Cat. Foto's met een verhaal
Garstenbrug/Compagnonsvaart omstreeks 1930
HIP-TIME MAGAZINE 49
Garstenbrug/Compagnonsvaart omstreeks 1930
Oooooh ... wat erg ! Zo’n schitterende foto - Museum Willem van Haren nr. 00283 - met een ontsierende bruinachtige beschadiging. Het lijkt of een slordige pijproker er zijn nog hete pijp op heeft gelegd en met zijn tabaksvingers de foto heeft gestreeld. De focus van de fotograaf heeft omstreeks 1930 duidelijk gelegen op de bomende schipperslieden op deze meer dan forse praam. De roerganger stuurt het vaartuig in de richting van de Garstenbrug. De drie meiden, waarvan de meest linkse een fabelachtig evenwicht demonstreert op het randje van het schip, hebben een meer dan gewone belangstelling voor de fotograaf. De middelste tovert een ontwapenende glimlach op haar gezicht en geniet zichtbaar. Het blijft een raadsel welke personen dit gezelschap vertegenwoordigen en wat het doel is van hun tocht. Zou het een turflading kunnen zijn, die in Heerenveen zijn eindbestemming zal vinden?
Links de schaduwzijde van de vaart met enkele zonnelichtkegels van de onderbroken bebouwing van de Nieuwburen en haar verlengde - na de Nieuwburenbrug - van het Haringspad. De toegang van de wijk naar de gasfabriek - waarover de Nieuwburenbrug ligt - is als inham duidelijk te zien. De brug zelf is een vaste brug - een dubbele barte - met een wit houten leuning aan weerszijden. Deze wordt pas door een forse klapbrug vervangen in 1937, tegelijk met die over de Kempenaerswijk in het Breedpad. (Gemeentelijk dossier 332-3). Rechts is alleen nog even een stukje walbeschoeiing van de Heideburen te zien en een fragment van het hoekpand met de Nieuwstraat.
Met de wetenschap van de gezinskaart - die we hebben geraadpleegd - is Abe Bosma, barbier, voor de exploitatie van het kappersbedrijf in dit pand gekomen op 23 april 1925. Het adres is dan Heerenveen huisno. 91. Abe Bosma vertrekt per 15 december 1928 naar Amsterdam. Zijn barbiersknecht van dat ogenblik is Aize Bouma, afk. van Terwispel, die hem sinds mei 1928 assisteert. Deze neemt het bedrijf over en is al in augustus 1928 gehuwd met Pietje van Seijen uit Oudeschoot. Met de gegevens van de woningkaart kunnen we in ieder geval aangeven, dat er in 1932 in opdracht van Aize Bouma een forse verbouwing heeft plaatsgevonden. Als deze achter de rug is wordt de bouwvergunning nr. 2439 gearchiveerd met de termen: op kad. perceel A-1006 is verbouwd een gebouw met twee woningen annex kapperszaak; aanvraag 10-5-1932; vergund 2-6-1932. In november 1932 verhuist Aize Bouma van Nieuwstraat 2 naar Heideburen 1.
De panden van het meest oostelijke stukje van de Lindegracht ligt deze dag in de volle morgenzon van een februaridag. Het zicht op die gevels wordt immers nog niet bemoeilijkt door de bladerkroon van de bomen langs de Kolk. Of moeten we denken aan een late, lagere herfstzon, gezien de restanten blad die nog aan die bomen zitten?
Het rijtje huizen aan de Lindegracht (van Nieuwstraat tot Vermaningsteeg) bestaat uit vijf panden, die in die jaren en ook eerder al een redelijk grote bekendheid hebben gehad. Het hoekhuis aan de Nieuwstraat met een afgeknotte klokgevel en afgewolfd zadeldak is dan fotografiewinkel en atelier van de bekende fotograaf Christiaan Weijer, die het in 1919 koopt van zijn illustere leermeester en voorganger Henri Paul Emile de la Roche Busé. Deze gaat na 18 jaar Lindegracht, Heerenveen, in augustus 1919 naar Apeldoorn. Twee generaties Weijer - na Christiaan (1894) ook Philippus (1920) - hebben er talloze glasplaten belicht, portretten gemaakt, zitten retoucheren en een uitstekende reputatie opgebouwd.
Aan de datering van deze foto zullen we iets moeten bijsturen. Wanneer we de gegevens van bouwvergunningnr. 1763 van Heerenveen-Schoterland vermelden van dat hoekpand, t.w. Heerenveen, kad. A-1389, oprichting bovenwoning, vergunning toegestaan 22 dec. 1927, dan moet ‘circa 1930’-datering op basis van die verbouw worden vervangen: ‘vóór 1927’. We weten, dat immers al sinds 7 december 1988 als Dick Bunskoeke in de rubriek ‘Ut it Feanster printeboek’ in de Koerier een latere foto van dit streekje huizen in een frontale opname bespreekt. Wanneer je in 2012 met ‘geloken’ ogen de gevel vagelijk op je netvlies weet te projecteren, moet je toegeven dat de grote vorm van het pand nog wel overeenkomt met die uit de zestiger jaren. ....Café ‘t Kannet, oars as oars ... met een overtuigende ‘Amstel Bier’-reclame heeft de ‘Cine KODAK film’ van de gevel verdrongen.
Het westelijk daarvan staande pand - Lindegracht 55 - heeft een eenvoudig voorkomen met als frontgevelindeling van de begane grond twee grote ramen weerszijden de deur. De bovenverdieping onder schuin dak heeft slechts één raam. De kadastrale grootte bedraagt 1.08 are en is daarmee de kleinste van dit streekje. De eigenaar blijkt sinds het kadastrale dienstjaar 1895 de koopman Jacobus Johannes van der Werf en later diens zoon Johannes, kandidaat notaris, te zijn. Rond 1930 kan het de borstelmaker G. Dijkstra zijn geweest (adresboek 1927) of groentenkoopman Geert de With (adresboek 1934), die hun nering daarin uitoefenen. Gezien de duur van de huurperiode lijkt de With de huursom steeds te hebben kunnen opbrengen. Hij verhuist op 12 mei 1940 naar de Vermaningsteeg nr. 12. Het pand wordt als woning ‘onbewoonbaar verklaard’, maar het blijft wel als winkel functioneren.
