Cat. Foto's met een verhaal
Sieger vd Laanstraat 1967
HIP-TIME MAGAZINE 51
Zodra bij een foto-of prentbriefkaart als straatnaam ‘Sieger van der Laanstraat’ staat, heb je te maken met een opname van ná 15 januari 1946. Die dag besluit de raad van Heerenveen namelijk het verlengde van de Van Dekemalaan, dat sinds 1929 bekendheid heeft gekregen als Mr. Halbe Binnertsstraat, te hernoemen door verzetsstrijder Sieger van der Laan te eren. Ruim twintig jaar later (± 1967) maakt een fotograaf van Van Kampen en Zn. uit Leeuwarden deze vroegochtendlijke opname (MWvH., no. 01484) . Dat valt op te maken uit de schaduwval in deze zuidoostelijk - noordwestelijke richting lopende straat. We staan hier op het meest noordelijke deel van de straat tussen de Bouwe van Ensstraat en de Jan Gijse Weeninkstraat. Dat concluderen we aan de hand van de huizenblokken links (= westelijk) van de weg, die in het patroon van 4-4-2-4-4 blokwoningen zijn neergezet. De huisnummers die daar in 1949 bij de bouw van de woningen mee corresponderen zijn de even nummers 2 tot en met 36. Luchtfoto nr. 18687 uit 1951 van het album “Oud Heerenveen vanuit de lucht” steunt deze waarneming volledig. Een tweede duidelijke aanwijzing vinden we in het blokvormige gebouw aan het einde van Sieger van der Laanstraat op de hoek van de van Riesenstraat. Het is van 1950 tot 1971 de werkplaats van Age Piek, die als monteur te boek staat en zijn adres is Van Riesenstraat 7. Volgens gemeentewerken is dat pand afgebroken op 5 januari 1972 met het oog op de doorbraak van de Koornbeursweg naar de Jan Gijze Weeninkstraat. Die doorbraak blijkt noodzakelijk omdat de snelste verbinding van het centrum van Heerenveen via de Van Riesenstraat naar de van Dekemalaan en dan met een kort bochtje naar de Jan Gijze Weeninkstraat geen grote verkeersdruk kan verwerken. Vanaf
1965 wordt er door de gemeente al gewerkt aan het nieuwe uitbreidingsplan De Greiden en de NS wordt daar in mee gezogen door het aanleggen van een tunnel onder de spoorbaan naar die wijk. In januari 1966 wordt in de Friese Koerier bekendgemaakt, dat de aanleg van de tunnel een jaar gaat duren en dat half april 1966 daarmee een begin wordt gemaakt. In dat halve jaar is de spoorbaan over een afstand van 800 meter een halve meter opgehoogd om vervolgens de tunnelaanleg te kunnen realiseren.
Halverwege het jaar 1967 meldt de Leeuwarder Courant, dat de bedoelde tunnel naar de Greiden in het voorjaar van 1968 gereed zal zijn. De plannenmakers hebben inmiddels ook in de gaten gekregen, dat de Van Riesenstraat verre van de ideale verbinding is naar een zich explosief ontwikkelende wijk. Zij beraden zich dan ook op een brede doorbraak vanaf de Koornbeursweg naar de Jan Gijze Weeninkstraat. Het is duidelijk, dat daarvoor enkele panden moeten worden aangekocht in de overgang van de Dracht naar de Burgemeester Falkenaweg en aan de Verlengde Molenwijk, de Verlengde Korflaan en aan de Sieger van der Laanstraat. Het verlengde deel van de Molenwijk en de Korflaan - ten zuiden van de Van Riesenstraat - ondergaan een volledige kaalslag in het jaar 1972. Archiefambtenaar Jan Werkman noemt dit jaartal in zijn lijst van huisnummering uit 1996, terwijl hij voor de volgende panden latere jaartallen noemt.
De eerste twee puntdakwoningen aan de Sieger van der Laanstraat (1a en 3), die in 1955 op luchtfotonr. 30965 de eerste twee panden in de oneven genummerde serie zijn, zijn in april 1973 aan die doorbraak geofferd. De introductie van de Koornbeursflat gaat gepaard met de afbraak in 1976 van de volgende dubbelwoning (nr. 5 en 7).
Voorafgaand aan de bouw van de blokwoningen zijn de gronden aangekocht van de familie Tadema om aan de spoorkant van de Van Dekemalaan en Sieger van der Laanstraat een formidabele infrastructurele operatie plaats te laten vinden, namelijk de demping van de gracht en de aanleg van een riolering. Het blijkt een knap stuk naoorlogs werk op het gebied van grondverzet, want het betreft de afstand vanaf de Rooms Katholieke lagere school tot aan de huidige Mr. Halbe Binnertsstraat. In het archiefdossier 718-4 noemen de bestuurderen en de mensen van gemeentewerken, dat met een zeker eufemisme: het bouwrijp maken van de gronden langs de Sieger van der Laanstraat en de Van Dekemalaan, 1948. Het besluit voor de demping van de ‘sloot’ ten westen dateert van juni 1948 en de aanbesteding is in november 1948. De demping en de aanleg van de riolering gaan derhalve hand in hand.
Een eerste ansichtkaart van kort na de bouw van dit stukje straat, waarop ook de ‘Bouma-woningen’ aan de Van Dekemalaan - gebouwd door de firma van der Wijk, Schaap en Buwalda - te zien zijn en zelfs een fragment van het Industrie-of Werkplaatsengebouw, is een niet gedateerde kaart van een onbekende uitgever.
2013, maart 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
Sint Nicolaas in Heerenveen 1919
HIP-TIME MAGAZINE 71
Stationsplein 1919. Deze stereoscopische, sepiakleurige foto-opname is gemaakt door de in het volgende verhaal beschreven fotograaf. Het is de Heerenveense architect-aannemer-molenmaker Jelmer Murks Visser, die fotografie als hobby beoefent in de eerste decennia van de 20e eeuw. Niet alleen dit beeld - onder nr. 07105 - bevindt zich in het museum Willem van Haren, maar ook nog een aantal andere door hem gemaakte topografische afbeeldingen en beelden van bijzondere gebeurtenissen. De heer Visser (geb. 1877) neemt de fotografie zeer serieus en wordt samen met o.a. de arts H.A. Veltman en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat, in januari 1923 mede-oprichter van de Heerenveensche Fotoclub. Deze groep toegewijde amateurfotografen noemen hun vereniging dan H.A.F.V. “Reflex”, voluit dus: Heerenveensche Amateur Fotografen Vereniging “Reflex”.
De ‘bijzondere’ gebeurtenis wordt beschreven in het Nieuwsblad van Friesland van dinsdag 2 december 1919 en speelt zich af op zaterdagmiddag de 29e november daaraanvoorafgaand. We willen U graag mee laten genieten van de authentieke tekst van het bericht. Het luidt als volgt:
“Heerenveen, 1 december. - Wie te Heerenveen een kindertelling had willen houden, behoefde Zaterdagmiddag slechts naar het spoorstation te gaan. Daar waren ze, voor zoover ze loopen konden, nagenoeg allemaal. Want Sinterklaas zou komen, rechtstreeks uit Spanje, met den trein van 1.27. De trein kwam binnen en met de andere reizigers kwam de vriendelijke oude bisschop in vol ornaat naar buiten, vergezeld van Pikkie, zijn roetzwarten knecht, en een heele bagage van zware koffers en doozen medevoerende. Een fotograaf stond al gereed, om hem te kieken! Nadat onder luid gejubel de eerste kennis was gemaakt, namen Sinterklaas en zijn knecht plaats in een open galakoets naast den gastheer te dezer plaatse, bij wien hij deze heele week logeeren zal. Twee fraaie schimmels voor de koets, koetsier en palfrenier in zware livrei op den bok. De blijde intocht had plaats, de koets voortdurend omstuwd door honderden en honderden kinderen.
Elken dag deze week zullen de grijze „bisschop uit Spanje" en zijn knecht een rondetocht houden door onze plaats en verschillende winkels bezoeken. En op Sinterklaasdag zelf zal hij in hoogst eigen persoon zijn cadeautjes brengen aan ieder „die daarvoor in aanmerking komt'', maar helaas alleen in die straten, waar zijn koets en paarden doortocht vinden kunnen, terwijl men hem in de nauwere straatjes en steegjes juist het allerliefst zou zien verschijnen. Maar het rijden over daken en schoorsteenen is nu eenmaal verboden bij politie verordening van Heerenveen-één.”
