Cat. Foto's met een verhaal
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 64

Uitzicht vanaf Crackstate-torentje omstreeks 1980
Een segment van de oost-zuid-oostelijke richting wordt vanaf het torentje van Crackstate rond 1980 door de onbekende fotograaf in een panoramisch perspectief vastgelegd. Het gebied op de voorgrond nadert het stadium van de complete afbraak van een der dichtstbebouwde gedeelten van het voormalige Heerenveen-Aengwirden. Langs de bestuurderszijde en achter langs de kofferbak van de geparkeerde auto tegenover het pakhuis van ijzerhandel Gerrit Overdiep zou in een vroegere fase van het kaartbeeld de grens van Schoterland met Aengwirden zich hebben bevonden. Die haakse bocht in de grenslijn zal vervolgens zijn route in het midden van de Oude Kerkstraat kiezen. Alles wat zich daarvan ten zuiden bevindt wordt als Schoterlands grondgebied beschouwd en ten noorden daarvan als Aengwirdens domein.
In het laatste deel ziet U op de foto het - verbrede - profiel liggen wat ooit bekend heeft gestaan als ‘Koningsteeg’, de eerste verbinding tussen het Achterom (later Krugerkade) en de Oude Kerkstraat. Het pand dat nog overeind is gebleven is te beschouwen als een bedrijfsgebouw - ooit onder kadastraal nummer Tjalleberd A-5024 - waarvan de gemeente Heerenveen omstreeks 1968 het eigendom verwerft. De straatnaam is ook in dit geval een onderwerp van discussie, voor wat betreft de schrijfwijze. Het kadaster kiest in het eerste kwart van de 20e eeuw voor de schrijfwijze ‘Koningsteeg’. Eerder wordt in het ‘Huisregister 1890-1900. Aengwirden-deel Heerenveen’ ook de term ‘Koningsteeg’ gebruikt voor 22 wooneenheden (AEN 1333). Het ‘Straatnamenboek’ kiest voor de naam met dubbel-s ‘Koningssteeg’ en vertelt daarbij dat de naam zou zijn ontleend aan een aldaar gewoond hebbende persoon ‘Koning’. Het toponiem ‘Koningssteeg’ komt ook voor op een kadastrale kaart van circa 1890. Kortom: verwarring alom !
Die verwarring zou nog wel eens groter kunnen worden, want in dit gebied heeft nimmer een persoon met de naam ‘Konings’ gewoond, terwijl iets meer naar het oosten aan het Achterom op het kadastrale perceel Tjalleberd A-5088 - vlak achter de Chr. Afgescheiden Kerk wel kort vóór 1890 een persoon ‘Koning’ komt wonen. (AEN 1265. Staat van de Loop der Bevolking) Op huisnummer 141 vestigt zich eind oktober 1889 (AEN 1320) het gezin van de uit Tjalleberd afkomstige schoenmaker Jan Willems Koning, die in de periode 1890 tot 1920 ook nog te maken krijgt met twee keer een vernummering van zijn woonadres. Eerst van 141 naar 149 en daarna nog een keer naar nummer 145. Volgens het bevolkingsregister overlijdt hij op 31 oktober 1907 op 80 jarige leeftijd als weduwnaar van Pietertje Pijlman. Dat wordt bevestigt in zijn overlijdensacte AEN 2287, aktenummer A36. Eén mogelijke optie blijft dan nog open, die we slechts in vragende vorm aan U voor kunnen leggen. Heeft Jan Willems Koning misschien in de ‘Koningsteeg’ een bedrijfsruimte gebruikt voor het uitoefenen van zijn ambacht ???? Uit de bevolkingsregisters valt dat niet op te maken.
Het andere gebouw in het Aengwirder domein is de links op de foto staande met de boogramen. Dit ‘kerkje’ is door het kapitaalkrachtige lid van de afgescheiden gemeente - de koopman Otto de Boer - na aankoop van de grond in 1853 door hem gesticht voor ruim 3000 gulden. Schertsenderwijs wordt het ook wel het ‘pakhuis van Otto de Boer’ genoemd. In 1867 wordt het ‘godshuis’ te naam gesteld als de ‘Gereformeerde Kerk van Heerenveen (‘Chr. Afgescheiden Gemeente’) en wordt aan de heer de Boer de aflossing van de geldlening toegezegd. De opgemaakte overeenkomst maakt melding van een opzegtermijn van 12 maanden, waarop door de geldgever een beroep wordt gedaan wegens ontstane kerkelijke kwesties of onenigheid. Het brengt de gemeente weliswaar in grote verlegenheid, maar op het allerlaatste ogenblik kan elders nog een nieuwe lening worden afgesloten. In hetzelfde jaar wordt het kerkje ook nog vergroot en in 1900 wordt het verbreed. Door de geleidelijke groei van de gemeente wordt het in in 1921 afgestoten ten faveure van de nieuwe betonkerk aan de Verlengde Dracht.
In het gebouw in de Oude Kerkstraat vestigt zich de carrosseriefabiek van Herre Roest, wagenmaker, die de 9e januari 1922 een hinderwetvergunning krijgt voor het gebruik van een 6 pk-motor voor de aandrijving van diverse houtbewerkingsmachines. Tegelijk maakt hij ook gebruik van een bouwvergunning voor de verbouw tot woning door het aanbrengen van binnenbetimmeringen. In die vergunning wordt het oppervlakte van het gebouw gemeld: 69 m2 op een terreingrootte van 237 m2, en een nokhoogte van 8.20 meter. In de ‘vechtmarkt’ van de carrosseriebedrijven redt Roest het niet, zodat op 8 april 1924 deurwaarder J.D. Jongsma in opdracht van de curator mr. W.T. van der Leij een faillissementsboelgoed moet houden.
De verkoop van het pand in 1925 aan grossier Leendert Kooistra verschaft deze, zijn weduwe Andriesje de Jong en zijn dochter Trijntje in ieder geval voldoende armslag voor de komende 25 jaar. In 1948 wordt het gebouw aangekocht door de nieuw ontstane Gereformeerde kerk (art. 31) en krijgt het weer de kerkelijke bestemming. Het vervallen gebouw wordt dan met eigen middelen onder architectuur van Bugel uit Groningen en aannemer Telgenhof uit Heerenveen verbouwd en gerestaureerd. Met een kerkzaal voor 250 mensen, vergaderfaciliteit, keuken, garderobe en toiletten voldoet het een flink aantal jaren voor de bijeenkomsten van de art. 31-familie.
Op deze foto 01748 uit de collectie van het Museum Willem van Haren maakt het vier verdiepingen hoge pakhuis nog volledig deel uit van ‘ijzerhandel’ Overdiep. Enkele jaren later verkoopt de laatste Overdiep-telg bij gebrek aan opvolging het pand (met een bijna 200 jarige familiegeschiedenis) aan een videoverhuurbedrijf, welke er onder de naam ‘Video Thuis’ de consument zeer ver tegemoet komt in zijn keuzes. Het pakhuis heeft een face-lift gekregen en heeft als ‘Toko Sharma’ lange tijd de markt voorzien van ‘Oriental food en nonfood articles’ op het adres Kerkstraat 10. Ten oosten daarvan en pal ernaast heeft omstreeks 1980 Van der Kam zijn mode-imperium tot de Rodenburgsteeg. Over de drie vlaggen kijkend zien we een tweetal daken achterelkaar, waarbij opvalt dat op het dak aan de Lindegrachtzijde de westelijke schoorsteen mist. Ooit is het een schitterend ‘heerenhuis’ geweest met een classisistische uitstraling. De historisch geïnteresseerden weten inmiddels, dat het vanaf 1811 een cruciale rol heeft gespeeld in de bestuurlijke faciliteiten voor het franse bewind en het daaropvolgende grietenijbestuur. Eigenaar notaris Pieter Bootsman stelde het ter beschikking voor vergaderingen en het pand vervulde min of meer de rol van gemeente- of grietenijhuis. Vanaf 1 oktober 1816 wordt het zelfs bestuurscentrum met een vaste concierge of beheerder. Dat is de ‘gegageerd sergeant’ Coenraad Wilhelm Huppert (1768-1827), die tevens de functie van brievenbesteller voor het postkantoor erbij heeft, terwijl zijn vrouw Mijntje of Mientje Lentz als tapperse het familie-inkomen probeert aan te vullen. Na de dood van Coenraad blijft zij nog even als ‘concierge’ in functie en ziet kans een lening van 800 gulden af te sluiten bij grietman Pompejus Onno van Vierssen om in ‘t Meer een huisje te kunnen kopen.
De opvolger van Lindegracht 30 staat ook op deze foto, nl. Oenemastate, maar in die jaren veelal aangeduid als Grovestinsslot. De overgang naar dat pand loopt niet van een leien dakje, want het bestuur krijgt aanvankelijk van de Gedeputeerde Staten geen toestemming voor de aanschaf in 1828. De secretaris van Schoterland Daniël Engelen ‘nam’ het mandaat en kocht het slot voor eigen rekening in het vertrouwen, dat die toestemming er zou komen. Uiteindelijk wordt pas op 11 juli 1832 de goedkeuring van G.S. verkregen, maar het is wel eerder in gebruik genomen.
Sloop een oude school, egaliseer de bouwput, bestraat het met klinker(t)s en je hebt een ideale parkeerplaats gecreëerd. Het uitzicht op de achterkant van de blijvende bebouwing is natuurlijk niet je dat, maar om het gebruik van je ‘heilige koe’ te kunnen rechtvaardigen kost het weinig moeite om de andere kant op te kijken. En het moet gezegd: weinig mensen hebben de achtergevel met dat mooie ronde raampje en zijgevel van het pakhuis aan de Vermaningsteeg zo nauwkeurig kunnen bekijken.
Vermoeid van alle details ? Laat dan uw blik nog even dwalen langs de horizon. De bossen van het ‘t Woud zullen Uw ogen weer tot rust brengen.
2013, augustus 25 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 118