Bij Lindegracht 53, vóór 1931, nr. 81 weten we dat confiseur-banketbakker Franke Koksma in 1903 de ovens én het pand heeft overgenomen en in 1922 zelfs in het adresboek laat opnemen, dat één van zijn specialiteiten ‘Friesche Kruidkoek’ is. Het pand heeft in die tijd zeer fraai gevormde raamkozijnen en straalt een zekere voornaamheid uit. In 1930 is het groot feest in het gezin Koksma, want oudste zoon Jurjen Ferdinand studeert cum laude af bij de faculteit Wiskunde in Groningen en ontvangt zijn doctorstitel op zijn proefschrift over het onderwerp “Stelsels diophantische vergelijkingen”, behorend tot de analytische getaltheorie. Op zeer jonge leeftijd is hij reeds professor in de wiskunde aan de V.U. van Amsterdam. Pas in 1934 beeindigt F. Koksma zijn carriére om plaats te maken voor banketbakker M. de Vries.
Met Lindegracht 51 belanden we bij een ‘heerenhuizinge’, die vanaf 1880 in eigendom is geweest bij vertegenwoordigers van de duitse kooplieden (‘lapkepoepen’) Tepe en Norman. Egon Norman, koopman en tailleur, verkoopt het in het kadastrale dienstjaar 1920 aan Franciscus Gerardus Johannes Rientjes. Deze koopman uit Epe woont er eerst eventjes zelf en verhuurt het dan vanaf november 1925 aan Arend Piek, die caféhouder wordt genoemd. Deze zoekt de publiciteit met zijn Melksalon-Restaurant “De Klok” in een programmaboekje van een korenfestijn in Oranjewoud op 8 juli 1926. Hij heeft kennelijk iets met de zingerij én it Frysk, want in het Nieuwsblad van Friesland van 2 augustus 1929 wordt in een ‘Rectificatie’ over de Winkelfeesten te Heerenveen gemeld: “...Ter verbetering van ons verslag over het zangersfeest deelen we nog mee, dat de medaille voor de zuiverste uitspraak van het Friesch, was beschikbaar gesteld door den heer A. Piek, melksalon “De Klok” te Heerenveen...” Zijn opvolger S.J. Wieringsma krijgt per 22 oktober 1931 de kans om de exploitatie van “De Klok” voort te zetten.
Diens loopbaan in de horeca op dit adres Lindegracht 51 duurt zeker niet langer dan 4 november 1935. Dat is namelijk de datum dat eigenaar F.J.G. Rientjes zelf het caféhouderschap gaat uitoefenen, en dit combineert met de faciliteiten voor kamerverhuur. Zo verschaft hij in 1938 onderdak aan mej. A.G. Kuks, lerares aan de Huishoudschool, en aan zekere M. van der Loos, zonder beroep. 1 april 1948 vertrekt Rientjes, na eerst het pand te hebben verkocht aan steenhouwer Eijgelaar. Deze laat er zijn bedrijfsleider G.H. Bakker in wonen, en verhuurt tevens ruimte aan twee andere personen.
In onze beleving zitten de dames A. en T. de Jong al eeuwen op de hoek van de Vermaningsteeg, maar dat is puur gevoelsmatig. Het is meer dan een halve eeuw, want 60 jaar is niettemin een verschrikkelijk lange tijd. We begrijpen die misvatting ook wel een beetje als we de woningkaarten van Vermaningsteeg 2 en 4 erbij pakken. Op nr. 4 zijn het drietal zusters Aleida, Trijntje en Minke de Jong begonnen in de kledingbranche per 12 mei 1941.
Ruime tijd daarvoor is het de familie A. Beeltje, die met chocolade, suikerwerken, fruit, etc. een bestaan probeert te vinden op het adres Lindegracht 49. Noem hen maar winkeliers in het karakteristieke pand met de kapel. Het adresboek 1927 noemt hen al en het adresboek van 1949 meldt de wed. A. Beeltje-Bandringa voor de laatste keer. De woningkaart laat haar per 22 maart 1951 het pand ontruimen. Dat is ook ongeveer het tijdstip, dat de dames A & T. de Jong van het adres in de Vermaningsteeg doorschuiven naar de Lindegracht. Niet zozeer om er te wonen, maar wel om er hun dameskleding te presenteren, met o.a. hoeden en bont. De specialiteit ‘grote maten’ zijn er vermoedelijk later bij gekomen.
2013, maart 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
Gemeenteplein, periode 1958 - juni 1974
HIP-TIME MAGAZINE 85
Gemeenteplein, periode 1958 - juni 1974
De MUVA-uitgaven uit Valkenburg komen van een uitgeverij uit de provincie Limburg. Deze N.V. heeft op internet zijn identiteit al eens prijs gegeven (A.H. Muurmans). Hun prentbriefkaarten kennen een landelijke dekking. De bovenstaande prentbriefkaart-in-kleur uit Heerenveen van het Gemeenteplein is ruim 40 jaar oud. In het begin van het jaar 2013 heeft het museum Willem van Haren van Ys Sevensma een grote collectie digitale afbeeldingen mogen ontvangen, die eventueel gebruikt mochten worden voor de doelstellingen van de Stichting Historie Heerenveen. Eén van die digitale prentbriefkaarten geeft het bijgaande beeld. Natuurlijk hebben we ook in de eigen collectie van het museum gekeken en ook daar blijkt dezelfde afbeelding - zelfs in tweevoud - aanwezig. Voor dateringsdoeleinden met behulp van een datumstempel ongeschikt, omdat beide exemplaren niet voor postale bestemmingen zijn gebruikt. Natuurlijk zijn de op de prentbriefkaart vertrouwde gebouwen aanwezig: het oude postkantoor, de conciergewoning van de mulo-school, enkele lokalen in het straatje naar de Minckelersstraat, de Oenemastate, de van zijn toren ontdane oude Roomse Kerk staan er duidelijk op. De voormalige pastoorswoning is door zijn plaatsing niet zichtbaar, de Watertoren met annexen des te beter, het huis van Pothaar en een gedeelte van de voormalige bewaarschool horen nog in dit plaatje. De schaduwen laten ons zien, dat het laat in de middag is.