Er blijken meerdere redenen te zijn om van een ‘bijzondere’ gebeurtenis te spreken. Publicitair interessant is het onder het kopje ‘Geschiedenis van de week’ in de Graafschapsbode van vrijdag 5 December 1919 (in het eerste blad) te zien vermeld: “Ook te Heerenveen is een heusche Sinterklaas geweest en men had het luid gejubel der overgelukkige schare moeten hooren, waarmee door de kleuters de blijde inkomste van den braven Sint werd begroet.” Vervolgens wordt het volledige artikel uit het Nieuwsblad van Friesland van 2 december 1919 letterlijk overgenomen.
Een tweede reden om het tot een ‘bijzonder’ gebeuren te bestempelen ligt in een royale advertentie van de pas opgerichte ‘Winkeliers-Vereeniging’ in het Nieuwsblad van Friesland van vrijdagavond 21 november 1919, tweede blad. Daarin wordt over de breedte van de kolommen 4, 5 en 6 (17.1 cm breedte) een in het oog springende tekst met illustratie van 18.5 cm hoogte geplaatst, met als slogan: St. Nicolaas komt !
Om het tot de meest ‘bijzondere’ gebeurtenis te kunnen bestempelen moeten alle credits worden gegeven aan de in tekst genoemde fotograaf. Hij kan geen persfoto afleveren, omdat het Nieuwsblad van Friesland in dat jaar nog geen foto’s in haar krant publiceert. De illustraties in de berichtgeving worden uitsluitend gevormd door zogenaamde ‘cliché’s’, die binnen het zetwerk zijn opgenomen. Er zit voor fotograaf Visser dus niets anders op, dan de prent af te drukken en te bewaren om mogelijk in kleine kring te kunnen laten bekijken.
Nu - vele jaren later - beseffen we dat de afbeelding is genomen voor de noordelijke helft van het stationsgebouw. Een detail van een prentbriefkaart uit die periode geeft ons de zekerheid door vergelijking van de architectonische vorm van de raamnissen en de plaats van de muurankers. Een medewerker van het museum heeft deze opname van J.M. Visser in het fotoarchief ingevoerd en daaraan als bijschrift op de achterkant van fotokaart nr. 07105 in algemene termen toegevoegd: “Aankomst Sint Nicolaas bij ‘t Spoor. Voor de 1e keer in haar bestaan organiseerde de H’veense Winkeliersvereniging Sinterklaasfeesten. Foto Sint bij intocht bij het station vergezeld van de heer Fokke Groen. De schimmels afkomstig van Bauke Woudstra uit Brongerga, en vroeger eigendom geweest van burgemeester H.W. de Blocq van Scheltinga van Schoterland. 29 nov. 1919.”
Uit vergelijkend internetonderzoek lijkt het erop, dat St. Nicolaas en zijn knecht worden afgehaald door een eenvoudige, doch functionele zgn. ‘glaslandauer’ die zowel dicht als half open kan worden gereden.
Overigens bestaat er nog een tweede foto van deze unieke gebeurtenis, welke staat afgedrukt in het St. Nicolaasnummer van het advertentieblad ‘De Schakel’ van november 1956. De stoet ‘volgers’ heeft zich verplaatst naar het begin van de Dracht bij Hotel Groen, waar St. Nicolaas zal uitrusten van zijn lange reis. Ook deze foto komt uit de camera van de heer J.M. Visser.
Voor de goede orde bevestigen we nog even, dat de heer Fokke Groen in 1919 de exploitant is van ‘Grand-Hôtel Groen’ op de hoek van het Haringspad met de Dracht, tot 1893 bekend als ‘Het Heerenlogement’. Bauke Woudstra - de eigenaar van het paard - is de zoon van Jan Woudstra, geb. 1869 te Mildam, getrouwd in 1900 met Pietje Siebenga. Hij was van 1912 tot 1928 boer (veehouder-koopman) op Marijke Muoiwei 5 (bron: ‘t Gea van Bronger, blz. 238)
Over de precieze datum van stichting van de ‘Heerenveensche Winkelvereeniging’ hebben we geen bericht kunnen vinden. Wel is in het museum Willem van Haren aanwezig een ‘Officieel programma voor de Handel-, Nijverheids- en Industrie Tentoonstelling’, georganiseerd door de Winkelvereniging. Gezien de festiviteiten vanaf 27 juli tot en met 31 juli 1929 ter gelegenheid van de viering van het 10 jarig jubileum, kunnen we veronderstellen, dat in de zomer van 1919 de vereniging zijn eerste bijeenkomsten heeft gehad.
2013, december 1 - wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Tiny van der Laan.
Sleepboot "Jantje" opent vaarseizoen
HIP-TIME MAGAZINE 123
Sleepboot "Jantje" opent vaarseizoen
“Hé, wat is dit nou ? Deze foto hebben we al eens eerder gezien in deze rubriek ! Je moet wel een erg goede reden hebben om deze nog eens te gebruiken, ja toch?!”
Die reden is er inmiddels en daarvoor willen we dus ook graag even verantwoording afleggen. Wij hebben U als lezer met veel vragen en onduidelijkheden opgezadeld. De belangrijkste noemen we de boot, welke als eerste door de Stationsbrug op ons toe komt varen. Daarvoor hebben we een specialist benaderd in de persoon van de oud-voorzitter van de Heerenveense Watersport Vereniging “Nannewiid”, de heer Lourens van der Ley. Twee vragen hebben we hem voorgelegd in de hoop, dat òf hijzelf òf zijn ‘bootje-netwerk’ antwoord weet te geven op twee prangende vragen over deze foto van HIP-Time Magazine 101 van 8 februari 2015. Die twee vragen luiden: ...ten eerste: welke gebeurtenis is vastgelegd op de telefoto van een onbekende fotograaf; en...ten tweede: in welk jaar heeft deze gebeurtenis plaatsgevonden ?
Uiteraard hebben we hem enige tijd moeten geven om een gedegen en gefundeerd antwoord te geven, maar de eerste spontane reactie op het beeld is er meteen én tevens bemoedigend: die eerste boot die door de brug vaart is de sleepboot van de heer Spruyt ! Voor de heer van der Ley reden om contact op te nemen met de familie in de persoon van de heer Herman Spruyt jr., die spontaan zijn medewerking toezegt. In een eerste reactie schrijft deze: “Hier vaart Sleepboot ‘Jantje’ in de Herensloot.” Hij voegt daaraan toe: “Volgens mij was dit tijdens ‘de Molenroute’. Die werd in de jaren ’80 gehouden om aandacht voor het milieu te vragen. Dus ... geen afval in het water, etc.”. En hij vervolgt: “Mijn vader ‘Hein Spruyt’ voer dan met zijn sleepboot als kopboot, een stuk of 30 volgden hem.” Zoon Herman herinnert zich een leuke anecdote over die gebeurtenis, namelijk: “Het bestuur van ‘de Molenroute’ zat ook bij ons op de sleepboot. Toen nam mijn vader een flesje bier. Hij haalde de dop eraf en gooide die in het water. “Wat doet U nu mijnheer Spruyt ?”, vroeg het bestuur. “O, dat dopje maakt toch niets uit”, zei mijn vader. “Daar gaat deze dag juist over.” De toon was gezet voor de rest van de dag !!!
Lourens van der Ley voegt er nog enige informatie aan toe. “De sleepboot deed ook mee aan de ‘himmelaksjes’ langs de Heerensloot naar Akkrum en Snitsermar. Elk jaar.”
Gelukkig kunnen we uit perspublicaties van de Leeuwarder Courant nog een korte uitbreiding geven aan het fenomeen ‘molenroute’. Op 30 mei 1979 vinden we namelijk in de L.C. een artikel met de kop: “Watersportpassanten krijgen boekje. Heerenveen vaart ‘molenroute’ open.” Daarin wordt uitgelegd, dat de zakenclub Heerenwal het initiatief nam tot deze route om de doorvaart door Heerenveen te populariseren. Hun angst (en van de door hen vertegenwoordigde middenstanders) bleek te schuilen in de plannen om een passantenhaven te stichten aan de rand van de plaats. De oude historische veenvaart door Heerenveen zou daardoor bij de watersporters in de vergetelheid kunnen raken. Er zou dus voortdurend gehamerd moeten worden op het behoud ervan door een goede bevaarbaarheid en voldoende aanlegmogelijkheden. De zakenclub heeft met medewerking van de Oudheidkamer een informatieboekje samengesteld met authentiek fotomateriaal over de Heerensloot en de sfeer daar omheen in voorbije tijden. De organisatoren van de Zakenclub Heerenwal hebben voor de 16e juni een maritieme manifestatie gepland van zoveel mogelijk botenbezitters, voorafgegaan door een sleepboot met muziek, die door het centrum zal trekken. Ook de stichting Heerenveen Promotion schaart zich achter dit initiatief, want na de opening van het Nieuwe Kanaal om Heerenveen blijkt 50 procent van de schepen de kortere route om Heerenveen te kiezen.
