dan weer verwezen naar de legger van Johannes H. Oenema als eigenaar van dat uitgebreide bezit genoemd. Maar ook legger 4131.16 kan jammer genoeg in het gemeentearchief niet worden geverifieerd. Uit de ‘link’ met ‘Jager en Wierda b.v.’ mogen we wel concluderen, dat Oenema met dit bedrijf zaken heeft gedaan in het Propstragebied.
Het wordt langzamerhand duidelijk, dat de ‘focus’ van de heren Wierda geleidelijk meer op andere zaken wordt gericht dan op de automobielbranche. Het dienstjaar 1977 brengt weer een naamswijziging in het handelsregister (en ook in de kadastrale registratie). De ‘besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Automobielbedrijf Jager & Wierda b.v.’ wordt omgezet in de “Exploitatie Maatschappij Jager en Wierda B.V,, gevestigd te Heerenveen”. De twee resterende complexen ‘garage en erf’ worden daar nog in ondergebracht, t.w. A- 4732 van 11.76 are, en A-4733 van 5.93 are. De nieuwe legger, die daarvoor is toegekend is legger 6067. In datzelfde dienstjaar 1977 volgt tevens de verkoop van de beide garagecomplexen door de Exploitatie Maatschappij. Nieuwe eigenaar wordt ‘Homecenter Feenstra B.V, gevestigd te Wolvega, Van der Sandeplein 2, Wolvega”. Conclusie: De Propstrabuurt zal er anders uit gaan zien !
In bovenstaande tekst komt een aantal keren de naam voor van Johannes Heinrich Oenema voor. Met zijn komst naar Heerenveen in 1963 krijgt het automobielbedrijf in Heerenveen een nieuw aanzien. Johannes Heinrich, die is geboren in Haulerwijk op 16 juni 1926, is de zoon van Klaas Tjeerds Oenema, landbouwer, en Margaretha Catharina Hohmeijer. Nauwelijks 20 jaar oud wordt hem bij beschikking van de kantonrechter te Beetsterzwaag handlichting verleend. Hij krijgt daarmee de bevoegdheid toegekend ‘tot de ontvangst van-, de uitgaven van- en de beschikking over zijn inkomsten’. Bovendien mag hij een vennootschap onder firma aangaan met Gerrit de Vries, Jacob Bijker en Koenraad Oenema, alledrie transportondernemer te Gorredijk, en Wiebren de Jong, eveneens transportondernemer te Jubbega. Samen willen zij een autotransportbedrijf - in de ruimste zin van het woord - uitoefenen in een vennootschap. De Heerenveense Koerier publiceerde dit bericht in haar uitgave van 19 juli 1946.
De Kamer van Koophandel te Leeuwarden legt de inschrijving van de “Fa. G.A.T.O. Gorredijkster Auto Transport Onderneming wonende te Gorredijk” vast op 16 oktober 1946. Dit expeditiebedrijf richt zich niet alleen op goederenvervoer, maar ook personenvervoer met autobus en taxi’s. Over zijn inbreng in de vennootschap valt weinig te vertellen. Zijn levensloop wordt rond 1950 beïnvloed door zijn huwelijk met Gé (Geesje) de Boer en in de week van 15-21 mei 1952 door de geboorte van zoon Jan.
Begin 1963 gaat de familie zich vestigen op de Alma Tademaweg nr. 22 in Heerenveen. Op 27 februari 1963 lezen we vervolgens in de Friese Koerier de volgende advertentie:
“AUTOMOBIELBEDRIJF JAGER & WIERDA N.V.”
Dracht 28, Heerenveen,
deelt U hierbij mede, dat zij per 1 maart 1963 haar volledige auto-
verhuurbedrijf, inclusief ambulance, lijkauto en VW-busje, heeft
OVERGEDRAGEN AAN DE HEER J. OENEMA
Wij danken U voor het vele jaren genoten vertrouwen en bevelen
onze opvolger ten zeerste bij u aan.
In aansluiting op bovenstaande bericht zal ik het bedrijf op dezelfde
voet voortzetten en voorlopig op hetzelfde adres en onder blijvend
telefoonnummer 2500. Ik zal trachten u de grootst mogelijke service
te verlenen en beveel mij ten zeerste bij u aan.
Het blijkt uit de Friese Koerier van 26 april 1963, dat ook Burgemeester en wethouders van Heerenveen nog iets hebben te melden. Gelet op art. 42, lid 2, van de Wet Autovervoer personen, brengen zij ter openbare kennis, dat zij de vergunning voor het vervoer van personen met vier huurauto’s, op 30 november 1959 hebben verleend aan het Automobielbedrijf Jager en Wierda N.V. te Heerenveen (geldig tot 31 december 1965) en overgedragen aan J.H. Oenema te Heerenveen, Alma Tademaweg 22. Zij vestigen er de aandacht op, dat op basis van art. 55, lid 1, van genoemde wet, beroep openstaat op de gedeputeerde staten van Friesland binnen dertig dagen. Huisman, burgemeester, en H. v.d. Velde, secretaris, tekenen deze bekendmaking.
Kennelijk zijn er geen schorsende bezwaren aan het licht gekomen, want op 21 juni 1963 kun je al in de Friese Koerier lezen: “Voor al uw taxi, trouw-, en begrafenisritten: J.H. OENEMA, Alma Tademaweg 22, Heerenveen, Tel. 2500 (v.h. Jager en Wierda). Tevens voor Verhuur z. chauffeur van Opel, V.W.-busje en Daf (spec.-tarief). Ook autorijschool voor DAF.”
Op 5 mei 1964 zijn ze reeds naar de Heideburen 47 verhuisd, want die datum staat op de woningkaart. Aan de achterkant van die locatie - bereikbaar via de Pastoriedwarsstraat - blijken de achterliggende erven geschikt te kunnen worden gemaakt voor de garagestalling van de vervoermiddelen. Oenema heeft daar een drietal kadastrale percelen, o.a. A-1781, A-1782 en A-1783, aangekocht en door ‘vereniging, enz.’ geschikt laten maken. In 1966 heeft hij zodoende 6.30 are tot zijn beschikking.
De aanwezigheid van een witte Chevrolet, aangeschaft voor de trouwritten, trok zoveel aandacht van een drietal Heerenveense broers dat zij deze in het weekend van 22, 23, 24 juni 1968 kaapten. De 18, 19 en 20 jarige jongemannen K., allen van beroep lasser, maakten er een lang weekend joy-riding van. Er komt meer dan 400 kilometer op de teller. De jongste wilde op een gegeven ogenblijk niet meer meedoen, stapte uit, lifte terug naar Zwolle en nam de trein naar Heerenveen. Maandagmorgen wordt hij opgepakt door de politie, terwijl zijn broers de reis zelfs tot Schiedam voortzetten. Die maandagavond keren ze terug naar Heerenveen, parkeren de Chevrolet in Oudehaske en worden onderweg naar Heerenveen aangehouden. De materiële schade aan de auto is beperkt gebleven tot een mankement aan de koppelingsplaten. Justitie zal ongetwijfeld het laatste woord in deze zaak hebben gehad.
In de ‘Verkeersgids van Heerenveen’ van het jaar 1971 is één van de adverteerders Taxibedrijf J.H. Oenema (zie de kleurige afbeelding). Op dat ogenblik is het bedrijf onder no. 8 en de bovenwoning onder no. 10 in gebruik bij Johannes H.Oenema. Hij heeft zijn relatie met de Gedempte Molenwijk nr. 10 - sinds 1 januari 1967 de meest zuidelijke bovenwoning - van het witte, drie verdiepingen hoge en in 1936 gebouwde blok, per 1 september 1970 stevig aangehaald. Hij verlaat Heideburen 47 en gaat boven nr. 8 (de garage) wonen. Op de noordelijke bovenwoning is op dat ogenblik Roelof van Leuveren sinds 1 juli 1970 de bewoner. Wanneer deze op 16 februari 1974 verhuist naar de Kemphaanstraat 4, maken zoon Jan Oenema (1952) en zijn echtgenote - sinds juni 1973 - Ans Stoelwinder op 1 maart de overstap van Ratelaar 31 naar Gedempte Molenwijk nr. 6. Op 1 september 1974 brengt de ‘ooievaar’ hen hun eerste zoon Joscha René. Jan heeft zich ook bekwaamd in het autotechnische en vervoersvak via een beroepsopleiding.
Net als voor de Exploitatie Maatschappij Jager en Wierda wordt 1977 ook voor het Taxi-en Autoverhuurbedrijf J.H. Oenema b.v. een cruciaal en memorabel jaar. Ook nu is het de Leeuwarder Courant van 17 januari 1977, die het grote nieuws mag brengen enkele dagen voor het grote gebeuren. We laten de beide participanten volledig journalistiek hun boodschap overbrengen.
“Na 31 jaar gaan wij ons bedrijf per 1 febr. 1977 overdragen aan TAXI-EN AUTOVERHUURBEDRIJF J.H. OENEMA B.V. Daar het ons onmogelijk is om iedereen, clientèle en vrienden persoonlijk te bedanken, willen wij langs deze weg allen hartelijk dank zeggen, ook namens het personeel, voor het vertrouwen dat wij jarenlang van U mochten ontvangen, en bevelen onze opvolger beleefd bij U aan. Taxi-firma S. v.d. Vlugt (de Vlugtax), Schans 23-25, Heerenveen. In aansluiting op bovenstaande, hoopt ondergetekende op dezelfde wijze, met een vlotte service de zaak voort te zetten. Beleefd aanbevelend: J.H. OENEMA B.V., GED. MOLENWIJK 8, HEERENVEEN.”
Wanneer administrateur Schipper voor de erven mr. Berger-Sietsma hun burgerwoonhuis met bergplaats c.a. aan de Schans 23, groot 4.40 are, op 18 juli 1941 verkoopt, hapt Siebren van der Vlugt uit Rottum op het bedrag van fl.6990,- toe. (N.v.Frl. 23-7-1941) Hij wordt dus bewoner van Heerenveen en vrij snel na afloop van de tweede wereldoorlog start hij op dat adres een taxibedrijf. Zijn eerste advertentie in opnieuw het Nieuwsblad van Friesland luidt: “Attentie! Even noteren: Telefonisch aangesloten onder no. 2078: DE VLUG-TAX, Schans 23 - Heerenveen - S.van der Vlugt”. Heeft hij mogelijk al in 1932 een autobusdienst geëxploiteerd op de lijn Oldemarkt - de Blesse - Steenwijk, hem vergund in het Nieuwsblad van Friesland van 29 april 1932 door de Gedeputeerde Staten van Friesland ? Is hij dezelfde man, die samen met E. Timmerman uit Oldemarkt een autobusonderneming in december 1937 start en in december de vergunning voor de dagelijkse dienst Kuinre-Steenwijk ziet ingetrokken worden ten faveure van de N.V. Spoorweg Maatschappij Zwolle-Blokzijl ? Hawar ... Van der Vlugt ziet kans om in oktober 1951 het taxibedrijf van de heer L. de Jong te Heerenveen over te nemen en vraagt in dezelfde bekendmakingsadvertentie een ongehuwde chauffeur. Inmiddels beschikt hij op de Schans over een ruime autostalling, zodat hij in 1962 laat weten, dat hij al zijn materiaal heeft vernieuwd. Bovendien is hij speciaal ingericht voor trouw-, begrafenis-en zakenritten. Ook verhuurt hij zonder chauffeur een V.W. ‘De Luxe”, V.W. 1500 (5 persoons) en een Samba-bus, alle all risk verzekerd. Inmiddels heeft hij het adres Schans 25 erbij kunnen krijgen. De Friese Koerier van 25 april 1968 bevat een bekendmaking van de Gemeente Heerenveen, waarin burgemeester en wethouders van Heerenveen ter openbare kennis brengen, dat zij de verleende bedrijfsvergunning van S. van der Vlugt, Schans 23-25, voortaan zal laten gelden voor 4 huurauto’s in plaats van drie. De vergunning van G. Brandsma in het Meer, no. 149 - voor één huurauto - is namelijk ingetrokken. Mocht iemand nog bezwaar willen maken, dan dient dat te gebeuren bij de Gedeputeerde Staten van Friesland. S. van der Vlugt gaat dan nog door tot het moment in 1977, dat hij zijn zaak overdraagt aan de Oenema’s.
In de volgende aflevering zetten we eerst nog een keer de huisnummering in de schijnwerpers. De woningen in de Propstrabuurt worden aanvankelijk meegenomen in de doorlopende Heerenveen-nummering en pas later gekoppeld aan het ‘volksmondtoponiem Propstrasingel’. Lastige klus, maar misschien kunnen we daar wat helderheid in brengen.
2016, april 2 - wibbo westerdijk - hip-backup, met extra dank aan Jeannet Bouma
Huisnummering van de Propstrabuurt, Hip-time 140
HIP-TIME MAGAZINE 140
Fotonummer 7106 in het Museum Heerenveen geeft het noordelijke deel weer van de Propstrasingel. De hoog opgaande bomen ontnemen ons het zicht op de achterzijde van het bankgebouw van de Rotterdamsche Bankvereniging N.V.
Deze foto is er één van een tweetal stereoscopische opnamen uit 1920 en vermoedelijk gemaakt door aannemer Jelmer Murks Visser. In 1917 van de vorige eeuw is dat het Breedpad 615 (sinds 1930 is dat Breedpad 17) met als directeur de heer Homme Binksma. Links naast de vier bomen ziet U nog net een gedeelte van het in 1906 gestichte pand, dat kadastraal gerekend wordt tot het eigendom te hebben behoord van mej. Hobbina Daniëla van Heloma. Daar heeft aanvankelijk een schuur gestaan, die ten behoeve van de vaste tuinman wordt omgebouwd tot tuinmanswoning. Hobbina Daniëla van Heloma overlijdt ongehuwd op 73 jarige leeftijd op 29 oktober 1915. En bij verkoop van haar volledige bezit wordt de V.o.f. Jager en Wierda eigenaar van talloze percelen, waaronder deze tuinmanswoning.
Tuinman Geert Hooisma heeft mej. H.D. van Heloma gediend vanaf februari 1907 tot maart 1909. Hij wordt opgevolgd door Willem Hoekstra, die half mei 1909 het werk overneemt en pas de 15e mei 1916 naar Sneek vertrekt. Op 26 juni 1916 wordt door notaris Oppedijk c.s. haar bezit geveild en vervolgens woont er nog een korte periode de bakkersknecht Cornelis Heijdanus (van 1 september tot begin november 1916). Tijdens de bewoning van Hooisma heeft de tuinmanswoning het nummer 543a en per januari 1910 krijgt Hoekstra het huisnummer 614.
De nieuwe eigenaar verhuurt vanaf januari 1917 de woning aan de op 6 januari 1917 vers gehuwde Pieter Schenkius, chauffeur (van Jager en Wierda ?). Hij blijft tot 10 mei 1919 en gaat dan naar Leeuwarden. Veertien dagen later betrekt Jacobus Johannes de Lange, monteur, deze ‘dienstwoning’ met vrouw en zoon. Dochter Mettje wordt er op 18 januari 1921 geboren.
En dan gebeurt er iets vreemds ....... De gemeente heeft opnieuw besloten te hernummeren en het resultaat daarvan ervaren de lezers van het Adresboek 1922 als zéér verrassend en zéér onbegrijpelijk. Dit perceel nu wordt vermeld als ‘Krugersdorp 631’. Ra, ra ?!!! Aan de andere kant ook weer niet zó vreemd, want nr. 630 ligt inderdaad wel in Krugersdorp. Bij de andere bewoonde panden in de Propstrabuurt gebruikt de ‘huisnummeraar’ overigens ook niet het toponiem ‘Propstrasingel’, maar de term ‘Achter Breedpad’ en dan gaat het om de twee panden die eerder het bezit zijn geweest van de ‘Werkmanswinkel’ van de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en Omstreken”. Deze zijn in adresboek 1920 genummerd Achter Breedpad 516 en 517. Deze nummers sluiten aan bij het rijtje vanaf de Spandawbrug tot de Propstrasteeg.
Aan de andere kant van de steeg kijken we langs de zijmuur van Breedpad 15, waarover we U in de aflevering van HIP-Time 137 ruimhartig hebben geïnformeerd.
Tussen beide steeg- (...excuus ‘singel-...) muren door ziet U nog juist een glimp van “Het Posthuis”, want het graanpakhuis met dubbele bovenwoning van meelhandel B.J. Kuiper, die op 14 maart 1923 toestemming heeft gekregen op de voormalige begraafplaats van de Nederlands Hervormde Kerk aan de straat Achter de Kerk (1a) te bouwen, is dan nog niet gebouwd. Wanneer U dit beeld vergelijkt met luchtfoto nr. 7144 van Aerocarta in de uitgave ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’, zult U met ons constateren, dat de in het kadastrale dienstjaar 1915 verbouwde woning (nr. 615) met kantoorgebouw (van Van Gend en Loos), en daarna bankgebouw met de kenmerkende borstwering ook hier al te zien is. (Bouwvergunning 746 van de gemeente Schoterland).
Wie is toch dat schattige kleine meisje op klompjes, die dit klinische beeld een menselijk tintje geeft ?
In het vervolg van dit verhaal willen we proberen de bewoningsgeschiedenis van de andere panden te achterhalen, die in de Propstrabuurt een rol hebben gespeeld. Als een rode draad loopt het toponiem Propstrasingel daar doorheen. Misschien is het mogelijk met behulp van de bevolkingsregisters, de gezins-en woningkaarten, krantenberichten, kadastergegevens, enz. de bewoonde panden aan te wijzen en de bewoners daarvan in de loop van de tijd vast te stellen. Iedereen weet, dat het niet eenvoudig is om de tienjaarlijkse hernummeringen correct te interpreteren.
Laten we beginnen met het toponiem ‘Propstrasingel’, dat stellig ontstaan is uit de ‘volksmond’ eerst eens nader bekijken. Bij de invoering van het kadaster rond 1830 wordt in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel een smalle strook aan de oostkant van de oostelijke wijk om het bezit van het ‘Groote Huys’ tot de dwarsgracht van de Molenwijk aangeduid als ‘reed als weiland’. Rond 1870 gaat het kadaster spreken van ‘voetpad als weiland’. Dat heeft vermoedelijk te maken met het gegeven, dat er een ‘plank’ of een ‘barte’ over de dwarsgracht is gelegd. De Propstrabuurt krijgt daarmee een voetgangersverbinding met het Krugersdorp en het zuidelijker daarvan liggende Roode dorp. In het Krugersdorp met de leerlooierijen van Van der Sluis en Feits is er dan al sinds 1837 een ‘voetpad als wal’. Door de uitgifte van percelen aan ambachtelijke bedrijven verdween geleidelijk het private moestuinbezit. Arbeiders, werklieden, personeel uit het steeds dichter bevolkte Roode en Blauwe dorpsgebied heeft ongetwijfeld behoefte gehad aan de kortste verbinding naar zijn werkplek. In HIP-Time Magazine 137 schreven we over kuiper Jaring Wientjes (Wijntjes): ‘Zijn ochtendroutine zal dus zijn geweest een loopje door de Korflaan - hij woont aan de westkant in het tweede gedeelte van de straat zo’n 140 meter van de Verlengde Molensteeg. Die volgt hij een aantal meters in de richting van de Dracht om via het Krugersdorp en over de ‘barte’ van de dwarsgracht op de Propstrasingel te komen.’ En ... ‘s avonds uiteraard de omgekeerde route, zoals de afbeelding suggereert.
In de opsomming van gebruikte straat-en steegnamen in de 19e eeuw komt het toponiem ‘Propstrasingel’ niet meer dan één keer voor. Uit een bericht van de Leeuwarder Courant van 17 april 1887 citeren we: “Bij dag is ten huize van W. van der Vlucht een karpet ontvreemd, en in de woning van de gepensioneerden militair Van Veen ontstond brand. De eigenaar was niet aanwezig. ........” Pas in het adresboek van 1922 heeft de Propstrasingel zoveel status, dat de toeleverancier van de gegevens van ‘Het bevolkingsregister van Schoterland’ aan de samensteller de Boek-en Handelsdrukkerij van de Firma A. Binnert Overdiep de locatie ‘Achter het Breedpad’ aanreikt. In het adresboek van Heerenveen 1927 biedt dezelfde uitgever en in het ‘Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland (± 1928)’ it Tresoar aan ‘visscher’ Jan de Jong en chauffeur Age Schotanus als adres, resp. Propstrasingel no. 514 en no. 516. Wanneer in 1930 door het bestuur van Schoterland wordt besloten de huisnummering nu standaard te koppelen aan een straat-, steeg-, weg-, laan of singel te koppelen komt ook de Propstrasingel als straatnaam in aanmerking. Het effect daarvan wordt onmiddellijk zichtbaar in de woningkaarten en in 1934 in het Adresboek van dat jaar. Vier nummers zijn dan van bewoonde huizen, t.w. nr. 2, 4, 5 en 7. Na verloop van tijd blijken er uiteindelijk 11 nummers (twee even en negen oneven kaarten) te zijn geregistreerd.
Deze tekening uit de collectie Leo Leenes (nr. 00452) van het museum Heerenveen is een op briefkaartmodel geschilderd tafereel van de dwarsgracht van de Molenwijk. Het is nog uit de tijd, dat er nog geen bebouwing te zien is van de Van Dekemalaan, zodat we het uitzicht op de achtergrond kunnen interpreteren als een ‘kijkje op het Badweggebied’, m.a.w. royaal voor 1920. Het vermoeden is dat het is gemaakt door vader Klaas of zoon Wigle Krikke.
PROPSTRASINGEL ALS WOONSTRAAT
PROPSTRASINGEL 1
Voor dit adres hebben we in het bestand van de woningkaarten wel een kaart aangetroffen onder het adres: Propstrasingel 1. In de kolom ‘opmerkingen’ staat daarbij als toelichting: ‘pakhuis, werkplaats electro afgebroken’. Dit is slechts te begrijpen in de relatie met het bedrijf van de electriciën Sjoerd Postuma, welke in de periode 1948 - 1965 zijn bedrijfswinkel op Breedpad 11 heeft geëxploiteerd. Ook is het niet ondenkbaar, dat hij tijdelijk een gedeelte van de boerderij heeft gebruikt als werkplaats. Wel is bekend, dat hij in de Munnikssteeg ook een werkplaats heeft gehad.
Verder is er het gegeven, dat de woningkaart van Breedpad 15a rond 1970 wordt herdoopt tot Propstrasingel 1. Daarmee wordt bedoeld de bovenwoning van Breedpad 15 - destijds in gebruik bij Sporthuis de Vries. Daar staat dan ingeschreven: Willemtje de Haan, echtgenote van K.J. Kuipers, ingekomen 11 aug. 1972 van Breedpad 15 en vertrokken 3 sept. 1973 naar Gv (‘s Gravenhage!).
Ongelofelijk uniek mogen we gerust de geboorte noemen van Jelle Sipma, zoon van Jetze en Marian op 4 november 1992. De Leeuwarder Courant is de brenger van dit bijzondere nieuws!
PROPSTRASINGEL 2 (eerst nr. 543, dan nr. 615 en vervolgens nr. 632)
Op de Waterleidingkaart van 1913 staat voor het latere Breedpad 17 het kadasternummer A-2580. Tijdens de periode dat Casimir Frederik Snijder directeur van Van Gend en Loos is geweest (tot 1908) en het kadastrale nummer nog het oorspronkelijke nummer A-395 heeft, heeft er in 1908 een ‘hermeting’ plaatsgevonden en wordt het kadastrale nummer A-2580 toegekend. Dat leidt overigens niet tot een herziening van de grootte van huis en erf. Deze blijft 2.50 are. Een positief effect ondergaat de ‘gebouwde waarde’, welke zelfs daalt van fl.350,- naar fl.323,-.
Als in het kadastrale dienstjaar 1891 Casimir Frederik Snijder eigenaar wordt van A-395 vindt er nog datzelfde jaar een ‘gedeeltelijke herbouw’ plaats, waarbij de ‘gebouwde waarde’ stijgt van fl.300,- naar fl.350,-. In het dienstjaar 1896 vindt er een ‘herbouw’ plaats zonder dat dit gevolgen heeft voor gebouwde waarde en onmiddellijk dus gevolgd door die eerder genoemde hermeting.
Het bevolkingsregister van Heerenveen (SCO 1946) uit de periode 1900-1910 geeft als hoofdbewoner Kasimir Frederik Snijder, de directeur van het expeditiekantoor van “Van Gend en Loos”. Het pand wordt dan aangeduid met het huisnummer 543. Hij overlijdt op 8 maart 1908.
Na de dood van Directeur Snijder is zijn weduwe Anna Molenaar in Heerenveen blijven wonen en wordt dan geregistreerd op de bovenwoning van het pand, met het zelfstandige nummer 543a en tot 1911 ook nog 615a. Eigenlijk zou 543 (boven) en later 615 (boven) logischer zijn geweest.
Na mei 1911 wordt de bovenwoning niet meer apart bewoond.
Van 7 juli tot 12 december 1908 neemt Egbert Lagro de directeurswerkzaamheden over en wordt op 23 november 1908 opgevolgd door Jan Dirk Dijkland. Deze trouwt op 23 april 1909 te Zutphen met Elsje Reinders, welke ook in Heerenveen komt wonen op nummer 543. In 1910 wordt bij de hernummering het huisnummer 615 ingevoerd. Dijkland, in 1911 vader geworden, vertrekt op 27 februari 1915 naar Almelo. Zijn opvolger wordt Willem Boerrigter die eveneens ‘expediteur’ is. Hij blijft maar kort: van 10 april 1915 tot jan. 1916.
De overname door de Nationale Bank van de Heerenveense vestiging van Bloembergen’s Bank leidt tot de aanvraag voor een bouwvergunning, welke op 13 december 1915 wordt verleend voor een “verbouwing woning met kantoorgebouw” onder vergunningnummer 746. De aanvraag wordt overigens nog gedaan door de erven C.F. Snijder. Zij zijn eigenaren van het pand en het blijkt uit het kadaster dat de ‘N.V. Nationale Bankvereniging “Utrecht” ‘ pas in het dienstjaar 1920 eigenaar wordt van kad. nr. A-2580.
Voormalig werknemer Homme Binksma - inmiddels 35 jaar oud - van A. Bloembergen en Zonen’s Bank en enkele andere partners, wordt als procuratiehouder directeur van dit kantoor. Het kantoor heeft dan nog steeds nr. 615 op de deurkozijn staan. In mei 1916 kan directeur Binksma het huis betrekken, uiteraard nog onder nummer 615. Per 1 januari 1921 komt de gemeentelijke schilder langs om op het pand huisnummer: 632 te kalligraferen. Het adresboek van 1922 bevestigt dat door H. Binksma te vermelden op het Breedpad 632.
Ook de adresboeken van 1927 (Museum) en 1928 (Tresoar) noemen als zijn huisadres 632. Merkwaardigerwijs is in 1930 bij de koppelingsoperatie van straatnaam en huisnummer de keus voor de woning gevallen op Propstrasingel 2 (de privé-huisdeur zal in de steeg hebben gezeten) en het bankkantoor van (inmiddels genoemde) Rotterdamsche Bankvereeniging nummert aan Breedpad 17. Dat nummer is steeds zo gebleven. Adresboek 1934, 1936 en 1938 zijn consistent in de vermelding: Propstrasingel 2 .... H. Binksma. Op 26 augustus 1940 wordt onder de Berichten uit Stad en Dorp bekend gemaakt, dat per 1 november d.a.v. de heer H. Binksma aftreedt wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De heer A. Boosman, directeur van het kantoor te Drachten zal hem opvolgen, maar blijft ook het kantoor te Drachten aansturen. Navrant detail is het feit, dat Homme Binksma een maand daarvoor op 30 september 1940 overlijdt. Hij is bijna 60 jaar geworden en wordt begraven op de nieuwe begraafplaats aan de Binnenweg. Zijn weduwe en hun zoon Lieuwe H. Binksma krijgen tot 1 april 1941 de gelegenheid een andere woonstee te zoeken. Mevr. de wed. Anna Binksma-van Brussel vertrekt naar ‘s Gravenhage.
De nieuwe bewoner is de kantoorbediende R.J. de Vries, die per 2 april 1940 van de Deinumerstraat 6 te Leeuwarden naar de Propstrasingel nr. 2 te Heerenveen komt. De nieuw benoemde heer Boosman komt per 4 november 1940 uit Drachten en is gaan wonen aan de Woltmanstraat nr. 4. Hij is exact 12 jaar in functie als directeur als hij op 4 november 1952 naar Leeuwarden vertrekt om daar eveneens directeur te worden.
