Cat. Foto's met een verhaal
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 17

Dankzij één element op deze museumfoto nr. 171 zijn we in staat aan deze weg nog een naam te koppelen. Zodra we die hebben genoemd zijn de betere Heerenveen-kenners in staat - mits de kwaliteit van het beeld dit toestaat - een tweede uniek kenmerk te noemen, waaraan deze weg zijn bekendheid heeft te danken.
Links staat het allereerste gebouw, dat tot stand komt als de hoofdingenieurs van de waterstaat hun plannen voor de aanleg van het spoorwegtracé Zwolle - Leeuwarden goedgekeurd zien door Z.M. de Koning. De uitwerking van de plannen-ter-plekke vindt plaats in een speciaal voor dat doel opgericht ‘kantoor’ (directiekeet) voor de spooringenieurs. Het blijkt een stenen gebouw met een volledige houten omkleding, die haar meer dan een eeuw lang het predikaat ‘het houten huis’ doet verwerven. Het begin ligt derhalve in 1866/1867 net als de bouw van het eerste spoorstation. De weg heet dus ‘Stationsweg’, later Stationsstraat genoemd. Nu is het een koud kunstje om het tweede kenmerk van de straat te noemen: de tramrails van het station naar de Fok. Dat lijkt een vreemde constructie, maar de N.T.M. slaagt er aanvankelijk niet in overeenstemming over het beheer te bereiken met de gemeenten Haskerland en Aengwirden. Als op 23 augustus 1882 de lijn Heerenveen-Gorredijk in gebruik wordt genomen moeten passagiers, die met de trein zijn aangekomen dus een eindje lopen van het spoorstation via de Stationsweg over de brug naar de Fok om daar te kunnen instappen. Pas als dat type basculebrug een echte ‘trambrug’ is geworden in 1883, kunnen de passagiers instappen op het Stationsplein.Het burgerhuis vooraan rechts in een lommerrijke omlijsting is tot stand gekomen na een aanbesteding in maart 1875 in opdracht van A. Propstra Hz. door de architect E. Kuiper uit ‘t Meer (zie L.C. 23-2-1875) Tegelijk wordt er door P.A.Korf te Nijehaske ook een burgerhuis van dezelfde architect aanbesteed. Uit aantekeningen van een bewoner van de eerste Heerenwal over de situatie rond 1900 - vermoedelijk uitgever Jacob Hepkema - lezen we, dat Pieter Korf de villa onder nr. 6 sticht. Adresboek 1922 en 1927 wijst (erfgenaam) Herman Korf de Jong aan als eigenaar-bewoner. Na zijn vertrek naar elders hebben er o.a. gewoond dr. F.E. Revers, arts en geneesheer-directeur van het ziekenhuis aan de Thialfweg; dr. Bonne Dijkstra, kinderarts met de gave van een kunstzinnige penseelvoering; alternatief-geneeskundige c.q. paranormaal genezer en auroloog Jelle Veeman en thans is het in gebruik bij Keesman Natuurarts, Acupuncturist. Daarnaast staan op Stationsstraat 6 ook enkele geregistreerde gebruikers, die profileren zich in een beroepssector waaraan nauwelijks een eenvoudig etiket kan worden gehangen. Bouma ra/rv Y G L staat voor ‘Register Valuator’/ ‘Register Accountant’ door dhr. Y.G.L. Bouma ; DSK Groep B.V. doet in ‘Zakelijke dienstverlening’ en over Free-texx B.V. bestaat geen enkel idee. Alles met elkaar lijkt de villa haar leven te slijten als een ‘kantorentuin-op-stand’. En vergeet vooral niet dat ze een beschermde Amerikaanse eik (Quercus rubra) op het erf hebben staan.*
Het ‘houten huis’ heeft de laatste jaren niet te klagen gehad over belangstelling en aandacht, met name door de inspanningen van het bureau Steenhuis en de gemeente Heerenveen voor het samenstellen van de Nota Cultuurhistorische Erfgoed van de gemeente Heerenveen. Wel zijn er zorgen dat de financiële crisis problemen gaat veroorzaken voor het behalen van de beschreven doelstellingen t.a.v. dat erfgoed.

Op 14 april 1901 is Marijke Propstra, de in 1873 geboren dochter van Albert Hendriks Propstra en Ymkje de Jong, de geadresseerde van een prentbriefkaart met een afbeelding van een heerenhuis met een bord aan de gevel “Kook-en Huishoudschool”. Het wordt haar toegestuurd op de Stationsweg door haar vriendin Elizabeth Overdiep. Enkele jaren geleden brengt een museumvriendin die kaart als een schenking met als toelichting, dat de getoonde huizen in deze Stationsstraat moeten hebben gestaan. Na alle beschikbare ansichtkaarten, foto’s en plattegronden met de vergrootglas, loep en andere hulpmiddelen te hebben ‘geröntgend’ blijft er slechts één conclusie over: die ‘kook-en huishoudschool’ heeft nimmer Heerenveense jongedames opgeleid in de huishoudelijke kunsten. Temeer omdat ook de kennis over het onderwijspalet omstreeks 1880 hardnekkig een dergelijke specialiteit blijft ontberen.
Geprikkeld door een intense nieuwsgierigheid hebben we zelfs de hulp ingeroepen van architectuurhistoricus Peter Karstkarel (“Drie bouwlagen op een souterrain is niet niks. Het kan alleen in een grote of middelgrote stad staan.
Dit herenhuis - naar ik schat van omstreeks 1880-1890 - is beslist niet gebouwd als school, maar als herenhuis en het is dus vrij snel als school in gebruik genomen.”) en van het Nationaal Onderwijsmuseum in Rotterdam (‘Helaas hebben we niets kunnen vinden.’ Adressenboeken, fotovergelijking met hun collectie levert niets op. In het ‘statige’ woonhuis is waarschijnlijk door dames een dergelijk schooltje opgericht.)
U zult moeten toegeven, dat het ‘raadselachtige’ stadsgezichtje van de onderkelderde Kook-en Huishoudschool met een vijftreden hoge stoep, smeedijzeren tuinhek, rijk versierde voordeur met bovenlicht en fors uitgebouwde balcon zelfs de Heerenveense patriciërs van de Stationsweg hun hoofd hebben doen schudden. De Propstra’s, de Taconissen, de Tuymelaars, de Korfen en andere zeer bemiddelde families uit het eind van de 19e eeuw prefereerden denkelijk iets meer ruimte om hun bezit: groot erf, royale tuin, etc.
Terugkomend op onze eigen Stationswegsituatiefoto moeten we wel constateren, dat het grote witte pand toch wel enige allure uitstraalt: een ‘Heerenhuizinge’ !
De gevel is dat van een vrijstaande woning met een klassieke indeling: beneden een deur met stoep en twee ramen; boven drie ramen en een grote tweeraamsdakkapel met zijraampje. En niet te vergeten een hoog uitgemetselde schoorsteen boven de westgevel.
Ten oosten van dit pand laat de aldaar staande boom zien, dat de drukkerij van Hepkema (Nieuwsblad van Friesland) nog niet is gebouwd. Voor de datering van deze foto is dat een cruciaal gegeven, want het besluit van B. en W. van Haskerland van 18 juni 1904 voor de plaatsing van twee gasmotoren in de courantdrukkerij aan de Stationsweg blijkt gehoneerd en vastgelegd in een ‘Register, betr. fabrieken en werkplaatsen, opgemaakt in gevolge de veiligheidswet (hinderwet)” (HAS inv. nr. 1626) Overigens belijdt Hepkema de ‘stadsallure’ voor de courantendrukkerij met de vormgeving van de hardstenen toegangsstoep met zeker vier treden en een opgaand hekwerk voor het middenrisaliet van de overigens zakelijk ogende voorgevel. Maar dat terzijde ...
Verder naar het oosten richting Stationsbrug is er voor 1904 ook al een hoogopgaand twee verdiepingen hoog dubbelpand met een 6 raamsgevelverdeling. Het ligt praktisch tegenover het machinegebouw van de Finsen-en Röntgen-inrichting van de arts dr. Gabriël Schouwen achter zijn woning op de hoek van de 2e Herenwal en de Stationsweg. Dat dubbelpand staat er tegenwoordig nog onder huisnummer 3 en 5 en wordt in de jaren dertig bewoond door accountant Swillens en advocaat-procureur de Geer. In de Haskerlandse periode - wijk C - blijken de panden nr. C 1 en C 3 op de deurpost te hebben gehad. Hoe lang de rijksontvanger S.D. Bijlsma (op nr. C 1) en de familie N. Felix (op nr. C 3) hebben gewoond is vooralsnog niet duidelijk. Daarvoor is nog onderzoek nodig in de Haskerlandse bevolkingsregisters. De eerder genoemde erfgoednota heeft alle beoordelingscategoriën van rake volzinnen voorzien, maar komt voor de geschiedenis van het dubbelpand niet verder dan een ‘bouwjaar omstreeks 1870’. Misschien dat de eveneens eerder genoemde aantekeningen van Hepkema (?) de sleutel zijn naar meer informatie als hij schrijft: “.....een bloeiende bakkerij. Hiernaast twee heerenhuizen van afbraak uit Beetsterzwaag of Olterterp, waar een bijzonder slot was verrezen op last van Jhr. Tinco van Lycklema à Nijeholt, die in Oostersche landen had gereisd.” Genoemde Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt blijkt in de jaren 1873 tot en met 1878 in de personele omslag te worden aangeslagen in Heerenveen (Aengwirden), waar hij als ‘kamerbewoner’ staat ingeschreven bij deurwaarder Klaas Willems Wierda op de Fok. Dat adres zal mogelijk om financieel-tactische redenen zijn gekozen. Hij is in 1875 namelijk gehuwd te Breda met een freule Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Tinco overlijdt op 7 december 1900 te Cannes.
De woning op de hoek van de tweede Heerenwal is na maart 1872 - kort na de aanleg van de toegangsweg naar het station - al tot stand gekomen in opdracht van mr. Sikko Sleeswijk, procureur, met behulp van de architect D. Duursma uit Drachten. De opeenvolgende bestemmingen zijn vaker genoemd: doktershuis (dr. Rinkes, dr. Schouwen, dr. Veltman, dr. van Dijk), mr. W.T. van der Leij, Gewestelijk Arbeidsbureau, Belastingkantoor, Pension (J. de Vries), Chinees-Indisch Restaurant.
* Toevoeging: De heer Yme Bouma, als eigenaar-bewoner van Stationsweg 6, laat ons per email van 26 oktober 2014 weten, dat de DSK Groep en Free-Texx beleggings
BV’s zijn. Onze kennis over deze instellingen schiet tekort, zodat wij ten onrechte het pand als kantoor hebben geduid. Daarvoor onze excuses! Een bijzondere uitbreiding aan onze kennis geeft de heer Bouma door te laten weten, dat naast de Amerikaanse eik ook de 2 Rode Beuken als monument zijn geregistreerd. De Conceptnota Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen,deel 1, maakte daar nog geen melding van. Inmiddels is op de gemeentelijke website de definitieve nota in te zien, die de twee bruine beuken met hun latijnse equivalent Fagus sylvatica ‘Purpurea’ heeft vastgesteld.
2012, juli 7-wibbo westerdijk-hip- backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 70
Na het verlies van de watertoren in 1980 als hoogste fotografische platform in Heerenveen op ruim 35 meter hoogte, is er de laatste jaren een nieuwe optie bijgekomen aansluitend ten noorden van het station door het veertien verdiepingen hoge flatgebouw met de naam ‘Bellavista’ . Richard Hoekstra, medewerker aan de te ontplooien activiteiten van de Stichting Historie Heerenveen, krijgt bij een open dag 30 oktober 2009 de kans op die bovenste etage met bonkend hart maar met vaste hand het ‘prachtige uitzicht’ op de omgeving op de gevoelige plaats vast te leggen. Dit plaatje van het westelijke deel van de (oude) Stationsstraat is daarvan het resultaat.
Het vijf verdiepingen hoge appartementencomplex staat er al een aantal jaren, doch wordt door veel Heerenveners nog steeds ervaren als een vreemde eend in het straatbeeld van de Stationsstraat. Het ontbreekt het gebouw aan een uitnodigend front. De massaliteit van het complex in het straatbeeld veroorzaakt onbalans, ondanks de pogingen om door hoogteverschillen en nuanceringen het gevelbeeld enigszins te individualiseren. Daarnaast werkt de geometrie van de afsluitende Talant-parkeerplaats met slagboom niet mee om enthousiast te worden. Neemt U als Heerenveen-belangstellende er nou eens een fotootje bij uit de prentbriefkaartencollecties, waarop het villaatje van Propstra tot haar afbraak in 1951 recht doet aan het straatbeeld. Het pand heeft dan niet meer de oorspronkelijk woonbestemming, maar als confectiefabriek van L. Petter wordt er nog optimaal gebruik van gemaakt. Een generatie leerlingen van de christelijke lagere school aan de Burgemeester Falkenaweg koestert zelfs nog oorlogsherinneringen aan het pand. Zij hebben er in de tweede wereldoorlog door de omstandigheden ‘improviserend’ onderwijs kunnen genieten. Als je als kind bij luchtalarm onder de banken moet duiken om je veiliger te kunnen voelen, maakt dat een onuitwisbare indruk op je.
Het ‘overslagkantoor voor Zuid-Friesland’ van de PTT, opgetrokken december 1965 in een semi-permanente barakkengebouw, wordt aanvankelijk eveneens ervaren als een vreemde eend in de bijt. Gelukkig weet men van te voren, dat het een tijdelijke oplossing zal zijn.
Overigens is op Hoekstra’s foto nog juist een klein stukje te zien van het provinciaal opererende Service-en Bestuursbureau van zorginstelling Talant aan de Trambaan 10. Dit kantoorcomplex - gebouwd door Van Wijnen - wordt in mei 2003 officieel geopend door commissaris Ed Nijpels en is in oktober van 2004 onderwerp van een incident. Er waaien twee glaspanelen van de gevel, volgens een onderzoek veroorzaakt door glazenwassers die na hun schoonmaakwerkzaamheden de bouten niet goed weer hebben vastgedraaid. Gelukkig hebben daarbij geen persoonlijke ongelukken plaats gevonden.
Het contrast met de supermoderne bouw vindt U aan de noordzijde van de Stationsstraat. Deze gebouwen ademen een historie, die teruggaat naar de 19e eeuw. Volledig verscholen in de prachtige herfstkleurige bomen staat de villa, die iets oudere Heerenveners zich herinneren als het huis van kinderarts Bonne Dijkstra. Het ruim bemeten perceel wordt in 1875 gekocht door vervener Pieter Adams Korf, die er kort daarna een ‘heerenhuizinge’ op laat bouwen.
De Leeuwarder Courant van 13 mei 1908 annonceert - vooruitlopend op de vergunning van de gemeente Haskerland van de 19e mei - de aanbesteding van het verbouwen van een woonhuis voor Herman Korf de Jong, oomzegger van P.A. Korf. Hij laat daarvoor de bekende architect H.H. Kramer uit Leeuwarden een ‘villa’ ontwerpen, welke in 1992 in het “Monumenten Inventarisatie Project van de Provincie Friesland, Regio Zevenwouden. Heerenveen” (pag. 59) gelabeld wordt als een product van de ‘vernieuwingsstijl’ en geprezen wordt om de ‘gaafheid van de bouwstijl’. Stationsweg wijk C, nr. 71 wordt vervolgens in 1911 hernummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 6.
Wanneer Herman Korf de Jong naar Holland gaat, dient de arts Floris Egbertus Revers - die de functie van geneesheer-directeur van het ziekenhuis enkele jaren later inneemt - zich aan als kandidaat. Deze ‘promoveert’ op 21 mei 1946 naar Utrecht en wordt vanaf 31 mei 1946 opgevolgd door kinderarts Bonne Dijkstra. Wanneer deze zich in 1973 terugtrekt in het Oranjewoud aan de Wilhelminaweg nr. 49, staat het enige tijd leeg tot alternatief genezer Jelle Veeman er zijn druk bezochte praktijk vestigt. Zelf wordt hij ingeschreven als bewoner op 4 januari 1977, komend uit Leeuwarden.
Eerste gebruikers van de “Directie-keet” aan de ontsluitingsweg naar het station zijn in 1867 de ingenieurs van de Staatsspoorwegen, die er de directie voeren over de aanleg van de spoorbaan Zwolle - Leeuwarden. Wij kennen het als het ‘houten huis’, maar realiseren ons dat het eigenlijk het enige restant is uit de oertijd van de geschiedenis van de trein in Heerenveen. Met uitzondering van de spoorbaan zijn alle sporen van gebouwen (station, dienstruimten, wachtkamers) zelfs bijna uit het collectieve geheugen van de Heerenveners verdwenen.