De vrijdag voor de aangekondigde ‘molenroute’-aktie gaat een delegatie van de middenstanders van de Heerenwal naar burgemeester Henk Hellinga van Heerenveen op de koffie om hem ‘een jampot vol vervuild, inktzwart Heerenslootwater’ aan te bieden. Uiteraard wordt gewezen op de snelle vervuiling en de stank bij warmere dagen. De provincie, die tot nu toe het beheer heeft gehad, draagt het over aan de gemeente en de vrees van de middenstand is achteruitgang omdat het water van de oude veenvaart minder snel stroomt en ververst door de aanleg van het Nieuwe Kanaal. Hellinga verzekert hen, dat van afsluiting van de vaarroute door Heerenveen beslist geen sprake zal zijn. Deskundigen zien in het ‘stilstaande’ water en een overbelaste rioolwaterzuiveringsinstallatie mede redenen van de problemen. Er zijn al plannen voor de bouw van een tweede waterzuiveringsinstallatie.
De keuze voor de naam ‘molenroute’ is ontleend aan het gegeven, dat Heerenveen in het verleden talloze molens in haar ‘dorpsbeeld’ heeft gehad. Langs de Heerensloot, de Badweg, de Veenscheiding, de Compagnonsvaart en niet te vergeten de Molenwijk.
Kortom, deze berichtgeving lijkt naadloos aan te sluiten op de werkelijke gang van zaken die wordt weergegeven op onze bovenstaande foto. Stellig met in de hoofdrol de “Sleepboot Jantje” van de familie Spruyt, die in 1941 werd gebouwd op de bouwwerf van Bodewes te Foxhol in de provincie Groningen voor de eerste eigenaar de heer S. Zoer in Wolvega. In 1978 verwierf de heer Hendericus M. Spruyt te Heerenveen het eigendom. Tien jaar later verkocht hij het aan de heer W. Marinus in Zwartsluis.
Heerlijk dat we onze kennis over de ‘Sleepboot Jantje’ door bemiddeling van de heren van der Ley en Spruyt mochten slijpen op de website van de Vereniging “De Binnenvaart” (http://www.debinnenvaart.nl/schip_detail/6921/). Niet alleen lezen we daar de meetgegevens (lengte, breedte en diepgang), maar ook de voortstuwing door een Brons-motor van 120 pk. Daarover schrijft de heer Van der Ley nog een waargebeurd verhaal, met in de slachtofferrol de eerste eigenaar de heer Zoer. Van der Ley: “De heer Zoer heeft een klap tegen zijn been gehad bij het aanslaan van de motor. De motor werd ‘voorgegloeid’ en dan met een kruk aangeslagen. Op het moment, dat het verkeerd ging, lag de boot op stroom op de Waddenzee voor anker. De stoomkracht bracht het vliegwiel uit zichzelf op gang, waardoor de motor aansloeg en schipper Zoer een beste klap van de krukas kreeg. De schipper verloor z’n been en raakte dus gehandicapt. De boot werd daarop in 1978 verkocht aan de heer Spruyt sr.”
Verder verhaalt de heer Van der Ley ook nog, dat de boot (vermoedelijk kort na de bouw. Wd) ook nog door de Duitse marine is gebruikt in de oorlog. De Duitsers hadden een vloot in de Eems en Wezermonding.
Bij de door de Spruyt jr. beschikbaar gestelde stukken aan de heer Van der Ley zit ook een overdruk van een niet gedateerd krantenartikel (helaas zonder bronvermelding: Tubantia ??? ) met de titel: “Schipper Soer (lees: Zoer. Wd) deed “baanbrekend” werk. IJsbreker “Jantje” zette dapper koers door dichtgevroren Twentekanaal”. Daarin wordt melding gemaakt van de capaciteiten van de “Jantje” als ijsbreker in het Twentekanaal , vanaf de winter van 1946/1947 voor een reeks van jaren.
U zult begrijpen, dat Spruyt sr. en Spruyt jr. de sleepboot Jantje niet alleen nodig hadden en gebruikten voor het deelnemen aan de ‘molenroute’ als openingsgebeuren van het recreatieve watersport-of vaarseizoen. In de tien jaar dat ze het in hun bezit hadden, heeft het ook daadwerkelijk zijn sleperscapaciteiten bewezen. In augustus 1979 werd daar overigens door watersporters en sluispersoneel in Blokzijl ernstig aan getwijfeld toen arkenbouwer Spruyt met ‘De Jantje’ en de gebroeders Bolt met ‘De Hoop’ uit Drachten met hun sleepboot langs wachtende jachten naar de sluis voeren en als ‘beroepsvaarders’ te kennen gaven als eerste geschut te willen worden. Die actie schoot de jachtenbezitters en de sluismeester in het verkeerde keelgat. De sleepbootkapiteins hadden verzuimd de sluismeester het doel van hun reis op te geven. De twijfel bleek nog groter omdat de boten zo goed waren onderhouden dat er ogenschijnlijk van sleepwerk geen sprake kon zijn. Bovendien kon één van de beide kapiteins geen meetbrief tonen.
Het oponthoud werd nog verergerd, omdat de sluismeester de adjunct-inspecteur voor de scheepvaart in Overijssel uit Steenwijk liet komen, die geacht werd de problemen op te kunnen lossen. Beide kapiteins moesten hun bestemming openbaren. Spruyt verklaarde naar het Ganzendiep bij Kampen te moeten om een ark op te halen en Bolt wilde in Eemnes een jacht ophalen. De inspecteur achtte dit voldoende beroepsmatig om de gevraagde voorschutting te verlenen.
Nu we toch even een kijkje achter de schermen van de firma Spruyt hebben kunnen nemen, lijkt het een goede gelegenheid een korte schets te geven van hun bedrijfsmatige activiteiten in Heerenveen.
Als Hendrikus M. Spruyt zich op 13 maart 1963 vestigt aan de Leeuwarderstraatweg 33 woont daar vanaf 30 januari van dat jaar zijn echtgenote Christine C. Wiegmans al. Zij is uit Breukelen gekomen en hij wordt dan ingeschreven vanuit Diemen. (Woningkaart). De voorbereidingen voor de start van het bedrijf zijn dan al gaande. Dat valt op te maken uit een advertentie in de Friese Koerier van 9 maart 1963, waarin H. Spruijt (lees: Spruyt) te huur aanbiedt ‘schuren en loodsen aan weg en water, voor alle doeleinden geschikt’. Tevens vraagt hij een bod op 300 m3 zwarte grond. In een advertentie in diezelfde krant zet hij kort maar krachtig zijn bedoelingen neer:
“H.SPRUIJT. Beton - Casco’s; Drijvende - bungalows; Woon - weekend; Kantoorarken. Inl.: Leeuwarderstraatweg 31-35, Heerenveen.” Overigens is de firma Spruyt (of Spruijt) een regelmatige adverteerder, niet alleen in de Friese Koerier of de Leeuwarder Courant, maar ook in De Telegraaf. We kunnen rustig spreken van een bedrijf met de ambitie om niet alleen een regionale markt van dienst te zijn, maar ook de landelijke markt te veroveren: van betonnen casco’s van arken tot compleet afgewerkte en ingerichte waterbungalows op basis van beton. Een voorbeeld van de gedurig, nieuwe innovatieve ontwikkelingen, blijkt in 1991 een woonark met een rieten dak.