De Leeuwarder courant laat op 26 november 1959 in een berichtje weten, dat van het kantoor van de Rotterdamse Bank in Harlingen - de heer A.C. Gaastra - is benoemd in Heerenveen. Deze verkiest te gaan wonen aan de Prinses Wilhelminaweg 28 te Oranjewoud.
Riemer Jan de Vries maakt carrière in Heerenveen en brengt het tot procuratiehouder van de ‘Robaver.’ (Rotterdamse Bankvereniging) Hij zal na vertrek van Boosman de dagelijkse leiding hebben gehad tot Gaastra is benoemd. Na het overlijden van De Vries op 16 februari 1963 blijft zijn echtgenote Bieke Nauta daar nog tot haar verhuizing wonen. Op 14 december 1965 laat zij zich inschrijven op de Coehoorn van Scheltingaweg 48 in een fonkelnieuwe, pas opgeleverde flatwoning op de tweede woonlaag. De Propstrasingel 2 staat dan enige tijd leeg tot Sijbrand Krul op 22 september 1966 daar voor krap een jaar onderdak vindt. Inmiddels heeft de Friese Koerier in een bericht van 10 juni 1966 met de kop: “Amrobank in één pand: Bank aan Breedpad 16 juni dicht” het definitieve afscheid van de bank aan het Breedpad aangekondigd. De fusie van de beide banken wordt voor het publiek nu ook een feit door alle dienstverlening naar het pand Achter de Kerk no. 2 over te brengen. Voor het gebouw aan het Breedpad blijft er voorlopig de archief-ruimte beschikbaar en een gedeelte van de administratie. Aan het Burgemeester Kuperusplein zijn de werkzaamheden voor een nieuwe vestiging zelfs al enkele weken eerder gestart. De AmRo-bank zal door beide directeuren van de fusiepartners worden geleid, t.w. drs. W.A. Dibbits en mr. A.C. Gaastra.
Kuiper Assurantiën onder directeur A. Kuiper ziet kans het oude bankkantoor toe te voegen aanzijn uitbreidende financiële dienstverlening. Hij gaat het o.a. inzetten voor zijn Instituut Milando ten behoeve van de opleiding voor het middenstandsdiploma. (F.K. 11-08-1967) Per 14 juni 1968 krijgt zoon Jacob A. Kuiper de kans om het ouderlijk huis aan het Julianaplein te verruilen voor de appartementen van de Propstrasingel 2. Hij heeft er toch wel een flink aantal jaren gewoond, want hij plaatst een advertentie in de krant van 1975 over een vermist donkerharig tekkeltje, maar zet ons op het verkeerde been door als adres Propstrasingel 9 te vermelden. Was dat nummer toen dan nog ingebruik ???
PROPSTRASINGEL 3
In het woningkaartensysteem van de gemeente Heerenveen wordt ons wel een kaart voorgelegd van dit adres. Het enige gegeven - zonder nadere details - dat op die kaart voorkomt, is de opmerking: “pakhuis vervallen”. Alle verdere bijzonderheden worden niet vermeld. Het blijft raden op welk perceel dit nummer betrekking heeft gehad. De gemeentelijke concordans helpt ons evenmin verder, omdat deze in feite een bewerking is van de bevolkingsregisters, de gezinskaarten en de woningkaarten. Dit pakhuis heeft dus duidelijk geen woonfunctie gehad. Het meest aannemelijk is dat dit pakhuis ook moet worden gezocht kort achter de bebouwing van de Breedpadhuizen net als Propstrasingel 1 (zie aldaar).
PROPSTRASINGEL 4 (maar eerst nr. 543a, dan 614 en daarna 631)
Op het kaartfragment van de Waterleidingkaart 1913 staat schuin achter het bankgebouw van de Nationale Bankvereniging, later Rotterdamse bank een huis met kadasternummer A-2579, welke
het eigendom van Hobbina Daniëla van Heloma is. Eerder dient mej. H.D. van Heloma een aanvraag in “voor het oprichten / gedeeltelijk vernieuwen van een gebouw en dat gebouw gedeeltelijk als woning in gebruik te nemen of te geven.” De kalender staat dan op 30 maart 1906. Zij wil op haar kadastrale percelen A-950 (welke haar forse tuin vertegenwoordigd) en A-1967 (waarvoor ze in 1889 een ‘herbouw’ heeft uitgevoerd van haar woning met schuur en erf, totaal 8.40 are) Het nieuwe gebouw wat zij voor ogen heeft krijgt als bestemming: ‘woonhuis met turfbergplaats en waschhok’. Het woonhuis omvat dan een ‘kamer’ van 4 bij 4 meter (16 m2), een ‘keuken’ van 2.50 bij 2.50 meter (6,25 m2), een ‘gang’ van 5.30 bij 1.10 meter (5.83 m2) en een ‘turfbergplaats’ van 5.20 bij 4.80 meter (24.96 m2). Er is zelfs in het plan een ‘bovenslaapkamertje’ van 4.5 m2 achter een keurige dakkapel, bereikbaar via een trap vanuit de gang en een bescheiden ‘werkplaatsje’ van 2.5 bij 2 meter (5 m2) met regenwaterput. Zeer tot onze verrassing blijkt het woonhuis bereikbaar via een ‘loopbrugje’ met ‘walbeschoeiing’. Dat bruggetje moet dus de oostelijke zijgracht van haar bezit dus hebben overbrugd naar de voordeur van het woonhuis. Het afzonderlijke ‘waschhok’ heeft een frontbreedte van 4.50 meter, een diepte van 4.00 meter. Met een hoogte van 3.00 meter aan de voorgevel, aflopend naar achteren tot 2.25 meter., dus een schuin dak. De toegangsdeur links, en rechts daarvan twee forse ramen. Bouwmeester K. de Ruiter Jzn. zal de op 9 april 1906 toegekende vergunning realiseren. In de aanvraag wordt daarvan spijtig genoeg geen prijs genoemd voor deze bouw.
Onderstaande afbeelding geeft het front van het woonhuis met dakkapel. De tekening is gemaakt op - inmiddels door ouderdom vergeeld - transparant papier, met twee verticale vouwlijnen. Het is een detail van de kwetsbare bouwtekening, die verder nog een plattegrond en twee doorsneden laat zien. De volledige breedte is 13 meter en de hoogte 6 meter.
In het bevolkingsregister Heerenveen 1900-1910 (SCO 1946) wordt deze ‘nieuwbouw’ vastgelegd in ‘febr. 1907’. Aan het huis wordt dan het doorlopende huisnummer 543a toegekend. Het nieuwe kadastrale nummer wordt vervolgens pas in het dienstjaar 1908 vastgelegd onder kadasternummer A-2579 met als omschrijving ‘een huis’ met een grootte van 0.74 are. Feit is dat op 6 februari 1907 de tuinman Geert Hooisma en zijn vrouw zich daar vestigen om mej. van Heloma terzijde te staan bij haar beheer van het volledige complex met de moestuin c.a.
Tuinman Geert Hooisma heeft mej. H.D. van Heloma gediend vanaf februari 1907 tot maart 1909. Hij wordt opgevolgd door Willem Hoekstra, die half mei 1909 het werk overneemt en pas de 15e mei 1916 naar Sneek vertrekt.
Hieronder twee afbeeldingen: Links de plattegrond van het brugje met de walbeschoeiing. Het brugje is totaal ongeveer 4.50 meter. Daarnaast het vooraanzicht van het waschhok met de frontgevel van 4.50 bij 3 meter.
Op 26 juni 1916 wordt door notaris Oppedijk c.s. haar bezit geveild en vervolgens woont er nog een korte periode de bakkersknecht Cornelis Heijdanus (van 1 september tot begin november 1916). Tijdens de bewoning van Hooisma heeft de tuinmanswoning het nummer 543a en per januari 1910 krijgt Hoekstra het huisnummer 614.
De nieuwe eigenaar verhuurt vanaf januari 1917 de woning aan de op 6 januari 1917 vers gehuwde Pieter Schenkius, chauffeur (van Jager en Wierda ?). Hij blijft tot 10 mei 1919 en gaat dan naar Leeuwarden. Veertien dagen later betrekt Jacobus Johannes de Lange, monteur, deze ‘dienstwoning’ met vrouw en zoon. Dochter Mettje wordt er op 18 januari 1921 geboren.
En dan gebeurt er iets vreemds ....... De gemeente heeft opnieuw besloten te hernummeren en het resultaat daarvan ervaren de lezers van het Adresboek 1922 als zéér verrassend en zéér onbegrijpelijk. Dit perceel nu wordt vermeld als ‘Krugersdorp 631’. Ra, ra ?!!! Aan de andere kant ook weer niet zó vreemd, want nr. 630 ligt inderdaad wel in Krugersdorp. Bij de andere bewoonde panden in de Propstrabuurt gebruikt de ‘huisnummeraar’ overigens ook niet het toponiem ‘Propstrasingel’, maar de term ‘Achter Breedpad’ en dan gaat het om de twee panden die eerder het bezit zijn geweest van de ‘Werkmanswinkel’ van de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en Omstreken”. Deze zijn in adresboek 1922 genummerd Achter Breedpad 516 en 517. Deze nummers sluiten aan bij het rijtje vanaf de Spandawbrug tot de Propstrasteeg.
Genoemde Jacobus Johannes de Lange besluit in 1926 naar Arnhem te gaan en verlaat het pand `Heerenveen no. 631’ per 17 september 1926. Na een nieuw behangetje en enig verfwerk vermeldt de gezinskaart van Ruurd Aukes Jellema, een gepensioneerd brievenbesteller, dat deze per 9 november 1926 het pand gaat bewonen. In het Adresboek Friesland (Heerenveen-Schoterland) uit 1928 staat R.A. Jellema eveneens onder Propstrasingel 631, welk nummer in 1930 op de gezinskaart wordt vervangen door Propstrasingel nr. 4. Zijn echtgenote Sipkje Leijenaar overlijdt in dit pand op 12 december 1932, terwijl Ruurd Aukes Jellema drie dagen later overlijdt in Heerenveen-Aengwirden (ziekenhuis?). Dochter Akke, die nog thuis woont, gaat dan naar Wimke Geertsma op de Dracht 114.
In de collectie stukken van de N.V. Autobedrijf Jager & Wierda (in Museum Heerenveen, ‘t Archiefje Jager & Wierda) is een verzameling stukken opgenomen, welke allen betrekking hebben op het echtpaar Ruurd Aukes Jellema en Sipkje Leijenaar. Het betreffen voornamelijk stukken op gebied van ziekte en overlijden van meerdere personen, alle uit 1932. Zij hebben gewoond in één van de panden van de N.V., Propstrasingel nr. 631, welke in 1930 is vernummerd tot Propstrasingel nr. 4. Dochter Jeltje van dit echtpaar blijkt de echtgenote van Johannes Wierda en de moeder van Jan, Ruurd en Hielke Wierda. Vandaar !
De bevestiging van de Propstrasingel 4 vinden we in het Adresboek 1934. Als bewoner van dat nummer lezen we de naam van H. de Vries, loopknecht. Deze is volgens zijn gezinskaart op 15 april 1933 naar het adres Propstrasingel 4 gekomen, nadat hij eerst enige tijd op Propstrasingel 7 heeft gewoond. Ook op Propstrasingel 4 behoren zijn vrouw Margaretha Heibel en dochter Margaretha de Vries tot het gezin. Helaas overlijdt op 20 december 1935 Hendrik de Vries en vervolgens gaan vrouw en dochter per 1 september 1936 naar Oudehorne no. 285, waar Durk Sijnstra hun inwoning biedt.
Wanneer in het jaar 1936 de woningkaart van Propstrasingel 4 wordt aangelegd, wordt daarop een lange lijst van bewoners c.q. mede-bewoners geregistreerd. Die woningkaart beslaat een periode van 24 september 1936 tot en met 18 september 1984.
1...Siebe van der Wal, ing. 24-9-1936 v. Korflaan 57 inw.; vertr. 12-5-1937 n. Het Meer 83.
2...Sijtze de Jong, ing. 17-7-1937 v. Haringspad 22; vertr. 11-5-1968 n. Koolwitjestr. 2.
Nota Bene: Dit is S. de Jong, stoombootkapitein, Propstrasingel 4. (Adresboek 1938)
3...Reina H. Renkema, ing. 2-6-1969 v. B.F. weg 46; vertr. 1-8-1969 n. Amelandplein 30.
4...Gerritdina A.T. Makkinga, ing. 8-10-1969 v. Thialfweg 44; vertr. 2-4-1970 n. Breedpad 45.
inw. 4: Janke Jansma, kb; ing. 8-10-69 v. Thialfweg 44; vertr. 2-4-70 n. Herenwal 135.
5...Janke de Graaf, ing. 31-3-1970 v. Groningen; vertr. 4-1-1971 n. Groningen.
inw. 5: Everdien de Jong, kb; ing. 4-5-70 v. Groningen; vertr. 4-1-71 n. Groningen.
6...Sietske Bosma, e.v. Rienstra, ing. 10-2-1972 v. Thialfweg 44; vertr. 8-3-1977 n. Tietjerkst. deel.
7...Pietje Dijkstra, ing. 1-11-1972 v. Thialfweg 44; vertr. 26-11-1973 n. Franeker.
8...Foekje de Groot, ing. 2-1-1974 v. Leeuwarden; vertr. 5-7-1974 n. Tietjerksteradeel.
9...Maaike Trinks, ing. 21-8-1975 v. K.R.Poststr. 30; vertr. 24-7-1978 n. Akkersplein 27.
10...Otto Snip, ing. 4-8-1978 v. Leek; vertr. 8-12-1983 n. Leeuwarden.
11...Aldert Koops, ing. 18-9-1984 v. Peize; vertr. niet vermeld.
inw. 11...Jeanine I. Borggreve, nv; (27-6-1982 tot) 1-10-84 v. Compagnonsstr. 5; vertr. niet vermeld.
Noot: De afkorting ‘kb’ staat voor ‘kamerbewoner’; ‘nv’ is ‘niet verwant’.
PROPSTRASINGEL 5 (maar eerst nr. 535, dan 502 en daarna 514)
Laten we beginnen met de gemeentelijke concordans op de straatnamen en huisnummers. Daar worden voor dit pand de volgende serie huisnummers vermeld: Heerenveen 535 (1900-1910), Heerenveen 502 (1910-1920), Heerenveen (Propstrasingel) 514 (1920-1930) en Propstrasingel 5 (1930-vervalverklaring). Het adresboek 1922 wijkt daarvan af door te spreken van Breedpad 514. De gezinskaart van Jan de Jong, geb. 27 januari 1877 te Oranjewoud, geeft eerst als beroep ‘visscher (H)’ en later pakhuisknecht. Als adres staat in de periode 1920-1930 Heerenveen no. 514 op die kaart en in 1930 is dat geworden Propstrasingel 5. Het adresboek 1934 vermeldt de naam van Jan de Jong. Op 26 april 1937 vertrekt hij naar Thialfweg 77. De woningkaart van Propstrasingel 5 heeft als toevoeging gekregen: ‘werkplaats vervallen’.
Jan de Jong wordt op 12 mei 1937 opgevolgd in Propstrasingel 5 door Roelof de Jong, boerenarbeider. In het adresboek van 1938 wordt zijn aanwezigheid in dit pand bevestigd. Tot 12 mei 1941 als hij verhuist naar de Badweg no. 13. Een aantekening op de woningkaart geeft aan dat de werkplaats in gebruik is geweest bij G. Brader. Een advertentie in de Heerenveense Koerier van 10 april 1947 laat zien dat dat juist is geweest. Voor de oorlog adverteert G. Brader nog wel eens
voor zijn ‘1e Heerenveensche Lak-en Nikkelfabriek’ op de Lindegracht 63. Daarvoor in de jaren twintig is hij een poos geassocieerd geweest met Dirk Weenings met de nikkelfabriek, die ze samen hebben geëxploiteerd aan de Verlengde Dracht 325.
PROPSTRASINGEL 6 (van 473b- via 533 - en 504a - naar 516 -en Propstrasingel 6 in 1930)
Volledig anders is dat met het adres Propstrasingel 6. Daarvan geeft de concordans aan, dat er in ieder geval sprake is van een behoorlijke voorgeschiedenis. Wanneer in 1887 eigenaar Albert Hendriks Propstra een schuur en erf uitgeeft in erfpacht is één van belanghebbenden de Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken. Propstra komt hen tegemoet door van dat perceel 0.71 are af te scheiden en deze erfpachtelijk te verhuren. De vereniging verdeelt dit perceel in twee gedeelten van verschillende grootte. Een huis beschikt over 0.40 are en een winkel over 0.31 are. Dat is een coöperatieve winkel, welke door de eigen leden wordt beheerd. De kadasternummers A-1877 en A-1878 zijn in dat jaar 1887 toegekend. De winkel zal in de bevolkingsregisters niet zijn terug te vinden, omdat daar geen bewoner is geregistreerd. Voor het huis onder A-1877 moet dat anders liggen.
Een bericht in de Leeuwarder Courant van 19 oktober 1887 geeft ons een belangrijke hint. Op 17 april wordt ten huize van W. van der Vlucht op de Propstrasingel een karpet ontvreemd. Met deze vermelding duiken we in het bevolkingsregister van de periode 1880-1890 en vinden daar zelfs drie vermelding over Willem van der Vlugt (zoals zijn naam behoort te worden gespeld). De eerste geeft aan dat hij de zoon is van Jacob Sijbrens van der Vlugt, kuiper, en Geertje Rommerts Manardie. Hij blijkt geboren op 25 december 1859 in Gerkesklooster en is op dat ogenblik tabakskerver. Omdat hij in november 1882 met zijn ouders verhuist en pas in mei 1885 in het huwelijk treedt met Aaltje Nieuwstad (25 jaar), vallen deze beide vermeldingen voor de inbraak dus af. Gelukkig is er het vervolg op folio 547 (SCO 1929. Bevolkingsregister Schoterland 1880-1890). Daar staat als zijn beroep ‘pakhuisknecht ‘, wonend op huisnummer 473b en als jaar van binnenkomst dus 17 mei 1885. De acte van hun huwelijk meldt overigens, dat hij op dat ogenblik als ‘venter’ aktief is. Ook lezen we dat de naam van zijn moeder nu wordt gespeld als ‘Meinardy’. Dat nummer komt weliswaar in de concordans niet voor, maar dat is de maker niet kwalijk te nemen, want hij heeft nimmer gebruik kunnen maken van de website <www.delpher.nl> ! In dat huis worden de drie kinderen van Willem en Aaltje geboren: Jacob Siebren op 7 maart 1886; Janke Siebrigje op 20 januari 1888 en Piet op 3 juli 1893. Inmiddels heeft Willem een nieuw beroep gevonden, waar hij zich bij hun vertrek op 31 mei 1894 in gaat specialiseren in de gemeente Aengwirden op de Fok. In 1901 krijgt hij de kans om een stuk tuin (2.11 are) te kopen van de bewoner van Mariënbosch (notaris Jhr. Sijbrand Willem Hendrik Adriaan van Beijma thoe Kingma), waar hij zijn bierbottelarij kan uitoefenen.
VAN 473B- VIA 533 - EN 504A - NAAR 516 -EN PROPSTRASINGEL 6 IN 1930
Per 12 november 1894 trekt winkelbediende Hermanus Frederikus de With op de Propstrasingel in het pand met huisnummer 473b. In 1900 wordt na de volkstelling het huis hernummerd naar Propstrasingel nr. 533. Het bevolkingsregister van 1900 tot 1910 bevestigt het gegeven, dat Hermanus Frederikus de Wit, samen met zijn vrouw Elisabeth Jans Tuiten daar in die periode ook nog wonen. (SCO 1946) Wanneer in 1910 opnieuw sprake is van een vernummering van nr. 533 naar het nummer 504a zijn het Hermanus en Elisabeth, die voor hun trouw als winkelbediende worden beloond. Ze mogen blijven getuige hun aanwezigheid in het bevolkingsregister van 1910-1920. Bovendien wordt hun aanwezigheid meteen in 1911 als huurder van de woning A-1877 bevestigd, wanneer Salomo Mendels probeert een hinderwetvergunning te krijgen voor zijn affaire in lompen en beenderen, die hij van plan is op het perceel A-1731 te stichten. Hermanus de Wit schaart zich van harte bij de bezwaarmakers en is vermoedelijk opgelucht, dat de vergunning wordt geweigerd. De nieuwe ontwikkelingen in hun omgeving - het stichten van een garagebedrijf van Jager & Wierda - is nauwelijks problematisch. In 1920 vindt voor de vierde keer in hun bewoningsbestaan een hernummering plaats. Propstrasingel nr. 504a wordt vervangen door nr. 516. De concordans heeft voor ons een verrassing in petto door te melden, dat het huisnummer 516 voor dit pand vervalt en wordt vervangen door nr. 517. Dat lijkt lichtelijk in tegenspraak te zijn met het Adresboek van 1922, waarin Hermanus F. de Wit staat vermeld als ‘zonder beroep’ met de vermelding: Achter Breedpad 516. De gezinskaart van het echtpaar geeft aan, dat Elisabeth Jans Tuiten op 26 mei 1924 nog overlijdt in nr. 516. In augustus 1924 gaat Hermanus inwonen bij Hendrikus Jansma op het adres Heerenveen 537. Later blijkt dit synoniem te zijn met Korflaan no. 5. Die verhuizing van Hermanus F. de Wit zou dus het ‘officiële’ einde moeten zijn van de bewoning van Propstrasingel 516. Maar dat blijkt allerminst het geval.
Uit het adresboek 1927 weten we inmiddels al, dat daar onder het adres Propstrasingel 516 staat vermeld: A. Schotanus, chauffeur. Enigszins complicerend achten we de gegevens, die op de gezinskaart staan van Age Schotanus (Gem.Archief Heerenveen, gezinskaartenbak 3, S.30)
Citaat: 1...Age Schotanus, hoofd; geb. 18 nov. 1898 Boornzwaag; N.H.; chauffeur; Heerenveen no. 517; oct. 1924 naar Heerenveen no. 516; (per 1-1-1930. Wd) Propstrasingel 6; ing. 20 jan. 1923 van Heerenveen (AEN); vertr. 24 nov. 1931 naar St. Nicolaasga
Daaruit mag worden geconcludeerd, dat hij als opvolger van de dames Bosma-Slagman en Koopman-Slagman’ dit huisnummer per 20 januari 1923 heeft betrokken en daar volgens de gezinskaart tot oktober 1924 heeft gewoond. Op diezelfde kaart wordt hij daarna ambtelijk geregistreerd onder ‘Heerenveen no. 516’. Deze gang van zaken vinden we bevestigd in het “Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland’ van ± 1928. Uit de gezinskaart blijkt tevens, dat het nummer 516 vervolgens in 1930 wordt vernummerd naar Propstrasingel 6. Er is slechts één vermelding van Propstrasingel 6 op de gezinskaart van Age Schotanus, chauffeur, die in 1920 wordt ingeschreven op het adres Heerenveen no. 517. In october 1927 gaat hij vervolgens naar Heerenveen no. 516. Zeer verrassend wordt in het “Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland’ van ± 1928 als adres Propstrasingel no. 516 genoemd. In 1930 wordt dat nummer vernummerd naar Propstrasingel 6. Op 24 november 1931 verhuist Age Schotanus naar St.Nicolaasga, met vrouw en zoon.
Vanzelfsprekend kunnen we niet zonder een fragment van het dubbelhuisje Pastoriesingel 6 en 7, ten westen van de drukkerij van Hepkema, later de garage van de firma Jager en Wierda. (zie ook HIP-Time 138). Links: 1902; rechts: 1931.
PROPSTRASINGEL 7 (eerst no. 504, dan no. 517
Wanneer bakker Cornelis Heijdanus - na een periode van twee maanden onderdak te hebben gehad in de tuinmanswoning (Heerenveen nr. 614) - krijgt hij in november 1916 de beschikking over een gedeelte van Heerenveen nr. 504. In het bevolkingsregister van Heerenveen 1900-1910 (SCO 1964, folio 856) wordt dat nader aangeduid als Heerenveen nr. 504a. Het is niet voor lang, want hij vertrekt op 28 maart 1917 naar Bussum. In dat perceel wordt hij opgevolgd door Feliciën Jozeph Fayt (1879), steenhouwer, en zijn gezinsleden. De familie Faijt is rooms-katholiek, maar worden als Belgische geïnterneerden sinds 25 augustus 1917 - komend uit Laeken (België)- eerst opgevangen tot september 1917 door rijwielreparateur Johannes de Vries. Die woont in het huis met nr. 558 aan de Korflaan (na 1930 is dan het adres Korflaan 73). Naast Faijt zijn dat zijn vrouw Marie Victorine (1879), zoon Armand Maximilien Noël Jean (1902) en zoon René Victor (1910). Allen zijn geboren in Soignies (België), behalve Victor René. Hij werd geboren in Laeken (België). Fayt gaat per 28 mei 1918 terug naar het interneringsdepôt Harderwijk (waar Belgische vluchtelingen zijn ondergebracht van Wereldoorlog I). De rest van het gezin vertrekt op 3 juni 1918 eveneens naar hetzelfde depôt.
Toelichting: Kamp Harderwijk
In Harderwijk werd eerst in december 1914 begonnen met de bouw van een barakkenkamp op de plaats van het (voorlopige) tentenkamp. Op een terrein van 32 ha. werden 50 barakken gebouwd waarin eveneens 12.000 tot 15.000 geïnterneerden konden worden ondergebracht. De kampen te Zeist en Harderwijk werden opgezet als kleine steden compleet met scholen, winkels, badinrichtingen, kantines, kerken, postkantoren etc.
Als nieuwe bewoner dient zich aan de Amsterdammer Cornelis Rootlieb, eveneens van beroep steenhouwer, die een maand blijft en vervolgens weer vertrekt. Hij is er slechts een maand van juni tot juli 1918. Na zijn vertrek op 27 juli 1918 naar Haarlem, blijft zijn vrouw met zoon Cornelis (1912) en dochter Clasina Maria (1913) nog tot 19 augustus om hem te volgen.
Interessant is de vraag of de beide steenhouwers een dienstverband hebben gehad met een Heerenveense steenhouwerij, want beide staan aangegeven als (o) en dat betekent: ‘ondergeschikt’.
Na het vertrek van de familie Rootlieb naar Haarlem duurt het een maand of tien alvorens Rigtje Slagman en kort daarna haar zuster Afke Slagman, beide dochters van een schipper, een plekje op de vaste wal ambiëren en op dit adres hun plekje vinden.
In 1920 wordt bij de hernummeringsronde na een tienjarige periode het nr. 504a omgenummerd naar Heerenveen nr. 517. Het blijkt, dat de dames Slagman geen bijdrage behoeven te leveren voor de Personele Omslag. Hun aanwezigheid wordt pas weer aktueel bij het verschijnen in het adresboek van 1922. We gaan ervan uit dat de bewoners in Adresboek 1922 de sleutel zijn tot de geschiedschrijving van deze bewoning. Het huis wordt in de ‘Alphabetische Stratenlijst 1922’ betiteld als ‘Achter Breedpad 517’ en bewoond door R. Slagman, die in de beroepenlijst ‘arbeidster’ wordt genoemd. Tegelijk wordt daar als huisnummer aan toegevoegd: ‘Breedpad 517 achter’.
Nu vragen we de gezinskaart (1920-1939) bij het archief aan en dan blijkt als ‘hoofd’ van het gezin Rigtje Slagman, schippersdochter, geb. 16 april 1893 te Heerenveen, nog ongehuwd. Op 26 juni 1919 is ze van Terhorne gekomen, waar ze een aantal jaren ‘aan boord’ bij haar ouders heeft gewoond. Ze wordt op de kaart ‘werkster’ genoemd en wonend op het adres “Heerenveen no. 517” . Als inwonende ‘gezinsleden’ staan op deze kaart als no. 2 haar zuster Afke Slagman, die op 20 mei 1901 in Leeuwarden is geboren en eveneens ‘werkster’ wordt genoemd.