Op onze foto zien we een gepimpt ‘houten huis’, welke een grote dakkapel heeft gekregen. Oude prentbriefkaarten laten ons nog het oorspronkelijke beeld zien.
De huisnummeringsverordening van 1 november 1911 van de gemeente Haskerland vertelt ons, dat in dat jaar het pand twee huisnummers kent: nr. 70b en nr. 70a. Dat worden in dat jaar Stationsstraat 8 en 10. In 1922 - het jaar van het eerste Adresboek van Heerenveen (en Nijehaske) - geeft dan als bewoners J. Verdam, ambtenaar Staatsspoor, en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat. Latere bewoners - de familie Anne Haanstra - hebben er vanaf 1950 bijna een halve eeuw lang hun lief en leed gedeeld.
Het juiste bouwjaar van het pand op de hoek van Stationsstraat met het (voormalige) Stationsplein kennen we niet. De ouderdom is aan enige twijfel onderhevig. Ab Taconis, dorpshistoricus van Heerenveen, noemt dit in een krantenartikel ‘het huis van Padberg’ met als latere bewoner mr. J. Woltman, die het vóór 1901 zou hebben verbouwd. Het bevolkingsregister van Haskerland zal het antwoord daarop ongetwijfeld kunnen leveren.
In het “Monumenten Inventarisatie Project” uit 1998 wordt het woonhuis Stationsstraat 12 omschreven met als bouwjaar circa ‘1870’. Kijken we naar het gehanteerde huisnummer, dan weten we dat in november 1911 de Stationsweg, wijk C, nr. 70 wordt omgenummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 12. Dat nummer 12 staat nog steeds op het adresbordje op de gevel. De bewoning van het pand is blijft onduidelijk, wanneer we alleen gebruik maken van de beschikbare adresboeken. Zo kent het adresboek 1922 geen bewoner voor C 12; maar in 1927 staat als bewoner aangegeven J. Visser, opzichter Ned. Spoorwegen.
Wanneer Nijehaske deel gaat uitmaken van de gemeente Heerenveen door de ‘Heerenveen-één’-operatie wordt een woningkaart aangemaakt. Roelf G. Ekkens, tandarts, wordt daarop als ‘eerste’ bewoner aangewezen voor Stationsstraat 12. Hij verplaatst zijn praktijk naar Crackstraat 2 op 26 september 1936. Een jaar lang is er dan geen bewoner tot Feite Brekeveld, secretaris-ontvanger van de Grote St. Johannesgaster Veenpolder er een driekwart jaar komt wonen. Na zijn vertrek op 12 augustus 1938 neemt binnen twee weken aannemer Sipke W. de Jong het huis in gebruik. Hij komt van Lemmer en vertrekt in april 1940 naar Bolsward. Gerrit Jan Olsman, die als belasting-inspecteur op de Heerenwal woont en op 16 december 1939 zijn vrouw Louise Tacoma heeft verloren, gaat met zijn huishoudster Anna M. Mouw, wed. N. Brans en haar dochtertje Carla naar de Stationsstraat 12, maakt van het perceel woning én kantoor. Op 8 februari 1944 trouwt Olsman met de weduwe Brans-Mouw en ze vieren dit met een receptie in het nabije Hotel Vernimmen. Ruim een jaar na de oorlog in juli 1946 verhuizen ze naar Wageningen wegens overplaatsing. Bij een receptie ter gelegenheid van zijn afscheid voerde chef J. Sipkens het woord.
Een speciaal plaatsje in de geschiedenis van de trein heeft gekregen het befaamde Hotel Vernimmen, welke practisch recht tegenover het stationsgebouw is tot stand gekomen. De start in 1869 is gepaard gegaan met tegenslag, want de 17e december woedt er in de ochtend een storm in Heerenveen. Het in aanbouw zijnde stations-koffiehuis, bestaande uit een voorgebouw met twee verdiepingen en daarachter een schuur stort in tot een puinhoop. Gelukkig is het pand nog onbewoond, hoewel het wel onder dak is. Ondernemer J. Vernimmen moet besluiten puin te laten ruimen en opnieuw te beginnen. De gastvrijheid van het hotel Vernimmen wordt door M.A. Vernimmen in 1916 als een zakelijk feit beschreven in de gebruikelijke terminologie: “Hotel Vernimmen, vis à vis Station Heerenveen. Goed ingericht voor korter of langer verblijf van Familes. Ruime Friesche Kamers. Uitstekende Keuken. Badkamers. Auto-Garage. Aanbevelend, M.A. Vernimmen.” Opvolger E.V.J. Vernimmen voegt daar in het adresboek 1922 en de VVV-gids Mooi Friesland van 1926 nog het een en ander aan toe. “Stroomend warm en koud water - Centrale verwarming - Badkamer - Garage. Speciaal ingericht voor diners en vergaderingen”, en in 1926: “Speciaal bekend om zijn keuken. Electrisch licht. etc. ”
Hotel Vernimmen bestaat niet meer en op de huidige foto zijn we zelfs de opgang en afbraak van de bedrijfskledingfabriek van De Zee op deze locatie ook al gepasseerd en is er de Belastingdienst in een volledig nieuw gebouw gehuisvest. U ziet de panelen voor het winnen van zonne-energie op het dak.
2013, november 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 92

Gedegradeerde infrastructuur van een gemarginaliseerde oeverbinding tussen de Heerenwal en de Fok in het laatste kwart van de 20e eeuw. Hoe heeft het zover kunnen komen ?
Ruim honderd jaar geleden vallen er op de burelen van de gemeente Aengwirden en Haskerland brieven met een gelijkluidende strekking, afkomstig van de Minister van Binnenlandse Zaken en gedateerd 25 december 1865. Ze gaan over de voorwaarden voor een overeenstemming over het onderhoud en de bediening van een door het Rijk aan te leggen wip-of basculebrug in het verlengde van de beoogde Stationsweg over de Heerensloot. Natuurlijk mag U het idee hebben, dat het snel geregeld zal zijn. We kunnen aan de hand van een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 3 maart 1865 aantonen dat het plan al enige tijd ligt te rijpen. Notaris G. Boschloo maakt gebruik van die kennis als hij finaal wil verkopen “Eene Heerenhuizinge met Bleekveld en Erf en eene in volle werking zijnde Looijerij en Touwerij, met ruime Droogzolders, Pakhuis en 22 Kuipen, in eigen gebruik bij Jan B. de Vries en S. Hemminga”. “De te veilen percelen hebben een bijzonder gunstige stand op de Fok te Heerenveen, in de gemeente Aengwirden, nagenoeg tegenover de geprojecteerde Brug over de Heerensloot; die strekken zal tot verbinding met het Stationsgebouw spoorweg Heerenveen-Leeuwarden”. Laat die te verkopen percelen nou het terrein zijn, waar de ‘Fokkerk’ op zal worden gebouwd. De Pastorie-administratie van Aengwirden koopt het aan voor fl.10.825.
De werkelijkheid van een spoorbrug - van ‘plan’ en ‘uitvoering’ - is behoorlijk weerspannig, want pas op 28 mei 1867 (de aanleg van de spoorbaan Meppel - Leeuwarden is in volle gang - wordt onder de regie van J. Kalff, Ingenieur bij de Staatsspoorwegen, in deze zaak de Minister van Binnenlandse Zaken vertegenwoordigend de overeenkomst vastgelegd. De burgemeesters van Haskerland en Aengwirden worden het eens over de aanleg van een wip-of basculebrug in de geplande verbindingsweg van het station naar de rijksstraatweg (de Fok). Er ontstaat dan wel een ‘probleempje’ met de eigenaar van de Heerensloot - de Dekema-, Cuyck-en Foeyts Veencompagnie. Die organisatie wil er - volgens mededelingen van A. Taconis - op deze plaats geen brug overheen hebben. Ze gaan zelfs zover dat ze tegen de Spoorweg een proces aanspannen en ze laten schuttingen slaan op de Fok om de werkzaamheden te bemoeilijken. Gedeputeerde Staten van Friesland bemiddelen en geven er niettemin hun goedkeuring aan, nadat ze - samen met de Spoorwegen - de eigenaar van de Heerensloot - de D.C.F-Veencompagnie bereid hebben gevonden daaraan mee te werken. Die brug over de Heerensloot zal een wijdte krijgen van 6 el en zal door beide gemeenten samen worden onderhouden.
Onderdeel van dit ontsluitingsplan is natuurlijk een verbindingsweg van de rijksstraatweg aan de oostzijde van de Heerensloot naar het voorplein van het station. In eerste instantie is het een ongeplaveide zandweg, die eerst als ‘Toegangsweg’ op een topografische kaart staat en later in archiefstukken als Stationsweg wordt aangeduid. Uiteraard is ook hier het een en ander aan voorafgegaan. Nadat de Staat bij een viertal acten stukken grond en water aan weerskanten van de toegangsweg van de Heerensloot naar het station in mei-juni-juli 1866 heeft aangekocht, verkoopt ze deze weer door aan Haskerland en Aengwirden. De ontvanger der registratie en domeinen Johan Georg Wilhelm Zahn, op dat ogenblik als vertegenwoordiger van de Staat wonend aan de Vleesmarkt (pand Boekhuis ‘De Brug’) passeert een acte voor in totaal 49 are en 22 centiare voor fl.1300,- en krijgt daar de handtekeningen onder van burgemeester van Haskerland Marcus Laurens van de Woestijne Voerman en Wijtzo Benedictus van der Veen, secretaris, en namens Aengwirden Jhr. Mr. Frederik Hessel van Beijma thoe Kingma, burgemeester, en Sjoerd Hemminga, secretaris.