Het afgelopen jaar is weer een stukje oud-Heerenveen door de ‘sloopkogels, shovels, happers en grijpers’ van de Heerenveense aardbodem verdwenen. Op deze foto heeft datzelfde lot de op de achtergrond zichtbare houtloods en molen van houtzager Siebenga al in een veel vroeger stadium getroffen. Dit doorkijkje naar het Badweggebied is van zijn agrarische bestemming (weilanden) ontheven. In de naoorlogse jaren - in de wederopbouwperiode dus - is in een gebied tussen de Kempenaerswijk en de Van Dekemalaan ‘woningbouw-in-stroom’ gepleegd door de aannemerscombinatie Van der Wijk, Schaap en Buwalda en onder architectuur van het bureau Bosma en van Houten. Twaalf blokken van 8 woningen komen op aanreiking van een Bussumse wethouder (Bouma) tot stand in de nieuwe straten: Van Dekemalaan-west; Melchior de Grotestraat en de Hiddingastraat. De Heerenveense Bouwvereniging geeft uiteindelijk de opdracht deze zgn. Bouma-systeemwoningen te realiseren en te exploiteren. In gerenoveerde staat behoren deze huizenblokken nog steeds tot het woningarsenaal van de bouwvereniging. De toen nog jonge boompjes zijn nu volwassen bladdragers geworden, waarvan we deze herfst weer rijkelijk zullen kunnen ‘genieten’.
Inderdaad U heeft al gezien, dat de laatste afbraak de zuidelijke eindwoning van de Van Dekemalaan betreft. Ooit is dat huis als type A-woning met winkel bij bouwvergunning van 23 januari 1919 tot stand gekomen - ook weer op initiatief van de Bouwvereniging Heerenveen (Schoterland) - en door de huisnummeraars voorzien van het adres Heerenveen huisno. 562k en in 1921 hernummerd tot Heerenveen no. 678. Op 6 mei 1919 komt Willem Hendrik Bregman (1884 Alkmaar), gasfitter, het huis in gebruik nemen, samen met zijn vrouw Trijntje de Haan (1883 Nieuwehorne) en hun vier kinderen Trijntje (1909), Piet (1911), Hendrika Johanna (1916) en Boele (1918). In 1930 krijgt de familie Bregman als adres: Van Dekemalaan 75, Heerenveen.
Die naamgeving is zelfs nog even een punt van discussie geweest. De bouwvereniging stelt voor de straat te noemen: Ridder Pieter van Dekemastraat, maar de raad besluit tot Van Dekemalaan.
De dubbelwoning rechts op deze afbeelding staat aan de Van Riesenstraat. Na een lange periode van dorpsuitbreiding aan de westkant van de Molenwijk, waarbij de ‘wijkjes’ namen uit de volksmond krijgen als ‘Krugersdorp’, ‘Roodedorp’ en ‘Blauwe-dorp’ (zoals ons wordt verteld in een artikel in het Nieuwsblad van Friesland van 29 november 1905), ontstaat er onder deze dorpelingen behoefte voor een goede verbinding (breder dan een barte) naar de hoofdstraat de Dracht. Een adres aan de raad van Schoterland suggereert die te leggen op een onbebouwd terrein op het voormalige molencomplex. De heer Cornelis Gerritsma is bereid dit terrein aan de gemeente Schoterland te verkopen, nadat de gemeente in een eerdere fase het gevraagde bedrag van de voorgaande eigenaar K. de Jong heeft geweigerd. Na de koop door Gerritsma heeft deze de gemeente toegestaan het terrein te gebruiken voor de opslag van tonnen. De raad van Schoterland besluit nu op 26 februari 1906 een straatuitgang naar de Dracht aan te leggen. Deze zal komen te liggen tussen de panden door van Libbertus Sijbranda (in 1905 gesticht en later blijkt het pand van drukkerij Gerben Brouwer te zijn, Dracht nr. 150) en Johannes Diderich Stöver (in 1906 gebouwd en is afgebroken en thans het nieuwgebouwde pand Dracht, nr. 148 van Unique Uitzendburo is). Bovendien komt er een brug over de Molenwijk, die uitmondt op Peaux’s gronden en de weg eindigt bij de Blauwedorpstraat, haaks op de nieuwe aan te leggen weg van drie meter breed. (N.v.Frl. 28-7-1906) Het is de bedoeling, dat het in 1907 zijn beslag zal krijgen. Wij kennen de Blauwedorpstraat als Korflaan, welke inmiddels al weer jaren deel uitmaakt van het Molenplein. Na de aanleg van de Van Dekemalaan in 1919 is de Van Riesenstraat vanaf de Blauwedorpstraat doorgetrokken naar deze straat.
Het boek ‘Straatnamen in de gemeente Heerenveen’ én zijn necrologie in het Nieuwsblad van Friesland van 19 maart 1902 helpt ons als we willen weten wie Andries van Riesen als naamgever van de straat is geweest. Hij is geboren in Rinsumageest in 1845 en overleden in 1902. Op 22 maart 1870 koopt hij volgens de toewijzingsacte door notaris Arjen Binnerts van Jan Gijse Weenink de houtzaagmolen ‘De Fortuyn’ met schuren, knechtswoningen, kantoor enz., samen 53.94 are, voor fl.9970,-.
Als houthandelaar onttakelt hij geleidelijk de gewiekte molen en wordt het een stoomzagerij. In 1874 sticht hij ook in het Badweggebied de zaagmolen ‘De Hoop’. Veel bekendheid krijgt Andries van Riesen als president van de IJsclub Thialf, maar de Heerenveners kennen hem ook als lid van de raad van Schoterland sinds 1887 en zelfs als wethouder sinds 1895. Verder is hij voorzitter van de Kamer van Koophandel, van Floralia, van de Vereniging Nijverheid én de Vereniging voor Feestelijkheden en ter bevordering van het Vreemdelingenverkeer, voorloper van de V.V.V. Ook vervult hij als lid of als boekhouder functies bij de Spaar-en Voorschotbank, Fonds tot Onderlinge Bijstand en als regent van het Huis van Bewaring. Een nierziekte heeft hem geveld.
Fragment van een kadastrale hulpkaart van het ontwerp voor de te bouwen woningen aan de Van Dekemalaan door de Bouwvereniging Heerenveen (Schoterland) in 1919.
A-2950 is Bregman; A-2951 is Kempes en A-2952 is Brouwer.
Terug naar onze foto, waar de dubbele woning aanvankelijk steeds wordt beschouwd als een ‘aanhangsel’ van de Van Dekemalaan. In 1919 krijgen ze het ‘doorlopende nummer’ (van oost naar west) 562a en 562b. Op 562a komt te wonen huisschilder Jacob Brouwer en op 562b schoenmaker Jacob Kempes. Zoals gebruikelijk in Heerenveen wordt in 1920 de nummering herzien (er zijn weer tien jaren verstreken !) en worden de nieuwe nummers 688 (Brouwer) en 687 (Kempes). Dan volgt in 1930 de volgende wijziging, die daarna niet meer is veranderd, evenmin trouwens als de bewoners. Jacob Brouwer krijgt A. van Riesenstraat nr. 2 en Jacob Kempes het volgende even nummer A. van Riesenstraat nr. 4.
Uit de woningkaarten van beide woningen blijkt dat Brouwer op 24 augustus 1953 is overleden. Zijn weduwe Anna M. Brouwer-Zwiers blijft er evenwel nog wonen tot 8 december 1956. Zij vertrekt naar de H. Hebbesstraat 2 (Marijkehiem) en maakt daarmee plaats voor haar zoon Cornelis Brouwer en zijn echtgenote Eugenia Tkatchenko, die op 21 juni 1945 in Haskerland zijn gehuwd. Wanneer Cornelis als schilder op 6 november 1958 failliet wordt verklaard, zijn de verhoudingen blijkbaar dermate verstoord, dat het huwelijk met zijn vertrek op 16 januari 1959 naar Haskerland uitmondt in een scheiding. In de Leeuwarder Courant van 16 februari 1959 wordt het een en ander uitvoerig uiteengezet. Mevrouw Eugenia Tkatchenko blijft op de van Riesenstraat 2 wonen. Ze biedt enkele maanden onderdak aan zoon Douwe Brouwer, dochter Hilda en haar man Albertus H. Smit, maar verhuist uiteindelijk op 17 januari 1983 naar de Wederik 74. Per 25 februari 1983 betrekt Grietje Mulder het huis. Inmiddels is het woonflat ‘De Fortuin’ daar vlak voor hun huis opgetrokken en is hun adres aangepast naar het adres: Fortuinpassage 1.
Jacob Kempes (1884) en zijn vrouw Jetske Klaassen (1886) zijn zelfs terug te vinden in alle adresboeken, welke door uitgever A. Binnert Overdiep sinds 1922 zijn uitgegeven. De laatste daarvan verschijnt in 1966. Het echtpaar trouwt begin juli 1905, krijgt twee dochters: Engeltje (eind november 1905) en Anna (maart 1907). Beide hebben ook gewoond aan de Van Riesenstraat 4. Engeltje wordt kantoorbediende en vestigt zich in januari 1926 in Zwolle, terwijl Anna als hulp in de huishouding steeds na een dienstje weer bij haar ouders terugkomt. Zelfs negen keer in de periode 1920-1939 (Gezinskaart).
Vader Jacob Kempes werkt als schoenmaker steeds aan huis, en overlijdt op 11 november 1967. Jetske Kempes-Klaassen blijft nog bijna vier jaar wonen en gaat dan net als haar voormalige buurvrouw Brouwer naar de H.Hebbesstraat 2. Dat is op 6 april 1972. Op 18 januari 1974 overlijdt ze in ‘Marijkehiem’. Engeltje woont dan in Bussum en Anna in Amsterdam.
Op 29 februari 1972 (schrikkeljaar) trekt de familie Albert Dijksma - Geertje Stobbe c.s. in de Van Riesenstraat 4. Zij zijn beide achter in de vijftig en hebben dan nog twee inwonende zoons, nl. Hendrik en Piet. ‘Heit’ Albert overlijdt daar op 14 januari 1979, oud 63 jaar en ‘mem’ Geertje volgt hem op 14 oktober 1979, oud 64 jaar. Piet verlaat het huis per 1 februari 1980 en als volgende bewoner komt Jan Dijkstra de volgende dag al van de Van Cuyckstraat.
Voor de dubbelwoning (2 en 4) geldt, dat deze nog jaren 35 jaar bewoond zijn geworden tot hun afbraak in het voorjaar van 2015.
Eén van die bewoners menen we ons te herinneren. Dat is Yda Plat, die bij een verkeersongeval met de motor dodelijk verongelukt. Dat is in juli 2002 geweest. Zij werkte toen bij Bos, Tuin en Dier. Haar feeling voor bloemschikken maakte haar tot een gewaardeerde medewerkster.
Het vijfde en meest linkse gebouw op de foto identificeren we als het pand dat bekend is geworden als de monteurswerkplaats met woning van A. Piek met als adres Van Riesenstraat 7. Ter vergelijking kunt de Aerocarto-luchtfoto nr. 30965 uit 1955 uit “Oud Heerenveen vanuit de lucht” er eens naast leggen en met het vergrootglas de contouren van dat schuine dak en het naastliggende ‘plaatsje’ vergelijken. Efficiënter is het om de website te bestuderen van mevr. Mieke Nijland, t.w. <http://www.heerenveenmidden.nl/laanstraat.htm>
Daar staan twee prachtige foto’s op, die het beeld van de zuidoostzijde van de A. van Riesenstraat op dit punt in beeld brengen. De moeite waard om op te zoeken en onze conclusies te onderschrijven.
Inmiddels heeft U zich misschien afgevraagd wie deze foto heeft gemaakt, vanuit welke positie en bij benadering wanneer.
De foto maakt deel uit van een schenking uit de nalatenschap van Jan Martens Woudstra (geb. 1901), die hoofd van de openbare lagere school is geweest te Mildam. Zijn betekenis voor Mildam kunt U lezen in het boek “Tusken wâld en wetter”, met als ondertitel “Schetsen uit de historie van Mildam en Brongerga”. Het is geschreven door een collectief van Mildamsters en Oud-Mildamster in 2009 en is een uitgave van de Stichting Meyledam. Zeer veel illustraties zijn te danken aan de fotografische hobby van de heer Woudstra. Deze foto is onlangs geschonken aan het Heerenveen Museum en is gezien het origineel een afdruk van een glasplaat. De kwaliteit daarvan blijkt - door de tand des tijds - zeer matig, maar met enige softwarematige ingrepen is er toch een goed herkenbare afbeelding te voorschijn gekomen. Overigens is er nog geen fotoarchiefnummer te geven, aangezien de foto nog niet is ingevoerd in het registratie-systeem.
Tijdens een bezoek aan zijn schoonvader, tevens oom Klaas (geb. 1872 en procureursklerk bij advocatenkantoor Van der Leij ? of Woltman?), broer van zijn vader (geb. 1863) Marten, installeert Jan Woudstra (die in 1929 getrouwd is met derde dochter Niesje Woudstra) zich met zijn fotoapparatuur op het bovenkamertje-achter van de woning op de hoek van de Van Riesenstraat met de Verlengde Korflaan-westzijde nr. 72 om dit ‘adembenemende’ vergezicht vast te leggen. Het moet in ieder geval plaats hebben gevonden vóór 19 mei 1940. Toen is zijn schoonmoeder en tante Sjoukje (de Vries) overleden. Zij is dan iets meer dan twee jaar weduwe, want haar man Klaas Woudstra in overleden op 14 februari 1938. Vanaf 1922 woont het echtpaar al in dit huis, welke in de periode 1920-1930 het huisnummer 578 op de deurpost heeft gehad en voor die tijd nr. 562. Sijbren Sipkes Woudstra is daar in 1918 komen wonen, maar hij overlijdt op 1 februari 1919 al. Zijn weduwe blijft er dan nog tot 1922 wonen. Zelfs zij zijn niet de eerste bewoners geweest, want het bevolkingsregister kent ook nog de namen van kleermaker Jan de Jong in 1917; en timmerman Feike Zuidersma, die van 1913 tot en met 1916 staat geregistreerd en zelfs Trijntje Keizer, weduwe van Klaas Harmens, van november 1910 tot 22 mei 1913. (SCO 1964)
Bewoner volgens de woningkaart - na 1940 - is vanaf het overlijden van mw. Woudstra-de Vries dochter Froukje, die in april 1941 naar Langweer is verhuisd. Zij heeft vanaf 19 juli 1940 nog onderdak verleend aan Jan Geerts, die in maart 1941 naar de Thialfweg is vertrokken. Ruim een halve maand heeft ook Willem Wartena bij haar ingewoond en neemt dan zelf de bewoning over tot zijn vertrek naar de Oude Molenweg in october 1948. Tegelijk met Wartena heeft ook Albert de Jong daar woonruimte gevonden van maart 1948 tot october 1951. En vanaf october 1948 tot october 1951 ook Jacob Ruiter. Vervolgens trekken in ieder geval koopman Marten Hettinga en zijn vrouw Tietje Schaap in het huis, mogelijk met kinderen (?) Als Hettinga op 17 mei 1968 overlijdt, blijft zijn weduwe er nog wonen tot 15 september om vervolgens naar de Wulpstraat te gaan. Het huis komt leeg te staan en wordt tenslotte afgebroken in maart 1970.
Ten aanzien van de datering houden we een ruime marge aan, omdat de jonge boompjes van de Van Dekemalaan nog niet zo lang hun wortels in de berm hebben, zeg maar sinds 1920. En het uiteenvallen van de familie Woudstra-Visser pas in 1940 duidelijk is. Over het tijdstip van de dag is geen misverstand, want de slagschaduw van het pand ‘Piek’ kan alleen bij een lage winterse morgenzon zijn veroorzaakt en met bladloze boompjes.
2015, oktober 18 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 103

