Cat. Foto's met een verhaal
- Details
HIP-TIME-MAGAZINE 24

Rijksdagnormaalschool 1916
Mochten we al twijfels hebben over de datering van fotonummer 267 van de collectie van museum Willem van Haren, dan is dat meer gebaseerd op de rest van de informatie achterop het formulier van het gearchiveerde exemplaar. Over de locatie Thialfweg gaan we beslist niet twisten; dat bewijst de aanwezigheid van dit pand in een modern ge’style’de vorm ook nu nog. De term Rijkskweekschool komt - volgens de manuscriptgegevens van oud-hoofd der ULO-school in Wommels én opgeleid als onderwijzer in Heerenveen - in Heerenveen pas in gebruik in 1923 ten koste van de term Rijksdagnormaalschool. Laatstgenoemde term staat achter op de foto, maar ook het jaartal: ± 1925. Zou het kunnen zijn, dat de man op de ladder een huisschilder is met de opdracht de bovenste helft van de muur wit te schilderen voor een opknapbeurt anticiperend op de naamswijziging? De menselijke entourage is zo te zien te jong of te oud of van de verkeerde professie om in aanmerking te komen voor de term ‘kwekelingen’.
Met stelligheid kunnen we in ieder geval de stichting van het gebouw baseren op een aantal stukken uit het archief van de voormalige gemeente Aengwirden. Het proces-verbaal van aanbesteding en gunning voor de bouw van een Rijksdagnormaalschool te Heerenveen dateert van 3 januari 1916. Burgemeester J. Drijber en secretaris J. Bergsma hebben de eer 17 inschrijvingen te mogen beoordelen en kiezen voor de laagste van Hendrik Buwalda uit Nijehaske voor een prijs van fl.15.992,-. De acte van gunning van 10 januari 1916 noemt als ‘verver’ Hendrik Comello van Benedenknijpe, terwijl de risico’s van de bouw worden afgedekt door de borgen Jacob Pasveer, aannemer, en de wed. S. Buwalda, zonder beroep, beiden te Nijehaske. Het ontwerp blijkt te zijn van R. Post en Zoon, dec. 1915.
Ontwerper en bouwers hebben in ieder geval gezorgd voor een zgn. BBP (Beeld Bepalend Pand) in de termen van de Erfgoednota 2012. Linker-en rechtergevelhelft zijn elkaars volmaakte spiegelbeeld met een risaliet als middenpartij, uitgebouwd boven de dakgoot met een wolfeind van de kapel. De prominente vlaggemast spietst als het ware de toegangspartij met dubbele deur en boogvormig bovenlicht met ruitverdeling. De vier dakvensters breken op een sympathieke manier het grote dakvlak en voegen zich in het patroon van lage en hoge (schoorstenen) accenten. De eindgevels zijn eveneens afgesloten met een wolfeind. Kortom: een echt schoolgebouw van het goede soort! Het eerste adresboek van de gemeenten Aengwirden, Haskerland en Schoterland heeft in 1922 als huisnummer voor het gebouw afgedrukt nr. 57 aan de Thialfweg. Begin jaren dertig is dat vernummerd naar Thialfweg nr. 17.
De gebruikers - docenten en kwekelingen - denken er een beperkt aantal jaren later beslist anders over. Zij nemen per 1 september 1930 hun intrek in de nieuwe vleugel van de Rijks H.B.S. aan de Fok, omdat het gebouw aan de Thialfweg niet meer voldoet aan de eisen. Welke veranderingen dat nou precies zijn, wordt uit de stukken niet duidelijk. Edoch ... de op 9 december 1929 opgerichte Vereniging voor Landbouwhuishoudkundig Onderwijs, die in de oude school in de Kerkstraat al van start is gegaan, ziet betere mogelijkheden in de ontruimde kweekschool. Daarvoor is het wel nodig de gemeentebesturen van de drie gemeenten, die het gemeenschappelijk bezit hebben van de oude kweekschool, de minister te overtuigen van de noodzaak van de nieuwe school volgens de Nijverheidsonderwijswet. Uiteraard is het een financieel probleem, omdat de inrichting van de nieuwe landbouwhuishoudschool bepaalde eisen stelt. Bovendien wil de vereniging het gebouw natuurlijk huren. Enfin, de verbouwing komt er, de school is op 12 december 1932 klaar en op 1 januari 1933 wordt het door de meiden in gebruik genomen met als directrice mej. A.H. Veenbaas. De vaart zit er in, want op 1 januari 1934 wordt het al een zelfstandige school en nog maar net begonnen worden er al plannen gesmeed om tegenover de gedenknaald van Van Maasdijk een nieuwe school te bouwen. Dat wordt in 1938 niet goedgekeurd. Daarna is wereldoorlog II uiteraard een remmende factor, zodat tenslotte pas in 1950 de school aan de Anjelierstraat onder architectuur van A. Baart uit Leeuwarden kan worden gebouwd. De zwerftocht langs allerlei dislocaties (gebouw aan de Stationsstraat, gebouw Ned. Herv. Gemeente Heerenwal, Landbouwschool aan de Schans, en school Walle-van Maasdijkschool) kan worden beëindigd op 5 juli 1950. Het schoolgebouw lijkt even op adem te kunnen komen ?! Wie er in de periode juli 1950 tot halverwege 1954 gebruik van heeft gemaakt, is vooralsnog een groot vraagteken.
Tot de Leeuwarder Courant in haar exemplaar van 24 februari 1955 in een artikel over allerlei aktiviteiten op bouwgebied de nieuwe BLO-school ‘De Reinbôge’ aan de Thialfweg noemt als ‘haar voltooiing naderend’. Zes lokalen maar liefst, waarvan huishoudonderwijs en handenarbeid de twee grootste zijn. En een overblijflokaal, omdat veel kinderen uit de omgeving van Heerenveen komen. In 1956 wordt in een ander bericht nog even bevestigd, dat ‘De Reinbôge’ in de oude rijkskweekschool zit. Inhoudelijk betekent ‘De Reinbôge’ in 1967, dat ze zicht richt op de scholing van zeer moeilijk lerende kinderen en dat het Hoofd der school M.T. Smidt heet.
Overigens blijkt het christelijk nijverheidsonderwijs zich in 1964 al te oriënteren op de tot standkoming van een technische school. Een adres aan de raad van Heerenveen om mee te werken aan de stichting van een dergelijke school wordt door B. en W. - na het vragen advies aan een 12-tal instanties - afwijzend beantwoordt. Ze vindt het vooralsnog onnodig: de cijfermatige onderbouwing onvoldoende en ze wenst niet mee te werken aan een ‘kwijnende’ start. Dat er ook andere sentimenten en argumenten een rol hebben gespeeld, blijkt uit een uitspraak van de Kroon van 17 augustus 1972. Bij K.B. wordt bericht, dat in het eerstvolgende scholenplan een protestant christelijke dagschool voor lager technisch onderwijs in Heerenveen is opgenomen. De verwachting van het bestuur van de CLTS-in-oprichting is, dat in 1975 met de bouw kan worden begonnen. Door deze lange inleiding heeft u inmiddels wel in de gaten wie de volgende huurder is van Thialfweg nr. 17: de Christelijke Lagere Technische School met ingang van het schooljaar 1977-1978. Maar ... om het pand geschikt te maken moet de gemeente wel eerst nog even 24.036 gulden investeren; een bedrag dat in twee jaar zal worden afgeschreven omdat het er naar uitziet dat er slechts twee jaar gehuurd gaat worden. Daarmee is de financiële kous niet af, want voor achterstallig onderhoud en vervanging van de c.v. ketel is ook nog eens 24.800 gulden nodig.
Directeur van de school W. de Vries laat in een wervingsadvertentie voor handvaardigheid, engels, wis-en natuurkunde en a.v.o. (algemeen vormend onderwijs) - gedateerd 8 april 1978 - weten, dat per 1 augustus 1977 is gestart. De aan te stellen leerkrachten zullen pas op de tweede klassers worden losgelaten, moeten we aannemen.
Wanneer we de Gemeentegidsen mogen geloven, dan heeft de inwoning op de Thialfweg 17 toch nog langer geduurd dan verwacht. De laatste vermelding is in de gids van 1980/81 en in de gids 1981/82 is voor het eerst sprake van Beugel (64), Nijehaske. Maar u kent het probleem met dit soort gidsen: er in komen is nooit een probleem, maar iets laten veranderen .....! De Leeuwarder Courant van donderdag 29 oktober 1981 reikt ons de juiste oplossing aan door het verslag van de opening van één dag eerder in ronkende volzinnen aan ons bekend te maken. De school heeft dan al een omvang bereikt van 265 leerlingen en de school is eigenlijk al weer te klein ! Er is al wel afscheid genomen van de Thialfweg. Daarna hebben we nog weinig zicht op wie de gebruikers zijn geweest. Er is nog een krantenberichtje uit januari 1986, dat de MEAO-MMO opnieuw schreeuwt om extra ruimte en een claim legt op ‘onder hoge ouderdom kreunende Reinbôge’ ... een wijkplaats voor scholen met ruimtegebrek.
Maar dan wordt het 4 mei 1995 en de Leeuwarder Courant meldt, dat Thialfweg 17 te Heerenveen in gebruik is genomen door Dantuma - al enkele jaren gevestigd in Leeuwarden in de Borniastraat. De advertentie belooft ‘orthopedie, hoortechniek en voorzorg’. De huidige veelomvattende medische hulp die kan worden gegeven, laat zich het beste omschrijven als Dantuma Medische Speciaalzaken. Het is een compleet en professioneel zorgkundig bedrijf. Met vestigingen in Leeuwarden, Heerenveen en Alkmaar is het de grootste leverancier van medische hulpmiddelen in de regio: orthopedie, elastische kousen, hoortechniek, orthopedische schoenen, diabetes hulpmiddelen, wondmaterialen, incontinentiematerialen, stoma materialen.
En ze zitten in een prachtige, hergebruikte school ! In de Erfgoednota is het aangewezen als Beeldbepalend Pand 235.
2012, aug.26 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 61

R.H.B.S.met conciergewoning en gymnastiekzaal c.1975
Het oog van fotograaf Henk Bruyns voegt beslist iets toe aan deze afbeelding door de focus van de camera op de scheiding van het gebouw met de begane grond te richten. Dit camerastandpunt maakt het mogelijk door het bladstille wateroppervlak een imposante, scherp gesneden afbeelding én haar spiegelbeeld te maken. Museum Willem van Haren heeft met fotonummer 01726 (formaat van 14.0 bij 11.9 cm) een fantastisch beeld van de laatste jaren van de Rijks Hogere Burgerschool in haar kluis.
Op deze foto zijn alle uitbreidingen en verbouwingen gerealiseerd. Er zijn een flink aantal bouwvergunningen nodig geweest om tot dit uiterlijk te komen van het pand op de 2e Fok. De eerste accommodatie is gericht geweest op de faciliteiten voor een 3 jarige hogere Burgerschool. Notaris Arjen Binnerts, die tevens lid is geweest van de Gemeenteraad van Schoterland, vertelt in een brief van 25 februari 1867 aan zijn in Leiden studerende zoon Halbe. dat de raad van Schoterland een verzoek heeft ingediend bij de minister om oprichting van een hogere burgerschool ten koste van het rijk. Bovendien heeft hij ‘officieus vernomen’ dat op de staatsbegroting 1867 een hogere burgerschool Heerenveen voorkomt. Daarmee is de raad van Schoterland niet de initiator voor een dergelijke opleiding, want eerder heeft de burgemeester van Aengwirden Jhr. mr. F.H. van Beyma thoe Kingma, tevens schoolopziener, in de raad van Aengwirden al plannen gepresenteerd voor een drie jarige opleiding. Dat is al geweest op 22 april 1865. Door van Beyma thoe Kingma is voorgesteld het ‘Slotsje’ op de Oude Koemarkt daarvoor aan te kopen, doch Aengwirden is niet in staat alleen de kar te trekken. Schoterland en Haskerland geven aan dit plan geen medewerking.
Het kadastrale ontstaan van de gebouwen aan de Fok op de foto ligt in een ver verleden. Oliemolenexploitant en koopman Jacob Woltman gaat in op het bod door ‘s Rijks Domein gedaan op een stuk weiland van 17.40 are. De afsplitsing vóór 1869 wordt geregistreerd onder het kadastrale nummer Tjalleberd A-4260. De Staat der Nederlanden - waartoe ‘s Rijks Domein behoort - heeft meer bezit aanpalend en brengt via een tweede ‘splitsing’ en een ‘overboeking’ een perceel weiland tot stand van 28.10 are. Na veel vergaderen achter de schermen wordt tenslotte in de Staatscourant de aanbesteding van het “Bouwen van eene Rijks-Hoogere Burgerschool te Heerenveen” aangekondigd. Op 26 februari 1869 wordt in de aanwezigheid van de Hoofdingenieur van de Waterstaat in het Provinciehuis de enkele inschrijving gehouden.
In de Leeuwarder Courant van 1 juni van dat jaar staat een berichtje: ....”aan het gebouw voor ‘s rijks hoogere burgerschool wordt met kracht gewerkt. De fondamenten zijn reeds gelegd en enkele kozijnen geplaatst. Met het einde dezes jaars moet het werk opgeleverd worden.” Maar zover is het nog niet, want er komt op 10 september 1869 nog een tweede aanbesteding voor “het leveren en stellen van Meubelen, Gas-en Waterleidingen, enz.”. De 12e september schrijft ook nu weer de Leeuwarder Courant erover. De aannemer J. Jaarsma te Sneek is voor fl.14.150,- gekozen uit 12 inschrijvingen. Drie maand later - op 2 januari 1870 - opnieuw een berichtje. “De hoogere burgerschool (te Heerenveen) nadert met rassche schreden hare voltooijing en maakt aan den straatweg van hier naar Leeuwarden eene uitmuntende vertooning.” Iedereen begrijpt dat het tot een finale komt, als je op 8 april 1870 in de krant leest dat de te openen hoogere burgerschool over de 100 sollicitanten heeft voor een docentschap.
Kort voor de start van de eerste cursus bericht het Algemeen Handelsblad op 2 augustus, dat een benoeming van een beoogd docent is ingetrokken en per 1 september aangenomen is J. Bubberman uit Veere. Hij is de laatste van het team, waarvan de directeur en leraar dr. H.J. Nassau Noordewier uit Dordrecht - conrector gymnasium - al bij K.B. van 10 april 1870 is benoemd. De andere docenten zijn Dr. J.E. Enklaar, W.H. Wisselink, J.N. Valkhoff, J.H. Muller van der Haas en J. van der Berg. Twee klassen melden zich de eerste schooldag - 24 voor de eerste klasse en 7 voor de tweede - om het nagelnieuwe gebouw langs de drie granieten stoeptreden via de imposante entrée in het middenrisaliet te mogen binnengaan.