Nog even teruggaand naar de begintijd van het bedrijf speuren we in de gemeentelijke bouwvergunningen dossier 1-65 van 11 januari 1965 op, waarbij H.M. Spruyt (senior dus !) een werkplaats wil bouwen op kadastraal Tjalleberd A-8034 voor ‘overdekte arkenbouw’. Hij neemt daarvoor aannemer Fa. G. Bos en zoon, betonbouw in Gorredijk en Siegerswoude in de arm. Er moet van de bestaande droogdok aan de Leeuwarderstraatweg 31 een aanbouwloods worden gemaakt. Een staalconstructie met asbestgolfplaten en buitenmuren in grijze duroxsteen met een sluisdeur als verbinding naar de Heerensloot wordt in de vergunning genoemd. De stalen spanten zullen worden gemonteerd en geplaatst door de fa. IJbema van de Tijnje.
In april 1966 krijgt Spruyt van de gemeente een schrijven, dat voor werkzaamheden in de loods nog geen hinderwetvergunning is aangevraagd, hoewel dat in de aanvraag voor de bouwvergunning wel als eis is gesteld. In september 1966 levert Spruyt beschrijvingen en tekeningen in en dan blijken er ook vier - verschillend krachtige - electromotoren in te staan van een half, vijf, vijf en een half en tien pk. (Gemeentearchief Heerenveen, dossier 1.777.13, nr. 94.02043).
In mei 1978 neemt Spruyt een optie op een perceel industrieterrein ten behoeve van bedrijfsuitbreiding. Het is vlakbij het voormalige vuilstortterrein van de gemeente Heerenveen en net voorbij de Jachthaven van de H.W.N.
Spruyt verklaart zich in juli 1978 akkoord op zijn eigen briefpapier met bedrijfslogogram.
In november 1979 krijgt het z’n notariële afronding. Na voltooiing van de opstallen wordt in september 1981 het adres van het bedrijf de Windas 6. Het bedrijf kan zich verder ontwikkelen en doet dat ook.
Tot .... in februari 2015 Spruyt Arkenbouw B.V. onderwerp wordt van een rampscenario. De Leeuwarder Courant maakt in een bericht van de 7e februari bekend, dat Spruyt zijn faillissement heeft aangevraagd als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 16 april 2014. Daarin wordt bepaald dat arken met een dubbele woonlaag vallen onder het bouwbesluit. Deze schrijft voor een minimumhoogte van verblijfsruimtes van 2.60 meter. Arken met etage - ook de huidige voorraad - moeten vanaf dan voldoen aan een minimale hoogte van 2 x 2.60, plus nog de dikte van de tussenvloer en de dakrand. De ark krijgt dan een minimale hoogte van ± 5.60 meter. De tekeningen en het productie proces moeten daar rekening mee houden, omdat de woonboot instabiel dreigt te worden door de hoogte.
Voor het volledig over een andere boeg gooien van de bedrijfsorganisatie heeft het bedrijf onvoldoende tijd gekregen met als desastreus gevolg, dat directeur-eigenaar Herman Spruyt op 5 februari 2015 het faillissement heeft aangevraagd voor zijn bedrijf, dat al 52 jaar woonarken bouwde. 27 werknemers komen op straat te staan. De blijken van waardering voor het bedrijf in 2013 toen het werd genomineerd als ‘Friese Onderneming van het Jaar’ zijn daarmee overigens geenszins weggepoetst.
Als een eerbetoon aan dit voor Heerenveen unieke bedrijf laten we U kennis nemen van de tekst van de nominatie:
“Spruyt Arkenbouw BV te Heerenveen werd opgericht in 1962 door Hein en Stien Spruyt. De afgelopen jaren staat het bedrijf onder leiding van zoon Herman Spruyt. Spruyt ontwerpt, bouwt en installeert energiezuinige en onderhoudsarme woonarken. Door energievoorziening uit oppervlaktewater en het gebruik van zonnepanelen en mossedum op de daken van de arken wordt energiezuinig gebouwd. Het casco van de schepen wordt op specifieke wijze gebouwd waardoor een garantietermijn van 20 jaar kan worden geboden, hetgeen uniek is in deze markt. Spruyt levert arken aan particulieren en bedrijven zowel in als ook buiten Nederland.”
2016, januari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Lourens van der Ley
Stationsbrug naar Fok en Woltmanstraat 1975
HIP-Time Magazine 92
Gedegradeerde infrastructuur van een gemarginaliseerde oeverbinding tussen de Heerenwal en de Fok in het laatste kwart van de 20e eeuw. Hoe heeft het zover kunnen komen ?
Ruim honderd jaar geleden vallen er op de burelen van de gemeente Aengwirden en Haskerland brieven met een gelijkluidende strekking, afkomstig van de Minister van Binnenlandse Zaken en gedateerd 25 december 1865. Ze gaan over de voorwaarden voor een overeenstemming over het onderhoud en de bediening van een door het Rijk aan te leggen wip-of basculebrug in het verlengde van de beoogde Stationsweg over de Heerensloot. Natuurlijk mag U het idee hebben, dat het snel geregeld zal zijn. We kunnen aan de hand van een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 3 maart 1865 aantonen dat het plan al enige tijd ligt te rijpen. Notaris G. Boschloo maakt gebruik van die kennis als hij finaal wil verkopen “Eene Heerenhuizinge met Bleekveld en Erf en eene in volle werking zijnde Looijerij en Touwerij, met ruime Droogzolders, Pakhuis en 22 Kuipen, in eigen gebruik bij Jan B. de Vries en S. Hemminga”. “De te veilen percelen hebben een bijzonder gunstige stand op de Fok te Heerenveen, in de gemeente Aengwirden, nagenoeg tegenover de geprojecteerde Brug over de Heerensloot; die strekken zal tot verbinding met het Stationsgebouw spoorweg Heerenveen-Leeuwarden”. Laat die te verkopen percelen nou het terrein zijn, waar de ‘Fokkerk’ op zal worden gebouwd. De Pastorie-administratie van Aengwirden koopt het aan voor fl.10.825.
De werkelijkheid van een spoorbrug - van ‘plan’ en ‘uitvoering’ - is behoorlijk weerspannig, want pas op 28 mei 1867 (de aanleg van de spoorbaan Meppel - Leeuwarden is in volle gang - wordt onder de regie van J. Kalff, Ingenieur bij de Staatsspoorwegen, in deze zaak de Minister van Binnenlandse Zaken vertegenwoordigend de overeenkomst vastgelegd. De burgemeesters van Haskerland en Aengwirden worden het eens over de aanleg van een wip-of basculebrug in de geplande verbindingsweg van het station naar de rijksstraatweg (de Fok). Er ontstaat dan wel een ‘probleempje’ met de eigenaar van de Heerensloot - de Dekema-, Cuyck-en Foeyts Veencompagnie. Die organisatie wil er - volgens mededelingen van A. Taconis - op deze plaats geen brug overheen hebben. Ze gaan zelfs zover dat ze tegen de Spoorweg een proces aanspannen en ze laten schuttingen slaan op de Fok om de werkzaamheden te bemoeilijken. Gedeputeerde Staten van Friesland bemiddelen en geven er niettemin hun goedkeuring aan, nadat ze - samen met de Spoorwegen - de eigenaar van de Heerensloot - de D.C.F-Veencompagnie bereid hebben gevonden daaraan mee te werken. Die brug over de Heerensloot zal een wijdte krijgen van 6 el en zal door beide gemeenten samen worden onderhouden.
Onderdeel van dit ontsluitingsplan is natuurlijk een verbindingsweg van de rijksstraatweg aan de oostzijde van de Heerensloot naar het voorplein van het station. In eerste instantie is het een ongeplaveide zandweg, die eerst als ‘Toegangsweg’ op een topografische kaart staat en later in archiefstukken als Stationsweg wordt aangeduid. Uiteraard is ook hier het een en ander aan voorafgegaan. Nadat de Staat bij een viertal acten stukken grond en water aan weerskanten van de toegangsweg van de Heerensloot naar het station in mei-juni-juli 1866 heeft aangekocht, verkoopt ze deze weer door aan Haskerland en Aengwirden. De ontvanger der registratie en domeinen Johan Georg Wilhelm Zahn, op dat ogenblik als vertegenwoordiger van de Staat wonend aan de Vleesmarkt (pand Boekhuis ‘De Brug’) passeert een acte voor in totaal 49 are en 22 centiare voor fl.1300,- en krijgt daar de handtekeningen onder van burgemeester van Haskerland Marcus Laurens van de Woestijne Voerman en Wijtzo Benedictus van der Veen, secretaris, en namens Aengwirden Jhr. Mr. Frederik Hessel van Beijma thoe Kingma, burgemeester, en Sjoerd Hemminga, secretaris.