Tram op de Dracht
Inderdaad, U heeft volkomen gelijk ! Deze foto - thans in de Leo Leenescollectie van het Museum Willem van Haren, onder nr. LL-106, heeft U bij meerdere gelegenheden afgedrukt gezien. Wanneer U Wereldoorlog II bewust heeft meegemaakt, heeft U deze zelfs als prentbriefkaart kunnen kopen. Fotoatelier G. Brouwer en zoon schijnt er destijds in 1940 een flink aantal van te hebben laten drukken. Uit de verhalen van de mensen, die er over hebben geschreven (we noemen ze straks nog nader) kunnen we opmaken, dat het het resultaat is van een aprilgrap van het fotoatelier. Het tramstel met toebehoren (bovenleiding, rails, steunpaal) is in een iets oudere foto van het zuidelijke deel van de Dracht gemonteerd. De tram rijdt zogenaamd in de richting van de hoofdbrug op weg naar het tramstation op het Stationsplein. De gedreven tramdeskundige de heer Souer, in 1999 wonend in Hascastate ( Haskestate) te Heerenveen, herkent uit zijn Leidse periode het afgebeelde materiaal. De trucagefoto mag als zeer geslaagd worden beschouwd.
Het meest rechtse pand op de afbeelding is het derde en meest noordelijke van een blok van drie heerenhuizen - de zogenaamde Hesselhuizen-, die in 1872 zijn tot stand gekomen op de plaats van de familieboerderij van de Hiddinga-familie. Het uithangbord ‘DROGIST’ markeert volgens het adresboek van 1938 de plaats van de drogisterij van de dames J.J. van der Goot (drogiste) en U. Sijbesma (drogiste), die als kamerbewoonster mej. F. Willemsen als landbouwhuishoudschoollerares woonfaciliteiten bieden op Dracht 99. Daarnaast staat het pand Dracht 97 (met luifel) van de modistes mej. Th.M. Laagland en mej. A. Kingma en daarboven woont J.C. Lequin met zijn vrouw, zonder beroep, op de bovenwoning Dracht 95. Jacobus Cornelis Lequin, geboren in Den Helder, overlijdt 28 november 1946 in Heerenveen op 75 jarige leeftijd, nalatende zijn echtgenote Maartje Maria Stam. Vervolgens zien we ten noorden daarvan het pand Dracht 93: het Manufacturenmagazijn “De Zon” van Jeroen de Vries.
Nog één detail, welke oudere Heerenveners zich vermoedelijk nog wel zullen herinneren, is het bord ‘Ingang Werkplaats’. Daarmee wordt de rijwielherstelplaats van Johannes de Vries gemarkeerd, die later wordt opgevolgd door zijn zoon Feitze de Vries. Dat is dus Dracht-westzijde nr. 122.
De man, die in de jaren zestig de Heerenveners met de rubriek ‘Heerenveen uit vroeger dagen’ in de Heerenveensche Courant met fotobeschrijvingen verwent, heeft ook een keer deze foto laten afdrukken en schrijft daar dan het volgende commentaar bij:
“Hierbij nog een foto van de Dracht uit het jaar 1940. De toen ter tijde electrische tram, die een dienst onderhield tussen het Friese Haagje (station) en Oranjewoud (speeltuin) bleek een gevaarlijk obstakel voor de toch al smalle hoofdstraat. Geen wonder dat door de gemeenteraad van Heerenveen werd besloten de vergunning in te trekken. Vooral des zomers werd van dit vervoermiddel een druk gebruik gemaakt door vakantiegangers.....” “Zo zou het onderschrift onder deze foto hebben kunnen luiden, ware het niet dat men hier te doen heeft met een geslaagde trucfoto. De kaart werd destijds in een aantal van 2000 stuks uitgegeven door het foto-atelier fa. G. Brouwer en zoon te Heerenveen. De foto werd ter beschikking gesteld door de Stichting Oudheidkamer Heerenveen.”
Vervolgens redigeert museumdirecteur Ad Geerdink in 1995 een fotoboekje ‘Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes’. Op pagina 38 en 39 van die uitgave lezen we inhoudelijk dezelfde tekst als die in de bovenaangehaalde tekst. Bovendien onthult hij het plan, dat het Noord Nederlandsche Tramweg Comité in 1884 presenteert. Een tramlijn op het traject Heerenveen-Oranjewoud-Mildam-Nieuwehorne-Oldeberkoop-Assen. Het plan haalt het niet en de Dracht blijft tenslotte tramvrij.
Deze foto blijkt ook koren-op-de-molen van redacteur en oud-journalist Jan de Jong in het fotoboek van Banga Book Producties Groningen uit 2003 met als titel “Heerenveen, Toen en Nu. Beeldverhaal van Nederlands oudste hoogveenkolonie”. Hij prijst de ‘lef’ van Heerenveense beleidsmakers, die niet alleen een electrische tram over de Dracht wil laten denderen, maar ook de eerste overdekte 400 meter kunstijsbaan initiëren of het prestigieuze project ‘Sportstad Heerenveen’. Dit tramplan is niet uitvoerbaar gebleken, maar de beide andere wel.
Bij de raadsvergadering van de gemeente Schoterland van 11 september 1883 blijken er diverse stukken te zijn binnengekomen betreffende de aanleg van stoomtramwegen in de gemeente. B. en W. stellen voor deze eerst in handen te stellen van de Kamer van Koophandel voor advies. Als dat is gebeurd zullen ze in de raad worden gebracht. Daarvoor moet een Commissie Tramwegen uit de Raad worden geformeerd. Staande de vergadering worden daarvoor aangewezen de heren Veenbaas, Uhl en Bieruma Oosting. Op 2 oktober d.a.v. blijken zowel de rapporten van de K.v.K. als die van Commissie Tramwegen beschikbaar, doch deze worden aangehouden tot een volgende raadsvergadering. Eén van de ingekomen stukken bevatten de inzichten van Tjepke Taconis Simonsz., tabaksfabrikant in Heerenveen. Hij richt zich op 21 september 1883 in een lang schrijven tot burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga te Oranjewoud over de verschillende voorstellen voor de tram-aanleg en maakt daaruit inhoudelijke keuzes.
Het lijkt hem een goed idee om een station te plaatsen in de tuin van de heer Hessel. Hij doelt hier op de zuidelijk gelegen tuin van het blokje van drie heerenhuizen aan de Verlengde Dracht tot de door (kastelein R.K.) van der Meer in 1877 gebouwde Hotel de Koornbeurs. Als er meer grond nodig zal zijn, kan dat daarvan ten oosten gevonden worden. Vandaar kan dan de tramweg gelegd worden door het land van de familie van Sminia en Bosma (Jan Hendriks Bosma is kastelein-boer in Huis ten Woude bij de Rottumerweg en vlakbij de toegang naar het Oranjewoudster voetpad). Daarna kan de baan het Oranjewoudster voetpad volgen tot de ‘Zandweg, die loopt van de Straatweg naar Oranjewoud’. Daarna zal het tracé linksom achter het buiten langs van de ‘Jonge Mijnh. Oosting’ (volgens Taconis) tot bijna aan het logement de Tent. Hij zal daarmee vermoedelijk bedoelen ‘Klein Jagtlust ‘. Vervolgens dan de rechte laan langs naar het logement Joustra (doorgehaald en vervangen door Tjaarda) om vandaar de weg te vervolgen naar Nieuwehorne, enz. Hetzij over Hoornsterzwaag naar de drie tolhekken of van Nieuwehorne over Oldeberkoop, Makkinga, Appelscha naar Assen.
Taconis stelt dat de tram de particuliere rijtuigen het minst hinderen. De landbouwers kunnen de weg langs Klemburg of die over Mildam gebruiken. Voordeel is dat twee logementen aan de tramweg liggen, want de toename van het bezoek aan Oranjewoud zal snel voor één gelegenheid teveel worden. Want ook zullen mensen uit verschillende standen van de maatschappij daar komen.
Wil de tram evenwel rendabel zijn, dan moet wel zoveel mogelijk de bebouwde kom worden gehouden. Voor de aanleg daarvan moet uiteraard wel een subsidie van het Rijk worden gevraagd en mag die ook worden verwacht.
Lukt het om de tram langs die route te laten rijden, dan zullen kleine en grote renteniers zich daar geleidelijk steeds meer vestigen omdat de buurt niet meer geïsoleerd ligt. Zo noemt hij als voorbeeld zekere K. Kooi te Oudeschoot, die in dit buitengebied als rentenier nog een koe of schaap wil houden. Verder noemt hij nog een persoon, die op de Konijnenpolle heeft gewoond. Doordat hij daar met de wagen geen familie kon ontvangen, is die naar de Heerenwal verhuisd. Hij eindigt zijn brief met een lofzang op de prachtige gemeente Schoterland, die weliswaar de financiële toestand door zuinigheid in de hand moet houden, maar gezien de te verwachten voordelen voor de gemeente zijn enige gelden uit de gemeentekas beslist goed besteed.
Enkele jaren voordien rommelt het al heftig in zuid-oost Friesland en west Drenthe. Weliswaar niet van de locomotieven op spoorstaven, maar wel in de wereld van de plannen. De Leeuwarder Courant neemt in de berichtgeving het voortouw. Zo is er het bericht van 15 juli 1879 - in de krant van de 17e - dat de gemeente Schoterland aan de Belgische heren Mertens en Finet een vergunning heeft toegestaan voor de aanleg van tramwegen. Voorwaarde is dat zij zelf als concessionarissen de kosten en bezwaren voor hun rekening nemen. Ruim een jaar later laat dezelfde Leeuwarder Courant van 30 september 1880 weten, dat het bovenstaande ‘gerucht’ bewaarheid wordt. De twee initiatiefnemers leggen een ‘tramway’ aan voor het traject Heerenveen-Oudeschoot- Mildam-Nijehorne-Oudehorne-Oldeberkoop-Makkinga- Oosterwolde- Appelscha en Smilde naar Assen. Het blijkt voorlopig - althans- een luchtballon, welke voortijdig leegloopt.
Op 1 november 1883 wordt in de Schoterlandse raad het verzoek van de Ned. Tramwegmaatschappij om een vergunning voor het aanleggen van stoomtramwegen in de gemeente behandeld. Het gaat uiteraard te ver om de inhoud van vier foliovellen hier in extenso weer te geven. Duidelijk wordt wel dat er geen eenduidige mening. Twee boeren zijn niet 100% tegen, vrezen wel de overlast voor hun vee en vinden de ontsluiting van de dorpen zeer positief. Een grootgrondbezitter is tegen met als argument, dat de wegen die door hemzelf zijn aangelegd maar wel een publieke functie hebben niet zomaar geconfisqueerd kunnen worden voor de aanleg van een tram.
Na veel discussiëren stelt mr. Halbe Binnerts de volgende motie voor: “De Gemeenteraad van Schoterland spreekt de wenschelijk(heid) uit dat de tramlijn Heerenveen-Assen door deze Gemeente worde gelegd en draagt op aan Burgemeester en Wethouders in een volgende vergadering aan den Raad een voorstel te doen van de rigting, welke in het algemeen belang het meest wenschelijk is en het minst bezwaar oplevert voor de landbouwenden’. Deze motie wordt door de voorzitter in stemming gebracht en met algemene stemmen aangenomen.
Waar we niet aan voorbij willen gaan zijn de overwegingen van ‘Het Noord-Nederlandsche Tramweg-Comité’ te Witmarsum, die zich eveneens heeft bezig gehouden met de tramlijn Heerenveen-Assen. Zij reppen in een brief van 22 februari 1884 van drie alternatieven, die de raad van Schoterland bereid is aan te bevelen voor deze route. Dit comité vindt de meest verkieslijke die welke van het spoorwegstation langs de rijksstraatweg tot de (hoofd)brug bij Hotel Jorissen de spoorstaven volgt van de Ned. Tramweg Maatschappij. Daarna dient het door te lopen naar de eerste tolboom (de rijkstol noordelijk van de zandweg) om langs die zand-en grindwegen naar ‘de Tent’ te komen en dan zuidwaarts tot de grindweg ten westen van de ‘witte brug’ en op de berm van de grindweg tot - en daarna- langs de ‘Flapsingel’ tot de grindweg naar Oudeschoot-Mildam. Vervolgens dient het de berm van de grindweg te volgen tot de buitenweg bij de hoek van Nieuwehorne. Die buitenwegroute moet dan verder tot de brug van de Tjonger of de Berkoperbrug en de grens van Ooststellingwerf worden doorgetrokken. Het comité attendeert de gemeente op hun standpunt, dat alles in de berm van de weg moet worden aangelegd. Aanleg op particuliere grond is te kostbaar. Met een breedte van 90 centimeter op de totale breedte van deze weg is dat beter verantwoord. Er blijft voor rijtuigen voldoende ruimte beschikbaar.
Omdat het Comité ook in onderhandeling is met partijen in Wolvega en Peperga en in Drente met Smilde, Assen en ook het Provinciebestuur, die zelfs al subsidiebedragen hebben toegezegd, vraagt ze graag zo spoedig mogelijk een beslissing tegemoet te mogen zien.
Genoeg hierover, de conclusie achteraf is én blijft: de voorgestelde route is er nooit gekomen ! Herkent U het element van ‘de geschiedenis herhaalt zich’ in het nimmer tot stand gekomen treintraject ‘Dronten-Groningen’ langs Lemmer, Heerenveen en Drachten ?
2015, maart 8 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 102

Tjepkema's molen 1950
Over de stichting (van de voorganger) van deze molen verhaalt Dick Bunskoeke in het zeer lezenswaardige boekje ‘De sfeer van weleer. Over molens in Heerenveen’, een uitgave van de Stichting Molen Welgelegen Heerenveen uit 1991. Bij de stichting in 1849 laat molenaar Hermanus Hendrik Kok zijn oog vallen op een perceel achter en ten oosten van de Fok (kadastraal Tjalleberd A-1845 zijnde een stuk weiland), welke behoort tot het bezit van Jhr. Mr. van Beyma thoe Kingma. Notaris J.S. Bokma uit Akkrum passeert een koopakte, waarbij ‘een perceeltje grond en water’ voor 300 gulden van eigenaar wisselt. Procureur Fredrik Hessel van Beyma thoe Kingma verkoopt dat aan Hermanus H. Kok, molenaar te Almelo. Dat is op 26 januari 1849. Aansluitend op die dag wordt er door Bokma ook een transactie geregeld tussen twee broers Taconis Wijnout en Tjepke Taconis en Hermanus H. Kok. Daarbij gaat het om een huis voor 700 gulden, staand aan de Fok ten noorden van de Molenreed met kadasternummer A-1865. Op 20 augustus worden drie aktes opgemaakt. Daarbij doen Hermanus H. Kok en molenmaker Willem Frederik Looman, ook uit Almelo, zaken. Resp. als verkoper en koper, van twee stukken grond, en - uiterst merkwaardig - sluiten ze een huurcontract ‘voor de verhuur van de koren- en pelmolen "Welgelegen" met huis’; voor 6 jaar te Heerenveen, huursom fl. 650 per jaar. Looman is daarbij de verhuurder en Kok de huurder.
Uit deze financiële constructie maken wij op, dat Looman - vermoedelijk via een voorfinancieringsakte gepasseerd in Almelo (want niet in Friesland) tussen januari en augustus de molen heeft gerealiseerd. Wel vinden we opnieuw bij notaris Bokma een interessante akte, waarbij Looman middels een obligatie van 4000 gulden zich in de schulden steekt bij jhr. F.H. van Beyma thoe Kingma als schuldeiser. Ruim een jaar later probeert dezelfde Looman “Welgelegen” aan de jonkheer te verkopen, doch de transactie wordt ‘ingehouden’. Moeten we aannemen dat Looman van de verkoop afziet omdat de hoogte van de prijs hem niet aanstaat ? Bunskoeke schrijft namelijk dat in januari 1851 Gooitzen M. van Terwisga toestemming vraagt ‘tot het in werking brengen der molen op de Fok’. Tresoar biedt ons op haar internetsite evenwel geen koopacte om die transactie te bevestigen. Evenwel, uit een advertentie in de Leeuwarder Courant van 12 februari 1864, waarbij de “ hechte, zeer beklante Koren-en Pelmolen, in 1849 nieuw gebouwd en uitmuntend onderhouden, op de Fok te Heerenveen, met Wagenhuis, Stroohok, Steenen varkenshok, Stalling voor 2 paarden, Hooischuur, Tuin en Erf, enz.” door notaris G. Boschloo, op verzoek van notaris W.A. Evertsz te Oldeboorn op 24 februari 1864 in veiling wordt gebracht, blijkt dat G. van Terwisga inderdaad de eigenaar is geweest.
Het vervolg hierop is een beetje rommelig. Nieuwe eigenaar burgemeester jhr. mr. F.H. van Beyma thoe Kingma laat huurmolenaars Mulder en Slagman tot 1872 bedienen. Dat jaar koopt molenaar Johannes Melis Tjepkema, die in de Heerenveense gemeenschap een dermate invloed heeft gehad, dat de naam ‘Welgelegen’ zelfs door de volksmond vaak wordt ingeruild voor ‘Tjepkemamolen’.
Het was hij die na jaren hinder te hebben ondervonden van de groeiende bomen van met name het pand van de burgemeester “Mariënbosch” (die hem de wind uit de zeilen neemt), besluit tot het verhogen van het molenlichaam met circa 20 voet. Daardoor verbetert de windvang aanzienlijk. Dat is geweest in het jaar 1898. Rond 1911 neemt Tjepkema Sake Heemstra als molenaar in dienst. In 1920 verkoopt hij de molen aan Saakje Maat, de vrouw van koopman-in-veevoeder Abele A. Wisman. Jan van Dam Hzn. neemt het 1923 over, maar moet het in 1926 verkopen aan de N.V. Oliefabrieken D. Woltman, die het voor sloop aanbiedt aan Geert Reen. Door de overdracht aan de vereniging ‘De Hollandsche Molen’ te Amsterdam schrikt de gemeente Aengwirden wakker en komt in september 1931 in het bezit van de molen. In HIP-Time 73 hebben we daar al eens het een en ander over geschreven.
Regelmatig duiken er nieuwe plannen voor bestemmingen van het pand op. Soms om van te rillen en een andere keer hartverwarmend. In november 1933 concludeert het Nieuwsblad van Friesland een ‘staat van verval’ en meldt tegelijk dat de gemeente een nieuw rietdek zal laten aanbrengen en een aantal noodzakelijke reparaties doen uitvoeren. Het blijkt uit het bericht, dat er op dat ogenblik als bergplaats voor brandweermateriaal wordt gebruikt. Ter gelegenheid van de feestweek bij het 40 jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina van eind augustus 1938 wordt de molen smaakvol en feeëriek, dus sprookjesachtig verlicht met honderden elektrische lampjes langs de contouren van de wieken en de bovenbouw. Over de oorlogsbelevenissen van de molen is weinig bekend, maar naast de brandweer heeft vermoedelijk de plantsoenendienst het gebouw ook voor materiaalopslag gebruikt.
Maar op 26 januari 1948 richt het bestuur van de Cultuurgemeenschap Heerenveen zich tot de burgerij met een oproep om ook financieel te helpen de betekenis van de molen als bouwkundig element in het totaalbeeld van Heerenveen. Er is in totaal fl.6500,- nodig om het verval tegen te gaan en een grondige restauratie mogelijk te maken. De overheid belooft bij te dragen onder het voorbehoud, dat de burgerij daartoe het voortouw neemt. Enkele duizenden guldens vanuit de burgerij moeten duidelijk maken, dat de burgers het karakteristieke silhouet van de plaats kan worden behouden. Mej. A.G. Spiele, secretaresse van de Cultuurgemeenschap zal de penningen graag in ontvangst nemen en registreren, net als de Heerenveense Koerier. Regelmatig brengt zij via de krant een lijst van schenkingen met de initialen van de goede gevers onder de aandacht van de lezers. Het doel van duizenden guldens wordt weliswaar niet bereikt, maar bij een werkbezoek van de koningin in 1949 is reeds een deel van de restauratie door molenmaker Bremer uit Adorp afgerond. Naar aanleiding van die grote restauratieklus stelt de Heerenveense Koerier in haar nummer van 12 mei 1950 in haar rubriek ‘Vakmensen vertellen van hun beroep. (X) Molens bouwen leer je in de praktijk’ ruimte beschikbaar voor leden van de Firma Thomas Bremer - vader en twee zoons - om over hun ambacht te vertellen. De journalist vertelt gedesillusioneerd te zijn op twee terreinen. Allereerst worden er al jaren geen nieuwe molens meer gebouwd omdat daartoe geen opdrachten meer worden verstrekt. Er wordt enkel nog gerestaureerd ? De tweede teleurstelling van de krantenman is, dat ondanks de wieken en de stelling zeer decoratief is, maar dat de molen ‘zo dood is als een pier’. Het klepperen van de zeilen en het gekreun van de maalstenen kan alleen maar de zaak tot leven brengen.
In deze decoratieve toestand knipte onze fotograaf voor de Leeuwarder Courant de Tjepkemamolen of molen Welgelegen aan het Molenpad in 1950. Die foto is nu onderdeel van het fotoarchief van het Museum Willem van Haren met als fotonummer 01854.
Zoals de bomen van het buiten van Jonkheer van Beyma thoe Kingma de wind uit de zeilen heeft genomen van ‘molen Welgelegen’, heeft diezelfde molen gezorgd voor een geweldige slagschaduw. Het is voor de eerste of één van de latere bewoners reden geweest om het woonhuis met afgeknotte zadeldak op de zuidoostelijk hoek van het Molenpad en de Hepkemastraat de toepasselijke naam “Molenschauw” op de topgevel aan te laten brengen. De ‘Dikke van Dale’ kent het literaire woord ‘schauw’ en geeft als verklaring ‘schaduw'. Dat woonhuis met werkplaats is bij bouwvergunning nr. 417 door de gemeente Aengwirden toegestaan op 29 februari 1916 aan Albert Gerbens Landstra, verver te Heerenveen, maar afkomstig uit Grouw. Het kadastrale perceel Tjalleberd A-6667, groot 22.20 are - eigenaar Jacob Hepkema c.s. - wordt daarvoor aangewezen. Het kadaster stelt later vast dat Landstra 2 are 35 centiare van dat perceel heeft gekocht, maar de bouwvergunning spreekt van 240 m2. Landstra krijgt van de Heerenveensche Onderlinge Brandwaarborgvereniging een kapitaal van 2000 gulden, welke bij het verlaten van het huis wordt afgelost. Als bijzonderheid kunnen we Landstra nog de ‘credits’ toekennen, dat hij met zijn ‘bedrijfsbord’ aan de Fok ons ‘sneupers’ de mogelijkheid heeft geboden een prentbriefkaart redelijk nauwkeurig te kunnen dateren. Bovendien kennen we nu zijn specialismen: ‘huis-, rijtuig-en decoratieschilder’