Wat betreft de accommodatie is er in de loop van de honderd jaar wel het een en ander veranderd. We beschikken gelukkig over de Waterleidingkaart uit 1913, die heel duidelijk laat zien dat alleen het meest linkse deel van onze foto als school in gebruik is. Fortuinlijk bezit van het museum is de toespraak gehouden ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan der R.H.B.S. te Heerenveen door de Directeur W.H. Wisselink. Dit pamflet is verluchtigd met een foto van het gebouw uit 1895 door uitgever A. Binnert Overdiep. In een onvoorstelbaar ‘kale’ setting - slechts jonge bomen in bladerloze toestand, maar tot onze vreugde ook het contour van de Tjepkemamolen - staat het forse gebouw aan de Fok - in feite een gebouw met annexen. Daartoe behoort ook het gymnastieklokaal, waar Johannes van der Berg niet alleen de leerlingen van de H.B.S. les heeft gegeven o.a. in wat men noemt de ‘wapenhandel’. Hij spant zich vanaf 1873 ook erg in - uiteraard om voor zichzelf een beter bestaan te verwerven - om de gemeentebesturen en plaatselijke schoolcommissies te overtuigen van de noodzaak om de kinderen van de minvermogende stand de gelegenheid te geven op regelmatige en gesubsidieerde basis (SCO 289) aan gymnastiek en exerceren te doen. De raden van Schoterland en Aengwirden willen graag van hem weten onder welke voorwaarden hij genegen is dat onderwijs te geven. De Schoterlandse schoolcommissie omarmt het idee en adviseert positief. Het voorstel van Van der Berg is om 40 kinderen uit Heerenveen tegen fl.100,- ‘s jaars twee keer per week te laten oefenen. Aengwirden wordt iets later benaderd o.a. met de zinsnede, dat er “eene uitmuntende gelegenheid tot het ontvangen van gymnastiekonderwijs” is, die “zoo door particulieren als van gemeentewege, namelijk die van Haskerland” wordt gebruikt. Hij legt ook hier een plan voor van 40 minvermogende kinderen; 2 uren ‘s weeks telkens 20 leerlingen. Hij benadrukt de omstandigheid van een uitmuntend lokaal, het kosteloos genot van vuur en licht, de mogelijkheid buiten de schooluren of in overleg les te krijgen en het grote aantal te plaatsen leerlingen. Het college van de gemeente Aengwirden verwacht een gering aantal deelnemers uit hun gemeente en wil alleen leerlingen op basis van een bewijs van toelating van B. en W. én tegen een vergoeding van fl.3,- ‘s jaars per leerling daarvan laten profiteren. Van den Berg probeert Aengwirden nog te overtuigen, dat het hem niet goed lijkt de schijn te wekken Aengwirden voordelen toe te kennen ten opzichte van Schoterland (40 à 2 uren ‘s weeks) en Haskerland (35). Het ‘exerceren’ en de ‘wapenhandel’ zijn twee aktiviteiten ter bevordering van de weerbaarheidsgedachte onder burgers, studenten en ook leerlingen van middelbare scholen. Het wordt in die tijd beschouwd als een voorbereiding op de krijgsdienst gericht op de landsverdediging. Er wordt dan geoefend in het marcheren, exerceren en met ‘wapens’ omgaan. Drs. W. Prosé vertelt in “De Heertjes van ‘t Veen. 100 jaar Heerenveense R.H.B.S.” in 1970, dat een aantal antieke ‘achterladers’ op de zolder van het af te breken gebouw in 1969 zijn geveild door de inspecteur der Domeinen te Leeuwarden. In het depôt van het museum Willem van Haren is in ieder geval nog één van die ‘wapens’ uit de R.H.B.S. opgeslagen als historisch voorwerp.
De omzetting van de 3-jarige naar de 5-jarige opleiding in 1916 maakt een grote verbouwing noodzakelijk. De Rijksbouwkundige voor de gebouwen van Onderwijs, enz. te ‘s Gravenhage wil een conciergewoning en een nieuw gymnastieklokaal realiseren. De gemeente Aengwirden geeft op 9 juni 1916 z’n fiat aan de aanvraag en bewaart daarvan nog steeds drie bouwtekeningen onder no. 422. De gymnastiekzaal wordt meer verplaatst naar het zuiden aan de achterzijde, zodat het geheel een winkelhaakmodel krijgt. De conciergewoning met uitzicht op de Heerensloot vervangt de inpandige woning.
De eerste conciërge Jacobus Engelsma Mebius staat ingeschreven onder het huisnummer 6 aan de Fok en woont dus inpandig. Zijn overlijden op 3 mei 1879 maakt ruimte voor zijn opvolger Douwe van Dijk, die van 1879 tot 1915 de school samen met de elkaar opvolgende directeuren runde ! Zijn inpandig adres is een drietal keren gewijzigd wegens vernummeringen door de uitbreidende woningbouw. Van 6 naar 8, van 8 naar 18 en van 18 naar 41. Pieter Postma, die per 17 juni 1915 als concierge wordt ingeschreven, heeft eventjes buiten de school gewoond maar kan op 9 mei 1917 in de gloednieuwe conciergewoning op het ‘campus’-terrein huisnummer 41a inwijden. Op 25 september 1929 is Pieter Postma rijp voor pensionering en wordt zijn opvolger Pieter Nicolai geïnstalleerd. Deze wordt op 26 september 1929 ingeschreven vanuit Warffum, niet in huisnummer 41a maar in huisnummer 115. In 1931 wordt dat nummer Fok 33. Noodgedwongen ontruimt hij op 7 december 1942 de woning én de school, die door de bezetter geconfisqueerd zijn voor kazerne en later voor lazaret. Op 1 juni 1945 komt hij weer terug om per 11 oktober 1951 te worden opgevolgd door Hessel Bosma. De wooncarrières worden korter na diens vertrek op 15 augustus 1968. Dat zal te maken hebben met de voorgenomen afbraak van het schoolcomplex, wat aanvankelijk nog weer als noodonderkomen van de van start gegane MEAO heeft gediend.
Fok 33 is één van de vier huisnummers die in 1934 aan het scholencomplex zijn toegekend. De bevoegdheid van de burgemeester van Aengwirden voor het vaststellen van de huisnummers in zijn gemeente legt hij voor wat betreft de daadwerkelijk aanwijzing in handen van de man, die daarover de meeste kennis heeft: de gemeenteveldwachter. Deze vereert de hoofdingang met nr. 31, de zij-ingang achter de conciergewoning met nr. 32, de conciergewoning met nr. 33 en tenslotte een ingang of uitgang van de in 1920 nieuw gebouwde gymnastiekzaal met het nr. 34. Deze nummers blijven geldig tot de afbraak. Spijtig genoeg hebben we geen tekening kunnen vaststellen van de oorspronkelijke bouw in 1870. Onze hoop op het gemeente-archief van Aengwirden blijkt ijdel en waarschijnlijk omdat het om een ‘rijksgebouw’ gaat. Bovendien is er in 1870 nog geen wet over bouwvergunningen.
Van een drietal ingrepen in het bouwkundig aanzien van de school bewaart de gemeente Heerenveen uit 1919, 1920 en 1921 wel nog een aantal blauwdrukken. Het in 1916 verplaatste gymnastieklokaal krijgt een metamorfose naar drie lokalen (no. 490), een uitbreiding naar de ideeën van rijksbouwmeester J.A. Vrijman (no. 500) betreft een winkelhaakvormige zuidwestelijke verlenging. Daarin bevinden zich ondermeer toiletten, trappenhuis, gang, dienstruimten en de brede en hoge schoorsteen voor de afvoer van centrale verwarmingsdampen en ontluchting van de toiletten. En ... een nieuw gymnastieklokaal (de derde !!!) met toestellenbergplaats en op twee plaatsen kleedkamers. In de zichtbare uitbouw zit een buitendeur, die toegang geeft tot de garderobe voor de ‘buitenleerlingen’. Moeten we denken aan laarzen, klompen, regenkleding, e.d. ???
De uitbreiding volgens een tekening van bouwkundig ambtenaar Hendrikus Willem de Nekker (no. 520), betreft o.a. een verbouwing van het middendeel naar de nieuwe vestibule met aanpalend de kamer van de concierge aan de oostelijke gang, een wachtkamer voor bezoekers, de directeurskamer en een leslokaal. Op de eerste verdieping zijn eveneens drie leslokalen gecreëerd. Laatstgenoemde heeft zelfs van 12 mei 1920 tot 6 januari 1922 ingeschreven gestaan als inwonende ‘rijksopzichter’ onder het huisnummer 116 van het gymnastieklokaal.
Anno 2013 is ter plaatse er enkel nog de straatnaam ‘HBS-straat’, welke herinneringen kan oproepen aan de meer dan 100 jarige aanwezigheid van de Rijks Hogere Burgerschool in Heerenveen. (zie Gemeenteplattegrond - 7e editie - kwadrant 8-E9)
2013, juli 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 66

Postkantoor Afbraak 1974
Drie architectonisch iconen op hetzelfde beeld tijdens de ‘ontploffing’ van 17 december 1974. Terwijl het torentje van het Postkantoor aan het Haringspad gecontroleerd tot een hoop puin wordt getransformeerd, maakt de Watertoren de balans op. Oenemastate kijkt met vele ogen toe in het besef, dat zijn monumentale status voldoende waarborg is voor zijn toekomst. De twee korte stoten van het geluidssignaal - ‘er wordt gesprongen’ - zijn gegeven. Die trieste gebeurtenis op foto 01767 uit het archief van museum Willem van Haren is het begin van een deplorabele ontwikkeling aan het Gemeenteplein en het Haringspad.
Oenemastate heeft beide boven de skyline uittorende gebouwen zien komen. Intern - het bestuur en het personeel van de gemeente Schoterland zetelt dan immers in de state - weet men zelfs van de beide vergunningsaanvragen alles af. Het spits wordt na een goed overleg tussen Rijksbouwmeester Peters en het gemeentebestuur afgebeten door het post-en telegraafkantoor: 13 januari 1913. Het gemeentelijk waterleidingbedrijf, dat de van oorsprong Gorredijkster architect Roelof Kuipers het ontwerp gunt, rondt de voorbereidingen voor de bouw af met een vergunningsaanvraag d.d. 24 februari 1914.
Overigens maken beide gebouwen in het Heerenveen wel de tongen los. In het geval van de Watertoren komt het zelfs zover dat het Rooms Katholieke kerkbestuur de vrees voor de belemmering van de godsdienstoefeningen door de geplande dieselmotor zo hoog opneemt, dat ze een proces aanspant en dat tot voor de Raad van State doorzet. Ze bereiken slechts dat het waterleidingbedrijf een voorwaardelijke vergunning krijgt. Het verlies van dit proces zal het zaadje hebben geplant om elders een ongestoorde kerkgang te kunnen verwerven. De incubatietijd voor dat plan heeft overigens wel 20 jaar nodig gehad.
Bij de bouw van het post-en telegraafkantoor blijven de zich wijzigende gezichtspunten voornamelijk binnen de kring van bestuurders en deskundigen. De discussie over de esthetiek van het gebouw is een onderwerp, waaraan de inspecteur een zinvolle bijdrage heeft geleverd door te stellen, dat het front van het gebouw moet zijn gericht op het Gemeenteplein en niet op het Haringspad. Zelfs na de start van de bouw wordt er nog besloten het kenmerkende torentje toe te voegen.
1 mei 1914 wordt aannemer B. Zwikker uit Meppel tijdens de opening bedankt voor zijn diensten en hebben de Heerenveners een waardige opvolger van hun postkantoor aan de oostelijke kant van het Gemeenteplein. Iets meer dan een jaar later komt in de maanden september en oktober 1915 de levering van water aan de afnemers tot stand.
Veel van onze kennis over de geschiedenis van postkantoren in Heerenveen hebben we te danken aan de aktieve directeuren van deze instelling. Verder wijdt Johan Tj. Engwerda aan de geschiedenis van de ‘Postkantoren in Friesland. Een inventarisatie.’ een post-academiale doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis. De Rijksuniversiteit Utrecht verleent hem daarvoor in 1990 de titel doctorandus. Het museum Willem van Haren is zo fortuinlijk daarvan een exemplaar te kunnen opnemen in haar bibliotheek. Daarin lezen we ondermeer, dat in 1970 de inzichten over en de practijk van het postverkeer dusdanig zijn gewijzigd, dat ze gevolgen krijgen voor de gebouwen. Zonder precies aan te geven welke veranderingen dat zijn, weten we dat aan het Burgemeester Kuperusplein, hoek Van Oenemastraat een lokettenkantoor verrijst (de huidige Openbare Bibliotheek) en aan de Stationsstraat (dicht bij het spoor) een overslagkantoor van en voor Zuid-Friesland. Uiteraard zijn er allerlei plannen gemaakt om het architectonisch interessante gebouw meerdere bestemmingen te geven. De practijk blijkt weerspanniger, want het gebouw staat van 1970 tot haar afbraak leeg. Nu gelden termen als niet meer representabel, onpractisch, verouderd.
Wordt de start van het Watertoren-gebouw gekenmerkt door rumoer in rooms-katholieke kring, bij de voornemens tot afbraak komt het bijna tot een volksoproer. Geëmotioneerde raadsvergaderingen, aktiecomité tot behoud, kunstenaarsprotest, persuitingen en manipulatieve verwijten kleuren het verzet. Niet alleen wethouder Boltendal wijdt er een hoofdstuk aan in het boek “De Heeren en de anderen” vanuit bestuurdersgezichtshoek. Ook de destijdse politieke coming-man en contra-activist Lykele Buwalda legde verantwoording af in een knipselboek met alle uitingen van beroering. Uiteraard is ook voor deze bronnen het museum Willem van Haren het adres. De meest zure conclusie is dat met één stem verschil de meerderheid in de raad besluit tot afbraak. Een nare geur van een prestigekwestie blijft nog jaren in Heerenveen hangen. In 1980 wordt definitief de skyline van Heerenveen nog meer geanonimiseerd.
Dit is te meer wrang omdat in een krantenartikel uit april 1914 - wanneer het nieuwe postkantoor wordt opgeleverd - de redacteur-journalist met een flinke dosis creatief enthousiasme het plein schertsend het ‘Torenplein’ noemt.
Door het hek van het postkantoorcomplex kijkend ziet u boven de rookwolk en tegen de achtergrond van de watertoren het huis van koopman-ijzerhandelaar Gerardus Johannes Pothaar G.J.zn. Deze zakenman heeft - of eigenlijk zijn toekomstige echtgenote Anna Margaretha van den Aardweg uit Haarlem - dat huis laten bouwen bij vergunning nr. 1951 van 27 juni 1929. In de loop van oktober van dat jaar zijn ze in Haarlem getrouwd, vinden in dit huis hun onderdak en wij zien in het adresboek van 1934 dat het adres dan is: Haringspad 16.
Oudere Heerenveners, die hun rijvaardigheid moeten demonstreren om hun rijbewijs te kunnen halen, krijgen te maken met de heer Pothaar als examinator van het CBR. Eén kandidaat heeft eens verteld, dat hij om zijn motorrijbewijs te kunnen halen zich meldt aan de voordeur van nr. 16. Hij heeft zijn motor voor het huis geparkeerd. De heer Pothaar-in-hemdsmouwen posteert zich op de stoep van zijn huis en geeft hem de opdracht de motor te starten en langs de Bewaarschool en het Postkantoor te rijden, vervolgens rechts om het Waaggebouw te sturen en daarna terug te keren naar zijn toegangshek. Bij terugkomst - binnen twee minuten - wordt de kandidaat meegedeeld, dat hij is geslaagd voor zijn rijproef. Een anecdotische gebeurtenis of een broodje-aap-verhaal ???
Het langst aan afbraak ontkomen is dat huis van Pothaar, die het overigens volgens de kadastrale administratie in het dienstjaar 1956 blijkt te hebben verkocht aan Cornelis Evert Peters, directeur van de NTM, die eerst in Groningen woont en later in Heerenveen. Pothaar vertrekt half augustus 1955 naar Arnhem en Peters betrekt begin september van hetzelfde jaar de woning. Hij blijft er wonen tot 3 november 1969 om vervolgens zijn pensioen in Haren (Gr.) te ontvangen. De dag na Nieuwjaar 1970 neemt de arts Jan P. Molenaar bezit van de woning in het vooruitzicht een jaar later naar de Zevenwouden te kunnen verhuizen. Na enkele maanden leegstand komt Bernard Smits uit Curacao. Hij gaat nieuwe impulsen geven aan de Streekmuziekschool “Schoterwerven” met vestigingen in Heerenveen (de oude landbouwschool aan de Schans), Oosterwolde en Wolvega. Smits verhuist in mei 1976 naar Rottum (HAS) en beleeft in maart 1980 een glorieus moment, als de nieuwe muziekschool “De Rinkelbom” in de wijk de Greiden feestelijk in gebruik wordt genomen. Dat jaar 1980 vinden er niet alleen bouwkundig grote veranderingen plaats aan het Gemeenteplein, maar ook de daarmee gepaard gaande administratieve veranderingen. De bestaande nummering ‘Van Harenspad’ - voorzover op het plein - wordt door een raadsbesluit per 1 januari 1980 hernoemd als ‘Gemeenteplein’. De woningkaart van het ‘huis Pothaar’ krijgt dan het adres ‘Gemeenteplein 33’.
