Cat. Foto's met een verhaal
Dracht omstreeks 1980
HIP-TIME MAGAZINE 38
Dracht omstreeks 1980
Sinds wanneer mogen moeders met kinderen in het fietszitje achterop een straat infietsen waar alleen gewandeld mag worden ? Rond 1980 wordt het steeds meer de gewoonte je van verkeersborden niets meer aan te trekken. Oom Agent wordt steeds minder zichtbaar in het straatbeeld en ‘wij vrouwen’ hebben qua emancipatie nog het een en ander in te halen, dus ... Gelukkig kan het Museum Willem van Haren met fotonr. 315 (formaat 18 x 11 cm) nog iets doen aan het normbesef van zich emanciperende vrouwen !
Nico P.W. Tiën komt in 1964 naar Heerenveen met het doel hier een Chinees Restaurant op te zetten. Hij vindt de heer P. Faber uit Zwolle, eigenaar van Dracht 126 bereid om naar de bouwadviezen van de Amstel Brouwerij N.V. te Amsterdam pand 126 te verbouwen tot Chinees Restaurant. Daarvoor is naaimachinehandelaar J.B. Koning de huur opgezegd en deze verhuist naar de Van Dekemalaan. Er is dan nog slechts sprake van een ‘normale’ gevel zonder al te uitbundige uitingen. Slechts een bord met gekalligrafeerde tekst “Chin. Ind. Restaurant” en vier grote letters van het woord “Azië” in rood-gele kleurstelling boven de toegangspartij. Haaks op de gevel een verlicht ornament met vier Chinese lettertekens. Wanneer precies de uitbreiding komt met het pand Dracht 128 (van kleermaker H.J. de Jong) is nog niet helemaal duidelijk maar in ieder geval ná 1974. Op 14 februari 1974 dient Tiën namelijk een aanvraag in voor een bouwvergunning, met de bedoeling de gevelpui te wijzigen door het maken van een luifel aan pand 126. De Provinciale Schoonheidscommissie is akkoord en aannemer Telgenhof gaat los. Op deze Dracht-promenade 128-126-foto heeft het Chinees-Indisch restaurant “Azië” van Nico P.W. Tiën met de oosters aandoende luifels over de gehele gevelbreedte van twee panden later duidelijk het punt gemarkeerd, waar de (Verlengde) Dracht voor gemotoriseerd verkeer moet afbuigen via de Pleinweg naar de Sieversstraat om het verkeerscirculatieplan te laten slagen. Parkeren op het Burgemeester Kuperusplein levert normaliter geen problemen op. Thans in 2012 profiteert de Wereldwinkel (nr. 126) daarvan bovenmatig.
De aanleg van het Burgemeester Kuperusplein komt - volgens ons Straatnamenboek - tot stand in het jaar 1952. In het begin slechts toegankelijk vanaf de Koornbeursweg wordt al snel de behoefte gevoeld een snellere verbinding te krijgen naar de kop van de Dracht. Er wordt besloten een doorbraak te maken ter hoogte van de zuidelijk gelegen tuin met serre van Woltman, de bewoner van het pand Dracht 103 tot 1941. In de periode 1953/54 wordt de Pleinweg aangelegd tussen Sieversstraat-Kuperusplein én de Dracht.
Merkwaardig is dat de linkerhelft van Tiën nu met Speelgoedwinkel ‘Okkitoys’ het adres Dracht 126a voert. Dat moet samenhangen met de opheffing van het nummer 128 als huisadres. Verbouwingen en samentrekkingen zullen de reden zijn. Dat dit op een “Saneringsplan Bebouwde Kom De Dracht” uit 1968 met huis-en kadastrale nummers nog niet het geval is, moge duidelijk zijn.
Dracht 124 wordt volgens adresboek 1964 bewoont door H. Schotanus, die als beroep laat registreren: lunchroomhouder. In het volgende adresboek is zijn plaats al overgenomen door K. Faber, die zich afficheert als cafétariahouder, en met hulp van dienstbode G. Poelstra zijn waren slijt. Met deze tweede horeca-gelegenheid, later met de naam “Lunchroom Klaas en Elly”, vlak naast “Azië” moet de periode nog aanbreken dat er sprake kan zijn van een ‘terrasvergunning’. Inmiddels is dat ook al weer verleden tijd. Over de handel van het daaropvolgende pand aan de westkant van de Dracht laat Feitze de Vries ons niet in het ongewisse; je bent tenslotte Batavus-dealer of niet ! Bovendien is Feitze al de derde generatie, die op deze locatie ‘in fietsen’ doet. Want wie anders is die Jan de Vries, die in 1921 al op de Verlengde Dracht 245 (nu Dracht 122) zich van een bestaat wil verzekeren als ‘rijwielhersteller, motoren, enz.’, dan een voorzaat van Feitze junior. Het steegje ten noorden leidt rechtstreeks naar de werkplaats, want na de winkeldeur eist de doorgang naar ‘achteren’ een behoedzame tocht langs alle uitgestalde fietsen en materialen. Vermoedelijk is de voertaal in de werkplaats ‘it Feensters’ geweest.
Het steegje voorbij is bijna driekwart van 20e eeuw in huisnr. 116 in manufacturen gehandeld door de familie Hollander. In 1927 zijn ze er al en wanneer ze precies gestopt zijn is nog niet duidelijk. Tegenwoordig in 2012 treffen we daar het schoenenmagazijn aan van Van Haren, welke eerder op de hoek van de ‘Boerenhek’ oftewel de Minckelersstraat is gevestigd geweest. Ook het steegje maakt inmiddels deel uit van de gevelwand door een constructie die een zelfstandig pand suggereert in ‘edele’ bouwstijl doch nu een etalage is van schoenwinkel van Haren onder nr. 120.
Met een Grundig-reclame aan de gevel mag je stellen, dat je te maken hebt met de radiohandel van Thijmen Kras (nr. 114). Bij de branchevervaging van de speciaalzaken wordt later meer en meer de term ‘electriciteitshandel’ gebezigd. Nog niet eens zo lang geleden heeft de familie Kras definitieve uitverkoop gehouden. De tijd blijkt hen vooruitgesneld en het tempo van de nieuwe innovaties zal te hoog zijn geworden. Jammer ! De één zijn dood, is de ander z’n brood ! Het geldt in dit geval voor de winkel van Liz-Mode, waarvan de eigenaresse als Overdiep door het leven gaat. Eigenlijk behoort tot dit perceel ook het huisnummer 112, welke volgens de ‘Concordans op de Huisnummering’ van archiefbeambte Jan Werkman in 1996 als ‘woning en winkel’ worden beschouwd.
Op vroegere kadastrale plattegronden - de jongste die we hebben geraadpleegd is uit 1968 - komt dan een zeer smal steegje. Deze blijkt de toegang tot de thans niet meer bestaande huisnummers 112, 110 en 108 te zijn geweest. In die concordans zijn de nummers 110 en 108 in 1930 als vervallen verklaard. Liep het steegje, dat eenmalig in een archiefstuk “Juffersteeg” wordt genoemd, vóór 1934 door tot aan de Molenwijk, na de demping is van enige bewoning niet meer gebleken. De naam “Juffersteeg” heeft nimmer een officiële status verworven.
Op de noord-oostelijke hoek daarvan staat het pand met kadastraal nummer A-254, welke in het dienstjaar 1873 uiteindelijk wordt verkocht. De nieuwe eigenaar is Neeltje Klazes Blauw, de weduwe van Bouwe Siegers van der Laan, die onder het beroep ‘slagterin’ te Nijehaske staat vermeld. Zij koopt het om haar zoon Franke Bouwes van der Laan (23 jaar) de kans te geven zelf een slachterij te beginnen en verkoopt het in dienstjaar 1885 aan hem. Tot mei 1920 heeft hij daar een slagerij in gedreven. Op 30 april 1920 wordt de slagerij geveild door deurwaarder P. Molijn. De opbrengst is fl.10.551,- en de heren S.H. van der Laan, veehouder te Nijehaske en R.J. Smilde, slager aan het Breedpad te Heerenveen, worden eigenaren. Zij verhuren het aan een nieuwe gebruiker. K.K. Eppinga, die in de Personele Omslag van 1921 opduikt en zich bezighoudt met een koopmanschap in manufacturen. Aan een ‘gedeeltelijke vernieuwing’ in het dienstjaar 1921 door de heren Van der Laan en Smilde is geen bouwvergunning te pas gekomen, maar is blijkbaar nodig geweest om het te kunnen verkopen aan de heer Eppinga. Dat is in het dienstjaar 1923 gebeurd. Zoons Bertus en Albert zetten na de dood van vader de zaak voort en in de jaren zestig van de 20e eeuw komt er zelfs een bedrijfsleider met de naam D. Brinksma.