De foto is van vóór de plaatsing van het bronzen beeld van Fedde Schurer, gemaakt door beeldhouwer Guus Hellegers uit Steggerda. Die gebeurtenis heeft plaatsgevonden op 4 juni 1974. Voordat het beeld op het zgn. Rishon le Zion-plein is geplaatst, is er kennelijk door gemeentewerken nog iets aan de infrastructuur van het plein gesleuteld. Wanneer we dit beeld vergelijken met het eerder afgebeelde fotonummer 01794 van HIP-Time Magazine 82, is dat een opvallend verschil. Op onze prentbriefkaart is namelijk het Haringspad van oost naar west langs het water een door gemotoriseerd verkeer toegestaan tracé. Er zijn beslist geen hinderlijke verkeerspaaltjes waar te nemen.
Dit pleinontwerp is ontstaan door ir. de Ranitz, die een parkeergelegenheid voor 25 auto’s beoogt welke door een betegeld trottoir is gescheiden van het Van Harenspad. Met bloembakken, banken en een kwartet lichtmasten wordt enig straatmeubilair geplaatst. De Inspecteur-Korpschef van Politie pleit in een advies zelfs voor 50 plaatsen om de andere parkeergelegenheden te ontlasten. Dat advies wordt niet gevolgd; wel wordt het aantal parkeervakken uitgebreid tot 28 stuks, terwijl er ook voorzieningen voor motoren en scooters worden gecreëerd. Het eerste plan om langs het belastingkantoor schuingeplaatste fietsbeugels te plaatsen wordt in 1965 afgewezen, doch de foto toont duidelijk aan dat deze er uiteindelijk wel zijn gekomen. Tegelijk met deze infrastructurele ingreep wordt ook de marktorganisatie bediend. Deze blijkt zo tevreden over de mogelijkheden, dat ze op zaterdag 27 juni 1964 een attractiemarkt met koffieschenkerij, poppenkast en het laten rijden van een treintje organiseert. Wethouder H. Eijgelaar krijgt de eer dat te mogen openen. Slechts enkele maanden later blijkt, dat parkeren en de zaterdagmiddagmarkt elkaar flink dwars zitten. De marktcommissie moet nieuwe plannen smeden, waarbij de optie van verplaatsing naar het immense Kuperusplein door de 18 standplaatshouders naar het land der fabelen wordt verwezen.
Het fraaie voetgangersbruggetje is nog het resultaat van de Kolkplannen, waarvoor in de periode 1964-1968 veel werk is verzet. Er zijn destijds veel onaangenaamheden opgelost, maar zoals op deze prentbriefkaart is te zien, is er een nieuw probleem om op te lossen. Het is gebleken, dat het ‘schone’ water van de rioolwaterzuivering dat aan het einde van Nieuwburen in de Compagnonsvaart en de Kolk wordt gepompt, wel veel ‘schuim’ veroorzaakt. Bewoners hebben zich daar destijds wel zorgen om gemaakt.
Of interpreteren we dit niet juist en is het een gevolg van een spuitende fontein, die tussen de twee bruggetjes ooit een plaatsje heeft gehad ? De keuze van de kleur stenen voor de kademuur is vanuit aesthetische overwegingen misschien niet de gelukkigste, omdat zich daarop de ‘venige’ elementen in het Kolkwater als een bruinige rand gaat afzetten. Bekijk je het vanuit een positief perspectief kun je denken aan het verrassende palet van moeder natuur !
Inmiddels hebben de destijds geplaatste fietsenklemmen al weer een andere bestemming gekregen. We mogen aannemen, dat Koning Alcohol in de weekenden daaraan heeft bijgedragen. Talloze rijwielen hebben een onvrijwillige reinigingsbeurt ondergaan, helaas veelal met desastreuze gevolgen. Bovendien zijn de inzichten over noodzakelijk functioneel straatmeubilair eveneens aan een vormgevingsontwikkeling onderworpen.
Het is vele malen aan de orde geweest. Oenemastate heeft een lange - misschien zelfs wel de langste - geschiedenis van Schoteruitburen. Historieschrijver Pier Winsemius heeft in 1622 een “Chronique OFTE HISTORISCHE GESCHIEDENISSE VAN VRIESLANT, Beginnende van den Jaere nae des werelts scheppinghe 3635 ende loopende tot den Jare nae de gheboorte Christi 1622” geschreven in opdracht van de Staten van Friesland. Daarin vertelt hij dat de grietenij Schoterland ten tijde van de Saksische en Gelderse twisten hier twee ‘Gouverneurs’ zijn geweest. De ene heet ‘Lenardt Heer tot Swartsenburgh’ en de ander ‘Hendrick de Groef, Erfheer toe Arckelens’. Uit naam van of in opdracht van Hertog ‘Carel van Geldre’ is de grietenij Schoterland gecombineerd en ‘ghehecht geweest’ (knellend verbonden) met Weststellingwerf. Dat is te zien in de commissie (opdracht) van Merck Syrxsen, gedateerd 6 december 1500, die in 1622 aan Pier Winsemius ter hand is gesteld - voorzien van het wapen van de Grietenij Schoterland - door de heer Tincko van Oenema. Deze is grietman geweest van 1588 tot 1627.
Het is uit andere bronnen bekend, dat ook reeds voor de stichting van de Dekema-, Cuyck-en Foeytsveencompagnie in de zuid-oosthoek van Friesland op beperkte schaal turf wordt gewonnen. Niet alleen voor eigen gebruik, maar ook al voor de groeiende behoefte in andere delen van Nederland. Dat zal ongetwijfeld ook het geval zijn geweest in of rond Schoteruitburen. Die gedachte heeft historicus Peter Karstkarel stellig de uitspraak in de mond gelegd, dat de ouderdom van de voorloper van Oenemastate wel eens gesteld zou kunnen worden op rond 1530 op basis van bouwkundige kenmerken. Hij suggereert bij die lezing, dat onderzoek van de funderingen van het pand wel eens waardevolle gegevens zouden kunnen opleveren. Onderzoeker drs. G. van Koeveringe komt in zijn proefschrift ‘De Heren en hun Veen’ niet verder dan dat het huis de Moerborch ‘het hooggebouwde huis’ van Dekema is geweest, dat in de jaren zestig van de 16e eeuw wordt vermeld in een brief.