Vanaf het moment dat de afbraakplannen in de projectontwikkelingswereld gaan rondzoemen is het de ontwikkelaar Dijkoma-beheer b.v., die zijn ogen laat vallen op het gebied van en met het postkantoorterrein tot en met dat van de watertoren. De dossiers 692-2 en 648.2 in het gemeentearchief getuigen daarvan. Tussen het eerste bericht van Dijkoma van 11 april 1974 met de mededeling, dat het perceel van Harenspad 14 (voormalige bewaarschool, later Van der Vegt & Overdiep) nu is afgebroken. De verkoop van een perceel bouwterrein aan het Van Harenspad voor de bouw van winkels met 29 bovenwoningen op 17 april 1978 betekent circa vier jaar ‘gesteggel’ over voorwaarden, prijzen, oppervlakten, enz. enz. De woorden ‘het is in kannen en kruiken’ behoort niet tot de termen van gemeentelijke bouwplannenmakers. Bovendien vallen buiten deze plannen nog het pand Pothaar en de watertoren, hoewel Dijkoma beweert dat het college in oktober 1977 al heeft besloten tot afbraak van de watertoren.
De vroegere Nutsbewaarschool, waarvan de eerste steen wordt gelegd op 2 oktober 1878 door Petronella Adriana de Blocq van Scheltinga - dochter van burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga, wordt half mei 1973 een prooi van de vlammen tijdens de werkzaamheden van drukkerij Van der Vegt & Overdiep. De schade was te groot om te herstellen en de basis voor de afbraak wordt hiermee gelegd. De drukkerij vindt - in de niet meer als zuivelfabriek functionerende boterfabriek “Jagtlust” in Oudeschoot - zelfs nog mogelijkheden om te groeien.
2013, september 22 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 32

Plein bij Crackstate omstreeks 1976
Dit ‘maagdelijke’ plein in de late middagzon ligt als-het-ware te wachten op de gasten voor de opening van de in gebruikneming van de uitbreiding van het gemeentehuis met het administratiegebouw. Deze fotonr. 302 heeft een ‘plusminus’-datering meegekregen van de fotobeheerders van het museum Willem van Haren. Waarom? Wel, dat is simpel: de fotograaf is niet bekend; het lijkt waarschijnlijk dat het een foto is die in de krant heeft gestaan; het heeft jaren gelegen in een ‘schoenendoos’ zonder dat er iemand naar omkeek ! Ziedaar, de simpele verklaring van de datering ± 1979. Dat het achter Crackstate ligt, leidt onvermijdelijk tot de conclusie dat de fotograaf op de K.R. Poststraat heeft gestaan. Links langs het nieuwe kantoorgebouw vangen we nog net een glimp op van het pakhuis van ijzerhandel Gerrit Overdiep aan de zuidkant van de Oude Kerkstraat. Rechts een iets forsere glimp van een der R.K.-kerktorens.
Het bestuurlijke traject naar bovenstaand resultaat is - zoals gebruikelijk in de kleinstedelijke politiek - er eentje geweest van tien jaar. Na de officiële ingebruikname van het Gemeentehuis ‘Crackstate’ door Commissaris der Koningin mr. H.P. Linthorst Homan op 4 december 1952, nadat het in 1949 door een ruil (Crackstate tegen Oenemastate) met het rijk in het bezit is gekomen van de gemeente Heerenveen, blijkt al snel dat het gebouw weer te klein gaat worden voor de volledige secretarie. In 1966 wordt daarom al een commissie ingesteld ter voorbereiding van een plan tot uitbreiding van het bestaande, eventueel bouw van een nieuw gemeentehuis. Die commissie - bouwtechnisch begeleidt door directeur gemeentewerken ir. Baars - komt na een voorbereidende analyse van de bestaande toestand (tekortkomingen, gebreken, toekomstverwachtingen, enz.) in mei 1967 tot een behoefteplan met als conclusie: restauratie én uitbreiding Crackstate. Voor die optie wordt aangetrokken het destijds bekende Architectenbureau Kuiper en de Ranitz uit Rotterdam. In 1969 komen zij met een foeilelijke uitbreiding van Crackstate, vormgegeven in een fotomontage. De voorstellen worden uiteraard door de commissieleden Boltendal, van der Glas, Bruinenberg-van Renssen, de Bruyne, de Haan, Wierda-Haanstra, ir. Baars, en met secretaris J. Nauta ‘uit en te na’ besproken. Het resulteert tenslotte in een voorstel, welke door de Schoonheidscommissie van commentaar wordt voorzien. In een brief van 26 juni 1972 laten ze dat in niet mis te verstane bewoordingen weten. Wij citeren in de ‘wollige taal’ en de eindconclusie:
“Nevenbedoelde adviesaanvraag heeft een onderwerp van bespreking uitgemaakt in de dezer dagen gehouden vergadering van de Centrale Werkgroep onzer commissie. Het voorliggende ontwerp laat een gebouw zien van nogal aanzienlijke afmetingen. De commissie vreest dat de grote massa een te grote concurrentie zal aandoen aan het zeer waardevolle monument Crack State, waarvan de barokke beweeglijkheid bovendien vraagt om rustige achtergronden. De commissie is dan ook van oordeel dat naar de beperking van de bouwhoogte dient te worden gestreefd, alsmede naar een rustige eenvoudige hoofdvorm. Het hier voorliggende ontwerp schiet naar de mening der commissie zowel naar massawerking als naar gevelbehandeling ten enenmale tekort. Eén en ander moet waarschijnlijk mede worden verklaard uit de samenstelling der plattegronden, welke eveneens onrustig en gecompliceerd aandoen.
De commissie acht dit ontwerp onaanvaardbaar en is van oordeel dat een totale bewerking van het plan noodzakelijk is om tot een gebouw te komen, dat zich op bevredigende wijze zal voegen naar Crackstate en dat daarbij een aanwinst kan betekenen voor het geheel daarbij aansluitende complex van gebouwen. De Commissie meent Uw college derhalve te moeten raden verwezenlijking van dit ontwerp niet te bevorderen.” Kortom: niet doen !
Het gevolg van een en ander wordt dat gemeentewerken zelf aan de slag gaat voor het maken van een plan naar de ideeën van architect E. Bootsma, en onder mede-verantwoordelijkheid van den nieuwe directeur gemeentewerken W. Wagenaar. De resultaten zijn terug te vinden in een dossier met de titel ‘Uitbreiding gemeentehuis met administratiegebouw achter Crackstate’, o.a. de aanbestedingsadvertentie van 9 mei 1974 die daar nog aan toevoegt ‘aan de K.R. Poststraat’. De aanbesteding vindt plaats op een 40 pagina’s tellende, gestencilde ‘Bestek en Voorwaarden’. Diverse grote aannemers in Heerenveen en omgeving halen in het Posthuis de voorwaarden en schrijven erop in. Er wordt een bouwheer aangewezen en de gehele procedure wordt ‘afgerond’ met de officiële opening op 19 augustus 1976 door de Commissaris van de Koningin mr. Hedzer Rijpstra. Gastheren burgemeester Henk Hellinga en oudste raadslid Y.H. Jelsma spreken ook lovende woorden over dit initiatief; de eerste in het Nederlands, de laatste ‘yn it Frysk’.
We kunnen er op basis van dit gegeven rustig van uitgaan, dat bovenstaande foto omtrent de opening is genomen.
Wat is er na die bouwkundige ingrepen nu verdwenen ? Van de aardbodem verdwenen is het huis van bewaring, oftewel de ‘gevangenis’ die in Wereldoorlog II zo’n angstaanjagende reputatie heeft gehad. Kunt u zich de ambivalente reacties voorstellen van degenen, die er direct of indirect mee te maken hebben gehad ? Het puin is afgevoerd naar het perceel in Katlijk, waar wijlen Louis le Roy de basis legt voor de ‘ecokathedraal’. Sinds 15 april 1995 dient een authentiek brokstuk van één van de gevangenismuren - teruggehaald naar Heerenveen en geplaatst op de oorspronkelijke plek van de gevangenis - als gedenkteken ter nagedachtenis aan de slachtoffers van dit ‘Oord der Verschrikking’.
In de nieuw gebouwde vleugel is sinds 1976 de secretarie gehuisvest. Zij heeft de beschikking over de begane grond en één verdieping. Het oude gebouw behoudt enkele bureau’s, maar ook de kamers van de leden van het college van B. en W. en die van de gemeentesecretaris blijven daar. Representatie wordt voor die functies van essentieel belang geacht. Ook de vergaderkamer voor het college blijft in ‘Crackstate’, terwijl de huidige trouwzaal eerst ook wordt gebruikt als raadzaal. De uitbreiding van het aantal raadsleden en de groeiende belangstelling van de burgerij voor de raadsvergaderingen is de reden voor het zoeken naar een ruimere accommodatie voor de gemeenteraad. Als voorlopige oplossing is een ruimte gevonden in het gebouw van gemeentewerken vlakbij de spoorbaan, destijds Hiddingastraat/J.G. Weeninkstraat 2/Koornbeursweg 84.
Ter gelegenheid van deze uitbreiding van de administratieve ruimten is er tevens besloten een kunstwerk aan te kopen. Het wordt een keramiek-muurreliëf van Han Boerrigter, die wordt geplaatst bij de ingang van het gebouw naast de toegangsdeur op de westelijke gevelmuur. Als we uitgaan van de 1%-regeling van de bouwsom en lezen dat er fl.22.280.- voor moet worden betaald, dan kunnen we ons een voorstelling maken van de totale bouwsom.
Eind december wordt eveneens bij de hoofdingang van dit gebouw aan de K.R. Poststraat ook een bronzen beeldje van Sjouke Gabbes van Nijehaske geplaatst, naar een ontwerp van Suze Bosma-Berkhout, met verwijzing naar de avonturen van Robinson Crusoë op Zuidland in het boek van Daniël Defoe.
Amper 15 jaar later dienen de gemeentelijke ambities opnieuw te worden bijgesteld en worden niet alleen deze administratieve ruimten geamoveerd, maar sneuvelt ook de Schouwburg. Er moet plaats gemaakt worden voor ‘het stadskantoor’.
Stel ... dat de samenstelling van de Provinciale Schoonheidscommissie niet is veranderd sinds 1976, kan hun conclusie dan voor het huidige ontwerp van 1992 in dezelfde volzinnen luiden..????:
“Het voorliggende ontwerp laat een gebouw zien van nogal aanzienlijke afmetingen. De commissie vreest dat de grote massa een te grote concurrentie zal aandoen aan het zeer waardevolle monument Crack State, waarvan de barokke beweeglijkheid bovendien vraagt om rustige achtergronden. De commissie is dan ook van oordeel dat naar de beperking van de bouwhoogte dient te worden gestreefd, alsmede naar een rustige eenvoudige hoofdvorm.”
2012, oktober 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 114

Pastorielaan ca 1926
Zeer ongebruikelijk zijn de verhoudingen van deze prentbriefkaart: 7 cm. hoog en 17 cm. breed. Een uitgave van ‘Bromc grafia, Amst.’ Het opschrift is onmiskenbaar ‘Heerenveen. Pastorielaan.’ Het is een exemplaar uit de collectie van het Heerenveen Museum, maar het is ook vertegenwoordigd in de collectie Leenes nr. 1021. Helaas geen enkel gestempeld exemplaar ! De situatie ziet er wel erg strak en nieuw uit. Een voorbeeldig geplaveid wegdek van waalse klinkerts en vier meter breed, een magnifiek trottoir aan de kant van de huizen, die met de frontgevel naar het oosten staan en de royale Pastoriewijk, welke weg én berm scheidt van de uitgestrekte weilanden. De vernieuwde Pastorielaan loopt kaarsrecht ongeveer 350 meter tussen de bomenlaan door in de richting van het arm-en verplegingshuis, waarvan we de contouren achter de persoon op het trottoir kunnen zien. In de rechteronderhoek van het beeld zien we een gedeelte van het sluishoofd, waarin de meest noordelijke sluisdeur is opgehangen. We zijn al wat later op de dag want we zien de schaduwen van een praktisch westelijke zon. We kunnen ons vergissen, maar het heeft er alle schijn van dat de boompjes in het trottoir van zeer jonge datum zijn.
Uit de krant hebben we geen aanwijzing kunnen vinden wanneer die smetteloze bestrating tot stand is gekomen. Wel echter uit het archief van de ‘Pastorie van Aengwirden’, nr. 1336. In het bestek en voorwaarden van het bestraten van een gedeelte van de Pastorielaan te Heerenveen van 26 oktober 1924 staat het werk omschreven als volgt: “het afgraven en vervoeren van de aanwezige verharding, het inbrengen van de nodige riolering, het leggen van een bestrating met trottoir, het aanwerken van het gedeelte gelegen naast de sluis en het afwerken van de berm van een gedeelte der Pastorielaan te Heerenveen”. Een tweede stuk zet ons ook op het spoor van een nauwkeuriger datering. Uit hetzelfde archief biedt nr. 1346 een inschrijvingsbiljet van Jacob A. Stuiver van 28 mei 1924 voor het dempen van een gedeelte van de bermsloot langs de Pastorielaan (en dat is dan de westelijke kant, want anders zou er hebben gestaan ‘berm van de wijk’) schrijft deze: “Zoo als het plan nu voorlopig bestaat, dat de sluis in de Pastorielaan dicht komt den 9 juni, zoo als opzichter Zwarts heeft meegedeeld, dan zou het zand moeten worden overgekruit....”.
En omdat het eerste (linkse) huis op de foto het door S.D. le Fébre in 1926 aanbestede huis is, dan is de conclusie dat deze foto van 1926 of kort daarna moet zijn.
De discussie over het plaatsen van lantaarns aan de Pastorielaan door het gemeentebestuur van Aengwirden dateert al van oudere datum. In 1912 namelijk heeft de raad besloten dat het zelfs aan een straat, welke particulier bezit is van de Pastorij van Aengwirden zinvol kan zijn van gemeentewege straatlantaarns te plaatsen. Bovendien zitten de bestuurderen dan nog wel een beetje met een ongemakkelijk gevoel over het verdrinkingsongeval in september 1908 van het jonge meisje Rika Broekman, welke na een ziekenbezoek in het verplegingshuis bij duisternis in het koude water van de Pastoriewijk geraakt en dat niet heeft overleefd.
De lantaarn op onze foto is prima zichtbaar boven het hoofd van de tegen een boom steun zoekende fietser in een wit jasje. Overigens is het strak geplaveide wegdek ook onderwerp geweest van de gemeenteraadsbesprekingen. De voorloper hiervan is een particuliere ‘boerenreed’, maar door de inspanningen en de invloed van de ziekenhuisregenten is het sterk verbeterd. Zij kwamen op voor het lot van de patiënten die met de koets naar de verplegingsinrichting moesten worden gebracht.
Voor we ons richten op de bebouwing willen we nog even de aandacht vestigen op het reclamebord van “(..)CTORIA” aan de zijmuur van het blokje van vijf huizen. Jan Zwerver vertelt in zijn fotoboekje “Heerenveen, zo was het” op de allerlaatste pagina, dat het bord reclame maakte voor “Victoria Verzekeringen”. De eerste bewoner van Pastorielaan 11 - de heer J. Porte - blijkt inspecteur van de levensverzekeringsmaatschappij ‘Victoriabank’. Deze is voortgekomen uit een Amsterdams Verzekeringsfonds en voert sinds 1896 deze naam. In 1925 wordt de naam uitgebreid tot de ‘NV Algemeene Verzekering Maatschappij Victoria’, terwijl in 1938 alle aandelen van Victoria in het bezit van het verzekeringsconcern De Nederlanden van 1845 komen. Inspecteur Porte verhuist in 1935 naar Zwolle (volgens Jan Zwerver) en oud-brigadier-titulair bij de Rijksveldwacht L.J.J. Verplanke betrekt vervolgens het huis. Dankzij een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 29 april 1935, waarin de heer Porte de burgerwoning per 1 juni te huur zet, weten we dat de begane grond een ‘kamer en suite’, ruime gang, keuken, kelder en bergplaats bevat. Boven zijn er drie slaapkamers en een kantoortje. Tenslotte een flinke tuin met vruchtbomen.