Vanaf 1930 komt het voor onder het huisnummer 106 en dat is het thans ook nog. Op dit ogenblik in 2012 staat er nog op de gevel ‘Cecil’, maar ook hangt er een bord ‘Te Huur’. Deze ‘Cecil Store Heerenveen’ is het type ‘Online webwinkel voor Dameskleding’. Zachtjes geloven we dat de huurprijs de verwachtingen én de resultaten verre heeft overtroffen. Een dreigend faillissement .....?
In de tijd dat Meubelhandel Borger (zie de verticale letters boven het hoofd van de ondeugende fietsster) er z’n zeer uitgebreide vestiging heeft gehad zijn de nummers 102, 104 en 106 samengevoegd geweest. De nummers (100, 102) en 104 worden nu gevoerd door de landelijke drogisterijketen met de ETOS-winkelformule.
In de tijd dat zelfstandige winkeliers de panden in gebruik hebben gehad, heeft no. 102 - waar de Romkessteeg langs loopt - de stoffenverver N.F. Bakker onder oudere huisnummers (ca. 1910 - ca. 1925) en daarna Jan Muntendam, winkelier (ca. 1926 - ca. 1949) gerieft. Voor no. 104 is de muziekhandelaar L. Lampmann zeer lang (ca. 1922 - ca. 1949) en daarna Jan Muntendam als winkelier in manufacturen (ca. 1950 - ca. 1970) gebruiker geweest.
Steken we de straat over naar de oostkant dan treffen we daar het reclamebord van de HEMA, welke een flinke gevelbreedte heeft gekregen. De woningkaart noemt het een winkel met bedrijfs-, c.q. bovenwoning en showroom met het bijpassende huisnummer Dracht 93, met inmiddels uitbreiding door nrs. 95-97. In november 1959 kondigt de fa. J.D. Brinksma aan, dat zij een zelfstandige HEMA-vestiging gaat worden. De naam Hollandsche Eenheids Maatschappij Amsterdam blijkt te moeilijk om te onthouden, maar die eerste H staat vanaf dan natuurlijk voor Heerenveen ! Na een verbouwing opent in mei 1960 eigenaar A. Brinksma het bedrijf, nadat dochter Tineke hem de sleutel heeft aangeboden onder de muzikale klanken van de brandweerdrumband “De Ramoneurs”. Brinksma treedt in de traditie van de ‘grote’ zaak, die eerder op deze locatie is gevestigd door manufacturier Jeroen de Vries. Deze stuurt vanaf 1921 het legendarische ‘Magazijn De Zon’ aan met een breed assortiment: manufacturen, gemaakte goederen, bedden, tapijten, ledikanten, confecties en lingeries.
Ten zuiden van de huidige HEMA kennen we thans ook al weer een reeks van jaren de landelijk electronicaketen van Dixons, welke volgens de bedrijfsinformatie gebruik maakt van Dracht no. 99. In 1985 adverteren ze al met fotografische apparatuur.
Blijven aan de oostkant over de nummers 101 en 103. Volgens Kruidvat is hun werkadres Dracht 103, zodat we moeten aannemen, dat nummer 101 in een vroegere fase van die grote winkel reeds is opgenomen in het totaal van de discount Albrecht of Aldi. Zelfs eerder vinden we dat no. 101 reeds onderdeel is geweest van meubelhandel Borger, die in de beginjaren zeventig in de restanten van de befaamde Hesselhuizen (1872 gebouwd) zeer luxe meubelen verkoopt. Kort daarvoor spreekt de woningkaart ook nog over het gebruik als Administratief Centrum “Zuid-Oost Friesland” (en voor het eerst in de gemeentegids van Heerenveen 1981/1982) en van het kantoor van de A.N.O.Z. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het oorlogsverleden van het pand met no. 103.
Als afsluitende conclusie mogen we rustig stellen, dat de bouwkundige ingrepen op dit zuidelijke deel aan de oostkant van de Dracht dermate groot zijn geweest dat niets meer herinnert aan de prachtige ansichtkaarten van de eerste helft van de 20e eeuw.
2012, december 23 - wibbo westerdijk - hip-backup
Dwarsgracht, ná 1914 en vóór 1921
HIP-TIME MAGAZINE 72
Dwarsgracht, ná 1914 en vóór 1921
Eigenlijk is dit een zeer bekende afbeelding van het Heerenveen uit de eerste twee decennia van de 20e eeuw. Toch zullen weinig Heerenveners dit beeld met eigen ogen hebben kunnen waarnemen. Waarschijnlijk zijn daarvoor winterse omstandigheden met een flinke ijslaag in de gracht een voorwaarde geweest. Immers, ten tijde van het maken van deze foto is het deze gracht, die stromend vanaf de Molenwijk naar het westen ter hoogte van de in 1921 aangelegde Compagnonsstraat een bijna haakse bocht maakt om naar het zuiden richting Oudeschoot haar loop te vervolgen. In die bocht wordt bij de toekomstige bebouwing - eerst op de oostelijke oever langs de Van Dekemalaan - een houten bruggetje gelegd ter ontsluiting van het gebied.
Onze fotograaf - de arts Hubert Adriaan Veltman - heeft zich de moeite moeten getroosten in het vinden van de goede plaats voor zijn opname. Het zou heel goed kunnen, dat hij via de Van Cuyckstraat het daar ten zuiden van liggende weiland heeft doorgebaggerd om op de oostelijke oever daarvan zijn statief te kunnen plaatsen. In dat geval ziet hij kans om alle interessante gebouwen in beeld te krijgen. Dat het een inspirerende foto is gebleken weten we nu ongeveer honderd jaar later, omdat zijn glasdia’s zijn opgenomen in het Frysk Fotoargyf (Tresoar) en specifiek deze onder het codenr. Veltman-67. Afdrukken van zijn foto’s zijn ook in het archief van het Museum Willem van Haren te vinden. De tekenaar ‘Kropp’ heeft er in de jaren dertig de inspiratie uit geput om het beeld te transformeren tot een prachtige ets, welke als bezit van het museum onder inventarisnummer 566A op een formaat van 14 bij 19 cm en de titel ‘Gezicht op de Molenwijk’ in 1 992 een plaats heeft gevonden in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’ (blz. 67). De foto-afdruk van 7.9 bij 10.7 cm in het museum Willem van Haren is terug te vinden onder nr. 03802, terwijl in het Tresoar de glasdia wordt beschreven met het formaat 7 bij 8 cm. Tot onze grote verwondering wordt bij de omschrijving gemeld: “Grachtje of wijk ten noorden van de Kerkstraat te Heerenveen, met op de achtergrond de watertoren” en als datering een zeer ruime periode van “1915 - 1940” gehanteerd. Eigenwijs als we zijn, denken we dan: ‘Dat kan beter !’
Laten we daarom beginnen met te bevestigen, dat de watertoren op 5 mei 1915 door een journalist van het Nieuwsblad van Friesland wordt beklommen. Zijn euforisch enthousiasme wordt nog slechts gedempt met de mededeling, dat de motoren - die uit Duitsland moeten komen - nog niet zijn geleverd. Er woedt immers een oorlog en deze frustreert de levering van koel, helder water. Die situatie lijkt zelfs de animo van particulieren om zich als afnemer aan te melden sterk te beinvloeden. Half juni 1915 kan de krant melden, dat de monteurs bezig zijn de pompen te installeren.
Voor de datering van deze foto is dit een belangrijk ankerpunt. Een tweede vinden we in de aanwezigheid van het ‘tuinhuisje’ of ‘prieeltje’ achter in de enorme tuin van het ‘Grote Huys’ aan het Breedpad nr. 616 (1916). Eind juni 1916 veilt notaris Oppedijk het nagelaten bezit van Hobbine Daniela van Heloma, die 29 oktober 1915 is op 73 jarige leeftijd is overleden en wordt het grote perceel gesplitst.