‘Moerborch’ is eerst lange tijd bezit geweest van Dekema. Rond 1571/1572 komt het in handen van de Utrechtse compagniën. In 1586 wordt het overgedragen aan Hendrick van Medemblick. In 1621 wordt als eigenaar genoemd Gerryt van Sickinga, die in 1632 een huis koopt van Jacques Oenema ter plaatse van Voormeer. Oenema krijgt nu ‘Moerborch’ en verkoopt het door aan zijn broer grietman Amelius van Oenema. In 1640 wordt er herbouwd en wijzigt Amelius de naam in ‘Oenemastate’. In 1663 wordt het pand bewoond door het echtpaar Ernst Willem van Haren en Catharina Jacquesdr. van Oenema, die dat jaar de plafondschildering door Matthias van Pelckum laten aanbrengen. In 1708 huwt er een Catharina van Haren Willemsdr. (1687-1771) met Jan Sirtema van Grovestins (1686-1717)
Sindsdien wordt er gesproken van het ‘Grovestinsslot’. De laatste vertegenwoordiger van deze familie Carel Frederic Baron Sirtema van Grovestins, kamerheer in dienst van Zijne Majesteit, verkoopt door bemiddeling van Hendrik Willem Alma, commies ter provinciale griffie van Friesland te Leeuwarden, het ‘Grovestinsslot’ aan jonkheer Daniël Engelen, secretaris van Schoterland. Engelen heeft de koopsom van fl.8000,- tot juli 1832 voorgefinancierd. De notulen van Schoterland maken op 11 juli 1832 melding van de goedkeuring door Provinciale Staten tot de aankoop van Grovestinsslot ten dienste van een grietenijhuis. (SCO 279). Van grietenijhuis wordt het in 1850 gemeentehuis van Schoterland, terwijl in juli 1934 de keuze wordt gemaakt om het ook als gemeentehuis van de nieuwe gemeente Heerenveen in ere te houden. In 1951 wordt door een ruil tussen de gemeente en het rijk Oenemastate rijksgebouw en Crackstate gemeentehuis. Van 1951 tot 1963 heeft het rijk er het kantongerecht faciliteit geboden. In 1963 krijgt het architectenbureau Van Manen en Zwart van de Rijksgebouwendienst opdracht tot verbouw van Oenemastate en in te richten tot kantoor voor de belastingdienst. Op 14 maart 1968 neemt de Inspectie der Belastingen het gebouw daadwerkelijk in gebruik. De eerste paal voor een volkomen nieuw gebouw voor de belastingdienst aan het Stationsplein - op de plaats waar ooit het befaamde hotel Vernimmen heeft gestaan en de bedrijfskledingfabriek van De Zee - wordt geslagen op 25 oktober 1990. Voor Oenemastate breken daarmee minder statige tijden aan. Sinds 1993 is tot drie keer toe de naamgeving van het gebouw onderwerp van nieuwsgaring. Begin oktober 1993 wordt het ‘Stadscafé Oenemastate’ gelanceerd, eind augustus 2002 vinden nieuwe uitbaters dat de state ‘De Heerenkamer’ moet worden genoemd en eind juli 2012 geven weer nieuwe horeca-exploitanten de voorkeur aan grand-café “ ‘t Gerecht”.
2014, juni 22 - wibbo westerdijk - hip-backup
Gezicht bij het Heerenveen ca 1790
Hip-Time 91
Gezicht bij het Heerenveen ca 1790
Deze afbeelding siert één van de drie ansichtkaarten, die de Heerenveensche Boekhandel (voorheen A.L. Land) - en sinds 1901 Izaäk Sevensma - in 1903 in de handel brengt om voeding te geven aan “den huidigen tijd van ansichtkaarten-rage”. Het Nieuwsblad van Friesland van 26 augustus 1902 schrijft in haar tweede blad over deze uitgave, dat de andere twee reproducties het Breedpad met het Heerenwalster bruggetje, de Hoofdbrug, de geluifelde huizen en de grote kerk in zijn vroegere staat; én Crackstate en de Oude Koemarkt voorstellen.
Afgezien van de tekst van het afgebeelde ‘Gezicht bij het Heereveen de Halkenschans’, waar sprake is van een leesfout - ‘Halkenschans’ in plaats van ‘Haskerschans’ - zijn de reproducties van prima kwaliteit en van bijzondere waarde, gezien de periode van ontstaan: 1785-1790. Alle drie de voorstellingen zijn naar tekeningen van topografisch tekenaar Jan Bulthuis (1750 Groningen, 1801 Amsterdam).
Met die toeschrijving is wel iets bijzonders aan de hand. Bulthuis heeft voor het maken van zijn tekeningen de al dan niet afgesproken hulp gehad (vermoedelijk in verband met zijn ziekte) van een andere ‘onbekende’ noorderling, nl. J.Gardenier Visscher. Deze heeft tijdens twee reizen door Friesland in 1786 en 1788 in totaal bijna 180 ‘kale’ schetsen gemaakt van alle bekende Friese locaties. Bulthuis heeft deze schetsen omgezet in ‘levendige’ tekeningen met hier en daar personen en dieren als stoffering. Vervolgens komen de tekeningen in handen van de kopergraveur K.F. Bendorp, die er etsplaten van maakt. Die zgn. ‘Konstprenten’ worden daarna gebruikt voor het drukken van het werk ‘Vaderlandsche Gezichten, behoorende tot den Tegenwoordigen Staat der Vereen. Nederlanden ........... ‘ te Amsterdam, bij A.B. Saakes, in de Pijlsteeg.
Het merendeel van de schetsen van J. Gardenier Visscher bevinden zich in het Fries Museum en zijn in de door Bulthuis bewerkte vorm terug te vinden in een facsimile-uitgave (bijna twee honderd jaar later) van de “Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Friesland”, derde deel, Westergo en Zevenwouden, 1788. Dit vierdelige werk is - als origineel - in de jaren 1785-1789 uitgegeven door een groep uitgevers t.w. P. Schouten, J. de Groot, G. Warnars (Amsterdam), S. en J. Luchtmans (Leyden), A. en P. Blusse (Dordrecht) en V. van der Plaats (Harlingen).