Richten we ons nu verder op de overige bebouwing, dan dienen we in de bouwvergunningen te duiken. Huizen met platte daken zijn in Heerenveen in de jaren na 1900 geen alledaags verschijnsel. Voor het kadastrale perceel Tjalleberd A-6802 worden door de heren J. Porte, A. Nauta, F. Zandbergen en K. Beck vergunning gevraagd en verkregen op 21 mei 1924 voor de bouw van vier woningen. M. Hoogeveen sluit zich daar bij aan met een vergunning gedateerd 10 juli 1924. Namens Hoogeveen regelt de heer K. Beck de vergunningsaanvraag en het blijkt uit de nieuwe tekening, dat Hoogeveen het vierde huis van het zuiden gaat krijgen, terwijl Beck de meest noordelijk eindwoning blijft claimen. Na de voltooiing blijken deze eigenaren de destijds - ook nog in 1927 - gebruikelijke doorgaande nummering te hebben gekregen aan de Pastoriesingel of Pastorielaan (van zuid naar noord): Porte 366, Nauta 367, Zandbergen 368, Hoogeveen 369, Beck 369 a.
We moeten aannemen, dat het in het adresboek van 1922 aangewezen nummer Pastoriedwars-straat 365 - als woonplaats van de heer S.D. le Fèbre, leraar aan de Rijksdagnormaalschool (onderwijzersopleiding) te Heerenveen - onderdeel uitmaakte van de door de Bouwvereniging Aengwirden gebouwde 11 dubbele woningen. Deze veronderstelling is gebaseerd op het gegeven, dat 9 dubbele woningen van het type A in deze zijstraat van de Pastoriesingel of Pastorielaan zijn gebouwd en twee dubbele woningen van het type B aan weerszijden van de zuidoostelijke en noordoostelijke hoek met de Pastorielaan tot stand zijn gekomen in 1917 en 1918.
Dat nummer ‘365’ is toegekend in 1920, terwijl het daarvoor in de periode na de bouw het huisnummer 247 heeft gehad. Deze zienswijze is in overeenstemming met de ook toegekende nummers 226 tot en met 246 voor alle zuidelijke en noordelijke dubbele woningen, behorende tot de Pastoriedwarsstraat.
De eerste bevestiging vinden we in het Bevolkingsregister van Aengwirden (deel II: Heerenveen) uit de periode 1890-1920. Daarin staat Simon Dirk le Fèbre op het huisnummer 247 per 21 februari 1918, komend van de Nieuwburen, waar hij vanaf 5 juni 1916 heeft gewoond. De gezinskaart (1920-1939) kan ons nu verder helpen. Daar namelijk staat als eerste adres: Luinjeberd 365a. Dat is het door hem gebouwde huis ten noorden van de door hem bewoonde type A-woning van de Bouwvereniging Aengwirden. Bij de vernummeringsronde van 1930 krijgt het dan als adres: Pastorielaan 10.

Met een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 12 januari 1926 kondigt de heer S.D. le Fèbre een aanbesteding aan - behoudens goedkeuring van B. en W. van Aengwirden - voor het bouwen van een ‘Burgerwoning’ aan de Pastoriesingel te Heerenveen. De gemeente heeft er een maandje over nagedacht, heeft wat problemen met het platte dak en de oversteek daarvan, maar ook met de ramenverdeling van de bovenverdieping. Als bouwmeester heeft hij de hulp ingeroepen van J. Moet, opzichter te Oosterwolde. Gemeenteopzichter K.R. Post van Aengwirden is de gemeentelijke woordvoerder. Na een gedegen verweerschrift en kleine aanpassingen wordt op 19 februari daaropvolgend toestemming verleend bij vergunning nr. 763. Enkele data van het nieuwe huis: terrein ± 1000 m2; grondoppervlak huis 104 m2; muren van waalsteen; bouwprijs fl.6000.-.
Simon Dirk le Fèbre is geboren op 5 maart 1882 in Bolsward, waar zijn vader Fedde le Fèbre onderwijzer is geweest. Zelf wordt hij ook opgeleid in dat vak. Als hij zijn benoeming tot hoofd der school te Boornbergum aanvaardt, blijkt hij als onderwijzer te Hoornsterzwaag van de gemeente Schoterland een eervol ontslag per 1 maart 1904 te ontvangen. Hij heeft daar als onderwijzer de hoofden Heiner en de Vries bijgestaan. In zijn Boornbergumer periode krijgt hij de kans - waarom is nog niet opgehelderd - een reis te maken naar Nederlandsche Indië.
Volgens het Algemeen Handelsblad scheept hij zich op 10 februari 1906 in als passagier te Genua op het s.s. Koning Willem III voor de reis naar Batavia, waar hij op 21 maart overstapt op het s.s. De Carpentier naar Soerabaja. Van de reis naar en het verblijf in Oost-Indië zal hij een aantal dagboeken bijhouden, waarvan twee exemplaren - over 1906/1907 en 1908 - zijn gearchiveerd in het Heerenveen Museum. Na zijn terugkeer blijkt hij ook artikelen te hebben geschreven over zijn ervaringen daar. Zo noemt het Nieuws van den Dag van 17 januari 1910 b.v. “Boon’s Geïllustreerd Magazine” met een bijdrage van S.D. le Fèbre: “Midden-Java”. De Leeuwarder Courant van 24 mei 1910 bericht, dat Mork’s Magazijn in zijn 5e aflevering ruimte heeft geboden aan een bijdrage “De installatie van den nieuwen Regent” met tekeningen en foto’s van de schrijver. Ook redacteur Waling Dijkstra van ‘it Fryske tydskrift Sljucht en Rjucht’ heeft le Fèbre uitgenodigd om met ingang van het nummer van 3 december 1910 te publiceren. Het artikel heet: “In reiske troch midden-Java”. In zeven afleveringen vertelt hij boeiend over zijn ervaringen aldaar.
Een Chinese feestdag beschrijft en illustreert hij in zijn eerste dagboek met een tekening van een ‘drakendans’.

Later lezen we in zijn necrologie in het Nieuwsblad van Friesland van 11 juni 1931 (maar ook in zijn dagboek), dat de reden voor de reis naar Nederlandsch Oost-Indië zijn onderwijzerschap is geweest. Op medisch advies (nierkwaal) is hij eind december 1908 naar Nederland teruggekeerd en heeft hij zich opnieuw in Boornbergum gevestigd.
Op 18 april 1913 trouwt hij met Sibbeltje Leistra, dochter van een bakker uit St. Johannesga, en op 30 januari 1914 wordt zijn zoon Hedzer (in 1931 is zijn roepnaam overigens Henk) geboren.
In 1916 wordt aan Heerenveen het voorrecht verleend per 1 mei als eerste Friese plaats een Rijksdagnormaalschool te openen. Werden voorheen onderwijzers en onderwijzeressen opgeleid in de avonduren en op de zaterdagmiddagen, nu kunnen kwekelingen zich inschrijven voor dag-onderwijs en zullen ze 111 uren per week in vier klassen worden voorbereid op hun toekomstige onderwijsbaan. Behalve in de vakken, vereist voor de examens ter verkrijging van de akten van bekwaamheid als onderwijzer(es), voor de nuttige handwerken en de ‘vrije en orde-oefeningen’, zal les worden gegeven in Frans, Engels, Wiskunde, Algemeene geschiedenis, Gymnastiek en Gezondheidsleer. Simon Dirk le Fèbre wordt naast directeur J. Dijkstra Wzn één van de kernleerkrachten. Volgens het adresboek van 1922 is zijn opdracht: Algemene en Vaderlandsche Geschiedenis, Schrijven, Zang en Tekenen. Verder verbinden er zich nog tien leerkrachten aan de opleiding, meestal met een deeltaak in een bepaald vak.
In de loop der jaren heeft hij zich ook weten te ontwikkelen als een autoriteit op het gebied van de pluimveeteelt. Diverse berichten in de kranten getuigen daarvan. Onder andere treedt hij op als jurylid en zelfs het secretariaat van de V.P.N. (Vereniging tot bevordering van de Pluimveehouderij in Nederland) heeft hij waargenomen. Nadat hij zich in 1916 permanent in Heerenveen heeft gevestigd, zet hij ook zijn werklust in als secretaris van de ‘Commissie voor Heerenveen-één’ en voor de loge der Vrijmetselaars. Verder neemt hij duidelijk stelling voor de gelijkberechtiging van het openbaar en het bijzonder onderwijs in de tijd, dat de bijzondere kweekscholen door de overheid prioriteit is toegekend. Dat blijkt uit een artikel in het Nieuwsblad van Friesland van 4 april 1924, waarin sprake is van de opheffing van opleidingsscholen voor onderwijzers.
Stukjesschrijver Fré Joustra (1891) heeft hem gekend en rept in zijn anekdotische verhalenbundel “Uit mijn schetsboek” (1980) van de grote tuin met door de jeugd geliefde perenbomen. Een portretje van de man lijkt me gepast (een detail uit een klassefoto van de Rijksdagnormaalschool van omstreeks 1920).
Na het overlijden van le Fèbre wordt zijn weduwe onder curatele gesteld den 27 Juli 1931 (veranderingen opgeven a.d. officier van justitie). Zij verhuist per 2 december 1932 naar de Korteweg 28 in Heerenveen (SCO). Zoon Hedzer - inmiddels 18 jaar - vestigt zich in Groningen.
Sijtze Huizinga, bedrijfsleider bij N.V. Woltman’s Fabriek van en Handel in Bouwmaterialen en Hout, betrekt het huis Pastorielaan 10 per 11 jan. 1932, komend van Gorredijk, Opsterland.
Hij woont er ook nog met zijn gezin in 1938 (volgens het adresboek), maar dan als adjunct-directeur van dezelfde N.V. Een bericht van de Kamer van Koophandel in het Nieuwsblad van Friesland van 6 september 1939 meldt zelfs zijn benoeming tot directeur. Minder dan een jaar later verhuist Sijtze Huizinga naar een huurhuis op de Fok. Op no. 6a huurt Huizinga vanaf 26 mei 1940 van koopman Abel Wisman.
Aanzienlijk korter zullen we zijn over de bewoning van het ‘blok van vijf’ ten noorden. We hebben U in eerdere instantie al voorgesteld aan de personen, die de vergunning voor de bouw hebben aangevraagd in 1924 en bovendien hun betrokkenheid met de woning in 1927 (adresboek).
In het Adresboek 1928 (zie Tresoar) is er nog geen sprake van veranderingen. Twee grote veranderingen kunnen we constateren in het adresboek van 1934. M. Hoogeveen is verhuisd naar de Pastoriedwarsstraat nr. 21 en wordt vervangen door J. Dassen, wiens functie “assistent Directe Belastingen” waarschijnlijk zijn chef M. Hoogeveen “commies Directe Belastingen” heeft doen besluiten het huis beschikbaar te stellen. De belangrijkste wijziging zit ‘m in de hernummering van de hoge, doorlopende nummers naar straatgebonden lage huisnummers. Nr. 366 blijkt nu Pastorielaan 11; nr. 367: Pastorielaan 12; nr. 368: Pastorielaan 13; nr. 369: Pastorielaan 14 en
nr. 369a: Pastorielaan 15.
Vier jaar later in 1938 geeft het adresboek voor nr. 11 als bewoner: H. Bosga, procuratiehouder; voor nr. 12: de wed. J. Sijtsma-Mink, zonder beroep, en - vermoedelijk - haar kinderen G. Sijtsma, onderwijzer, en J. Sijtsma, kantoorbediende; voor nr. 13: E. van Zandbergen, brievenbesteller, met inwonend J. Loopstra, klerk van het kadaster; voor nr. 14: J. Dassen, assistent Directe Belastingen, en voor nr. 15 nog steeds de bouwkundig opzichter K. Beck.
Het volgende drietal huizen, dat op onze foto staat, zijn alle drie gebouwd dankzij vergunning uit 1926. P. Bles is de uitzondering met een vergunning van 19 maart 1925 en het huisnummer 369b. Sierd Minkes krijgt zijn vergunning op 10 maart 1926; is zo onfortuinlijk te overlijden op 18 november van dat jaar op 75 jarige leeftijd en zijn weduwe krijgt huisnummer 369c. H.J. de Vries is beurtschipper en mag vanaf 14 april 1926 gaan bouwen en krijgt nr. 369d.
Ook deze families blijken in 1934 het straatnaamgebonden nummer te hebben zonder lettertoevoeging: Bles nr. 16; wed. Minkes-Hof nr. 17 en de Vries, nr. 18.
De wijziging in 1938 is opnieuw te wijten aan het overlijden van een bewoner. Deze keer is het Pieter Bles, die op 12 september 1935 in Zwolle op 77 jarige leeftijd zijn echtgenote Jantje ten Boom tot weduwe maakt. De weduwe Antje Minkes-Hof en de Vries als buren kunnen haar gelukkig tot steun zijn.
Maken we de sprong naar het adresboek van 1949, dan wordt Pastorielaan 10 bewoond door A.J. Nijdam; nr. 11 door H. Bosga; nr. 12 door S. Kuiken; nr. 13 door E. van Zandbergen; nr. 14 door M. Hoogeveen (opnieuw dus!); 15 door K.Beck; nr. 16 door mej. Sj. Bles; nr. 17 door S. Minkes en nr. 18 door H.J. de Vries. Vijf jaar later in 1954 opnieuw enkele veranderingen. Op nr. 10 M.J. Engelman; nr. 11 H. Bosga (een blijvertje); nr. 12 E. Bosga (broer van nr. 11); nr. 13 F. Ensing; nr. 14 M. Hoogeveen; nr. 15 K. Beck; nr. 16 wed. P. Boermans-Slager; nr. 17 wed. G. Minkes-Krikke; en nr. 18 H. de Lange.
Op 27 december 1956 besluit de gemeenteraad van Heerenveen het stuk Pastorielaan, wat parallel loopt met de rijksweg (waar de nieuw aangelegde Zonnebloemstraat zich met een flauwe bocht bijvoegt) eveneens ‘Zonnebloemstraat’ te noemen. Het laatste stukje, waar de houten ‘Oostenrijkse woningen’ - nr. 57 en 59 - staan, houdt de naam Pastorielaan tot aan de Van Beyma thoe Kingmaweg. Bovendien wordt besloten ook de huisnummering te moderniseren, zo ... dat de westelijke kant van de Zonnebloemstraat de oneven huisnummers krijgt en de oostelijke/noordelijke kant de even nummers. Die omnummering van de door ons beschreven woningen ziet er dan als volgt uit: Pastorielaan 10 wordt Zonnebloemstraat 13 (J.H.H. Kramer); 11 wordt 15 (H. Bosga); 12 wordt 17 (E. Bosga); 13 wordt 19 (D. Rentenaar); 14 wordt 21 (M. Hoogeveen); 15 wordt 23 (K. Beck); 16 wordt 25 (R. en G. Bles); 17 wordt 27 (wed. G. Minkes-Krikke) en 18 wordt 29 (J. van der Tempel).
Is uw nieuwsgierigheid inmiddels zo groot, dat U ook de adresboeken van 1964 en 1966 door wilt spitten op wijzigingen, dan kunt U zowel terecht op de studiezaal van het Gemeentearchief in Crackstate (kamer 12) op donderdagen als in de bibliotheek van het Heerenveen Museum tijdens de openingstijden (na afspraak).