De nieuwe eigenaren zijn mr. Tiete Solke Tromp, president van de Rechtbank te Heerenveen, en de Vennootschap onder firma Jager en Wierda, autohandel en garagebedrijf te Heerenveen. Deze transactie is de ouverture voor grote veranderingen van dit gebied. Het bezit van Jager en Wierda wordt grotendeels gekocht door de Gemeente Heerenveen, die aan de Bouwvereniging Heerenveen op 8 december 1920 vergunningen verstrekt voor de bouw van 14 en 21 (twee typen) arbeiderswoningen. Daarvoor wordt aan de westkant langs het huis van mr. Tromp een straat aangelegd, die op verzoek van de Bouwvereniging de ‘Compagnonsstraat’ wordt genoemd. Dat wordt bij raadsbesluit van 5 october 1921 bekrachtigd. De aldaar door architect A. Baart uit Leeuwarden ontworpen huizen staan de laatste tijd in de belangstelling vanwege hun beeldbepaalde status als ‘tuindorp’-ontwerp, waarvoor door de gemeente een beschermde regeling is opgesteld. Als U de situatie van het in aanbouw zijnde plan van 1920 nog eens wilt bekijken, dan moet U het fotoboekje “Een wandeling door Oud-Heerenveen” er nog eens even bij pakken. Vanuit dat perspectief ziet U o.a. nog de restanten van het tuinhuisje. Ook kunt U zich dan verbazen over de aanwezigheid van reeds een aantal gereedzijnde woningen aan de Van Dekemalaan-oostzijde. De noodzakelijke ‘knik’ in de Compagnonstraat terwille van de aansluiting op de Van Dekemalaan moet nog worden aangelegd. In hetzelfde fotoboekje op de bladzijden 57 en 58 ziet U vervolgens hoe die aansluiting vanuit twee gezichtspunten werkelijkheid is geworden.
Wanneer U opnieuw kijkt naar het rustgevend tafereel van deze foto is het moeilijk te bevatten, dat de bebouwing rechts van de dwarsgracht in het begin van de 19e eeuw moet worden beschouwd als het tweede ‘industrie-terrein’ of - in de taal van die tijd - ‘nijverheidsterrein’ van Heerenveen, waar eerst Geert Andries van der Sluis zijn leerlooierij vestigt op een terrein van 8.00 are en in 1836 zijn schoonzoon Lambertus Feits (getrouwd met Andria van der Sluis) ten zuiden daarvan een 2e leerlooierij sticht. Uiteraard beschouwen wij het gebied van de Badweg-west als het eerste ‘nijverheidsterrein’ vanwege de concentratiedichtheid van molens.
Opvallend op de foto zijn de metershoge bomen (populieren?). Zij staan langs de Propstrasingel - bakker Albert Propstra bezit rond 1840 twee grote percelen A-390 en A-391 tussen de wal van de oostelijke gracht langs de tuin van het ‘Grote Huys’ en de Molenwijk. Dit voetpad begint als steeg op het Breedpad tussen de huidige huisnummers 15 en 17, volgt de bomenrij tot de dwarsgracht van de Molenwijk en verbindt de noordelijke oever daarvan met de zuidelijke oever door middel van een eenvoudig bruggetje. Daarna loopt het niet geplaveide pad als ‘Krugersdorp’ tussen de voormalige leerlooierijgebouwen en een rij huizen door om vervolgens met een scherpe bocht naar het oosten uit te komen op het brugje over de Molenwijk in het verlengde van de Molensteeg. We moeten aannemen dat dit de ‘Blauwedorpsbrug’ is, zoals het in enkele gemeentelijke stukken voorkomt.
Over de naam ‘Krugersdorp’ een anecdotisch aantekening (Nieuw Advertentieblad 13-2-1901: Van Frieschen bodem.): ...”Er woont te Heerenveen geen enkele Transvaler en toch is een nieuwe woningbuurt op de plaats der vroegere leerlooierij gedoopt als Krugersdorp. Om een heel andere reden natuurlijk. De sympathie voor de Boeren doet ‘t hem hier ....” Nu we toch bezig zijn met naamverklaringen - toponiemen dus - is het goed om de betekenis van de term ‘Blauwedorp’ toe te lichten. Dat kan alleen als we U eerst herinneren aan de rij van 20 huizen, die leerlooijer-koopman Feits heeft laten bouwen langs de oever van de Molenwijk voor zijn arbeiders aan de leerlooierij. Deze éénkamerwoningen blijken in de volksmond het ‘Roodedorp’ te worden genoemd, omdat de huizen zijn gedekt met de ‘goedkoopste’ rode pannen. (We hebben daarover in HIP-Time Magazine 21 veel details meegedeeld.)
Jacob Tijssen de Leeuw uit Oudehaske beoogt in 1891 aan de Feitssingel enkele iets betere woningen te stichten en geeft opdracht de daken van een zestal huizen te bedekken met duurzame, blauwe, geglazuurde pannen. Dus ....inderdaad !
Het volgende opvallende gebouw is het enorme pakhuis, dat staat aan het Achterom en ons het zicht op de onderste helft van de watertoren ontneemt. Uit oude archiefstukken komt naar voren, dat koopman Elias Hiddinga op 1 februari 1811 eigenaar wordt van het destijdse huisnummer 241. Hij koopt het van een Lippenhuister handelaar voor 500 gulden. Hiddinga laat een kleine verbouwing uitvoeren, zodat het geschikt is om te worden bewoond door twee gezinnen. Gelijktijdig daarmee is de onderprefect T.M. Lycklama à Nijeholt - daartoe gelast door prefect Verstolk - op zoek naar een geschikte locatie voor een ‘maison d’arrêt’ - een huis van bewaring c.q. gevangenhuis voor de veroordeelden door het ‘tribunal’. Op 5 juli 1811 geeft een aanschrijving van de prefect de opdracht om het gebouw geschikt te maken en zo goedkoop mogelijk te beveiligen zodat de ‘tegenwoordigen Gardiaan’ Willem Jacobs Deukers vaste cipier kan worden. De bewoner Willem Theeuwis (Dekker), arbeider, en zijn gezin moeten geholpen worden aan een ander onderkomen. Dat wordt gevonden in de Kerkstraat, destijds met huisnummer 11.
Zeer informatief is een door de onderprefect opgegeven ‘Lijst der Fournitures, welke dagelijks door den cipier van het provisioneel Maison d’Arrêt te Heerenveen aan de Gevangenen aldaar zullen behoren te worden geleverd’. Roggebrood, boter en geraspte kaas; grauwe erwten met spek, of vlees of vis; gort met boter; elke avond een mengel gekookte karnemelk en dagelijks anderhalf pintje bier en in de zomermaanden drie pintjes.
Ontluisterend is het te lezen over de ‘strijd om het bestaan’ door de cipier, die voor de ‘fournitures’ moet zorgen en zwaar onderbetaald zijn werk moet verrichten. De Regenten of ‘onbezoldigde en weldadige raad voor het gevangenhuis van het Arrondissement Heerenveen’, in de personen: Elias Hiddinga, Hendrik Tuymelaar, Hendrik Taconis, Jan Dornseiffen en Isaac van den Berg, houden de cipier financieel zeer kort en brengen hem tot de bedelstaf. Bovendien wordt hij ziek en overlijdt op 26 februari 1813 op 44 jarige leeftijd. Tot zijn opvolger wordt twee dagen later de legendarische cipier Hermanus Jans Mulder benoemd. In zijn ambtsperiode speelt zich de rechtszaak van de ‘van valsemunterij beschuldigde’ Harmen Wiegers Schraa af, die niet weinig heeft bijgedragen aan de bekendheid van gevangenis en cipier. Schraa heeft in 1807 het logement ‘Huis ten Woude’ tegenover de Rottumerweg laten bouwen, wisselt zijn bestaan als arbeider-turfmaker in voor dat van kastelein, raakt in 1818 betrokken in bovengenoemde rechtszaak mede door een aanklacht van cipier Mulder. Deze krijgt Schraa gedurende 20 weken in ‘voorarrest’ in het kot van de Molenwijk. Daarna wordt Schraa overgebracht naar Leeuwarden, waar de rechtbank hem ter dood veroordeelt. Het hoger beroep bij het Hof te Groningen leidt in september 1819 tot volledige vrijspraak. Het bijzondere aan dit proces is geweest, dat Schraa zelf zijn verweer op rijm op schrift stelt. In dat geschrift wordt de in zijn ogen ‘ongeschikte cipier’ Mulder door hem ‘Manus de Mennoniet’ genoemd.