In september 1921 vertrekt Rigtje naar Oudeschoot 101a. Uit de huwelijksacte van 8 september 1921 blijkt dat ze die dag is getrouwd met IJntze Bosma, die als spoorwegarbeider zijn kost verdient. Afke blijft op dit adres wonen en trouwt op 19 januari 1922 met Andries Koopman, een fabrieksarbeider geboortig uit de Wolvega. Hij wordt nu hoofd van het gezin, waaraan dochter Jitske op 24 juli 1922 wordt toegevoegd. Op 11 december 1922 gaan Andries, Afke én de vier-en-een-halve-maand oude Jitske naar Wolvega. Het nummer ‘517 achter’ staat weer ter beschikking van een nieuwe bewoner. Daarvoor laten we U de ‘geciteerde’ gezinskaart nogmaals lezen, aldus:
Citaat: “”...Age Schotanus, hoofd; geb. 18 nov. 1898 Boornzwaag; N.H.; chauffeur; Heerenveen no. 517; oct. 1924 naar Heerenveen no. 516; (per 1-1-1930. Wd) Propstrasingel 6; ing. 20 jan. 1923 van Heerenveen (AEN); vertr. 24 nov. 1931 naar St. Nicolaasga””.
Met andere woorden: Age Schotanus komt uit Heerenveen (Aengwirden) naar Heerenveen no. 517 per 20 januari 1923. In october 1924 verhuist hij naar het nummer 516, waar hij blijft wonen en op 1 januari 1930 als adres krijgt: Propstrasingel 6. Op 24 november 1931 vertrekt hij met zijn gezin naar St.Nicolaasga.
We mogen nu - op basis van de gezinskaart van Age Schotanus, maar ook op die van Hendrik de Vries - aannemen, dat vanaf oktober 1924 het huisnummer 517 ter beschikking komt van H. de Vries, die als ‘loopknecht’ zijn brood moet verdienen. Zowel het adresboek van 1927 als de provinciale adreslijst van 1928 situeren hem op “Propstrasingel 517” (dus niet meer ‘Achter Breedpad 517). Deze suggestie kunnen we nu dankzij de gezinskaart van Hendrik de Vries, geb te Noordwolde 3 october 1876 en van beroep ‘loopknecht’ helemaal waarmaken. Zijn woonplaats - het eerste op de gezinskaart voorkomende adres is - Heerenveen no. 517. De datum van binnenkomst blijkt 28 october 1924. Die datum valt samen met de datum van het huwelijk van Hendrik de Vries, (zoon van Feitze de Vries, zonder beroep, en Martha Beun) met Margaretha Heibel, geb. 30 januari 1901 te Miellen, Duitsland en dochter van Jakob Heibel, spoorwegbeambte te Marxheim, Duitsland, en Margaretha Bertram, overleden. Ze trouwen in de gemeente Heerenveen (Aengwirden), waar Hendrik als ‘besteller boekhandel’ inwoont bij Anne de Boer sinds 6 oktober 1920. Laatstgenoemde is koetsier bij de Petroleummaatschappij.
Margaretha woont voor haar huwelijk in bij Frederik Hartmann aan de Dracht-west onder Heerenveen no. 409. Op 15 november 1924 wordt in Groningen dochter Margaretha de Vries geboren. De tien jaar jongere zuster van Margaretha Heibel (Christine Heibel) wordt bij hen ingeschreven als ‘inwonend’ per 12 augustus 1929 vanuit Mannheim (op paspoort). Op 1 september daarna gaat zij naar Heerenveen 189 (aan het Haringspad) om te dienen bij huisarts Stephanus Josephus van Roijen. Op 1 januari 1930 wordt Heerenveen no. 517 vernummerd naar Propstrasingel 7 en op 15 april 1934 verhuizen ze naar Propstrasingel 4.
Volgens de woningkaart van Propstrasingel 7 komt Sijbrand Dijkstra, die koperslagersknecht is op 4 juli 1933 van Tjalleberd. Hij staat als zodanig vermeld in de adresboeken van 1934 en 1938. Tijdens die periode moet hij regelmatig contact hebben gehad met Pieter de Wit, die als chauffeur mogelijk de fa. Jager en Wierda dient. Pieter woont in de Munnikssteeg nr. 7 (later op 16 april 1953 tot het voornamere Munniksstraat herdoopt). Als mededeling op de woningkaart staat dat dit pand is “in verenigd gebruik met Propstrasingel 7”. Pieter de Wit gaat per 5 juli 1945 naar een ander adres, en ook Sijbrand Dijkstra krijgt per 21 november 1945 een onderkomen in de Compagnonsstraat 21.
Propstrasingel 7 is nog niet afgedankt want Hendrik Kooistra staat op de woningkaart als te zijn ingekomen per 2 augustus 1945 uit de Weststellingwerf. Hij blijft er daarna nog lange tijd wonen, want hij verhuist pas op 12 juni 1953 naar het pand aan de Gedempte Molenwijk 2e. Daar hebben eerst Wessel Wierda en later Johannes Wierda na de bouw van 1936 gewoond, en Johannes is daar in april 1953 overleden.
Hendrik Kooistra heeft vanaf 15 november 1951 onderdak gegeven aan zijn neef Johannes Rondhout, die daarvoor de Schoolstraat nr. 15 de rug heeft toegekeerd. Per 3 mei 1952 verhuist hij vervolgens naar Leeuwarden. In augustus 1952 biedt Kooistra andermaal onderdak aan iemand en deze keer is het Klaas Jonker, die staat ingeschreven als kostganger. Hij gaat op 12 juni 1953 met de familie Kooistra mee naar de Gedempte Molenwijk 2e.
PROPSTRASINGEL 9
De woningkaart van Propstrasingel bevat slechts één ter zake doende mededeling: pompmakerij afgebroken. Dankzij Douwe Miedema weten we, dat daar Jaring Wientjes zijn pompmakerswerkzaamheden heeft uitgeoefend. Hij heeft daar volgens de bevolkingsregisters van 1910-1920 beslist niet gewoond. Hij is geboren op 23 april 1846 te Nijehaske (Heerenwal) en staat als bewoner ingeschreven op het huisnummer 575. Dat is in het register doorgehaald en in 1920 vervangen door nr. 592, welke volgens de gemeentelijke concordans in de Korflaan staat. Later in 1930 wordt dat dus Korflaan 46. Op de gezinskaart wordt in november 1921 het nummer 716b geïntroduceerd, welke volgens de concordans wordt hernummerd tot Van Cuyckstraat no. 25. Daar overlijdt eerst zijn echtgenote Siebrigje Wapstra op 25 maart 1927 en op 18 januari 1933 Jaring Jans Wientjes zelf op 86 jarige leeftijd. Zoon Ate (1893), die steeds bij zijn ouders heeft ingewoond laat dan op de kaart de naam ‘Wientjes’ doorhalen en daarvan ‘Wijntjes’ maken. Hij is eerst kantoorbediende geweest en later verzekeringsagent. Op een nieuwe gezinskaart op zijn naam wordt ook zijn oudere zuster Janna (1878) bijgeschreven, die in 1927 na de dood van haar moeder vanuit ‘s Gravenhage ook weer bij haar vader is ingetrokken. Mantelzorg ?
PROPSTRASINGEL 11
De woningkaart van Propstrasingel 11 geeft aan dat het gaat om een ‘pakhuis’. Deze is afgebroken. In welk jaar is niet duidelijk. Zou de advertentie ter ere van het nieuwe jaar van 31 december 1945 van J.Hoogeveen, voorh. J.M. Visser , Timmerbedrijf, Ged. Molenwijk 11, de natuurlijke opvolger zijn geweest ?
PROPSTRASINGEL 13
Ook de woningkaart van Propstrasingel kent geen bewoners of gebruikers. Als bestemming staan op die kaart de neutrale begrippen ‘werkplaats’ en ‘kantoor’. Maar van wie dan wel en over welke periode ? Daarover hebben we niets kunnen vaststellen: geen gebruikers, geen document, geen krantenbericht of dergelijke.
PROPSTRASINGEL 15 en 17
Voor dit adres geldt eigenlijk hetzelfde, maar de bestemming wordt aangeduid als ‘pakhuis’. En als slotconclusie zonder enige datum (zelfs niet bij benadering): ‘afgebroken’. Waar stond het en wie maakte er gebruik van en in welke periode ? De gemeentelijke administratie laat ons lelijk in de steek.
Nababbel.
In de HIP-Time Magazine 138 hebben we geschreven, dat W. (=Wisse) Mienstra - bij de pogingen van Salomo Mendels om een bergplaats voor lompen en beenderen te stichten in 1911 - een huis naast de huidenzouterij van Klaas Vrij bewoont. Die informatie komt uit de hinderwetvergunning en daarbij is in de Propstrabuurt flink bezwaar gemaakt tegen de stank en de overlast door ratten. Als Mienstra direct naast de huidenzouterij woont dan is dat kadastraal A-2098 (zie Waterleidingkaart 1913). Dan is het wat ver gezocht om als bezwaarmaker tegen Mendels op te treden. Die hinderwetvergunningsaanvraag meldt dat het houten pand welke Mendels in gebruik wil nemen het huisnummer 508 draagt. Dus ook nr. 508 ligt in de Propstrabuurt, maar omdat het niet bewoond wordt is daarover in het bevolkingsregister niets te vinden.
Uit een bouwvergunning aangevraagd door W. Mienstra en toegestaan op 30 november 1908 voor een gedeeltelijke vernieuwing van een woning op kadastraal perceel A-2444, ten oosten van de twee woningen achter de drukkerij van Hepkema en sinds oktober 1905 in huur bij de meubelmakers Van Aalzum & Mienstra, maken we op dat W. Mienstra in 1909 na de verbouwing die woning heeft betrokken. Daarin worden we gesteund door het bevolkingsregister Heerenveen 1900-1910, die in archiefnr. SCO 1946 op folio 648 op 29 april 1909 meubelmaker Wisse Mienstra (1858) en zijn gezin inschrijft op huisnummer 534. In een N.B. (Nota Bene) in de kolom opmerkingen lezen we: “in 1909 veranderd van werkplaats in woning”.
Het gezin bestaat dan bovendien uit zijn vrouw Pietje de Jong (1857) en zijn drie zoons Maas (1887), Rinze (1889) en Marten (1893). Die drie zoons staan alledrie vermeld als ‘meubelmaker’.
Tijdens hun bewoning wordt in 1910 het huisnummer 534 omgenummerd naar Heerenveen 505. SCO 1964, folio 605, maakt niet alleen melding van die nummerwijziging, maar legt ook vast, dat de drie zoons hun bestaat verder voortzetten in Apeldoorn. Zij vertrekken op 29 april 1912. In de kolom ‘Opmerkingen” staat een N.B. met de tekst: “No. 505 sedert mei 1912 pakhuis.” Kennelijk moeten vader en moeder nog het een en ander afronden, want zij worden pas uitgeschreven per 12 juni 1912. Ook zij vertrekken naar Apeldoorn. Het pand is dus na ruim drie jaar weer terug in zijn oude bestemming: “pakhuis’. De kinderen van Wisse en Pietje laten op 17 mei 1918 hun friese kennissen toch nog even vanuit Apeldoorn weten, dat hun ouders op 20 mei hun 35 jarige echtvereniging vieren op de Jachtlaan 43. Vanzelfsprekend door een advertentie in de Hepkemakrant.
Als afsluiting van deze babbel permitteren we ons U een gerasterde foto voor te leggen uit het Nieuwsblad van Friesland van 19 juli 1929. Het is één van de afbeeldingen bij het artikel in het tweede blad met de titel “Excursie Schoterlands Raad”. Uit een citaat van het verslag blijkt de ontluisterende toestand, waarin de dwarsvaart vanaf de wijk langs de Van Dekemalaan naar de Molenwijk is komen te verkeren.
“De Molewijk wekte ieders ergernis op. Het water is gelijk inkt; bodemgassen doen het water borrelen; de stank is ondragelijk. „Hoe is 't ter wereld mogelijk, dat er nog menschen bestaan, die de demping tegenwerken!" aldus zuchtte een lid van den raad. Waterverversching is onmogelijk; de doorvaart vanaf de sloot aan de Decamalaan is reeds op „natuurlijke" wijze gedempt.”
Het gebouw links op de zuid-oostelijk hoek van de Molenwijk met de dwarsvaart is kadastraal Heerenveen A-2439 en kort voor 1929 verkocht door klompmaker Geert Hendriks Vledder c.s. aan Jelmer Murks Visser. (Later ontfermt timmerman Jippe Hoogeveen zich zeker tot de zeventiger jaren van de vorige eeuw over dit perceel.) Het perceel is 2.20 are groot en dient als werkplaats voor Visser’s timmerbedrijf. Vanuit de Bakkerssteeg komend kijk je er practisch meteen op uit. (bron: een getekend kaartje van de hand van Katrinus Hoornveld). Op de andere oever van de dwarsvaart - waar twee jongens voor de fotograaf ‘poseren’ - staat een houten pakhuis in een iets uitgebreidere staat dan de kleurtekening van de ‘barte’ over de dwarsvaart aan het begin van dit verhaal. Hun achtergrond bestaat uit een ‘schutting’ langs de Propstrasingel, vanwaar de ‘barte’ naar het Krugersdorp en de Feitssingel de grotendeels gedempte dwarsvaart nog zichtbaar wordt overbrugd. Neemt U daar nu eens de foto bij uit het fotoboek met de oude beelden uit het weekblad Fen Fryske Groun, welke staat afgebeeld op bladzijde 133 van ‘Must nou es sien’ Heerenveen en Oranjewoud in de uitgave van Van der Let & Partners Publishing i.s.m. Stichting Historie Heerenveen. Die foto uit het nummer van 5 mei 1933 geeft de deplorabele toestand weer in een nog verder gevorderde staat van - ‘openriooldemping’ - in optima forma, terwijl het tevens een nostalgische blik werpt op twee woninkjes aan de Feitsbuurt/Krugersdorp. Als contrast het resultaat van een wasdag met blinkend witgoed aan de waslijn ! In minske is raar guod!
2017, april 29 - wibbo westerdijk - hip-backup
Van Propstrabuurt naar Heerenveen-Centrum, Hip-time 141
HIP-TIME MAGAZINE 141
Na het voltooien van het dempingsproces van de Molenwijk in het late voorjaar van 1935 wordt op de raadsagenda van Heerenveen midden juni door B. en W. voorgesteld een aantal bestaande namen als Achterom, Roode Dorp en Verlengde Roode Dorp te laten vervallen. Zij stellen voor de nieuwe straat vanaf het Breedpad tot aan de Gereformeerde Kerk de naam te geven van: GEDEMPTE MOLENWIJK. Bij de bespreking van de naamgeving in de raad vindt de heer Van der Kam een betere naam in de FALKENAKADE, omdat de burgemeester zich zo krachtig heeft ingezet voor de demping van de wijk. Maar ... Van der Kam vindt de voorgestelde naam ook beste
De uitwerking van dit besluit kunnen we vaststellen, wanneer we het Adresboek van 1936/1937 erbij nemen en inderdaad constateren, dat aan de oostzijde van de Gedempte Molenwijk - voorheen dus het Achterom - de oneven nummers zijn toegekend. De westelijke kant van de Gedempte Molenwijk, welke in de Propstrabuurt nog geen bewoonde huisnummers telt, krijgt de even nummers. In het exemplaar van 1936/37 staat daarom bakker Keimpe Keuning onder Ged. Molenwijk 2, terwijl hij in 1934 nog onder Roode dorp no. 2 staat vermeld. Horlogemaker M. Bruinsma, die in 1934 als bewoner van Krugersdorp 1 geldt, moet in 1936 genoegen nemen met Ged. Molenwijk 2a en schilder P. de Vries, nieuw in deze buurt, krijgt Ged. Molenwijk 2b.
Met de stichting van onderstaand garagegebouw plus bovenwoningen uit 1936 krijgt de Gedempte Molenwijk een sterk verbeterd aanzien. In HIP-Time 139 hebben we U beschreven de extra moeite, welke Johannes Wierda heeft moeten doen om de Provinciale Schoonheidscommissie - samen met architect Jelmer Murks Visser - te overtuigen van de noodzaak van dit ontwerp.
Fotograaf Chris Weijer heeft deze foto in 1936 van het gebouw in al z’n imposantheid vereeuwigd. (zie Ut it Feanster Printeboek van 20 juni 1990 in de Koerier, door Katrinus Hoornveld).
Het toekennen van een huisnummer voor de twee bovenwoningen verloopt evenwel minder vanzelfsprekend. Daar is de logica van de nummering even aan de kant gezet, want aan de zuidelijke bovenwoning (links op de foto) wordt het nummer Ged. Molenwijk 2c toegekend en aan de noordelijke bovenwoning (rechts op de foto) Ged. Molenwijk 2e. Dat betekent dus, dat - vermoedelijk uit noodzaak - de even nummers, te beginnen met nr. 2 - worden genummerd vanaf de Molensteeg-Molenstraat en in de richting van het Breedpad met oplopende letteraanduiding belast. Na nr. 2 van Keimpe Keuning, de bakkerij met woning - sinds haar bouw in 1904 - op de plaats van de vroegere leerlooierij - komt eerst M. Bruinsma, horlogemaker. Zijn woning wordt aangeduid met Ged. Molenwijk 2a, vervolgens P. de Vries, schilder met Ged. Molenwijk 2b. Daarna komt een pakhuis van de Gebr. Laagland met Ged. Molenwijk 2b-I. Veel later - in 1949 - blijkt de werkplaats van Jippe Hoogeveen (eigenaar geworden door koop van Jelmer Murks Visser in het dienstjaar 1946) ook nog bekend te hebben gestaan onder Ged. Molenwijk 2b-II. Dan komt de bovenwoning Ged. Molenwijk 2c van G. Bosma met op de begane grond de garage van Jager & Wierda onder Ged. Molenwijk 2d en de rechterbovenwoning Ged. Molenwijk 2e, bewoond door motorbootondernemer Wessel Wierda. Deze gegevens zijn te vinden in de adresboeken van 1936 en 1938, aangevuld met informatie uit krantenberichten !
Of er voor de noordelijker gelegen gebouwen aan de Gedempte Molenwijk (sinds 1935) ook nog nummers 2 met een letteraanduiding in gebruik zijn geweest is niet duidelijk. Wij hebben daarover nog niets kunnen vinden.
Een speciaal gevoel brengt Achterom- (of eigenlijk Molenwijk-)bewoner en klompenhandelaar H.G. Bouwhuis onder woorden in de allereerste advertentie na de ingrijpende transitie van de stinkende en door huisvuil verontreinigde open riool ‘Blauwe Donau’ naar de Gedempte Molenwijk. Nadat in de raad op 13 mei 1931 is voorgesteld een aantal panden onbewoonbaar te verklaren, waaronder het Achterom nr. 41 van Bouwhuis - heeft deze kennelijk zijn zegeningen geteld en besloten te investeren in vernieuwbouw. Hij vraagt, krijgt toestemming en laat op kad. A-2071 door timmerman S. Harkes uit het
Roodedorp (60) een nieuw woon-en winkelhuis bouwen bij vergunning nr. 1935-43. Op 5 juli 1935 - wanneer hij deze advertentie - na vanaf februari zelf wegens verbouwing in de ‘rommel’ te hebben gezeten - laat plaatsen, weet hij vermoedelijk nog niet eens welk huisnummer hem is toegekend, maar hij is zakenman voldoende om de volgende wervende tekst in de Hepkemakrant te laten afdrukken: “”OPENING ! Zaterdagmiddag 2 uur opening van onze nieuw verbouwde winkel in Klompen, Kruideniers en Borstelwaren. Wij ontvingen ‘n schitterende collectie Klompen van prima kwaliteit en pasvorm. Goed en niet duur blijft onze stelregel. Iedere kooper boven één gulden (uitgezonderd suiker) ontvangt Zaterdag 1 ons Thee of een half pond Koffie gratis. (Zie etalage). Beleefd aanbevelend, H.G. Bouwhuis. Ged. Molenwijk - Heerenveen. “” Nieuwe winkel aan nieuwe straat schept nieuwe kansen ! zou het motto hebben kunnen zijn. Het adres is geworden Ged. Molenwijk 41 ! Bij brief van 14 november 1966 laat de gemeente Heerenveen, in casu de Gemeentesecretarie Heerenveen, afdeling I aan belanghebbende geadresseerden weten, dat Burgemeester en Wethouders hebben besloten om de huisnummering aan een gedeelte van de Gedempte Molenwijk te Heerenveen te herzien. De nummering zoals die op dat ogenblik geldt, is erg onoverzichtelijk en verwarrend. De wijziging van de vernummering gaat in met ingang van 1 januari 1967.
Het lijstje dat volgt: vermeldt eerst het bedoelde ‘pand’, dan het ‘oude nummer’ en tenslotte het ‘nieuwe nummer’.
...Woonhuis v.h. S. Postuma Ged. Molenwijk -- Ged. Molenwijk 2
...Werkplaats en magazijn; Ged. Molenwijk 4
...Hendrik Kooistra Ged. Molenwijk 2e Ged. Molenwijk 6
...Garages Ged. Molenwijk 2d Ged. Molenwijk 8
...Gerrit Roelinga Ged. Molenwijk 2c Ged. Molenwijk 10
...Werkplaats Hoogeveen Ged. Molenwijk 2b-II Ged. Molenwijk 12
...Kantoor Laagland Ged. Molenwijk -- Ged. Molenwijk 14
...Pakhuis Laagland Ged. Molenwijk 2b-I Ged. Molenwijk 16
...Pieter de Vries Ged. Molenwijk 2b Ged. Molenwijk 18
...Gerard Veenstra Ged. Molenwijk 2a Ged. Molenwijk 20
...Vroeger Vellenbloterij Ged. Molenwijk -- Ged. Molenwijk 22
...Mijntje Keuning Ged. Molenwijk 2 Ged. Molenwijk 24
...Stalling Postuma Molenstraat 9 Ged. Molenwijk 26
...Pakhuis Ged. Molenwijk 4 Ged. Molenwijk 28
...Pakhuis Ged. Molenwijk 6 Ged. Molenwijk 30
...Pakhuis Ged. Molenwijk 8 Ged. Molenwijk 32
...Pakhuis Ged. Molenwijk 10 Ged. Molenwijk 34
...Johannes Eekhof Ged. Molenwijk 12 Ged. Molenwijk 36
...wed.W.Hofman-van den Berg Ged. Molenwijk 28 Ged. Molenwijk 38
Na deze aanloop sluiten we weer aan bij de gebeurtenissen in het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw. De Heerenvener ziet het karakter van de Propstrabuurt veranderen. De fa. Jager en Wierda - tot dan praktisch alleenheerser - is bezig een nieuwe koers uit te zetten. Het ‘Automobielbedrijf’ wordt getransformeerd tot een ‘Exploitatie Maatschappij’. De dienstverlening van het taxibedrijf is dan al enige tijd in handen van de firma J.H. Oenema, die na de overname van taxibedrijf Van der Vlugt de vestiging op Gedempte Molenwijk 8 gaat invullen.
Concreet wordt door Jager & Wierda B.V. voor het eerst op 7 januari 1975 de volgende advertentie geplaatst in de Leeuwarder Courant: Deze advertentietekst spreekt duidelijke taal: twee zakenpanden midden in het centrum van Heerenveen te huur met een totaaloppervlak van 1300 m2 en een geschiktheid voor een grootwinkelbedrijf, een toonzaal of een cash & carry, e.d.
Nog tijdens datzelfde jaar ziet de exploitatiemaatschappij kans de toonzaalfunctie van de grond te tillen. Haar netwerk heeft tot dusverre steeds gelegen in de automobielenbranche en het is dus niet verbazingwekkend, dat uit die wereld aansluitende initiatieven komen. Zo vindt op 12 september 1975 de opening plaats van het nieuwe ‘Occasioncentrum’ met een Autoshow op vrijdag en zaterdag 13 september. Automobielbedrijf “Het Centrum” te Heerenveen probeert 50 eerste klas auto’s, afkomstig van door de bank in beslag genomen exemplaren, met een aantrekkelijke financiële regeling en onder garantie (3 maanden of 10.000 km) te slijten. Als adres wordt genoemd Ged. Molenwijk 4 en het telefoonnummer 05130-23147 en bij geen gehoor 050-566100. Het eerste telefoonnummer heeft lang toebehoord aan de fa. Jager & Wierda en de vraag is: zijn zij toch nog betrokken bij deze ‘gelegenheidshandel’ ? Het alternatieve telefoonnummer blijkt te zijn gekoppeld aan de ‘Caravanhandel Het Centrum’, welke zich bezig houdt met de in-en verkoop van nieuwe en tweede hands Sta-en Tourcaravans op het adres Vierverlaten 293 in Hoogkerk en dan meteen over het spoor rechts. (Advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden van 6 februari 1975) Vanaf circa mei 1971 wordt deze ‘Caravanhandel Het Centrum’ regelmatig adverterend aangetroffen in verschillende landelijke dagbladen, zowel in het westen van het land (De Telegraaf) als in het noorden (Nieuwsblad van het Noorden, b.v. 16-09-1972 voor een vestiging aan de Groningerweg 90 in Peizermade). Op 28 december 1974 is dat veranderd en is het adres in Hoogkerk-Vierverlaten actueel.
Tussen al het geweld van de automobielbedrijven met hun garages en taxidiensten krijgt in de sfeer van de ideële stichtingen de Gedempte Molenwijk ook enige betekenis. Naar voorbeeld van het in Arnhem genomen initiatief wordt in september 1975 door de heer Ede Oosterhof uit Heerenveen en voorzitter van de afdeling Friesland van het Israël Comité Nederland ook in Heerenveen een Israëlshop in Heerenveen geïntroduceerd. Het wordt de tweede in Nederland. Burgemeester Henk Hellinga verricht op vrijdag 21 november 1975 de opening op een niet genoemde locatie met het aansteken van de zevenarmige menorah. Drie maanden later bericht de Leeuwarder Courant van 19 februari 1976, dat “De Israël-shop gaat verhuizen met ingang van zaterdag 21 februari a.s. naar Ged. Molenwijk 12a, Heerenveen (plm. 60 meter vanaf Nieuwe Weme).” Tijdens het ‘open huis’ is er een expositie van Israëlische schilderijen in een zaaltje achter de shop. Dat nummer Ged. Molenwijk 12a is - naar wij menen - onderdeel geweest van dat grote pakhuis van aannemer Jippe Hoogeveen, practisch recht tegenover de Bakkerssteeg. Was het niet op de 1e verdieping ??? Uit de krant blijkt, dat het winkeltje op 19 januari 1978 in ieder geval nog bestaat. Verder is er niet zo veel over bekend geworden. Wanneer is het opgeheven ??
Trouwens, het adres Gedempte Molenwijk 12 biedt gedurende een aantal jaren mogelijkheden voor meerdere soorten bedrijven, bureau’s of praktijken. We noemen U een aantal - zonder volledig te willen zijn: op 4 maart 1972 zit er Dam’s Adviesbureau, Accountant en Belastingconsulent, die samenwerkt met D. Schaaf uit Sneek. Ook op 20 januari 1973 staat nog een advertentie op Dam’s naam op dit adres. De eerste advertentie van Automobielbedrijf D.H. Slier stamt van 11 februari 1972. Hij organiseert van hieruit ook de weekenddienst en in september en november 1972 noemt hij zich Focwa’s Schadebedrijf Slier, steeds wijzend op Ged. Molenwijk 12. Ook wordt zijn vertegenwoordiger K. Koers genoemd. Verder vestigen zich hier - volgens een aankondiging in de Leeuwarder Courant van 20 november 1973 - Mr. H.D.M. Brandsma en A.C. Zillinger Molenaar, advocaten en procureurs, op Gedempte Molenwijk 12. Zelfs eind december 1973 wordt hun clientèle nog een Gelukkig Nieuwjaar gewenst. Ook in 1974 is Ged. Molenwijk hun referentieadres, maar op 3 januari 1975 ziet mr. Zillinger Molenaar kans alleen de Postbus als referentie te geven. Mr. Brandsma volgt dat voorbeeld tenslotte per 3 maart 1975. Later in oktober 1976 vinden we mr. Zillinger Molenaar op de Oude
Koemarkt 10. Eind maart 1977 zijn ze beide weer te spotten op dat adres.
Schoenmaker L. Bandstra adverteert zelden, maar op 31 december 1973 en 1974 blijkt hij met zijn reparatie-inrichting toch is gevestigd op Ged. Molenwijk 12. Daarvoor heeft er vanaf 10 mei 1967 de Centrale Schoenmakerij van T. Sterenborg en M. de Leeuw er een vestiging gehad. Zij hebben dat bedrijf overgenomen van J. Brongersma op de Dracht.