2015, augustus 23 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 115

Opnieuw zo’n bijzondere opname uit de fotocollectie van het Heerenveen Museum. Het moet (volgens de informatie achterop dit archiefmateriaal) een foto zijn van een professionele fotograaf van vóór 1920, afgedrukt op het niet alledaagse formaat van 11 bij 18 cm. Die datering moet - gezien de aanleg van de bestrate Pastorielaan in 1924 en beschreven in de vorige HIP-Time 113 - met een flinke korrel zout worden genomen. Meer waarschijnlijk is het jaartal 1925.
In beeld is het meest zuidelijke deel van de Pastoriewijk, met het eveneens zuidelijke sluishoofd met de openstaande sluisdeuren en de onder verantwoordelijkheid van de pastorievoogden klinkerbestrating met trottoir en jonge boompjes. Aan het einde van de uitloop van de wijk ligt goed zichtbaar de ‘Spekbrug’, met daarachter het huidige nummer Nieuwburen 64.
Na een lange periode als onverharde weg met de naam Pastoriesingel of Pastorielaan, langs de Pastoriewijk (welke de Heideburen heeft verbonden met de Aengwirderweg door de Streek), langs het diaconie-armhuis (later ook ziekenhuis) en langs het kerkje van Terband heeft gelopen, wordt in het tweede decennium van de 20e eeuw de laan grotendeels getransformeerd van een min of meer particuliere publieke weg tot een straatweg.
Voor een goed begrip is het nodig te weten, dat de twee dubbele sluisdeuren in de Pastoriewijk beide op Aengwirdens grondgebied hebben gelegen. De grens van Aengwirden met Schoterland heeft dus zuidelijk van de deuren aan de kant van de Heideburen gelopen. Niet alleen de kaart ‘van de te vormen gemeente Heerenveen’, uit circa 1918 geeft dat duidelijk aan, maar ook Eekhof’s ‘Grietenijkaart van Aengwirden’ uit 1854.
Het dubbele woonhuis met de dakkapellen staat er nog niet zo erg lang. Op die plek namelijk is sprake geweest van een stoomzuivelfabriek(je), dat opgericht is aan de Pastoriesingel te Heerenveen (SCO) door een 29 jarige boer uit Katlijk - Jeep Riekles Heida. Het eerste nieuws, dat we daarover hebben vernomen is een berichtje in het Nieuw Advertentieblad van 11 september 1897 (uitgegeven door Jacob Hepkema). Op de vierdaagse tentoonstelling te Steenwijk is een bekroning uitgereikt bij een wedstrijd voor boterbereiding aan de ‘stoomzuivelfabriek te Heerenveen’. Een 2e prijs met een zilveren medaille. Dit bericht wordt bevestigd door een zoek-aktie van www.delpher.nl in één van de kranten van Nederland, nl. in “Het Nieuws van den Dag - kleine courant” van 7 augustus 1897. Daar wordt gesproken van ‘stoomboterfabriek’ Heerenveen.
We kunnen de verleiding niet weerstaan om sneuper Arjen Fetzes Koopmans aan het woord te laten uit de Heerenveensche Koerier van 19 april 1946 met een citaat over “It âlde slúske” en natuurlijk in het Tsjalberter Frysk:
“Alhiel oan 'e ein (fan ‘e Pastoryleane), dêr't nou in slachter húsmannet (hij bedoelt Jac. van der Laan in 1946!), stie in âlde boerepleats mei it bûthûs oan 'e westkant; oan 'e eastkant waerd it hea sa fan it paed dêr't wy lâns giene, yn 'e golle brocht, dat paed wie sa to sizzen hwat by in oare pleats de telle is. Yn it lest fan de njuggentiger jierren is de skuorre hwat forboud en dêr hat wrychtsjes (Fr. Wurdboek: warempel) in bûterfabrykje yn west, dreaun troch in hynsdêr yn 'e tsjernmoune, wy miene dat twa as trije mannen fan it Fean dêr de baes fan wiene. ....................... In tiidlang letter is dat ek wer fordwoun. De âld skuorre is ofbrútsen en dêr binne in pear hûzen op dat plak boud, dy't, sa't wy nou wol sjogge, ek al wer oan kant rekke binne.”
Die oude boerenplaats kunt U - in de interpretatie van (kunst)schilder Klaas Krikke - zelf nog eens bekijken als de afbeelding van HIP-Time Magazine 60 van 30 juni 2013.
Voortgezette berichtgeving op 2 april 1898 - ook weer in het Nieuw Advertentieblad - betreft een bericht van 31 maart: “Door drie personen uit deze omgeving, waaronder één onderwijzer,wordt voortaan in de Terbandsterlaan (is dus de Pastorielaan) een handkrachtboterfabriek opgericht !” Jeep Riekles Heida is al genoemd en de onderwijzer blijkt de 21 jarige Fedde Jans Bosma, zoon van een veehouder onder Katlijk. Hij verhuist per mei naar Heerenveen (Bev. Reg. 1880-1900. Hij is de man die op 15 juni een oproep doet om zich aan te melden aan de fabriek als ochtendventer met ondermelk en karnemelk. Een week later laat dezelfde weten, dat de boter 50 centen per halve kilogram (per pond dus) kost en dat het thuis bezorgd kan worden. De derde persoon wordt Tinus Pieters Agter, die na in 1843 te zijn geboren als smidszoon te Mildam al sinds 1872 als ‘grofsmid’ probeert een bestaan op te bouwen aan de Heideburen (kad. A-118 en A-117 (huis, erf, schuur, en tuin) woont. Eind april 1898 veilt hij zijn smidsinventaris en neemt hij de dagelijkse technische leiding kennelijk op zich van het handkrachtfabriekje. Ook verbindt hij zijn naam aan de aanvrage voor een hinderwetvergunning, welke op 21 november 1898 is gedateerd. Voor de boter-en kaasfabriek met stoom als beweegkracht op het kadastrale perceel Heerenveen A-2273 is de procedure, dat de omwonenden hun bezwaren kunnen uiten. Die komen er dan ook wel, want de wasvrouw Nicasia Keller, wed. R. Westra vreest de neerslag van roet, ‘asch’ en vuilnis voor de op de bleek liggende was en zij woont er maar 20 meter vanaf. Hate J.P. van der Woude ondersteunt die bezwaren- mede namens zijn vrouw die ook wasvrouw is en wijst op de regenwatersbak en de volksgezondheid. De weduwe IJ. Groen, eveneens wasvrouw, sluit zich hier graag bij aan. Harmen Klazes Post - tevens bedienaar van de sluis - heeft een in de nabijheid gelegen tuinbouwbedrijf en stelt dat de roetstoffen zijn groenten schade toebrengen als hij het bovendien moet wassen in een vervuilde sloot. Hendrik Fokkes Groen is verver en zeer huiverig voor het nadelige effect op zijn schilderwerk. Hij woont er ten zuidwesten van en in het pand naast de slagerij van Hendrik Johannes de Jong aan de Heideburen, kad. Tjalleberd A-1612.
De aanvraag wordt besproken door B. en W. van Schoterland in de vergadering van 16 december 1898 en het college besluit de aanvraag door te sturen aan de Inspecteur van Arbeid. Deze tekent geen bezwaar aan en het college van B. en W. geeft zijn toestemming aan het plan. Kennelijk hebben de bezwaren van de omwonenden geen enkele schorsende werking of beperkende voorwaarden opgeleverd.
Zeer verrassend en eigenlijk totaal onverwacht is het bericht van 14 januari 1899 te lezen, welke notaris Rinze Barends in het Nieuw Advertentieblad plaatst over de zuivelfabriek “Heerenveen”. Citaat: “Eerlang zal bovenbedoelde, in volle werking zijnde fabriek in veiling worden gebracht en verkocht met volledige inventaris, zullende de veiling plaats hebben in de Koornbeurs van S.G. Bosma te Heerenveen”. Het blijkt, dat directeur Fedde Bosma is beland in een faillissementsprocedure, waarvan op 30 januari 1899 het vonnis van de Arrondissements-Rechtbank afkomt. Voor de afwikkeling zijn benoemd de rechter-commissaris mr. N. van Hasselt, en als curator mr. J. Woltman, beide te Heerenveen. Het Nieuw Advertentieblad heeft met deze mededeling de primeur op woensdag 1 februari 1899.
In diezelfde krant wordt door de journalist ook een boekje opengedaan over de niet wettig geregelde vennootschap tussen de drie participanten. Een paar weken eerder is op aandringen van de directeur Fedde Bosma een stoommachine geleverd, maar nog voor deze wordt opgesteld komt er onenigheid tussen de directeur en zijn maten. Bovendien hapert het met de financiën. Aannemer van het gebouw en de machineleverancier dringen vergeefs aan op betaling en de buren krijgen hun melkgeld niet. Bovendien staat de fabriek op met een hypotheek bezwaarde grond. Het wordt gesloten en komt in de verkoop. Inmiddels is Bosma er op zaterdag 28 januari al met de fiets op uitgetrokken en niet teruggekeerd. Verder is bekend dat hij van te voren een pas heeft aangevraagd en ook gekregen, zodat men denkt dat hij naar Duitsland is gegaan. Eind 1900 blijkt hij zich te hebben gevestigd in Dronrijp. Eind van dat jaar wordt door de curator aangekondigd, dat de enige uitdelingslijst in het faillissement ‘een einde heeft genomen’. Fedde kan weer verder met zijn leven en in 1903 blijkt hij te Dronrijp een bestaan op te bouwen als ‘melkonderzoeker’. (Notariaat T.26, 56101, 6/13 jan. 1903)
Inmiddels heeft uiteraard de verkoop van het pand van de zuivelfabriek c.a. plaatsgevonden en de koper is geworden de verver Hendrik Fokkes Groen voor fl.1154,-. Een schuur met erf voor fl.860,- komt in het bezit van Siebolt Ids de Boer, koopman en taxateur te Makkum. Het geheel wordt beschreven in een notarisacte van Rinze Barends van 1 maart 1899. In mei volgt dan nog een verkoping van roerende goederen ten laste van de gefailleerde en z’n maten voor een bedrag van fl.287,-.
Het tijdperk Hendrik Fokkes Groen, die overigens al behoorlijk op leeftijd is in 1899 (geb. 1830), en zijn zoon Fokke - die hem in het verversvak opvolgt en geboren is in 1861 - kan worden bekroond. Er moet eerst nog wel even een transactie geregeld worden met taxateur de Boer. Deze is tenslotte bereid voor fl.550,- aan hen een woning met erf, grond en wijk te Heerenveen te verkopen voor fl.550,-. Notaris Verkouteren regelt dat per 29 juni 1899.
Zo U weet, kijkt het kadaster voor de gang van zaken soms net even iets anders tegen transacties aan, maar zij beschouwen de drie compagnons Agter, Heida en Bosma eerst als eigenaren van A-2273 (huis, schuur, erf, boterfabriek, erf, samen groot 5.90 are) met gebouwde waarden van fl.100,- en fl.60,- én na de officiële stichting in dj. 1900 dus ook van de - gesplitste - kadastrale percelen A-2353 (1.60 are) en A-2354 (3.40 are). Verder verkopen de nieuwe eigenaren Groen c.s. 90 centiare aan de slager Hendrik Johannes de Jong, ten behoeve van diens slachterij op de hoek van de Heideburen-Pastorielaan. Zelf hebben zij duidelijk plannen voor uitbreiding van hun bedrijfsaktiviteiten, want in het dj. 1901 is er reeds sprake van de ‘verbouw’ van met name de boterfabriek op het kad. perceel A-2353. Hoe die ingreep er precies heeft uitgezien valt door een gebrek aan documentatie van bouwvergunningen niet na te gaan, maar de omschrijving na de verbouw luidt ‘huis, schuur en erf’. U mag er vanuit gaan, dat die beide elementen voorkomen op onze foto. De schuur is reeds een onderdeel van hun westelijk gelegen perceel A-1612. U ziet daarbij een lange hoge “schoorsteenpijp”, die hoog boven de bebouwing zijn kwalijke dampen mag uitbraken. De overlevering - helaas (nog) niet bevestigd door hinderwetvergunning of dergelijke - zegt, dat het schildersbedrijf in de schuur een verfwinkel met een ‘lakstokerij’ zijn gevestigd. Wikipedia vertelt ons dat de ‘Hinderwet’ uit 1875 stamt en regels stelt over bedrijfsactiviteiten die hinderlijk, gevaarlijk en/of schadelijk zijn voor de omgeving of het leefmilieu. Dat is met verhoogd brandgevaar, kwalijke dampen en roet bij lakstoken duidelijk het geval.

Gelukkig kunnen we in de administratie van de kadastrale leggers enkele aktiviteiten van de Groen’s los peuteren. Zo is er in het dienstjaar 1900 al sprake van ‘slooping’, maar ook in het dienstjaar 1901 van ‘verbouw‘ en ‘gedeeltelijke slooping en verkoop’ op de uit perceel A-2273 voortgekomen heringedeelde percelen A-2353 en A-2354. Daarmee evenwel is het einde nog niet in zicht want in het kadastrale dienstjaar 1906 en ook 1907 is er opnieuw sprake van ‘verbouw’. Het resultaat daarvan is dat door de ‘sloping en verbouw’ op het nieuw gevormde perceel A-2382 zelfs twee huizen met erven zijn gerealiseerd, waaraan het kadaster volgens de regels opnieuw twee nieuwe nummers toekent, nl. A-2539 (grootte 0.51 are) en A-2540 (grootte 4.49 are). Die toekenning dateert uit het kadastrale dienstjaar 1907 en betreft het dubbelwoonhuis met de twee dakkapellen (zoals op onze foto is afgebeeld).
Bovenbeschreven situatie kunnen we met een detail uit de Waterleidingkaart van Heerenveen uit het jaar 1913 prachtig als plattegrond illustreren.De x x x x markeren de gemeentegrens tussen Aengwirden en Schoterland (zie afb)
Met behulp van de door Jan Werkman, oud-archiefbeheerder van de gemeente Heerenveen, samengestelde “Huisnummering Heerenveen 1501-1986”, is het mogelijk na te gaan welke personen en/of families de hier getoonde panden hebben bewoond. Het zichtbare deel van de woning met de gebroken kap en de uitgebouwde serre met plat dak is de helft van het type A-woning van de bouwvergunning 408, toegekend op 14 februari 1916, aan de Bouwvereniging Aengwirden als onderdeel van de bouwstroom voor de Pastoriedwarsstraat. Het na de bouw toegekende huisnummer 226 (in 1920 vernummerd tot nr. 344) wordt op naam gesteld van de secretaris van de Polder van het 4e en 5e Veendistrict, de heer B.A.L. van der Woude. We mogen aannemen, dat hij pas na de aankoop van de villa “Zonneheem” in 1925/26 als secretaris-ontvanger van het polderbestuur naar Thialfweg 71 is verhuisd. In het adresboek van 1927 komt namelijk zijn opvolger de aannemer M. de Groot als nieuwe bewoner voor. Ook in 1934 is dat het geval. In 1938 blijkt het huisnummer aan de straatnaam te zijn gekoppeld en dus Pastorielaan 6. De bewoner is dan J. Molenaar, monteur van beroep.