Publicist-uitgever Jacob Hepkema heeft ervoor gezorgd, dat zijn sneldrukpers te Heerenveen Schraa de onsterfelijke status heeft bezorgd met boekje: “Harmen Schraa, boerenknecht, turfmaker, kastelein, dichter-gevangene, ter dood veroordeelde en later nog advocaat”.
Met de ingebruikname van Crackstate als Rechtbank en de daarbij inpandige ‘huis van bewaring’ in 1833 krijgt de ‘oude’ gevangenis weer een pakhuisfunctie.
Op 4 april 1894 vraagt Edske Smit Jzn. in een ingezonden stuk in het Nieuw Advertentieblad de aandacht voor een door hem ontworpen kachel geschikt voor turf en een uitnodiging aan de turfmakers een ander model turf te maken. Half mei start hij een campagne voor de ‘Zelfvoedende Spaar-Turfkachels’ voor huiselijk gebruik, die vanaf begin juli zijn te bestellen en in het najaar kunnen worden geleverd. Een prototype is in de fabriek dan al te bezichtigen. In het bevolkingsregister van 1900 staat Edske Smit als fabrikant ingeschreven op het adres Dracht 359, terwijl aan de kant van de Molenwijk op hetzelfde perceel de kachelfabriek is gevestigd. Veel later wordt dat de meubelzaak van Bunt-Matulewicz op Gedempte Molenwijk 25.
HIP-TIME MAGAZINE 72
2013, december 15 - wibbo westerdijk - hip-backup
Fietshokkunst De Telle 1978
HIP-TIME MAGAZINE 74
Fietshokkunst De Telle 1978
Vergankelijke bouwkunst en vergankelijke kunstobjecten is een onderwerp, waarmee het Heerenveen van de laatste decennia van de 20e eeuw ongetwijfeld een hoge plaats in een imaginaire rangschikking kan veroveren. Op deze foto nr. 01808 uit de fotokluis van het museum Willem van Haren wordt de in januari 1967 voor ruim één miljoen geïnitieerde sporthal in 1978 nog uitgebreid met een ‘fietsenhokkenkunstobject’.
Het ontstaan van de sporthal annex overdekt zwembad beroert in juli 1967 de Heerenveense gemeenschap stevig als de advertentie van de aanbesteding in de Leeuwarder Courant van 19 juli verschijnt. De Koninklijke Heidemaatschappij, afdeling Architectuur, Sport en Recreatie te Arnhem heeft van B. en W. van Heerenveen de opdracht gekregen in de tweede helft van augustus de bouwkundige werken van sporthal en zwembad aan de Europalaan aan te besteden. Globaal is de inhoud van het complex 23.800 m3 met als bijzonderheid voor de sporthal een belangrijke staalconstructie. De NHM verwacht een bouwtijd van 75 weken, dus bijna anderhalf jaar. Half december komt het goede nieuws, dat ook de Ned. Sport Federatie geld beschikbaar stelt voor de bouw, en de krant meldt dat op 1 februari 1968 burgemeester H. Huisman de eerste paal voor het complex heeft geheid. Inmiddels is ook duidelijk dat de ‘druppel’ van NSF (50.000 gulden) op de globale kosten van fl.3.265.000 snel verdampt zal zijn. Het is ook niet niks om een ‘zwevende’ houten ‘Reuther’ speelvloer in de sporthal van 28 m breed en 48 meter lang, die weliswaar voor onderwijsdoeleinden in tweeën is in te delen door een optrekbare wand van kunststof, aan te mogen leggen. In dit geval beperken we ons even tot alleen het sporthalgedeelte, en laten de mogelijkheden van het zwembad voor wat het is. Wat wel weer van belang is, zijn de financieringsmogelijkheden. Naast de NSF draagt de Dienst Aanvullende Civieltechnische Werken 320.000 gulden bij, het Ministerie van C.R.M. 200.000 gulden. Het jaarlijkse gebruik door het onderwijs zal de exploitatie kunnen verlichten met fl.74.500,- voor een geschat gebruik van 55 lesuren.
De Heerenveense Sportfederatie, die opkomt voor de belangen van de bij haar aangesloten sportverenigingen, probeert een vinger in de pap te krijgen bij de verdeling van tijd en ruimte van de in mei 1969 te openen sporthal. Bovendien geeft zij een suggestie voor een naam van de sporthal. Het afscheid van burgemeester Huisman in november 1968 doet de Sportfederatie voorstellen de hal “Burgemeester Huisman Sporthal” te noemen. Deze suggestie wordt niet overgenomen, want in maart 1969 lezen we in een krantenartikel de naam “De Telle”. Aan die naam zal ongetwijfeld een suggestie van een ‘frysksinnich’ persoon zijn voorafgegaan, die het friese woord ‘telle’ = vloer of dorsvloer heeft aangereikt. De officiële opening van de sporthal ‘De Telle’ vindt op zaterdag 13 september 1969 plaats door dr. Wim van Zijll, secretaris van de Nederlandse Sportfederatie.
Bij de inrichting van het voorplein van het Sportcentrum de Telle worden in 1969 haaks op Europalaan de bekende rijen fietsenklemmen op een ingegraven betonnen voet geplaatst. Wat precies de reden is geweest om deze rekken in 1978 te willen vervangen door de overkapte stalling in de vorm van het kunstobject van Langweerder architect Hugo van Lelyveld blijft vooralsnog onduidelijk. Het moet te maken hebben gehad met de zgn. 1% regeling, zodat het mogelijk wordt ook functionele kunst bij het gerealiseerde project tot stand te brengen. De friese kranten - Leeuwarder Courant en Friesch Dagblad - geven daarover geen aanwijzingen.
Wel laat de Leeuwarder Courant op 23 januari 1979 de cartoonist IK (?)onder het kopje “Heerenveen krijgt fietsenstalling als kunstobject” een humoristische oplossing aandragen.
Nevenstaande foto geeft in ieder geval een behoorlijk beeld van de wording van het kenmerkende object. Een stevige metalen constructie wordt voorzien van een houten balkenconstructie en bedekt met dunne plankjes van cederhout die geschoteld op de balkenconstructie worden vastgezet. Nog voor het afgebouwd is, vindt de jeugd het al een spannende plek om aan hun behoefte tot stunten tegemoet te komen. Dan blijkt de keuze van de zeer lichte constructie met cederhout zeer beslist niet bestendig tegen de kunstobjectopvattingen van de jeugdige gebruikers. Zowel skateboardafdalingen vanaf het dak, als sterktetesten van de constructie onder het dak maken dat de jeugdhufterproeven binnen twee jaar het project doen verkeren in een deplorabele staat. Dat verdriet ook de leden van de zogenaamde werkgroep 1%-regeling. Deze nemen in april 1983 het initiatief om een voorgenomen afbraak te keren door aan te bieden het werk met eigen krachten uit te voeren als de gemeente een nieuw en sterkere houtsoort beschikbaar stelt. Jaap Sybrandy, secretaris van de werkgroep; Tjerk de Vries, oud-leraar creatieve handvaardigheid; Joop Holterman, kunstenaar van bijzondere projecten, en zelfs ontwerper-architect Hugo van Lelyveld bieden hun werkkracht aan. De gemeente zwicht voor het voorstel om omstreeks 10 juli 1983 een sterk verbeterde fietsenstalling opnieuw in gebruik te kunnen nemen. Het eerste initiatief krijgt een officieel vervolg als beeldende kunstenaars uit het hele land in 1980 worden opgeroepen deel te nemen aan een ‘prijsvraag’ tot het maken van een fietsenstalling als kunstobjekt bij de nieuwe muziekschool “De Rinkelbom” aan de Zwanedrift. Het budget wat beschikbaar wordt gesteld kan fl.30.000 bedragen. 23 gegadigden schrijven zich in voor deze bijzondere opdracht. Na een selectieprocedure wordt van drie geselecteerden een ‘proefmodel’ gevraagd, waarna de selectiecommissie één kunstenaar zal aanwijzen voor de opdracht. Uiteindelijk mag de opdracht worden uitgevoerd door de vormgever Buijs uit het Betuwse Echteld. De fantasieprikkelende vorm doet de Leeuwarder Courant van 3 januari 1980 denken aan een soort moderne “Ark van Noach”. De buurt heeft volgens de krant ook minder lovende recensies
Afsluitend willen we vaststellen, dat het sportcentrum De Telle met de bijgebouwen zijn verdwenen uit het ‘vlecke’-gebeuren en er is sprake van een zelfde lot voor Heerenveens - acoustisch gezien - beste concertzaal De Rinkelbom met bijgebouwen. Sportief gezien lijken de accomodatieve mogelijkheden van Sportstad een verbetering. Mogen we hopen, dat muzikaal gezien ook een verbetering uit de gemeentelijke hoed zal komen. De nieuwbouw op de zwembadlocatie van de Telle staat los van de plannen, die aangekondigd zijn geweest voor de uitbreiding van het woonzorgcomplex. Financiële redenen zouden er zijn, dat dat plan nog niet is uitgevoerd. Over het ‘Tellepark’ en het wel gebouwde appartementencomplex kunt U zich het beste uitstekend laten informeren door de website: www. heerenveenmidden.nl.