Wat zien we nou eigenlijk op deze prent ? Het laatste deel van de Heerensloot en de Heerenwal - of zoals op de kaart van Gosen van Terwisga uit 1789 staat ‘Compajons vaert’ en ‘Schanserwal’. Aan de linkerkant staan een vijftal huizen en daar rechts van zeer prominent de kerk van Nijehaske. Die staat er eigenlijk nog maar kort, want hij wordt op 10 december 1775 ingewijd door ds. J. Dix. In de topgevel is van het leggen van de eerste steen nog een herinnering te vinden in de vorm van een wapensteen van Klaas Tjerks Hiddinga, ontvanger en dorprechter van Nijehaske. Een poging om via een speciekohier van Nieuwehaske uit 1778 greep te krijgen op de bewoning van de verschillende goed zichtbare huizen en huisjes op dit streekje aan de Schanserwal brengt ons niet veel verder. Wel vinden we in die lijst de naam van Dnús (afkorting van Dominus) Dix, die in een huis met 2 schoorstenen woont met een gezin van 4 hoofden. Het is in die tijd natuurlijk niet ongebruikelijk, dat de ‘pastorie’ vlakbij de kerk staat. Daarvoor staan op de lijst twee nummers, te weten 95 en 96. Zijn dat huisnummers of volgnummers ? Spijtig genoeg staat in dat dossier het gebouw van de ‘kerk’ als - niet-belastbaar - object niet verantwoord.
Het strookje wal links op de prent (vanaf de latere schoolstraat tot de kerk) wordt in eerdere bronnen aangeduid als ‘de Geile’. S.J. van der Molen heeft in 1951 in een bron uit 1723 deze term aangetroffen voor een gebied “tusschen Schans(t)er-en Heerewal” en refereert daarbij aan eerder agrarisch gebruik door te denken aan ‘geile groun’ (vette, vruchtbare grond). Hij vindt in Karel Gildemacher in het boek “Haskerlân. In tal bijdragen ta de skiednis.” in het hoofdstuk ‘Nammen fan Haskerlân’, in paragraaf Nijehaske, pag. 105 e.v., uit 1990, een geestverwant, die tevens aangeeft dat de naam gangbaar blijft tot in de 20e eeuw. Een kaartbeeld van de landmeter Foocke Eiles uit 1730 bevestigt het vroege bestaan van dit toponiem. Het wordt aangetroffen onder de term ‘vaert van ‘t Heerenveen na de Schans’ met de zinsnede ‘‘De Heerenwal ten Noorden de Gaeijlen en kalkovens” en “uit het midden dese sloot ten noorden de Gaeijlen”. Honderd jaar later komt de term ‘de Geile’ voor op de samengestelde topografische kaart van het Heerenveen van 1830 op de wal vlak voor de kalkovens.
De prent toont meer dan overtuigend aan, dat de Heerensloot een factor van economisch belang is. De activiteit op het water overschaduwt de bezigheden op de wal. Het wandelende echtpaar mogen we rustig als een schilderkunstige stoffering beschouwen. Anders is dat met de figuur op het jaagpad aan de Fokzijde, wiens lichamelijke inzet ‘yn ‘e beage’ wezenlijk onderdeel is van de aandrijving van het skûtsje zolang het zeil in de Heerensloot niet mag worden gehesen. Die ijzeren regel komt in een geheel ander daglicht te staan op 12 april 1802 als Epke Roos van Bienema, grote vervener in Oudeschoot en invloedrijk bestuurder, een exclusief contract sluit met de administratoren van de Compagnonsvenen in Schoterland dat zijn “Boeijer weer en wind dienende mag zeilen langs de Heerenwal “ ... (DCF-archief 2357).
Meest prominent is - en tevens icoon van het turfvervoer - het hooggeladen turfschip, dat zijn vracht vermoedelijk bezig is locaal te verschepen naar de turfschuren in Nieuwehaskerschans achter de Dubbele Regel of bij de Nieuwebrug. Van daaruit wordt dan overgeladen in Zuiderzeewaardige schepen, die via de Lemmer oversteken naar het westen des lands, b.v. Amsterdam. Aan dit beeld van het beladen turfschip is te zien, dat de tekenaar Bulthuis niet op de hoogte is van de problemen met de navigatie van deze vorm van turfvervoer. De drie personen op het achterdek bij het roer hebben immers volstrekt geen zicht op de vaarrichting. En zo te zien is er evenmin sprake van een eventueel ‘bomende’ schipper in het gangboord.
‘n Pracht prent !
Wibbo Westerdijk, 14 sept. 2014
Gezicht op de Heideburen en de Garstenbrug in 1928
HIP-MAGAZINE 26
Het dokstershuis, van waaraf de fotograaf deze opname (MWvH., nr. 244) heeft gemaakt, heeft een groot plat ‘dak’. De aldaar wonende arts J. Bijlsma heeft circa 1928 toestemming gegeven het te beklimmen. Mogelijk dat er sprake is geweest van een dakluik, maar luchtfoto’s sluiten de waarschijnlijkheid daarvan uit. Hoewel moeilijk bereikbaar, dus niet onmogelijk en ideaal voor de fotograaf om zijn statief op te stellen. Een meer voor de hand liggend draaiboek is dat de fotograaf na de brand in 1924, de sloping en de herbouw van het huis de faciliteiten kreeg aangereikt unieke opnames te maken. Immers, de aanbesteding van de wederopbouw onder architectuur van C.J. Wierda vindt plaats op 31 oktober en de gunning aan aannemer Joh. de Haan op een bedrag van fl.7880,- wordt bekend op dinsdag 11 november 1924. De bouwvergunning nr. 1378 is twee dagen later al af te halen bij gemeentewerken. Die brand trouwens is in een royaal bericht terug te lezen in de Leeuwarder Courant van 6 oktober 1924. Alleen de bovenverdieping brandt volledig uit, ondanks en dankzij de inzet van veel slangen door de gemeentelijke én de vrijwillige brandweer. De brand ontstaat - volgens zeggen - door een gebrek aan de geiser in de badkamer; de dienstmeisjes verliezen hun hele hebben en houden. Dienstbodes Geertje Sijtsma (1898) sinds mei 1922, en Fokje Kromhout (1905) sinds mei 1923 vertrekken noodgedwongen, resp. in november en december 1924. Bijlsma kan gelukkig de schade claimen bij de maatschappij Woudsend (voor het huis) en bij Zevenwouden (voor de inboedel). Niettemin vertrekt het gezin met drie kinderen half december 1928 naar Amsterdam. De Hepkemakrant van de 18e december bevat een vestigingsadvertentie van zijn opvolger Stephanus Jacobus van Royen, een beginnende arts van 27 jaar.
Van het doktershuis is op de foto nog net de ouderwetse dubbelpijps schoorsteenconstructie te zien. Daarachter ten oosten een verrassend beeld van het dak met twee kapellen van Theodorus Leenes, grossier in vetwaren en suikerwerken. Van de Nieuwburen zijn slechts wat herfstachtige bladerloze bomen te zien, die langs de Knijpstervaart staan.