Als huisnummer krijgt het vanaf 9 mei 1916 het huisnummer 47a aan de Fok. Het westelijke deel van dat straatje is al aangelegd door uitgever Jacob Hepkema vóór 1915 en het gemeentebestuur van Aengwirden besluit op 20 februari 1925 die straat de naam “Jacob Hepkemastraat” te geven. Landstra verhuist na ruim twee jaar op 8 mei 1918 en wordt in het huis opgevolgd door rustend-veehouder Jille Murks de Groot uit Oosterzee. Deze heeft het gekocht en verblijft er slechts gedurende één jaar. Misschien is voor de familie de Groot de ‘schaduw’ te deprimerend geweest, getuige een verkoopadvertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 10 september 1918. Deze keer is het de heer Jacob Hepkema c.s., die het twee jaar oude huis met stenen hok van 9 bij 4.5 meter op een vrij terrein per mei 1919 in de verhuur doet. Dr. A.M. Valeton, leeraar scheikunde aan de Rijks Hogere Burgerschool draagt met zijn vrouw er op 17 juli 1919 de koffers naar binnen. De heer en mevrouw Valeton-Mijsberg koesteren op 11 december 1921 niet alleen de geboorte van hun dochter Anna Maria, maar eveneens hun adres ‘Molenschâuw, Heerenveen’. (Advertentie 13-12-1921) Kort daarvoor hebben ze bovendien bericht gekregen, dat hun huis bij de Volkstelling nu het straatadres Fok 134 heeft gekregen. Op 22 juli 1922 vertrekt de familie Valeton naar elders en wordt Gerrit Overkamp, inspecteur Registratie en Domeinen de bewoner. Krap een jaar later verhuist deze naar Heerenveen-Schoterland en wordt Nicolaas Krop, amanuensis van de R.H.B.S. de nieuwe bewoner. Deze komt uit Amsterdam per 14 maart 1923. Zijn gezinskaart laat zien dat hij vanaf 1930 als adressering gebruik mag maken van de Jacob Hepkemastraat nr. 26 te Heerenveen (Aengwirden). Overigens krijgt Nico Krop ook bekendheid als brandweerman, die vanaf de molenstelling of omloop in het vangzeil springt die door zijn collega’s wordt bediend. De straat, waaraan de molen ‘Welgelegen’ is gesitueerd, is heel lang alleen bereikbaar geweest langs het ‘onofficiële’ Molenpad of Molenreed als verbinding naar de Fok. In 1932 komt daar verandering in omdat de straat wordt doorgetrokken naar de Van Maasdijkstraat. Bij besluit van 28 mei 1935 krijgt de straat vanaf de bocht van de Woltmanstraat tot de Van Maasdijkstraat als naam “Tjepkemastraat”. Een eerbetoon aan wijlen Johannes Melis Tjepkema (1845-1923).
2015, 20 februari-Wibbo Westerdijk-HIP- backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 44

Surinamesingel
Kijken we naar fotonummer 06743 uit de collectie van het Museum Willem van Haren dan kijken we naar een professionele opname van fotojournalist Dick Verton ! De eerste vraag die bij ons opkomt ligt voor de hand: is dit een luchtfoto (misschien vanuit een ballon?) of mogen we aannemen, dat Verton op het balkon heeft gestaan van één van de Muntflats. De meest oostelijke van “De Drie Gebroeders” - zoals de drie 14 verdiepingen hoge flats vanaf de bouw al worden genoemd - is de meest waarschijnlijke: dat is ‘Romsicht’ ! Hoe dan ook, Verton is er zeker in geslaagd om de lange strook langs de oostkant van de spoorlijn goed in beeld te brengen.
De heer Cees de Wolff liet in 1963 een woning en een fabriekshal bouwen aan de Hesselstraat. Op deze plaats heeft ooit een watermolen gestaan. Bij de bouw van de woning vindt men in de grond nog oude fundamenten van deze molen. In 1965 moet die fabriekshal van de heer De Wolff alweer worden uitgebreid voor zijn uitdijende konstruktiewerkzaamheden. De bestaande hal wordt dan langer gemaakt en er wordt een tweede hal bij gebouwd. Inmiddels is het bedrijf verplaatst naar It Dok 2 op Bedrijventerrein Kanaal, waar de meest uiteenlopende producten uit de gigantische hallen te voorschijn komen: schepen, hekwerken, bordessen, windmolens, etc. De Holding B.V. staat sinds 1993 ook bekend als De Wolff Verenigde Bedrijven B.V. Senior Cees is opgevolgd door zijn zoons Cees en Jan.
Inmiddels is het aanzien van hun Hesselstraatlocatie behoorlijk van aanzien veranderd door de bouw van de “Kempenaerstate”, de seniorenflats en de gebedsruimte met de minaret van de Turkse moskee “Diyanet Vakfi”. Evenwijdig met spoorsloot en spoorbaan loopt de Surinamesingel, welke is aangelegd in 1958 en waarvoor de raad besluit tot de naamgeving op 17 maart 1958. Diezelfde 17e maart hebben ook de andere straten van de ‘West-Indische buurt’ hun naam gekregen: Arubastraat, Bonairestraat, Curacaostraat, St. Eustatiusstraat, Sabastraat en St Maartenstraat.
Op deze foto is er nog geen sprake van de in 1996 aangenomen naam ‘Antillenstraat’ voor de ontsluiting van de woningen op het sterk gedecimeerde volkstuinencomplex bij de Rottumerweg.
Aan de oostkant van deze strook is als natuurlijke scheidingsgrens nog altijd aanwezig de herinnering aan de Kempenaerswyk als een langgerekte vijverpartij, met ten westen parallel daaraan de Francijntje de Boersingel en de baronesse de Vos van Steenwijksingel. Jonkheer Onno Reint van Andringa de Kempenaer, die eigenaar is geweest van het buiten ‘Jagtlust’ in Oudeschoot en exploitant van de modelboerderij die daarbij hoort, laat op de ‘opstrekkende’ kavels vanaf die boerderij een wijk graven naar de Veenscheiding. Ter hoogte van het Rottumer voetpad en in het Breedpad worden bruggetjes gelegd. Zelf spreekt jonkheer de Kempenaer, die in het eerste deel van de aanleg vanaf de Veenscheiding samenwerkt met de heer Tuymelaar, van de ‘Jagtlusteropvaart’. Die aanleg is tot stand gekomen in of kort vóór 1862. De functie van die vaart blijkt gericht op de aanvoer van mest, hooi, enz. en de afvoer van landbouwproducten, hout, enz. door middel van pramen. (SCO 2476) Later wordt de wijk consequent aangeduid als ‘Kempenaerswyk’.
De kinderrijke buurt komt zeer verdrietig in het nieuws als er kort na elkaar zes kinderen te water raken, waarvan eentje verdrinkt. In een jaarvergadering van de buurtvereniging “Plan Zuid” in maart 1962 wordt door de buurtbewoners aangedrongen op het aanbrengen van afrasteringen langs de Kempenaerswijk, de Spoorsloot en eventueel het ‘Roomse Gat’. Ook wordt gepleit voor een afsluitbaar speelterrein tussen de Baronesse de Vos van Steenwijksingel en de Surinamesingel.
Inmiddels is er door de bouwvereniging gedurende de laatste tien tot vijftien jaar een renovatie-en kwaliteitsslag uitgevoerd, die het aanzien van deze strook bewoning grondig heeft gewijzigd. In de onlangs gehouden tentoonstelling over ‘Heerenveen-midden’ in de HIP-afdeling van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek aan het Burg. Kuperusplein heeft u zich daarvan kunnen overtuigen.
Tussen het vele jonge voorjaarsgroen door ziet u de contouren van de bekendste gymnastiek-en sportzaal van ‘Plan Zuid Heerenveen’. Op de schooldagen is het heel lang gebruikt door de kinderen van de scholen en ‘s avonds en in het weekend is de sport van de jaren vijftig en zestig daar op een hoog nivo beoefend. Het is de thuisbasis van de volleybalclub PZH geweest ! De school waaraan deze zaal is gekoppeld draagt als officiële naam ‘Kempenaerschool’, maar de wijkbewoners zelf spreken van de ‘Halschool’ of naar de destijdse schoolhoofden ‘School van Delden’ en ‘School Dijksma’. Vergeet ook niet de geweldige animo van de wandelgroepen van de Kempenaerleerlingen door de drive van o.a. groepsleerkracht Zwier Dijkmeijer.
Aardig detail op deze foto is de van Wolvega komende trein op het dubbelspoor. In die tijd is dat steeds net voor het volle uur geweest, naar ik me meen te herinneren. Nog zo’n opvallend detail is het voetpad tussen de spoorsloot en het speelveld van het Bornego-college, en verderop lopend langs voetbalvelden van de v.v. Nieuweschoot tot aan de Rottumerweg. Menige hond heeft daar zijn baasje uitgelaten. Trouwens er loopt ook nog het haaks daarop liggende pad langs het trainingsveld van Nieuweschoot. Zelfs de plaatselijke softbalvereniging The Peattown Peppers heeft daar nog enige jaren hun trainings-en wedstrijdaktiviteiten kunnen botvieren. Het pad overigens komt uit op de Ds. Kingweg ter hoogte van de oversteek naar de Gruttostraat.
Tenslotte attenderen we ook nog even op de boven het groen uittorenende flats in de zuidelijker gelegen wijk De Akkers.
2013, februari 10 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 94
Kiosken 1925-1969
Sommige onderwerpen zullen in de algemene historische werken ten eeuwige dage een weeskinderenstatus blijven vervullen. Daartoe horen ongetwijfeld de verschillende vormen van straatmeubilair van de bewoningscentra. Vooral wanneer het architecturale uitingen betreft uit de catalogus van de grootwinkelbedrijven op dit terrein, welke zelden de monumentale status zullen verwerven.
Deze prentbriefkaart uit de collectie van het museum van de Kolk aan de Lindegracht (onder nr. 28) met datumstempel van 5-VII-1950 toont ons aan de walzijde van het Haringspad zo’n opvallend nietszeggend stuk straatmeubilair, welke niettemin onze nieuwsgierigheid wekte. Wat doe je dan in eerste instantie ? Je gaat de prentbriefkaartenverzameling van het museum bekijken ! Zijn er meer afbeeldingen die misschien vanuit een ander perspectief informatie leveren? Conclusie van die exercitie: zeer weinig ! Gelukkig kunnen we daarna onze zoektocht voortzetten in het fotoarchief. De belangrijkste vondst daarbij is fotonr. 819. Vanuit een bovenraam van het hoekpand is het onderstaande tafereel te bewonderen.

Het moet omstreeks 1950 zijn geweest, misschien zelfs iets eerder. De beide auto’s schatten we in als Ford’s type Prefect uit 1948 en de gevel van het hoekpand is nog niet gewijzigd in verband met verbreding van het Breedpad. Voor de datering van de kiosk zijn deze weggebruikers van belang. In het dossier 608-3 van de gemeente Heerenveen uit 1955 wordt gesproken van de amovering van de kiosk bij de hoofdbrug. In de communicatie van de dienst Gemeentewerken met B. en W. wordt gemeld, dat de eigendom van de kiosk naar de gemeente is overgegaan in 1947. Het is niet duidelijk welke organisatie deze kiosk heeft tot stand gebracht. Uit de correspondentie blijkt de kiosk te zijn verhuurd aan de Bruna Kioskenonderneming en Lectuurcentrale te Utrecht. Gemeentewerken Heerenveen geeft drie redenen aan B. en W. voor de afbraak van het gebouwtje. Het heeft een storende invloed op het straatbeeld; het uiterlijk van het gebouwtje is onesthetisch en het is een belemmering voor het verkeer en het uitzicht ter plaatse. Bovendien is hotel Vernimmen absoluut niet blij met het gebouwtje voor zijn deur met de daarin aangebrachte twee urinoirs.