Dit fragment van een kaart van de situatie rond 1866 geeft het inmiddels gebouwde stationsgebouw weer en ook de houten ’keet’ met kadasternummer Nijehaske A-2737. (AEN 1395)
De brug komt er en bij de verpachting van de bediening van de basculebrug wordt als laagste inschrijver de functie van brugwachter gegund aan Jan Bunt. Hij is kort tevoren uit Blokzijl gekomen om een ‘nering’ als mattenmaker te beginnen aan de Fok vlakbij de plaats waar de brug zal worden gelegd. Zijn salaris wordt vastgesteld op een bedrag van 100 gulden ‘s jaars en voor een termijn van drie jaar. De andere 33 kandidaten grijpen dus mis. In november 1871 wordt hij overigens al weer herbenoemd.
Die eerste brug, die in 1867 in gebruik is gekomen, wordt in 1883 vervangen door een zwaarder exemplaar bij de komst van de tram (bron: H.C. 17-4-1975). Deze gebeurtenis vindt bepaald niet onopgemerkt plaats. Eind 1882 vindt de tram uit Joure zijn eindpunt op het Stationsplein. Reizigers die naar Gorredijk willen reizen vinden daar geen overstapmogelijkheid. Zij dienen zich wandelend een kwart kilometer langs de Stationsweg te begeven naar de Fok, waar de lijn naar Gorredijk haar beginpunt heeft. Twee strijdpunten liggen aan die situatie ten grondslag. Allereerst is er het geschil van de NTM met de gemeente Haskerland, die de onderhoudskosten van de bestrating als er tramrails in liggen niet volledig voor haar rekening wil nemen. Dan is er het geschil van de NTM met de gemeente Aengwirden over het medegebruik van de Stationsbrug. De gemeente Aengwirden acht zich gepasseerd bij het besluit de tramlijn aan te leggen over Schoterlands gebied (Achter de Kerk, Vleesmarkt, Lindegracht, Heideburen, ‘t Meer, Knijpe, enz.). Zij hebben hun voorkeur uitgesproken voor een verbinding over Tjalleberd naar Gorredijk. Het zoeken naar de juiste oplossing en de realisatie daarvan komt pas tot stand op 14 mei 1883. Op die datum is de overstap mogelijk naar Joure of Gorredijk op het Stationsplein. Dus ligt er over de Heerensloot een nieuwe, verstevigde brug met tramrails ! Uiteraard is daaraan in de loop der jaren technisch het een en ander veranderd, tot er in 1926 plannen voor een nieuw tracé en een nieuwe ‘trambrug’ worden gepresenteerd. In november 1926 komt het Nieuwsblad van Friesland al met een kaartje van het toekomstige tracé met een doorbraak van de Heerenwalbebouwing en een nieuwe trambrug ter hoogte van de Heerenstraat, later omgedoopt tot K.R. Poststraat. In 1929 wordt het gerealiseerd en in gebruik genomen. Dat betekent dat de Stationsbrug voortaan slechts met het gewone verkeer van voetgangers, fietsers en automobielen te maken heeft.
Omdat de tram door het toenemend autobusverkeer steeds meer in de verdringing komt en mede door de grotere mobiliteit van gezinnen met personenauto’s wordt de verkeersbelasting voor die zes ellen brede Stationsbrug precair. Na jaren van aarzeling worden tenslotte door gemeentewerken plannen voorbereid voor een dubbel zo brede brugverbinding ter hoogte van de K.R. Poststraat over de Heerensloot, practisch op de plaats waar de tram in 1929 zijn eigen brug heeft gehad. Een eerste ontwerpplan bereikt het college op 27 oktober 1967. De Friese Koerier van 14 februari 1968 brengt het nieuws: “B. en W. van H’veen willen “bottleneck” kwijt. Nieuwe brug over de Herensloot. Kosten een miljoen”. De raad gaat vlot accoord, want ze weet inmiddels dat de toestand rond de stationsbrug onhoudbaar is geworden. De N.T.M. haakt daar gretig op in bij brief aan B. en W. en staan te juichen bij het idee van een betere brug in het verlengde van K.R. Poststraat. Dagelijks manoeuvreren hun chauffeurs met het zweet in hun handen ca. 375 bussen over de veel te smalle trambrug.
De gevolgen van deze grote infrastructurele ingreep betreffen de afbraak van een tweetal panden aan de Heerenwal, nl. nr. 42 en 43; de plaatsing van een basculebrug met kademuren en bestratingen en twee verkeerslichtinstallaties. De rijweg is dan 10 meter breed en aan weerszijden een voetpad van 2.50 meter. Totale kosten worden geraamd op ca. een miljoen gulden. Op 5 september 1972 wordt het geheel aanbesteed en op 19 oktober van dat jaar wordt de Konstruktiewerkplaats “Bergum” de klus gegund. (G.A. Heerenveen, dossier 312-1)
De door de krant ‘bottleneck’ genoemde Stationsbrug wordt door de gemeentelijke bestuurders steeds meer ervaren als een ‘knellende strop’. Het voorstel in de raad om de Stationsbrug te slopen komt dan ook niet als een verrassing en wordt prompt beantwoord door een aktiegroep “Comité Behoud Oude Stationsbrug”, ondersteund door de Zakenclub Heerenwal met een handtekeningenaktie. Men rekent de gemeente voor dat voor de 70.000 gulden sloopgeld ook eenvoudig herstelwerk kan worden verricht om nog voor jaren de brug zijn functie van voetgangers-en (brom)fietsbrug te garanderen. Ouderen en scholieren, die naar het station moeten, hoeven dan niet onnodig om te lopen. Binnen twee weken wordt er bezwaar aangetekend, ondersteund door 2629 handtekeningen (bericht in de krant) óf 2457 (gemeentelijk dossier). Het gevolg is in ieder geval dat de raad terugkomt op haar aanvankelijke besluit en de Stationsbrug voor het lichtere verkeer in stand wil houden.
De situatie van het artikel in de Heerenveense Courant van 10 april 1975 “Oude ‘trambrug’ in revisie’ is op de foto op treffende wijze in beeld gebracht. De opknapbeurt moet er toe leiden, dat de gemeente er de komende vijftien jaar niet meer naar hoeft om te kijken. Een stuk van gemeentewerken noemt overigens een maximale termijn van tien jaren.
Zorgelijk blijken wel de geconstateerde breuken in het ijzerwerk, die te wijten zijn aan de gewetenloze behandeling aan het eind van de tweede wereldoorlog. Over de reparatie met vurenhout in opdracht van het Canadese leger in april 1945 wordt de N.V. Woltman pas in februari 1953 door het Ministerie van Financiën gecompenseerd. Enkele jaren later mag de dienst gemeentewerken een nieuwe gegoten kamrad bestellen bij de firma Th. Groothoff en Zn. in de wetenschap dat er een zeer lange levertijd aan is verbonden en de kosten ca. fl.1000,- gulden zullen bedragen.
Bij bestratingswerkzaamheden aan de eerste Heerenwal vindt een merkwaardig incident plaats in 1952 als een chauffeur van de fa. J. Jager met zijn vrachtwagen het dak van het brugwachtershuisje aan de zuidzijde van de oprit van de brug verplaatst en flinke schade aanricht. In het eerder genoemde gemeentelijke dossier 310-2 geeft een reconstructietekening uit juli 1963 door tekenaar C. Bijma de brug een breedte van vier en een halve centimeter bij een schaal van 1 op 20. Omgerekend is dat dus 9 meter en dus wel iets meer dan de eerder genoemde 6 ellen. In de loop der tijd is er dus wel sprake geweest van verbreding.
Een ander gevalletje van schade wordt veroorzaakt op 31 mei 1972, ‘s morgens al om vijf over negen. De rondvaartboot ‘De Prinsenhof’ komt in stevige aanvaring met de bewegingsinrichting én de bovenbouw. De verzekering moet worden aangesproken.
Eind april 1974 - na ongeveer twee weken revisiewerkzaamheden - kunnen de voetgangers en fietsers de brug weer moeiteloos passeren.
Toch verandert er wel het een en ander als de ‘Openbare kennisgeving Verkeersmaatregelen Gemeente Heerenveen’ de kolommen van de Leeuwarder Courant van 13 juni 1974 vullen. Er wordt een stopverbod ingesteld voor de zuidkant van de Stationsstraat; diverse oversteekplaatsen in de buurt van de brug worden opgeheven en er is geen sprake meer van een voorrangskruising. Ingetrokken wordt ook het parkeerverbod voor beide kanten van de Stationsstraat.
De inschatting van de directeur gemeentewerken dat er gedurende tien jaar gebruik gemaakt kan worden van de brug is een reële gebleken. Inderdaad komt de brug in 1984 opnieuw in het nieuws. Dat is mede te danken aan de buurtvereniging ‘Flora’, die kennelijk een halt wil toeroepen aan de geruchtenstroom, dat de brug in 1984 zal sneuvelen in het kader van de gemeentelijke bezuinigingen. B. en W. stelt ‘Flora’ gerust ! Het bewegingsmechanisme is weliswaar versleten en de onderhoudstoestand laat te wensen over en er zal minimaal onderhoud worden gepleegd, maar .... de brug blijft er ! Tot het in juli 1987 opnieuw op de politieke agenda wordt gezet bij de behandeling van de begroting van 1988. Er moet voor anderhalf miljoen gulden worden ingekrompen en in de prioriteitenlijst wordt een hoge urgentie toegekend aan o.a. de ontmanteling van de Stationsbrug. Men denkt daar een ton te bezuinigen. Resultaat: ook na 1988 blijft de Stationsbrug nog in gebruik. Zelfs de bezuinigingsvoorstellen van de VVD van juni 1994 om geen geld meer te steken in de oude Stationsbrug leiden niet tot daadwerkelijke sloop.
En zeg nou zelf ... het plaatje zou toch niet meer compleet zijn als de brug daar zou worden weggehaald ?
2014,september 28-wibbo westerdijk-hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 123

Sleepboot "Jantje" opent vaarseizoen
“Hé, wat is dit nou ? Deze foto hebben we al eens eerder gezien in deze rubriek ! Je moet wel een erg goede reden hebben om deze nog eens te gebruiken, ja toch?!”
Die reden is er inmiddels en daarvoor willen we dus ook graag even verantwoording afleggen. Wij hebben U als lezer met veel vragen en onduidelijkheden opgezadeld. De belangrijkste noemen we de boot, welke als eerste door de Stationsbrug op ons toe komt varen. Daarvoor hebben we een specialist benaderd in de persoon van de oud-voorzitter van de Heerenveense Watersport Vereniging “Nannewiid”, de heer Lourens van der Ley. Twee vragen hebben we hem voorgelegd in de hoop, dat òf hijzelf òf zijn ‘bootje-netwerk’ antwoord weet te geven op twee prangende vragen over deze foto van HIP-Time Magazine 101 van 8 februari 2015. Die twee vragen luiden: ...ten eerste: welke gebeurtenis is vastgelegd op de telefoto van een onbekende fotograaf; en...ten tweede: in welk jaar heeft deze gebeurtenis plaatsgevonden ?
Uiteraard hebben we hem enige tijd moeten geven om een gedegen en gefundeerd antwoord te geven, maar de eerste spontane reactie op het beeld is er meteen én tevens bemoedigend: die eerste boot die door de brug vaart is de sleepboot van de heer Spruyt ! Voor de heer van der Ley reden om contact op te nemen met de familie in de persoon van de heer Herman Spruyt jr., die spontaan zijn medewerking toezegt. In een eerste reactie schrijft deze: “Hier vaart Sleepboot ‘Jantje’ in de Herensloot.” Hij voegt daaraan toe: “Volgens mij was dit tijdens ‘de Molenroute’. Die werd in de jaren ’80 gehouden om aandacht voor het milieu te vragen. Dus ... geen afval in het water, etc.”. En hij vervolgt: “Mijn vader ‘Hein Spruyt’ voer dan met zijn sleepboot als kopboot, een stuk of 30 volgden hem.” Zoon Herman herinnert zich een leuke anecdote over die gebeurtenis, namelijk: “Het bestuur van ‘de Molenroute’ zat ook bij ons op de sleepboot. Toen nam mijn vader een flesje bier. Hij haalde de dop eraf en gooide die in het water. “Wat doet U nu mijnheer Spruyt ?”, vroeg het bestuur. “O, dat dopje maakt toch niets uit”, zei mijn vader. “Daar gaat deze dag juist over.” De toon was gezet voor de rest van de dag !!!