Dit fragment van een kaart van de situatie rond 1866 geeft het inmiddels gebouwde stationsgebouw weer en ook de houten ’keet’ met kadasternummer Nijehaske A-2737. (AEN 1395)
De brug komt er en bij de verpachting van de bediening van de basculebrug wordt als laagste inschrijver de functie van brugwachter gegund aan Jan Bunt. Hij is kort tevoren uit Blokzijl gekomen om een ‘nering’ als mattenmaker te beginnen aan de Fok vlakbij de plaats waar de brug zal worden gelegd. Zijn salaris wordt vastgesteld op een bedrag van 100 gulden ‘s jaars en voor een termijn van drie jaar. De andere 33 kandidaten grijpen dus mis. In november 1871 wordt hij overigens al weer herbenoemd.
Die eerste brug, die in 1867 in gebruik is gekomen, wordt in 1883 vervangen door een zwaarder exemplaar bij de komst van de tram (bron: H.C. 17-4-1975). Deze gebeurtenis vindt bepaald niet onopgemerkt plaats. Eind 1882 vindt de tram uit Joure zijn eindpunt op het Stationsplein. Reizigers die naar Gorredijk willen reizen vinden daar geen overstapmogelijkheid. Zij dienen zich wandelend een kwart kilometer langs de Stationsweg te begeven naar de Fok, waar de lijn naar Gorredijk haar beginpunt heeft. Twee strijdpunten liggen aan die situatie ten grondslag. Allereerst is er het geschil van de NTM met de gemeente Haskerland, die de onderhoudskosten van de bestrating als er tramrails in liggen niet volledig voor haar rekening wil nemen. Dan is er het geschil van de NTM met de gemeente Aengwirden over het medegebruik van de Stationsbrug. De gemeente Aengwirden acht zich gepasseerd bij het besluit de tramlijn aan te leggen over Schoterlands gebied (Achter de Kerk, Vleesmarkt, Lindegracht, Heideburen, ‘t Meer, Knijpe, enz.). Zij hebben hun voorkeur uitgesproken voor een verbinding over Tjalleberd naar Gorredijk. Het zoeken naar de juiste oplossing en de realisatie daarvan komt pas tot stand op 14 mei 1883. Op die datum is de overstap mogelijk naar Joure of Gorredijk op het Stationsplein. Dus ligt er over de Heerensloot een nieuwe, verstevigde brug met tramrails ! Uiteraard is daaraan in de loop der jaren technisch het een en ander veranderd, tot er in 1926 plannen voor een nieuw tracé en een nieuwe ‘trambrug’ worden gepresenteerd. In november 1926 komt het Nieuwsblad van Friesland al met een kaartje van het toekomstige tracé met een doorbraak van de Heerenwalbebouwing en een nieuwe trambrug ter hoogte van de Heerenstraat, later omgedoopt tot K.R. Poststraat. In 1929 wordt het gerealiseerd en in gebruik genomen. Dat betekent dat de Stationsbrug voortaan slechts met het gewone verkeer van voetgangers, fietsers en automobielen te maken heeft.
Omdat de tram door het toenemend autobusverkeer steeds meer in de verdringing komt en mede door de grotere mobiliteit van gezinnen met personenauto’s wordt de verkeersbelasting voor die zes ellen brede Stationsbrug precair. Na jaren van aarzeling worden tenslotte door gemeentewerken plannen voorbereid voor een dubbel zo brede brugverbinding ter hoogte van de K.R. Poststraat over de Heerensloot, practisch op de plaats waar de tram in 1929 zijn eigen brug heeft gehad. Een eerste ontwerpplan bereikt het college op 27 oktober 1967. De Friese Koerier van 14 februari 1968 brengt het nieuws: “B. en W. van H’veen willen “bottleneck” kwijt. Nieuwe brug over de Herensloot. Kosten een miljoen”. De raad gaat vlot accoord, want ze weet inmiddels dat de toestand rond de stationsbrug onhoudbaar is geworden. De N.T.M. haakt daar gretig op in bij brief aan B. en W. en staan te juichen bij het idee van een betere brug in het verlengde van K.R. Poststraat. Dagelijks manoeuvreren hun chauffeurs met het zweet in hun handen ca. 375 bussen over de veel te smalle trambrug.
De gevolgen van deze grote infrastructurele ingreep betreffen de afbraak van een tweetal panden aan de Heerenwal, nl. nr. 42 en 43; de plaatsing van een basculebrug met kademuren en bestratingen en twee verkeerslichtinstallaties. De rijweg is dan 10 meter breed en aan weerszijden een voetpad van 2.50 meter. Totale kosten worden geraamd op ca. een miljoen gulden. Op 5 september 1972 wordt het geheel aanbesteed en op 19 oktober van dat jaar wordt de Konstruktiewerkplaats “Bergum” de klus gegund. (G.A. Heerenveen, dossier 312-1)
De door de krant ‘bottleneck’ genoemde Stationsbrug wordt door de gemeentelijke bestuurders steeds meer ervaren als een ‘knellende strop’. Het voorstel in de raad om de Stationsbrug te slopen komt dan ook niet als een verrassing en wordt prompt beantwoord door een aktiegroep “Comité Behoud Oude Stationsbrug”, ondersteund door de Zakenclub Heerenwal met een handtekeningenaktie. Men rekent de gemeente voor dat voor de 70.000 gulden sloopgeld ook eenvoudig herstelwerk kan worden verricht om nog voor jaren de brug zijn functie van voetgangers-en (brom)fietsbrug te garanderen. Ouderen en scholieren, die naar het station moeten, hoeven dan niet onnodig om te lopen. Binnen twee weken wordt er bezwaar aangetekend, ondersteund door 2629 handtekeningen (bericht in de krant) óf 2457 (gemeentelijk dossier). Het gevolg is in ieder geval dat de raad terugkomt op haar aanvankelijke besluit en de Stationsbrug voor het lichtere verkeer in stand wil houden.
De situatie van het artikel in de Heerenveense Courant van 10 april 1975 “Oude ‘trambrug’ in revisie’ is op de foto op treffende wijze in beeld gebracht. De opknapbeurt moet er toe leiden, dat de gemeente er de komende vijftien jaar niet meer naar hoeft om te kijken. Een stuk van gemeentewerken noemt overigens een maximale termijn van tien jaren.
Zorgelijk blijken wel de geconstateerde breuken in het ijzerwerk, die te wijten zijn aan de gewetenloze behandeling aan het eind van de tweede wereldoorlog. Over de reparatie met vurenhout in opdracht van het Canadese leger in april 1945 wordt de N.V. Woltman pas in februari 1953 door het Ministerie van Financiën gecompenseerd. Enkele jaren later mag de dienst gemeentewerken een nieuwe gegoten kamrad bestellen bij de firma Th. Groothoff en Zn. in de wetenschap dat er een zeer lange levertijd aan is verbonden en de kosten ca. fl.1000,- gulden zullen bedragen.
Bij bestratingswerkzaamheden aan de eerste Heerenwal vindt een merkwaardig incident plaats in 1952 als een chauffeur van de fa. J. Jager met zijn vrachtwagen het dak van het brugwachtershuisje aan de zuidzijde van de oprit van de brug verplaatst en flinke schade aanricht. In het eerder genoemde gemeentelijke dossier 310-2 geeft een reconstructietekening uit juli 1963 door tekenaar C. Bijma de brug een breedte van vier en een halve centimeter bij een schaal van 1 op 20. Omgerekend is dat dus 9 meter en dus wel iets meer dan de eerder genoemde 6 ellen. In de loop der tijd is er dus wel sprake geweest van verbreding.
Een ander gevalletje van schade wordt veroorzaakt op 31 mei 1972, ‘s morgens al om vijf over negen. De rondvaartboot ‘De Prinsenhof’ komt in stevige aanvaring met de bewegingsinrichting én de bovenbouw. De verzekering moet worden aangesproken.
Eind april 1974 - na ongeveer twee weken revisiewerkzaamheden - kunnen de voetgangers en fietsers de brug weer moeiteloos passeren.
Toch verandert er wel het een en ander als de ‘Openbare kennisgeving Verkeersmaatregelen Gemeente Heerenveen’ de kolommen van de Leeuwarder Courant van 13 juni 1974 vullen. Er wordt een stopverbod ingesteld voor de zuidkant van de Stationsstraat; diverse oversteekplaatsen in de buurt van de brug worden opgeheven en er is geen sprake meer van een voorrangskruising. Ingetrokken wordt ook het parkeerverbod voor beide kanten van de Stationsstraat.