De laatste foto van pagina 1 (met dan nog Hotel-Café-Restaurant Groen) die het bouwproces van de nieuwe hoofdbrug laat zien in 1933, toont duidelijk aan, dat de kiosk reeds daarvoor aan het Haringspad is verrezen. Wanhopig zoekend naar wanneer dat gebouwtje dan wel is tot stand gekomen, is er geen enkel krantenbericht op www.delpher.nl of op www.krantvantoen.nl te vinden, die ons daarover nieuws verschaft. Wanneer ook de bouwvergunningen van de gemeente Schoterland het laten afweten, wordt het een hachelijke onderneming voor ons amateurs daarover wat te vinden. Maar door een plotselinge geniale ingeving vinden we toch nog een opmerking - en dus toch in de krant - in het raadsverslag van Schoterland van 6 december 1928. Daar spreekt de heer Van der Kam woorden van waardering aan het adres van B. en W. over hun aanpak van de volkshuisvesting en het woningvraagstuk, doch hij keurt de houding van B. en W. volledig af bij het plaatsen van een kiosk bij de hoofdbrug te Heerenveen. De raad is terzijde geschoven en de overheid heeft zich gemengd in de onderlinge concurrentie voor wat betreft de distributie van een bepaald artikel. Dat is bestuurlijk en politiek gezien een doodzonde ! Zowel het Nieuwsblad van Friesland als de Leeuwarder Courant doen ons daarvan kond. Terug naar het dossier van de voorgenomen afbraak van 1955. Op dat moment is huurder de Algemene Spoorwegboekhandel, die zich bewust is van een opzegtermijn van vier weken. Gemeentewerken pakt meteen door, want op 5 november 1955 gaat er al een opzegging naar de Bruna Kioskenonderneming en Lectuurcentrale te Utrecht, die op 6 december de kiosk moet hebben ontruimd. Er wordt ook naar de toekomst gekeken, want B. en W. vinden toch wel dat de urinoirs hun nut hebben. De directeur gemeentewerken suggereert een tijdelijk oplossing op het terrein van de boerderij van Bakker midden op de Dracht (Boerehek) en stelt bovendien dat bij de Kolkdempingsplannen een ondergrondse voorziening bij de hoofdbrug een optie zou kunnen worden. Bovendien zijn er voorlopig ook nog urinoirs aan de K.R. Poststraat en bij het Burgemeester Kuperusplein. Zodra de raad zich er over mag uitspreken pleit raadslid de Jong voor een alternatief bij het Gemeenteplein (markt). Wisman vindt de huuropzegging zeer voorbarig en raadslid Zandstra pleit zonder meer voor behoud, omdat bij het hotel ook een belangrijke stopplaats is voor de bus. Uitbreiding met een damestoilet lijkt hem tevens zinvol. Raadslid Klaren verruimt het probleem door daarin ook het brugwachtershok te betrekken aan de Breedpadzijde van de hoofdbrug. B. en W. gaat na deze kritiek opnieuw in beraad met gemeentewerken. Het is duidelijk, dat dat beraad geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, want de kiosk is nog datzelfde jaar 1955 afgebroken en afgevoerd.
De onderstaande foto is tussen 1928 en 1933 gemaakt, dus voor de vervanging van de hoofdbrug. De metalenophaalbrug uit 1880 zal worden weggehaald en er komt een basculebrug voor in de plaats. (archief MWvH.)
AUTHENTIEK KIOSKNIEUWS HEERENVEEN
In de verzameling documenten van het museum bevindt zich een reclamekaartje met als tekst: ‘Opening der “Heerenveensche Kiosk”. Zaterdagmiddag a.s. 2 uur: groote sorteering Sigaren en Sigaretten, Pijpen in etui’s enz. Beleefd aanbevelend, Chr. Jager. Iedere 25e kooper ontvangt een verrassing’. Chris Jager pakt het meteen groots aan met een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 29 januari 1929: "De Heerenveensche Kiosk geeft iedere 50e koper een tabakspijp cadeau.” Tevens iedere 200e koper een fraaie pijp in etui. Degene die vanaf 26 januari tot en met 9 maart het meest in de kiosk koopt, mag een schitterend nieuwe Pathéfoon in ontvangst nemen. De tweede ontvangt een fraaie pijp in etui, t.w.v. f 25. De derde krijgt een luxe kist sigaren t.w.v. f 15. Tengevolge prijsbederving bij anderen worden ook bij mij pijpen beneden de verkoopprijs verkocht.

Conclusie volgens de eeuwigdurende kalender is dat de openingszaterdag de 26e januari 1929 is geweest ! Bijna zou je gaan denken, dat het vliegtuig van K.L.M. Aerocarta het de moeite waard vond om de kiosk vast te leggen op hun eerste centrumfoto van Heerenveen. Helaas is dat pas twee jaar later in 1931 (met fotonummer 7140) het geval, maar het staat er dan ook overtuigend op. Chris Jager, die later uitgever wordt van de naoorlogse Heerenveense Courant, is dus de eerst bekende exploitant.
Een tweede exploitant van de kiosk bij de hoofdbrug blijkt uit een advertentie in Van der Schaar’s Advertentieblad van 6 mei 1937. Dit reclameblad kopt met "De Kleine Zaak met de groote sortering is en blijft 'De Kiosk' bij de Hoofdbrug Heerenveen”. Meer dan 80 verschillende merken sigaretten worden door A. Piek aangeprezen. Het is duidelijk dat de kranten en tijdschriften een bijhandel zijn. Hoofdzaak is de tabakshandel. Laat dat duidelijk zijn.
Middels een artikel in de Heerenveense Koerier van 16 november 1955 komt dan tot ons het nieuws “ Kiosk bij de Hoofdbrug gaat verdwijnen”. In dit stuk wordt wel weer gesproken van de ‘lectuur-kiosk’, die lang geleden al op nominatie stond eenmaal gesloopt te worden, maar daarna zijn bestaan nog acht jaar wist te rekken. De heer Kuyt (de derde bekende exploitant) heeft van de gemeentelijke autoriteiten aanzegging gekregen het gebouwtje uiterlijk 6 december te ontruimen. Met het nog maar kortgeleden geverfde gebouwtje verdwijnt de enige lectuur-kiosk in het hartje van Heerenveen.
Wat valt er over ‘Kiosken in Heerenveen’ nou nog meer te melden ? Niet zo verschrikkelijk veel natuurlijk, want de kiosk is in feite een ‘stadsfenomeen’. Basis is de grote hoeveelheid mensen, die of niet in staat zijn zelf een abonnement op een krant te betalen of door andere omstandigheden daartoe niet geneigd zijn. In de dorpse omstandigheden van Heerenveen is het niet ongebruikelijk geweest, dat de plaatselijke nieuwsvoorziening (denk aan Hepkemakrant) door twee gezinnen wordt gedeeld. De nationale bladen - meestal meer kostbaar - zijn slechts voor de happy few op regelmatige basis te betalen. Pas na de tweede wereldoorlog wordt geleidelijk de behoefte aan nieuwsvoorziening voor landelijk nieuws meer uitgesproken en wordt de behoefte aan de losse verkoop groter. De Algemene Spoorboekhandel tracht daarin te voorzien door op de stations van de grote plaatsen een inpandige stationskiosk in te richten. Zo ook in Heerenveen! Dat blijkt ondermeer uit een advertentie in de Heerenveense Koerier van 12 april 1948 als de Algemene Spoor-wegboekhandel voor direct een net meisje vraagt voor de kiosk en een jongen voor perronwerk. Kandidaten kunnen zich aanbieden aan de Kiosk van het station Heerenveen.
DE OUDSTE KIOSK VAN HET HEERENVEEN
Tegenover het Posthuis in de bocht van de Fok naar Achter de Kerk wordt bij bouwvergunning van Aengwirden nr. 755 aan de N.V. Het Posthuis toegestaan bij besluit van 12 november 1925 op het kad. perceel Tjalleberd A-6908 een kiosk op te richten. Het wordt geëxploiteerd als sigarenkiosk door Willem de Ruiter, Jan de Ruiter en Harm Krekt. Een VVV-gids Mooi Friesland uit 1926 - “Neemt eens een proef met het serie-merk "Mooi-Gooi", verkrijgbaar in de Sigaren-Kiosk t.o. het Posthuis, Heerenveen. Reislectuur, Ansichtkaarten” - geeft een kijkje achter de schermen. In het N.v.Frl. van 28 oct. 1927 stond een advertentie: "Wat heeft de KIOSK voor nieuws. Dat voortaan alle zondagen omstreeks 5 uur reeds, alle 1e klas N.V.B. voetbaluitslagen bekend gemaakt worden. Jan de Ruiter, Sigaren- en Sigarettenmagazijn, Fok t.o. het Posthuis te Heerenveen." In het programma van het openluchtspel 'Yn Dagen fen Striid', 1933, staat een advertentie: "Sigarenmagazijn "'t Sporthuis" Kiosk, Fok-Heerenveen. Beleefd aanbevelend, Harm Krekt.", met een voetballer als illustratie. In het kadastrale dienstjaar 1935 wordt de exploitant van het Posthuis Hendrik Witteveen tevens eigenaar van de kiosk. In 1942 verhuurt hij het als kapsalon aan de heer H. Snijder. Deze blijft er tot de afbraak in 1969. De kiosk wordt dan aangekocht door de gemeente en zal worden afgebroken, ten dienste van parkeergelegenheid voor bezoekers van het gemeenschapshuis Het Posthuis.
De woningkaart van de gemeente Heerenveen vermeld voor de kiosk het nummer Fok 80, en geeft aan dat het is afgebroken, maar een exacte datum ontbreekt op de kaart.
In de cirkel op deze prentbriefkaart is de Kiosk aan de Fok uitgelicht.

Over de ‘mislukte’ poging, in 1907 en 1908 om ‘De Stadskiosk’ in Heerenveen op het Gemeenteplein te laten terugkeren, zullen we het maar niet meer hebben.
2014, oktober 26-wibbo westerdijk-hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 17

Dankzij één element op deze museumfoto nr. 171 zijn we in staat aan deze weg nog een naam te koppelen. Zodra we die hebben genoemd zijn de betere Heerenveen-kenners in staat - mits de kwaliteit van het beeld dit toestaat - een tweede uniek kenmerk te noemen, waaraan deze weg zijn bekendheid heeft te danken.
Links staat het allereerste gebouw, dat tot stand komt als de hoofdingenieurs van de waterstaat hun plannen voor de aanleg van het spoorwegtracé Zwolle - Leeuwarden goedgekeurd zien door Z.M. de Koning. De uitwerking van de plannen-ter-plekke vindt plaats in een speciaal voor dat doel opgericht ‘kantoor’ (directiekeet) voor de spooringenieurs. Het blijkt een stenen gebouw met een volledige houten omkleding, die haar meer dan een eeuw lang het predikaat ‘het houten huis’ doet verwerven. Het begin ligt derhalve in 1866/1867 net als de bouw van het eerste spoorstation. De weg heet dus ‘Stationsweg’, later Stationsstraat genoemd. Nu is het een koud kunstje om het tweede kenmerk van de straat te noemen: de tramrails van het station naar de Fok. Dat lijkt een vreemde constructie, maar de N.T.M. slaagt er aanvankelijk niet in overeenstemming over het beheer te bereiken met de gemeenten Haskerland en Aengwirden. Als op 23 augustus 1882 de lijn Heerenveen-Gorredijk in gebruik wordt genomen moeten passagiers, die met de trein zijn aangekomen dus een eindje lopen van het spoorstation via de Stationsweg over de brug naar de Fok om daar te kunnen instappen. Pas als dat type basculebrug een echte ‘trambrug’ is geworden in 1883, kunnen de passagiers instappen op het Stationsplein.Het burgerhuis vooraan rechts in een lommerrijke omlijsting is tot stand gekomen na een aanbesteding in maart 1875 in opdracht van A. Propstra Hz. door de architect E. Kuiper uit ‘t Meer (zie L.C. 23-2-1875) Tegelijk wordt er door P.A.Korf te Nijehaske ook een burgerhuis van dezelfde architect aanbesteed. Uit aantekeningen van een bewoner van de eerste Heerenwal over de situatie rond 1900 - vermoedelijk uitgever Jacob Hepkema - lezen we, dat Pieter Korf de villa onder nr. 6 sticht. Adresboek 1922 en 1927 wijst (erfgenaam) Herman Korf de Jong aan als eigenaar-bewoner. Na zijn vertrek naar elders hebben er o.a. gewoond dr. F.E. Revers, arts en geneesheer-directeur van het ziekenhuis aan de Thialfweg; dr. Bonne Dijkstra, kinderarts met de gave van een kunstzinnige penseelvoering; alternatief-geneeskundige c.q. paranormaal genezer en auroloog Jelle Veeman en thans is het in gebruik bij Keesman Natuurarts, Acupuncturist. Daarnaast staan op Stationsstraat 6 ook enkele geregistreerde gebruikers, die profileren zich in een beroepssector waaraan nauwelijks een eenvoudig etiket kan worden gehangen. Bouma ra/rv Y G L staat voor ‘Register Valuator’/ ‘Register Accountant’ door dhr. Y.G.L. Bouma ; DSK Groep B.V. doet in ‘Zakelijke dienstverlening’ en over Free-texx B.V. bestaat geen enkel idee. Alles met elkaar lijkt de villa haar leven te slijten als een ‘kantorentuin-op-stand’. En vergeet vooral niet dat ze een beschermde Amerikaanse eik (Quercus rubra) op het erf hebben staan.*
Het ‘houten huis’ heeft de laatste jaren niet te klagen gehad over belangstelling en aandacht, met name door de inspanningen van het bureau Steenhuis en de gemeente Heerenveen voor het samenstellen van de Nota Cultuurhistorische Erfgoed van de gemeente Heerenveen. Wel zijn er zorgen dat de financiële crisis problemen gaat veroorzaken voor het behalen van de beschreven doelstellingen t.a.v. dat erfgoed.