Nee ... dan een verrassende blik op de bovenzijde van de pas vernieuwde Garstenbrug. Maar eerst even met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van de brug. De oostelijke afsluiting van de Kolk - een in de eerste jaren van de vervening door de Heeren Compagnons aangelegde schutsluis van bijna 200 meter - is een sluisdeur geweest, waarbij de sluiswachter via een smalle richel boven de sluisdeur naar de overkant kan komen. In 1842 worden op initiatief van het bestuur van Schoterland plannen ontwikkeld om ter plaatse van de oosterse sluisdraai een wipbrug te plaatsen, mede in verband met de plannen voor de aanleg van een kunstweg naar Gorredijk. Na een bestuurlijke stilte besluit de raad van Schoterland in april 1845 tot de aanleg van een klapbrug, die geschikt is als rijbrug. Een tikje dwarsliggende hoofdingenieur van de Waterstaat doet de raad van Schoterland besluiten advies te vragen op het ontwerp van gemeentearchitect De Graaf aan de architect M.G. Tetar van Elven, Directeur van de Koninklijke Akademie voor Beeldende Kunsten en A.C. Pierson, Directeur der Stedelijke Publieke Werken, beide van Amsterdam. Er komt een degelijk rapport en een vergelijk, welke leidt tot de publieke aanbesteding op zaterdag 3 mei 1846. Aannemer W.K. Oosterhout, timmerman te Joure, mag het ter plaatse van de sluisdraai aanleggen voor fl.1195,-. De Compagnons van de DCF-compagnie formaliseren een jaar later de aanleg met een overeenkomst met het grietenijbestuur van Schoterland. De gemeentelijke rekening wordt verder nog belast met de nota’s van de heren Tetar van Elven en Pierson van elk 100 gulden. Daarna volgt een periode waarop de Garstenbrug uitsluitend met herstellingen te maken krijgt. In 1896 is de Garstenbrug het toneel van een anecdotische gebeurtenis op de avond van de 18e februari. Die avond passeert de bierwagen van de heer Hergarden de brug en breekt doormidden. “Tal van volle en lege flessen laten bij dit ongeval het leven’.
De houten Garstenbrug is de eerste van de houten ophaalbrug in Heerenveen, die wordt vervangen door eentje van metaal. De brug was zelfs in deze laatste versie verboden voor 'rij-en voertuigen bespannen met paard of paarden' en tevens voor 'motorrijtuigen behalve tweewielers' (zie het gebodsbordje !). Het jaar 1923 wordt het jaar van de firma Groothoff en zoon te Nijehaske, die de opdracht binnenhaalt voor de complete bovenbouw, dus excl. de betonfundering. De nota van 29 november 1923 valt iets hoger uit de begroting van fl.2400,-. nl. fl.2438,10. De vereniging Heemschut vindt het volgens een ingezonden stuk maar niks, dat de nieuwe Garstenbrug met stille trom aan het algemeen verkeer is overgegeven. Zij vindt ‘alleszins reden, om dit mooie bouwstuk met eenig eerbetoon in te wijden’ vooral omdat het plaatselijk werk is van zowel ontwerper als uitvoerder. Naast deze lof critiseert de scribent de onmiddellijke omgeving van de brug, die tot nu toe steeds ernstig wordt ontsierd door permanente opslag van kisten, vaten, karren, e.d. Hij refereert aan een gemeentelijke verordering, die de wallen en kaden slechts voor tijdelijk lossen en laden toestaat. Wordt het niet eens tijd om het ‘Stede schoon’ te respecteren?
Inmiddels is het natuurlijk allang duidelijk dat de Garstenbrug niet ligt in het verlengde van de Nieuwstraat, waarvan we het eerste huis op de hoek met de Heideburen wat brokkelig in beeld hebben door de geometrische brugconstructie. Dat huis is volgens het bord op de zijmuur de ‘salon’ van kapper A. Bouma op no. 91. Het volgende huis met no. 92 en mansarde-uiterlijk is de woonplaats van J.J. van der Werf, zonder beroep, en zijn zoon J. van der Werf, kandidaat-notaris. Het daaropvolgende herenhuis van twee verdiepingen herbergt de artsenpractijk (no. 93) van dokter F. Frik, die in 1923 zijn carrière in Heerenveen is gestart. Over no. 94 valt wel iets meer te vertellen; niet zozeer om de in 1923 aldaar gevestigde caféhouder van “Café Neuf” Joeke van der Mei, de inwonende manufacturenkoopman P. Jager of de arbeider H. Mintjes. Het is tot de omlegging de stopplaats geweest voor de tram richting Gorredijk-Drachten. Tussenpaus in ‘Café Neuf’ wordt Anne Boschker, die Heideburen 7 gewoon ‘Café Boschker’ noemt. Enkele jaren later - vanaf 1934 - wordt de nieuwe cafébaas W. Ekkers de persoon, die lange jaren het bedrijf onder zijn hoede heeft en tot grote bekendheid heeft gebracht. Café Ekkers wordt een begrip in Heerenveen. Zelfs een tweede generatie - in de persoon van Lammert Ekkers - vindt er haar bestaan: veel verkopingen, dansles, dansavonden, en niet te vergeten ‘bruin café’. Later (c. 1990) heeft het nog geheten “Café ‘t Friesche Haagje” en thans in 2012 noemt men het “Stamcafé”.