Maar eerst een flash-back naar 1935. De demping van de dwarsgracht van de Molenwijk richting van Dekemalaan geeft naast verbetering ook problemen. Aan de bekende beelden van het oorspronkelijke pand op de noord-oostelijke hoek van Krugersdorp (zie bijgaande foto), welke een flink aantal jaren geleden uit een exemplaar van ‘Fen Fryske Groun’ (van 5 mei 1933) is geknipt, is een anekdotisch herinnering gekoppeld.
Daarvoor citeren we Piebe Krediet, die in een “Ingezonden” van 9 september 1932 “Hoe een oud-Heerenvener zijn vroegere woonplaats terug vond”. Piebe Gerrits Krediet (Heerenveen 26 aug 1855) vertrekt 8 juni 1885 naar Leeuwarden en vestigt zich daar als steendrukker. Hij overlijdt daar op 1 juli 1936. Citaat 1932: “”Als men bij de firma Popma het steegje doorloopt naar de Molenwijk, dan ziet men aan de overkant een gebouw dat prijkt met een bordje "onbewoonbaar verklaarde woning". Dat gebouw, dat vroeger nooit een woning geweest is, behoorde bij de looierij en was later onze steendrukkerij. Het had aan de achterzijde uitzicht op tuin en bosch van den heer Tuijmelaar. Indertijd heb ik daar een tekeningetje van gemaakt en een jaar of tien geleden heb ik naar die schets een schilderstukje gemaakt
(‘Wintervermaak te Heerenveen’, geplaatst in het Leeuwarder Nieuwsblad van 23 november 1929. Wd). Dat geeft den toestand aan, hoe het er daar uitzag bij winter als wij op 'de Gracht' schaatsreden." De journalist Douwe Miedema vult dit nog aan, wanneer hij een keer een Lapekoerartikel in de L.C. van 22 januari 1971 schrijft over de ‘historische ganzenbrief’ van Piebe Krediet. Miedema schrijft, dat tegenover het nauwe Bakkerssteegje een brede plank over de Molenwijk heeft gelegen om in de steendrukkerij aan de overkant van de wijk te komen. Dat pand heeft nog lang voor een deel bestaan en is in gebruik geweest bij de heer J. Hoogeveen.
Na deze ‘smeuïge’ details enkele ‘droge’ feiten afkomstig uit de kadastrale registratie en de daarmee verwante bouwvergunningen. Jippe Hoogeveen is immers pas in het dienstjaar 1946 eigenaar geworden van het door de familie Visser verkochte perceel A-2439, groot 2.20 are. Bij bouwvergunning nr. 174 in 1949 voert hij een ‘Plan verbouwing werkplaats timmerbedrijf van J.Tj. Hoogeveen’ uit. De bestaande loods wil hij afbreken en vervolgens een nieuwe afdeling er bijbouwen, met als resultaat een uitbreiding van zijn werkplaats. Gedempte Molenwijk 12 staat in het dossier als adres en als bouwsom wordt genoemd fl.2780,-. Zijn aanvraag dateert van juni 1949, maar de PPD (Provinciale Planologische Dienst) brengt pas 19 augustus advies uit.
In het kadastrale dienstjaar 1962 besluiten de Laagland’s hun kadastrale nummer A-2497 voor een gedeelte (2.22 are) te verkopen aan Jippe Hoogeveen. Die splitsing levert voor Hoogeveen het nieuwe kadastrale nummer A-4183 op, welke is terug te vinden op de al eens eerder genoemde Verwervingskaart of Saneringsplan uit 1968. Dit deel krijgt het adres Gedempte Molenwijk 14 en nodigt Hoogeveen kennelijk uit opnieuw een bouwvergunning aan te vragen. Dat wordt het dossier uit 1968, nr. 19, waar kadastraal A-4183 en A-2439 beide bij betrokken zijn. Resultaat uiteraard een nieuw kadastraal nummer en wel A-4479 met als omschrijving ‘huis en erf’ en een grootte van 1.99 are.
Die brede deuren zijn het kenmerk van de grote loods, die er achter schuil gaat. In de nadagen van Jippe Hoogeveen’s timmerman-aannemerschap blijkt het geschikt voor de activiteiten van Dirk Slier, maar ook voor een ‘out-let’-markt van de firma Kooistra. In het rechtse mogen we de Israëlshop en de kantoorfaciliteiten denken. Eén van de latere huurders is geweest van J. Bandstra, met zijn kantoor van zijn Administratie-Belastingadviesbureau.
Nu we ook de beschikking hebben over de aanzichttekeningen uit 1955 van de laatste grote verbouwing van de N.V. Jager en Wierda (dossier 1957-30) van Bosma’s Architectenbureau Drachten-Heerenveen maken we even een stapje terug in de tijd. In combinatie met Aerocarta-luchtfoto-nr. 49976 uit 1958 (zie ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’) wordt het beeld vanuit de zuidwestelijke aanvliegroute tevens veel completer.
Met enig scan-, kopieer-en plakgeknutsel ziet U links twee delen van de reeds eerder verbouwde zuidelijke uitbreiding van de oorspronkelijke oostelijke voorgevel van de Hepkema-drukkerij (behorend tot het latere kadastraal perceel A-4732, overgaand in het daarvan noordelijke latere kadastrale perceel A-4733 met die kenmerkende halfronde lichtscheppingen op het lange dak. Zichtbaar zijn ook - van links naar rechts - de contouren van de garage van S. Postuma, de drie ramen van de werkplaats van S. Postuma en de deur en die kleine raampjes van de rijwielbergplaats en de bergplaats van S.Postuma. Daar bovenuit nog juist een stukje gevel met dak van de werkplaats van de firma Jager & Wierda.
De meest ingrijpende verandering met in eerste instantie een enorme potentie vindt plaats door de verkoop van A-4733 en A-4732, respectievelijk met het adres Gedempte Molenwijk 4a en 4b door Home Center b.v. aan het Van der Sandeplein te Wolvega. Hoewel de precieze overdrachtsdatum ons niet bekend is, zal dat vrij kort voor 11 januari 1977 zijn geweest. Dat is namelijk de datum, dat door de nieuwe eigenaar een aanvraag wordt ingediend voor het transformeren van het garagebedrijf in een meubeltoonzaal en verkoopruimte. In het dossier nr. 24 uit 1977 staan nog twee aanknopingspunten voor een schatting van een aankoopdatum. De eerste is een aanvraag voor sloop, d.d. 10 december 1976 én een toestemming door de Provinciale Friesche Schoonheidscommissie van 21 december 1976. Het doel is samen te vatten in de begrippen: veranderen, vernieuwen en vergroten. Met die opdracht gaat het bouwtechnisch ontwerp-en konstruktieburo J. Assen te Emmen aan de slag. De 2000 m3 zal rusten op een betonstiepen vloer en weerbestendig worden gemaakt met een mastiek dakbedekking. De sloop van het gebouw (A-4733, laatstelijk autogarage) zal door J. de Vries uit Tjalleberd worden opgeknapt.
Er zit vaart in de voorbereiding, want op 28 januari 1977 wordt de vergunning uitgereikt. Weliswaar met een lijst van 8 specifieke voorwaarden. Het dossier bevat overigens 7 tekeningen met bouwtechnische zaken op A-2 formaat.
Stelt U zich voor dat u uit de Munnikssteeg komt en dat aan de overkant naar zowel links als rechts minstens 20 meter nieuwe gevelwanden zullen verrijzen met een compleet veranderde aanblik.
De werkelijkheid evenwel ziet er toch even anders uit. Wat blijkt namelijk uit verschillende advertenties in de Leeuwarder Courant. Makelaarskantoor R. Scheper & Zoon (W. Scheper) te Heerenveen zet op 4 oktober 1975 te huur: “Ged. Molenwijk 4” met ± 900 m2 bedrijfsruimte in het centrum. Daar wordt op gereageerd door de heer Monsma. Die verkoopt geen meubeltjes, maar is de man van ‘Montextapijt’ en vitrages. Met een eerste advertentie in de Leeuwarder Courant van 3 maart 1976. Op 7 juli 1976 volgt nog een personeelsadvertentie voor zijn bedrijf en vervolgens vinden we vrij snel daarna ‘Montextapijt’ terug in een zakenpand in de Tuinen 25-27 te Leeuwarden.
Vervolgens trekt er weer een autobedrijf in de opstallen van Gedempte Molenwijk 4. Per 11 mei 1977 is “Kooistra en v.d. Mei BV” namelijk de nieuw ‘Official Honda-dealer’ in Heerenveen en zij worden gefaciliteerd door - volgens de kadastrale registratie - eigenaar Homecenter Feenstra B.V., gevestigd te Wolvega, Van der Sandeplein 2, met op z’n minst een garage en erf, kad. nr. A-4732 en op z’n best ook nog garage en erf onder kad.nr. A-4733. Het laatste perceel krijgt in het dienstjaar 1978 de nieuwe bestemming ‘winkel en showroom’. Het gehele jaar 1977 en 1978 is de besloten vennootschap Kooistra en van der Mei zeer actief met de verkoop van allerlei autotypen volgens de advertentiekolommen van de Leeuwarder Courant. Hun laatste advertentie treffen we aan in de L.C.van 8 februari 1979. Terwijl we hiermee bezig zijn, rijst steeds de vraag: ‘Is deze Van der Mei dezelfde die eerder op de Oude Molenweg samen met Jansma trachtte de Heerenvener in de Mercedes Benz te laten rijden ? Hun samenwerking stopte zo rond februari 1976 met een laatste advertentie, waarin Van der Mei nog als partner wordt vermeld in de bedrijfsnaam. Ook vragen we ons af wie de partner Kooistra is, die samen met Van der Mei zich in het gebruik van de garage en het Honda-dealerschap op de Gedempte Molenwijk 4 storten. Is dat Hendrik Kooistra de eerdere bewoner van de Gedempte Molenwijk no. 2e, later no. 6 ?
Misschien kunnen we via de kadastrale route iets dichterbij de eigendomssituaties komen. Homecenter Feenstra B.V. neemt in het dienstjaar 1978 een zgn. ‘verbouw’ voor haar rekening voor het kadastrale perceel A-4733 van 5.93 are. Dat wordt dan verantwoord als ‘winkel en showroom’. Practisch onmiddellijk in het dienstjaar 1979 gevolgd door verkoop aan Scapino b.v. te Assen (legger 6555.1). Deze b.v. wil er in het dienstjaar 1982, na verwerving van 0.59 are, dus vergroot tot 6.52 met het nieuwe kadastrale nummer A-6507 via verkoop ook al weer vanaf. Wie die nieuwe koper is hebben we niet kunnen vaststellen.
Verder verkoopt Homecenter Feenstra B.V. in 1982 niet alleen die 0.59 are aan Scapino B.V. (voortgekomen uit A-4732), maar tegelijk ook twee percelen aan Hendrik Jan van der Mei, directeur, Compagnonsstraat 109 te Gorredijk, resp. een winkel en erf, groot 3.60 are met kad.no. A-6505 én een bedrijfspand, groot 7.55 are met kad. no. A-6506. Beide worden op het adres Gedempte Molenwijk 4 gesitueerd. Zal deze H.J. van der Mei, in zijn jongere jaren een geduchte grasbaanracer, de man zijn geweest van de eerdere combinatie autohandelaren op Gedempte Molenwijk 4 : ‘Kooistra en Van der Mei’?
De hieronder staande situatieschets begeleidt bouwdossier 1977, nr. 24 van het bouwtechnisch ontwerpburo J. Assen te Emmen voor het plan van Homecenter Feenstra B.V. te Wolvega.
Hieronder de bestaande voorgevel van kadastraal A-4732 (zie situatieschets).
Gevolgd door de gewijzigde voorgevel aan de Gedempte Molenwijk van kadastraal A-4732.De industriële kenmerken van de Hepkemadrukkerij en het gekartelde werkplaatsendak van de Jager en Wierda toevoeging behoren volledig tot het verleden.
Hieronder het bestaande voorgeveldeel van kadastraal A-4733 (tot de werkplaats van Postuma).
En ... tenslotte (hieronder) de gewijzigde voorgevel in de nieuwe situatie van kadastraal A-4733.
Opnieuw een onverwachte flash-back door een intrigerende mededeling in de Friese Koerier van 27 juli 1962. Een advertentie met de boodschap ‘Wegens vakantie gesloten is vanaf 28 juli tot en met 4 augustus: ‘GARAGE WEILAND’, Gedempte Molenwijk, Heerenveen”. Nog boeiender wordt het als het onvolprezen zoekprogramma ‘Delpher’ in de Friese Koerier een bericht vindt, dat de heer C. Weiland (eigenlijk Cornelis Jan Weiland), garagehouder aan de Gedempte Molenwijk een vergunning heeft aangevraagd voor een drastische verbouwing van zijn bedrijf. Hij wil een gedeelte van de ruimte bestemmen tot sporthal voor de Sportschool van judoleraar Jan Ebert, die daarmee een veel betere accommodatie kan krijgen.
De carrière van Jan Ebert start in zijn geboorteplaats Heerenveen als hij op 1 september 1958 als ‘Sportschool Ebert’ zich vestigt én opleidingen aanbiedt van dames en heren in judo en jiujitsu en tevens onderwijs in jeugd-judo. In de Kerkstraat vindt hij in het St. Vincentiuslokaal een voorlopige bestemming voor zijn lessen.
Dracht 100 - de tabakszaak van zijn ouders - blijft lange tijd het aanmeldingspunt voor het lidmaatschap. De regelmatig terugkerende wedstrijdbijeenkomsten worden meestal afgewerkt in de Blauwe Zaal van de Schouwburg, een enkele keer ook bij Tjaarda in Oranjewoud. Of het St. Vincentiuslokaal steeds als trainingsfaciliteit is gebruikt wordt verondersteld, maar zekerheid daarover hebben we niet kunnen vinden. De verrassende plannen van garagehouder Weiland komen in juli 1962 als een donderslag bij heldere hemel. Zo’n plan roept wel vragen op, zoals:
Waar is garage Weiland precies gevestigd op de Gedempte Molenwijk? Heeft hij toestemming voor dit plan gekregen ?
Die eerste vraag kan volledig worden beantwoord door de exploitant van de naaimachinehandel en stoffenzaak “De Duif”. De achterkant van zijn zaak ligt recht tegenover de brede garagedeur van Weiland aan de andere zijde van de Gedempte Molenwijk. De gedurige drukte met auto’s - die voornamelijk in de showroom een plaatsje hebben gevonden - maakten het tot een boeiend schouwspel. Eerst blijkt Weiland een dealerschap te voeren van DKW en vrij korte tijd daarna bepaalt de Audi de verkoopadvertenties. De tweede vraag blijft vooralsnog alleen te beantwoorden door de direct betrokkenen. Die ‘Ebert-dojo’ - waarvoor geen bouwvergunning is afgegeven - moet dan (illegaal) zijn tot stand gekomen zijn in de periode 1962 tot garage Weiland op 23 oktober 1965 (Friese Koerier) een nieuwe locatie blijkt te hebben gevonden op de Heerenwal 176. Volgens het adresboek 1966 wordt dat adres bewoond door T. van der Schaaf, automonteur. Is deze automonteur dus de representant van de heer J. C. Weiland ? Tijd om de woningkaart te raadplegen derhalve. Daaruit komt naar voren, dat het adres al een aantal jaren een garagebestemming heeft. De vorige bewoners blijken namelijk van 1957 tot 1962 Rinze van der Schuit en van 1962 tot 1965 Rinze A. van der Schuit. Daarvoor heeft Dirk H. Slier er als servicebedrijf gebruik van gemaakt. Die namen mogen we ook ook graag associëren met ‘automobielen’. Tjibbe Schaaf betrekt de bijbehorende woning per 26 augustus 1965 en maakt 31 januari 1968 als bewoner plaats voor Cornelis J. Weiland. Die heeft eerder gewoond in de Binkesstraat (’61-’68) en nog daarvoor in de Leliestraat van 1953 tot 1961.
De Friese Koerier van 21 mei 1971 laat voor het eerst bij de garage-weekenddiensten weten, dat garage Weiland voortaan op ‘t Meer 161 zijn diensten aanbiedt. Later zit op Heerenwal jarenlang de CAF met haar winkel van agrarische en doe-het-zelf artikelen en daarna de steenhouwerij Franssen b.v.
Sprekend over Jan Ebert zijn we via de Leeuwarder Courant er achter gekomen, dat hij naast zijn judo-aktiviteiten zich ook bezig heeft gehouden met de verkoop van sportkleding. Op 18 november 1971 doet hij dat volgens een advertentie op de Gedempte Molenwijk 4. Maar ... dan is er al lang geen sprake meer van garage-bezigheden van Kees Weiland op dat adres.
Veronderstelling: Gezien de kadastrale aanduiding “dienstjaar 1961 vereeniging” heeft de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda de samenvoeging van 3297.19 tot en met 3297.23 vast laten leggen in leggerregel 3297.24. Met A-4137 voor een ‘garage en erf’ met een grootte van 11.67 are bereiken ze een fors pand. Daarvan zal de garagist C. Weiland (Kees Weiland) best een flinke portie hebben kunnen huren, omdat daaraan tevens de huisnummers 4 én 6 worden gekoppeld per 1 januari 1967.
Wanneer Stoffenzaak Keizer in april 1966 wegens verbouwing de zaak heeft verplaatst van de Dracht naar de Gedempte Molenwijk zit de ingang recht tegenover de Opel-garage (Jager & Wierda is dan nog steeds dé Opel-dealer van Heerenveen!). De lok-advertentie van 18 april 1966 noemt de noodwinkel van Keizer in het pakhuis met de ronde hoek “Bij Keizer in de blokhut” en verbindt daaraan enige verbouwingsreclame: Ballerina-nylons !
Ontwaakt uit onze flashback naar de jaren zestig en weer bij bewustzijn om ons te kunnen richten op de nieuwe ontwikkelingen, welke de jaren tachtig voor ons in petto hebben, stuiten we eerst op het bouwdossiernummer 364 van het jaar 1979-1980. Van een redelijk inzichtelijke situatie lijken we te belanden in een horrorscenario.
Het begint met een aanvraag voor een bouwvergunning, welk als datum van ontvangst bij de gemeente is ingeschreven op 28 juni 1979 en waarop Burgemeester en Wethouders van Heerenveen een besluit moeten nemen. Het betreffende formulier is door de aanvrager G. Peereboom in zijn kwaliteit van eigenaar gedateerd op 26 juni 1979. Op dat ogenblik woont hij te Oldeholtpade. Hij vraagt een vergunning voor het gedeeltelijk vernieuwen en veranderen (verbouwing) van het ‘vervoersbedrijf’ op de kadastrale percelen Heerenveen A-3462, A-2069 en A-3098deels. Het is plaatselijk bekend als Ged. Molenwijk 8-10. In een bijliggend stuk blijkt juist dat pand het voormalige pand van vervoersbedrijf Taxi Oenema te zijn.
Commentaar: De kadastrale aanduidingen A-3462, A-2069 en A-3098deels blijken in het aanvraagformulier kadastraal gezien ronduit misleidend. A-3462 blijkt in het dienstjaar 1944 te zijn verkocht in twee gedeelten aan de heren Broersma en Brouwer. Het betreffende perceel wordt door de ‘verkoop’ gesplitst en zij krijgen daarvoor ieder een eigen, nieuw kadastraal nummer resp. A-3570 en A-3571. Hetzelfde gebeurt in hetzelfde dienstjaar met A-2069, welke ook wordt verdeeld over A-3570 en A-3571. Vervolgens worden in het dienstjaar 1952 de nummers A-3570 en A-3571 samengevoegd tot A-3840 als bezit van de N.V. Jager en Wierda. Een stukje van A-3098 wordt daar onder de nuancering ‘deels’ aan toegevoegd. Uiteindelijk ontstaat dan in dienstjaar 1973 het kadastrale nummer: A-4732. Dit nummer had moeten worden genoemd in het bouwdossier nr. 364 van het jaar 1979.
Het ontwerp valt onder de verantwoordelijkheid van - en ook de uitvoering van het bouwwerk - Bouwadvies-en architectenburo A. Veneboer BV aan de Nieuwstraat 28 te Heerenveen. De aannemingssom is begroot op fl.400.000,-.
Het is vervolgens gebruikelijk, dat de aanvraag met de tekeningen worden voorgelegd aan de Provinciale Friese Schoonheidscommissie. Zij worden op de hoogte gesteld bij een schrijven van 10 juli 1979 en sturen op 22 augustus 1979 hun oordeel. Zij adviseren de gemeente uit een oogpunt van schoonheid de vergunning te weigeren en zij verwijzen naar een bijgaand schrijven, waarin ze een volledig herzien plan eisen en dan met name voor een beter gestructureerde luifelvorm met ondersteuning langs de straatzijde. Bovendien wil de commissie ook inzicht in de materiaal-en kleurgegevens, die in het voorgestelde plan volledig ontbreken. Zij sturen een ‘suggestieschets voor de‘winkelgalerij’ mee, maar dan niet met hoekige-platte luifelvormen, maar met gebogen luifelvormen. Op deze schets van de Schoonheidscommissie staat als datum 20-8-79.
Het blijkt, dat deze suggestie het niet heeft gehaald, want architect Veneboer handhaaft zijn hoekige luifelvormen. Deze vinden evenwel geen genade van het gemeentelijk bouwtoezicht. Een aantekening van een gemeentelijke ambtenaar van 10 september 1979 stelt dat ‘luifels met arkaden akk.(oord) zijn, mits boven eigen terrein’. In de aanvankelijk tekening staken de luifels 2.70 meter naar voren uit, terwijl de gemeente niet verder wil gaan dan 2.20 meter. In de gewijzigde tekening is aan die eis voldaan.
Op 27 september 1979 stuurt de Directeur Gemeentewerken van Heerenveen aan de Prov. Friese Schoonheidscommissie nog een aantal gegevens, o.a. naast de opgegeven bouwsom de aard van het gebouw (winkels), materiaal trasraam en opgaande muren (metselwerk en glas) en schilderwerk (nader overleg), plus een aantal tekeningen.
De architect de heer A. Veneboer heeft kennelijk de adviezen ter harte genomen, want een tweede reactie van de Prov. Friese Schoonheidscommissie, d.d. 23 oktober 1979, valt een stuk positiever uit. De commissie heeft met waardering kennis genomen van de herziening van het plan, maar heeft nog een kritische aantekening over de ‘beluifeling van het centrale hoge gebouw’.
Op 30 oktober stuurt de heer L. Kasje namens architectenbureau Veneboer B.V. nog een set nieuwe tekeningen nrs. S-2 aan gemeentelijk vertegenwoordiger Popma over die verbouwing.
Dan volgt op 6 november 1979 het advies van bouwtoezicht, welke positief luidt en B. en W. van Heerenveen stuurt G. Peereboom “Bouwvergunning nummer 364-79” naar Oldeholtpade. Hij mag beginnen met het “verbouwen van een garage-vervoersbedrijf tot winkelpanden" op de eerder genoemde percelen. B. en W. tekenen de vergunning op 9 november 1979.
Bijna vanzelfsprekend wordt in een tweede bijlage melding gemaakt van een aantal voorwaarden, zoals: per winkel(eenheid) moet een aansluiting worden gemaakt op het gemeenteriool, waarvoor een rioleringsplan ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan het bouwtoezicht; onder de meterkast nabij de hoofdtoegangsdeur moeten voorziening worden gemaakt voor de invoer van leidingen en kabels; de horizontale brievengleuf van 32 x 265 mm wordt geëist op 1.10 meter hoogte. Verder verwacht de gemeente bericht te krijgen van begin en voltooiing van de werkzaamheden en nog een aantal technische aanwijzingen ter controle: brandwerendheid; droogpoederbrandblusser; c.v. ruimte-regels; meterkastbepalingen.
Maar .... dit muisje heeft nog een staartje, want er doemen enkele complicerende omstandigheden op. Bij oppervlakkige bestudering noemen wij het alvast een ... hoofdpijndossier ! Dat blijkt wanneer B. en W. op 20 februari 1980 een schrijven richt aan de Directie van Woonrijck B.V., per adres Veneboer B.V. Niet de verbouw op zich van (voorheen) garage Oenema aan de Gedempte Molenwijk, maar met name de beluifeling boven en in de gemeentegrond vereisen een nadere overeenkomst. De gemeente staat erop, dat het de vorm krijgt van ‘recht van opstal’ omdat zij eigenaar is van de grond, waarboven en waarin de kolommen van de luifels worden geplaatst. Er is op korte termijn een verzoek nodig van Peereboom om dat te kunnen regelen, omdat de werkzaamheden al zijn begonnen. Alle participanten en belanghebbenden in dit proces ontvangen een afschrift van dit schrijven, zoals de Dienst Bouw-en Woningtoezicht én Weg en Waterbouw; Directeur Woonrijck BV, Oldeholtpade; Mr. Joh. de Jager, Leeuwarden; Afdeling II, K.R. Poststraat 10, Heerenveen.
De heer Peereboom reageert prompt per brief van de 21e februari 1980. Hij laat daarin weten gaarne bereid te zijn tot het aannemen van een recht van opstal ‘betreffende de bouwwerken die gebouwd zullen worden op het perceel dat eigendom van de gemeente blijkt te zijn’. Hij is zich ervan bewust dat de opstalverlening een zaak is van de gemeente als eigenares van de bedoelde grond aan de Gedempte Molenwijk. En ... hij sluit alvast een concept-opstalrecht in. Hij vindt het van belang, dat het opstalrecht geregeld is voordat die bouwwerken worden uitgevoerd. Graag wil hij meewerken aan een spoedige notariële procedure. Niet alleen wordt dit schrijven gericht aan het college, maar ook aan zijn advocaat mr. Johs. de Jager te Leeuwarden. Op 22 februari staat het stempel van een ingekomen stuk bij de gemeente op dit schrijven.
Uit een reactie op het schrijven van Peereboom van de 21e februari 1980 wordt in de eerste zin gerefereerd aan de aangehaalde brief, maar tevens “in aansluiting op het gesprek dat u en een medewerker van het architectenbureau Veneboer b.v. hebben gehad met de heer Ytsma van de afdeling bouw-en woningtoezicht van de dienst gemeentewerken”.
Vervolgens zijn er in het bouwdossier in de periode van 21 februari tot 13 maart 1980 geen stukken aangetroffen over wisseling van informatie of het oplossen van strijdige standpunten. Uit een advies van de directeur van gemeentewerken van 2 april 1980 aan B. en W. over het bouwplan van Peereboom wordt voorgesteld de heer Peereboom te informeren over de maximale maat van de luifel. Daarbij moet worden aangegeven hoe dat moet worden geregeld. Bovendien dient te worden medegedeeld de te betalen reconstructiekosten.
Vermeld wordt tevens, dat de architect is ingelicht over de onmogelijkheden. Bovendien is telefonisch de heer Jager geïnformeerd en is het hem uitgelegd. Er wordt geconstateerd dat de architect het plan niet heeft aangepast en aan de advocaat is duidelijk gemaakt dat het eigendomsrecht volledig los staat van de bouwvergunning. Mr. Joh. de Jager is dat volstrekt oneens met de gemeente en bij schrijven van 11 maart laat hij dat ook onomwonden weten. Wanneer de bouw moet worden stilgelegd, omdat er een nieuwe vergunning noodzakelijk is, dan moet de gemeente de daaruit voortvloeiende schade volledig compenseren. De Jager schat dat die schade inmiddels wel fl.100.000,- zal gaan bedragen. Hij eist dat Peereboom door mag gaan op basis van de verstrekte vergunning, daarvan schriftelijk ook expliciet bericht krijgt en de kosten van vervanging voor een nieuwe vergunning en de reeds ontstane schade volledig terug krijgt. Anders is een gang naar de burgerrechter niet meer te vermijden.
In de nota van de directeur van gemeentewerken van 2 april staat dat de reactie van de advocaat op 20 maart ook is besproken met Peereboom. Hem is duidelijk gemaakt, dat die reactie overtrokken is en beslist onjuist. De oplossing ligt in een regeling voor het ‘recht van opstal’, zoals hem al eerder is meegedeeld .