Op 14 april 1901 is Marijke Propstra, de in 1873 geboren dochter van Albert Hendriks Propstra en Ymkje de Jong, de geadresseerde van een prentbriefkaart met een afbeelding van een heerenhuis met een bord aan de gevel “Kook-en Huishoudschool”. Het wordt haar toegestuurd op de Stationsweg door haar vriendin Elizabeth Overdiep. Enkele jaren geleden brengt een museumvriendin die kaart als een schenking met als toelichting, dat de getoonde huizen in deze Stationsstraat moeten hebben gestaan. Na alle beschikbare ansichtkaarten, foto’s en plattegronden met de vergrootglas, loep en andere hulpmiddelen te hebben ‘geröntgend’ blijft er slechts één conclusie over: die ‘kook-en huishoudschool’ heeft nimmer Heerenveense jongedames opgeleid in de huishoudelijke kunsten. Temeer omdat ook de kennis over het onderwijspalet omstreeks 1880 hardnekkig een dergelijke specialiteit blijft ontberen.
Geprikkeld door een intense nieuwsgierigheid hebben we zelfs de hulp ingeroepen van architectuurhistoricus Peter Karstkarel (“Drie bouwlagen op een souterrain is niet niks. Het kan alleen in een grote of middelgrote stad staan.
Dit herenhuis - naar ik schat van omstreeks 1880-1890 - is beslist niet gebouwd als school, maar als herenhuis en het is dus vrij snel als school in gebruik genomen.”) en van het Nationaal Onderwijsmuseum in Rotterdam (‘Helaas hebben we niets kunnen vinden.’ Adressenboeken, fotovergelijking met hun collectie levert niets op. In het ‘statige’ woonhuis is waarschijnlijk door dames een dergelijk schooltje opgericht.)
U zult moeten toegeven, dat het ‘raadselachtige’ stadsgezichtje van de onderkelderde Kook-en Huishoudschool met een vijftreden hoge stoep, smeedijzeren tuinhek, rijk versierde voordeur met bovenlicht en fors uitgebouwde balcon zelfs de Heerenveense patriciërs van de Stationsweg hun hoofd hebben doen schudden. De Propstra’s, de Taconissen, de Tuymelaars, de Korfen en andere zeer bemiddelde families uit het eind van de 19e eeuw prefereerden denkelijk iets meer ruimte om hun bezit: groot erf, royale tuin, etc.
Terugkomend op onze eigen Stationswegsituatiefoto moeten we wel constateren, dat het grote witte pand toch wel enige allure uitstraalt: een ‘Heerenhuizinge’ !
De gevel is dat van een vrijstaande woning met een klassieke indeling: beneden een deur met stoep en twee ramen; boven drie ramen en een grote tweeraamsdakkapel met zijraampje. En niet te vergeten een hoog uitgemetselde schoorsteen boven de westgevel.
Ten oosten van dit pand laat de aldaar staande boom zien, dat de drukkerij van Hepkema (Nieuwsblad van Friesland) nog niet is gebouwd. Voor de datering van deze foto is dat een cruciaal gegeven, want het besluit van B. en W. van Haskerland van 18 juni 1904 voor de plaatsing van twee gasmotoren in de courantdrukkerij aan de Stationsweg blijkt gehoneerd en vastgelegd in een ‘Register, betr. fabrieken en werkplaatsen, opgemaakt in gevolge de veiligheidswet (hinderwet)” (HAS inv. nr. 1626) Overigens belijdt Hepkema de ‘stadsallure’ voor de courantendrukkerij met de vormgeving van de hardstenen toegangsstoep met zeker vier treden en een opgaand hekwerk voor het middenrisaliet van de overigens zakelijk ogende voorgevel. Maar dat terzijde ...
Verder naar het oosten richting Stationsbrug is er voor 1904 ook al een hoogopgaand twee verdiepingen hoog dubbelpand met een 6 raamsgevelverdeling. Het ligt praktisch tegenover het machinegebouw van de Finsen-en Röntgen-inrichting van de arts dr. Gabriël Schouwen achter zijn woning op de hoek van de 2e Herenwal en de Stationsweg. Dat dubbelpand staat er tegenwoordig nog onder huisnummer 3 en 5 en wordt in de jaren dertig bewoond door accountant Swillens en advocaat-procureur de Geer. In de Haskerlandse periode - wijk C - blijken de panden nr. C 1 en C 3 op de deurpost te hebben gehad. Hoe lang de rijksontvanger S.D. Bijlsma (op nr. C 1) en de familie N. Felix (op nr. C 3) hebben gewoond is vooralsnog niet duidelijk. Daarvoor is nog onderzoek nodig in de Haskerlandse bevolkingsregisters. De eerder genoemde erfgoednota heeft alle beoordelingscategoriën van rake volzinnen voorzien, maar komt voor de geschiedenis van het dubbelpand niet verder dan een ‘bouwjaar omstreeks 1870’. Misschien dat de eveneens eerder genoemde aantekeningen van Hepkema (?) de sleutel zijn naar meer informatie als hij schrijft: “.....een bloeiende bakkerij. Hiernaast twee heerenhuizen van afbraak uit Beetsterzwaag of Olterterp, waar een bijzonder slot was verrezen op last van Jhr. Tinco van Lycklema à Nijeholt, die in Oostersche landen had gereisd.” Genoemde Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt blijkt in de jaren 1873 tot en met 1878 in de personele omslag te worden aangeslagen in Heerenveen (Aengwirden), waar hij als ‘kamerbewoner’ staat ingeschreven bij deurwaarder Klaas Willems Wierda op de Fok. Dat adres zal mogelijk om financieel-tactische redenen zijn gekozen. Hij is in 1875 namelijk gehuwd te Breda met een freule Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Tinco overlijdt op 7 december 1900 te Cannes.
De woning op de hoek van de tweede Heerenwal is na maart 1872 - kort na de aanleg van de toegangsweg naar het station - al tot stand gekomen in opdracht van mr. Sikko Sleeswijk, procureur, met behulp van de architect D. Duursma uit Drachten. De opeenvolgende bestemmingen zijn vaker genoemd: doktershuis (dr. Rinkes, dr. Schouwen, dr. Veltman, dr. van Dijk), mr. W.T. van der Leij, Gewestelijk Arbeidsbureau, Belastingkantoor, Pension (J. de Vries), Chinees-Indisch Restaurant.
* Toevoeging: De heer Yme Bouma, als eigenaar-bewoner van Stationsweg 6, laat ons per email van 26 oktober 2014 weten, dat de DSK Groep en Free-Texx beleggings
BV’s zijn. Onze kennis over deze instellingen schiet tekort, zodat wij ten onrechte het pand als kantoor hebben geduid. Daarvoor onze excuses! Een bijzondere uitbreiding aan onze kennis geeft de heer Bouma door te laten weten, dat naast de Amerikaanse eik ook de 2 Rode Beuken als monument zijn geregistreerd. De Conceptnota Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen,deel 1, maakte daar nog geen melding van. Inmiddels is op de gemeentelijke website de definitieve nota in te zien, die de twee bruine beuken met hun latijnse equivalent Fagus sylvatica ‘Purpurea’ heeft vastgesteld.
2012, juli 7-wibbo westerdijk-hip- backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 70
Na het verlies van de watertoren in 1980 als hoogste fotografische platform in Heerenveen op ruim 35 meter hoogte, is er de laatste jaren een nieuwe optie bijgekomen aansluitend ten noorden van het station door het veertien verdiepingen hoge flatgebouw met de naam ‘Bellavista’ . Richard Hoekstra, medewerker aan de te ontplooien activiteiten van de Stichting Historie Heerenveen, krijgt bij een open dag 30 oktober 2009 de kans op die bovenste etage met bonkend hart maar met vaste hand het ‘prachtige uitzicht’ op de omgeving op de gevoelige plaats vast te leggen. Dit plaatje van het westelijke deel van de (oude) Stationsstraat is daarvan het resultaat.
Het vijf verdiepingen hoge appartementencomplex staat er al een aantal jaren, doch wordt door veel Heerenveners nog steeds ervaren als een vreemde eend in het straatbeeld van de Stationsstraat. Het ontbreekt het gebouw aan een uitnodigend front. De massaliteit van het complex in het straatbeeld veroorzaakt onbalans, ondanks de pogingen om door hoogteverschillen en nuanceringen het gevelbeeld enigszins te individualiseren. Daarnaast werkt de geometrie van de afsluitende Talant-parkeerplaats met slagboom niet mee om enthousiast te worden. Neemt U als Heerenveen-belangstellende er nou eens een fotootje bij uit de prentbriefkaartencollecties, waarop het villaatje van Propstra tot haar afbraak in 1951 recht doet aan het straatbeeld. Het pand heeft dan niet meer de oorspronkelijk woonbestemming, maar als confectiefabriek van L. Petter wordt er nog optimaal gebruik van gemaakt. Een generatie leerlingen van de christelijke lagere school aan de Burgemeester Falkenaweg koestert zelfs nog oorlogsherinneringen aan het pand. Zij hebben er in de tweede wereldoorlog door de omstandigheden ‘improviserend’ onderwijs kunnen genieten. Als je als kind bij luchtalarm onder de banken moet duiken om je veiliger te kunnen voelen, maakt dat een onuitwisbare indruk op je.
Het ‘overslagkantoor voor Zuid-Friesland’ van de PTT, opgetrokken december 1965 in een semi-permanente barakkengebouw, wordt aanvankelijk eveneens ervaren als een vreemde eend in de bijt. Gelukkig weet men van te voren, dat het een tijdelijke oplossing zal zijn.
Overigens is op Hoekstra’s foto nog juist een klein stukje te zien van het provinciaal opererende Service-en Bestuursbureau van zorginstelling Talant aan de Trambaan 10. Dit kantoorcomplex - gebouwd door Van Wijnen - wordt in mei 2003 officieel geopend door commissaris Ed Nijpels en is in oktober van 2004 onderwerp van een incident. Er waaien twee glaspanelen van de gevel, volgens een onderzoek veroorzaakt door glazenwassers die na hun schoonmaakwerkzaamheden de bouten niet goed weer hebben vastgedraaid. Gelukkig hebben daarbij geen persoonlijke ongelukken plaats gevonden.
Het contrast met de supermoderne bouw vindt U aan de noordzijde van de Stationsstraat. Deze gebouwen ademen een historie, die teruggaat naar de 19e eeuw. Volledig verscholen in de prachtige herfstkleurige bomen staat de villa, die iets oudere Heerenveners zich herinneren als het huis van kinderarts Bonne Dijkstra. Het ruim bemeten perceel wordt in 1875 gekocht door vervener Pieter Adams Korf, die er kort daarna een ‘heerenhuizinge’ op laat bouwen.
De Leeuwarder Courant van 13 mei 1908 annonceert - vooruitlopend op de vergunning van de gemeente Haskerland van de 19e mei - de aanbesteding van het verbouwen van een woonhuis voor Herman Korf de Jong, oomzegger van P.A. Korf. Hij laat daarvoor de bekende architect H.H. Kramer uit Leeuwarden een ‘villa’ ontwerpen, welke in 1992 in het “Monumenten Inventarisatie Project van de Provincie Friesland, Regio Zevenwouden. Heerenveen” (pag. 59) gelabeld wordt als een product van de ‘vernieuwingsstijl’ en geprezen wordt om de ‘gaafheid van de bouwstijl’. Stationsweg wijk C, nr. 71 wordt vervolgens in 1911 hernummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 6.
Wanneer Herman Korf de Jong naar Holland gaat, dient de arts Floris Egbertus Revers - die de functie van geneesheer-directeur van het ziekenhuis enkele jaren later inneemt - zich aan als kandidaat. Deze ‘promoveert’ op 21 mei 1946 naar Utrecht en wordt vanaf 31 mei 1946 opgevolgd door kinderarts Bonne Dijkstra. Wanneer deze zich in 1973 terugtrekt in het Oranjewoud aan de Wilhelminaweg nr. 49, staat het enige tijd leeg tot alternatief genezer Jelle Veeman er zijn druk bezochte praktijk vestigt. Zelf wordt hij ingeschreven als bewoner op 4 januari 1977, komend uit Leeuwarden.
Eerste gebruikers van de “Directie-keet” aan de ontsluitingsweg naar het station zijn in 1867 de ingenieurs van de Staatsspoorwegen, die er de directie voeren over de aanleg van de spoorbaan Zwolle - Leeuwarden. Wij kennen het als het ‘houten huis’, maar realiseren ons dat het eigenlijk het enige restant is uit de oertijd van de geschiedenis van de trein in Heerenveen. Met uitzondering van de spoorbaan zijn alle sporen van gebouwen (station, dienstruimten, wachtkamers) zelfs bijna uit het collectieve geheugen van de Heerenveners verdwenen.

Op onze foto zien we een gepimpt ‘houten huis’, welke een grote dakkapel heeft gekregen. Oude prentbriefkaarten laten ons nog het oorspronkelijke beeld zien.
De huisnummeringsverordening van 1 november 1911 van de gemeente Haskerland vertelt ons, dat in dat jaar het pand twee huisnummers kent: nr. 70b en nr. 70a. Dat worden in dat jaar Stationsstraat 8 en 10. In 1922 - het jaar van het eerste Adresboek van Heerenveen (en Nijehaske) - geeft dan als bewoners J. Verdam, ambtenaar Staatsspoor, en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat. Latere bewoners - de familie Anne Haanstra - hebben er vanaf 1950 bijna een halve eeuw lang hun lief en leed gedeeld.
Het juiste bouwjaar van het pand op de hoek van Stationsstraat met het (voormalige) Stationsplein kennen we niet. De ouderdom is aan enige twijfel onderhevig. Ab Taconis, dorpshistoricus van Heerenveen, noemt dit in een krantenartikel ‘het huis van Padberg’ met als latere bewoner mr. J. Woltman, die het vóór 1901 zou hebben verbouwd. Het bevolkingsregister van Haskerland zal het antwoord daarop ongetwijfeld kunnen leveren.
In het “Monumenten Inventarisatie Project” uit 1998 wordt het woonhuis Stationsstraat 12 omschreven met als bouwjaar circa ‘1870’. Kijken we naar het gehanteerde huisnummer, dan weten we dat in november 1911 de Stationsweg, wijk C, nr. 70 wordt omgenummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 12. Dat nummer 12 staat nog steeds op het adresbordje op de gevel. De bewoning van het pand is blijft onduidelijk, wanneer we alleen gebruik maken van de beschikbare adresboeken. Zo kent het adresboek 1922 geen bewoner voor C 12; maar in 1927 staat als bewoner aangegeven J. Visser, opzichter Ned. Spoorwegen.
Wanneer Nijehaske deel gaat uitmaken van de gemeente Heerenveen door de ‘Heerenveen-één’-operatie wordt een woningkaart aangemaakt. Roelf G. Ekkens, tandarts, wordt daarop als ‘eerste’ bewoner aangewezen voor Stationsstraat 12. Hij verplaatst zijn praktijk naar Crackstraat 2 op 26 september 1936. Een jaar lang is er dan geen bewoner tot Feite Brekeveld, secretaris-ontvanger van de Grote St. Johannesgaster Veenpolder er een driekwart jaar komt wonen. Na zijn vertrek op 12 augustus 1938 neemt binnen twee weken aannemer Sipke W. de Jong het huis in gebruik. Hij komt van Lemmer en vertrekt in april 1940 naar Bolsward. Gerrit Jan Olsman, die als belasting-inspecteur op de Heerenwal woont en op 16 december 1939 zijn vrouw Louise Tacoma heeft verloren, gaat met zijn huishoudster Anna M. Mouw, wed. N. Brans en haar dochtertje Carla naar de Stationsstraat 12, maakt van het perceel woning én kantoor. Op 8 februari 1944 trouwt Olsman met de weduwe Brans-Mouw en ze vieren dit met een receptie in het nabije Hotel Vernimmen. Ruim een jaar na de oorlog in juli 1946 verhuizen ze naar Wageningen wegens overplaatsing. Bij een receptie ter gelegenheid van zijn afscheid voerde chef J. Sipkens het woord.
Een speciaal plaatsje in de geschiedenis van de trein heeft gekregen het befaamde Hotel Vernimmen, welke practisch recht tegenover het stationsgebouw is tot stand gekomen. De start in 1869 is gepaard gegaan met tegenslag, want de 17e december woedt er in de ochtend een storm in Heerenveen. Het in aanbouw zijnde stations-koffiehuis, bestaande uit een voorgebouw met twee verdiepingen en daarachter een schuur stort in tot een puinhoop. Gelukkig is het pand nog onbewoond, hoewel het wel onder dak is. Ondernemer J. Vernimmen moet besluiten puin te laten ruimen en opnieuw te beginnen. De gastvrijheid van het hotel Vernimmen wordt door M.A. Vernimmen in 1916 als een zakelijk feit beschreven in de gebruikelijke terminologie: “Hotel Vernimmen, vis à vis Station Heerenveen. Goed ingericht voor korter of langer verblijf van Familes. Ruime Friesche Kamers. Uitstekende Keuken. Badkamers. Auto-Garage. Aanbevelend, M.A. Vernimmen.” Opvolger E.V.J. Vernimmen voegt daar in het adresboek 1922 en de VVV-gids Mooi Friesland van 1926 nog het een en ander aan toe. “Stroomend warm en koud water - Centrale verwarming - Badkamer - Garage. Speciaal ingericht voor diners en vergaderingen”, en in 1926: “Speciaal bekend om zijn keuken. Electrisch licht. etc. ”
Hotel Vernimmen bestaat niet meer en op de huidige foto zijn we zelfs de opgang en afbraak van de bedrijfskledingfabriek van De Zee op deze locatie ook al gepasseerd en is er de Belastingdienst in een volledig nieuw gebouw gehuisvest. U ziet de panelen voor het winnen van zonne-energie op het dak.
2013, november 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 92