Lourens van der Ley voegt er nog enige informatie aan toe. “De sleepboot deed ook mee aan de ‘himmelaksjes’ langs de Heerensloot naar Akkrum en Snitsermar. Elk jaar.”
Gelukkig kunnen we uit perspublicaties van de Leeuwarder Courant nog een korte uitbreiding geven aan het fenomeen ‘molenroute’. Op 30 mei 1979 vinden we namelijk in de L.C. een artikel met de kop: “Watersportpassanten krijgen boekje. Heerenveen vaart ‘molenroute’ open.” Daarin wordt uitgelegd, dat de zakenclub Heerenwal het initiatief nam tot deze route om de doorvaart door Heerenveen te populariseren. Hun angst (en van de door hen vertegenwoordigde middenstanders) bleek te schuilen in de plannen om een passantenhaven te stichten aan de rand van de plaats. De oude historische veenvaart door Heerenveen zou daardoor bij de watersporters in de vergetelheid kunnen raken. Er zou dus voortdurend gehamerd moeten worden op het behoud ervan door een goede bevaarbaarheid en voldoende aanlegmogelijkheden. De zakenclub heeft met medewerking van de Oudheidkamer een informatieboekje samengesteld met authentiek fotomateriaal over de Heerensloot en de sfeer daar omheen in voorbije tijden. De organisatoren van de Zakenclub Heerenwal hebben voor de 16e juni een maritieme manifestatie gepland van zoveel mogelijk botenbezitters, voorafgegaan door een sleepboot met muziek, die door het centrum zal trekken. Ook de stichting Heerenveen Promotion schaart zich achter dit initiatief, want na de opening van het Nieuwe Kanaal om Heerenveen blijkt 50 procent van de schepen de kortere route om Heerenveen te kiezen.
De vrijdag voor de aangekondigde ‘molenroute’-aktie gaat een delegatie van de middenstanders van de Heerenwal naar burgemeester Henk Hellinga van Heerenveen op de koffie om hem ‘een jampot vol vervuild, inktzwart Heerenslootwater’ aan te bieden. Uiteraard wordt gewezen op de snelle vervuiling en de stank bij warmere dagen. De provincie, die tot nu toe het beheer heeft gehad, draagt het over aan de gemeente en de vrees van de middenstand is achteruitgang omdat het water van de oude veenvaart minder snel stroomt en ververst door de aanleg van het Nieuwe Kanaal. Hellinga verzekert hen, dat van afsluiting van de vaarroute door Heerenveen beslist geen sprake zal zijn. Deskundigen zien in het ‘stilstaande’ water en een overbelaste rioolwaterzuiveringsinstallatie mede redenen van de problemen. Er zijn al plannen voor de bouw van een tweede waterzuiveringsinstallatie.
De keuze voor de naam ‘molenroute’ is ontleend aan het gegeven, dat Heerenveen in het verleden talloze molens in haar ‘dorpsbeeld’ heeft gehad. Langs de Heerensloot, de Badweg, de Veenscheiding, de Compagnonsvaart en niet te vergeten de Molenwijk.
Kortom, deze berichtgeving lijkt naadloos aan te sluiten op de werkelijke gang van zaken die wordt weergegeven op onze bovenstaande foto. Stellig met in de hoofdrol de “Sleepboot Jantje” van de familie Spruyt, die in 1941 werd gebouwd op de bouwwerf van Bodewes te Foxhol in de provincie Groningen voor de eerste eigenaar de heer S. Zoer in Wolvega. In 1978 verwierf de heer Hendericus M. Spruyt te Heerenveen het eigendom. Tien jaar later verkocht hij het aan de heer W. Marinus in Zwartsluis.
Heerlijk dat we onze kennis over de ‘Sleepboot Jantje’ door bemiddeling van de heren van der Ley en Spruyt mochten slijpen op de website van de Vereniging “De Binnenvaart” (http://www.debinnenvaart.nl/schip_detail/6921/). Niet alleen lezen we daar de meetgegevens (lengte, breedte en diepgang), maar ook de voortstuwing door een Brons-motor van 120 pk. Daarover schrijft de heer Van der Ley nog een waargebeurd verhaal, met in de slachtofferrol de eerste eigenaar de heer Zoer. Van der Ley: “De heer Zoer heeft een klap tegen zijn been gehad bij het aanslaan van de motor. De motor werd ‘voorgegloeid’ en dan met een kruk aangeslagen. Op het moment, dat het verkeerd ging, lag de boot op stroom op de Waddenzee voor anker. De stoomkracht bracht het vliegwiel uit zichzelf op gang, waardoor de motor aansloeg en schipper Zoer een beste klap van de krukas kreeg. De schipper verloor z’n been en raakte dus gehandicapt. De boot werd daarop in 1978 verkocht aan de heer Spruyt sr.”
Verder verhaalt de heer Van der Ley ook nog, dat de boot (vermoedelijk kort na de bouw. Wd) ook nog door de Duitse marine is gebruikt in de oorlog. De Duitsers hadden een vloot in de Eems en Wezermonding.
Bij de door de Spruyt jr. beschikbaar gestelde stukken aan de heer Van der Ley zit ook een overdruk van een niet gedateerd krantenartikel (helaas zonder bronvermelding: Tubantia ??? ) met de titel: “Schipper Soer (lees: Zoer. Wd) deed “baanbrekend” werk. IJsbreker “Jantje” zette dapper koers door dichtgevroren Twentekanaal”. Daarin wordt melding gemaakt van de capaciteiten van de “Jantje” als ijsbreker in het Twentekanaal , vanaf de winter van 1946/1947 voor een reeks van jaren.
U zult begrijpen, dat Spruyt sr. en Spruyt jr. de sleepboot Jantje niet alleen nodig hadden en gebruikten voor het deelnemen aan de ‘molenroute’ als openingsgebeuren van het recreatieve watersport-of vaarseizoen. In de tien jaar dat ze het in hun bezit hadden, heeft het ook daadwerkelijk zijn sleperscapaciteiten bewezen. In augustus 1979 werd daar overigens door watersporters en sluispersoneel in Blokzijl ernstig aan getwijfeld toen arkenbouwer Spruyt met ‘De Jantje’ en de gebroeders Bolt met ‘De Hoop’ uit Drachten met hun sleepboot langs wachtende jachten naar de sluis voeren en als ‘beroepsvaarders’ te kennen gaven als eerste geschut te willen worden. Die actie schoot de jachtenbezitters en de sluismeester in het verkeerde keelgat. De sleepbootkapiteins hadden verzuimd de sluismeester het doel van hun reis op te geven. De twijfel bleek nog groter omdat de boten zo goed waren onderhouden dat er ogenschijnlijk van sleepwerk geen sprake kon zijn. Bovendien kon één van de beide kapiteins geen meetbrief tonen.
Het oponthoud werd nog verergerd, omdat de sluismeester de adjunct-inspecteur voor de scheepvaart in Overijssel uit Steenwijk liet komen, die geacht werd de problemen op te kunnen lossen. Beide kapiteins moesten hun bestemming openbaren. Spruyt verklaarde naar het Ganzendiep bij Kampen te moeten om een ark op te halen en Bolt wilde in Eemnes een jacht ophalen. De inspecteur achtte dit voldoende beroepsmatig om de gevraagde voorschutting te verlenen.
Nu we toch even een kijkje achter de schermen van de firma Spruyt hebben kunnen nemen, lijkt het een goede gelegenheid een korte schets te geven van hun bedrijfsmatige activiteiten in Heerenveen.
Als Hendrikus M. Spruyt zich op 13 maart 1963 vestigt aan de Leeuwarderstraatweg 33 woont daar vanaf 30 januari van dat jaar zijn echtgenote Christine C. Wiegmans al. Zij is uit Breukelen gekomen en hij wordt dan ingeschreven vanuit Diemen. (Woningkaart). De voorbereidingen voor de start van het bedrijf zijn dan al gaande. Dat valt op te maken uit een advertentie in de Friese Koerier van 9 maart 1963, waarin H. Spruijt (lees: Spruyt) te huur aanbiedt ‘schuren en loodsen aan weg en water, voor alle doeleinden geschikt’. Tevens vraagt hij een bod op 300 m3 zwarte grond. In een advertentie in diezelfde krant zet hij kort maar krachtig zijn bedoelingen neer:

“H.SPRUIJT. Beton - Casco’s; Drijvende - bungalows; Woon - weekend; Kantoorarken. Inl.: Leeuwarderstraatweg 31-35, Heerenveen.” Overigens is de firma Spruyt (of Spruijt) een regelmatige adverteerder, niet alleen in de Friese Koerier of de Leeuwarder Courant, maar ook in De Telegraaf. We kunnen rustig spreken van een bedrijf met de ambitie om niet alleen een regionale markt van dienst te zijn, maar ook de landelijke markt te veroveren: van betonnen casco’s van arken tot compleet afgewerkte en ingerichte waterbungalows op basis van beton. Een voorbeeld van de gedurig, nieuwe innovatieve ontwikkelingen, blijkt in 1991 een woonark met een rieten dak.
Nog even teruggaand naar de begintijd van het bedrijf speuren we in de gemeentelijke bouwvergunningen dossier 1-65 van 11 januari 1965 op, waarbij H.M. Spruyt (senior dus !) een werkplaats wil bouwen op kadastraal Tjalleberd A-8034 voor ‘overdekte arkenbouw’. Hij neemt daarvoor aannemer Fa. G. Bos en zoon, betonbouw in Gorredijk en Siegerswoude in de arm. Er moet van de bestaande droogdok aan de Leeuwarderstraatweg 31 een aanbouwloods worden gemaakt. Een staalconstructie met asbestgolfplaten en buitenmuren in grijze duroxsteen met een sluisdeur als verbinding naar de Heerensloot wordt in de vergunning genoemd. De stalen spanten zullen worden gemonteerd en geplaatst door de fa. IJbema van de Tijnje.

In april 1966 krijgt Spruyt van de gemeente een schrijven, dat voor werkzaamheden in de loods nog geen hinderwetvergunning is aangevraagd, hoewel dat in de aanvraag voor de bouwvergunning wel als eis is gesteld. In september 1966 levert Spruyt beschrijvingen en tekeningen in en dan blijken er ook vier - verschillend krachtige - electromotoren in te staan van een half, vijf, vijf en een half en tien pk. (Gemeentearchief Heerenveen, dossier 1.777.13, nr. 94.02043).
In mei 1978 neemt Spruyt een optie op een perceel industrieterrein ten behoeve van bedrijfsuitbreiding. Het is vlakbij het voormalige vuilstortterrein van de gemeente Heerenveen en net voorbij de Jachthaven van de H.W.N.
Spruyt verklaart zich in juli 1978 akkoord op zijn eigen briefpapier met bedrijfslogogram.

In november 1979 krijgt het z’n notariële afronding. Na voltooiing van de opstallen wordt in september 1981 het adres van het bedrijf de Windas 6. Het bedrijf kan zich verder ontwikkelen en doet dat ook.
Tot .... in februari 2015 Spruyt Arkenbouw B.V. onderwerp wordt van een rampscenario. De Leeuwarder Courant maakt in een bericht van de 7e februari bekend, dat Spruyt zijn faillissement heeft aangevraagd als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 16 april 2014. Daarin wordt bepaald dat arken met een dubbele woonlaag vallen onder het bouwbesluit. Deze schrijft voor een minimumhoogte van verblijfsruimtes van 2.60 meter. Arken met etage - ook de huidige voorraad - moeten vanaf dan voldoen aan een minimale hoogte van 2 x 2.60, plus nog de dikte van de tussenvloer en de dakrand. De ark krijgt dan een minimale hoogte van ± 5.60 meter. De tekeningen en het productie proces moeten daar rekening mee houden, omdat de woonboot instabiel dreigt te worden door de hoogte.
Voor het volledig over een andere boeg gooien van de bedrijfsorganisatie heeft het bedrijf onvoldoende tijd gekregen met als desastreus gevolg, dat directeur-eigenaar Herman Spruyt op 5 februari 2015 het faillissement heeft aangevraagd voor zijn bedrijf, dat al 52 jaar woonarken bouwde. 27 werknemers komen op straat te staan. De blijken van waardering voor het bedrijf in 2013 toen het werd genomineerd als ‘Friese Onderneming van het Jaar’ zijn daarmee overigens geenszins weggepoetst.
Als een eerbetoon aan dit voor Heerenveen unieke bedrijf laten we U kennis nemen van de tekst van de nominatie:
“Spruyt Arkenbouw BV te Heerenveen werd opgericht in 1962 door Hein en Stien Spruyt. De afgelopen jaren staat het bedrijf onder leiding van zoon Herman Spruyt. Spruyt ontwerpt, bouwt en installeert energiezuinige en onderhoudsarme woonarken. Door energievoorziening uit oppervlaktewater en het gebruik van zonnepanelen en mossedum op de daken van de arken wordt energiezuinig gebouwd. Het casco van de schepen wordt op specifieke wijze gebouwd waardoor een garantietermijn van 20 jaar kan worden geboden, hetgeen uniek is in deze markt. Spruyt levert arken aan particulieren en bedrijven zowel in als ook buiten Nederland.”
2016, januari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Lourens van der Ley
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 71

Stationsplein 1919. Deze stereoscopische, sepiakleurige foto-opname is gemaakt door de in het volgende verhaal beschreven fotograaf. Het is de Heerenveense architect-aannemer-molenmaker Jelmer Murks Visser, die fotografie als hobby beoefent in de eerste decennia van de 20e eeuw. Niet alleen dit beeld - onder nr. 07105 - bevindt zich in het museum Willem van Haren, maar ook nog een aantal andere door hem gemaakte topografische afbeeldingen en beelden van bijzondere gebeurtenissen. De heer Visser (geb. 1877) neemt de fotografie zeer serieus en wordt samen met o.a. de arts H.A. Veltman en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat, in januari 1923 mede-oprichter van de Heerenveensche Fotoclub. Deze groep toegewijde amateurfotografen noemen hun vereniging dan H.A.F.V. “Reflex”, voluit dus: Heerenveensche Amateur Fotografen Vereniging “Reflex”.
De ‘bijzondere’ gebeurtenis wordt beschreven in het Nieuwsblad van Friesland van dinsdag 2 december 1919 en speelt zich af op zaterdagmiddag de 29e november daaraanvoorafgaand. We willen U graag mee laten genieten van de authentieke tekst van het bericht. Het luidt als volgt:
“Heerenveen, 1 december. - Wie te Heerenveen een kindertelling had willen houden, behoefde Zaterdagmiddag slechts naar het spoorstation te gaan. Daar waren ze, voor zoover ze loopen konden, nagenoeg allemaal. Want Sinterklaas zou komen, rechtstreeks uit Spanje, met den trein van 1.27. De trein kwam binnen en met de andere reizigers kwam de vriendelijke oude bisschop in vol ornaat naar buiten, vergezeld van Pikkie, zijn roetzwarten knecht, en een heele bagage van zware koffers en doozen medevoerende. Een fotograaf stond al gereed, om hem te kieken! Nadat onder luid gejubel de eerste kennis was gemaakt, namen Sinterklaas en zijn knecht plaats in een open galakoets naast den gastheer te dezer plaatse, bij wien hij deze heele week logeeren zal. Twee fraaie schimmels voor de koets, koetsier en palfrenier in zware livrei op den bok. De blijde intocht had plaats, de koets voortdurend omstuwd door honderden en honderden kinderen.
Elken dag deze week zullen de grijze „bisschop uit Spanje" en zijn knecht een rondetocht houden door onze plaats en verschillende winkels bezoeken. En op Sinterklaasdag zelf zal hij in hoogst eigen persoon zijn cadeautjes brengen aan ieder „die daarvoor in aanmerking komt'', maar helaas alleen in die straten, waar zijn koets en paarden doortocht vinden kunnen, terwijl men hem in de nauwere straatjes en steegjes juist het allerliefst zou zien verschijnen. Maar het rijden over daken en schoorsteenen is nu eenmaal verboden bij politie verordening van Heerenveen-één.”
Er blijken meerdere redenen te zijn om van een ‘bijzondere’ gebeurtenis te spreken. Publicitair interessant is het onder het kopje ‘Geschiedenis van de week’ in de Graafschapsbode van vrijdag 5 December 1919 (in het eerste blad) te zien vermeld: “Ook te Heerenveen is een heusche Sinterklaas geweest en men had het luid gejubel der overgelukkige schare moeten hooren, waarmee door de kleuters de blijde inkomste van den braven Sint werd begroet.” Vervolgens wordt het volledige artikel uit het Nieuwsblad van Friesland van 2 december 1919 letterlijk overgenomen.