Het tuitgeveltje (5e pand, nr. 95) is in 1927 het onderkomen van de Gez. Hiltje en Atje de Vries, die in het adresboek als ‘zonder beroep’ worden aangeduid. In 1934 is het D. Heeringa, die er als barbier staat ingeschreven (nr. 9). Zijn inwonende zoon is M.B. Heeringa en schildersknecht. Heideburen 96 is in 1927 de woning van ir. H.N. Biezeveld, directeur van de N.T.M. (Ned. Tramweg Maatschappij). Hij verhuist later naar Oranjewoud en de adresboeken hebben voor Heideburen geen vermeldingen meer van bewoners. De simpele verklaring is dat er een bedrijfsbestemming aan is gegeven. Het is het Hoofdbureau geworden voor de N.T.M., die eerder als ‘administratiegebouw’ is gevestigd geweest op het adres Stationsplein C 28. Pas als de Friesche Koerier het pand in 1951 betrekt, komt het terug in de adresboeken. Het verdere deel van de Heideburen laten we nu even met rust en constateren dat de kade met in ieder geval enkele pramen nog een - zo te zien - deugdelijke houten beschoeiing heeft. Het is toch niet voor te stellen, dat de in 1898 aangelegde nieuwe houten walbeschoeiing er na dertig jaar nog zo gaaf bij kan liggen. Dan heeft Kerst Fokkema uit Nijehaske voor 518 harde guldens een duurzame oplossing geboden. Het gedeelte voorbij de Spekbrug over de Pastoriewijk onttrekt zich aan onze waarneming door de bomendichtheid rond het buiten Voormeer. Zie ook hoe verkeersarm de Heideburen erbij ligt; welgeteld één wandelaar is duidelijk waarneembaar. Hij kan nog niet gebruik maken van een trottoir, maar mag wel genieten van de luxe van stoepen en voortuintjes. Met enige fantasie kun je je voorstellen, dat tussen de bomen en de kade in de huidige tijd de auto’s een plekje kunnen vinden. Destijds blijft het bij een handkar of een kruiwagen.
2012, september 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
Gezicht op Heerenveen in 1919
HIP-TIME MAGAZINE 13
Natuurlijk kent u het bekende brain-trainingsspelletje ‘Zoek de verschillen !’ De foto van HIP-TIME MAGAZINE 10 en dit exemplaar eisen stellig enige oplettendheid. Duidelijk is wel, dat deze prent van de boerderij van Van den Akker in ieder geval niet op dezelfde dag is gefotografeerd. We zijn verder in het seizoen en dat blijkt niet alleen uit de begroeiing van de bonenstokken, dunkt me. Er lijkt achter de bloeiende begroeiing ook een hooiopper of hooiberg te staan met een afgeronde vorm. Uit de kleding én de pose van de jongedame (zou dat Aukje van 17 jaar kunnen zijn ?), die zich in het gras heeft gedrapeerd, leiden we een mooie nazomerse dag af. De datum waarop de opname gemaakt is - 18 october 1919 - geeft ons gelijk en van deze foto is de fotograaf geweest: Sikke Steensma (Workum 1887). Steensma is dan al ruim vijf jaar inwoner van de gemeente Aengwirden. Hij is op 12 mei 1914 ingeschreven op Fok nr. 158, net ten noorden van het voormalige Mariënbosch, waar hij een huis met atelier huurt van de Leeuwarder fotograaf Gerrit Hesselink. Hij noemt zijn bedrijf in het adresboek van 1922 ‘handel in foto-artikelen’. Wanneer Hesselink in het kadastrale dienstjaar 1933 de zaak verkoopt aan een mijningenieur uit Voorburg, huurt Sikke Steensma het pand van deze Ir. Anton Arthur George Schieferdecker. In 1949 wil deze ‘belegger’ het pand weer kwijt en Steensma mag zich voortaan eigenaar noemen. Heerenveners uit de jaren zestig hebben zijn opvolger Hendrik Westerhof ongetwijfeld wel eens met hun klandizie vereerd.
Vergeleken met de andere foto staat er in ieder geval een vrouwelijk persoon geheel rechts op de foto, die ongetwijfeld door de kinderen wordt aangesproken met ‘beppe’. Zij lijkt in gezelschap van moeder Alarda. De jeugd is goed vertegenwoordigd en het lijkt erop dat zelfs de derde generatie van den Akker de vaardigheden van een goede en veelzijdige veehouder zich eigen maken. Deze keer is er ook iets meer te zien van de bijgebouwen van Hotel Jorissen, terwijl ook de achterzijde iets contrastrijker in beeld is gebracht. Wat er aan de kant van Jorissen nu wel in beeld is gebracht, missen we dus aan de kant van het Posthuis.
Deze familie ‘Van den Akker’ heeft haar ‘wortels’ van afstamming liggen in het Nieuweschoot van omstreeks 1780. Als op 8 juli 1781 in het kerkje van Katlijk Hendrik Roels, afkomstig van Nieuweschoot, onder de geboden gaat met Antje Jolts, afkomstig uit Rotstergaast, wordt hij eerst een drietal jaren boer onder Rottum. Vervolgens verkast hij naar Nieuweschoot 1 (specienummer) en op 2 februari 1796 wordt hij aangesteld als ‘executeur’ van Schoterland in dienst van het nieuwe bewind, met o.a. als taak het innen van gelden voor de burgerlijke armvoogdij (armegelden, stuiverspacht, marktgeld, lantaarngeld). Zelfs dan is er nog geen sprake van de familienaam ‘Van den Akker’. In het ‘Speciekohier van 1798’ van Heerenveen-zuidkant no. 12 (wonend aan de Nieuwburen) staat hij tot en met 1800 vermeld. De laatste vermelding in 1801 geeft aan, dat hij ‘zwervende’ is. Mogelijk is dat de reden, dat hij in de lijst van de Actes van Naamsaanneming van 1811 niet is terug te vinden. Evenmin heeft hij trouwens achteraf de notaris ingeschakeld om zijn voorkeursachternaam Van den Akker te laten vastleggen. De repertoires van de Heerenveense notarissen uit het begin van de negentiende eeuw vertonen daarvan geen sporen. Mogelijk heeft hij die jaren niet bereikt, net als zijn vrouw Antje Jolts overkomt. Zij is op 14 april 1806 begraven in Mildam (in leven gehuwd met Hendrik Roels), en als gealimenteerde, dus in behoeftige omstandigheden.
Van de acht uit hun huwelijk geboren kinderen is het de allerjongste Jan (1793), die door zijn huwelijk in 1829 met Tetje Siegers de Jong uit Langezwaag, een bestaan probeert op te bouwen in Katlijk. Voor de hand liggend is dan een boerenbestaan, mede omdat zijn vier kinderen daar zijn geboren. Zoon Hendrik - het tweede kind van 1834 - vindt in 1868 een partner in Jantje Veenstra, geboortig uit Langezwaag. Zij vestigen zich in de gemeente Aengwirden op de pas gebouwde boerderij aan de Fok, waar hun drie kinderen ook worden geboren. De snelle uitbreiding van het woningbestand in Heerenveen (Aengwirden) - met name op de Fok - maakt dat ze soms vrij snel een nieuw huisadres krijgen. In 1872 bij de invoering van het bevolkingsregister (Aengwirden heeft tot dat jaar gewerkt met Staten van de Loop der Bevolking, die helaas niet allen integraal zijn bewaard gebleven, dus evenmin te raadplegen) blijkt dat het huisnummer 43 is geworden, gerekend vanaf de Schans. Als referentiepunt hebben we in dat jaar het Posthuis als nr. 45 en het pakhuis van Van der Sluis - die er ten westen van aan de straat staat - als nr. 44.