Gedegradeerde infrastructuur van een gemarginaliseerde oeverbinding tussen de Heerenwal en de Fok in het laatste kwart van de 20e eeuw. Hoe heeft het zover kunnen komen ?
Ruim honderd jaar geleden vallen er op de burelen van de gemeente Aengwirden en Haskerland brieven met een gelijkluidende strekking, afkomstig van de Minister van Binnenlandse Zaken en gedateerd 25 december 1865. Ze gaan over de voorwaarden voor een overeenstemming over het onderhoud en de bediening van een door het Rijk aan te leggen wip-of basculebrug in het verlengde van de beoogde Stationsweg over de Heerensloot. Natuurlijk mag U het idee hebben, dat het snel geregeld zal zijn. We kunnen aan de hand van een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 3 maart 1865 aantonen dat het plan al enige tijd ligt te rijpen. Notaris G. Boschloo maakt gebruik van die kennis als hij finaal wil verkopen “Eene Heerenhuizinge met Bleekveld en Erf en eene in volle werking zijnde Looijerij en Touwerij, met ruime Droogzolders, Pakhuis en 22 Kuipen, in eigen gebruik bij Jan B. de Vries en S. Hemminga”. “De te veilen percelen hebben een bijzonder gunstige stand op de Fok te Heerenveen, in de gemeente Aengwirden, nagenoeg tegenover de geprojecteerde Brug over de Heerensloot; die strekken zal tot verbinding met het Stationsgebouw spoorweg Heerenveen-Leeuwarden”. Laat die te verkopen percelen nou het terrein zijn, waar de ‘Fokkerk’ op zal worden gebouwd. De Pastorie-administratie van Aengwirden koopt het aan voor fl.10.825.
De werkelijkheid van een spoorbrug - van ‘plan’ en ‘uitvoering’ - is behoorlijk weerspannig, want pas op 28 mei 1867 (de aanleg van de spoorbaan Meppel - Leeuwarden is in volle gang - wordt onder de regie van J. Kalff, Ingenieur bij de Staatsspoorwegen, in deze zaak de Minister van Binnenlandse Zaken vertegenwoordigend de overeenkomst vastgelegd. De burgemeesters van Haskerland en Aengwirden worden het eens over de aanleg van een wip-of basculebrug in de geplande verbindingsweg van het station naar de rijksstraatweg (de Fok). Er ontstaat dan wel een ‘probleempje’ met de eigenaar van de Heerensloot - de Dekema-, Cuyck-en Foeyts Veencompagnie. Die organisatie wil er - volgens mededelingen van A. Taconis - op deze plaats geen brug overheen hebben. Ze gaan zelfs zover dat ze tegen de Spoorweg een proces aanspannen en ze laten schuttingen slaan op de Fok om de werkzaamheden te bemoeilijken. Gedeputeerde Staten van Friesland bemiddelen en geven er niettemin hun goedkeuring aan, nadat ze - samen met de Spoorwegen - de eigenaar van de Heerensloot - de D.C.F-Veencompagnie bereid hebben gevonden daaraan mee te werken. Die brug over de Heerensloot zal een wijdte krijgen van 6 el en zal door beide gemeenten samen worden onderhouden.
Onderdeel van dit ontsluitingsplan is natuurlijk een verbindingsweg van de rijksstraatweg aan de oostzijde van de Heerensloot naar het voorplein van het station. In eerste instantie is het een ongeplaveide zandweg, die eerst als ‘Toegangsweg’ op een topografische kaart staat en later in archiefstukken als Stationsweg wordt aangeduid. Uiteraard is ook hier het een en ander aan voorafgegaan. Nadat de Staat bij een viertal acten stukken grond en water aan weerskanten van de toegangsweg van de Heerensloot naar het station in mei-juni-juli 1866 heeft aangekocht, verkoopt ze deze weer door aan Haskerland en Aengwirden. De ontvanger der registratie en domeinen Johan Georg Wilhelm Zahn, op dat ogenblik als vertegenwoordiger van de Staat wonend aan de Vleesmarkt (pand Boekhuis ‘De Brug’) passeert een acte voor in totaal 49 are en 22 centiare voor fl.1300,- en krijgt daar de handtekeningen onder van burgemeester van Haskerland Marcus Laurens van de Woestijne Voerman en Wijtzo Benedictus van der Veen, secretaris, en namens Aengwirden Jhr. Mr. Frederik Hessel van Beijma thoe Kingma, burgemeester, en Sjoerd Hemminga, secretaris.

Dit fragment van een kaart van de situatie rond 1866 geeft het inmiddels gebouwde stationsgebouw weer en ook de houten ’keet’ met kadasternummer Nijehaske A-2737. (AEN 1395)
De brug komt er en bij de verpachting van de bediening van de basculebrug wordt als laagste inschrijver de functie van brugwachter gegund aan Jan Bunt. Hij is kort tevoren uit Blokzijl gekomen om een ‘nering’ als mattenmaker te beginnen aan de Fok vlakbij de plaats waar de brug zal worden gelegd. Zijn salaris wordt vastgesteld op een bedrag van 100 gulden ‘s jaars en voor een termijn van drie jaar. De andere 33 kandidaten grijpen dus mis. In november 1871 wordt hij overigens al weer herbenoemd.
Die eerste brug, die in 1867 in gebruik is gekomen, wordt in 1883 vervangen door een zwaarder exemplaar bij de komst van de tram (bron: H.C. 17-4-1975). Deze gebeurtenis vindt bepaald niet onopgemerkt plaats. Eind 1882 vindt de tram uit Joure zijn eindpunt op het Stationsplein. Reizigers die naar Gorredijk willen reizen vinden daar geen overstapmogelijkheid. Zij dienen zich wandelend een kwart kilometer langs de Stationsweg te begeven naar de Fok, waar de lijn naar Gorredijk haar beginpunt heeft. Twee strijdpunten liggen aan die situatie ten grondslag. Allereerst is er het geschil van de NTM met de gemeente Haskerland, die de onderhoudskosten van de bestrating als er tramrails in liggen niet volledig voor haar rekening wil nemen. Dan is er het geschil van de NTM met de gemeente Aengwirden over het medegebruik van de Stationsbrug. De gemeente Aengwirden acht zich gepasseerd bij het besluit de tramlijn aan te leggen over Schoterlands gebied (Achter de Kerk, Vleesmarkt, Lindegracht, Heideburen, ‘t Meer, Knijpe, enz.). Zij hebben hun voorkeur uitgesproken voor een verbinding over Tjalleberd naar Gorredijk. Het zoeken naar de juiste oplossing en de realisatie daarvan komt pas tot stand op 14 mei 1883. Op die datum is de overstap mogelijk naar Joure of Gorredijk op het Stationsplein. Dus ligt er over de Heerensloot een nieuwe, verstevigde brug met tramrails ! Uiteraard is daaraan in de loop der jaren technisch het een en ander veranderd, tot er in 1926 plannen voor een nieuw tracé en een nieuwe ‘trambrug’ worden gepresenteerd. In november 1926 komt het Nieuwsblad van Friesland al met een kaartje van het toekomstige tracé met een doorbraak van de Heerenwalbebouwing en een nieuwe trambrug ter hoogte van de Heerenstraat, later omgedoopt tot K.R. Poststraat. In 1929 wordt het gerealiseerd en in gebruik genomen. Dat betekent dat de Stationsbrug voortaan slechts met het gewone verkeer van voetgangers, fietsers en automobielen te maken heeft.
Omdat de tram door het toenemend autobusverkeer steeds meer in de verdringing komt en mede door de grotere mobiliteit van gezinnen met personenauto’s wordt de verkeersbelasting voor die zes ellen brede Stationsbrug precair. Na jaren van aarzeling worden tenslotte door gemeentewerken plannen voorbereid voor een dubbel zo brede brugverbinding ter hoogte van de K.R. Poststraat over de Heerensloot, practisch op de plaats waar de tram in 1929 zijn eigen brug heeft gehad. Een eerste ontwerpplan bereikt het college op 27 oktober 1967. De Friese Koerier van 14 februari 1968 brengt het nieuws: “B. en W. van H’veen willen “bottleneck” kwijt. Nieuwe brug over de Herensloot. Kosten een miljoen”. De raad gaat vlot accoord, want ze weet inmiddels dat de toestand rond de stationsbrug onhoudbaar is geworden. De N.T.M. haakt daar gretig op in bij brief aan B. en W. en staan te juichen bij het idee van een betere brug in het verlengde van K.R. Poststraat. Dagelijks manoeuvreren hun chauffeurs met het zweet in hun handen ca. 375 bussen over de veel te smalle trambrug.
De gevolgen van deze grote infrastructurele ingreep betreffen de afbraak van een tweetal panden aan de Heerenwal, nl. nr. 42 en 43; de plaatsing van een basculebrug met kademuren en bestratingen en twee verkeerslichtinstallaties. De rijweg is dan 10 meter breed en aan weerszijden een voetpad van 2.50 meter. Totale kosten worden geraamd op ca. een miljoen gulden. Op 5 september 1972 wordt het geheel aanbesteed en op 19 oktober van dat jaar wordt de Konstruktiewerkplaats “Bergum” de klus gegund. (G.A. Heerenveen, dossier 312-1)
De door de krant ‘bottleneck’ genoemde Stationsbrug wordt door de gemeentelijke bestuurders steeds meer ervaren als een ‘knellende strop’. Het voorstel in de raad om de Stationsbrug te slopen komt dan ook niet als een verrassing en wordt prompt beantwoord door een aktiegroep “Comité Behoud Oude Stationsbrug”, ondersteund door de Zakenclub Heerenwal met een handtekeningenaktie. Men rekent de gemeente voor dat voor de 70.000 gulden sloopgeld ook eenvoudig herstelwerk kan worden verricht om nog voor jaren de brug zijn functie van voetgangers-en (brom)fietsbrug te garanderen. Ouderen en scholieren, die naar het station moeten, hoeven dan niet onnodig om te lopen. Binnen twee weken wordt er bezwaar aangetekend, ondersteund door 2629 handtekeningen (bericht in de krant) óf 2457 (gemeentelijk dossier). Het gevolg is in ieder geval dat de raad terugkomt op haar aanvankelijke besluit en de Stationsbrug voor het lichtere verkeer in stand wil houden.
De situatie van het artikel in de Heerenveense Courant van 10 april 1975 “Oude ‘trambrug’ in revisie’ is op de foto op treffende wijze in beeld gebracht. De opknapbeurt moet er toe leiden, dat de gemeente er de komende vijftien jaar niet meer naar hoeft om te kijken. Een stuk van gemeentewerken noemt overigens een maximale termijn van tien jaren.
Zorgelijk blijken wel de geconstateerde breuken in het ijzerwerk, die te wijten zijn aan de gewetenloze behandeling aan het eind van de tweede wereldoorlog. Over de reparatie met vurenhout in opdracht van het Canadese leger in april 1945 wordt de N.V. Woltman pas in februari 1953 door het Ministerie van Financiën gecompenseerd. Enkele jaren later mag de dienst gemeentewerken een nieuwe gegoten kamrad bestellen bij de firma Th. Groothoff en Zn. in de wetenschap dat er een zeer lange levertijd aan is verbonden en de kosten ca. fl.1000,- gulden zullen bedragen.
Bij bestratingswerkzaamheden aan de eerste Heerenwal vindt een merkwaardig incident plaats in 1952 als een chauffeur van de fa. J. Jager met zijn vrachtwagen het dak van het brugwachtershuisje aan de zuidzijde van de oprit van de brug verplaatst en flinke schade aanricht. In het eerder genoemde gemeentelijke dossier 310-2 geeft een reconstructietekening uit juli 1963 door tekenaar C. Bijma de brug een breedte van vier en een halve centimeter bij een schaal van 1 op 20. Omgerekend is dat dus 9 meter en dus wel iets meer dan de eerder genoemde 6 ellen. In de loop der tijd is er dus wel sprake geweest van verbreding.
Een ander gevalletje van schade wordt veroorzaakt op 31 mei 1972, ‘s morgens al om vijf over negen. De rondvaartboot ‘De Prinsenhof’ komt in stevige aanvaring met de bewegingsinrichting én de bovenbouw. De verzekering moet worden aangesproken.
Eind april 1974 - na ongeveer twee weken revisiewerkzaamheden - kunnen de voetgangers en fietsers de brug weer moeiteloos passeren.
Toch verandert er wel het een en ander als de ‘Openbare kennisgeving Verkeersmaatregelen Gemeente Heerenveen’ de kolommen van de Leeuwarder Courant van 13 juni 1974 vullen. Er wordt een stopverbod ingesteld voor de zuidkant van de Stationsstraat; diverse oversteekplaatsen in de buurt van de brug worden opgeheven en er is geen sprake meer van een voorrangskruising. Ingetrokken wordt ook het parkeerverbod voor beide kanten van de Stationsstraat.
De inschatting van de directeur gemeentewerken dat er gedurende tien jaar gebruik gemaakt kan worden van de brug is een reële gebleken. Inderdaad komt de brug in 1984 opnieuw in het nieuws. Dat is mede te danken aan de buurtvereniging ‘Flora’, die kennelijk een halt wil toeroepen aan de geruchtenstroom, dat de brug in 1984 zal sneuvelen in het kader van de gemeentelijke bezuinigingen. B. en W. stelt ‘Flora’ gerust ! Het bewegingsmechanisme is weliswaar versleten en de onderhoudstoestand laat te wensen over en er zal minimaal onderhoud worden gepleegd, maar .... de brug blijft er ! Tot het in juli 1987 opnieuw op de politieke agenda wordt gezet bij de behandeling van de begroting van 1988. Er moet voor anderhalf miljoen gulden worden ingekrompen en in de prioriteitenlijst wordt een hoge urgentie toegekend aan o.a. de ontmanteling van de Stationsbrug. Men denkt daar een ton te bezuinigen. Resultaat: ook na 1988 blijft de Stationsbrug nog in gebruik. Zelfs de bezuinigingsvoorstellen van de VVD van juni 1994 om geen geld meer te steken in de oude Stationsbrug leiden niet tot daadwerkelijke sloop.
En zeg nou zelf ... het plaatje zou toch niet meer compleet zijn als de brug daar zou worden weggehaald ?
2014,september 28-wibbo westerdijk-hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 123

Sleepboot "Jantje" opent vaarseizoen
“Hé, wat is dit nou ? Deze foto hebben we al eens eerder gezien in deze rubriek ! Je moet wel een erg goede reden hebben om deze nog eens te gebruiken, ja toch?!”
Die reden is er inmiddels en daarvoor willen we dus ook graag even verantwoording afleggen. Wij hebben U als lezer met veel vragen en onduidelijkheden opgezadeld. De belangrijkste noemen we de boot, welke als eerste door de Stationsbrug op ons toe komt varen. Daarvoor hebben we een specialist benaderd in de persoon van de oud-voorzitter van de Heerenveense Watersport Vereniging “Nannewiid”, de heer Lourens van der Ley. Twee vragen hebben we hem voorgelegd in de hoop, dat òf hijzelf òf zijn ‘bootje-netwerk’ antwoord weet te geven op twee prangende vragen over deze foto van HIP-Time Magazine 101 van 8 februari 2015. Die twee vragen luiden: ...ten eerste: welke gebeurtenis is vastgelegd op de telefoto van een onbekende fotograaf; en...ten tweede: in welk jaar heeft deze gebeurtenis plaatsgevonden ?
Uiteraard hebben we hem enige tijd moeten geven om een gedegen en gefundeerd antwoord te geven, maar de eerste spontane reactie op het beeld is er meteen én tevens bemoedigend: die eerste boot die door de brug vaart is de sleepboot van de heer Spruyt ! Voor de heer van der Ley reden om contact op te nemen met de familie in de persoon van de heer Herman Spruyt jr., die spontaan zijn medewerking toezegt. In een eerste reactie schrijft deze: “Hier vaart Sleepboot ‘Jantje’ in de Herensloot.” Hij voegt daaraan toe: “Volgens mij was dit tijdens ‘de Molenroute’. Die werd in de jaren ’80 gehouden om aandacht voor het milieu te vragen. Dus ... geen afval in het water, etc.”. En hij vervolgt: “Mijn vader ‘Hein Spruyt’ voer dan met zijn sleepboot als kopboot, een stuk of 30 volgden hem.” Zoon Herman herinnert zich een leuke anecdote over die gebeurtenis, namelijk: “Het bestuur van ‘de Molenroute’ zat ook bij ons op de sleepboot. Toen nam mijn vader een flesje bier. Hij haalde de dop eraf en gooide die in het water. “Wat doet U nu mijnheer Spruyt ?”, vroeg het bestuur. “O, dat dopje maakt toch niets uit”, zei mijn vader. “Daar gaat deze dag juist over.” De toon was gezet voor de rest van de dag !!!