De inschatting van de directeur gemeentewerken dat er gedurende tien jaar gebruik gemaakt kan worden van de brug is een reële gebleken. Inderdaad komt de brug in 1984 opnieuw in het nieuws. Dat is mede te danken aan de buurtvereniging ‘Flora’, die kennelijk een halt wil toeroepen aan de geruchtenstroom, dat de brug in 1984 zal sneuvelen in het kader van de gemeentelijke bezuinigingen. B. en W. stelt ‘Flora’ gerust ! Het bewegingsmechanisme is weliswaar versleten en de onderhoudstoestand laat te wensen over en er zal minimaal onderhoud worden gepleegd, maar .... de brug blijft er ! Tot het in juli 1987 opnieuw op de politieke agenda wordt gezet bij de behandeling van de begroting van 1988. Er moet voor anderhalf miljoen gulden worden ingekrompen en in de prioriteitenlijst wordt een hoge urgentie toegekend aan o.a. de ontmanteling van de Stationsbrug. Men denkt daar een ton te bezuinigen. Resultaat: ook na 1988 blijft de Stationsbrug nog in gebruik. Zelfs de bezuinigingsvoorstellen van de VVD van juni 1994 om geen geld meer te steken in de oude Stationsbrug leiden niet tot daadwerkelijke sloop.
En zeg nou zelf ... het plaatje zou toch niet meer compleet zijn als de brug daar zou worden weggehaald ?
2014,september 28-wibbo westerdijk-hip-backup
Stationsplein 2009
HIP-TIME MAGAZINE 70
Na het verlies van de watertoren in 1980 als hoogste fotografische platform in Heerenveen op ruim 35 meter hoogte, is er de laatste jaren een nieuwe optie bijgekomen aansluitend ten noorden van het station door het veertien verdiepingen hoge flatgebouw met de naam ‘Bellavista’ . Richard Hoekstra, medewerker aan de te ontplooien activiteiten van de Stichting Historie Heerenveen, krijgt bij een open dag 30 oktober 2009 de kans op die bovenste etage met bonkend hart maar met vaste hand het ‘prachtige uitzicht’ op de omgeving op de gevoelige plaats vast te leggen. Dit plaatje van het westelijke deel van de (oude) Stationsstraat is daarvan het resultaat.
Het vijf verdiepingen hoge appartementencomplex staat er al een aantal jaren, doch wordt door veel Heerenveners nog steeds ervaren als een vreemde eend in het straatbeeld van de Stationsstraat. Het ontbreekt het gebouw aan een uitnodigend front. De massaliteit van het complex in het straatbeeld veroorzaakt onbalans, ondanks de pogingen om door hoogteverschillen en nuanceringen het gevelbeeld enigszins te individualiseren. Daarnaast werkt de geometrie van de afsluitende Talant-parkeerplaats met slagboom niet mee om enthousiast te worden. Neemt U als Heerenveen-belangstellende er nou eens een fotootje bij uit de prentbriefkaartencollecties, waarop het villaatje van Propstra tot haar afbraak in 1951 recht doet aan het straatbeeld. Het pand heeft dan niet meer de oorspronkelijk woonbestemming, maar als confectiefabriek van L. Petter wordt er nog optimaal gebruik van gemaakt. Een generatie leerlingen van de christelijke lagere school aan de Burgemeester Falkenaweg koestert zelfs nog oorlogsherinneringen aan het pand. Zij hebben er in de tweede wereldoorlog door de omstandigheden ‘improviserend’ onderwijs kunnen genieten. Als je als kind bij luchtalarm onder de banken moet duiken om je veiliger te kunnen voelen, maakt dat een onuitwisbare indruk op je.
Het ‘overslagkantoor voor Zuid-Friesland’ van de PTT, opgetrokken december 1965 in een semi-permanente barakkengebouw, wordt aanvankelijk eveneens ervaren als een vreemde eend in de bijt. Gelukkig weet men van te voren, dat het een tijdelijke oplossing zal zijn.
Overigens is op Hoekstra’s foto nog juist een klein stukje te zien van het provinciaal opererende Service-en Bestuursbureau van zorginstelling Talant aan de Trambaan 10. Dit kantoorcomplex - gebouwd door Van Wijnen - wordt in mei 2003 officieel geopend door commissaris Ed Nijpels en is in oktober van 2004 onderwerp van een incident. Er waaien twee glaspanelen van de gevel, volgens een onderzoek veroorzaakt door glazenwassers die na hun schoonmaakwerkzaamheden de bouten niet goed weer hebben vastgedraaid. Gelukkig hebben daarbij geen persoonlijke ongelukken plaats gevonden.
Het contrast met de supermoderne bouw vindt U aan de noordzijde van de Stationsstraat. Deze gebouwen ademen een historie, die teruggaat naar de 19e eeuw. Volledig verscholen in de prachtige herfstkleurige bomen staat de villa, die iets oudere Heerenveners zich herinneren als het huis van kinderarts Bonne Dijkstra. Het ruim bemeten perceel wordt in 1875 gekocht door vervener Pieter Adams Korf, die er kort daarna een ‘heerenhuizinge’ op laat bouwen.
De Leeuwarder Courant van 13 mei 1908 annonceert - vooruitlopend op de vergunning van de gemeente Haskerland van de 19e mei - de aanbesteding van het verbouwen van een woonhuis voor Herman Korf de Jong, oomzegger van P.A. Korf. Hij laat daarvoor de bekende architect H.H. Kramer uit Leeuwarden een ‘villa’ ontwerpen, welke in 1992 in het “Monumenten Inventarisatie Project van de Provincie Friesland, Regio Zevenwouden. Heerenveen” (pag. 59) gelabeld wordt als een product van de ‘vernieuwingsstijl’ en geprezen wordt om de ‘gaafheid van de bouwstijl’. Stationsweg wijk C, nr. 71 wordt vervolgens in 1911 hernummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 6.
Wanneer Herman Korf de Jong naar Holland gaat, dient de arts Floris Egbertus Revers - die de functie van geneesheer-directeur van het ziekenhuis enkele jaren later inneemt - zich aan als kandidaat. Deze ‘promoveert’ op 21 mei 1946 naar Utrecht en wordt vanaf 31 mei 1946 opgevolgd door kinderarts Bonne Dijkstra. Wanneer deze zich in 1973 terugtrekt in het Oranjewoud aan de Wilhelminaweg nr. 49, staat het enige tijd leeg tot alternatief genezer Jelle Veeman er zijn druk bezochte praktijk vestigt. Zelf wordt hij ingeschreven als bewoner op 4 januari 1977, komend uit Leeuwarden.
Eerste gebruikers van de “Directie-keet” aan de ontsluitingsweg naar het station zijn in 1867 de ingenieurs van de Staatsspoorwegen, die er de directie voeren over de aanleg van de spoorbaan Zwolle - Leeuwarden. Wij kennen het als het ‘houten huis’, maar realiseren ons dat het eigenlijk het enige restant is uit de oertijd van de geschiedenis van de trein in Heerenveen. Met uitzondering van de spoorbaan zijn alle sporen van gebouwen (station, dienstruimten, wachtkamers) zelfs bijna uit het collectieve geheugen van de Heerenveners verdwenen.
Op onze foto zien we een gepimpt ‘houten huis’, welke een grote dakkapel heeft gekregen. Oude prentbriefkaarten laten ons nog het oorspronkelijke beeld zien.
De huisnummeringsverordening van 1 november 1911 van de gemeente Haskerland vertelt ons, dat in dat jaar het pand twee huisnummers kent: nr. 70b en nr. 70a. Dat worden in dat jaar Stationsstraat 8 en 10. In 1922 - het jaar van het eerste Adresboek van Heerenveen (en Nijehaske) - geeft dan als bewoners J. Verdam, ambtenaar Staatsspoor, en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat. Latere bewoners - de familie Anne Haanstra - hebben er vanaf 1950 bijna een halve eeuw lang hun lief en leed gedeeld.