Het college van B. en W. laat nu per 28 april 1980 weten ‘onder voorwaarden’ bereid te zijn een ‘recht van opstal’ te verlenen ten behoeve van die luifels. Het aanbrengen daarvan heeft tot gevolg dat ter breedte van het perceel Ged. Molenwijk 8 een reconstructie moet plaatsvinden van het dwarsprofiel van de weg. Daar ter plaatse moet er dan in de lengterichting worden geparkeerd, terwijl nu dwarsparkeren mogelijk is. De kosten van die reconstructie zijn begroot op fl.4000,- en komen derhalve volledig voor rekening van de heer Peereboom. In verband hiermee kunnen de luifels, die op bouwtekeningen voor de vergunning van 9 november 1979 zijn aangegeven, alleen worden uitgevoerd als ze niet meer dan 2.20 meter van de voorgevel uitsteken. Daarvoor moeten dus drie gewijzigde situatietekeningen aan de dienst gemeentewerken worden overgelegd. Intrekking van de bouwvergunning is dus niet nodig. Er kan worden volstaan met een wijzigingsverzoek op de bouwvergunning. De vraag aan de heer Peereboom is nu dus: gaat u accoord met het gevraagde recht van opstal onder de voorwaarden van het concept-besluit ? En ... bent u bereid de werkelijke kosten van de reconstructie à fl.4000,- te voldoen vóór 15 mei 1980 ? Dan is een schriftelijke akkoordverklaring van één exemplaar van de toegestuurde brief toereikend.
Hoewel in het bouwdossier het concept-besluit - mede op basis van het advies van de directeur van gemeentewerken van 2 april 1980 - is opgenomen, besparen we u verder daarvan de details onder de letters a tot en met k.
Evenwel ... er is nog een twistpunt ! Ambtenaar D.H(endriksma ?) belt 10 april 1980 met de heer Huitema van architect Veneboer en meldt hem, dat de nieuwe tekening ook gewijzigd is op het aantal te realiseren winkels. Er is nu sprake van 5 winkels terwijl er op de oude vergunning slechts sprake is geweest van 4 stuks. Een dag later komt er een reactie van de heer Huitema, dat niet alleen het aantal winkels is
gewijzigd, maar ook dat er een centraal gestookte centrale verwarming voor alle winkels is gepland. Die veranderingen staan op de tekeningen B-1 en B-2 van 27 februari 1980. Op de inhoud daarvan is niets meer schriftelijks te vinden, met uitzondering van het commentaar daarop van een gemeente-ambtenaar op een ‘memo-blaadje’ in het dossier met de tekst: “Tekeningen vervallen 9-5-80. (Paraaf onleesbaar)”
Hierboven staat het aanzicht van de voorgevel van het schetsontwerp van de ‘verbouw pand a/d Molenwijk’ door het Bouwadvies-en Architectenburo A. Veneboer B.V. , bladno. B-1, na dat er vanaf 12-10-’79 tot en met 28-4-’80 negen keer wijzigingen zijn aangebracht. Aan de linkerkant ziet U eerst een stukje van het pakhuis van J. Hoogeveen (nr. 12) en vervolgens de schoenhandel-reparatieinrichting van L. Bandstra (oudjaar 1973 ook nr. 12). Deze beide panden vallen buiten dit bouwplan en zijn al eerder tot stand gekomen. (1968 !) Daarna komen eerst ‘winkel 1’ (op een aparte schets staat als huurder ‘t Haagje) en ‘winkel 5’ (wordt de Babyshop), die in de eerste schetsen samen ‘winkel 1’ hebben gevormd. Vervolgens ‘winkel 2’, ‘winkel 3’ en ‘winkel 4’. De nummers staan ter plaatse van de entree. De deuren van de trappenhuizen aan weerskanten van de entree van winkel 4 zitten in de loodlijn van de twee verdiepingsramen. De woningkaart waarop cafetaria ‘t Haagje (later snackbar genoemd) is genummerd als Ged. Molenwijk 10a. De ‘Babyshop’ wordt gesitueerd op Ged. Molenwijk 8a volgens de woningkaart.
Rond oktober 1980 moet de bouw voor het grootste gedeelte achter de rug zijn geweest, maar een oplettende gemeenteman van bouw-en woningtoezicht ‘G.’ laat in het dossier nog een ‘aantekening’ achter. Zijn vraag: “Zijn de aansluitingen gemaakt of niet ?” wordt door hemzelf beantwoord met “Volgens mij zijn hier nooit tekeningen omtrent de riolering ingeleverd. G.”
Hoe zich de volgende twee berichten verhouden tot het gehele proces van het bouwplan van ‘t Woonrijck en haar directeur G. Peereboom zal vermoedelijk mede-oorzaak zijn van onze opvattingen over ‘hoofdpijndossiers’. Op 17 oktober 1980 maakt de griffier van de arrondisementsrechtbank te Leeuwarden bekend, dat door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEUBELINDUSTRIE ’t WOONRIJCK B.V. gevestigd te Heerenveen, Zilverweg 3, een verzoekschrift is ingediend tot het bekomen van surséance van betaling en dat bij de op 10 oktober 1980 gegeven beschikking door de rechtbank de surséance van betaling voorlopig is verleend met benoeming van Mr. W. Voorthuijsen, advocaat en procureur te Leeuwarden, Willemskade 12a tot bewindvoerder, teneinde met de schuldenares het beheer over de zaken te voeren. Tevens is bepaald dat de schuldeisers en de schuldenares op het verzoekschrift zullen worden gehoord in het paleis van justitie te Leeuwarden op donderdag 12 februari 1981 te 12.00 uur. Bij gemeld verzoekschrift is geen ontwerp van accoord gevoegd.
Op dezelfde dag 17 oktober 1980 wordt eenzelfde bericht met als lijdend voorwerp genoemd ‘de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PEEREBOOM MEUBELEN B.V. gevestigd te Heerenveen, Heideburen 47. Voor deze b.v. is de beschikking eveneens afgegeven op 10 oktober 1980 en dezelfde advocaat Mr. W. Voorthuijsen is aangewezen als bewindvoerder. Op 12 februari 1981 om 12.20 uur zullen deze b.v. en haar schuldeisers worden gehoord.
De Leeuwarder Courant van 18 oktober 1980 laat haar juridisch geschoolde journalist een artikel met de titel “Kredietproblemen bij twee BV’s" in Heerenveen” publiceren. De moeilijkheden komen in een periode van algemene malaise in de meubelhandel in ons land. Ondanks een vraag naar personeel zijn er kredietproblemen, die voor 95 procent buiten de directe verkoopsfeer liggen, volgens directeur-eigenaar Geuvert Peereboom. Met het afstoten van een groot verkooppunt elders zullen de financieringsproblemen ongetwijfeld met succes worden aangepakt.
De B.V.’s krijgen daarvoor de tijd tot 10 april 1982, lezen we in een bericht in de Leeuwarder Courant van 4 juni 1982, en in datzelfde bericht is op 13 mei 1982 opnieuw een beschikking afgekondigd voor Peereboom Meubelen B.V. voor opnieuw een voorlopige surseance van betaling. Daarvoor is door de B.V. een ontwerpakkoord gedeponeerd, die op 3 augustus 1982 met de schuldeisers zal worden besproken. Uit de Leeuwarder Courant van 17 juli 1982 wordt duidelijk dat de deurwaarder der rijksbelastingen dat overleg voor de Meubelindustrie ‘t Woonrijck B.V niet wil afwachten, want op 20 juli 1982 volgt een ‘Verkoop bij Executie’ op de Zilverweg 3 te Heerenveen. Gezien de beschrijving komt de complete inventaris van het kantoor, de werkplaats en het magazijn onder de hamer. Betaling à contant zonder opgeld, a.u.b.! Einde ‘t Woonrijck ?
Welnee ! Volg via <www.delpher.nl > de ontwikkelingen.
WIE WORDEN NOU DE TOEKOMSTIGE GEBRUIKERS ?
Inmiddels is de zoektocht naar gebruikers losgebroken. Dat moeten we constateren uit een tekening met als datum 29 september 1980 van Ing. M.G. Boon, welke in het dossier voor een aangevraagde bouwvergunning door GROWI-film b.v. i.o. (in oprichting) - met postadres Oude Postweg 24a, 8446 LL Rottum - aanwezig is. Deze b.v. presenteert zich als huurder van ‘t Woonrijck B.V. De huidige bestemming ‘winkel’ - op de tekening nr. 3 - moet worden vervangen door ‘bioscoop’ en is ook in deze aanvraag een ongenummerd pand aan de Molenwijk, kadastraal Heerenveen A-3462, 2069 en 3098dls. (zie eerder gemeld ‘commentaar’)
SNACKBAR ‘T HAAGJE IN WINKEL 1
Snackbar ‘t Haagje is al enige tijd gevestigd in Heerenveen en blijkt volgens de Leeuwarder Courant van 31 december 1981 te zijn gevestigd als ‘Snelbuffet ‘t Haagje’ aan de J. Mankeslaan 84 te Heerenveen, wanneer ze hun clientèle, vrienden en bekenden een voorspoedig 1982 wensen. Met behulp van het telefoonnummer 05130-22227 proberen we er achter te komen wie de exploitant van dit snelbuffet is. In de rubriek ‘Te huur aangeboden’ vinden we niet de naam maar wel zijn motief om “wegens dubbele zaken te huur” aan te bieden “snackbar zonder woning.” Wanneer je bereid bent tot zaken te komen moet je wel de “inventaris en goodwill verplicht’ overnemen. In de advertentie van 27 november 1981 is de advertentie uitgebreid met de mededeling, dat je “zonder enig eigen geld onnodig te reflecteren” ook een voorwaarde is. Ook in verschillende advertenties wordt iets duidelijk over de ‘dubbele zaken’ van de adverteerder. Er is sprake van zaken in de sfeer van boten voor de watersport en zelfs van prijzige automobielen.
Door een plotselinge ingeving krijgen we de gedachte, dat een horeca-gelegenheid waar drank wordt geserveerd dient te beschikken over een drankwetvergunning. Daarvan weten we, dat het gemeentearchief in haar inventaris over de periode 1934 tot 1985 een behoorlijk aantal dossiers heeft bewaard. Bij de aanvraag van een aantal van deze dossiers krijgen we van de archiefbeheerder als extra informatie de verheugende mededeling, dat dit dossiers zijn die eigenlijk ‘vernietigbaar’ (in archieftermen) zijn, maar dat ze bij de inventarisatie daaraan zijn ontsnapt. Hoera, want voor ons sneppers zit daar prachtige informatie in. Veelal details, maar wel interessante details. Zo lezen we dat Gedempte Molenwijk 10a een ‘cafébedrijf’ is met een ‘broodjeshuis’ met een oppervlak van 50 m2 en en een ‘plate-servicebar’ van 50 m2. De beide met naam genoemde exploitanten, inclusief burgerlijke staat (ongehuwd), geboorteplaats en -jaar, zijn beide ondernemer, bedrijfsleider en beheerder. De heer Wijngaard is bovendien specialist in de bediening. In deze vergunningsaanvraag wordt 9 maart 1981 als vestigingsdatum genoemd; de inschrijving voor de Kamer van Koophandel volgt op 1 mei 1981 en officiële opening van het bedrijf volgt op 1 mei 1981. Als het administratiekantoor van Tjitte van Dalen op 7 september een verlies-en winstrekening en een balans voor de ondernemers presenteert blijkt, dat - gezien ze vanaf nul zijn gestart - al een behoorlijke winst hebben geboekt. Temeer dat zij ook te maken kregen met de brand, welke op 13 juli 1981 het naast hen bestaande Turkse restaurant in de as heeft gelegd. Het betekent het einde van dat bedrijf en is aanleiding voor de heren Wijngaard en Grooteman om die ruimten te annexeren aan hun zaak. Zij dienen een nieuwe aanvraag in op basis van 62 m2 voor de broodjeszaak (links) en 132 m2 voor het cafébedrijf (rechts). De plafondhoogte van 2.57 meter blijkt drie centimeter te laag, maar de gemeente geeft een ontheffingsbesluit van de verplichte hoogte. De ambities van de ondernemers gaan nog verder als ‘Café Het Anker’ op de Oude Koemarkt 5 - het laatst geëxploiteerd door Mw.. Jongetjes-van Maanen - ter overname komt. De heer Wijngaard wil zich daar volledig aan wijden, terwijl de heer Grooteman op de Gedempte Molenwijk blijft runnen. Een financieringsvoorstel voor fl.15.000,- door de Amrobank stuit wel op enige problemen. Opnieuw wordt de bemiddeling van het administratiebureau van Dalen ingeschakeld om helderheid te geven over de bedrijfsactiviteit tot 10 december 1981. Hij schrijft dat ondanks het gebrek aan bedrijfsactiviteit van 13 juli tot 5 november door brandschade wegens derden het uitzicht op lonende exploitatie mogelijk is. Er wordt hen een nieuwe vergunning verstrekt.
Dan vinden we in de Leeuwarder Courant van 20 april 1983 een bekendmaking van de griffier van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden en rijst er het vermoeden, dat de zaken er minder florissant voor staan. De “Vof Eet-en Drinkhuis ‘t Haagje, Gedempte Molenwijk 10a, Heerenveen” met als vennoot no. 1. Frits Willem Wijngaard, Regenboog 32, en vennoot 2. Jacobus Gerardus Grootman, Lepelaarstraat 63, beide te Heerenveen, heeft een verzoekschrift ingediend tot het bekomen van surséance van betaling. Dat uitstel is verleend bij beschikking van 7 april 1983. Mr. W.A. Veenstra, advocaat en procureur te Joure wordt benoemd tot bewindvoerder en hij mag samen met de beide vennoten het beheer over de zaken voeren. Op 30 juni 1983 worden de heren om het middaguur verwacht voor overleg met hun schuldeisers in het Paleis van Justitie te Leeuwarden. Daarvoor is van te voren niet een ‘ontwerp van accoord’ ingediend.
Op 3 mei 1983 wordt ook weer in de Leeuwarder Courant meegedeeld, dat de voorlopige surseance van betaling is ingetrokken. Rechter-commissaris mr. F.J. Streppel zal verder moeten oordelen, terwijl mr. W.A. Voortman in de volledige rol van curator is aangesteld. Geen regeling dus !
Bij vonnis d.d. 28 april 1985 is opgeheven het faillissement van “Eet en Drinkhuis ‘t Haagje, Gedempte Molenwijk 10a, Heerenveen en de vennoten F.W. Wijngaard en J.G. Grooteman te Heerenveen”.
Periode 1983-1989 is nog verre van duidelijk voor wat betreft de zaken, die daarin hebben gezeten. Mogelijk is een kandidaat het café Pomerans, die ook gevestigd is geweest aan de Gedempte Molenwijk. Bij het verkrijgen van een drankvergunning op basis van de Horecawet zijn in ieder geval twee aanvragen die te maken hebben met de adressen Gedempte Molenwijk 10 en 10a. Op nr. 10 staat als gebruiker Café De Kroeg, maar de periode staat er niet bij vermeld. Datzelfde is ook het geval met Grillroom Shoarma Shalom op de Ged. Molenwijk 10a, 8442 BG Heerenveen.
Een waardiger en langduriger opvolger is geweest de shoarma-grillroom “SHALOM”, welke zich rond 1998 in het pand van de eerdere snackhal aan de Gedempte Molenwijk 10a naast de schoenmakerij van Bandstra heeft gevestigd. Deze maakt volgens een bericht in de Leeuwarder Courant van 19 januari 2013 kans op een pand aan het Breedpad.
BABYSHOP BAMBI IN WINKEL 2
Welgeteld ‘één’ advertentie van Babyshop Bambi aan de Gedempte Molenwijk te Heerenveen hebben we kunnen traceren in de Leeuwarder Courant van 24 december 1986. Die unieke gebeurtenis willen we U niet onthouden. De woningkaart situeert deze ‘enige’ winkel in zijn soort op de Gedempte Molenwijk 8a, en de huisnummerconcordans bevestigt dat. De advertentie wijkt daarvan af door het te situeren aan de Gedempte Molenwijk 8 ! Op de overzichtstekening hebben we al vastgesteld dat het dan gaat om winkel nr. 2.
Dankzij een artikel van Maria Delgrosso met de titel ‘Stadsproblemen’ in centrum Heerenveen, in de Leeuwarder Courant van 27 mei 1993, weten we iets meer over de Babyshop Bambi van eigenaar Theo van Schie. De shop staat dan al tien jaar aan de Gedempte Molenwijk en dat betekent dat het daar is gestart in het begin van 1983. Dit artikel onthult ons meteen ook de problemen die kort daarvoor zijn ontstaan door de reconstructie van de straat door de hoge gemetselde middenscheiding in de straat, welke het langzaam en het snelverkeer zou moeten reguleren. Twijfelachtige horeca, uitgaanscentra en gokhallen zouden ook de handel danig hebben gedrukt. Het is spijtig, dat we geen opheffingsbericht in de krant hebben kunnen vinden. Mogelijk dat de ‘Babyshop’ slechts een voorloper is geweest van de eveneens in 1996 in Heerenveen geopende ‘Geboortewinkel’.
Eerlijkheidshalve moeten we constateren, dat op de kleurenfoto uit augustus 1989 de situatie van de panden in dat jaar niet meer dezelfde zijn als in 1983.
MOVIE SKOOP IN WINKEL 3
In een nota aan B. en W. door Gemeentewerken wordt vermeld, dat in het pand Taxi Oenema heeft gezeten met als adres Ged. Molenwijk 8. De heer F. Witteveen te Tjalleberd (en partner van J.F. de Groot) van de GROWI-film b.v. krijgt bericht dat de toestemming voor de bioscoop (waarvoor toestemming van de brandweer nodig is) moet worden gevolgd door een bouwvergunning. Deze aanpassing eist een bouwsom van fl.30.000,- en voor c.v. en airconditioning fl.3.000,-. Bouwbedrijf Sloothaak zal in dat geval de bouwmeester zijn. De vergunning is op 14 oktober 1980 verleend ! Tevens wordt er ook een vergunning afgegeven op basis van de Drank-en Horecawet voor de periode 1981-1982. In het dossier 20-8 worden natuurlijk Anne Andries de Groot (1955) en Franke Witteveen (1953) als ‘ondernemers’ opgevoerd, terwijl als bedrijfsleider met een diploma algemene handelskennis Albertha Christine Witteveen-Peenstra met naast zich Jan Waterlander met een diploma vakbekwaamheid voor het cafébedrijf. Jan Waterlander is sinds 1976, dus ook nog op dat ogenblik caféhouder van Café ‘t Centrum aan het Breedpad 9. De ondernemers krijgen van het gemeentehuis te horen, dat de Horecawet deze constructie niet toestaat en laat weten, dat de aanvraag moet worden ingetrokken of afgewezen. Dit speelt zich af in februari 1981. Veertien dagen later wordt een nieuwe vergunning aangevraagd op basis van het in mei 1978 behaalde Vakbekwaamheidsdiploma Cafébedrijf van Emmeloorder Theo Bruning (1949). Hij wordt nu de tweede beheerder-werknemer bij Growifilm ofwel de Movie Skoop.
Het GROWI-film initiatief wordt verder in de kranten gelanceerd als ‘Filmtheater Movie Skoop’. Geen ingewikkelde en lekker makend nietszeggende reclame vooraf, maar recht voor z’n raap in de Leeuwarder Courant van 6 maart 1981. Drie spraakmakende films worden aangekondigd: 1. Messer im Kopf, van Reinhard Hauff; 2. The night of the living death, een ode aan de griezelcultus in de V.S.; 3. G.I. Blues, met Elvis Presley. De heren Witteveen en de Groot houden op de middag van 5 maart 1981 een ‘open huis’ aan de Gedempte Molenwijk 8a in de ruimte van winkel 3. (zie illustratie). Vervolgens worden de aankondigingen uiteraard steeds vermeld in de vaste rubriek in de krant met als titel: ‘Waarheen morgen in Friesland. Films.’ Plotseling evenwel wordt dit afgebroken. De laatste keer wordt ‘Battle for the island’ geannonceerd in de Leeuwarder van 9 juli 1981. Een brand in de bioscoop van kort daarna in juli 1981, die zowel de apparatuur als het pand een prooi van de vlammen doet worden, werpen de initiatiefnemers - gelukkig - slechts tijdelijk terug. Later komen ze weer terug in een ander pand aan de Gedempte Molenwijk op het adres 4b. Edoch ... de horecavergunning voor dat nieuwe pand spreekt over het adres Ged. Molenwijk 4a (sic). Die derde aanvraag - dus na brand - is gedateerd op 13 november 1981. (Zie verder Movie Skoop 2.0). Na de herbouw komt er op het adres 8a (eerder als 8 aangegeven) de amusementshal FLASH.
BAR-DANCING-DISCO-VIDEOTHEEK ‘ACAPULCO’ IN WINKEL 4
Bouwdossier 1979-164 (met alle beschreven plannen van Geuvert Peereboom en architect A. Veneboer) en bouwdossier 1980-381 (met de specifieke eisen voor de Movie Skoop van de heren de Groot en Witteveen in een van de winkels van de winkelwand door Veeneboer) zijn nauwelijks uitgevoerd of er dient zich een minstens even spraakmakende en aanvullend bouwdossier aan van een potentiële huurder van eigenaar Peereboom. Deze keer is het bouwdossier 1982, no. 51, waarvoor de aanvraag wordt gedaan door Mazzeltov BV, Gedempte Molenwijk 6, 8442 BG Heerenveen.
Merkwaardig en bijzonder is niet alleen de naam van de huurder Mazzeltov B.V. maar ook dat de aanvraag voor een horeca-drankvergunning is gedateerd op 14 december 1981. Die aanvraag blinkt uit door andere bijzonderheden. In dat stuk spreekt de reeds benoemde bedrijfsleider-beheerder met middenstandsdiploma Freerk Offeringa (1952), dan nog wonend op de Lycklemaweg 13 in Wolvega, van Mazzeltof B.V. Tussentijds wordt de beoogde gemachtigde bedrijfsleider Offeringa er door de gemeente aan herinnerd, dat de Kamer van Koophandel nog steeds geen inschrijving in het handelsregister heeft kunnen doen. Er is nog geen aanvraag ingediend. De bouwaanvraag beoogt het pand Gedempte Molenwijk 6 gedeeltelijk te veranderen om de toekomstige bestemming ‘Bar-Dancing-Disco-Videotheek’ te kunnen realiseren. Daarvoor hebben zij op 19 februari 1982 een aanvraag ingediend. Ook hier dreigt de ‘hoofdpijn’ een flinke kans te krijgen. Waarom ? Wel ... de allereerste advertentie die in de Leeuwarder Courant de opening aankondigt van ‘Acapulco bar-dancing-disco-videotheek’ in het pand Ged. Molenwijk 6 staat in haar uitgave van 22 januari 1982! Mogen we nu al concluderen, dat de vermaaksindustrie een nieuwe dimensie van planning in Heerenveen heeft geïntroduceerd en de BV Mazzeltov daarin een leidende rol heeft gespeeld ? Tenzij ... we een vergunningsaanvraag hebben gemist en dan valt te denken aan een niet ter inzage te krijgen exemplaar uit de gemeentelijke bouwtoezichtadministratie. Het zou dan gaan om vergunningsaanvraag 1981-19, welk gaat over het kadastrale perceel A-4734 (deels) en dan specifiek het pand: Ged. Molenwijk 6 !
Immers ... ook het dossier 1982-51 richt zich op A-4734 (deels) en het pand Ged. Molenwijk 6.
Uit dit dossier lezen we overigens wel, dat het bestaande gebouw een dak heeft van houtwolcement met mastiek, een systeemplafond en een betonnen vloer op de begane grond. Aanvullend vernemen we uit het Horecadossier 23-5, dat het hele pand 312 m2 oppervlakte benut voor de bar-dancing-discotheek aktiviteiten. De grootste verrassing is te constateren uit het horeca-dossier, dat als eigenares wordt vermeld van Mazzeltov B.V., mevrouw G. Peereboom-Mulder uit Oldeholtpa. Uit het bouwdossier lezen we dan weer, dat de gemachtigde bedrijfsleider van Mazzeltov BV de bovenwoning Gedempte Molenwijk 6a als adres voor de bedrijfsleider Fr. Offeringa heeft bestemd. Nogmaals worden we door het Horecadossier verrast, wanneer we een uitnodiging aantreffen voor 28 januari 1982 van de opening van de Dancing-Disco-Videotheek ACAPULCO met als gastheren G. Peereboom en Fr. Offeringa.
Voor de daadwerkelijke verbouwing is bouwondernemer Busstra BV te Luinjeberd aangetrokken. Het gaat om een aannemingssom van fl.9500,-. Daarvoor wordt de vergunning afgegeven per 14 april 1982. Dus in feite achteraf !!!
Het pand wordt volgehangen met electronika, beeldschermen, projectieschermen, stroboscopen, spiegelbollen, lichtgordijnen, verfprojectoren, geluidsboxen en als klap op de ‘betonnen vloer’ een ‘roestvrij stalen dansvloer’. Wanneer je dan nog niet in trance bent geraakt, zijn er altijd nog de bar-faciliteiten. De programmering is gericht op de avonden van donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag. Bekende namen in de Heerenveense dance-wereld zijn b.v. LoBo, Bert Bakema, Babe, Cees van Zijtveld, Bert Meijer, Bridge, Liberty en G. Veenstra. Er is ook tegenslag, als moet worden besloten dat op 16 september Acapulco moet worden gesloten door ‘ziekte’ van de beheerder. Dat blijkt volgens het drankwetdossier net even genuanceerder te liggen, want daarin wordt de bevestiging van een ontslagbrief voor de heer Fr. Offeringa aangetroffen. Hij is aan de kant geschoven per 31 augustus 1982 ‘wegens slechte resultaten’. Dat bericht is ‘Get. Mazzeltov B.V., G. Peereboom-Hulzebos’, de dato 2 oktober 1982.
In de periode daarna zal men naarstig bezig zijn geweest voor vervanging van het beheer en de bedrijfsleiding. De sluiting van Acapulco wegens reorganisatie en vernieuwing - volgens de Leeuwarder Courant van 7 april 1983 - blijkt evenwel tevens het einde van deze bar-dancing-video-discotheek met haar oogstrelend vormgegeven krantenkoppen. De opvolger staat al klaar, en Mazzeltov B.V. gaat door.
BAR-DANCING-DISCO BACCHUS opvolger van ACAPULCO
Voor de sluiting van ACAPULCO herinnert de gemeente op 18 februari 1983 de directie van Mazzeltov B.V. eraan, dat er een nieuwe drankwetvergunning dient te worden aangevraagd. Inmiddels zijn er ook al onderhandelingen gaande voor de vervanging van de bedrijfsleidersfunctie. Dat leidt er toe, dat om en bij 19 mei 1983 een aanvraagformulier voor een drankwetvergunning wordt aangevraagd voor de heren Johannes Marinus de Vaan (Nijmegen 1957), horecagekwalificeerd, en Johannes Cornelis Hakvoort (Elst 1958), die zijn papieren niet kan overleggen. De heren krijgen beide de kwalificatie bedrijfsleider en het blijkt dat zij de Dancing Discotheek BACCHUS zullen gaan beheren.
Ruim twee maanden na 7 april 1983 wordt het Heerenveense discodancingpubliek volledig gecompenseerd voor de sluiting van ACAPULCO met de nieuwe gebruiker - de door brand op de Oude Koemarkt dakloos geraakte - ‘Bar-Dancing-Discotheek BACCHUS’. De Leeuwarder Courant van 17 juni 1983 annonceert het populaire duo ‘Maywood’ - de zusjes De Vries uit Uitwellingerga - als breekijzer. Er doen zich nog wel weer enkele strubbelingen voor, zoals een bericht van 18 juli 1983 Daarin bevestigt J.M de Vaan dat hij geen bedrijfsleider is, maar uitsluitend optreedt als vergunninghouder voor de Amusementshal op de Gedempte Molenwijk 8. Op maandag 5 september 1983 openen een viertal personen namelijk de Amusementshal FLASH Heerenveen. Dat zijn Raf Terwindt, Jan de Vaan, Han Lampe en Henk Akkerman, bedrijfsleider.
Uit de aanvragen voor de drankwetvergunningen uit het dossier van Mazzeltov b.v. moeten we wel de conclusie trekken, dat zowel Bar Bacchus op nr. 6 als de Amusementshal FLASH op nr. 8 opereren onder de paraplu van Mazzeltov b.v. (dossier 23-5). De aanvraag voor een dergelijke vergunning voor een ‘nachtlokaal’ - openingstijden 24.00 uur tot 5.00 uur - op de Gedempte Molenwijk 8a door J.C. Hakvoort en de nieuwe bedrijfsleider Evert Wiersinga wordt vermoedelijk op 26 januari 1984 aan Mazzeltov b.v. geweigerd op grond van de vigerende gemeentelijke regelgeving. Dit initiatief is afkomstig uit de koker van de heer Hakvoort, die daarvoor het “diploma vakbekwaamheid voor het cafébedrijf” van Evert Wiersinga nodig heeft gehad om er een legale basis aan te geven. Zelf heeft hij nog steeds niet de moeite gedaan een kopie van zijn bekwaamheidsdiploma aan te vragen bij de S.V.H. (Stichting Vakonderwijs Horecabedrijven). Ten aanzien van Wiersinga blijkt dat deze al jaren (sinds 30 maart 1981) de ‘vakman’ is voor de exploitatievergunning van Discotheek de Muis, Nieuwstraat 17. Ook hier ligt de regelgeving dwars.