Aan de andere kant van de grens met Schoterland moeten we de huisnummers en de bewoners eerst zoeken in de bevolkingsregisters bij de voorlopers van de op de foto afgebeelde dubbelwoning. Dan stuiten we allereerst op huisno. 153a - want nr. 153 blijkt de slagerij te zijn op de hoek. In mei 1897 komt daar wonen de straatreiniger Meine Bleeker met zijn gezin, die in januari 1900 weer vertrekt. In potlood heeft de bevolkingsambtenaar erbij gezet: vervallen. Dat kan alleen maar betekenen, dat het pand geen woonbestemming meer heeft en dat komt overeen met de nieuwe bestemming: boterfabriek. Er is tegelijk nog een tweede bewoonbaar perceel met het nummer 153b, welke in mei 1900 wordt betrokken door de 37 jarige - in Tjalleberd geboren - kantoorbediende Hendrik Hendriks Dam met vrouw, vier kinderen en een dienstbode. Ze komen dan uit Oudeschoot, terwijl hun kinderen in de periode 1891 tot 1895 zijn geboren in Rottum. Hun verblijf op 153b is van korte duur, want in mei 1901 gaan ze terug naar Oudeschoot. Een achttal jaren later komen we dezelfde Dam nog eens tegen als hij in 1909 in de functie van ‘huismeester’ met onderwijskwaliteiten in dienst treedt van ‘Huize Violetta’, de bekende inrichting te Terband voor de genezing van lupuspatiënten, waar dr. Gabriël van Schouwen zich aan heeft gewijd en later dr. Hubert Adriaan Veltman. (Bericht N.v.Frl. 1-12-1909)
Na Dam’s vertrek in mei 1901 uit de Pastorielaan 153b komt diezelfde maand de pas gehuwde (op 23 mei) Marius van Oostrum met zijn bruid Jeltje Sijtema er wonen. Zij blijven tot mei 1905 om te worden opgevolgd door kapper Hugo Willem Jonker, die in Gijsberta Hendrika Jorissen een partner vindt met een bekende Heerenveense naam. Hun eerste kind wordt geboren in Arnhem, maar hun tweede komt hier ter wereld. Vanaf november 1907 komt de tweelingzuster van Gijsberta Hendrika bij hen inwonen en samen met het hele gezin gaan ze op 12 februari 1909 naar hun nieuwe bestemming: Amsterdam.
Lang staat het huis niet leeg, want per 6 mei 1909 vestigt er zich Andreas Luiken met vrouw en één dochter. Hij staat al sinds 1891 als onderwijzer aan de roomse school aan de Nieuwburen. Meester Luiken staat zelfs nog afgebeeld samen met zijn collega Duffels en 21 leerlingen op een groepsfoto in het “Jubileumboek 125 jaar Katholiek Onderwijs in Heerenveen” op bladzijde 27.
Zijn gezin groeit in de periode tot zijn overlijden in de nacht van 7 op 8 maart 1922 om twee uur ‘s nachts tot vier kinderen. Al die jaren zal hij zijn wandeling naar de school aan de Nieuwburen, langs de Heideburen naar de overkant van de Compagnonsvaart via de Garstenbrug, hebben gemaakt. Overigens is er in 1910 sprake geweest van een hernummering van zijn huis van 153b naar 136, terwijl dat in 1920 opnieuw gebeurt. Dan wordt Pastorielaan 136 omgenummerd naar Pastorielaan 134. De wijziging van de bebouwing door ‘verbouw’ in het kadastrale dienstjaar 1906 van het perceel Heerenveen A-2382 (van huis, schuur, erf náár 2 huizen met erf) is - zoals gebruikelijk - in de bevolkingsboekhouding terug te vinden. In de periode 1900-1910 van het bevolkingsregister (SCO 1945) vinden we namelijk op folio 298 in de kolom ‘aanmerkingen’ van het nieuw ontstane huis nr. 153c de tekst: “in 1905 gesticht”. Deze aantekening betreft de komst naar dit nieuwe, verbouwde huis van Pieter Edinga (1869), opzichter bij de N.T.M., zijn vrouw Aaltje van den Berg (1869) en hun twee kinderen Harmen Piet (1897) en Janke Grietje (1899).
Ook de familie Edinga maakt twee adreswijzigingen mee; de eerste in 1910 doet het nr. 153c veranderen in nr. 137, terwijl in 1920 de omzetting van Pastorielaan 137 naar Pastorielaan 135 een feit wordt. We weten uit het de adresboeken van 1922 en 1927, maar ook uit die van 1928 (Tresoar) dat P. Edinga dan nog steeds op nr. 135 staat geadresseerd.
Wanneer de weduwe Luiken en haar buurman Pieter Edinga op de 19 november 1926 bij de gaslamp in de Hepkemakrant het artikel over de nieuwe trambaan spellen, voelen beide een zekere spanning bij het lezen van de zin: “Zij kruist ten slotte (waar precies, is nog niet definitief bepaald) den Pastoriesingel en de Pastoriewijk en sluit ongeveer ter hoogte van „Voormeer" bij de bestaande lijn aan”. De soep blijkt echter niet zo heet te worden gegeten als het wordt opgediend, want uit latere berichtgeving blijkt dat onteigening, beschikbaar stellen van subsidie door het rijk en opkopen van gronden, e.d. een zaak van de lange adem wordt. Pas in 1931 vinden we in de krant van 23 maart het bericht: “De tramlijn om Heerenveen. Waarschijnlijk met 15 Mei a.s. in gebruik”. Uit het verdere bericht wordt dan al duidelijk, dat zowel het huis van de weduwe Luiken als dat van Pieter Edinga reeds zijn afgebroken.
Het ‘thuis-zijn’ in de Pastorielaan van de familie Edinga en mw. de wed. Luiken is dan ingeruild voor een nieuw adres. De familie Edinga is als eerste op 10 mei 1928 verhuisd naar Heerenveen no. 342 naar het huis aan het brede deel van de Dracht-west (waar burgemeester Hebbes heeft gewoond) en maken daar ook de vernummering mee in 1930 naar Dracht 128. Mevrouw Luiken blijft nog wel iets dichter in de buurt, want zij neemt per mei 1929 haar intrek bij de familie L. Wouda, conciërge van de Boaz-bank op de Lindegracht met no. 58 (boven). In 1934 vervangt architect Reinalda daar het voormalige herenhuis door de in Haagse schoolstijl gebouwde Noord-Friesche Middenstandsbank. Mevrouw Luiken-van der Heide is in verband met die bouw tijdelijk naar de Nieuwstraat nr. 9 gegaan om met mei 1934 zich te vestigen op de Dracht nr. 124a. Enkele huizen verder zuidelijk wonen dan nog haar eerdere buren de familie Edinga op nr. 128.
Inmiddels is de aanleg van de tramlijn in 1930 zover gevorderd, dat de familie Groen (Fokke, Catharina en Richtje) wel enig bezit aan de Ned. Tramweg Maatschappij heeft moeten afstaan. De Nederlandsche Staatscourant van 23 juli 1930 publiceert de claims van het Ministerie van Waterstaat tot in detail: 85 centiare van A-1612 (een deel van de tuin met de schuur); A-2539 (huis van 51 centiare); A-2540 (het huis met een deel van het erf , samen 2 are) en nog een stuk van de wijk van 1 are). Op de plaats van de schuur wordt de zogenaamde ‘schuilplaats’ (wachthuisje) gecreëerd, waar de in-en uitstapplaats van passagiers is.
Tenslotte is de 13e mei 1931 het voorlopige hoogtepunt. De tram van Drachten, die rond half drie bij Huize Voormeer wordt opgewacht door een groot aantal mensen, buigt nu af tussen de boerderij en de laatste huizen van de Heideburen, rammelt vervolgens via de nieuwe trambrug over de Pastoriewijk en pikt bij de nieuwe ‘schuilplaats’ en ook bij de volgende naast het gemeentehuis van Aengwirden, een aantal passagiers op, die voor een dubbeltje hun ‘finest hour’ beleven door met ‘de eerste rit’ langs de nieuwe route naar het station te worden gebracht. Daar komt de tram om 20 voor drie tot stilstand, stellig onder applaus van de daar aanwezige belangstellenden.
Een maand later wordt door raadsleden (één, tevens bewoner van de laan) het kruispunt Pastorielaan met de trambaan als ‘gevaarlijk’ bestempeld.
2015, september 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 39

Je kunt alsnog plaatsvervangend jaloers zijn op het watertorenpersoneel van Heerenveen (1956), die eigenlijk in elk jaargetijde een fantastisch uitzicht heeft gehad naar alle windstreken. De fotograaf (Jaco Bleeker), die toestemming heeft gekregen om dat moois vast te leggen, moet euforisch, watertandend en likkebaardend op die hoogte zijn werk hebben gedaan. Bij dit bezoek is de camera gericht geweest op het westelijke deel van Heerenveen met als gevolg dat de Jousterweg door Oudehaske vlak onder de horizon het beeld bepaald. Uiteraard vervagen daarbij de details van die lange lintbebouwing.
De landerijen die nu de ondergrond vormen van de wijk ‘Nijehaske’ verraden een moerassige samenstelling. De lichtgekleurde banen mag u gerust vertalen als ondergelopen land. Plaatselijk historicus A. Taconis schrijft in 1957 aan J. Hospes te Den Haag, dat aan te nemen valt dat de vervening rond 1718 in dat gebied al is afgelopen en hij verwijst daarbij naar het reeds voorkomen van een boerderij van een voorouder van hem ter plaatse. De ‘Heerenwalster polder’ is opgericht in 1720 voor 50 hectare gebied, verliest bij de aanleg van het spoor in de jaren 1867-1868 ruim elf hectare. En hoewel de spoorwegen volgens de wet zijn vrijgesteld van de waterschapslasten, krijgt de polder destijds toch een behoorlijke afkoopsom van de spoorwegen. In 1961 is volgens Taconis de polder opgeheven. Een “ Administratieboek van de Nijehaskerpolder achter de Herenwal” over de periode 1797-1961, is in 1995 overgedragen ten behoeve van de archivering van het waterschapsarchief uit deze omgeving.
Van links naar rechts ziet U de spoorportalen het baantracé markeren. Geheel links, achter het witte ‘zuurkoolpakhuis’ zijn eveneens goed waarneembaar het bedieningsgebouw voor de spoorbrug en de dienstwoningen van het personeel. Staan die panden op het grondgebied van Haskerland, of loopt de grens juist ten westen in of langs de spoorsloot ? Het kan bijna niet anders of de mensen moeten zich Heerenveners hebben gevoeld. Je vraagt je af hoe de werklieden en de bewoners hun onderkomens konden bereiken: langs een voetpad bij de spoorlijn langs naar het stationscomplex of met een bootje naar het Breedpad ? Na tips van Richard Hoekstra en Piet van der Land, mede-werkgroepleden van Oud-Heerenveen, blijken de adresboeken van Heerenveen sinds 1936 aan het Breedpad twee even nummers (4 en 6) te hebben. De zuidkant van Breedpad/Veenscheiding kent alleen oneven huisnummers. Kijken we dan naar de beroepen van de op nr. 4 en 6 huizende bewoners dan blijken dat inderdaad ‘spoormensen’ te zijn. In het geval van ons beschrijvingsjaar 1956 raadplegen we de adresboeken van 1954 en 1960. In beide gevallen woont op Breedpad nr. 4 de blokwachter der N.S. de heer Dirk Bergsma en op nr. 6 de brugwachter der N.S. de heer Willem Kalsbeek. Deze vertrekt op 29 juli 1971 naar de Jousterweg 5 en de beide huizen worden afgebroken. Het bestemmingsplan ‘Nijehaske’ dateert van 1972. De woningkaart van Breedpad nr. 2 noemt het dienstgebouw: seinhuis. Het grote aantal volkstuintjes aan de westkant van de spoorbaan, welke te zien zijn op een luchtfoto van 1964, wijst o.i. op bereikbaarheid via een voetpad langs de spoorbaan vanaf het station.
In een dossier “Delen van het gemeentelijk gebied (o.m. begrenzing dorpen:dorpsnamen) 1951-1980” hebben we gelezen, dat de eerste opschuiving van de grens met Haskerland pas is geweest in 1951. Het is toen verlegd naar de sloot of wijk die ten westen van het begraafplaatsje van Nijehaske van de Jousterweg naar de Veenscheiding loopt. De doortrekking van de Engelenvaart naar het noorden (Heerenveenster Kanaal) heeft in 1969 de grens opnieuw doen opschuiven, maar nu naar dat kanaal.
Eén van de N.T.M.-loodsen is grotendeels waarneembaar juist boven de boomkruinen in de tuin van meelhandelaar Kuiper aan de eerste Heerenwal, die meent in 1941 de rechterhelft van de pui voor economisch gebruik geschikt te moeten maken door twee ramen te veranderen in een brede deur om vrachtwagens toegang te kunnen geven in het pand te laden en lossen. Gelukkig heeft een naamgenoot die architectonische vergissing onlangs kunnen en mogen terugdraaien en het bijna classicistisch aanzien kunnen herstellen.
Wanneer we nu even de aandacht verleggen naar het linkermiddendeel van deze foto no. 262, dan valt heel erg op de schoorsteenpijp van de voormalige tabaksfabriek van Taconis. Rechtsbeneden daarvan zien we de talloze deuren van het garagecomplex van Johannes Wierda met bijna aansluitend daaraan de woningen en het bedrijfspand van de elektro-techniker S. Posthuma aan Breedpad en Gedempte Molenwijk. De achterkanten van de Breedpadpanden zijn niet zozeer mooi, dan wel bijzonder voor de mens, die daar nimmer toegang heeft gehad. Uit een Heerenveense Courant van 1977 lezen we bijvoorbeeld, dat slagerij Otto Hoekstra aan het Breedpad 13 dankzij het ook eigenaar zijn van het naastgelegen pand no. 15 (het oude achter-tuitgeveltje is goed te zien) een uitbreiding van het bedrijf kan laten realiseren door aannemer Telgenhof en verder gespecialiseerde aannemers. Er wordt gesproken van een uitbeenhal, worstmakerij met volautomatische rokerij, een ruimte voor het vacuümverpakken en inblikken, een afdeling voor de vlugklaarsector, een kantoor en een kantine met douches. Op deze foto is daarvan dus nog niets te zien. Ook de achtergevel van de vestiging van de Rotterdamsche bank N.V., die in 1956 nog volop functioneert, komt hier goed in beeld. A. Kuiper, accountant, heeft dan nog zijn bedrijf óf aan de Azaleastraat 35 (1954) óf aan de Van Maasdijkstraat 41 (1960)
Eigenlijk missen we op deze foto de ‘eyecatcher’ van het begin van de Dracht - de halsgevel met gebeeldhouwde, segmentvormige afdekking en aanzetkrullen, waaronder, op de draagstukken: het jaartal 1741 - . van de Rookende Moor. Maar ja ... de eigendomsverhoudingen veranderen. Op 6 maart 1939 krijgt R. Keizer vergunning om Munnikssteeg nr. 2 grondig te verbouwen. Het plan behelst het bouwen van een winkelpand met achter-en bovenwoning met een totaaloppervlakte van ± 288 m2. De “Provinciale Adviescommissie ter wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land” te Leeuwarden, betreurt het op 15 februari 1939 dat er geen oplossing gezocht is met behoud van de oude topgevel met ramen. Het efficiënte resultaat van Bosma’s Architectenbureau Drachten en Heerenveen (de heren J. Bosma en L. van Houten) ziet U in het donkere dak - als tweede van links - met de zeer lange 12-raams dakkapel. Aanvankelijk nummerde “De Rookende Moor” aan de Dracht, doch in 1934 woont A.IJ.M. Taconis, tabaksfabrikant, plotseling aan de Munnikssteeg nr. 2.
Plaatsvervangend kunnen we ons nu nog druk maken over de constante, onjuiste schrijfwijze van deze steeg. Al heel lang is bekend, dat in dat pand van Taconis in de 18e eeuw de grote vervener Hendrik Munniks (met een eind-s) woont. Niettemin maken de ambtenaren er steeds maar weer Munnik-steeg van en vergeten de dubbele -s in de schrijfwijze. Helemaal dol maakt de directeur van gemeentewerken het op 16 april 1953, wanneer hij in opdracht van B. & W. de steeg de ‘verhogende status’ Munnikstraat moet toekennen en ook dan weer zonder de dubbele -s.
Tot op de dag van vandaag is die omissie niet hersteld ! Maar het kan nog erger, als een grappenmaker - refererend aan de bedrijfsaktiviteiten in één van de panden - de geuzennaam ‘Frunniksteeg’ de wereld in slingert.