Het juiste bouwjaar van het pand op de hoek van Stationsstraat met het (voormalige) Stationsplein kennen we niet. De ouderdom is aan enige twijfel onderhevig. Ab Taconis, dorpshistoricus van Heerenveen, noemt dit in een krantenartikel ‘het huis van Padberg’ met als latere bewoner mr. J. Woltman, die het vóór 1901 zou hebben verbouwd. Het bevolkingsregister van Haskerland zal het antwoord daarop ongetwijfeld kunnen leveren.
In het “Monumenten Inventarisatie Project” uit 1998 wordt het woonhuis Stationsstraat 12 omschreven met als bouwjaar circa ‘1870’. Kijken we naar het gehanteerde huisnummer, dan weten we dat in november 1911 de Stationsweg, wijk C, nr. 70 wordt omgenummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 12. Dat nummer 12 staat nog steeds op het adresbordje op de gevel. De bewoning van het pand is blijft onduidelijk, wanneer we alleen gebruik maken van de beschikbare adresboeken. Zo kent het adresboek 1922 geen bewoner voor C 12; maar in 1927 staat als bewoner aangegeven J. Visser, opzichter Ned. Spoorwegen.
Wanneer Nijehaske deel gaat uitmaken van de gemeente Heerenveen door de ‘Heerenveen-één’-operatie wordt een woningkaart aangemaakt. Roelf G. Ekkens, tandarts, wordt daarop als ‘eerste’ bewoner aangewezen voor Stationsstraat 12. Hij verplaatst zijn praktijk naar Crackstraat 2 op 26 september 1936. Een jaar lang is er dan geen bewoner tot Feite Brekeveld, secretaris-ontvanger van de Grote St. Johannesgaster Veenpolder er een driekwart jaar komt wonen. Na zijn vertrek op 12 augustus 1938 neemt binnen twee weken aannemer Sipke W. de Jong het huis in gebruik. Hij komt van Lemmer en vertrekt in april 1940 naar Bolsward. Gerrit Jan Olsman, die als belasting-inspecteur op de Heerenwal woont en op 16 december 1939 zijn vrouw Louise Tacoma heeft verloren, gaat met zijn huishoudster Anna M. Mouw, wed. N. Brans en haar dochtertje Carla naar de Stationsstraat 12, maakt van het perceel woning én kantoor. Op 8 februari 1944 trouwt Olsman met de weduwe Brans-Mouw en ze vieren dit met een receptie in het nabije Hotel Vernimmen. Ruim een jaar na de oorlog in juli 1946 verhuizen ze naar Wageningen wegens overplaatsing. Bij een receptie ter gelegenheid van zijn afscheid voerde chef J. Sipkens het woord.
Een speciaal plaatsje in de geschiedenis van de trein heeft gekregen het befaamde Hotel Vernimmen, welke practisch recht tegenover het stationsgebouw is tot stand gekomen. De start in 1869 is gepaard gegaan met tegenslag, want de 17e december woedt er in de ochtend een storm in Heerenveen. Het in aanbouw zijnde stations-koffiehuis, bestaande uit een voorgebouw met twee verdiepingen en daarachter een schuur stort in tot een puinhoop. Gelukkig is het pand nog onbewoond, hoewel het wel onder dak is. Ondernemer J. Vernimmen moet besluiten puin te laten ruimen en opnieuw te beginnen. De gastvrijheid van het hotel Vernimmen wordt door M.A. Vernimmen in 1916 als een zakelijk feit beschreven in de gebruikelijke terminologie: “Hotel Vernimmen, vis à vis Station Heerenveen. Goed ingericht voor korter of langer verblijf van Familes. Ruime Friesche Kamers. Uitstekende Keuken. Badkamers. Auto-Garage. Aanbevelend, M.A. Vernimmen.” Opvolger E.V.J. Vernimmen voegt daar in het adresboek 1922 en de VVV-gids Mooi Friesland van 1926 nog het een en ander aan toe. “Stroomend warm en koud water - Centrale verwarming - Badkamer - Garage. Speciaal ingericht voor diners en vergaderingen”, en in 1926: “Speciaal bekend om zijn keuken. Electrisch licht. etc. ”
Hotel Vernimmen bestaat niet meer en op de huidige foto zijn we zelfs de opgang en afbraak van de bedrijfskledingfabriek van De Zee op deze locatie ook al gepasseerd en is er de Belastingdienst in een volledig nieuw gebouw gehuisvest. U ziet de panelen voor het winnen van zonne-energie op het dak.
2013, november 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
Stationsweg omstreeks 1900
HIP-TIME MAGAZINE 17
Dankzij één element op deze museumfoto nr. 171 zijn we in staat aan deze weg nog een naam te koppelen. Zodra we die hebben genoemd zijn de betere Heerenveen-kenners in staat - mits de kwaliteit van het beeld dit toestaat - een tweede uniek kenmerk te noemen, waaraan deze weg zijn bekendheid heeft te danken.
Links staat het allereerste gebouw, dat tot stand komt als de hoofdingenieurs van de waterstaat hun plannen voor de aanleg van het spoorwegtracé Zwolle - Leeuwarden goedgekeurd zien door Z.M. de Koning. De uitwerking van de plannen-ter-plekke vindt plaats in een speciaal voor dat doel opgericht ‘kantoor’ (directiekeet) voor de spooringenieurs. Het blijkt een stenen gebouw met een volledige houten omkleding, die haar meer dan een eeuw lang het predikaat ‘het houten huis’ doet verwerven. Het begin ligt derhalve in 1866/1867 net als de bouw van het eerste spoorstation. De weg heet dus ‘Stationsweg’, later Stationsstraat genoemd. Nu is het een koud kunstje om het tweede kenmerk van de straat te noemen: de tramrails van het station naar de Fok. Dat lijkt een vreemde constructie, maar de N.T.M. slaagt er aanvankelijk niet in overeenstemming over het beheer te bereiken met de gemeenten Haskerland en Aengwirden. Als op 23 augustus 1882 de lijn Heerenveen-Gorredijk in gebruik wordt genomen moeten passagiers, die met de trein zijn aangekomen dus een eindje lopen van het spoorstation via de Stationsweg over de brug naar de Fok om daar te kunnen instappen. Pas als dat type basculebrug een echte ‘trambrug’ is geworden in 1883, kunnen de passagiers instappen op het Stationsplein.Het burgerhuis vooraan rechts in een lommerrijke omlijsting is tot stand gekomen na een aanbesteding in maart 1875 in opdracht van A. Propstra Hz. door de architect E. Kuiper uit ‘t Meer (zie L.C. 23-2-1875) Tegelijk wordt er door P.A.Korf te Nijehaske ook een burgerhuis van dezelfde architect aanbesteed. Uit aantekeningen van een bewoner van de eerste Heerenwal over de situatie rond 1900 - vermoedelijk uitgever Jacob Hepkema - lezen we, dat Pieter Korf de villa onder nr. 6 sticht. Adresboek 1922 en 1927 wijst (erfgenaam) Herman Korf de Jong aan als eigenaar-bewoner. Na zijn vertrek naar elders hebben er o.a. gewoond dr. F.E. Revers, arts en geneesheer-directeur van het ziekenhuis aan de Thialfweg; dr. Bonne Dijkstra, kinderarts met de gave van een kunstzinnige penseelvoering; alternatief-geneeskundige c.q. paranormaal genezer en auroloog Jelle Veeman en thans is het in gebruik bij Keesman Natuurarts, Acupuncturist. Daarnaast staan op Stationsstraat 6 ook enkele geregistreerde gebruikers, die profileren zich in een beroepssector waaraan nauwelijks een eenvoudig etiket kan worden gehangen. Bouma ra/rv Y G L staat voor ‘Register Valuator’/ ‘Register Accountant’ door dhr. Y.G.L. Bouma ; DSK Groep B.V. doet in ‘Zakelijke dienstverlening’ en over Free-texx B.V. bestaat geen enkel idee. Alles met elkaar lijkt de villa haar leven te slijten als een ‘kantorentuin-op-stand’. En vergeet vooral niet dat ze een beschermde Amerikaanse eik (Quercus rubra) op het erf hebben staan.*
Het ‘houten huis’ heeft de laatste jaren niet te klagen gehad over belangstelling en aandacht, met name door de inspanningen van het bureau Steenhuis en de gemeente Heerenveen voor het samenstellen van de Nota Cultuurhistorische Erfgoed van de gemeente Heerenveen. Wel zijn er zorgen dat de financiële crisis problemen gaat veroorzaken voor het behalen van de beschreven doelstellingen t.a.v. dat erfgoed.