2014, januari 12 - wibbo westerdijk - hip-backup
Fok / Heerenwal omstreeks 1902
HIP-TIME-MAGAZINE 15
Fok / Heerenwal omstreeks 1902
Vreemd .....!, je verwacht op dit beeld van Fok-Heerensloot-Heerenwal een prentbriefkaart-tekst. Dat is echter niet het geval bij deze Museum Willem van Haren-foto nr. 169. Toch vinden we deze compositie voor 99 procent terug in het fotoboek van Henk Kapma, uitgegeven bij Technipress in 1984. In “Heerenveen. Veranderend Gezicht 1900-1984” op de pagina Heerenveen - Fok-Heerenwal staat helaas in het bijschrift een essentieel foutje met de tekst: “De Heerensloot met de 2de Fok en de 2de Heerenwal .....”. In het vervolg van deze beschrijving zal dat wel blijken. Dat ene procent verschil zit ‘m in het weggeretoucheerde ‘neuspeuterende’ jochie, die zich - op het allerlaatste ogenblik - bijzonder opvallend in het beeld heeft gemanoevreerd. Tegelijk is daarmee ook een half huis van de eerste Heerenwal verdwenen.
Als we ons wat nader buigen over de datering van die geretoucheerde kaart blijkt het museum Willem van Haren ons zelfs vijf exemplaren voor te kunnen leggen. Het gaat deze keer om de informatie aan de ongedeelde adreszijde van deze kaarten. Dat wijst op een drukgang van vóór 1905. Het gebruik van een 1-cents rode staalgravure postzegel met kamtanding zonder watermerk is pas mogelijk vanaf 1899. Die twee feiten én de op drie kaarten voorkomende datumstempels resp. 19 mei 03; 10 jul 03; 29 apr. 04 doen ons spreken van een prentbriefkaart van ca. 1902.
Illustratief aan deze opname is het verloop van de tramrails. Komend vanaf de Stationsstraat over de Stationsbrug maken de rails een wijde bocht, zelfs tot over de as van de weg, om na een vijftigtal meters weer keurig evenwijdig met de bomenrij langs de Heerensloot te lopen. Dat tracé is een uiterst gevaarlijke gebleken. In 1893 levert een ontsporing uitsluitend materiële schade op en moet het fanfarecorps ‘De Woudklank’ haar concert in Olterterp ten gevolge van dit ongeval missen. (Nieuw Advertentieblad)
Ernstiger is het fatale ongeluk, wat een meisje overkomt op 3 februari 1902. De matige snelheid bij de Hoofdbrug verleidt twee meisjes op de treeplank van de eerste wagen te gaan zitten. Vlakbij de basculebrug op de Fok stopt de tram een ogenblik. Wanneer ze - waarschijnlijk - met een schok weer optrekt, raakt het meisje onder de wielen. De 9 jarige Harmke v.d. V. is niet meer te redden ondanks de hulp van een nabijwonende arts. De volgende dag wordt nog een lijkschouwing gehouden in de gemeentelijke ziekenbarak. (Tresoar geeft als naam Harmke van der Veen, geb. 9 april 1893 Heerenveen (S.) en overl. 3 febr. 1902 Nijehaske (Hask.))
Beide kanten van de Heerensloot beziend mogen we rustig stellen, dat het er nog behoorlijk ‘vlecke’-achtig uitziet. De echte hoogbouw (tweeverdiepingen hoge heerenhuizen) vallen nog nauwelijks waar te nemen met uitzondering van het halve huis rechts op de foto aan de eerste Heerenwal. Dat pand kad. gemeente Nijehaske A-1583 (sinds 1832) is in dat jaar het huis van de schipper Harmen Anskes de Bruin. In de loop van bijna een eeuw zullen er meerdere families in hebben gewoond met verschillende beroepen en ongetwijfeld onder verschillende huisnummers. Daarvoor zal nog intensief onderzoek nodig zijn in de bewonings-en bevolkingsarchieven van Scharsterland (eerder Haskerland). Uit het eerste “Adresboek voor Heerenveen, ‘t Meer, Nijehaske en Terband” uit 1922, bewerkt naar de Bevolkingsregisters van Aengwirden, Haskerland en Schoterland door de Firma A. Binnert Overdiep, pikken we de naam van Th. Bakker, die in zijn ambachtelijke jaren de bakkerij bemant op de hoek van de Stationsstraat (het huis met de ronde deur) en is de eerste voorzitter geweest van de Centrale Bakkerij (opgericht 1920). Deze is inmiddels ‘zonder beroep’ op de Heerenwal wijk A., no. 91. Dat ‘winkeltje’ wordt later de ‘kleine Pasveer‘ genoemd, waaraan Jan de Jong in het boekje over de Heerenwal een leuke anecdote wijdt. Na de Heerenveen-één-operatie wordt het no. 91 hernummerd tot no. 72. In het straatbeeld is het - gezien vanaf de Stationsstraat - het zuidelijk daarvan staande derde pand. W. Pasveer moet er in die jaren als letterzetter bij de Hepkemakrant de crisisjaren door zien te komen. In het adresboek 1922 afficheert hij zich als een ‘concurreerend, solied en vertrouwd adres in Wijnen, Tabak en Sigaren, enz. enz.”.
Het ‘halve’ huis - de voormalige leertouwerij - behoort - volgens een brief uit 1997 van Reina Pieters Kniphorst (getrouwd met Rienk Post) uit Väernskog in Zweden - tot de ‘grote Pasveer’. De ‘grote’ J.H. Pasveer exploiteert in dit pand nr. 88 (later in 1934 nr. 69a), samen met nr. 89, in 1934 nr. 79) het “Huis voor Luxe Geschenken” ofwel ‘De Goedkoope Bazar” (Adresboek 1934). Eerder komt die ‘geuzen-slogan‘ voor de middenstander voor op de gevel van nr. 67, maar in het bovenlicht van de winkeldeur staat daar de naam “A.v.d.Veen & Zoon”.
Ten noorden van het pand nr. 67 staat het pand (met dakkapel) op no. 69, waar mej. Margaretha Johanna Kniphorst (1876), roepnaam Jantje, dochter van Hendrik Kniphorst en Janke Wiebes, vanaf 1909 ‘winkelierster’ of ‘kruidenierster’ is geweest, o.a. van De Jong’s Cacao. Zij blijft ongehuwd en overlijdt in 1931 te Leeuwarden. Via de steeg met het pand no. 69a (van J.H. Pasveer) heeft practisch iedere Heerenveense jood achter de huizenrij de ‘badkamer’ bezocht en zijn gebeden gememoriseerd in de (voormalige) synagoge (kad. Nijehaske A-2863).