Mazzeltov b.v. is daar kennelijk ook niet zo erg gelukkig mee, wanneer ze op 24 april 1984 aan de gemeente laat weten, dat de rol van de heer de Vaan als bedrijfsleider voorbij is. Tegelijk stelt Mazzeltov b.v., dat de heer Hakvoort zijn S.V.H.-papieren heeft aangevraagd. De heer De Vaan blijkt later een uitstapje te hebben gemaakt naar de plaats Nieuw-Bergen in de provincie Limburg, waar zijn Horeca-bekwaamheid blijkbaar noodzakelijker is geweest. Niettemin hebben we onze ogen even uit moeten wrijven, wanneer we op 17 december 1984 opnieuw een vergunningsaanvraag onder ogen krijgen van het duo Hakvoort en De Vaan (die inmiddels geen bedrijfsleider meer is in Nieuw-Bergen). Op 19 december 1984 is de aarzeling van de Kamer van Koophandel als sneeuw voor de zon verdwenen en verlenen ze een nieuwe drankwetvergunning, temeer daar een kopie van het diploma van J.C.N. Hakvoort overtuigend aangeeft dat hij al op 21 mei 1981 de bekwaamheids-eisen van S.V.H. met goed gevolg heeft afgelegd.
Op het moment dat Bar-dancing-discotheek Bacchus als opvolger van ACAPULCO door de BV Mazzeltov wordt overgenomen heeft ze al een aantal jaren aan klantenbinding kunnen doen in Heerenveen. Een eerste krantenvermelding vinden we in de Leeuwarder Courant op 1 februari 1975 als “Na een korte vakantie Bar Bacchus weer geopend” is. “Heerenveen, J. Mulder”.
Als op 3 maart 1978 de Leeuwarder Courant “Grote schade bij brand in centrum van Heerenveen” kopt, blijkt dat niet alleen te gaan om de twee woningen op de Koemarkt boven cafetaria de Jong. Het snelbuffet-en het automatiekbedrijf loopt veel rook-en waterschade op. Voor het jeugdige uitgaanspubliek is het verloren gaan van bar Bacchus niet minder dan een weekend-ramp in de nacht van donderdag op vrijdag. Het is dan natuurlijk wel mogelijk om uit te wijken naar bar-dancing ‘De Gildehoff’ aan de Vleesmarkt of je heil te zoeken in ‘Het Pakhuis’ aan de Fok, maar ......nou ja ! Hoe lang ‘bar-dancing-discotheek Bacchus’ zonder accommodatie is geweest ? Daarover hoef je niet de krant te raadplegen, want dat staat er niet in. Wel weten we dat ze later een uitstekende vervanging hebben gevonden aan de Gedempte Molenwijk in het pand met nummer ‘6b’. Als we de gegevens van de woningkaart als uitgangspunt nemen, welke voor Gedempte Molenwijk 6b de zuidelijke bovenwoning en 6a de noordelijke bovenwoning van het ‘drie verdiepingen hoge garagegebouw’ aanmerkt, dan zou het nummer 6 correcter kunnen zijn. Dat is namelijk ook de locatie van ACAPULCO geweest !
Bovendien hebben we te maken met de officiële woningkaarten, waarop de bewoners voorkomen van de twee bovenwoningen Ged. Molenwijk 6a en Ged. Molenwijk 6b. Voor de noordelijke bovenwoning 6a is er na de verbouwactiviteiten per 18 februari 1981 plaats voor de uit Haskerland afkomstige Anne Andries de Groot. Twee dagen later trekt bij hem in zijn vriendin/partner Grietje van der Meer, eveneens afkomstig uit Haskerland. Kennelijk is er nog zoveel extra woonruimte beschikbaar, dat per 10 maart 1982 de bedrijfsleider van Acapulco of eigenlijk van de Mazzeltov B.V. de heer Freerk Offeringa op dit zelfde adres kan worden ingeschreven. Over het vertrek van zowel Anne A. de Groot als Grietje van der Meer naar Van Harenspad 28 op 31 maart 1982 kunnen we alleen maar veronderstellen, dat ze het dancinggebeuren op donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag tot in de nachtelijke uurtjes voldoende ‘beu’ zijn geworden om te willen verhuizen. Voor Freerk Offeringa gaat die vlieger natuurlijk niet op, want die zal het op die uurtjes beneden volledig in de hand hebben moeten houden. Mogelijk dat hij als Stellingwerver een hoog tolerantieniveau en incasseringsvermogen aan de dag heeft gelegd. Een opvolger in het pand Ged. Molenwijk 6a is niet bijgeschreven op de woningkaart van deze woning.
Voor wat betreft Gedempte Molenwijk 6b heeft de verbouwing door Mazzeltov B.V. kennelijk geen beletsel opgeleverd voor Nieske M. de Boer, die zich op 24 augustus 1981 uit de gemeente Idaarderadeel op dit adres mag inschrijven. Zij verleent per 28 oktober 1981 aan ‘kamerbewoonster’ Martha L. Kluifstra uit Sneek onderdak. Op 9 februari 1982 verhuist Nieske M. de Boer naar de Koornbeursweg 63-flat 403 en wordt Martha L. Kluifstra hoofdbewoonster van huisno. 6b. Per 29 maart 1982 vestigt Willem Lem, van Weststellingwerf zich hier als niet verwant ‘inwonende’ . Ruim 14 dagen later verhuist Martha Kluifstra ook naar de Koornbeursweg 63-403 en wordt herenigt met Nieske M. de Boer. Het gevolg wordt dat Willem Lem de hoofdbewoner wordt tot hij besluit per 14 februari 1983 naar Weststellingwerf terug te gaan. Vervolgens staat de woning enige tijd leeg, maar op 6 mei 1983 komen uit Nijmegen twee nieuwe gebruikers, te weten: Leonardus M. van Elk en Johannes C.N. Hakvoort. Van Elk keert op 29 augustus 1984 terug naar Nijmegen en op die manier wordt Hakvoort per die datum hoofdbewoner. Hoe lang weten we niet omdat de woningkaart verder geen informatie meer verschaft.
Tot ons fortuin levert een bouwdossier uit 1989 een serie kleurenfoto’s op, waarvan er eentje is die alle ‘harsenskrabberij’ overbodig maakt. Jammer genoeg staat er niets over de fotograaf of de datum van het maken op, terwijl andere bronnen nauwelijks beeldmateriaal ter beschikking hebben. Onze dank en erkentelijkheid gaat derhalve uit naar deze anonieme fotograaf. Chapeau !
Het op internet te vinden ‘kentekenoverzicht’ geeft ons voldoende reden te denken, dat we wat de periode betreft aardig in de buurt zitten. In het jaar 1978 worden de eerste nummers uitgereikt met twee letters - dan twee cijfers - en tenslotte weer twee letters in het kenteken, bv. AA-99-ZZ.
Pas in 1991 zijn de combinaties uitgeput en wordt gestart met b.v. AA-BB-99.
‘Onze’ foto heeft alle drie leesbare kentekenplaten in de serie zitten van 1978 tot 1991.
In 1983 is bar Bacchus dus weer vol in bedrijf op de avonden van donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag vanaf 21.00 tot 22.30 uur. In juli en augustus wordt een ‘Happy Hour’ gepresenteerd met consumpties voor halve prijs, vrij entree, leuke muziek, drie bars en een modern verlichte dansvloer. Ook op deze foto kan dus nog steeds Bar-dancing-discotheek Bacchus zijn gasten ontvangen met een Bavaria-biertje op Gedempte Molenwijk 6. Daarnaast heeft ook de FLASH-Amusementshal zijn bestaan weten te continueren op het adres Ged. Molenwijk 8.
MYSTERY-USER IN WINKEL 5
Bij het verzamelen van gegevens voor dit verhaal hebben we in het begin geen enkele aanwijzing kunnen vinden van de winkel met nr. 5. Het enige is geweest de laatste wijziging van de bouwtekening, welke de grote winkel 1 plotseling door midden deelde. Ten behoeve van welke zaak of bedrijf dat is gebeurd blijft heel lang een onopgelost raadsel. Tot we zijn gaan zoeken in de drankwetvergunningen. Bij de beschrijving van ‘t Haagje in de ‘nieuwe’ winkel 1 heeft U kunnen lezen van een ‘Turks restaurant’ in winkel 5, welke door brand is verwoest op 13 juli 1981.
De adressen Ged. Molenwijk 10 en 10a moeten logischer wijze synoniem worden beschouwd met ‘winkel 5’ en ‘winkel 1’ van de compositietekening
POSTUMA, DE EERSTE VANAF BREEDPAD
Inmiddels is er in 1980 ook een aanvraag voor een bouwvergunning bij gemeentewerken in behandeling genomen van de heer S. Postuma te Heerenveen. Dan gaat het volgens de woningkaart en dus ook de concordans van de huisnummering sinds 1 januari 1967 om Gedempte Molenwijk 2 - 4. Het betreft vergunning 1980, nr. 471 en de kadastrale locatie Heerenveen A-1550. Postuma wil de winkelruimte vanaf het Breedpad tot de zuidelijker bestaande werkplaats wijzigen. Het architectenbureau J. Bosma en L.van Houten weten door het verwijderen van een dubbel schotwerk de winkelruimte uit te rekken van een diepte van 5.36 meter naar een diepte van 10.14 meter. Als gevolg daarvan wordt tevens gekozen voor een andere raamindeling aan de naar de Gedempte Molenwijk gerichte zijgevel. De toegang tot de bovenwoning blijft ongewijzigd, maar de extra deur naast de dubbele garagedeur vervalt, net als twee totaal verschillende raamvormen.
MOVIE SKOOP VERSIE 2.0 IN GED. MOLENWIJK 4a.
Bijna aansluitend hierop worden ideeën voor een nieuwe ‘Movie Skoop’ op het kadastrale perceel A-4732 door architect Hendrik van Riezen uit Oranjewoud op de tekentafel omgezet in werkbare bouwtekeningen. Opdrachtgever Growi-film (de Groot en Witteveen) hebben een huurovereenkomst met eigenaar H.J. van der Mei te Gorredijk gesloten om de voormalige garage van het schoonmaakbedrijf ten Hage gedeeltelijk te veranderen voor de toekomstige bestemming van bioscoop. Bouwbedrijf Halman zorgt voor de ombouw van garage naar bioscoop. Volgens de begroting is daar fl.60.000,- mee gemoeid geweest. Bijna standaard leidt de bemoeiing van de Provinciale Schoonheidscommissie tot een streng advies aan de architect tot een aanpassing van het ontwerp ten behoeve van een royaler ogende toegangspartij. (Bouwdossier 1981, nr. 339).
Uiteraard is het de bedoeling, dat de aangevraagde drankvergunning van 13 november 1981 voor de foyerpauzes zijn resultaten zal gaan afwerpen. Daarvoor is de ongelofelijke inzet nodig geweest van mw. A.C. Witteveen-Peenstra, die op 21 mei 1981 de bekwaamheidseis voor het cafébedrijf heeft afgelegd én geslaagd is. Haar functie wordt in de nieuwe situatie derhalve bedrijfsleidster en Horecabekwaam beheerder. Bovendien is ze ook nog dagelijks werkzaam als employé van de AMRO-bank.
Geholpen door een krantenartikel van 12 februari 1982 krijgen we - naast de melding dat Movieskoop weer uit de brand is - ook de informatie, dat de exploitanten kans hebben gezien samen met een aantal liefhebbers van alternatieve films een Heerenveens filmhuis te stichten. De Stichting Fries Filmhuis vaardigen af: hun voorzitter Harmen Eyzinga en secretaris Hein Baart, terwijl Franke Witteveen en Anne de Groot de Movieskoop vertegenwoordigen. De laatste twee verhuren de kleine zaal, geschikt voor 60 personen en het tweetal filmhuisbestuurders streven naar het vertonen van films op vaste avonden. Voor de openingsweek hebben ze op het programma gezet ‘La dolce vita’ door Marcello Mastroianni, met in de vrouwelijke hoofdrol Anita Ekberg uit de begin jaren zestig.
SCHOENENGIGANT SCAPINO B.V.
Door aankoop van het kad. perceel A-4733 (winkel-showroom) in het dienstjaar 1979 (verkoper Homecenter Feenstra B.V) en A-4732 gedeeltelijk in het dienstjaar 1982 (verkoper eveneens Homecenter Feenstra B.V.), krijgt Scapino b.v., gevestigd te Assen, een oppervlakte van 6.52 are winkelverkoopruimte. Ze komen wel als eigenaars, maar niet als bouwers in dit verhaal voor. Scapino is geëvolueerd uit het drentse schoenwinkelbedrijf van Berend Ziengs uit Zweeloo en later Assen, welke het zocht in schoenen van de hogere prijsklasse. In de jaren zeventig is daaruit de Scapino-formule ontstaan, welke in meerdere plaatsen winkels vestigt. In 1980 - als Heerenveen zijn Scapino-winkel krijgt op de Gedempte Molenwijk 4c- adverteert deze winkelketen al met 12 vestigingen in Groningen, Drente, Friesland, Overijssel en Gelderland. Overigens is het assortiment inmiddels ook uitgebreid met sport- en kledingartikelen. In dit verband valt ook al snel de term: discountzaken met een sobere inrichting en lage prijzen. Bij het in de markt zetten van de Heerenveense vestiging wordt opvallend veel aandacht besteed aan de reclame met een paginagrote advertentie in de Leeuwarder Courant. Die eerste advertentie staat er op 21 oktober 1980 in met als kleuren zwart-grijs en met rode accenten. De kop luidt ‘Sportartikelen bij Scapino. STEENGOED” in een gemetseld woordbeeld. De Leeuwarder Courant is op 4 februari 1982 intermediair bij het aantrekken van een bedrijfsleider voor dit Heerenveense filiaal aan de Gedempte Molenwijk pal naast en ten noorden van de Bar-Dancing-Discotheek Acapulco, en later Bar Bacchus. Kadastraal is dat A-4733.
Het jaar 1984 ! Op vrijdag de 8e juni van dat jaar is Bar-Dancing Bacchus volop in bedrijf. De Leeuwarder Courant heeft die dag een advertentie in haar kolommen, waar op het adres Ged. Molenwijk 6a een “z.g.o.h. Ford Capri t. ’79, 6 cil. Spoilers voor en achter. Brede banden, e.d.” wordt aangeboden. De persoon, die dit aanbiedt is niet meer de heer Freerk Offeringa, die op 17 oktober 1983 is verhuisd naar Oudeschoot. Op 7 april 1983 heeft immers Acapulco ‘wegens reorganisatie en vernieuwing’ de deuren gesloten. Hun advertenties zijn niet meer gesignaleerd en de B.V. Mazzeltov lijkt haar geluk te hebben verspeeld. Maar wie is of wie zijn die nieuwe bewoners dan ? Wel, dat zijn de nieuwe aanjagers van het avond-en nachtelijke bar-dancing-discotheek gebeuren van de al eerder genoemde namen De Vaan, Hakvoort en in laatste instantie Wiersinga. De B.V. Mazzeltov lijkt de regie nog wel te hebben en heeft op de een of andere manier dus Bar-Dancing Bacchus aan haar stal toegevoegd.
De laatste brief, welke voor ons als onderzoeker ter inzage ligt in het drankwetdossier, is van 19 december 1984.
Meer is er mogelijk bij de gemeente zeker wel, maar deze zijn nog niet vrijgegeven voor bestudering. De “Inventaris van het Archief van de secretarie van de gemeente Heerenveen” beslaat de periode “(1913) 1934-1985 (1995)” van - in dit geval “Deel 1: secretarie-archief (onderdeel: taak van de gemeente)”. Daaruit hebben we gelukkig royaal mogen en kunnen putten.
Voor een vervolg over de jongere geschiedenis van de Propstrabuurt langs de Gedempte Molenwijk zullen we tijd moeten nemen om de gedigitaliseerde kranten op informatie uit te pluizen en een paar wel beschikbare bouwvergunningen uit het gemeentelijk archief. Ten aanzien van het onderzoek van de gemeentelijke kadastrale bronnen lopen we eveneens tegen de grenzen aan van de mogelijkheden. De fysieke leggers in gebonden delen zijn inmiddels al opgevolgd door gekopieerde vellen die bijeen worden gehouden door flexibele Jalema-clips, welke gebundeld zijn opgeslagen in archiefdozen. Maar U weet, dat inmiddels juist bij het kadaster de gedigitaliseerde opslag hoofdzaak is geworden. Bovendien zijn er veel kosten verbonden aan het verwerven van de door ons gewenste gegevens. Tenslotte hebben we steeds optimaal gebruik kunnen maken van het woningkaartenbestand, welke inmiddels ook een niet-openbare opvolger heeft gevonden in de ruimere mogelijkheden van de computeropslag.
2017, juni 17 - wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Reiko Keizer en anderen
Van uitgaansparadijs tot sloppenwijk Hip-time 142
Helaas moeten we toegeven, dat deze foto uit het bouwdossier 1989, nr. 16 fotografisch-technisch geen prijswinnaar is. Tegelijk zijn we er wel een beetje blij mee, dat het straatbeeld van de Gedempte Molenwijk uit dat jaar er behoorlijk op tot zijn recht komt. Duidelijk is dat de beide auto’s links (DB-62-BL; NS-23-TJ) ook uit dezelfde periode stammen als die op de kleurenfoto uit de vorige HIP-Time Magazine (nr. 141).
Laten we de westkant van de straat vanaf het drie verdiepingen hoge perceel met de toegekende huisnummers 6, 6a en 6b eens als uitgangspunt van ons verhaal nemen. Daarbij zullen we wat in herhalingen moeten vallen. Op de begane grond is daar op nr. 6 nog steeds gedurende de weekeinden (donderdag tot en met zondagavond) Bar-Dancing-Disco ‘Bacchus’. Of er iemand op nr. 6a heeft gewoond en wie dat dan is geweest wordt door de woningkaart niet meer beantwoord. Deze laat bedrijfsleider Freerk Offeringa per 17 oktober 1983 vertrekken naar Oudeschoot. De laatste bewoner van nr. 6b is dan volgens de woningkaart Johannes Hakvoort, die hoofdbewoner wordt per 29 augustus 1984. Doordat de Kamer van Koophandel op 28 december 1984 laat weten, dat de door Hakvoort ingeleverde horeca-papieren van de S.V.H. toereikend zijn voor verlenging van de drankwetvergunning, nemen we aan dat deze ook dan nog boven de bar-dancing woont.
Voor discotheek Bacchus is de deelname aan een oude stijl jazz-feest - door de gezamenlijke Gedempte Molenwijk horeca-gelegenheden georganiseerd onder de naam “Millstreet Jazzfestival” - vanzelfsprekend. In Bar Bacchus speelt die avond het deense orkest “Olsons International Copenhagen Hot Band”. In een artikel in de Leeuwarder Courant van 18 april 1986 wordt ook café ‘Pom(m)erans’ genoemd, die gastvrijheid biedt aan de dixielandformatie “Buttertown Jazzband”. De Movie Skoop draait die avond op het adres Ged. Molen wijk 4a twee muziekfilms over pop uit de 60er jaren en over countrymuziek. De oostkant van de Gedempte Molenwijk is vertegenwoordigd door ‘café ‘t Centrum’ en ‘café De Breede Weg’.
MOVIE SKOOP WEG, ARCADE CINEMA TERUG
Met de problemen om de Movie Skoop renderend te houden wordt door exploitant Franke Witteveen het roer omgegooid en verbouwt hij de grote zaal tot een discotheek. In de kleine zaal wordt dan nog wel gedraaid, maar de combinatie discotheek en bioscoop wordt geen echt succes. In de krantenadvertenties van de rubriek “Waarheen morgen in Friesland” vinden we in de plaats van ‘Movie Skoop’ als nieuw filmdraaiende organisatie de naam ‘Arcade’. Op 11 oktober 1986 wordt daar de aandacht op evestigd door een advertentie met de tekst: “Binnenkort opening van Discotemple Arcade. Voorheen Movieskoop.”
Tot 9 mei 1987 wordt practisch wekelijks een nieuwe film gedraaid van sterk uiteenlopende kwaliteit. Veel voor alle leeftijden, maar ook regelmatig met de leeftijdsbeperking van 16 of 18 jaar.
Filmminnend Heerenveen en de exploitant Witteveen worden in de avond van donderdag 8 mei 1986 getroffen door een brutale inbraak in de discotheek Arcade, waar voor circa fl.17.000,- aan geluid-en lichtapparatuur wordt gestolen. De lichtcomputer, een mengpaneel, twee draaitafels, een CD-speler, drie versterkers en microfoon onthanden de disjockey volledig.
Deelname aan de 5e Kroegentocht van 25 september 1987 is gebleken geen optie meer te zijn.
Witteveen blijkt een overlever in de filmbranche mede door zijn bereidheid als reizende filmoperateur. Begin 1989 verkoopt hij de inventaris van de filmzalen aan de Gedempte Molenwijk 4a en draait in geschikt gemaakte zalen o.a. op de Waddeneilanden met de James Bondfilm ‘License to kill’. In 1991 gelukt het Witteveen opnieuw een Heerenveense filmzaal te huren: De Hoeksteen.
WINKEL WORDT AMUSEMENTSHAL
Het jaar 1989 is ook het jaar waarin de ‘winkel van de opheffingsverkoop’ - volgens het dossier nr. 16 uit 1989 een ‘textielzaak - op het adres Gedempte Molenwijk 4b (kadastraal Heerenveen A-6505) - in huur wordt genomen door ‘Magic City B.V.’ met als hoofdvestiging de stad Groningen. Wanneer je destijds uit de Munnikssteeg richting Molenwijk loopt, loop je recht op die winkelzaak aan (eerder A-4732, maar nu A-6505). Eigenaren (in de kadasterlegger) zijn - sinds de verkoop in het dienstjaar 1984 door Hendrik Jan van der Mei uit Gorredijk - het driemanschap Age Hoekstra (1940), Marten Hoekstra (1945) en Abele Pasma (1928). Als hun beroep staan ze alledrie vermeld als ‘vennootschapsdirecteur’ en zijn elk eigenaar voor één-derde (1/3) gedeelte. Amper een jaar later vindt er door de drie vennoten een kadastrale ‘scheiding’ plaats, waarbij als enige eigenaar vervolgens wordt ingeschreven Marten Hoekstra, garagehouder (en gehuwd met Willie Anneke Overdijk) van 3.60 are met als omschrijving ‘winkel en erf’. Niet alleen A-6505 is overgenomen door Marten Hoekstra c.s, maar ook het noordelijker gelegen perceel A-6506 (beschreven als ‘bedrijfspand en erf’) komt in zijn onroerend goed-portefeuille. Dat pand staat al enige tijd beschreven met een grootte van 7.55 are en is bekend onder de huisnummers 4 en 4a.
Een situatieschets gemaakt voor het bouwdossier 1992-nr. 182, waarbij het perceel A-6506 van een nieuwe voorgevel (waarover later meer) wordt voorzien, laat ook het perceel A-6505 duidelijk zien.
Magic City b.v. (deel uitmakend van de Lindenbergh Holding) blijkt van A-6505 de huurder, wil ter plaatse een amusementshal of speelhal gaan exploiteren (Jack’s Casino) en is van plan daarvoor fl.400.000,- te investeren. Om dat te bereiken wordt de hulp ingeroepen van Architectenburo B.R. Bolt BNA uit Groningen voor een spraakmakend ontwerp. De tekeningen zijn veelbelovend en dateren reeds van 6 januari 1989. Met name het bijzondere ontwerp voor de voorgevel in twee gedaanten - met de rolluiken open en met de rolluiken dicht - spreekt tot de verbeelding. De schets van de scheve projectie maakt nog eens extra duidelijk, dat het constructief tamelijk eenvoudige ontwerp (stalen opbouw) de tand des tijds behoorlijk heeft doorstaan.
De aanvraag voor een bouwvergunning heeft het gemeentelijke ontvangststempel van 9 januari 1989. (Bouwdossier 1989-16). De aanvraag gaat het gemeentelijke, ambtelijke traject in en het eerste signaal naar het Heerenveense publiek vinden we vervolgens in Crackstate Nieuws van 18 januari 1989. In deze rubriek “Bouwplannen” annonceert Crackstate “de verbouw van een winkel tot amusementshal aan de Gedempte Molenwijk 4b te Heerenveen.”
De bouwaanvraag wordt eerst door de afdeling B.M.T. (Bouw-en Milieu Toezicht) beoordeeld en vervolgens door de afdeling R.O.V. (Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting). Het ontwerp leidt tot direct al tot een interne nota tussen deze twee afdelingen. Bouwtoezicht concludeert, dat er een vergunning is vereist, omdat de bouwverordening van de gemeente Heerenveen van toepassing is. De aanvraag valt binnen het bestemmingsplan “Heerenveen-Centrum”, welke is vastgesteld en goedgekeurd op 26 april 1976. Daar is de mogelijkheid aanwezig voor woningen, winkels, horecabedrijven, sociale, culturele en andere voorzieningen, kantoren en ambachtelijke bedrijfsgebouwen. Daarop is een verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten afgegeven op 27 april 1977. Er is op 22 februari 1988 een voorbereidingsbesluit genomen ten aanzien van het ‘in procedure zijnde’ bestemmingplan, maar dat is nog niet afgerond. Officieel past dit bouwplan niet in het vigerende bestemmingplan, maar mogelijk wel in het toekomstige, gewijzigde bestemmingsplan. Voor wat betreft de milieu-aspecten is de WGH (Wet Geluids Hinder) niet van toepassing. Verder is het bouwplan niet in strijd met een BW-vergunning van derden (Bijzondere Wetten). De gemeentelijke beoordelaars krijgen bij de aanvraag een vijftal foto’s bijgeleverd, waarop de datumstempel 20 jan. 1989 en 2 febr. 1989 voorkomen.
Jammer genoeg kunnen we niet al deze vijf opnemen, maar een korte beschrijving nodigt uit ze nog eens te willen bekijken. Foto 1 en 2 (niet afgebeeld) geven een beeld van de Scapino-gevel plus de borden van de ‘opheffingsverkoop’ van de te verbouwen winkel.
Foto 3 geeft zicht op een deel van het doek van de ‘opheffingsverkoop’ vanuit de Munnikssteeg.
Foto 4 (niet afgebeeld) is een ‘streetview’ vanaf het zuidelijk gelegen Scapino tot aan Achter de Kerk langs de westzijde van de Gedempte Molenwijk.
Foto 5 is het beeld aan het begin van dit verhaal.
Nadat op 20 januari 1989 de adviesaanvraag wordt gericht aan de Gedeputeerde Staten en Welstandszorg Hûs en Hiem, is laatstgenoemde vlot met haar toestemming en eveneens vlot met haar nota van fl.680,-. Gedeputeerde Staten worden nog opnieuw een keer benaderd met een nieuw voorbereidingsbesluit, d.d. 27 februari 1989, en op 15 maart 1989 besluit het gemeentebestuur al tot het afgeven van een vergunning, met een aantal aanvullende voorwaarden.
Het gaat dus om een totale metamorfose van een winkel (textielzaak) tot een amusementshal op kadastraal perceel A-6505. Met kalkzandsteen, systeemplafonds, aluminium, p.v.c. en een stalen opbouw voor een reclameconstructie zal het gebouw overdag voor een 40 tal personen afdoende onderdak bieden is de verwachting. Volgens de aanvraag zal het bouwwerk met een bruto vloeroppervlak van 325 m2 en een inhoud van 1300 m3 worden uitgevoerd door Hofstra Hulshof b.v. uit Nieuw-Buinen. Deze stapt erin voor een aannemingssom van fl.380.000,-, terwijl voor de c.v. en airco nog fl.55.000,- wordt begroot.