Een tweede reden om het tot een ‘bijzonder’ gebeuren te bestempelen ligt in een royale advertentie van de pas opgerichte ‘Winkeliers-Vereeniging’ in het Nieuwsblad van Friesland van vrijdagavond 21 november 1919, tweede blad. Daarin wordt over de breedte van de kolommen 4, 5 en 6 (17.1 cm breedte) een in het oog springende tekst met illustratie van 18.5 cm hoogte geplaatst, met als slogan: St. Nicolaas komt !
Om het tot de meest ‘bijzondere’ gebeurtenis te kunnen bestempelen moeten alle credits worden gegeven aan de in tekst genoemde fotograaf. Hij kan geen persfoto afleveren, omdat het Nieuwsblad van Friesland in dat jaar nog geen foto’s in haar krant publiceert. De illustraties in de berichtgeving worden uitsluitend gevormd door zogenaamde ‘cliché’s’, die binnen het zetwerk zijn opgenomen. Er zit voor fotograaf Visser dus niets anders op, dan de prent af te drukken en te bewaren om mogelijk in kleine kring te kunnen laten bekijken.

Nu - vele jaren later - beseffen we dat de afbeelding is genomen voor de noordelijke helft van het stationsgebouw. Een detail van een prentbriefkaart uit die periode geeft ons de zekerheid door vergelijking van de architectonische vorm van de raamnissen en de plaats van de muurankers. Een medewerker van het museum heeft deze opname van J.M. Visser in het fotoarchief ingevoerd en daaraan als bijschrift op de achterkant van fotokaart nr. 07105 in algemene termen toegevoegd: “Aankomst Sint Nicolaas bij ‘t Spoor. Voor de 1e keer in haar bestaan organiseerde de H’veense Winkeliersvereniging Sinterklaasfeesten. Foto Sint bij intocht bij het station vergezeld van de heer Fokke Groen. De schimmels afkomstig van Bauke Woudstra uit Brongerga, en vroeger eigendom geweest van burgemeester H.W. de Blocq van Scheltinga van Schoterland. 29 nov. 1919.”
Uit vergelijkend internetonderzoek lijkt het erop, dat St. Nicolaas en zijn knecht worden afgehaald door een eenvoudige, doch functionele zgn. ‘glaslandauer’ die zowel dicht als half open kan worden gereden.
Overigens bestaat er nog een tweede foto van deze unieke gebeurtenis, welke staat afgedrukt in het St. Nicolaasnummer van het advertentieblad ‘De Schakel’ van november 1956. De stoet ‘volgers’ heeft zich verplaatst naar het begin van de Dracht bij Hotel Groen, waar St. Nicolaas zal uitrusten van zijn lange reis. Ook deze foto komt uit de camera van de heer J.M. Visser.
Voor de goede orde bevestigen we nog even, dat de heer Fokke Groen in 1919 de exploitant is van ‘Grand-Hôtel Groen’ op de hoek van het Haringspad met de Dracht, tot 1893 bekend als ‘Het Heerenlogement’. Bauke Woudstra - de eigenaar van het paard - is de zoon van Jan Woudstra, geb. 1869 te Mildam, getrouwd in 1900 met Pietje Siebenga. Hij was van 1912 tot 1928 boer (veehouder-koopman) op Marijke Muoiwei 5 (bron: ‘t Gea van Bronger, blz. 238)
Over de precieze datum van stichting van de ‘Heerenveensche Winkelvereeniging’ hebben we geen bericht kunnen vinden. Wel is in het museum Willem van Haren aanwezig een ‘Officieel programma voor de Handel-, Nijverheids- en Industrie Tentoonstelling’, georganiseerd door de Winkelvereniging. Gezien de festiviteiten vanaf 27 juli tot en met 31 juli 1929 ter gelegenheid van de viering van het 10 jarig jubileum, kunnen we veronderstellen, dat in de zomer van 1919 de vereniging zijn eerste bijeenkomsten heeft gehad.
2013, december 1 - wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Tiny van der Laan.
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 51