In mei 1895 gaat zoon Jan een jaar lang naar de gemeente Schoterland om (vermoedelijk) ergens als knecht te gaan werken, maar in februari 1896 laat hij zich al weer bij zijn ouders inschrijven. Op 11 mei 1900 waagt hij de grote stap en trouwt met Alarda Dijkstra (Kortezwaag 1870). Twee dagen eerder heeft ook Alarda zich laten inschrijven uit Nijehaske. Samen vestigen ze zich voorlopig op huisnummer 120 in het Kerkstraatgebied. Daar worden hun kinderen geboren: Hendrik (1901), Aukje (1902), Atze (1905), Albert (1906) en Tette (1910).
Nu we de namen van de kinderen hebben genoemd gaan we ook even speculeren over hun plek op de foto. Tette, de jongste, 9 jaar staat links van zijn zittende oudere zus; de daarvan links staande in witte blouse zou Albert kunnen zijn. De jongeman met pet bij de koe op de voorgrond schat ik in als Atze. De daar links van staande als Hendrik, de oudste, en vader Jan geheel links op ‘e skammel’.
In 1911 maakt zijn vader plaats voor hem op de boerderij en gaat deze met zijn vrouw wonen in het woonhuis bij het tennisveld van hotel Jorissen naast Crackstate op huisnummer 73 (waar in 1934 de Schouwburg zal verrijzen) om vandaar in 1913 naar Nieuweschoot te gaan verhuizen.
Bij de overname van het bedrijf door Jan Hendriks van den Akker in 1911 blijkt het huisnummer van de boerderij 72 te zijn. Bij een systeemwisseling van huisnummering passeren de familie ook nog de nummers 170 en 171. Hun uitschrijving uit de bevolkingsboekhouding naar Haskerland vindt plaats op 16 mei 1925, waar ze een jaar ‘parkeren’ om vervolgens te gaan wonen onder Terband no. 96. Ook daar is hun verblijf zeer tijdelijk, want op 14 januari 1927 ‘emigreren’ ze naar de kop van Zuid-Limburg. Het plaatsje Ottersum, Kelder (moet dat niet de buurtschap Zelder zijn ?) A 96, ten noorden van Gennep is hun bestemming.
Is hun ter ore gekomen, dat de Rooms Katholieke kerk bezig is plannen voor de bouw van een nieuwe kerk te maken ? Na het vertrek van Jan van den Akker heeft Sjoerd Boersma als laatste veehouder de boerderij beheerd. Hij komt 5 mei 1825 van Wommels en vertrekt weer per 6 mei 1930 naar Oosterlittens. Het inwonertal van Heerenveen wordt op 10 maart 1826 wel vermeerderd met de geboorte van dochter Aukje. Uiteraard staat de familie vermeld in het adresboek 1927 als bewoner van huisnr. 171. Het bericht van de aankoop van de boerderij van Daniël de Blocq van Scheltinga door de gemeente Aengwirden op 30 november 1929 zal hem ook zijn verteld. Of de gemeente het bedrag van 125.000 gulden ook heeft genoemd, zullen we nimmer te weten komen. Dossierno. 52 van het inventarisnummer 547 van de gemeente Aengwirden verbergt nog een aardige anecdotische bijzonderheid. Aan de boerderij zat een naamplaat met de tekst “Daniël de Blocq van Scheltinga” van ongeveer een vierkante meter groot, die de gemeente Aengwirden op 1 mei 1930 ongeschonden aan de verkoper moet leveren. Er staat nog een transactie te gebeuren alvorens de Rooms-Katholieke kerk, inmidddels eigenaar van Hotel Jorissen, haar plannen naar wens kan uitvoeren: een ruiling van een aantal percelen van het voormalige hotel tegen de boerenhuizinge met erf en schuur. Door de afbraak van de boerderij en de aanleg van de Crackstraat is het adres Fok nr. 77 in 1931 nimmer tot stand gekomen.
Van de drie boerenbedrijven - één in Schoterland en twee in Aengwirden - willen we door middel van de personele omslagen van beide gemeenten over de jaren 1916 tot en met 1921 een vergelijkende welstandsindruk geven.
Jan Veenhouwer van de ‘Boerehikke’ op de Dracht betaalt over de opgelegde aanslagen (varierend van 3200 tot 5800 gulden) gemiddeld 8,28 % belasting; Jan Hendriks van den Akker van de boerderij aan de Fok (variërend van 2150 tot 3400 gulden) gem. 4.87 % en Jacob Sijtzes Bouwer van de ‘komelkerij’ aan het Achterom (variërend van 1700 tot 2545 gulden) gem. 3,61 %.
2012, juni 9 -wibbo westerdijk-hip-backup2
Gezicht op Heerenveen in de jaren 20
HIP-TIME- MAGAZINE 9
- Gezicht op Heerenveen, 1966
- Gezicht op Heerenveen, begin jaren 60
- Gruisenorgel 1790-2014
- Gymnastiekfeest Gemeenteplein 1916
- Heerenveen (luchtfoto) in 1951
- Heerenveen omstreeks 1930
- Heerenveen omstreeks 1934
- Heerenveen omstreeks 1950
- Heerenveen, omstreeks 1986
- Heerenveen, panorama 1956
- Heerenveen, panorama omstreeks 1935
- Heerenwalster basculebrug omstreeks 1939
- Heide-en Nieuwburen ± 1970
- Hervormde kerk, Hoofdbrug, Breedpad en mensen omstreeks 1900
- Hoofdbrug 1931
- Horizon vanuit het noord-noord-oosten vóór 1934
- Hotel Smid 1939-1972 Hip-time 112
- Interieur Crackstate-Gevangenis
- Koemarkt na 1816
- Kruiskerk, Breedpad en Heerenwal na 1819
- Langs de Veenscheiding 2006
- Le Roy-tuin Kennedylaan ±1977
- Leeszaal jaren 30
- Molenwijk 1898
- Mr.Halbe Binnertsstraat ± 1965