Er wordt na de toestemming om te mogen realiseren snel gehandeld, want op zaterdag 29 april 1989 zal de ‘Feestelijke Opening’ vanaf 13.00 uur plaatsvinden. Met ‘enerverende fruitautomaten’, ‘ruimtevlucht’, ‘helicopter’, ‘de nieuwste arcades’ (in casinosfeer: fruitmachine’s), ‘biljart’, Spaanse Bulldozer’, ‘Futuristische Flippers’, ‘Biljart’ en ‘Cash Roulette’ is de 320 m2 oppervlakte van de hal ingericht voor jong en oud. Je kunt ‘t bij de opening beleven met als entourage een looporkest, een promotieteam en twee robots. Voor gratis popcorn is gezorgd.
Op één punt blijkt het nodig dat de heer Hofma van de sector VROM zijn tanden moet laten zien en wel op het punt van de geëiste brandpreventiemaatregelen. Na de eerste controle op 13 juli 1989 blijken deze niet in orde, wordt de Magic City B.V. gemaand en pas bij de hercontrole op 1 december 1989 wordt alles in orde bevonden.
Overigens wordt de Magic City B.V. wel tegemoet gekomen voor de eis, dat zij minimaal 15 wielklemmen op eigen grond moeten realiseren. Dat lukt niet en daarvoor krijgen ze vrijstelling.
Het is gebleken, dat deze bedrijfsvorm in Heerenveen een langdurige relatie met de Friese ‘homo ludens’ (de spelende mens) is aangegaan, want zelfs in 2017 bij de nieuwste verbouwingen aan de Gedempte Molenwijk vinden we nog steeds de “Jack’s Casino” en tevens op hetzelfde adres: nr. 4b.
Uitbreiding ‘Flash Casino’ Eigenlijk heeft de ‘Magic City’-organisatie in haar streven om de Heerenveners aan de speeltafels te krijgen zich al kunnen spiegelen aan de vroege vestiging van de Flash Casino, welke op 5 september 1983 is gelanceerd in het perceel Gedempte Molenwijk 8a. (zie HIP-Time 141). Maar het jaar 1989 is ook voor deze casino-organisatie een belangrijk jaar. Het bouwdossier 1989-nr. 308, waarin ‘Meubel Heerenveen b.v.’ (lees directeur G. Peereboom) als eigenaar wordt genoemd, vertelt ons dat door de Ommer Automaten b.v. als huurder op 5 juli 1989 een aanvraag is ingediend voor een bouwvergunning. De Heerenveense Courant geeft in haar exemplaar van 9 augustus 1989 in de gemeentelijke rubriek ‘Crackstate nieuws’ als één van de bouwplannen ‘het veranderen van een winkel in automatenhal aan de Gedempte Molenwijk 8 te Heerenveen’. Bij de gemeente moet men - ook in dit geval - er even over nadenken, want eigenlijk is het bouwplan ook in strijd met het vigerende of van kracht zijnde bestemmingsplan. Maar aangezien de gemeente al enige tijd bezig is dat nieuwe bestemmingsplan ‘Heerenveen centrum 1990’ voor te bereiden, vindt het college daarin voldoende argumenten om een uitzondering op de situatie te maken. Hoewel nog onbekend is, wanneer de herziening rechtskracht zal krijgen.
Terugkomend op de uitzonderingspositie van de beoogde automatenhal wordt het perceel beschouwd als ‘aangewezen voor gemengde bebouwing in twee bouwlagen’ ! Het Meppeler architectenduo Wouda en van der Schaaf levert een bouwplan in, waarvan Welstandszorg Hûs en Hiem in krachtige termen haar ongenoegen uit. Het voldoet huns inziens niet aan redelijke eisen van welstand. Hun bezwaar richt zich op het uiterlijk van de hoofdvorm en de architectonische uitwerking daarvan. Binnen het straatverband werkt het ontwerp chaosvergrotend door de gevelstijl. Hûs en Hiem meent een eigentijds en rustig front te mogen eisen. Op 6 september 1989 is derhalve hun advies: absoluut geen vergunning verlenen. (zie hierboven)
Er dient dus een nieuwe tekening te worden ingeleverd, die als datum krijgt 26 september 1989. Met als resultaat de reeds eerder gekozen stijl met de wisselende luifelafmetingen. Inmiddels is ook Gedeputeerde Staten ingelicht over het feit, dat deze bouw in feite een wijziging betreft van de reeds bestaande automatenhal. Dat is de eerdere Flash Casino van 1983 in pand nummer 8a. Het wordt dus een uitbreiding met het pand nummer 8. De echte interieurtekeningen van de automatenhal worden gemaakt door de Bouwcom B.V. te Emmen, een adviesbureau voor bouwconstructies, in samenwerking met KAJA Rijssen voor de horeca-inrichting van de automatenhal. Hoewel best intressant zullen we de herinnering daaraan laten aan de verknochte bezoekers van de speelautomatenhal ! Het is zonder meer duidelijk, dat ook de Flash Casino in Heerenveen een blijvertje is gebleken. Zelfs bij de laatste herinrichting van de Gedempte Molenwijk in 1916 en 1917 zijn haar speelgelegenheden dominant in het straatbeeld gebleven. Bovendien zijn de uitbreidingen ook gezocht in de hoogte met het realiseren van appartementen en zijn er - middels een ‘steeg’ - parkeergelegenheden en ontvluchtingsopties bij calamiteiten gecreëerd.
DISCOTHEEK ‘TONIGHT’
Met de grote verbouwingen van de gokpaleizen staat de ontwikkeling van de westkant van de Gedempte Molenwijk trouwens niet stil. Zo vinden we op 6 december 1991 voor het pand met het nummer 4a in de Leeuwarder Courant een in het oog springende advertentie. In dat perceel wordt die vrijdag de 6e december ‘wegens groot succes’ door Discotheek TONIGHT gevierd “A MAD HOUSEPARTY AGAIN !” Die termen betekenen dus dat dit kennelijk al eens eerder is gebeurd. De vraag is dan gerechtvaardigd, wanneer is deze discotheek voor het eerst van start gegaan.
Afgaande op de Leeuwarder Courant van 2 maart 1990 is het heel goed mogelijk, dat gitarist Kier van der Werf - na twintig jaar aan de guitaar te hebben gewijd - één van de eerste belangrijke optredende muzikanten is geweest die met zijn eigen groepen K-Star Band en Crea-Puls eindelijk weer eens een optreden heeft in zijn geboorteplaats Heerenveen. De vaste bezoekers van Discotheek ToNight hebben op 5 augustus 1990 een dag lang geleefd in de hoop dat topster ‘Prince’ na zijn concert in stadion Thialf zijn nazit zou doorbrengen in hun discotheek, maar helaas gaat hij na het concert met zijn crew linea recta naar de Roxy in Amsterdam. (Bericht in H.C. 8 augustus 1990. Begin 1993 besteedt de Leeuwarder Courant op 4 februari aandacht aan de overlast op de Gedempte Molenwijk in Heerenveen. Thom de Wilde, eigenaar van discotheek Tonight, wil door middel van zgn. ‘Susploegen’, bestaande uit personeel uit de horecabranche, proberen de geconstateerde overlast van de bezoekers van deze gelegenheden en irritant rijgedrag van taxichauffeurs in rustiger banen leiden. De politie omarmt het initiatief en ondersteunt de gedachte om het voor te leggen aan het college van B. en W., maar wil beslist geen heksenjacht op taxichauffeurs omdat ze blij zijn, dat de bezoekers met een slok op in eigen vervoer een veel groter risico is. In september 1993 lezen in de Leeuwarder Courant, dat discotheek Tonight voor het eerst meedoet aan de 12e Kroegentocht met de band ‘Hot Bolshevik’. Het jaar daarna (1994) zit eigenaar Thom de Wilde met zijn discotheek al niet meer aan de Gedempte Molenwijk, maar al lang en breed aan de Vleesmarkt en is gastheer voor de band “V Not”. De zoektocht naar het eigenaarschap van Discotheek Tonight brengt ons naar de facebookgegevens over Thomas de Wilde, die wordt beschreven als ‘Owner 1989 - 1997’ in de gemeente Heerenveen. Verder is zijn naam ook enige tijd verbonden aan de discotheken Bellefleur (1984-1986), de Muis (1986-1989), Café’s De Blauwe Kater (vennoot 1994-1999) en ‘t Brandpunt (1995-2005).
POOL-SNOOKER-BILJART-EN DARTCENTRUM ‘THE POOLBROTHERS’
De internetsite van het huidige Snooker & Pool Centrum Heerenveen aan het Burgemeester Kuperusplein 70-73 vertelt ons dat zij zijn gestart in het jaar 1991. Aangenomen hebben we dat dit dezelfde organisatie is als de destijds geafficheerde “Pool-Snooker-Biljart en Dartcentrum ‘The Poolbrothers’.
De eerste krantenpublicatie waarin “The Poolbrothers’ van zich doen horen is die van de 15e januari 1993. Daarin wordt een Super Driebandentoernooi op 5, 6 en 7 februari 1993 aangeprezen in deze zaak aan de Ged. Molenwijk 4a. Voor de competitieve liefhebbers wordt deelname aantrekkelijk gemaakt door het in het vooruitzicht stellen van ca. fl.2500,-, waarvan Technisch Installatiebedrijf Hoekstra uit Mildm de hoofdsponsor wordt genoemd. ‘Simon’ op telefoonnummer 05130-33846 regelt de opgaven tot 30 januari 1993. Een jaar later wordt ‘The Poolbrothers’ door journalist Marcel de Jong in de rubriek Fries Mozaïek van de Leeuwarder Courant van 17 januari 1994 verwent met een verslag van een dartgebeuren door de Hagenaar Roland Scholten, de nummer twee van de wereldranglijst. Niet alleen wordt er ‘hosannah’ geroepen over diens prestaties, maar tevens wordt het spel met z’n aparte regels min of meer uitgelegd. Jaap Woudstra eigenaar van The Poolbrothers mag een ‘leg’ winnen, net als zijn maten Wietze Jonker en Cor de Wolf. Voor de rest komen de andere amateurdeelnemers er niet aan te pas.
Wanneer de Leeuwarder Courant op 24 september 1994 de 11de Kroegentocht in Heerenveen aankondigt, staat in het rijtje van 22 deelnemers ook de nieuwe gebruiker van pand nr. 4a. ‘The Poolbrothers’ laat die avond de muzikanten van ‘Mistura’ hun accommodatie verlevendigen. In de loop van de volgende jaren worden er verschillende geruchtmakende activiteiten georganiseerd. We noteren muzikale optredens van Pigment, The Indian Tea Band, Erik Dikeb, etc. Verder Darts-toernooien, Spoelbakduiken, Breakdance Bartels, Hip-Hop sessions, Salsa en Zouk dansworkshops, deelname van verschillende Poolbrothers-teams aan de Friese dartscompetities. Zo omstreeks het jaar 2002 spreken krantenberichten meestal van ‘Grootcafé Poolbrothers’. Op 18 februari 2005 zijn de engelse voetbalfans van New Castle United voor en na de wedstrijd tegen de S.C. Heerenveen opgevangen in de accommodatie van het Pool-en Dartcentrum, omdat hen een beperkte bewegingsvrijheid is opgelegd wegens hun reputatie. Eigenaar Woudstra heeft dat risico aangedurfd. In de nacht van woensdag op donderdag de 22e februari 2007 wordt Heerenveen opnieuw opgeschrikt door een grote brand van een horecagelegenheid. In december 2006 zijn toen twee horecapanden aan het eerste deel van het Breedpad uitgebrand en nu wordt het café Poolbrothers vrijwel volledig verwoest en tevens het naastgelegen pand in gebruik bij koffieshop Dizzy Duckgrotendeels. Deze heeft voornamelijk rook-en waterschade opgelopen. Ruim twee uur na het uitbreken van de brand wordt het sein ‘brand meester’ gegeven en kan een politie-onderzoek van start gaan. De brand blijkt te zijn gestart in een opslag op de bovenverdieping, waar een bedrijf opgekochte bedrijfsboedels van failliete kledingondernemingen op slaat. De gebruiker blijkt - volgens de krant - huurder van de Woningcorporatie Arqin. Bovendien vermoedt de politie kortsluiting in de apparatuur van een illegale hennepkwekerij van 200 m2 op de bovenste verdieping. Voor de journalistieke details helpt www.delpher.nl u ongetwijfeld verder met de artikelen “Brand in centrum Heerenveen door hennepkwekerij” en “Schrik in Heerenveen door brand in centrum” in de Leeuwarder Courant van 22 februari 1907. De gevolgen van de brand zijn voor de bedrijfsvoering van Poolbrothers desastreus. De bouwkundige situatie op dat ogenblik is zo, dat het Poolbrotherspand met zijn ingang aan de Gedempte Molenwijk als het ware om het brandende pand is gedrapeerd. In mei 2008 staat het pand er nog haveloos bij, terwijl de huurder Bavarian het voor gezien heeft gehouden. Ook de naastgelegen koffieshop ‘Dizzy Duck’ heeft daarvan de gevolgen ondervonden. Met de Poolbrothers is het niet goed afgelopen. Het bedrijf is via een surseance van betaling terecht gekomen in een faillissementstraject, welke - volgens Googlegegevens - pas op 23 mei 2014 eindigt met een rekening en verantwoording en een schuldsanering zondering uitdeling op 28 mei 2014.
EERST ‘VIDEO THUIS’, DAARNA ROCK-CAFE ‘DE POMERANS’
Ook nu maken we - wegens een totaal onverwachte vondst via www.delpher.nl - een uitstapje naar de vroegere geschiedenis van de Gedempte Molenwijk en wel naar het adres nr. 10. In de Leeuwarder Courant van 22 en 29 december 1983 vinden op dit adres namelijk de ‘Video Thuis’-zaak met een advertentie. Weliswaar staat daarin als adres ‘Ged. Molenweg 10’, maar elke Heerenvener kan bedenken dat daarmee absoluut niet wordt bedoeld ‘Oude Molenweg’ in de wijk Heerenveen-midden. Ook vallen af de Molensteeg en Molenstraat (in de nieuwe spelling!), want deze zijn immers nimmer ‘gedempt’. In andere advertenties van ‘Video Thuis’ ontbreekt een adressering, b.v. in 1985 en in september 1988. Het is dus uitgesloten, dat dan de Lindegracht 7 al in beeld is, want Gerrit Overdiep’s ijzerhandel zit daar dan nog ! Waarmee de vraag ‘Hoelang heeft Video Thuis’ op het adres Gedempte Molenwijk gezeten ???... uiteraard nog niet is beantwoord. Het zal niet lang zijn geweest, want in juli 1981 heeft een brand nummer 10 het daar gevestigde Turkse restaurant zwaar getroffen.
De vermelding in een artikel in de Leeuwarder Courant van 18 april 1986 maakt duidelijk, dat ook café ‘Pom(m)erans’ het initiatief voor het Millstreet Festival van harte ondersteund, wanneer ze gastvrijheid bieden aan de dixielandformatie “Buttertown Jazzband”. Meer details zijn er voorlopig over het etablissement niet aangetroffen in de provinciale kranten. Mogelijk dat de plaatselijke Heerenveense Courant of De Koerier er aandacht aan hebben besteed, maar dan moet je die kranten wel kunnen raadplegen. Pas op 12 februari 1913 wordt dat volledig goed gemaakt met een artikel van Heerenveens journalist en recensent Harry de Jong in de Heerenveense Courant.
Hij schrijft daarin over “Reünie rockcafé De Pomerans Heerenveen”. Als eerste informatie staat vermeld, dat het ‘rockcafé’ aan de Gedempte Molenwijk op 18 november 1990 na bijna 8 jaar zijn deuren sloot. Dat zou inhouden, dat het café naar alle waarschijnlijkheid vanaf begin 1983 zijn trouwe clientèle heeft opgebouwd. Voor een belangrijk deel is vaste DJ Heavy P. (geuzennaam Dikke Piet, maar in werkelijkheid Piet de Heij) daarvoor verantwoordelijk geweest, uiteraard samen met het bedienend personeel. Organisator van deze reünie blijkt Marco Brouwer, die in Geert Semplonius - eigenaar van Café De Skoffel en De Stunt - een destijds enthousiaste bezoeker én fan van de Pomerans - in februari 2013 een enthousiaste reünist heeft ontmoet. De vraag in welk perceel Petit Restaurant - Café Biljart POMERANS aan de Gedempte Molenwijk heeft geëxploiteerd wordt beantwoord met een advertentie in de Gemeentegids van 1984 op bladzijde 93. Als locatie wordt daarin dus gemeld: Ged. Molenwijk 10 en 10a. Uit een krantenbericht van de Leeuwarder Courant vernemen we op 19 januari 2013, dat de Shoarma-grillroom Shalom na 15 jaar het adres Gedempte Molenwijk 10a gaat inruilen voor een pand aan het Breedpad.
DIZZY DUCK HEERENVEEN
Ten tijde van de brand in de wietkwekerij boven en naast Poolbrothers in 2007 is aan de westkant van de Gedempte Molenwijk al enige tijd aanwezig de naastgelegen koffieshop ‘Dizzy Duck’, die voornamelijk door de brand ook daarvan de gevolgen heeft ondervonden. Exploitant Hataam Chaanabi van deze koffieshop reageert zeer adequaat door na een seintje van de politie binnen een halve minuut zijn gasten de zaak uit te ‘jagen’ en als voorzorgsmaatregel gas en water direct af te sluiten. Zijn hoop om de volgende dag weer te kunnen werken zal twijfelachtig zijn geweest. Ook water en rookschade zullen de klanten van Gedempte Molenwijk 4a mogelijk hebben afgeschrikt. Uit een artikel van Saskia van Westhreenen van 21 januari 1905 over de hoeveelheid koffieshops in Heerenveen , waarvan vier van de vijf aan de Gedempte Molenwijk. Dizzy Duck - zo vertelt het artikel - zit er dan zo ongeveer vijf à 6 maanden. Chaanabi, die overigens niet klaagt over het feit dat het niet storm loopt in zijn zaak, vindt wel dat de plannen van burgemeester de Jonge erg ver gaan. Deze wil het aantal van vijf terugbrengen tot hooguit drie. Hij onthult dat het al zwaar genoeg is om zonder reclame te mogen maken en met de strenge regels voor contrôle en de frequentie daarvan bijna ondoenlijk is om twee gezinnen van een bestaan te voorzien uit de zaak. De Jonge wil zich conformeren aan het landelijke gemiddelde van één koffieshop op 10 tot 15 duizend inwoners. In Heerenveen zou dat 1 koffieshop op 8400 bewoners zijn.
CLUB TROPICS MET SALSERO MBOKA - DANCING CENTRE
Het blijkt lastig om een goed beeld te schetsen van het sinds 2013 aan de Gedempte Molenwijk 4a exotische pand ‘Club Tropics’. Internet bevat als informatie, dat de activiteiten (onder andere) plaatsvinden in de branche: ‘Café’s’. Het staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder hetzelfde nummer als Salséro Mboka. De locatie daarvan werd voorheen “Party Café Salsa” genoemd. De keuze ‘Club Tropics’ is in juli 2013 op de naam gevallen, omdat er inmiddels veel meer dans-en muziekstijlen kunnen worden beleefd. Er wordt voornamelijk Caribische en andere opzwepende tropische moderne muziek gedraaid. Met andere woorden een bredere doelstelling. “De club heeft een totaaloppervlakte van maar liefst 300 m2 meter. Vooraan een grote bar en achteraan een ruime dansvloer waar iedereen los kan gaan! Tevens zijn er vijf dartbanen om gezellig met vrienden of voor competitie met elkaar te darten. De aankleding in het café past nu meer bij onze naam Tropics; deze is meestal in Caribische/tropische sferen. Iedereen is welkom, zowel vaste bezoekers als personeel zijn gastvrij voor nieuwkomers. Bij onze georganiseerde feesten bieden wij onze klanten een garderobe en des te belangrijker garantie op een leuke avond!”
De tegenwoordige website van dansschool Salseromboka beschrijft haar bestaan in de woorden: “Reeds 15 jaar is eigenaar en dansleraar Mboka actief in het geven van danslessen.” Uitgaande van 2017 is hij dus begonnen in het jaar 2002. In Heerenveen speelt zich dat dan af op de Gedempte Molenwijk 4a in de locatiefaciliteiten van Club Tropics sinds 2013 en volgens de Kamer van Koophandel 2008. Geen polka of klompendans maar de gezelligste dansschool van het hoge Noorden opteert voor de stijlen Salsa (verzamelnaam van dansstijlen van Cubaanse oorsprong) Zouk (Franstalige Caribische muziek), Zumba (Latijns Amerikaanse dansfitness) en Bachata (een Dominicaanse partnerdans).
TOEKOMSTVISIE: SIGNALERING - HEROVERWEGING - CRISIS - UPGRADING
Door middel van het noemen van een aantal artikelen door de journalistiek, welke door Uzelf kunnen worden opgeroepen op uw computer op de website ‘De Krant van Toen’ , krijgt U enig zicht op het moeizame traject wat moet worden bewandeld om ons motto “Van Uitgaansparadijs tot Sloppenwijk” te logenstraffen.
‘Stadsproblemen’ in centrum Heerenveen’ door Maria Degrosso, in L.C.27-05-1993.
“Duo pleegt geweld en verzet zich tegen politie: werkstraffen”, in L.C. 27-09-1994.
“Messteek in disco” in L.C. 30-10-1994.
“Vier op een kluitje lokt rottigheid uit”, door Saskia van Westhreenen, in L.C. 21-01-2005.
“Horeca hekelt traag beleid Heerenveen”, in L.C. 08-08-2006
“De Gedempte Multiculti Hotspot”, door Wiebe Pennewaard, in L.C. 22-08-2006.
“Brand in centrum Heerenveen door hennepkwekerij”, in L.C.22-02-2007
“Weer noodkreet om’slopen’ Heerenveen’, in L.C. 19-06-2007.
“Centrumbazen laaiend op Heerenveen:, in L.C. 25-01-2008
“Gemeente biedt op panden aan Gedempte Molenwijk”, in L.C. 17-05-2008
“Corporatie weg uit Molenwijkproject”, in L.C. 04-02-2010.
“Verbazing over ‘gift’ WoonFriesland”, in L.C. 09-02-2010
“Eerste stap voor opknapbeurt Gedempte Molenwijk”, in H.C. 11-02-2010
“Discotheek Bacchus gesloopt”, in L.C. 07-03-2011
“Discotheek Bacchus eindelijk tegen de vlakte”, in L.C. 14-05-2011.
“Twee café’s dicht in centrum Heerenveen”, in L.C. 06-12-2011.
“Crisis is tegenvaller Gedempte Molenwijk” in L.C. 04-06-2012.
“Zwoel zwieren in de Salsa”, door Robert Jan Speerstra, in L.C. 27-08-2012.
“Opknapplan in centrum Heerenveen wankelt”, Saskia van Westhreenen in L.C. 27-10-2012.
“Dilemma bij opknappen wijk”, in L.C. 03-12-2012.
“Shalom verhuist naar Breedpad” in L.C. 19-01-2013.
“Nieuwbouw op plek Bacchus”, in L.C. 15-01-2016.
2017, september 30 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank voor uw geduld !
Helaas moeten we toegeven, dat deze foto uit het bouwdossier 1989, nr. 16 fotografisch-technisch geen prijswinnaar is. Tegelijk zijn we er wel een beetje blij mee, dat het straatbeeld van de Gedempte Molenwijk uit dat jaar er behoorlijk op tot zijn recht komt. Duidelijk is dat de beide auto’s links (DB-62-BL; NS-23-TJ) ook uit dezelfde periode stammen als die op de kleurenfoto uit de vorige HIP-Time Magazine (nr. 141).
Laten we de westkant van de straat vanaf het drie verdiepingen hoge perceel met de toegekende huisnummers 6, 6a en 6b eens als uitgangspunt van ons verhaal nemen. Daarbij zullen we wat in herhalingen moeten vallen. Op de begane grond is daar op nr. 6 nog steeds gedurende de weekeinden (donderdag tot en met zondagavond) Bar-Dancing-Disco ‘Bacchus’. Of er iemand op nr. 6a heeft gewoond en wie dat dan is geweest wordt door de woningkaart niet meer beantwoord. Deze laat bedrijfsleider Freerk Offeringa per 17 oktober 1983 vertrekken naar Oudeschoot. De laatste bewoner van nr. 6b is dan volgens de woningkaart Johannes Hakvoort, die hoofdbewoner wordt per 29 augustus 1984. Doordat de Kamer van Koophandel op 28 december 1984 laat weten, dat de door Hakvoort ingeleverde horeca-papieren van de S.V.H. toereikend zijn voor verlenging van de drankwetvergunning, nemen we aan dat deze ook dan nog boven de bar-dancing woont.
Voor discotheek Bacchus is de deelname aan een oude stijl jazz-feest - door de gezamenlijke Gedempte Molenwijk horeca-gelegenheden georganiseerd onder de naam “Millstreet Jazzfestival” - vanzelfsprekend. In Bar Bacchus speelt die avond het deense orkest “Olsons International Copenhagen Hot Band”. In een artikel in de Leeuwarder Courant van 18 april 1986 wordt ook café ‘Pom(m)erans’ genoemd, die gastvrijheid biedt aan de dixielandformatie “Buttertown Jazzband”. De Movie Skoop draait die avond op het adres Ged. Molen wijk 4a twee muziekfilms over pop uit de 60er jaren en over countrymuziek. De oostkant van de Gedempte Molenwijk is vertegenwoordigd door ‘café ‘t Centrum’ en ‘café De Breede Weg’.
MOVIE SKOOP WEG, ARCADE CINEMA TERUG
Met de problemen om de Movie Skoop renderend te houden wordt door exploitant Franke Witteveen het roer omgegooid en verbouwt hij de grote zaal tot een discotheek. In de kleine zaal wordt dan nog wel gedraaid, maar de combinatie discotheek en bioscoop wordt geen echt succes. In de krantenadvertenties van de rubriek “Waarheen morgen in Friesland” vinden we in de plaats van ‘Movie Skoop’ als nieuw filmdraaiende organisatie de naam ‘Arcade’. Op 11 oktober 1986 wordt daar de aandacht op evestigd door een advertentie met de tekst: “Binnenkort opening van Discotemple Arcade. Voorheen Movieskoop.”
Tot 9 mei 1987 wordt practisch wekelijks een nieuwe film gedraaid van sterk uiteenlopende kwaliteit. Veel voor alle leeftijden, maar ook regelmatig met de leeftijdsbeperking van 16 of 18 jaar.
Filmminnend Heerenveen en de exploitant Witteveen worden in de avond van donderdag 8 mei 1986 getroffen door een brutale inbraak in de discotheek Arcade, waar voor circa fl.17.000,- aan geluid-en lichtapparatuur wordt gestolen. De lichtcomputer, een mengpaneel, twee draaitafels, een CD-speler, drie versterkers en microfoon onthanden de disjockey volledig.
Deelname aan de 5e Kroegentocht van 25 september 1987 is gebleken geen optie meer te zijn.
Witteveen blijkt een overlever in de filmbranche mede door zijn bereidheid als reizende filmoperateur. Begin 1989 verkoopt hij de inventaris van de filmzalen aan de Gedempte Molenwijk 4a en draait in geschikt gemaakte zalen o.a. op de Waddeneilanden met de James Bondfilm ‘License to kill’. In 1991 gelukt het Witteveen opnieuw een Heerenveense filmzaal te huren: De Hoeksteen.
WINKEL WORDT AMUSEMENTSHAL
Het jaar 1989 is ook het jaar waarin de ‘winkel van de opheffingsverkoop’ - volgens het dossier nr. 16 uit 1989 een ‘textielzaak - op het adres Gedempte Molenwijk 4b (kadastraal Heerenveen A-6505) - in huur wordt genomen door ‘Magic City B.V.’ met als hoofdvestiging de stad Groningen. Wanneer je destijds uit de Munnikssteeg richting Molenwijk loopt, loop je recht op die winkelzaak aan (eerder A-4732, maar nu A-6505). Eigenaren (in de kadasterlegger) zijn - sinds de verkoop in het dienstjaar 1984 door Hendrik Jan van der Mei uit Gorredijk - het driemanschap Age Hoekstra (1940), Marten Hoekstra (1945) en AbelePasma (1928). Als hun beroep staan ze alledrie vermeld als ‘vennootschapsdirecteur’ en zijn elk eigenaar voor één-derde (1/3) gedeelte. Amper een jaar later vindt er door de drie vennoten een kadastrale ‘scheiding’ plaats, waarbij als enige eigenaar vervolgens wordt ingeschreven Marten Hoekstra, garagehouder (en gehuwd met Willie Anneke Overdijk) van 3.60 are met als omschrijving ‘winkel en erf’. Niet alleen A-6505 is overgenomen door Marten Hoekstra c.s, maar ook het noordelijker gelegen perceel A-6506 (beschreven als ‘bedrijfspand en erf’) komt in zijn onroerend goed-portefeuille. Dat pand staat al enige tijd beschreven met een grootte van 7.55 are en is bekend onder de huisnummers 4 en 4a.