Zodra bij een foto-of prentbriefkaart als straatnaam ‘Sieger van der Laanstraat’ staat, heb je te maken met een opname van ná 15 januari 1946. Die dag besluit de raad van Heerenveen namelijk het verlengde van de Van Dekemalaan, dat sinds 1929 bekendheid heeft gekregen als Mr. Halbe Binnertsstraat, te hernoemen door verzetsstrijder Sieger van der Laan te eren. Ruim twintig jaar later (± 1967) maakt een fotograaf van Van Kampen en Zn. uit Leeuwarden deze vroegochtendlijke opname (MWvH., no. 01484) . Dat valt op te maken uit de schaduwval in deze zuidoostelijk - noordwestelijke richting lopende straat. We staan hier op het meest noordelijke deel van de straat tussen de Bouwe van Ensstraat en de Jan Gijse Weeninkstraat. Dat concluderen we aan de hand van de huizenblokken links (= westelijk) van de weg, die in het patroon van 4-4-2-4-4 blokwoningen zijn neergezet. De huisnummers die daar in 1949 bij de bouw van de woningen mee corresponderen zijn de even nummers 2 tot en met 36. Luchtfoto nr. 18687 uit 1951 van het album “Oud Heerenveen vanuit de lucht” steunt deze waarneming volledig. Een tweede duidelijke aanwijzing vinden we in het blokvormige gebouw aan het einde van Sieger van der Laanstraat op de hoek van de van Riesenstraat. Het is van 1950 tot 1971 de werkplaats van Age Piek, die als monteur te boek staat en zijn adres is Van Riesenstraat 7. Volgens gemeentewerken is dat pand afgebroken op 5 januari 1972 met het oog op de doorbraak van de Koornbeursweg naar de Jan Gijze Weeninkstraat. Die doorbraak blijkt noodzakelijk omdat de snelste verbinding van het centrum van Heerenveen via de Van Riesenstraat naar de van Dekemalaan en dan met een kort bochtje naar de Jan Gijze Weeninkstraat geen grote verkeersdruk kan verwerken. Vanaf
1965 wordt er door de gemeente al gewerkt aan het nieuwe uitbreidingsplan De Greiden en de NS wordt daar in mee gezogen door het aanleggen van een tunnel onder de spoorbaan naar die wijk. In januari 1966 wordt in de Friese Koerier bekendgemaakt, dat de aanleg van de tunnel een jaar gaat duren en dat half april 1966 daarmee een begin wordt gemaakt. In dat halve jaar is de spoorbaan over een afstand van 800 meter een halve meter opgehoogd om vervolgens de tunnelaanleg te kunnen realiseren.
Halverwege het jaar 1967 meldt de Leeuwarder Courant, dat de bedoelde tunnel naar de Greiden in het voorjaar van 1968 gereed zal zijn. De plannenmakers hebben inmiddels ook in de gaten gekregen, dat de Van Riesenstraat verre van de ideale verbinding is naar een zich explosief ontwikkelende wijk. Zij beraden zich dan ook op een brede doorbraak vanaf de Koornbeursweg naar de Jan Gijze Weeninkstraat. Het is duidelijk, dat daarvoor enkele panden moeten worden aangekocht in de overgang van de Dracht naar de Burgemeester Falkenaweg en aan de Verlengde Molenwijk, de Verlengde Korflaan en aan de Sieger van der Laanstraat. Het verlengde deel van de Molenwijk en de Korflaan - ten zuiden van de Van Riesenstraat - ondergaan een volledige kaalslag in het jaar 1972. Archiefambtenaar Jan Werkman noemt dit jaartal in zijn lijst van huisnummering uit 1996, terwijl hij voor de volgende panden latere jaartallen noemt.
De eerste twee puntdakwoningen aan de Sieger van der Laanstraat (1a en 3), die in 1955 op luchtfotonr. 30965 de eerste twee panden in de oneven genummerde serie zijn, zijn in april 1973 aan die doorbraak geofferd. De introductie van de Koornbeursflat gaat gepaard met de afbraak in 1976 van de volgende dubbelwoning (nr. 5 en 7).
Voorafgaand aan de bouw van de blokwoningen zijn de gronden aangekocht van de familie Tadema om aan de spoorkant van de Van Dekemalaan en Sieger van der Laanstraat een formidabele infrastructurele operatie plaats te laten vinden, namelijk de demping van de gracht en de aanleg van een riolering. Het blijkt een knap stuk naoorlogs werk op het gebied van grondverzet, want het betreft de afstand vanaf de Rooms Katholieke lagere school tot aan de huidige Mr. Halbe Binnertsstraat. In het archiefdossier 718-4 noemen de bestuurderen en de mensen van gemeentewerken, dat met een zeker eufemisme: het bouwrijp maken van de gronden langs de Sieger van der Laanstraat en de Van Dekemalaan, 1948. Het besluit voor de demping van de ‘sloot’ ten westen dateert van juni 1948 en de aanbesteding is in november 1948. De demping en de aanleg van de riolering gaan derhalve hand in hand.
Een eerste ansichtkaart van kort na de bouw van dit stukje straat, waarop ook de ‘Bouma-woningen’ aan de Van Dekemalaan - gebouwd door de firma van der Wijk, Schaap en Buwalda - te zien zijn en zelfs een fragment van het Industrie-of Werkplaatsengebouw, is een niet gedateerde kaart van een onbekende uitgever.
2013, maart 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 93
Twee luchtfoto’s van Aero-carta uit “Oud Heerenveen vanuit de lucht” geven ons een goed beeld van de ontwikkeling van het meest zuid-westelijke deel van de Sieger van der Laanstraat, meer speciaal vanaf de Bouwe van Ensstraat tot de Mr. Halbe Binnertsstraat. Het beeld op kaartnummer 18676 uit 1951 bestaat nog slechts uit de blokjes huizen (4-4-2-4-4 en 1 losstaande) in het noordwestelijke deel van de straat, aansluitend gebouwd aan het befaamde ‘werkplaatsengebouw’, thans ‘De Broedstoof’. Die ene losstaande éénsgezinswoning op de hoek van de van Ensstraat met de van der Laanstraat is nr. 38, waar Gerhard Pal, per 30 juni 1951 naar toe is verhuisd.
Vervolgens is er in zuidelijke richting slechts weiland, met uitzondering van het meest zuidwestelijke deel van de Sieger van der Laanstraat. Daar bevinden zich de drie blokken van vier woningen, die in de tegenwoordige huisnummering staan geregistreerd onder de nrs. 74 tot en met 96. De woningkaarten geven ons inzicht in de periode, dat ze door hun eerste bewoners zijn betrokken. De eerste is geweest nr. 76 op 24 juli 1950 en de twaalfde en laatste nr. 86 op 24 juli 1957.
Kijken we nu twee bladen verder in de Aero-carta luchtfotomap naar het jaartal 1955 en het fotonummer 30965 dan zien we dat imiddels een metamorfose heeft plaatsgevonden op het perceel tussen de Sieger van der Laanstraat en de Kempenaerswijk. Niet alleen is daar tot stand gekomen de dwarsverbinding van de Bouwe van Ensstraat met daaraan het in het oog springende drie etages hoge appartementengebouw. Bovendien is de aanleg van de straat (1953/1954) klaar, maar ook het besluit voor de naam door de raad van Heerenveen (19 november 1953) genomen.
Kijkend uit de ramen van woning nr. 38 in zuidelijke richting zien de bewoners - op een afstand van krapaan 100 meter over het bestaande grasveld - eveneens een nieuwe ééngezinswoning - en gescheiden door een oost-westelijk verbindingsstraatje naar de onlangs vervangen ‘kippenhokken’ van het Taconishof - ook aan de zuidkant daarvan een tweede identieke éénsgezinswoning. Die twee woningen met huisnummer 70 en 72 krijgen hun eerste bewoners onder hun dak, resp. op 17 januari 1955 (Hendrik Faber) en 22 oktober 1955 (Taeke Oosterdijk).
Vervolgens duurt het enige tijd dat de huisnummers 54 tot en met 69 hun sleutels in de hun toegezegde voordeur kunnen steken. Voor die acht panden gebeurt dat vanaf 13 maart 1957 tot en met 18 april 1957. Het laatste blokje van vier kan worden bewoond tussen 18 november 1963 en 24 januari 1964. Helemaal aan het eind van dit bebouwde perceel zien we dat ook de geschakelde woningen van het ‘witte’ huizenblok aan de doorgetrokken Mr. Halbe Binnertsstraat zijn gerealiseerd.
Het straatnamenboek vertelt ons over de ‘misgreep’, die de commissie maakt bij het toekennen van straatnamen binnen het plan van de ‘strokenbouw’ met de ‘lessenaarsdaken’. Bij gelegenheid van dezelfde vergadering van de raad van 19 november 1953 worden de zeven verbindingen naar de Kempenaerssingel vanaf de Nagtegaalstraat (parallel aan de S.van der Laanstraat) getooid met de vogelnamen: Lijster, Merel, Rietvink, Leeuwerik, Wielewaal, Karekiet en Koolmees. Eind jaren zestig wordt in het plan De Greiden ook weer gebruik gemaakt van vogelnamen. Dat blijkt aanleiding tot verwarring. Er is toen besloten bovenbeschreven vogelnamen buiten gebruik te stellen en dit gehele wijkje ‘Taconishof’ te noemen, als een eerbetoon aan lokaal historicus Ab Taconis.
Uit een en ander kunnen we dus voorlopig even concluderen, dat de VéGé-winkel en de zichtbare woningen ten zuiden daarvan op ‘onze’ foto pas in gebruik zijn genomen ná 1955. De feiten over ‘onze’ foto 01505 uit het archief van Museum Willem van Haren zijn de volgende: de opname dateert uit 1963; de fotograaf is niet bekend; de winkel is een ’10% VéGé 10%’-winkel van een zelfstandige winkelier, die is aangesloten bij de landelijke organisatie ‘VErkoop GEmeenschap’. Wikipedia vertelt ons, dat de organisatie in 1938 is opgericht door een grossier uit Breda en dat er in 1939 al 2.400 winkels bij de organisatie zijn aangesloten. De formule wordt na de oorlog ook in het buitenland uitgerold en in 1961 worden ze aangetroffen in 10 verschillende landen met 28900 aangesloten kruideniers.
De website van ‘Heerenveen-midden’ laat ons weten, dat van 1962 tot en met 1966 de VéGé-winkel van Fennema is geweest. Deze heeft eerder als kruidenier aan de Dubbele Regel nr. 64 een VéGé-winkel geëxploiteerd en vertrekt daar medio september. Een advertentietje in de Leeuwarder Courant van 1 juni 1962 meldt dat. Waar de krant zich niet mee bezig houdt, is het ontstaan van de bouw van deze woning met winkel voor een levensmiddelenbedrijf aan de S. van der Laanstraat 44. Het wordt gebouwd in opdracht van Martinus Fennema (of eigenlijk de N.V H.E. Sipkes te Dokkum), die architectenbureau Van Manen en Zwart te Drachten opdracht geeft daarvoor een plan te ontwerpen. Als aannemer wordt de fa. Tj.Smits en Zn. de bouw gegund bij besluit van 16 april 1962.
De woningkaart van de S. van der Laanstraat geeft een iets exactere nuancering aan de gebruiksduur van winkel en woning. Martinus Fennema start op 15 oktober 1962 en laat zich naar Smallingerland uitschrijven per 15 december 1964. Zijn opvolger komt op 18 december 1964 uit Leeuwarden en gaat daar op 13 maart 1970 ook weer naar terug. Zijn naam is Isaäk de Jager, die als ‘De Jager’s Zelfbediening’ op het adres Sieger van der Laanstraat 44 met een advertentie in de Friese Koerier van 8 februari 1966, aanvankelijk aangesloten is bij deze VéGé-organisatie. Later blijkt deze zelfbedieningszaak ook een filiaal te bezitten in Jubbega en zelfs in Yde/de Punt in Groningerland. De volgende bewoner blijkt Geert van der Wal, die er van 1 april tot 24 oktober 1977 verblijft. Of hij er alleen woont of er ook zakelijk gebruik van maakt, blijft nog in het ongewisse.
Van 1978 tot 1984 is het pand bestemd geweest voor de drukkerij Jaroff. In dat verband zal de bewoner-gebruiker Roelof Oosterhof daarin een rol hebben gespeeld. Hij staat op de woningkaart van 21 april 1978 tot en met 16 november 1984. Uit een advertentie van 30 augustus 1986 kunnen we opmaken, dat Jaroff inmiddels is verkast naar de Heerenwal nr. 88. Ze vestigen zich in de gebouwen van kaashandel Prins.Dat moet zich al hebben voorgedaan vóór februari 1985, want op de 11e van die maand vinden we in de Leeuwarder Courant een oproep voor een ‘Enthousiaste freelance vertegenwoordiger, voor de verkoop van ± 200 artikelen vrijetijdskleding, door markten en winkeliers te bezoeken’. De oproep is afkomstig van Schroor B.V. Textielimport, Sieger v.d. Laanstraat 44, 8442 EB Heerenveen. Het bedrijf toont zich ambitieus getuige een advertentie van 29 januari 1987 (ook in de L.C.), waarbij het importeren van baby-, kleuter-, kinder-, dames-en herenvrijetijdskleding, mode uit het Verre Oosten vertegenwoordigers voor het unieke assortiment noodzakelijk maken. Ronkend wordt door ‘ons succesvol groeiend bedrijf’ slechts gezocht naar top-Vertegenwoordigers. De heer Bakker van de afdeling Personeelszaken wacht de sollicitaties graag in. De zaken lopen zelfs zo ‘goed’, dat de textielgroothandel Schroor B.V. in Heerenveen een claim legt op het kantoor van het koninklijk Fries Rundvee Syndicaat te Akkrum door een voorlopig koopcontract te tekenen. (L.C. 6 mei 1987) Het is spijtig te moeten vernemen uit diezelfde krant, dat 7 maanden later eerst een surseance van betaling de Handelsmaatschappij Schroor B.V. treft. Onontkoombaar gevolgd door het uitspreken van het faillissement op 7 januari 1988.
In ieder geval is sinds 1998 het adres Sieger van der Laanstraat 44 de uitvalsbasis van de autorijschool van Dick Hielkema. (Gemeentegids Heerenveen) Met de huidige reclamemiddelen laat Dick Hielkema weten meer dan 25 jaar in deze branche aktief te zijn. Dat zou kunnen betekenen, dat ze na het failleren van Schroor in 1988 meteen op deze locatie zijn begonnen. Helaas staat dat in de bedrijfsgeschiedenis niet vermeld.
Aanvulling: Deze laatste zin doet Alfred Plantinga besluiten via Facebook onze geschiedkundige kennis bij te stellen: “Vóór rijschool Hielkema in het pand Sieger van der Laanstraat 44 gevestigd is, is het een onderdeel van Wits schilders geweest. Wits schildersafdeling in Heerenveen is begonnen in de Sieger van der Laanstraat 57.” Vervolgens vult de heer Dick Hielkema op ons verzoek die informatie nog aan met de mededeling: “Wij hebben het pand in 1992 gekocht van Wits schilders. Wits schilders heeft het pand in bezit gehad tussen 1988 en 1992.” Beide heren hartelijk dank voor hun belangstellende medewerking ! Tegenwoordig is het vestigingsadres van Wits Schilders aan de Opslach (het bedrijventerrein in de hoek Het Meer - Stadionweg).
2014,oktober 11-wibbo westerdijk-hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 100
Foto: collectie Museum Heerenveen
Schilderij van Goffe Struiksma, ca 1945
Bij het zien van de strook grond langs de Veenscheiding vanaf de spoorbaan gingen - als een reactie op HIP-Time Magazine 95 - de sluizen van jeugdherinneringen wagenwijd open bij oud-Heerenwalster Jan Prins. Zijn lagere schoolperiode was een avontuurlijke en samen met zijn kameraden beleefden ze van alles. De tochten die ze maakten, gingen soms in de richting van de bruggetjes tussen het Breedpad en de boerderij van Van der Laan aan de westkant bij de spoorbrug. Het pad langs de boerderij ging door de landerijen langs de Veenscheiding tot voorbij de vellebloterij / leerlooierij van Piet de Vrij. Het doel van de tocht was dan het Kattebos. Een andere route was met de roeiboot over de Veenscheiding langs het skûtsje van de weduwe Vermaning.
De familie Prins heeft het voorrecht gehad tot de kennissenkring te behoren van gemeente-ambtenaar Goffe Struiksma, die naast zijn kwaliteit als recensent van kunst-en culturele gebeurtenissen zelf ook een verdienstelijk schilder blijkt te zijn. Jan Prins heeft eens bij hem thuis een aquarel (of gouache ?) mogen uitzoeken uit een grote lade. Vermoedelijk als een verjaardagscadeau. Hij kiest dan bovenstaande afbeelding en maakt de opmerking, dat het huis op de achtergrond aan de overkant van de Veenscheiding er toch eigenlijk niet op hoort te staan. Struiksma geeft dan toe, dat hij die erbij heeft verzonnen. Op de voorgrond zie je de westelijke Spoorsloot met woonschip en werkschuur van Jetze Pompmaker, zijn bijnaam dus. (Tot zover Jan Prins). Tijd dus om eens in het beschikbare archiefmateriaal te duiken om wat zaken te verduidelijken. Bij dit schilderij vinden we in de Adresboeken van 1934 en 1938 eerst het adres van veehouder D.J. van der Laan, die de boerderij bewoont en gebruikt aan de westkant van de spoorbaan en bereikbaar is via de twee bruggetjes over de oostelijke en de westelijke spoorsloot. Dat blijkt Breedpad 79 te zijn.
Op numero Breedpad 77 is dat Jetze de Boer, pompmaker, die in de herinneringen van Jan Prins met zijn beroepsnaam Jetze Pompmaker wordt aangeduid. Ook dit adres ligt ten westen van de spoorbaan en blijkt dus in de jeugd van Prins in een woonboot met schuur op de wal zijn werk te doen als pompmaker. Deze conclusie ten aanzien van het huisnummer is correct, want het laatste huisje aan de oostkant van de spoorbaan heeft het huisnummer 75. Een gemeentelijke kaart uit april 1968 bevestigt dat.
De Woningkaart van Breedpad 77 kent geen aanvangsjaar. De hoofdbewoner is Jetze de Boer, die op 9 augustus 1958 vertrekt naar de Burg. Falkenaweg 56 en aanvaardt dat de ‘onbewoonbaar verklaard’ -status is gedateerd 13 februari 1959. Dat leidt tot afbraak.
Als ‘inwonend’ bij nr. 1 staat vermeld Geeske Scheper, ingekomen juli ’39 van Thialfweg 44 (ziekenhuis) met de vermelding: abus (abusievelijk)?
Afsluitend geven we U nog enige informatie over de creator van het tafereel ! Goffe Struiksma is geboren in Leeuwarden op 25 februari 1907. Zijn vader Nicolaas Struiksma is op dat ogenblik "commies der 2e klasse ter provinciale griffie" ( huwelijksakte) maar promoveert tot hoofdcommies volgens het bevolkingsregister. Zijn moeder heet Maria Miedema Goffedr.en komt uit St.Annaparochie. Het gezin is doopsgezind. Goffe doorloopt de driejarige H.B.S. succesvol en krijgt een baan op de gemeentesecretarie van Leeuwarderadeel. Na voortzetting van zijn ambtelijke carrière in Ooststellingwerf en Baarderadeel komt hij tenslotte in Heerenveen. Daar trouwt hij op 4 juni 1934 met Catharina Margaretha Stöver. Inmiddels houdt hij zich al enige tijd bezig met schilderen, getuige zijn deelname aan een schilderijententoonstelling van “Horizon” op de bovenzaal van het paviljoen in de Prinsentún. Op 22 september 1933 hangen daar een viertal werken van hem. In zijn verdere leven blijft hij de kunst trouw en bouwt een vriendenkring van kunstenaars op naast zijn baan van gemeenteambtenaar. Frédérique van der Palm heeft in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’ ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan van de Oudheidkamer, c.q. het Museum Willem van Haren in 1992 enkele werken opgenomen en tevens enkele biografische aantekeningen toegevoegd. Hij overlijdt op 23 februari 1972.
In de Oudheidkamer van Heerenveen wordt in januari-februari 1981 een royale tentoonstelling gewijd aan het werk van Goffe Struiksma. Harry de Jong verantwoordt en begeleidt dat in de Heerenveense Courant met vijf artikelimpressies in de rubriek - Wetenswaardigheden uit het streekmuseum “De Oudheidkamer” van 21 en 28 januari én 4, 11 en 18 februari 1981.
2015, januari 24 - wibbo westerdijk - hip-backup, op aangeven van Jan Prins
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 76