Aan de overzijde van de Heerensloot - recht tegenover de ‘grote Pasveer’ - bevindt zich ook een breed pand langs de Fok. Ten tijde van de opname van deze foto zijn hoofdbewoners van het pand no. 39 de deurwaarder en administrateur Jannes Wierda en zijn echtgenote Wilhelmina de Jong. Wanneer hij op 10 oktober 1910 overlijdt, heeft het huis - door de gedurige uitbreiding van de Fokbewoning - het nummer 59 gekregen. Zij koopt dan het huis met nr. 61 en zoon Catharinus Johannes Wierda, architect en administrateur, koopt het ouderlijk huis van zijn moeder gekocht. Zij verhuist - nadat ze volgens bouwvergunning 338, gedateerd 24 juni 1913 - dan twee panden zuidelijker in het nieuw herbouwde woonhuis. Op deze foto is de oude situatie nog goed te zien; het zijn de derde en vierde woning. De tweede woning wordt in 1927 pas herbouwd en uitgebreid door ambtenaar ter secretarie Andries van Ek. Eerder woont daar ‘dé’ molenaar van ‘Welgelegen’ Johannes Melis Tjepkema.
Zoals gebruikelijk heeft er ook na de volkstelling van 1920 een vernummering van de woningen plaatsgevonden.
Architect C.J. Wierda krijgt nr. 155; J. Tjepkema, later A. van Ek nr. 156; wed. J. Wierda-de Jong nr. 157. Nog meer naar het zuiden is daar ook nog het huis, waar de fotograaf Steensma in nr. 158 woont en de nrs. 159 en 160 zijn voor de bierbottelarij en woonhuis van Willem van der Vlugt. Vraagt U zich af wat er hedentendage nog van over is ? Wel, naar goed Heerenveens gebruik: afgebroken, gesloopt, geamoveerd, en uiteraard volledige hoogbouw !
Twee opvallende zaken willen we toch ook nog even benoemen. Eerstens zijn dat de drie ‘skûtsjes’ aan de kade van de Heerenwal, die zorgen voor een toepasselijke stoffering van het vaarwater. Het tweede kenmerkende fenomeen van het middengedeelte van de eerste Heerenwal is de rij tuitgeveltjes van wat - in bijna elk vehaal over de Heerenwal - de ‘holderhúskes’ worden genoemd. It Frysk Wurdboek seit it simpel: lytse húskes !
2012, juni 23-wibbo westerdijk-hip-backup
Foto met talloze geheimen en vraagtekens
HIP-TIME MAGAZINE 101
Foto met talloze geheimen en vraagtekens
Als wij het viertal steekwoorden achter op deze foto uit het fotoarchief van het Museum Willem van Haren blindelings voor de enige echte waarheid aannemen, komen we althans voorlopig tot de conclusie dat alleen het archiefnummer 01869 en het woord ‘brug’ correct zijn. Met de twee andere ‘Heerenveen’ en de ‘Heerensloot’ begint het meteen al hier en daar te jeuken en te schuren. De in tweede instantie door een andere fotobeschrijver toegevoegde toelichting lijkt de bovenstaande informatie te ondersteunen wanneer we lezen: “Telefoto Stationsbrug richting Schans; links de Heerenwal en rechts de Fok, jaren ’50.” Met deze toevoegingen zou - oppervlakkig geoordeeld - het ‘unheimische’ gevoel van ‘klopt dat wel’ moeten wegebben. Maar verre van dat ! Allereerst is daar al de eerste missende schakel naar waarheidsvinding: wie is de professionele fotograaf, die deze zwart-wit telefoto op het formaat van 23.8 bij 17.7 cm schenkt aan oudheidkamer of museum ? Geen enkele hint naar een maker ! Mogen we of moeten we bij deze fotografische techniek veronderstellen dat de positie van de camera en de man die het bedient in dit speciale geval zich heeft bevonden op het Breedpad ? Is het niet zo, dat bij een telefoto de ogen worden bedrogen; de scherptedieptewerking een totaal andere wordt ? Wat in werkelijkheid verweg is, lijkt zich stukken dichterbij te bevinden. Kijken we nu eens naar de ‘feiten van dit beeld’ - rekening houdend met de verdichting van de objecten en aannemend dat rechts de wal van de Fok met bomenbegroeiing zich laat zien met daaronder de langs de wal groeiend rietkraag, dan mag de conclusie toch zijn: hartje zomer ! Het brughoofd van de Stationsbrug aan de Fokzijde, welke de visuele vernauwing voor de doorvaart accentueert lijkt mogelijk. Overigens versterkt de man in licht overhemd met opgerolde of korte mouw de indruk, dat het inderdaad zomers weer is. Vraag is nu nog wel: mogen we van de fragmentarische paal - die tussen de bomen staat en waarvan de weerschijn in het donkere deel van het water weerspiegelt - aannemen, dat het zo’n hoge lantaarnpaal is ? Zo eentje als er ook aan de Heerenwalkant van het bruggenhoofd wel gedetailleerd zichtbaar is ? Klopt de datering van dit soort materiaal dan wel met de jaren vijftig ? Voor het zichtbare vaste stuk hek aan de kant van de Heerenwal lijkt de detaillering volledig overeen te stemmen met een eerder in deze rubriek geplaatste foto van de ‘Stationsbrug naar Fok en Woltmanstraat 1975’ van de HIP-Time Magazine 92. De omhooggedraaide brug, die aan de Heerenwalzijde zijn draaipunt heeft (zoals de Stationsbrug uit de eerder genoemde foto ook vertoont) gunt ons een blik op een lange rij van zomers botenvertier: motorjachten. Het suggereert een gebeurtenis met een vorm van ‘vlootschouw’. Er lijkt eveneens sprake te zijn van tamelijk een beperkt aantal hoge masten, mogelijk van een of meer skûtsjes (?). In een poging wat meer greep op zo’n gebeurtenis te krijgen proberen we via www.delpher.nl met de steekwoorden ‘vlootschouw’ en ‘parade’ berichten te genereren, die zoiets linken aan de plaatsnaam ‘Heerenveen’. Tot onze vreugde springt er een gebeurtenis, beschreven in de Leeuwarder Courant van 6 juni 1964, boven uit. Daarin wordt verhaald over de opening van de Jachthaven aan de Leeuwarderstraatweg van de Heerenveense watersportvereniging “Nannewijd”. Die zaterdag heeft het Heerenveenster skûtsje met de kampioenswimpel in top en het Heerenveens Muziekkorps aan boord de rij van gepavoiseerde schepen geopend, gadegeslagen door veel belangstellenden aan beide oevers van de Heerensloot. Wanneer we dat even tot ons door laten dringen, dan zou een optie voor de juistheid van deze foto zijn, dat de fotograaf achterop het skûtsje zijn telefoto heef geschoten van de op gepaste afstand varende botenfile. De grote aantallen belangstellenden vallen op dit deel van de zichtbare oevergedeelten overigens best mee. Bij én op de brug is daarvan het meeste te genieten. Van de beeldbepalende objecten moeten we melding maken om dichter bij onze eindconclusie te kunnen komen. Dat is het brugwachtershokje van - heel in de verte - de Schansterbrug. Deze is gebouwd aan de Fokzijde van de brug en lijkt op de foto samengesmolten met een motorboot en geeft daarmee de suggestie een stuurhut te zijn. Nauwelijks waarneembaar met een normale vergroting van het beeld zien we de brugopbouw van de ophaalbrug met de hameipoort en de balans. Links en rechts daarvan rijzen daarbovenuit hoge gevels. Die van het brugwachtershuis (met de gedenksteen in de oostelijke muur) uit 1888 toen de Provincie Friesland de brug hebben overgenomen van de Decama-Cuyck en Foeijtsveencompagnie en deze hebben vernieuwd. Rechts het dakprofiel van garage Vriesema (?) Het brugwachtershok van de Stationsbrug vertoont inderdaad dezelfde kenmerken als op andere foto’s van dat hokje. Donker in de verf - een sterke donkergroen lakverf waarschijnlijk - met een enigszins oplichtende dakplaat. Deze is in 1952 onderwerp geweest van een incident toen chauffeur Roelof van der Wal van de firma J. Jager aan de B.F.-weg er een keer met een ongelukkige manoeuvre tegenaan reed en de zaak ontzette. (G.A.Heerenveen, dossier 310-2)