Lourens van der Ley voegt er nog enige informatie aan toe. “De sleepboot deed ook mee aan de ‘himmelaksjes’ langs de Heerensloot naar Akkrum en Snitsermar. Elk jaar.”
Gelukkig kunnen we uit perspublicaties van de Leeuwarder Courant nog een korte uitbreiding geven aan het fenomeen ‘molenroute’. Op 30 mei 1979 vinden we namelijk in de L.C. een artikel met de kop: “Watersportpassanten krijgen boekje. Heerenveen vaart ‘molenroute’ open.” Daarin wordt uitgelegd, dat de zakenclub Heerenwal het initiatief nam tot deze route om de doorvaart door Heerenveen te populariseren. Hun angst (en van de door hen vertegenwoordigde middenstanders) bleek te schuilen in de plannen om een passantenhaven te stichten aan de rand van de plaats. De oude historische veenvaart door Heerenveen zou daardoor bij de watersporters in de vergetelheid kunnen raken. Er zou dus voortdurend gehamerd moeten worden op het behoud ervan door een goede bevaarbaarheid en voldoende aanlegmogelijkheden. De zakenclub heeft met medewerking van de Oudheidkamer een informatieboekje samengesteld met authentiek fotomateriaal over de Heerensloot en de sfeer daar omheen in voorbije tijden. De organisatoren van de Zakenclub Heerenwal hebben voor de 16e juni een maritieme manifestatie gepland van zoveel mogelijk botenbezitters, voorafgegaan door een sleepboot met muziek, die door het centrum zal trekken. Ook de stichting Heerenveen Promotion schaart zich achter dit initiatief, want na de opening van het Nieuwe Kanaal om Heerenveen blijkt 50 procent van de schepen de kortere route om Heerenveen te kiezen.
De vrijdag voor de aangekondigde ‘molenroute’-aktie gaat een delegatie van de middenstanders van de Heerenwal naar burgemeester Henk Hellinga van Heerenveen op de koffie om hem ‘een jampot vol vervuild, inktzwart Heerenslootwater’ aan te bieden. Uiteraard wordt gewezen op de snelle vervuiling en de stank bij warmere dagen. De provincie, die tot nu toe het beheer heeft gehad, draagt het over aan de gemeente en de vrees van de middenstand is achteruitgang omdat het water van de oude veenvaart minder snel stroomt en ververst door de aanleg van het Nieuwe Kanaal. Hellinga verzekert hen, dat van afsluiting van de vaarroute door Heerenveen beslist geen sprake zal zijn. Deskundigen zien in het ‘stilstaande’ water en een overbelaste rioolwaterzuiveringsinstallatie mede redenen van de problemen. Er zijn al plannen voor de bouw van een tweede waterzuiveringsinstallatie.
De keuze voor de naam ‘molenroute’ is ontleend aan het gegeven, dat Heerenveen in het verleden talloze molens in haar ‘dorpsbeeld’ heeft gehad. Langs de Heerensloot, de Badweg, de Veenscheiding, de Compagnonsvaart en niet te vergeten de Molenwijk.
Kortom, deze berichtgeving lijkt naadloos aan te sluiten op de werkelijke gang van zaken die wordt weergegeven op onze bovenstaande foto. Stellig met in de hoofdrol de “Sleepboot Jantje” van de familie Spruyt, die in 1941 werd gebouwd op de bouwwerf van Bodewes te Foxhol in de provincie Groningen voor de eerste eigenaar de heer S. Zoer in Wolvega. In 1978 verwierf de heer Hendericus M. Spruyt te Heerenveen het eigendom. Tien jaar later verkocht hij het aan de heer W. Marinus in Zwartsluis.
Heerlijk dat we onze kennis over de ‘Sleepboot Jantje’ door bemiddeling van de heren van der Ley en Spruyt mochten slijpen op de website van de Vereniging “De Binnenvaart” (http://www.debinnenvaart.nl/schip_detail/6921/). Niet alleen lezen we daar de meetgegevens (lengte, breedte en diepgang), maar ook de voortstuwing door een Brons-motor van 120 pk. Daarover schrijft de heer Van der Ley nog een waargebeurd verhaal, met in de slachtofferrol de eerste eigenaar de heer Zoer. Van der Ley: “De heer Zoer heeft een klap tegen zijn been gehad bij het aanslaan van de motor. De motor werd ‘voorgegloeid’ en dan met een kruk aangeslagen. Op het moment, dat het verkeerd ging, lag de boot op stroom op de Waddenzee voor anker. De stoomkracht bracht het vliegwiel uit zichzelf op gang, waardoor de motor aansloeg en schipper Zoer een beste klap van de krukas kreeg. De schipper verloor z’n been en raakte dus gehandicapt. De boot werd daarop in 1978 verkocht aan de heer Spruyt sr.”
Verder verhaalt de heer Van der Ley ook nog, dat de boot (vermoedelijk kort na de bouw. Wd) ook nog door de Duitse marine is gebruikt in de oorlog. De Duitsers hadden een vloot in de Eems en Wezermonding.
Bij de door de Spruyt jr. beschikbaar gestelde stukken aan de heer Van der Ley zit ook een overdruk van een niet gedateerd krantenartikel (helaas zonder bronvermelding: Tubantia ??? ) met de titel: “Schipper Soer (lees: Zoer. Wd) deed “baanbrekend” werk. IJsbreker “Jantje” zette dapper koers door dichtgevroren Twentekanaal”. Daarin wordt melding gemaakt van de capaciteiten van de “Jantje” als ijsbreker in het Twentekanaal , vanaf de winter van 1946/1947 voor een reeks van jaren.
U zult begrijpen, dat Spruyt sr. en Spruyt jr. de sleepboot Jantje niet alleen nodig hadden en gebruikten voor het deelnemen aan de ‘molenroute’ als openingsgebeuren van het recreatieve watersport-of vaarseizoen. In de tien jaar dat ze het in hun bezit hadden, heeft het ook daadwerkelijk zijn sleperscapaciteiten bewezen. In augustus 1979 werd daar overigens door watersporters en sluispersoneel in Blokzijl ernstig aan getwijfeld toen arkenbouwer Spruyt met ‘De Jantje’ en de gebroeders Bolt met ‘De Hoop’ uit Drachten met hun sleepboot langs wachtende jachten naar de sluis voeren en als ‘beroepsvaarders’ te kennen gaven als eerste geschut te willen worden. Die actie schoot de jachtenbezitters en de sluismeester in het verkeerde keelgat. De sleepbootkapiteins hadden verzuimd de sluismeester het doel van hun reis op te geven. De twijfel bleek nog groter omdat de boten zo goed waren onderhouden dat er ogenschijnlijk van sleepwerk geen sprake kon zijn. Bovendien kon één van de beide kapiteins geen meetbrief tonen.
Het oponthoud werd nog verergerd, omdat de sluismeester de adjunct-inspecteur voor de scheepvaart in Overijssel uit Steenwijk liet komen, die geacht werd de problemen op te kunnen lossen. Beide kapiteins moesten hun bestemming openbaren. Spruyt verklaarde naar het Ganzendiep bij Kampen te moeten om een ark op te halen en Bolt wilde in Eemnes een jacht ophalen. De inspecteur achtte dit voldoende beroepsmatig om de gevraagde voorschutting te verlenen.
Nu we toch even een kijkje achter de schermen van de firma Spruyt hebben kunnen nemen, lijkt het een goede gelegenheid een korte schets te geven van hun bedrijfsmatige activiteiten in Heerenveen.
Als Hendrikus M. Spruyt zich op 13 maart 1963 vestigt aan de Leeuwarderstraatweg 33 woont daar vanaf 30 januari van dat jaar zijn echtgenote Christine C. Wiegmans al. Zij is uit Breukelen gekomen en hij wordt dan ingeschreven vanuit Diemen. (Woningkaart). De voorbereidingen voor de start van het bedrijf zijn dan al gaande. Dat valt op te maken uit een advertentie in de Friese Koerier van 9 maart 1963, waarin H. Spruijt (lees: Spruyt) te huur aanbiedt ‘schuren en loodsen aan weg en water, voor alle doeleinden geschikt’. Tevens vraagt hij een bod op 300 m3 zwarte grond. In een advertentie in diezelfde krant zet hij kort maar krachtig zijn bedoelingen neer:

“H.SPRUIJT. Beton - Casco’s; Drijvende - bungalows; Woon - weekend; Kantoorarken. Inl.: Leeuwarderstraatweg 31-35, Heerenveen.” Overigens is de firma Spruyt (of Spruijt) een regelmatige adverteerder, niet alleen in de Friese Koerier of de Leeuwarder Courant, maar ook in De Telegraaf. We kunnen rustig spreken van een bedrijf met de ambitie om niet alleen een regionale markt van dienst te zijn, maar ook de landelijke markt te veroveren: van betonnen casco’s van arken tot compleet afgewerkte en ingerichte waterbungalows op basis van beton. Een voorbeeld van de gedurig, nieuwe innovatieve ontwikkelingen, blijkt in 1991 een woonark met een rieten dak.
Nog even teruggaand naar de begintijd van het bedrijf speuren we in de gemeentelijke bouwvergunningen dossier 1-65 van 11 januari 1965 op, waarbij H.M. Spruyt (senior dus !) een werkplaats wil bouwen op kadastraal Tjalleberd A-8034 voor ‘overdekte arkenbouw’. Hij neemt daarvoor aannemer Fa. G. Bos en zoon, betonbouw in Gorredijk en Siegerswoude in de arm. Er moet van de bestaande droogdok aan de Leeuwarderstraatweg 31 een aanbouwloods worden gemaakt. Een staalconstructie met asbestgolfplaten en buitenmuren in grijze duroxsteen met een sluisdeur als verbinding naar de Heerensloot wordt in de vergunning genoemd. De stalen spanten zullen worden gemonteerd en geplaatst door de fa. IJbema van de Tijnje.

In april 1966 krijgt Spruyt van de gemeente een schrijven, dat voor werkzaamheden in de loods nog geen hinderwetvergunning is aangevraagd, hoewel dat in de aanvraag voor de bouwvergunning wel als eis is gesteld. In september 1966 levert Spruyt beschrijvingen en tekeningen in en dan blijken er ook vier - verschillend krachtige - electromotoren in te staan van een half, vijf, vijf en een half en tien pk. (Gemeentearchief Heerenveen, dossier 1.777.13, nr. 94.02043).
In mei 1978 neemt Spruyt een optie op een perceel industrieterrein ten behoeve van bedrijfsuitbreiding. Het is vlakbij het voormalige vuilstortterrein van de gemeente Heerenveen en net voorbij de Jachthaven van de H.W.N.
Spruyt verklaart zich in juli 1978 akkoord op zijn eigen briefpapier met bedrijfslogogram.

In november 1979 krijgt het z’n notariële afronding. Na voltooiing van de opstallen wordt in september 1981 het adres van het bedrijf de Windas 6. Het bedrijf kan zich verder ontwikkelen en doet dat ook.
Tot .... in februari 2015 Spruyt Arkenbouw B.V. onderwerp wordt van een rampscenario. De Leeuwarder Courant maakt in een bericht van de 7e februari bekend, dat Spruyt zijn faillissement heeft aangevraagd als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 16 april 2014. Daarin wordt bepaald dat arken met een dubbele woonlaag vallen onder het bouwbesluit. Deze schrijft voor een minimumhoogte van verblijfsruimtes van 2.60 meter. Arken met etage - ook de huidige voorraad - moeten vanaf dan voldoen aan een minimale hoogte van 2 x 2.60, plus nog de dikte van de tussenvloer en de dakrand. De ark krijgt dan een minimale hoogte van ± 5.60 meter. De tekeningen en het productie proces moeten daar rekening mee houden, omdat de woonboot instabiel dreigt te worden door de hoogte.
Voor het volledig over een andere boeg gooien van de bedrijfsorganisatie heeft het bedrijf onvoldoende tijd gekregen met als desastreus gevolg, dat directeur-eigenaar Herman Spruyt op 5 februari 2015 het faillissement heeft aangevraagd voor zijn bedrijf, dat al 52 jaar woonarken bouwde. 27 werknemers komen op straat te staan. De blijken van waardering voor het bedrijf in 2013 toen het werd genomineerd als ‘Friese Onderneming van het Jaar’ zijn daarmee overigens geenszins weggepoetst.
Als een eerbetoon aan dit voor Heerenveen unieke bedrijf laten we U kennis nemen van de tekst van de nominatie:
“Spruyt Arkenbouw BV te Heerenveen werd opgericht in 1962 door Hein en Stien Spruyt. De afgelopen jaren staat het bedrijf onder leiding van zoon Herman Spruyt. Spruyt ontwerpt, bouwt en installeert energiezuinige en onderhoudsarme woonarken. Door energievoorziening uit oppervlaktewater en het gebruik van zonnepanelen en mossedum op de daken van de arken wordt energiezuinig gebouwd. Het casco van de schepen wordt op specifieke wijze gebouwd waardoor een garantietermijn van 20 jaar kan worden geboden, hetgeen uniek is in deze markt. Spruyt levert arken aan particulieren en bedrijven zowel in als ook buiten Nederland.”
2016, januari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Lourens van der Ley