Schansterbrug, opgeblazen in 1945
Het is de fotograaf van nr. 01858 - een fotoformaat van 17.7 x 12.5 cm uit de collectie van het Museum Willem van Haren - bij voorbaat vergeven, dat hij om allerlei redenen trillende handen heeft gehad en bovendien slechts de beschikking over vermoedelijk oorlogsmateriaal om deze opname te kunnen maken. Het moet een emotioneel moment voor de ‘man’ zijn geweest om de zinloze verwoesting van de oeververbinding in ogenschouw te nemen.
Terugtrekkende, verliezende duitse troepen besluiten op 13 april 1945 - één dag vóór de bevrijding van Heerenveen - bij hun aftocht zo veel mogelijk de bruggen te ontregelen, zodat ze tijd kunnen winnen voor een roemloze terugtrekking.
Verder zoekend in het fotoarchief komt dit beeld nog twee keer voor. Onder no. 04127 is als toelichtende tekst op de achterzijde geschreven: ‘Brug Terbandsterschans vernield door Belgische reservisten, foto mevr. Engelen’ (formaat 29.4 x 21.0 cm). De derde aanwezige foto 07431 blijkt een matige foto van de originele foto met het formaat 15.0 x 9.8 cm. De ‘hij’ -fotograaf moet dus een ‘zij’-fotografe worden !
De opgeblazen brug blijkt getransformeerd tot verwrongen staal. Het brugdek is in de Heerensloot gestort. Kennelijk zijn de werkzaamheden voor ruiming begonnen, gezien het vaartuig dat met zijn neus de vernauwde doorgang is genaderd. Hoe de positie van de man bovenop het brugdeel moet worden geïnterpreteerd weten we niet. Misschien is het een moedige poging om naar de overkant te komen, omdat de latere noodbrug - een pontonbrug voor fietsers en voetgangers (kippenloopje) - misschien nog niet is geïnstalleerd. Op 10 augustus 1945 maakt de voorzitter van ‘Dorpsbelang Nijehaske’ met zekere trots bekend, dat dankzij ‘t gemeentebestuur er een nieuwe ‘overloop’ over de Heerensloot is gelegd, want de brug is nog niet gerepareerd.
Het gemotoriseerde verkeer dient zich via de Stationsbrug, de Stationsstraat, het Stationsplein en de Parallelweg naar de Jousterweg te begeven. Lokaal verkeer blijft ook nog mogelijk langs de Heerenwal en de Dubbele Regel. Drie en een half jaar hebben rijk, provincie en gemeente nodig gehad te zorgen voor een nieuwe en verbeterde verbinding. Uiteindelijk wordt op donderdag 24 september 1948 na voorbereidende organisatorische maatregelen van ‘Dorpsbelang Nijehaske’ en de ‘Buurtvereniging De Vrijstaat’ de brug op feestelijke wijze in gebruik genomen door de Commissaris der Koningin mr. H.P. Linthorst Homan. De nieuwe ‘basculebrug’ heeft zijn draaipunt aan de zijde van de Fok gekregen en aan die kant verzamelen zich de genodigden om de welkomstspeech van Jacob Waterlander, als vertegenwoordiger van de beide verenigingen, te mogen aanhoren. Vervolgens noemt hij de aktie van de terugtrekkende Duitse militairen er eentje van ‘dom geweld’ en ‘onnodige vernielzucht’ en schetst ook de verbeteringen door de nieuwe maatvoering van de brug. De breedte van 3.5 meter van de oude brug wordt practisch verdubbeld met een wegdek van 6 meter met aan weerszijden trottoirs van 75 centimeter. Niet alleen het wegverkeer profiteert, ook het scheepvaartverkeer spint garen bij een doorvaartwijdte van 6.20 naar 7.10 meter. Op de onderbouw van de firma Gebr. Leemburg te Leeuwarden heeft het Heerenveense constructiebedrijf C. Groothoff de bovenbouw geplaatst, terwijl Werkspoor de beweeginrichting heeft verzorgd. Brugwachter Veenema bedient op verzoek van de commissaris het mechanisme en laat de openstaande brug zakken. Het dochtertje Marietje van hotelier Jan Smid presenteert de commissaris ‘het kussen met de schaar’ om het gespannen lint midden op de brug door te kunnen knippen. Na deze officiële symbolische handeling trekken de genodigden zich terug in Hotel Smid om tijdens een koffiemaaltijd nog enkele redevoeringen aan te horen. De dienstdoende tafelpresident de heer J. Duursma neemt de vrijheid het gezelschap te wijzen op het belang van de vereniging ‘Dorpsbelang Nijehaske’, welke is opgericht op 12 augustus 1915 om zaken van belang voor Nijehaske aan te kaarten bij het gemeentebestuur - eerst dat van Haskerland (met als zetel Joure) en sinds 1934 dat van Heerenveen. Duursma geeft daarna het woord aan Burgemeester Kuperus, die niet alleen de commissaris dankt voor de moeite naar Heerenveen te willen komen, maar feliciteert ook ‘De Vrijstaat’ met deze schitterende brug. Interessant is zijn visie op het ontstaan van de naam ‘De Vrijstaat’. Het vroegere dorp ‘Nijehaske’ was een dorp op zichzelf, veraf van de zetel van het bestuur van de grietenij of gemeente. Zo voelden de bewoners het en ze gingen zich daarnaar gedragen. De volksmond zorgde - vlak na de Boerenoorlog in Zuid-Afrika - voor de naam van ‘De Vrijstaat’. Als men in het Haskerlandse deel van Heerenveen - volgens Kuperus - eens echt onder elkaar wilde zijn zonder ‘potkijkerij’, draaide men alle drie bruggen omhoog. Alle bruggen, zowel de Schansterbrug, de Stationsbrug als de Heerenwalster brug (kippenloop) hadden hun draaipunt aan de Haskerlandse kant van de Heerensloot of Veenscheiding. Op die manier konden de inwoners van de ‘Vrijstaat’ even hun gang gaan. De verenigingsstatus krijgt het als de bewoners van Dubbele Regel, 2e Heerenwal, Schoolstraat en Parallelweg op 30 oktober 1945 het plan maken om ‘feesten’ te gaan organiseren. De buurtvereniging op basis van saamhorigheid is geboren en neemt de geuzennaam ‘De Vrijstaat’ aan !!! Liefst zeven personen worden als bestuurslid geïnstalleerd. Het originele reglement wordt nog steeds gekoesterd in het archief van museum Willem van Haren. Daarin blijkt dat de ‘grenzen’ van het Vrijstaatgebied ter wille van de vereniging iets zijn opgerekt. Ook de Jousterweg tot de grens van de gem. Heerenveen en de Leeuwarder Straatweg tot en met de Christelijke School mogen zich aansluiten.
Terug naar onze foto, die we als een kapstok gebruiken voor een stukje historie over de brug. In het Dekema-, Cuyck en Foeytsarchief vinden we onder inv. nr. 2163 een aanbesteding van de Heeren Compagnons uit 28 mei 1701. Zij gunnen het drietal Nanne Jacobs, Claes Sickes en Sicke Clases het maken van een nieuwe ‘valbrug’ in de Bandsterschans in de zeer oude verbindingsweg van Joure naar de dorpen van de streek van Aengwirden (en verder). Kramer, de onderzoeker van de Oudheidkamer, vindt in het D.C.F.-archief onder nr. 2271 ook nog een beschrijving over een publicatie van de Heeren Compagnons over de nieuwe brug op de Schans, met als datum 8 november 1758. Bijna 50 jaar later meldt de Leeuwarder Courant van 8 april 1804 opnieuw een aanbesteding. Bij Durk Elzinga, ‘castelein’ in de Terbandsterschans - ... inderdaad de exploitant van dezelfde herberg die caféhouder Jan Smid in 1948 runt - vindt op 14 augustus de aanbesteding plaats van een nieuwe ‘flabbrug en gebynt’ en reparatie van het muurwerk van de Haskerschans. Regelmatig onderhoud bij zo’n frequent gebruik zal de drijfveer zijn geweest van de aanbesteding op verzoek van Hendrik Dalmolen in oktober 1814. Deze is dan schout van de gemeente Haske en op de Heerenwal woonachtig. De brug in de rijweg te Nijehaske moet worden gemaakt en hij gaat met timmerman Sijmen Marten Koksma naar notaris L.J. Mooi in Oldeboorn om een akte op te laten maken voor een aannemingsbedrag van fl.40,-.
De ‘flabbrug’ is in 1839 aan vernieuwing toe, waarvoor de secretaris C.L. van Beijma thoe Kingma in opdracht van de grietman van Haskerland, P.B.J. Vegelin van Claerbergen, drie dagen in november annonceert in de Leeuwarder Courant. Woensdag de 27e, Donderdag de 28e en Vrijdag de 29e zullen rijtuigen een andere weg moeten nemen. Gelukkig komt dat bericht niet zomaar uit de lucht vallen, want op 18 augustus daaraan voorafgaand hebben de Heeren Compagnons - woordvoerder M.J. Hogeveen in de Bonteboksluis - een aanbesteding in de Leeuwarder aangekondigd. In een bestek staat beschreven, dat er een volledig nieuwe balans met balansgebint en nog wat andere reparaties moeten worden geleverd. Ten huize van de ‘bruggewipper’ Iebele Gerrits de Haan - ook in 1816 al in functie - ligt het bestek ter lezing, maar de inschrijvingsbriefjes moeten franco worden gestuurd naar de Bontebok. Marcus Jacobs Hogeveen regelt het dan verder.
Niet alleen de brug is een onderwerp van voortdurende zorg, ook het water waarover de Terbandsterbrug de oevers verbindt, is dat. Zo pleit de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Heerenveen in de zomerzitting van juli 1867 bij de Provinciale Staten voor verdieping van de vaart. Hun verzoek leidt tot een machtiging aan Gedeputeerde Staten voor een bedrag van fl.850,-. In oktober 1876 is het opnieuw de Heerenveense Kamer van Koophandel, die van zich doet spreken. Zij willen dat de provincie het gedeelte Compagnonsvaart van de Terbandsterbrug door Heerenveen - dus de Heerensloot - overneemt in onderhoud en beheer. Het duurt dan nog wel een aantal jaren voor dat is geregeld. Ook hier ligt weer een krantenbericht ter bevestiging (L.C. 25-10-1887). Bij een voorstel van Provinciale Staten van 23 augustus 1887, no. 12 wordt de goedkeuring tot het overnemen van het eigendom, het onderhoud en het beheer van de Heerensloot en de daarover gelegen Terbandsterbrug door de provincie geregeld.
Wanneer we bijna 50 jaar na de aanbesteding van de brug in 1839 in de Leeuwarder Courant van 28 mei 1888 lezen, dat in Lemmer op 22 mei in opdracht van de provincie een begin is gemaakt met het afbreken van een van de twee bruggen over een te dempen kanaal, gaat onze hartslag zelfs nu nog met sprongen omhoog. De ‘Truitjeszijlsbrug’ is nog maar een paar jaar oud en grotendeels van ijzer gemaakt. Het wordt onttakeld en daarna vervoerd naar Heerenveen, waar het in de Schans over de Heerensloot (provinciaal vaarwater inmiddels) weer wordt opgebouwd. Uit enkele regels in de Leeuwarder Courant van 31 mei 1888 vernemen we, dat de werkzaamheden door de werkstaking van de baggeraars van de Heerensloot worden beïnvloed. Die hebben, volgens het bericht van de 29e, de timmerlieden overgehaald ook het werk neer te leggen, maar deze hebben kort daarna tegen ‘t zelfde loon hun werkzaamheden hervat. Alleen het metselwerk aan de brugwachterswoning is door intimidatie van de baggeraars langer stil blijven staan. De baggeraars, die werken aan het verbreden en uitdiepen van de Heerensloot, en in feite niets te maken hebben met de werkers aan de brug en het brugwachtershuis, zetten hun staking nog even door. De Standaard meldt op 2 juni dat er nog slechts een vijftal baggeraars hun werk hebben hervat, doch dat de rest halsstarrig blijft weigeren ondanks stevig politie-optreden. De aannemer wenst evenmin hun eisen in te willigen. Jammer dat de kranten verder geen positief bericht bevatten, dat het werk klaar is gekomen. Maar ... uit het feit dat de decoratieve gedenksteen in 1888 is geplaatst toen de Provincie Friesland het brugwachtershuis heeft overgenomen van de Dekema-, Cuyck- en Foeyts Veencompagnie, mogen we concluderen dat het in orde is gekomen.
Voor de opbouw van de nieuwe brug blijkt er het een en ander te zijn afgebroken, waarvoor plaatselijk deurwaarder Wierda op zaterdag 11 augustus 1888 ‘bij de nieuw gemaakte brug’ publiek tegen contante betaling flink wat hout mag verkopen. (zie advertentie L.C. 7 aug. 1888)
Twee incidenten verdienen in latere jaren anecdotische aandacht in de landelijke pers. Dat is te danken aan de sterke versmalling in de Heerensloot op de plaats van de Terbandsterbrug. De donkere zaterdagmiddag van 23 november 1903 zorgt door de asgrauwe luchten en ‘hozigwindgeruk’ voor een gedenkwaardige zaterdag met veel schade aan huis en gewas. Rond een uur of acht ‘s avonds komt van de kant van Nieuwebrug een reusachtige ‘zodde’ of ‘rietpolle’ van wel ‘n veertig vierkante meter, die ergens van een walkant is losgerukt, met grote snelheid richting Schans drijven. Er wordt wel geprobeerd het gevaarte te enteren, maar daarin slaagt men niet. De ‘polle’ drijft door en zet zich vast in de nauwe brugdoorgang naar de Heerenwal. Alle scheepvaart wordt daardoor onmogelijk. De brugwachter brengt de opzichter van de provinciale waterstaat in Joure ijlings op de hoogte, die onmiddellijk handelend optreedt. De zondagochtend daarna nemen enkele vissers voor fl.12,50 het karwei aan om de verstopping op te ruimen. In een humorvolle bui noemt de dienstdoende journalist ‘het eiland’ onbewoond: “geen leeuw, geen tijger, geen onschuldige haas zit er op, zelfs geen na-neef van Robinson Crusoë ”.
Het tweede incident wordt op 1 december 1909 gemeld in het Nieuwsblad van Friesland onder het kopje “Waar blijft het grootscheepsvaarwater naar Heerenveen?” De 27e november is zowel het voetgangersverkeer als het scheepvaartverkeer gedurende vier uren gestremd geweest. Een 220 ton metende tweemaster met zaad geladen voor de oliefabriek van firma Woltman, is zo breed en zo diep geladen dat het niet door de brugopening kan. Er ontstaat een enorme rij van wachtende schepen, zodat teneinde raad wordt besloten de tweemaster achteruit te trekken om de vaarweg vrij te krijgen. De passage is daarmee weer mogelijk. De dag erna wordt het zaadschip ‘gelicht’ in de zin van lichter gemaakt en dan kan het z’n weg vervolgen naar de kade voor de oliefabriek van Woltman.
Het opblazen van de brug heeft aan de gebouwen vlakbij de brug zichtbaar flinke glasschade veroorzaakt. De schade aan de ramen van de woning van garage Jan Vriesema op Schans 1 (vóór 14 november 1938: Grindweg 1) zijn met platen aan het oog onttrokken. Details van het stukje brugwachtershuis (aan de Dubbele Regelzijde) zijn niet te zien, maar U kunt er zeker van zijn dat de prachtige gedenksteen er ook nu nog steeds is terug te vinden.
Aan de geschiedenis van de Schansterbrug blijft niettemin nog een stukje mysterie hangen. Bij enkele teksten van vroegere prentbriefkaarten (ansichtkaarten) wordt gesproken van de ‘houten wipbrug’, zoals ‘Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes, 1995, blz. 32, 33; en ‘De Heerenwal. Bruggen en gekromde ruggen. 2001, blz. 149. Mogelijk is er een bruggenkundige onder onze lezers, die deze misverstanden kan ontzenuwen ?
2014, februari 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 107