Verder is een opvallend detail de achterzijde van een vrachtauto links van en boven het hokje zichtbaar met een gesloten achterkant, waarop niettemin gedeelten van tekst zijn waar te nemen. Wij zien ‘Grooth ..... (en veronderstellen: Grooth(andel)’ en daaronder ‘Heerenw.. (en vullen aan tot Heerenw(al)’. Het meest informatief zal de naam van het bedrijf zijn, waarvan een heel klein beetje bovenin is te zien. In dat geval gokken we op ‘Walma’ en doelen daarbij op de ‘groothandel in aardappelen’ van M. Walma, die de woning net voorbij het hoekhuis van de Stationsstraat met de 2e Heerenwal, dus het tweede pand: Heerenwal 74, bewoont. In de adresboeken van 1949, 1954 en 1960 staat hij daar namelijk als zodanig ingeschreven. Na heel veel foto’s te hebben bekeken - maar aanvankelijk natuurlijk de verkeerde exemplaren - wordt opnieuw een stukje twijfel weggenomen. Die eerste boom links op de foto vóór de brug met daarna minstens drie geparkeerde automobielen alvorens bij het hokje van de brugwachter te komen zorgt eerst voor opperste verwarring. Een zo’n rijk belommerde boom op die plaats op de Heerenwal ? Is dat zó geweest ? Inderdaad; het boekje over de Heerenwal ‘Bruggen en gekromde ruggen’ op bladzijde 93 levert ons daarvoor een overtuigend bewijs. Weliswaar staat de boom in het winterseizoen niet in het blad, maar het formaat is voldoende overtuigend. Nog twee andere prentbriefkaarten ondersteunen dat beeld in een eerdere periode. Ook voor de bomengroei verder op de tweede Heerenwal - zelfs al zijn het maar enkele op die resterende 1000 meter lijken door de telefoto praktisch naast elkaar te staan. Tenslotte is er nog een waardevol detail te zien vlak boven de meest links geparkeerde auto. Daar staat een persoon in een ietwat vreemde houding. Het lijkt erop, dat hij bezig is een wegafscheiding te verplaatsen. Wanneer we dat goed interpreteren is dat dus in de Stationsstraat.Bovenstaande details van een prentbriefkaart uit de collectie Goldhoorn (in bezit van de gemeente Heerenveen) en een prentbriefkaart van het museum met de bladerloze boom (in winterse outfit), dienen ter ondersteuning van de bewijsvoering voor de goede locatie. Bovendien geven ze allebei ook nog een verdwenen stukje straatmeubilair te zien uit de periode voordat het brugwachtershok dienst ging doen. Het is een zuil (zie kadertjes) met ogenschijnlijk een ingebouwde klok en enkele reclame-uitingen: een service voor het reizende publiek ??? We hebben een dergelijk object wel eens gezien op enkele prentbriefkaarten van het Breedpad (1931), maar van de Heerenwal is ons dat nooit opgevallen. Tenslotte moeten we toegeven dat we op twee belangrijke punten, waartoe deze prachtige telefoto toe uitnodigt, beslist niet de kennis hebben om daarvoor een oplossing te bieden. Allereerst is dat de ontbrekende nautische kennis van de typen boten en jachten, die bij deze gebeurtenis de Heerensloot tot een bezienswaardigheid maken. Onze hoop is daarom gericht op lezers, die dat manco voor ons durven aan te pakken. Hetzelfde geldt ook voor de op de afbeelding voorkomende auto’s. Daarvan zouden merken en typen ons dichter kunnen brengen bij een betere datering. Mocht U zich uitgedaagd voelen om daar in de openbaarheid iets aan te willen bijdragen dan bent U van harte welkom een reactie te geven ! Afsluitend mag U constateren, dat onze oorspronkelijke scepsis over deze foto toch wel enigszins, maar nog niet volledig is bijgesteld. Dat de oorspronkelijke fotograaf ooit nog bekend mag worden ! Hij verdient tenslotte alle hulde.
Inhoudelijke aanvulling:
Met de reactie van Facebook-lezer Johan Lukkes zijn we verguld. Hij stelt, dat de eerste auto links op de foto een Opel Ascona is. Dat type is voor het eerst in 1970 op de markt gekomen. Lukkes wordt daarin gesteund door het Opel-item van Wikipedia, die ons laat weten dat op 28 oktober 1970 de Opel Ascona is gepresenteerd.
Een tweede inhoudelijke bijdrage levert werkgroeplid Jan Prins op de vraag “Waar stond de fotograaf?”. Hij doet een greep in de leerstof van het vak ‘goniometrie’ uit zijn HBS-tijd. Hij bepaalt met Google Maps de breedte van de Heerensloot bij de Stationsbrug (volksmond: Engelsma’s-brug) en de afstand tussen de gebouwen bij de Schansterbrug: beide ongeveer 10 meter. Ook bepaalt hij de afstand van de Stationsbrug tot de Schansterbrug: 670 meter, en de afstand Breedpad tot de Stationsbrug 413 meter. Door het gebruik van een bepaalde verhoudingsformule - die uw HIP-schrijver niet kan volgen - komt hij tot een positie van de camera tot de Stationsbrug van 123 meter. Daarbij stelt hij vast dat de camera zich bevindt in de as - dus het midden van de Heerensloot - ter hoogte van ongeveer Heerenwal no. 53. In werkelijkheid zou dat beter nr. 50 kunnen zijn: thans de praktijk voor podotherapie van M.E. Verheij.
Tenslotte: de gebeurtenis dient dus te worden gesitueerd ná 1970, waarmee het Jachthavenverhaal van 1964 kan worden verlaten. Een nieuwe optie zou dan kunnen zijn een relatie met de nieuwe jachthaven ‘De Welle’ aan het Heerenveense Kanaal, welke op 23 april 1979 feestelijk in gebruik wordt genomen. Bij het gure weer van die dag een zeer onwaarschijnlijke link met de prachtige vlootschouw op de telefoto. Blijft de vraag: welke gebeurtenis is vastgelegd ?
Eind 1972 wordt de superbrede en fonkelnieuw te bouwen ‘trambaanbrug’ aanbesteed.
2015, 8 februari - wibbo westerdijk - hip-backup
Francijntje de Boersingel 1966
HIP-TIME MAGAZINE 53
Francijntje de Boersingel 1966
Deze opname - in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren 01490 - is gedateerd op het jaartal 1960. Dat kan niet kloppen, want als we de luchtfotomap “Oud Heerenveen vanuit de lucht” erbij pakken en opname nr. 62861 van Aerocarta uit 1963 bekijken is er vanaf het Kempenaersplein tot aan de Van Dapperenstraat alléén nog maar sprake van het tracé van de straat evenwijdig aan de Kempenaerssingel.
Met de totstandkoming van de weg door de tunnel naar de Greiden en de bouw van de Kempenaerstate aan de zuidkant daarvan wordt het voor de verkeersveiligheid wijs geacht de Kempenaerssingel nog slechts voor wandelaars en fietsers een aansluiting te geven op de Koornbeursweg. Autoverkeer dient de kleine rotonde te kiezen vanuit de Sieger van der Laanstraat. Aan de andere kant van de voormalige Kempenaerswijk wordt volgens het Straatnamenboek - te beginnen bij de Van Dapperenstraat tot aan het Kempenaersplein - in 1958 aangelegd de ‘Francijntje de Boersingel’.
Het formaat van deze foto is 12 bij 18 cm. Aan de begroeiing is te zien dat er sprake is van ‘jong groen’ aan de oever van de voormalige Kempenaerswijk. Opdrachtgever voor de bouw van deze 32 galerijwoningen is de Bouwvereniging Heerenveen, die daarvoor het bureau van architect Romke de Vries inschakelt. Daarmee is al enige ervaring opgedaan voor een eerder project van deze architect op een terrein tussen de Kempenaerssingel en de spoorbaan uit 1955.