Een situatieschets gemaakt voor het bouwdossier 1992-nr. 182, waarbij het perceel A-6506 van een nieuwe voorgevel (waarover later meer) wordt voorzien, laat ook het perceel A-6505 duidelijk zien.
Magic City b.v. (deel uitmakend van de Lindenbergh Holding) blijkt van A-6505 de huurder, wil ter plaatse een amusementshal of speelhal gaan exploiteren (Jack’s Casino) en is van plan daarvoor fl.400.000,- te investeren. Om dat te bereiken wordt de hulp ingeroepen van Architectenburo B.R. Bolt BNA uit Groningen voor een spraakmakend ontwerp. De tekeningen zijn veelbelovend en dateren reeds van 6 januari 1989. Met name het bijzondere ontwerp voor de voorgevel in twee gedaanten - met de rolluiken open en met de rolluiken dicht - spreekt tot de verbeelding. De schets van de scheve projectie maakt nog eens extra duidelijk, dat het constructief tamelijk eenvoudige ontwerp (stalen opbouw) de tand des tijds behoorlijk heeft doorstaan.
De aanvraag voor een bouwvergunning heeft het gemeentelijke ontvangststempel van 9 januari 1989. (Bouwdossier 1989-16). De aanvraag gaat het gemeentelijke, ambtelijke traject in en het eerste signaal naar het Heerenveense publiek vinden we vervolgens in Crackstate Nieuws van 18 januari 1989. In deze rubriek “Bouwplannen” annonceert Crackstate “de verbouw van een winkel tot amusementshal aan de Gedempte Molenwijk 4b te Heerenveen.”
De bouwaanvraag wordt eerst door de afdeling B.M.T. (Bouw-en Milieu Toezicht) beoordeeld en vervolgens door de afdeling R.O.V. (Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting). Het ontwerp leidt tot direct al tot een interne nota tussen deze twee afdelingen. Bouwtoezicht concludeert, dat er een vergunning is vereist, omdat de bouwverordening van de gemeenteHeerenveen van toepassing is. De aanvraag valt binnen het bestemmingsplan “Heerenveen-Centrum”, welke is vastgesteld en goedgekeurd op 26 april 1976. Daar is de mogelijkheid aanwezig voor woningen, winkels, horecabedrijven, sociale, culturele en andere voorzieningen, kantoren en ambachtelijke bedrijfsgebouwen. Daarop is een verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten afgegeven op 27 april 1977. Er is op 22 februari 1988 een voorbereidingsbesluit genomen ten aanzien van het ‘in procedure zijnde’ bestemmingplan, maar dat is nog niet afgerond. Officieel past dit bouwplan niet in het vigerende bestemmingplan, maar mogelijk wel in het toekomstige, gewijzigde bestemmingsplan. Voor wat betreft de milieu-aspecten is de WGH (Wet Geluids Hinder) niet van toepassing. Verder is het bouwplan niet in strijd met een BW-vergunning van derden (Bijzondere Wetten). De gemeentelijke beoordelaars krijgen bij de aanvraag een vijftal foto’s bijgeleverd, waarop de datumstempel 20 jan. 1989 en 2 febr. 1989 voorkomen.
Jammer genoeg kunnen we niet al deze vijf opnemen, maar een korte beschrijving nodigt uit ze nog eens te willen bekijken. Foto 1 en 2 (niet afgebeeld) geven een beeld van de Scapino-gevel plus de borden van de ‘opheffingsverkoop’ van de te verbouwen winkel.
Foto 3 geeft zicht op een deel van het doek van de ‘opheffingsverkoop’ vanuit de Munnikssteeg.
Foto 4 (niet afgebeeld) is een ‘streetview’ vanaf het zuidelijk gelegen Scapino tot aan Achter de Kerk langs de westzijde van de Gedempte Molenwijk.
Foto 5 is het beeld aan het begin van dit verhaal.
Nadat op 20 januari 1989 de adviesaanvraag wordt gericht aan de Gedeputeerde Staten en Welstandszorg Hûs en Hiem, is laatstgenoemde vlot met haar toestemming en eveneens vlot met haar nota van fl.680,-. Gedeputeerde Staten worden nog opnieuw een keer benaderd met een nieuw voorbereidingsbesluit, d.d. 27 februari 1989, en op 15 maart 1989 besluit het gemeentebestuur al tot het afgeven van een vergunning, met een aantal aanvullende voorwaarden.
Het gaat dus om een totale metamorfose van een winkel (textielzaak) tot een amusementshal op kadastraal perceel A-6505. Met kalkzandsteen, systeemplafonds, aluminium, p.v.c. en een stalen opbouw voor een reclameconstructie zal het gebouw overdag voor een 40 tal personen afdoende onderdak bieden is de verwachting. Volgens de aanvraag zal het bouwwerk met een bruto vloeroppervlak van 325 m2 en een inhoud van 1300 m3 worden uitgevoerd door Hofstra Hulshof b.v. uit Nieuw-Buinen. Deze stapt erin voor een aannemingssom van fl.380.000,-, terwijl voor de c.v. en airco nog fl.55.000,- wordt begroot.
Er wordt na de toestemming om te mogen realiseren snel gehandeld, want op zaterdag 29 april 1989 zal de ‘Feestelijke Opening’ vanaf 13.00 uur plaatsvinden. Met ‘enerverende fruitautomaten’, ‘ruimtevlucht’, ‘helicopter’, ‘de nieuwste arcades’ (in casinosfeer: fruitmachine’s), ‘biljart’, Spaanse Bulldozer’, ‘Futuristische Flippers’, ‘Biljart’ en ‘Cash Roulette’ is de 320 m2 oppervlakte van de hal ingericht voor jong en oud. Je kunt ‘t bij de opening beleven met als entourage een looporkest, een promotieteam en twee robots. Voor gratis popcorn is gezorgd.
Op één punt blijkt het nodig dat de heer Hofma van de sector VROM zijn tanden moet laten zien en wel op het punt van de geëiste brandpreventiemaatregelen. Na de eerste controle op 13 juli 1989 blijken deze niet in orde, wordt de Magic City B.V. gemaand en pas bij de hercontrole op 1 december 1989 wordt alles in orde bevonden.
Overigens wordt de Magic City B.V. wel tegemoet gekomen voor de eis, dat zij minimaal 15 wielklemmen op eigen grond moeten realiseren. Dat lukt niet en daarvoor krijgen ze vrijstelling.
Het is gebleken, dat deze bedrijfsvorm in Heerenveen een langdurige relatie met de Friese ‘homo ludens’ (de spelende mens) is aangegaan, want zelfs in 2017 bij de nieuwste verbouwingen aan de Gedempte Molenwijk vinden we nog steeds de “Jack’s Casino” en tevens op hetzelfde adres: nr. 4b.
Uitbreiding ‘Flash Casino’
Eigenlijk heeft de ‘Magic City’-organisatie in haar streven om de Heerenveners aan de speeltafels te krijgen zich al kunnen spiegelen aan de vroege vestiging van de Flash Casino, welke op 5 september 1983 is gelanceerd in het perceel Gedempte Molenwijk 8a. (zie HIP-Time 141). Maar het jaar 1989 is ook voor deze casino-organisatie een belangrijk jaar. Het bouwdossier 1989-nr. 308, waarin ‘Meubel Heerenveen b.v.’ (lees directeur G. Peereboom) als eigenaar wordt genoemd, vertelt ons dat door de Ommer Automaten b.v. als huurder op 5 juli 1989 een aanvraag is ingediend voor een bouwvergunning. De Heerenveense Courant geeft in haar exemplaar van 9 augustus 1989 in de gemeentelijke rubriek ‘Crackstate nieuws’ als één van de bouwplannen ‘het veranderen van een winkel in automatenhal aan de Gedempte Molenwijk 8 te Heerenveen’. Bij de gemeente moet men - ook in dit geval - er even over nadenken, want eigenlijk is het bouwplan ook in strijd met het vigerende of van kracht zijnde bestemmingsplan. Maar aangezien de gemeente al enige tijd bezig is dat nieuwe bestemmingsplan ‘Heerenveen centrum 1990’ voor te bereiden, vindt het college daarin voldoende argumenten om een uitzondering op de situatie te maken. Hoewel nog onbekend is, wanneer de herziening rechtskracht zal krijgen.
Terugkomend op de uitzonderingspositie van de beoogde automatenhal wordt het perceel beschouwd als ‘aangewezen voor gemengde bebouwing in twee bouwlagen’ ! Het Meppeler architectenduo Wouda en van der Schaaf levert een bouwplan in, waarvan Welstandszorg Hûs en Hiem in krachtige termen haar ongenoegen uit. Het voldoet huns inziens niet aan redelijke
eisen van welstand. Hun bezwaar richt zich op het uiterlijk van de hoofdvorm en de architectonische uitwerking daarvan. Binnen het straatverband werkt het ontwerp chaosvergrotend door de gevelstijl. Hûs en Hiem meent een eigentijds en rustig front te mogen eisen. Op 6 september 1989 is derhalve hun advies: absoluut geen vergunning verlenen. (zie hierboven)
Er dient dus een nieuwe tekening te worden ingeleverd, die als datum krijgt 26 september 1989. Met als resultaat de reeds eerder gekozen stijl met de wisselende luifelafmetingen.
Inmiddels is ook Gedeputeerde Staten ingelicht over het feit, dat deze bouw in feite een wijziging betreft van de reeds bestaande automatenhal. Dat is de eerdere Flash Casino van 1983 in pand nummer 8a. Het wordt dus een uitbreiding met het pand nummer 8. De echte interieurtekeningen van de automatenhal worden gemaakt door de Bouwcom B.V. te Emmen, een adviesbureau voor bouwconstructies, in samenwerking met KAJA Rijssen voor de horeca-inrichting van de automatenhal. Hoewel best intressant zullen we de herinnering daaraan laten aan de verknochte bezoekers van de speelautomatenhal ! Het is zonder meer duidelijk, dat ook de Flash Casino in Heerenveen een blijvertje is gebleken. Zelfs bij de laatste herinrichting van de Gedempte Molenwijk in 1916 en 1917 zijn haar speelgelegenheden dominant in het straatbeeld gebleven. Bovendien zijn de uitbreidingen ook gezocht in de hoogte met het realiseren van appartementen en zijn er - middels een ‘steeg’ - parkeergelegenheden en ontvluchtingsopties bij calamiteiten gecreëerd.
DISCOTHEEK ‘TONIGHT’
Met de grote verbouwingen van de gokpaleizen staat de ontwikkeling van de westkant van de Gedempte Molenwijk trouwens niet stil. Zo vinden we op 6 december 1991 voor het pand met het nummer 4a in de Leeuwarder Courant een in het oog springende advertentie. In dat perceel wordt die vrijdag de 6e december ‘wegens groot succes’ door Discotheek TONIGHT gevierd “A MAD HOUSEPARTY AGAIN !” Die termen betekenen dus dat dit kennelijk al eens eerder is gebeurd. De vraag is dan gerechtvaardigd, wanneer is deze discotheek voor het eerst van start gegaan.
Afgaande op de Leeuwarder Courant van 2 maart 1990 is het heel goed mogelijk, dat gitarist Kier van der Werf - na twintig jaar aan de guitaar te hebben gewijd - één van de eerste belangrijke optredende muzikanten is geweest die met zijn eigen groepen K-Star Band en Crea-Puls eindelijk weer eens een optreden heeft in zijn geboorteplaats Heerenveen.
De vaste bezoekers van Discotheek ToNight hebben op 5 augustus 1990 een dag lang geleefd in de hoop dat topster ‘Prince’ na zijn concert in stadion Thialf zijn nazit zou doorbrengen in hun discotheek, maar helaas gaat hij na het concert met zijn crew linea recta naar de Roxy in Amsterdam. (Bericht in H.C. 8 augustus 1990)
Begin 1993 besteedt de Leeuwarder Courant op 4 februari aandacht aan de overlast op de Gedempte Molenwijk in Heerenveen. Thom de Wilde, eigenaar van discotheek Tonight, wil door middel van zgn. ‘Susploegen’, bestaande uit personeel uit de horecabranche, proberen de geconstateerde overlast van de bezoekers van deze gelegenheden en irritant rijgedrag van taxichauffeurs in rustiger banen leiden. De politie omarmt het initiatief en ondersteunt de gedachte om het voor te leggen aan het college van B. en W., maar wil beslist geen heksenjacht op taxichauffeurs omdat ze blij zijn, dat de bezoekers met een slok op in eigen vervoer een veel groter risico is.
In september 1993 lezen in de Leeuwarder Courant, dat discotheek Tonight voor het eerst meedoet aan de 12e Kroegentocht met de band ‘Hot Bolshevik’. Het jaar daarna (1994) zit eigenaar Thom de Wilde met zijn discotheek al niet meer aan de Gedempte Molenwijk, maar al lang en breed aan de Vleesmarkt en is gastheer voor de band “V Not”.
De zoektocht naar het eigenaarschap van Discotheek Tonight brengt ons naar de facebookgegevens over Thomas de Wilde, die wordt beschreven als ‘Owner 1989 - 1997’ in de gemeente Heerenveen. Verder is zijn naam ook enige tijd verbonden aan de discotheken Bellefleur (1984-1986), de Muis (1986-1989), Café’s De Blauwe Kater (vennoot 1994-1999) en ‘t Brandpunt (1995-2005).
POOL-SNOOKER-BILJART-EN DARTCENTRUM ‘THE POOLBROTHERS’
De internetsite van het huidige Snooker & Pool Centrum Heerenveen aan het Burgemeester Kuperusplein 70-73 vertelt ons dat zij zijn gestart in het jaar 1991. Aangenomen hebben we dat dit dezelfde organisatie is als de destijds geafficheerde “Pool-Snooker-Biljart en Dartcentrum ‘The Poolbrothers’.De eerste krantenpublicatie waarin “The Poolbrothers’ van zich doen horen is die van de 15e januari 1993. Daarin wordt een Super Driebandentoernooi op 5, 6 en 7 februari 1993 aangeprezen in deze zaak aan de Ged. Molenwijk 4a. Voor de competitieve liefhebbers wordt deelname aantrekkelijk gemaakt door het in het vooruitzicht stellen van ca. fl.2500,-, waarvan Technisch Installatiebedrijf Hoekstra uit Mildm de hoofdsponsor wordt genoemd. ‘Simon’ op telefoonnummer 05130-33846 regelt de opgaven tot 30 januari 1993.
Een jaar later wordt ‘The Poolbrothers’ door journalist Marcel de Jong in de rubriek Fries Mozaïek van de Leeuwarder Courant van 17 januari 1994 verwent met een verslag van een dartgebeuren door de Hagenaar Roland Scholten, de nummer twee van de wereldranglijst. Niet alleen wordt er ‘hosannah’ geroepen over diens prestaties, maar tevens wordt het spel met z’n aparte regels min of meer uitgelegd. Jaap Woudstra eigenaar van The Poolbrothers mag een ‘leg’ winnen, net als zijn maten Wietze Jonker en Cor de Wolf. Voor de rest komen de andere amateurdeelnemers er niet aan te pas.
Wanneer de Leeuwarder Courant op 24 september 1994 de 11de Kroegentocht in Heerenveen aankondigt, staat in het rijtje van 22 deelnemers ook de nieuwe gebruiker van pand nr. 4a. ‘The Poolbrothers’ laat die avond de muzikanten van ‘Mistura’ hun accommodatie verlevendigen.
In de loop van de volgende jaren worden er verschillende geruchtmakende activiteiten georganiseerd. We noteren muzikale optredens van Pigment, The Indian Tea Band, Erik Dikeb, etc. Verder Darts-toernooien, Spoelbakduiken, Breakdance Bartels, Hip-Hop sessions, Salsa en Zouk dansworkshops, deelname van verschillende Poolbrothers-teams aan de Friese dartscompetities.
Zo omstreeks het jaar 2002 spreken krantenberichten meestal van ‘Grootcafé Poolbrothers’. Op 18 februari 2005 zijn de engelse voetbalfans van New Castle United voor en na de wedstrijd tegen de S.C. Heerenveen opgevangen in de accommodatie van het Pool-en Dartcentrum, omdat hen een beperkte bewegingsvrijheid is opgelegd wegens hun reputatie. Eigenaar Woudstra heeft dat risico aangedurfd. In de nacht van woensdag op donderdag de 22e februari 2007 wordt Heerenveen opnieuw opgeschrikt door een grote brand van een horecagelegenheid. In december 2006 zijn toen twee horecapanden aan het eerste deel van het Breedpad uitgebrand en nu wordt het café Poolbrothers vrijwel volledig verwoest en tevens het naastgelegen pand in gebruik bij koffieshop Dizzy Duckgrotendeels. Deze heeft voornamelijk rook-en waterschade opgelopen. Ruim twee uur na het uitbreken van de brand wordt het sein ‘brand meester’ gegeven en kan een politie-onderzoek van start gaan. De brand blijkt te zijn gestart in een opslag op de bovenverdieping, waar een bedrijf opgekochte bedrijfsboedels van failliete kledingondernemingen op slaat. De gebruiker blijkt - volgens de krant - huurder van de Woningcorporatie Arqin. Bovendien vermoedt de politie kortsluiting in de apparatuur van een illegale hennepkwekerij van 200 m2 op de bovenste verdieping. Voor de journalistieke details helpt www.delpher.nl u ongetwijfeld verder met de artikelen “Brand in centrum Heerenveen door hennepkwekerij” en “Schrik in Heerenveen door brand in centrum” in de Leeuwarder Courant van 22 februari 1907. De gevolgen van de brand zijn voor de bedrijfsvoering van Poolbrothers desastreus. De bouwkundige situatie op dat ogenblik is zo, dat het Poolbrotherspand met zijn ingang aan de Gedempte Molenwijk als het ware om het brandende pand is gedrapeerd. In mei 2008 staat het pand er nog haveloos bij, terwijl de huurder Bavarian het voor gezien heeft gehouden. Ook de naastgelegen koffieshop ‘Dizzy Duck’ heeft daarvan de gevolgen ondervonden. Met de Poolbrothers is het niet goed afgelopen. Het bedrijf is via een surseance van betaling terecht gekomen in een faillissementstraject, welke - volgens Googlegegevens - pas op 23 mei 2014 eindigt met een rekening en verantwoording en een schuldsanering zondering uitdeling op 28 mei 2014. EERST ‘VIDEO THUIS’, DAARNA ROCK-CAFE ‘DE POMERANS’ Ook nu maken we - wegens een totaal onverwachte vondst via www.delpher.nl - een uitstapje naar de vroegere geschiedenis van de Gedempte Molenwijk en wel naar het adres nr. 10. In de Leeuwarder Courant van 22 en 29 december 1983 vinden op dit adres namelijk de ‘Video Thuis’-zaak met een advertentie. Weliswaar staat daarin als adres ‘Ged. Molenweg 10’, maar elke Heerenvener kan bedenken dat daarmee absoluut niet wordt bedoeld ‘Oude Molenweg’ in de wijk Heerenveen-midden. Ook vallen af de Molensteeg en Molenstraat (in de nieuwe spelling!), want deze zijn immers nimmer ‘gedempt’. In andere advertenties van ‘Video Thuis’ ontbreekt een adressering, b.v. in 1985 en in september 1988. Het is dus uitgesloten, dat dan de Lindegracht 7 al in beeld is, want Gerrit Overdiep’s ijzerhandel zit daar dan nog ! Waarmee de vraag ‘Hoelang heeft Video Thuis’ op het adres Gedempte Molenwijk gezeten ???... uiteraard nog niet is beantwoord. Het zal niet lang zijn geweest, want in juli 1981 heeft een brand nummer 10 het daar gevestigde Turkse restaurant zwaar getroffen. De vermelding in een artikel in de Leeuwarder Courant van 18 april 1986 maakt duidelijk, dat ook café ‘Pom(m)erans’ het initiatief voor het Millstreet Festival van harte ondersteund, wanneer ze gastvrijheid bieden aan de dixielandformatie “Buttertown Jazzband”. Meer details zijn er voorlopig over het etablissement niet aangetroffen in de provinciale kranten. Mogelijk dat de plaatselijke Heerenveense Courant of De Koerier er aandacht aan hebben besteed, maar dan moet je die kranten wel kunnen raadplegen. Pas op 12 februari 1913 wordt dat volledig goed gemaakt met een artikel van Heerenveens journalist en recensent Harry de Jong in de Heerenveense Courant.
Hij schrijft daarin over “Reünie rockcafé De Pomerans Heerenveen”. Als eerste informatie staat vermeld, dat het ‘rockcafé’ aan de Gedempte Molenwijk op 18 november 1990 na bijna 8 jaar zijn deuren sloot. Dat zou inhouden, dat het café naar alle waarschijnlijkheid vanaf begin 1983 zijn trouwe clientèle heeft opgebouwd. Voor een belangrijk deel is vaste DJ Heavy P. (geuzennaam Dikke Piet, maar in werkelijkheid Piet de Heij) daarvoor verantwoordelijk geweest, uiteraard samen met het bedienend personeel. Organisator van deze reünie blijkt Marco Brouwer, die in Geert Semplonius - eigenaar van Café De Skoffel en De Stunt - een destijds enthousiaste bezoeker én fan van de Pomerans - in februari 2013 een enthousiaste reünist heeft ontmoet. De vraag in welk perceel Petit Restaurant - Café Biljart POMERANS aan de Gedempte Molenwijk heeft geëxploiteerd wordt beantwoord met een advertentie in de Gemeentegids van 1984 op bladzijde 93. Als locatie wordt daarin dus gemeld: Ged. Molenwijk 10 en 10a.Uit een krantenbericht van de Leeuwarder Courant vernemen we op 19 januari 2013, dat de Shoarma-grillroom Shalom na 15 jaar het adres Gedempte Molenwijk 10a gaat inruilen voor een pand aan het Breedpad.
DIZZY DUCK HEERENVEEN
Ten tijde van de brand in de wietkwekerij boven en naast Poolbrothers in 2007 is aan de westkant van de Gedempte Molenwijk al enige tijd aanwezig de naastgelegen koffieshop ‘Dizzy Duck’, die voornamelijk door de brand ook daarvan de gevolgen heeft ondervonden. Exploitant Hataam Chaanabi van deze koffieshop reageert zeer adequaat door na een seintje van de politie binnen een halve minuut zijn gasten de zaak uit te ‘jagen’ en als voorzorgsmaatregel gas en water direct af te sluiten. Zijn hoop om de volgende dag weer te kunnen werken zal twijfelachtig zijn geweest. Ook water en rookschade zullen de klanten van Gedempte Molenwijk 4a mogelijk hebben afgeschrikt. Uit een artikel van Saskia van Westhreenen van 21 januari 1905 over de hoeveelheid koffieshops in Heerenveen, waarvan vier van de vijf aan de Gedempte Molenwijk. Dizzy Duck - zo vertelt het artikel - zit er dan zo ongeveer vijf à 6 maanden. Chaanabi, die overigens niet klaagt over het feit dat het niet storm loopt in zijn zaak, vindt wel dat de plannen van burgemeester de Jonge erg ver gaan. Deze wil het aantal van vijf terugbrengen tot hooguit drie. Hij onthult dat het al zwaar genoeg is om zonder reclame te mogen maken en met de strenge regels voor contrôle en de frequentie daarvan bijna ondoenlijk is om twee gezinnen van een bestaan te voorzien uit de zaak. De Jonge wil zich conformeren aan het landelijke gemiddelde van één koffieshop op 10 tot 15 duizend inwoners. In Heerenveen zou dat 1 koffieshop op 8400 bewoners zijn.
CLUB TROPICS MET SALSERO MBOKA - DANCING CENTRE
Het blijkt lastig om een goed beeld te schetsen van het sinds 2013 aan de Gedempte Molenwijk 4a exotische pand ‘Club Tropics’. Internet bevat als informatie, dat de activiteiten (onder andere) plaatsvinden in de branche: ‘Café’s’. Het staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder hetzelfde nummer als Salséro Mboka. De locatie daarvan werd voorheen “Party Café Salsa” genoemd. De keuze ‘Club Tropics’ is in juli 2013 op de naam gevallen, omdat er inmiddels veel meer dans-en muziekstijlen kunnen worden beleefd. Er wordt voornamelijk Caribische en andere opzwepende tropische moderne muziek gedraaid. Met andere woorden een bredere doelstelling. “De club heeft een totaaloppervlakte van maar liefst 300 m2 meter. Vooraan een grote bar en achteraan een ruime dansvloer waar iedereen los kan gaan! Tevens zijn er vijf dartbanen om gezellig met vrienden of voor competitie met elkaar te darten. De aankleding in het café past nu meer bij onze naam Tropics; deze is meestal in Caribische/tropische sferen. Iedereen is welkom, zowel vaste bezoekers als personeel zijn gastvrij voor nieuwkomers. Bij onze georganiseerde feesten bieden wij onze klanten een garderobe en des te belangrijker garantie op een leuke avond!” De tegenwoordige website van dansschool Salseromboka beschrijft haar bestaan in de woorden: “Reeds 15 jaar is eigenaar en dansleraar Mboka actief in het geven van danslessen.” Uitgaande van 2017 is hij dus begonnen in het jaar 2002. In Heerenveen speelt zich dat dan af op de Gedempte Molenwijk 4a in de locatiefaciliteiten van Club Tropics sinds 2013 en volgens de Kamer van Koophandel 2008. Geen polka of klompendans maar de gezelligste dansschool van het hoge Noorden opteert voor de stijlen Salsa (verzamelnaam van dansstijlen van Cubaanse oorsprong) Zouk (Franstalige Caribische muziek), Zumba (Latijns Amerikaanse dansfitness) en Bachata (een Dominicaanse partnerdans).
TOEKOMSTVISIE: SIGNALERING - HEROVERWEGING - CRISIS - UPGRADING.
Door middel van het noemen van een aantal artikelen door de journalistiek, welke door Uzelf kunnen worden opgeroepen op uw computer op de website ‘De Krant van Toen’ , krijgt U enig zicht op het moeizame traject wat moet worden bewandeld om ons motto “Van Uitgaansparadijs tot Sloppenwijk” te logenstraffen.
‘Stadsproblemen’ in centrum Heerenveen’ door Maria Degrosso, in L.C.27-05-1993.
“Duo pleegt geweld en verzet zich tegen politie: werkstraffen”, in L.C. 27-09-1994.
“Messteek in disco” in L.C. 30-10-1994.
“Vier op een kluitje lokt rottigheid uit”, door Saskia van Westhreenen, in L.C. 21-01-2005.
“Horeca hekelt traag beleid Heerenveen”, in L.C. 08-08-2006
“De Gedempte Multiculti Hotspot”, door Wiebe Pennewaard, in L.C. 22-08-2006.
“Brand in centrum Heerenveen door hennepkwekerij”, in L.C.22-02-2007
“Weer noodkreet om’slopen’ Heerenveen’, in L.C. 19-06-2007.
“Centrumbazen laaiend op Heerenveen:, in L.C. 25-01-2008
“Gemeente biedt op panden aan Gedempte Molenwijk”, in L.C. 17-05-2008
“Corporatie weg uit Molenwijkproject”, in L.C. 04-02-2010.
“Verbazing over ‘gift’ WoonFriesland”, in L.C. 09-02-2010
“Eerste stap voor opknapbeurt Gedempte Molenwijk”, in H.C. 11-02-2010
“Discotheek Bacchus gesloopt”, in L.C. 07-03-2011
“Discotheek Bacchus eindelijk tegen de vlakte”, in L.C. 14-05-2011.
“Twee café’s dicht in centrum Heerenveen”, in L.C. 06-12-2011.
“Crisis is tegenvaller Gedempte Molenwijk” in L.C. 04-06-2012.
“Zwoel zwieren in de Salsa”, door Robert Jan Speerstra, in L.C. 27-08-2012.
“Opknapplan in centrum Heerenveen wankelt”, Saskia van Westhreenen in L.C. 27-10-2012.
“Dilemma bij opknappen wijk”, in L.C. 03-12-2012.
“Shalom verhuist naar Breedpad” in L.C. 19-01-2013.
“Nieuwbouw op plek Bacchus”, in L.C. 15-01-2016.
2017, september 30 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank voor uw geduld !