Schans vòòr 1905
Bij deze prachtige oude foto uit de Leo Leenes-collectie van het Museum Willem van Haren zou zomaar de tekst hebben kunnen staan van de foto, die afgedrukt staat op bladzijde 44 van het fotoboekje uit 1968: ‘Heerenveen in oude ansichten’. Douwe Miedema, archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen schreef toen in de jubileumeditie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de uitgeverij Europese Bibliotheek-Zaltbommel zeer beknopt: “Het einde van de 2e Fok. Op dit punt heet het al “Schans”. Het grote hotel in het midden (J. Smid) is uiterlijk weinig gewijzigd. Rechts een nu lang verdwenen boerderij met café; links is ook veel veranderd. Op de plek grond links tussen vaart en weg stond heel vroeger ook nog een café”.
Echter, bovenstaande foto wordt in 1995 gebruikt door museumdirecteur Ad Geerdink ter gelegenheid van een eerbetoon aan de man die in de jaren zestig en zeventig het ‘gezicht’ van de Oudheidkamer is geweest: Leo Leenes. Diens kinderen hebben zijn privé-collectie destijds toevertrouwd aan het beheer van het museum, die in 1995 daaruit een keuze hebben gemaakt voor het fotoboekje met de titel “Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes”. Op bladzijde 35 van dit boekje en op de tegenoverliggende bladzijde heeft Ad Geerdink de volgende tekst samengesteld:
“Op de Schans stonden eertijds diverse uitspanningen. Op de foto is geheel links nog net de hoek van café en logement ‘De Veehandel’ van F. de Jong te zien. Ook op de hoek van de Fok en de Terbandsterschans heeft een herberg gestaan. De naam daarvan is onbekend. Centraal op de ansicht staat het café, logement en stalling van Jeen de Jong. Dit nog steeds bestaande horecapand werd in 1881 in opdracht van kastelein Staas van Diggelen gebouwd op de plek van een zeer oude herberg, waarvan rond 1835 de beroemde buikspreker Simon Lantinga eigenaar was. De opeenvolgende eigenaars van deze horecagelegenheden hebben steeds oog gehad voor de behoefte van hun klanten om zich ook sportief te ontspannen. In 1811 beschikte de herberg over een overdekte kolfbaan, die in de jaren 1830 werd vervangen door een kegelbaan. In de tweede helft van de 19e eeuw organiseerden de kasteleins billiardwedstrijden, schutjaspartijen om wild. En in 1900 werd zowaar een wielerwedstrijd bij de uitspanning gehouden”.
De kenmerken van deze foto maken dat we spreken van een ‘oude’ prentbriefkaart. Het begint met de vermelding van de naam van de afzender op de voorkant van de kaart: “A.G. Vollema, p.f.”. De postwet van 1905 zorgde voor een verandering van de adreszijde van de kaart. Voor die tijd is het een ‘ongescheiden‘ (dus zonder verticale streep), na de invoering van de wet wordt de adreszijde verdeeld in twee helften: rechts voor naam, adres en woonplaats plus postzegel, en links de mededelingen voor de geadresseerde. Dat is bij onze kaart van de Uitg. Heerenv. Boekh. v.h. A.L. Land duidelijk het geval. Inmiddels weten we ook, dat deze tekst van de uitgever afkomstig is van de directeur sinds oktober 1901: Isaäk Sevensma, 1861 (-1927). Deze laat op 1 juli 1903 aan de lezers van de Hepkemakrant weten, dat de ‘Nieuwe Prentbriefkaarten’ gereed zijn. Wij denken dat omdat in 1904 geen nieuwe prentbriefkaarten zijn aangekondigd, maar in oktober 1905 wel, zij het dat deze speciaal zijn uitgegeven ter ere van het Koninklijk bezoek en speciaal met Leeuwarder en Harlinger beelden. Spijtig genoeg blijkt de datumstempel van ons exemplaar niet voldoende duidelijk te zijn. Omdat de maand augustus wel is te ontcijferen houden wij het op ‘augustus 1903 of 1904’.
Wat maakt deze en andere oude foto’s van deze locatie nou zo historisch bijzonder, dat we er zoveel aandacht aan besteden ? Dat eist uiteraard enige uitleg ! Om te beginnen is de Aengwirderweg (‘de Streek’ in de volksmond) en diens verlengde door Terband ‘de Schans’ (in 1922 ‘Grintweg‘ genoemd ) een onderdeel van een zeer oude verbinding tussen Gorredijk en de Joure. Op de kaart van Schotanus - Halma uit 1718 staat weliswaar geen naam bij de weg, maar in de Tegenwoordige Staat van Friesland van 1788 wordt de “rydweg van de Joure naar het Heerenveen” in de Grietenij Haskerland “een der drie voornaame rydwegen” genoemd. De waterverbinding wordt destijds kennelijk veel belangrijker gevonden, want b.v. ‘Hurdspytsje’ en ‘Overspitting’ (1646) zijn al wel oude toponiemen.
Bovendien hebben we op dit punt, waar de weg van Zwolle naar Leeuwarden de weg Gorredijk-Joure kruist - met daarin de ‘flapbrug’ over de Heerensloot - te maken met de grens tussen de twee grietenijen Aengwirden en Haskerland. In het rapport van de grensbepaling uit 1828 van Aengwirden (AEN 545) ligt het begin bij de hoek van het Kerkhof van Heerenveen (het zgn. drie grietenijenpunt). De scheiding tussen Aengwirden en Haskerland volgt de oostelijke ‘boord’ (oever) van de Heerensloot in noordwestelijke richting tot halverwege de Fok - destijds bij het huis van Doeke Jans Algra. Daar gaat de grens naar de oostkant van de ‘rijdweg’ - tegenwoordig ter hoogte van Fok 38 en 39, vervolgt in noord-westelijke richting zijn loop vlak langs het logement van Pieter Elzinga (thans Chinees Specialiteitenrestaurant “Rose Garden”) en komt ter hoogte van de splitsing Heerensloot - Leeuwarder Straatweg weer terug naar de oostelijke oever van de Heerensloot.
Dat betekent dat alles wat oostelijk van die grensscheiding ligt behoort onder Aengwirden en alles wat zich daarvan westelijk bevindt is Haskerlands grondgebied. Met andere woorden een flink stuk tweede Fok en Leeuwarderstraatweg was van de grietenij / gemeente Haskerland. Voor onze foto leidt dat tot de volgende conclusie: het grasveld plus de achterliggende weg behoort tot Nijehaske, dus ook het café en logement ‘De Veehandel’ (A-1745).

Dat grasveld echter is op de kadastrale minuutkaart van 1832 wel bebouwd en geregistreerd als kadastrale gemeente Nijehaske, sectie A, no. 1744. Op dat ogenblik blijkt Hendrik van Diggelen, landmeter te Leeuwarden, de eigenaar te zijn van een ‘huis’ met een gebouwde waarde van fl.90,-. Uit een notarieel huurcontract opgemaakt op 27 maart 1829 door notaris P.J. Metz maken we op, dat Hendrik van Diggelen, landmeter eerste klasse en gestationeerd te Sint Johannesga, dit huis als herberg te Nijehaskerschans verhuurt aan Meine Tienstra en vrouw uit Sneek voor een periode van twee jaar voor een jaarlijkse huur van fl.185,-. (Tresoar T.26, inv. 56009, akte 127). Enkele maanden later passeert dezelfde notaris een pachtcontract tussen Marcus Jacobs Hoogeveen te Bontebokssluis en Hendrik van Diggelen, van ‘zekere huisstede en grond, bebouwd met een huis, c.a.’ voor een jaarlijkse pacht van fl.2,80.
In december 1830 wordt de huurperiode met kastelein Meine Tienstra en vrouw al beeindigd. Zij zijn niet in staat de huur op te brengen, hetgeen leidt tot de verkoop van meubelen en huisraad door de deurwaarder-executant Johannes Cancrinus. De opbrengst fl.266,50 wordt gebruikt voor de betaling van de achterstallige huur. Op 15 januari 1831 wordt Hendrik Arends Raadsveld, veenbaas te Nijehaske, huurder van huis en herberg voor de periode 12 mei 1831 tot 12 mei 1833. De huur wordt door Van Diggelen verhoogd tot fl.200.50.
Hierna maken we - wegens gebrek aan goede aansluitende informatie over de kadastrale eigendomssituatie en gebruiksgegevens - met de hulp van Sietse Krikke een stap naar 24 mei 1881. Die datum heeft Krikke in de bevolkingsboekhouding van Nijehaske vastgesteld als de datum, dat Jan Wolters Bosscha verhuist van Opsterland (Langezwaag) naar Nijehaske. Met zijn vrouw Jacobjen van den Berg, geboren te Hoornsterzwaag 29 maart 1852. Jan Wolters Bosscha is afkomstig uit Oldemarkt (Overijssel) en blijkt later van boerenbedrijf te zijn. Met vier kinderen komt hij in Nijehaske, waar op 22 februari 1882 nog een jongen wordt geboren. Volgens het kohier van de hoofdelijke omslag van 1881 (H.1545) wordt het huisnummer 217 onder Nijehaske bewoont door de wed. Tjeerd Raadsveld, tappersche. Zij - Hendrika Nijmeijer - heeft haar man verloren op 22 juli 1880 en in zijn overlijdensacte staat dat hij ‘logementhouder’ is geweest. In dat beroep is hij zijn vader Christoffel Willems Raadsveld opgevolgd, die op 30 juni 1868 reeds is overleden. Vermoedelijk heeft hij dat gedaan met zijn moeder Bjenke Tjeerds Kuiper (1798-1894), die in 1883 en 1884 nog een afzonderlijke kamer (onder no. 217a) bewoont.
Over het jaar 1882 ontbreekt het kohier, maar in 1883 en ook in 1884 staat op huisno. 217 genoteerd Jan W. Bosscha als tapper met een gezin van vijf personen. In 1884 vermeldt het kohier geen bewoner onder dit nummer. Op 16 mei van dat jaar 1884 wordt Jan W. Bosscha uitgeschreven naar Opsterland.
Een acte van notaris G. Boschloo van januari 1881 meldt ons dat Berendje (lees: Bjenke Tjeerds Kuiper, wed. van Christoffel Willems Raadsveld, samen met een echtgenoot van haar overleden dochter Jacoba en zijn kinderen, maar ook haar schoondochter Hendrika Nijmeijer (echtgenote van Tjeerd Raadsveld) en twee kinderen, tot verkoop overgaan van dit onroerend goed. De nieuwe eigenaren blijken Franke Bouwes van der Laan en Poppe Makkinga.
De Leeuwarder Courant bevat eveneens enkele bewijzen van Bosscha’s aanwezigheid in die jaren. Zo organiseert J. Bosscha, samen met Staas van Diggelen, beide logementhouders, op 10 oktober 1883 een harddraverij met paard en chais te Terbandsterschans en Nijehaske. Op 2 februari 1884 wordt duidelijk uit een veilingadvertentie, dat de eigenaren van de huizinge en herberg met schuur, stalling en erf (welke Jan Bosscha nog tot 12 mei huurt) eigendom is van Franke B. van der Laan en P. Makkinga. Bij de veiling wordt geboden fl.2000,-. Veertien dagen later op de 16e februari worden enkele eigenaren van omliggende panden ook eigenaar van deze herberg en stalling en ze hebben het plan de ‘afgeleefde taveerne’ af te breken. Die nieuwe eigenaren passeren ook weer de acte bij notaris G. Boschloo en wel op 30 januari 1884. Hun namen zijn Geert Adams Korf op de Fok, Wybrand Jelkes van der Duim op de Fok, Klaas Adams Korf te Nijehaske, en Jacob Woltman op de Fok, en leggen voor de herberg met schuur en stalling etc. te Nijehaske een koopsom van fl. 2046,- op het kleed. Alle vier hebben ze hun verdienste gevonden in de vervening (vervener, veenbaas, koopman).
Ongelofelijk ... dat je je zo druk kunt maken om een stuk gras op de foto, zult U zeggen. Maar over datgene wat er nog aanwezig is, zoals de twee gebouwen aan weerszijden van de toegang tot de Leeuwarderstraatweg, valt natuurlijk ook wel het een en ander op papier te zetten. Er zijn evenwel nog wel een aantal prentbriefkaarten, waarbij dat verhaal ongetwijfeld beter tot zijn recht zal komen. Bovendien in samenhang met het logement met veranda tussen de bomen, waar de witte toegangspalen voor staan. Dat bewaren we voor een toekomstige aflevering !
2015, mei 17 - wibbo westerdijk - hip-backup