Opnieuw vinden we in de gegevens een enorme tegenstrijdigheid, wanneer we op het gemeentearchief naar de Bouwvergunning van dit project van de Woningbouwvereniging “Heerenveen” vragen. Uit het dossiernummer 148-63 (staat voor dossier 148 uit 1963) lezen we dat er sprake is van de bouw van 47 woningen op het kadastrale perceel A-4098 (deels). Deze worden gerealiseerd aan de Van Dapperenstraat 1 tot en met 7; aan de Surinamesingel 7 tot en met 23 en aan de Fr. de Boersingel 1 tot en met 20. Als gemachtigde wordt genoemd Architectenbureau Groenewoud en Sipma en de vergunning is gedateerd op 29 april 1963. Dat zou kunnen worden opgevat als ‘handelende voor de eerder genoemde Romke de Vries’, hoewel die relatie in dit dossier helemaal niet wordt genoemd. Kennelijk is er toch wat bijzonders met het project aan de hand, want op 19 juli 1963 schrijft de Directeur Gemeentewerken aan B. en W. van Heerenveen dat het onderhavige bouwplan in strijd is met het ‘vigerende plan van uitbreiding’ in onderdelen - gedeelte ten zuiden van de Kempenaerswijk op basis van de woningwet art. 6 lid 2 sub a - geweigerd zou moeten worden. Maar ....er is een herzieningsvoorstel in voorbereiding, die al ter inzage heeft gelegen. Die is inmiddels bij Raadsbesluit van 22 april 1963 vastgesteld. Het wachten is nu op goedkeuring van Ged. Staten. Directeur Gemeentewerken zou het niet onverstandig vinden om een verzoek in te dienen bij G.S. op grond van art. 20 van de wederopbouwwet om vergunning te krijgen. Omdat de gemeente van alle omliggende percelen ook eigenaar is zal een verklaring van geen bezwaar niet nodig zijn. Het bouwplan voldoet aan de ontwerp-bebouwingsvoorschriften. In de marge staat nog, dat op 31 juli vanuit de provincie wordt meegedeeld dat op 6 of 13 juli het plan wordt behandeld in G.S. met een goede prognose voor goedkeuring. Op de uiteindelijke bouwtekening van het ontwerp staat een datumstempel van B. en W. van 9 september 1963.
Bij het raadplegen van de woningkaarten van de verschillende huisnummers van de Francijntje de Boersingel komen we vervolgens tot de ontdekking, dat de bouw toch wel erg lang heeft geduurd. De eerste bewoners trekken er in februari 1965 in en de laatsten krijgen de sleutel pas in mei 1965. Dit heeft tot gevolg dat pas in het Adresboek van 1966 voor het eerst de namen van de bewoners zijn te vinden. Er zijn daarvoor 20 huisnummers uitgereikt overeenkomstig de planning. Een steekproefje van 7 beroepsbeoefenaren geeft ongeveer aan tot welke welstandsklasse de bewoners mogen worden gerekend: administrateur, kantoorbediende, vertegenwoordiger, chauffeur, kantoorbediende, automonteur, gasfitter.
De raad besluit op 17 maart 1958 twee zeer bekend geworden Heerenveense vrouwen te eren met een straatnaam. Dat was niet eerder gebeurd, met uitzondering van de leden van de Koninklijke familie. Naast de filantropische Caroline Anna Agatha Albertina Baronesse de Vos van Steenwijk, grondlegster en beheerster van Heerenveens eerste particuliere ziekenhuisje aan de Verlengde Dracht, wordt ook Francijntje de Boer, de huishoudster van de heer Siebe Tuymelaar en opvoedster van diens kinderen, met de twee in elkaars verlengde liggende straatgedeelten aan de westkant van de Kempenaerssingel, eer bewezen. De laatstgenoemde niet zozeer om haar huishoudelijke vaardigheden, maar omdat zij bekendheid heeft gekregen door haar poëtische pennevruchten. Deze hebben landelijke bekendheid gekregen door hun eenvoudige, braaf en sentimenteel-religieuse strekking. Zij is dan ook bekend geworden als ‘dienstmaagd-dichteres’.
‘Fransina’ is geboren in Harlingen op 18 oktober 1784 als dochter van Martin de Boer, muziekmeester en schrijver van ‘s Lands Werf, en Catharina Rebecca Kramer. Als 15 jarige verlaat zij de ouderlijke woning en wordt dienstbode. In één van de doopacten staat dat vader ‘voorzanger‘ is in de grote vermaning. Alle dopen van haar broers en zusters zijn geregistreerd in het DTBL no. 344 van de Evangelisch Lutherse gemeente van Harlingen. Helaas overlijden er een aantal kinderen op jonge leeftijd. Na de dood van haar moeder (1807) en haar vader (1810) wordt het gezin ontbonden en krijgt Francijntje een betrekking bij de de heer Wybo Tuinhout, secretaris in Baarderadeel. Trouw is één van haar kenmerken, want als Tuinhout in Sneek een andere functie krijgt, gaat Francijntje mee. Hoe lang ze bij Tuinhout in dienst is geweest, is niet bekend. We weten alleen dat deze in 1819 is overleden te Workum, waar hij het laatst als vrederechter heeft gediend. Vermoedelijk heeft haar carrière een andere wending genomen, tot zij in 1828 de huishouding van Siebe Tuymelaar in Heerenveen gaat bestieren. Diens echtgenote Berber Hendriks Taconis is in Nijehaske overleden op 28 september 1827. Zij wonen dan op Heerenwal no. 1, het eerste huis na het Herenwalsterbrugje. Siebe’s kinderen zijn allemaal nog in de lagere schoolleeftijd of zelfs nog jonger: Hendrik 9, Antje 8, Jeltje 6, Cornelis 3 en Popkje nog maar een half jaar.
Wanneer de familie in 1837 naar het ‘Grote Huys’ aan het Breedpad verhuist, zijn de kinderen tien jaar ouder en merendeels opgevoed door Francijntje. Zij gaat overigens als spil van de familie mee en heeft tevens besloten zich over te laten schrijven naar de Doopsgezinde Gemeente Heerenveen (DTBL 610). Haar attestatie is afkomstig van Leeuwarden, d.d. 25 september 1837. Ook nu blijft haar trouw de leidraad in haar leven. Zij zit aan het sterfbed van Siebe Tuymelaar op 5 mei 1848 in het ‘Groote Huys’, behoudt haar kamer als diens zoon Cornelis Tjepko er gaat wonen en blaast haar laatste adem uit in dit huis met nummer 267 op 7 maart 1852. Haar eenvoud wordt nog eens benadrukt met de tekstkeuze op een klein marmeren grafsteentje op de nieuwe centrumbegraafplaats van Heerenveen met alleen haar naam: ‘Francijntje de Boer’. Dat steentje wordt sinds de ruiming in 1973 gekoesterd in het Museum Willem van Haren.
Tenslotte nog weer even terug naar de foto van haar singel, die dus pas op z’n vroegst kan zijn gemaakt in 1966.
In de verte steekt de ontwiekte en van de kap ontdane romp van Siebenga’s molen juist boven de bebouwing uit. Met de daar omheen staande panden hebben we aanzienlijk meer moeite om ze correct te duiden. Jammer genoeg laten de luchtopnamen ons daarbij grandioos in de steek.
2013, april 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Garstenbrug/Compagnonsvaart omstreeks 1930
- Gemeenteplein, periode 1958 - juni 1974
- Gezicht bij het Heerenveen ca 1790
- Gezicht op de Heideburen en de Garstenbrug in 1928
- Gezicht op Heerenveen in 1919
- Gezicht op Heerenveen in de jaren 20
- Gezicht op Heerenveen, 1966
- Gezicht op Heerenveen, begin jaren 60
- Gruisenorgel 1790-2014
- Gymnastiekfeest Gemeenteplein 1916
- Heerenveen (luchtfoto) in 1951
- Heerenveen omstreeks 1930
- Heerenveen omstreeks 1934
- Heerenveen omstreeks 1950
- Heerenveen, omstreeks 1986
- Heerenveen, panorama 1956
- Heerenveen, panorama omstreeks 1935
- Heerenwalster basculebrug omstreeks 1939
- Heide-en Nieuwburen ± 1970
- Hervormde kerk, Hoofdbrug, Breedpad en mensen omstreeks 1900
- Hoofdbrug 1931
- Horizon vanuit het noord-noord-oosten vóór 1934
- Hotel Smid 1939-1972 Hip-time 112
- Interieur Crackstate-Gevangenis
- Koemarkt na 1816