Naast de voormalige Rookende Moor met de witte dakkapel en de drie klassieke bovenramen het huisno. 20 van ‘koopman in manufacturen’ K.P. Keizer. Onmiddellijk ten noorden daarvan woont dan op nr. 18 de familie Jan A. Vrind, die als meelhandelaar ook grutterswaren en diervoeders verkoopt. Pas veel later hebben we op die locatie die prachtige bloemenzaak van Van der Weide: “De Zilveren Roos”. Daarnaast staat ingeklemd maar wel iets hoger Dracht no. 16, welke omstreeks 1937/38 is overgenomen door A.J. Popma, kruidenier, van de heer W.A. Koopman, die in de jaren twintig als winkelier-sigarenmaker het sigarenmagazijn “Deli” bemande en later als handelsreiziger ging werken. Adresboek 1960 vermeldt hem in ieder geval nog als kruidenier. De zaak “Naaldkunst” kende zekere Frans A. Vergnes als exploitant van april 1962 tot oktober 1970, waarvan Popma de eigenaar schijnt te zijn geweest. Daarna en nog niet eens zo lang geleden stuurt het Reisbureau Sijpersma, de Heerenveense vakantiegangers over de hele wereld. Die traditie tracht nu “Globe Reisbureau”, Dracht 16 in Heerenveen, gestalte te geven.
Het is verrassend om te zien hoe de zuidelijke eindgevel van Breedpad 9 op de hoek van de Gedempte Molenwijk tijdens de periode, dat kastelein Bote Jonkman de pilsjes tapte, er uitzag. Er blijkt een rechthoekige ‘moot’ uit de gevel te zijn, die op het hoogste punt een raampje op zolderverdiepinghoogte heeft gekregen. Het ontbreken van grondoppervlak moet daar de oorzaak van zijn geweest, gezien de wir-war van perceelsgrenslijnen. Mogelijk ook de noodzaak van een ‘plaatsje’ tussen de percelen ? Het cafébedrijf - waarin thans Sjoerd Nicolai zijn ‘Bar Oase’ aanstuurt, heeft een langgerekte vorm, die niet beconcurreerd kan worden door de andere, oostelijker gelegen Breedpadpercelen nr. 7, 5 en 3. Het aanzien van de nummers 5 en 7 is door de felle brand van enkele jaren geleden en een herbouw daarna compleet gewijzigd. Ten tijde van de fotograaf in 1956 is no. 7 bewoond door W. Wiegersma, ‘grutter’/koopman en no. 5 door slager Zijlstra, die een jaar eerder slager Nauta aflost.
Een bijzondere anecdote vertelt na een lezing van de Stichting Historie Heerenveeneen dochter van Bote Jonkman. Gerrit Sevensma heeft haar verteld, dat in het café Jonkman in de oorlog ook school is gehouden.
Deze keer zwijgen we over het Hotel Vernimmen en de Ned. Hervormde Kerk; hebben we niets te melden over de wed. F. Hiemstra-Hamburg op Heerenwal nr. 5 en de wed. C. Vlodder-Schippers op Heerenwal 6, die beiden zonder beroep, ten noorden van meelhandel Kuiper wonen en laten we Auke de Boer van no. 7 rustig de ‘Pottebakkersteeg’ doorwandelen op weg naar zijn achtergelegen stelpboerderijtje.
2013, januari 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details

HIP-TIME MAGAZINE 80
Is dit het Heerenveen, dat wij van de prentbriefkaarten kennen ? Nee, beslist niet ! Het is een redelijk authentieke opname van onze webmaster Jel Mulder, die vanaf het toen pas gebouwde stationsappartementencomplex “Bellavista” de camera meerdere kanten laat observeren. Laten we eens moeite doen om herkenningspunten te vinden, wetende dat we schuin over de foto van rechtsonder naar linksboven te maken hebben met de Trambaan via de Trambaanbrug overgaand in een bocht van de K.R. Poststraat. Het massale aanzien van het vijf verdiepingen hoge gebouw plus de daarboven uitstekende liftentoren behoort toe aan een eerdere appartementencomplex tussen de Trambaan en de Bielzen. De toegang daartoe moet gezocht worden aan de Bielzen. Wat opvalt in die straat is het gigantische verschil tussen het beeld van de toegang van het appartementencomplex en de achteringangen van de panden aan de Heerenwal: twee werelden ! En dan werelden-van-verschil !
De lange uitbouw van wat eens de kantoorboekhandel van Van der Schaar is geweest, wordt nu geëxploiteerd door Cobra-Bike, en in het voorste gedeelte aan de Heerenwal tracht Uitzendbureau Flexwerk B.V. haar doelstellingen te realiseren.
Tegenover dat langgerekte Van der Schaarpand staan vanaf de Heerensloot gezien twee gebouwen (drie verdiepingen in rode steen, gevolgd door een van vier verdiepingen in een zeer donkere steen). Die oplopende structuur - van laag naar hoog - is in de naamgeving van het gebouw ‘La Pente’ (de helling) terug te vinden. Voor het leggen van een associatie naar het in de 18e eeuw daar gesitueerde scheepsbouwbedrijf van het type ‘langshelling’ is een zeer soepele geest vereist. Die soepelheid hebben we niet nodig, wanneer we het water van de Heerensloot overgaan via de brede ophaalbare ‘Trambaanbrug’. Deze heeft - zolang de tram dit tracé heeft bereden - de naam met eer gedragen. Met de opdracht aan de N.V. Noord Nederlandsche Machinefabriek te Winschoten voor het maken en stellen van een ongelijkarmige draaibrug over de Heerensloot op 8 augustus 1929 wordt voor fl.5540,- de route verlegd van het vele bochten tellende tracé door het centrum van de plaats naar een elegant slingerend verloop van de trambaan buitenom het centrum van de plaats. Het eerste ritje langs de nieuwe baan en over de nieuwe brug is op 13 mei 1931 en trekt een grote publieke belangstelling. Natuurlijk is die eerste brug over de Heerensloot er enkel en alleen voor de tram tot ..... de tramlijn naar Drachten per 31 augustus 1947 wordt opgeheven. De rails worden verwijderd en de trambrug wordt afgebroken. Vijf en twintig jaar later is de verkeerssituatie in Heerenveen dermate gewijzigd dat opnieuw op dezelfde plaats een brug wordt aangelegd. Deze keer is het een echte verkeersbrug - bussen, (vracht)auto’s, fietsers en wandelaars - gaan er gebruik van maken. In het verlengde van de K.R. Poststraat wordt in 1972 de 12 meter brede ophaalbrug met wegaanleg naar het station gerealiseerd. De herenhuizen Heerenwal 42 en Heerenwal 43 moeten daarvoor wijken. Vetsmelter Dirk Smilde en keel-neus-oorarts Auke Dekhuyzen laten zich uitkopen.
Aan de andere kant van de Heerensloot is ook het een en ander gewijzigd. Waar nu het luxe appartementencomplex
‘Residence Het Friesche Haagje’ staat, is in eerste instantie bij de verbreding van de K.R. Poststraat en de Trambaanbrug het voormalige grietenij-en later gemeentehuis van Aengwirden gesloopt en terwille van de plannen van ‘Het Friesche Haagje’ de Centrale Bakkerij.
De organisatie van de ‘lytse grietenije’ Aengwirden heeft lang gewikt en gewogen en is door de gouverneur van Friesland in de jaren dertig van de 19e eeuw ook wel een beetje onder druk gezet om toch een eigen grietenijhuis te realiseren. Zelf hebben ze daarvoor geen middelen, maar door in 1840 een lening te sluiten bij het Polderbestuur van het 4e en 5e Veendistrict en af te spreken, dat in het nieuwe gebouw ook een lokaal en archiefruimte wordt gereserveerd voor dat polderbestuur, kan aan timmerman Auke Bos uit ‘t Meer het pand te bouwen. Bovendien wordt een vergelijkbaar bedrag geleend van de Pastorie-administratie. Het kenmerkende monumentale gebouw met in het midden een door twee pilaren ondersteunde luifel met balcon heeft na zijn ambtelijke periode sinds 1934 nog enige tijd dienst gedaan als kantoor voor verschillende diensten. Het is het centrum geweest voor de sociale jeugdzorg in de dertiger jaren en in de oorlogsjaren is de stoep praktisch versleten wegens de vestiging van het distributiebureau. De dienst Sociale Zaken komt er na de oorlog in en vanaf 1951 tot haar afbraak in 1967 is de Oudheidkamer erin gehuisvest.
De geschiedenis van de Centrale Bakkerij is een kortere. De stichting van deze op een na oudste Centrale in Friesland brengt 16 van de 18 plaatselijke bakkers samen in een N.V., die op 7 mei 1920 vergunning krijgt om een bakkerijgebouw van 741 m2 en een conciergewoning van 21 m2 te bouwen. Het ontwerp van architect K.R. Post mag worden uitgevoerd door aannemer Johannes de Haan. Zij doen dat in een zakelijke stijl, maar met een uitgebouwde en verhoogde middenrisaliet en vier gemetselde torentjes.
Boven het Friesche Haagje ziet U nog net gedeelten van de bovenste verdieping van het stadskantoor en de verbinding naar Crackstate. Boven het dak van het stadskantoor is vervolgens ook een strookje zichtbaar van Haskestate en door bovenuit torent de telefoontoren.
Wanneer U op de rotonde in de K.R. Poststraat niet rechtsaf slaat de Nieuwstraat in, maar doorrijdt of -fietst, of -wandelt belandt U in de modernere hoogbouw tussen de Zonnebloemstraat en de rijksweg naar Zwolle. Houdt U er rekening mee, dat het daar ter plaatse allerminst een ontspannen wandelgebied is en eigenlijk heb je daar op de fiets ook weinig te zoeken. Twee fraaie kantoorkolossen dragen daar de nostalgische - niettemin pas in 2005 ontstane - klinkende namen Hearen State en Fean State of zo u wilt Hearenstate en Feanstate.
Wist U overigens, dat de K.R. Poststraat ontstaan is uit de ‘Heerenstraat’. Deze naam krijgt het stukje straat tot de kruising van de Crackstraat - Van Maasdijkstraat bij raadsbesluit van Aengwirden van 20 mei 1932. De aanleg van de trambaan over de Heerensloot om het centrum van Heerenveen is daarvoor de katalysator geweest. De uitbreidingsplannen van het gemeentebestuur van Aengwirden, waarin de gemeentearchitect Klaas Rienks Post voor de samenvoeging tot Heerenveen-één een leidende rol heeft gespeeld. Als de fusie een feit is geworden, wordt zijn rol in de nieuwe gemeente: directeur gemeentewerken. Op 4 december 1936 sterft hij aan een hartverlamming met de telefoon in de hand, welke hem het slechte nieuws van het overlijden van zijn vrouw eerder die morgen heeft medegedeeld. Op 8 december 1936 besluit de raad van Heerenveen zijn verdiensten te honoreren door de Heerenstraat zijn naam te geven: K.R. Poststraat. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de aansluiting van de Kleine Kerkstraat op de K.R. Poststraat, de doorbraak van de Nieuwstraat naar de trambaan-K.R. Poststraat, de opheffing van de tramlijn naar Drachten en de aansluiting van de K.R. Poststraat op de Rijksweg in latere jaren hebben een infrastructurele aardverschuiving teweeggebracht in dit gebied. Leest U de vele wijzigingen in de gemeentelijke straatnamenlijsten er maar op na !
2014, april 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 56

Van zo’n schitterende foto kunnen we dolenthousiast worden. Zelfs een krasje hier of daar op de foto brengt ons niet van ons stuk. Het is weer één van die juweeltjes uit het eerste kwart van de vorige eeuw, die Ys Sevensma met ons wil delen. Natuurlijk herkent iedereen hierin het absolute centrum van Heerenveen: Oude Koemarkt, Vleesmarkt, de Kruiskerk, de (toekomstige) Openbare Leeszaal, Hotel Jorissen, Café Transvaal, enzovoort. Deze foto zullen we eens goed in ons opnemen vanwege de aardige details, die aan het vroege ochtendlicht komen en uit de flarden ochtendmist opdoemen bij een absolute afwezigheid van menselijk leven.
Beginnen we met de ondergevel van het meest rechtse pand op de opname, onderdeel van de het bekende Hotel Jorissen. Die ondergevel wijkt naar achteren en wordt gestut door een aantal pilaren, zodat als het ware een nis is ontstaan. Het hotelreclamebord aan de gevel bezien we op de rugzijde, maar van andere foto’s weten we dat aan de andere kant als tekst staat:
“BONDS / HOTEL-CAFE / RESTAURANT / HEERENLOGEMENT / JORISSEN”.
Uit een bericht van de Hepkemakrant van 26 juli 1905 weten we, dat het Heerenlogement dan al Bondshotel is. Enkele dagen eerder zijn een flink aantal ‘Bondsfietsers’ in de tuin verwelkomd door een aantal Friese leden en afdelingsconsul R. Paehlig uit Sneek en genoten een ‘verfrissching’ onder de muzikale klanken van het Heerenveens Muziekkorps
Ook dat smeedijzeren hekje is een stukje vakbekwame ‘beauty’. Valt U ook die deur op helemaal aan het eind van de gevel voor de trapopgang naar de bovenverdieping? In het kadastrale dienstjaar 1910 maakt dit deel uit van kadastrale perceel Tjalleberd A-6447 en staat op naam van Trijntje Looxma, echtgenote van mr. J.F.A. van Panhuys, commissaris van de Koningin in Friesland. Zij schenkt het perceel van 1.63 are aan de minderjarige jonkheer Daniël de Blocq van Scheltinga te Velperoord. Noch mevrouw Van Panhuys, noch de Blocq van Scheltinga heeft er ooit gewoond. We weten dat uit het bevolkingsregister van Heerenveen-Aengwirden uit de periode 1890-1920, waarin de bewoners onder huisnummer 84 (vóór 1921) en nr. 184 (ná 1921) zijn terug te vinden. Het lijkt er sterk op, dat Hendrik Johannes Jorissen of zijn bedrijfsleider B.J.J. Janssen deze bovenetage in de verhuur heeft gehad. De korte gebruiksperioden van enkele bewoners wijzen in die richting. Zo staat Mr. Nicolas Johannes Laurentius Brantjes, officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank slechts ingeschreven van 1 augustus tot 31 augustus 1917. En notaris Jan Willem Schippers maakt er gebruik van in de periode van 11 oktober tot 5 november 1917. Na de vernummering in 1921 is leraar (en later directeur) van de Rijks H.B.S. W.G.A. Meijer er eveneens korte tijd gehuisvest (van 2 mei tot 16 juli 1921). Uit de notitie over Wildrik Goldhoorn, commissionair in effecten, blijkt de relatie met Hotel Jorissen zonneklaar door een extra vermelding. Goldhoorn heeft deze gemeubileerde verdieping gebruikt van 21 augustus tot 23 december 1921, daarna wordt zijn adres Lindegracht 46-boven (adresboek 1922) om als directeur van het kantoor van de Geldersche Credietbank de Heerenveense klanten te gerieven.
Van de beide, zuidelijk van het Hotel Jorissen staande huizen kan worden vastgesteld, dat no. 83 (ná 1921 dus 183) zijn adres aan de Oude Koemarkt heeft en in dezelfde tijd onderdak biedt aan de wed. Catharina Cornelisdr. Spandaw-de Jong. Zij is sinds 16 augustus 1919 de gebruikster en blijft dat tot haar overlijden op 8 juli 1926. Voor no. 82 (ná 1921 derhalve 182) zijn dat Grietje Scheenstra en Jantje van den Bosch, die gezamenlijk de befaamde winkel ‘De Stad Parijs’ exploiteerden. Het adres evenwel wordt in het eerste adresboek van 1922 vastgesteld als ‘Achter de Kerk 182’.