Op 14 april 1901 is Marijke Propstra, de in 1873 geboren dochter van Albert Hendriks Propstra en Ymkje de Jong, de geadresseerde van een prentbriefkaart met een afbeelding van een heerenhuis met een bord aan de gevel “Kook-en Huishoudschool”. Het wordt haar toegestuurd op de Stationsweg door haar vriendin Elizabeth Overdiep. Enkele jaren geleden brengt een museumvriendin die kaart als een schenking met als toelichting, dat de getoonde huizen in deze Stationsstraat moeten hebben gestaan. Na alle beschikbare ansichtkaarten, foto’s en plattegronden met de vergrootglas, loep en andere hulpmiddelen te hebben ‘geröntgend’ blijft er slechts één conclusie over: die ‘kook-en huishoudschool’ heeft nimmer Heerenveense jongedames opgeleid in de huishoudelijke kunsten. Temeer omdat ook de kennis over het onderwijspalet omstreeks 1880 hardnekkig een dergelijke specialiteit blijft ontberen.
Geprikkeld door een intense nieuwsgierigheid hebben we zelfs de hulp ingeroepen van architectuurhistoricus Peter Karstkarel (“Drie bouwlagen op een souterrain is niet niks. Het kan alleen in een grote of middelgrote stad staan.
Dit herenhuis - naar ik schat van omstreeks 1880-1890 - is beslist niet gebouwd als school, maar als herenhuis en het is dus vrij snel als school in gebruik genomen.”) en van het Nationaal Onderwijsmuseum in Rotterdam (‘Helaas hebben we niets kunnen vinden.’ Adressenboeken, fotovergelijking met hun collectie levert niets op. In het ‘statige’ woonhuis is waarschijnlijk door dames een dergelijk schooltje opgericht.)
U zult moeten toegeven, dat het ‘raadselachtige’ stadsgezichtje van de onderkelderde Kook-en Huishoudschool met een vijftreden hoge stoep, smeedijzeren tuinhek, rijk versierde voordeur met bovenlicht en fors uitgebouwde balcon zelfs de Heerenveense patriciërs van de Stationsweg hun hoofd hebben doen schudden. De Propstra’s, de Taconissen, de Tuymelaars, de Korfen en andere zeer bemiddelde families uit het eind van de 19e eeuw prefereerden denkelijk iets meer ruimte om hun bezit: groot erf, royale tuin, etc.
Terugkomend op onze eigen Stationswegsituatiefoto moeten we wel constateren, dat het grote witte pand toch wel enige allure uitstraalt: een ‘Heerenhuizinge’ !
De gevel is dat van een vrijstaande woning met een klassieke indeling: beneden een deur met stoep en twee ramen; boven drie ramen en een grote tweeraamsdakkapel met zijraampje. En niet te vergeten een hoog uitgemetselde schoorsteen boven de westgevel.
Ten oosten van dit pand laat de aldaar staande boom zien, dat de drukkerij van Hepkema (Nieuwsblad van Friesland) nog niet is gebouwd. Voor de datering van deze foto is dat een cruciaal gegeven, want het besluit van B. en W. van Haskerland van 18 juni 1904 voor de plaatsing van twee gasmotoren in de courantdrukkerij aan de Stationsweg blijkt gehoneerd en vastgelegd in een ‘Register, betr. fabrieken en werkplaatsen, opgemaakt in gevolge de veiligheidswet (hinderwet)” (HAS inv. nr. 1626) Overigens belijdt Hepkema de ‘stadsallure’ voor de courantendrukkerij met de vormgeving van de hardstenen toegangsstoep met zeker vier treden en een opgaand hekwerk voor het middenrisaliet van de overigens zakelijk ogende voorgevel. Maar dat terzijde ...
Verder naar het oosten richting Stationsbrug is er voor 1904 ook al een hoogopgaand twee verdiepingen hoog dubbelpand met een 6 raamsgevelverdeling. Het ligt praktisch tegenover het machinegebouw van de Finsen-en Röntgen-inrichting van de arts dr. Gabriël Schouwen achter zijn woning op de hoek van de 2e Herenwal en de Stationsweg. Dat dubbelpand staat er tegenwoordig nog onder huisnummer 3 en 5 en wordt in de jaren dertig bewoond door accountant Swillens en advocaat-procureur de Geer. In de Haskerlandse periode - wijk C - blijken de panden nr. C 1 en C 3 op de deurpost te hebben gehad. Hoe lang de rijksontvanger S.D. Bijlsma (op nr. C 1) en de familie N. Felix (op nr. C 3) hebben gewoond is vooralsnog niet duidelijk. Daarvoor is nog onderzoek nodig in de Haskerlandse bevolkingsregisters. De eerder genoemde erfgoednota heeft alle beoordelingscategoriën van rake volzinnen voorzien, maar komt voor de geschiedenis van het dubbelpand niet verder dan een ‘bouwjaar omstreeks 1870’. Misschien dat de eveneens eerder genoemde aantekeningen van Hepkema (?) de sleutel zijn naar meer informatie als hij schrijft: “.....een bloeiende bakkerij. Hiernaast twee heerenhuizen van afbraak uit Beetsterzwaag of Olterterp, waar een bijzonder slot was verrezen op last van Jhr. Tinco van Lycklema à Nijeholt, die in Oostersche landen had gereisd.” Genoemde Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt blijkt in de jaren 1873 tot en met 1878 in de personele omslag te worden aangeslagen in Heerenveen (Aengwirden), waar hij als ‘kamerbewoner’ staat ingeschreven bij deurwaarder Klaas Willems Wierda op de Fok. Dat adres zal mogelijk om financieel-tactische redenen zijn gekozen. Hij is in 1875 namelijk gehuwd te Breda met een freule Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Tinco overlijdt op 7 december 1900 te Cannes.
De woning op de hoek van de tweede Heerenwal is na maart 1872 - kort na de aanleg van de toegangsweg naar het station - al tot stand gekomen in opdracht van mr. Sikko Sleeswijk, procureur, met behulp van de architect D. Duursma uit Drachten. De opeenvolgende bestemmingen zijn vaker genoemd: doktershuis (dr. Rinkes, dr. Schouwen, dr. Veltman, dr. van Dijk), mr. W.T. van der Leij, Gewestelijk Arbeidsbureau, Belastingkantoor, Pension (J. de Vries), Chinees-Indisch Restaurant.
* Toevoeging: De heer Yme Bouma, als eigenaar-bewoner van Stationsweg 6, laat ons per email van 26 oktober 2014 weten, dat de DSK Groep en Free-Texx beleggings
BV’s zijn. Onze kennis over deze instellingen schiet tekort, zodat wij ten onrechte het pand als kantoor hebben geduid. Daarvoor onze excuses! Een bijzondere uitbreiding aan onze kennis geeft de heer Bouma door te laten weten, dat naast de Amerikaanse eik ook de 2 Rode Beuken als monument zijn geregistreerd. De Conceptnota Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen,deel 1, maakte daar nog geen melding van. Inmiddels is op de gemeentelijke website de definitieve nota in te zien, die de twee bruine beuken met hun latijnse equivalent Fagus sylvatica ‘Purpurea’ heeft vastgesteld.
2012, juli 7-wibbo westerdijk-hip- backup
- Straatmeubilair is historisch randverschijnsel
- Surinamesingel
- Tjepkema's molen 1950
- Tram op de Dracht
- Tussen 1921 en 1940
- Uitzicht vanaf Crackstate-torentje omstreeks 1980
- Uitzicht vanaf Hotel Groen naar het Westen
- Veenpoldermolens vóór 1933
- Veenscheiding vóór 1934
- Verlengde Decamalaan in 1928
- Verlengde Dracht 1931
- Verlengde Dracht omstreeks 1850
- Verlengde Dracht omstreeks 1900
- Verlengde Dracht omstreeks 1910
- Verlengde Dracht omstreeks 1935
- Vleesmarkt rond 1900
- Vlinderbuurt omstreeks 1960
- Vogelvluchtfoto, jaar (vooralsnog) onbekend
- Voormalige olieslagerij aan de Fok half 11 mei 1938
- Wandeling langs De Fok 1826
- Wateroverlast Stationsweg 1916
- Watertoren aan het Gemeenteplein 1980
- Watertoren-uitzicht naar de Greiden en plan Nijehaske
- Westmuur van de Vermaning 1979
- Windwatermolen 1918