Verleggen we nu even onze focus naar de Nederlands Hervormde Kerk Heerenveen (Schoterland) en dan met name op datgene wat zichtbaar is als we over het dak in zuidwestelijke richting kijken. Onmiddellijk valt de molen van Siebenga op - half verscholen achter de hoog opgaande bomenrij langs de Propstrasingel (met een forse roekenkolonie aan de vele nesten te zien) en de immense tuin van het ‘Groote Huys’ aan het Breedpad. Daarachter bevindt zich een grote leegte en dat betekent, dat er nog geen sprake is van uitvoering van het plan van december 1920 van de Bouwvereniging Heerenveen: de oprichting van 21 type-2 (arbeiderswoningen) aan de Van Cuyckstraat, maar ook niet van 14 type-1 (arbeiderswoningen) aan de Compagnonsstraat. Daarvoor moet immers de tuin van het Groote Huys worden opgeofferd.
Een andere datering ontlenen we aan het toekomstige leeszaalgebouw. De gevelplaat boven de rechtse ramen ‘CAFE MET DRIE BILLARDS’ wijst samen met het opschrift in het bovenraam van de toegangsdeur ‘Café De Drie Gemeenten’ op een datering vóór 1 juni 1918. Waarom ? Omdat de laatste caféhoudster Maria Postma, wed. de Vries samen met enkele kinderen op die datum naar Nijehaske gaat verhuizen. Bovendien is er geen enkele aanduiding van de aanwezigheid van de ‘Openbare Leeszaal en Bibliotheek Friesland’s Zuid-Oosthoek.” Die tekst stond en staat (weer) op het boeideel van de omkleding van de goot. Bovendien worden op 3 oktober 1918 zowel de leeszaal op de bovenverdieping als de jeugdruimte beneden in gebruik genomen.
Nader bekeken is het niet mogelijk te volharden in een datering rond 1918. Wat is namelijk het geval ? We missen op deze opname het in 1912 door de ‘N.V. Heerenveensche Witte Bioscope’ verbouwde pand - de middelste van de vijf aan de Vleesmarkt staande panden - van voorheen bakker W. Taconis. Dit door aannemer J.M. Visser ontworpen gebouw spatte met haar ‘witte uitstraling‘ van de foto’s af - een opvallend pand dus!
Minstens zo opvallend op de foto’s uit de eerste jaren van 1900 is het plantsoen op de Oude Koemarkt, welke in 1898 wordt aangelegd. Die aanleg op initiatief van het gemeentebestuur van Aengwirden is te danken geweest aan de vele klachten over het enorme lawaai en andere overlast op marktdag van de vele karhonden. Er is zelfs een contract met de aanwonende bewoners opgemaakt voor het onderhoud. Ondernemer A.W. Zanstra, die van het goud, zilver en de horloges, neemt die taak op zich, maar in 1902 is er niet al te veel van terechtgekomen. Het bestuur van de gemeente Aengwirden herinnert hem daaraan. Niettemin blijven de bloemen vertrapt, het gaas van de omheining verdwijnt en de gemeente besluit - volgens het Nieuwsblad van Friesland van 16 december 1905 - het contract maar op te heffen en de grond weer terug te nemen. Nieuwe plannen blijken niet de reden te zijn geweest. Als U nu op de foto naar de bestrating kijkt, ziet U nog waar het plantsoentje gesitueerd is geweest. In dezelfde oogopslag ziet U ook weer het tracé van de tram op dit punt van Heerenveen. Op twee andere opvallende kenmerken willen we U nog graag attenderen. De eerste is de ‘schoorsteen’ van tabaksfabriek ‘De Rookende Moor’, die als industrieel monument - herinnerend aan de aandrijving van machinerieën in het stoomtijdperk - zelfs het jaar 2013 heeft gehaald. Rechts daarvan ziet U net over de Molenwijk een gebouw met witte muren staan en wanneer U het vergootglas op het dak van dat gebouw richt, ontwaart U de letters: D R U K K E R IJ. De gemeente Schoterland heeft in haar vergadering van 11 november 1882 een positief besluit genomen op de aanvraag d.d. 7 oktober 1882 van Jacob Hepkema, boek-en courantdrukker te Heerenveen om een vergunning te mogen ontvangen voor een ‘stoomsnelpersdrukkerij’ op de kadastrale percelen Heerenveen A-1725 en A-1727. Hepkema heeft daar een erfpachtovereenkomst voor gesloten met Hendrik Alberts Propstra, eigenaar van ca. 4 are grond, reed, c.a. en bouwt daarop deze drukkerij. Bij een afbeelding van de Stationsstraat hebben we U al eens over de verhuizing naar de nieuwe drukkerij rond 1904 bijgepraat. Zo rond 1910 is in de kadastrale registratie de term ‘drukkerij en erf’ vervangen door de termen ‘huis, werkplaats, erf’. Wie er dan woont en waarvoor de werkplaats wordt gebruikt is daaruit niet op te maken, omdat de erven van Albert Hendriks Propstra het bezit nog steeds in de familie hebben. Uit het adresboek van 1922 worden we evenmin veel wijzer, zelfs de twee personen die worden aangewezen als wonende ‘Achter Breedpad’ op de nummers 516 en 517, resp. H.F. de Wit, zonder beroep, en R. Slagman, arbeidster, helpen ons niet verder. Tenzij we veronderstellen dat de vrouwelijke R. Slagman identiek is aan de 28 jarige Rigtje Slagman die op 8 september 1921 in het huwelijk treedt met spoorwegarbeider IJntze Bosma uit Oranjewoud.
Tenslotte willen we nog even onze lof uiten over het bijzondere ornament op het dak van Café-Restaurant & Billard ‘Paul Kruger’ met de ingebouwde klok in de koepelvormige kapel - links op de voorgrond. Bij de totstandkoming van deze horeca-gelegenheid heeft A.W. Zanstra een flinke vinger in de pap gehad.
Concluderend stellen we dus, dat deze zeer informatieve foto moet zijn gemaakt tussen 1905 (opheffing plantsoen) en 1912 (verbouw tot Witte Bioscope)!
2013, mei 5- wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Ys W. Sevensma
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 67
Deze keer valt de de keus op foto 01782 uit de collectie van het Museum Willem van Haren. Niet zozeer vanwege de scherpte van de gebouwen op de achtergrond. Fotograaf Bruyns heeft daarvan wel betere exemplaren in zijn collectie opnamen. Dit in september 1972 gemaakte beeld vanuit het torentje van Crackstate is een mengsel van binnen-en buitenopname. Het gros van de fotografen zouden de borstwering hebben gezocht om steun voor de ellebogen te zoeken en de focus hebben gelegd op de omgeving om het vanuit dit perspectief vast te leggen. Of is het denkbaar dat de heer Bruyns een dergelijke hoogte gevoelsmatig bedreigend heeft ervaren. Lichte gevoelens van hoogtevrees? Hoe ook ervaren, het tijdstip is gunstig geweest om binnen het kader van het raamvak de meest prominente gebouwen nog in een ongerepte staat vast te leggen. De uitzondering vormt de voormalige rooms-katholieke kerk, die al ruim dertig jaren (1941) eerder van haar torentje is beroofd. De Watertoren is er nog in een onbedreigde, ongenaakbare staat. Oenemastate ziet er na de renovatie en restauratie van 1968 weer ‘spic en span’ uit en heeft een verleden als kantongerecht, gemeentehuis, zetel van het kadaster en grietenijhuis volledig achter zich gelaten. Over haar verleden als Grovestinsslot en Moerborgh zullen we dan maar niet meer spreken. De toekomst is een representatief gebouw voor de Inspectie der Directe Belastingen, met als hoogtepunt het weer zichtbaar maken en de restauratie van de uit 1663 daterende plafondschildering van de schilder Matthias van Pelckum. Jarenlang is de afbeelding uit het zicht geweest in ‘het zaal’. Board en schroten hebben de verwaarloosde en verrookte verflagen in al die jaren geen goed gedaan. Tijdens de reinigingsoperatie moet de Rijksgebouwendienst nog een duivels dilemma oplossen. Tussen de eerst benoemde zeer voorzichtige opererende restaurateur heer Sikma en de door Monumentenzorg ingeroepen expertise van de heer Otter is een groot verschil. Laatstgenoemde, die een intensievere schoonmaakbeurt voorstaat, krijgt de steun van Monumentenzorg en voert de opdracht in die zin ook volledig uit. Tevens met het resultaat dat de signatuur van de maker kan worden blootgelegd en het jaartal 1663. Ook wordt het bijzondere monogram van de opdrachtgevers Ernst van Haren en Catharina van Oenema schitterend zichtbaar gemaakt. De volledige restauratie van het gebouw gebeurt door Architectenbureau Van Manen en Zwart uit Drachten, die haar medewerker S. Algra een boekje laat schrijven met de titel “In en Om Oenemastate te Heerenveen” en dat ter gelegenheid van de ingebruikname op 3 maart 1968 presenteert.
Tussen de kolommen van de borstwering door zien we weer enkele bekende panden: van links naar rechts het pakhuis van ijzerhandelaar Overdiep, de achteringang van de winkel van diezelfde Overdiep en de achteringang van herenmodezaak Van der Kam.
Crackstatetorentje komt in juni 1945 in de belangstelling van de carillonliefhebbers. J.L. de Jong Lzn., muziekleraar en uitvoerend musicus, oppert publiekelijk de gedachte om in het koepeltje van de toren een carillon te plaatsen. De klokken kunnen dan de namen van de gevallenen krijgen en worden zodoende geëerd. De commissie ter oprichting van een “Monument voor de gevallen strijders uit de gemeente Heerenveen” willen dit idee niet overnemen. Hun idee om door de kunstenaar M. Vreugde het monument van de Van Maasdijkstraat te ontwerpen krijgt de voorkeur. Het idee van een beiaard laat J.L. de Jong Lzn. niet los en door zijn inspanningen vereert in 1949 een reizende beiaard van de firma Eijsbouts uit Asten (N.B.) Heerenveen met een bezoek. De Sneker beiaardier Flucie van Bergen - aangezocht door de Cultuurgemeenschap - ontlokte de Jong een enthousiaste reactie in de Friese Koerier. Hij betreurt het dat de ‘stemmen’ van de gevallenen niet middels een beiaard worden gehoord en hij verzucht: “Is daarmede het laatste woord gezegd inzake een Heerenveens klokkenspel?” Dat blijkt ruim tien jaar later als op een kernavond in juni 1960 de heer Jouke Hiemstra, audicien te Heerenveen, zijn compositie “Het Carillon van Heerenveen” ten gehore brengt. Blijkbaar heeft hij een sluimerende, gevoelige snaar geraakt bij de aanwezigen. De organisatoren steken de koppen bij elkaar met als resultaat dat acht zakenmensen spontaan twee klokken aanbieden. Het bestuur van de Spaarbank Heerenveen volgt ter gelegenheid van haar jubileum deze geste door een 60 kilo zware klok aan te bieden aan de carilloncommissie. Er zijn dan nog 44 nodig, waarvoor steun bij de bevolking wordt gezocht. De ‘Commissie Carillon Heerenveen’ wordt opgericht met als voorzitter Ab Taconis, namens de Oudheidkamer; secretaris Jouke Hiemstra, namens Toonkunstkoor; penningmeester IJme Kuiper, vertegenwoordiger van de Heerenveense middenstand en leden G. Bongers, J. Borger, J. Brongersma, J.C. Overdiep, S.R. Steensma en J. Suwijn. Inmiddels zijn er al contacten gelegd met twee landelijke beiaardmakers Van Bergen's Carillon-, Torenluidklokken-en Torenuurwerkenfabriek A.H van Bergen te Heiligerlee en De N.V. Petit & Fritsen, klokkengieterij in Aarle-Rixtel (N.Br.). Beiden willen dolgraag de order binnenhalen. De commissie laat tevens een onderzoek doen naar de technische geschiktheid van het koepeltje als ophangplaats voor zo’n grote hoeveelheid klokken. De directeur gemeentewerken en animator Jasper D. Boot laten technische tekeningen maken van de totale constructie.
Kortgezegd kan de Friese Koerier van 24 december 1962 trots aankondigen: "Heerenveens carillon aan gemeente overgedragen". Burgemeester G.H. Kuperus aanvaardt de 37 klokken, die door Van Bergen voor fl.21.750,- zijn geleverd. De heren Antonissen en - toekomstig stadsbeiaardier - Bokelman laten het instrument ‘klinken en daverje fier yn it rûn’ met het ‘Frysk bloed tsjoch op’.
Bokelman krijgt voor fl.750,- per jaar even zo goed behoorlijk wat bevoegdheden als contrôle van het carillon en levering van muziek voor de automatische bespeling. Vouwboeken en ponswerk betaalt de gemeente dan weer wel. In 1970 zijn er zoveel ervaringsgegevens en insidermeningen, dat een Enschedese deskundige Rinus de Jong het aandurft de lat hoger te willen leggen. Het pianoklavier moet worden vervangen door een stokkenklavier en de klokken moeten een tooncorrectie ondergaan, omdat ze niet zuiver zijn. In april 1972 wordt een nieuwe beiaardier gevraagd te solliciteren op een basissalaris van fl.1128,- per jaar.
In april 1984 wordt door een aantal ‘prominente’ Heerenveners een Commissie Crackstate Beiaard opgericht, die de directeur van de klokkengieterij van de Koninklijke Eysbouts in Asten bereid vindt het restauratiewerk op zich te nemen van de 37 klokken. Voor de financiering van deze megaklus (één à twee ton) is één van de akties de uitgifte van 2000 genummerde ‘Duisenbergbiljetten’ of biljetten van vijftig ‘skeisen’ met de beeltenis en de handtekening van dr. Willem Duisenberg, oud-Heerenvener en directeur van de Nederlandse Bank.
Het kwaliteitsonderzoek betekent voor 17 klokken, dat ze niet meer geschikt zijn te maken. Deze zijn bij opbod verkocht onder de bewoners. Twintig andere worden in februari 1983 uit het koepeltje getild en op restauratie-transport gezet naar Eijsbouts in Asten. De commissie rekent erop, dat ze de middelen bijelkaar krijgt. Onder andere wordt een grote verloting georganiseerd, waarvan de trekking wordt gehouden op ‘Skoattermerke’ 1 juni 1985. Op 24 oktober 1985 is het dan eindelijk zover dat de Nieuwhornster beiaardier Wijnands met een concert de feestelijke overdracht van de Gemeente aan de Commissie cachet mag geven. Misschien heeft hij op die wekelijkse donderdagkoopavond ook het ‘Bruidskoor van Wagner’ ten gehore gebracht, terwijl dat bij huwelijksvoltrekkingen ook via de automatische band over de partners en hun gasten kan worden uitgestrooid.
De Commissie Crackstate Beiaard, later de Stichting Carillon Heerenveen, bedenkt steeds weer nieuwe akties om voldoende middelen ter beschikking te krijgen voor het beheer. Ook krijgt ze in 1988 van de Amrobank fl.2500,- ter gelegenheid van de opening van haar nieuwe kantoor aan het Burgemeester Kuperusplein. Een bijzondere aktie om aan nieuwe melodieën voor het computergestuurde carillon te komen is de aktie ‘Blij met de Beiaard’. Bedrijven en instellingen laten voor fl.99,- een lied programmeren, dat ze zelf hebben uitgezocht. Zo maakt rederij Holwerda de keus voor ‘Blowin’ in the wind’.
De laatste ontwikkeling in dit dossier is, dat de stichting in de Leeuwarder Courant van 7 juni 2013 bekend maakt het beheer van het carillon aan de gemeente te moeten teruggeven. Zij ziet geen kans meer bestuursleden bereid te vinden die taak op zich te nemen. De stichting is opgeheven. Zal de gemeente bereid blijken en in staat zijn dit ‘rijke bezit’ voor de toekomst te waarborgen?
2013, oktober 6 - wibbo westerdijk - hip-backup

