Cat. Foto's met een verhaal
Straatmeubilair is historisch randverschijnsel
HIP-TIME MAGAZINE 94
Kiosken 1925-1969
Sommige onderwerpen zullen in de algemene historische werken ten eeuwige dage een weeskinderenstatus blijven vervullen. Daartoe horen ongetwijfeld de verschillende vormen van straatmeubilair van de bewoningscentra. Vooral wanneer het architecturale uitingen betreft uit de catalogus van de grootwinkelbedrijven op dit terrein, welke zelden de monumentale status zullen verwerven.
Deze prentbriefkaart uit de collectie van het museum van de Kolk aan de Lindegracht (onder nr. 28) met datumstempel van 5-VII-1950 toont ons aan de walzijde van het Haringspad zo’n opvallend nietszeggend stuk straatmeubilair, welke niettemin onze nieuwsgierigheid wekte. Wat doe je dan in eerste instantie ? Je gaat de prentbriefkaartenverzameling van het museum bekijken ! Zijn er meer afbeeldingen die misschien vanuit een ander perspectief informatie leveren? Conclusie van die exercitie: zeer weinig ! Gelukkig kunnen we daarna onze zoektocht voortzetten in het fotoarchief. De belangrijkste vondst daarbij is fotonr. 819. Vanuit een bovenraam van het hoekpand is het onderstaande tafereel te bewonderen.
Het moet omstreeks 1950 zijn geweest, misschien zelfs iets eerder. De beide auto’s schatten we in als Ford’s type Prefect uit 1948 en de gevel van het hoekpand is nog niet gewijzigd in verband met verbreding van het Breedpad. Voor de datering van de kiosk zijn deze weggebruikers van belang. In het dossier 608-3 van de gemeente Heerenveen uit 1955 wordt gesproken van de amovering van de kiosk bij de hoofdbrug. In de communicatie van de dienst Gemeentewerken met B. en W. wordt gemeld, dat de eigendom van de kiosk naar de gemeente is overgegaan in 1947. Het is niet duidelijk welke organisatie deze kiosk heeft tot stand gebracht. Uit de correspondentie blijkt de kiosk te zijn verhuurd aan de Bruna Kioskenonderneming en Lectuurcentrale te Utrecht. Gemeentewerken Heerenveen geeft drie redenen aan B. en W. voor de afbraak van het gebouwtje. Het heeft een storende invloed op het straatbeeld; het uiterlijk van het gebouwtje is onesthetisch en het is een belemmering voor het verkeer en het uitzicht ter plaatse. Bovendien is hotel Vernimmen absoluut niet blij met het gebouwtje voor zijn deur met de daarin aangebrachte twee urinoirs.
De laatste foto van pagina 1 (met dan nog Hotel-Café-Restaurant Groen) die het bouwproces van de nieuwe hoofdbrug laat zien in 1933, toont duidelijk aan, dat de kiosk reeds daarvoor aan het Haringspad is verrezen. Wanhopig zoekend naar wanneer dat gebouwtje dan wel is tot stand gekomen, is er geen enkel krantenbericht op www.delpher.nl of op www.krantvantoen.nl te vinden, die ons daarover nieuws verschaft. Wanneer ook de bouwvergunningen van de gemeente Schoterland het laten afweten, wordt het een hachelijke onderneming voor ons amateurs daarover wat te vinden. Maar door een plotselinge geniale ingeving vinden we toch nog een opmerking - en dus toch in de krant - in het raadsverslag van Schoterland van 6 december 1928. Daar spreekt de heer Van der Kam woorden van waardering aan het adres van B. en W. over hun aanpak van de volkshuisvesting en het woningvraagstuk, doch hij keurt de houding van B. en W. volledig af bij het plaatsen van een kiosk bij de hoofdbrug te Heerenveen. De raad is terzijde geschoven en de overheid heeft zich gemengd in de onderlinge concurrentie voor wat betreft de distributie van een bepaald artikel. Dat is bestuurlijk en politiek gezien een doodzonde ! Zowel het Nieuwsblad van Friesland als de Leeuwarder Courant doen ons daarvan kond. Terug naar het dossier van de voorgenomen afbraak van 1955. Op dat moment is huurder de Algemene Spoorwegboekhandel, die zich bewust is van een opzegtermijn van vier weken. Gemeentewerken pakt meteen door, want op 5 november 1955 gaat er al een opzegging naar de Bruna Kioskenonderneming en Lectuurcentrale te Utrecht, die op 6 december de kiosk moet hebben ontruimd. Er wordt ook naar de toekomst gekeken, want B. en W. vinden toch wel dat de urinoirs hun nut hebben. De directeur gemeentewerken suggereert een tijdelijk oplossing op het terrein van de boerderij van Bakker midden op de Dracht (Boerehek) en stelt bovendien dat bij de Kolkdempingsplannen een ondergrondse voorziening bij de hoofdbrug een optie zou kunnen worden. Bovendien zijn er voorlopig ook nog urinoirs aan de K.R. Poststraat en bij het Burgemeester Kuperusplein. Zodra de raad zich er over mag uitspreken pleit raadslid de Jong voor een alternatief bij het Gemeenteplein (markt). Wisman vindt de huuropzegging zeer voorbarig en raadslid Zandstra pleit zonder meer voor behoud, omdat bij het hotel ook een belangrijke stopplaats is voor de bus. Uitbreiding met een damestoilet lijkt hem tevens zinvol. Raadslid Klaren verruimt het probleem door daarin ook het brugwachtershok te betrekken aan de Breedpadzijde van de hoofdbrug. B. en W. gaat na deze kritiek opnieuw in beraad met gemeentewerken. Het is duidelijk, dat dat beraad geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, want de kiosk is nog datzelfde jaar 1955 afgebroken en afgevoerd.
De onderstaande foto is tussen 1928 en 1933 gemaakt, dus voor de vervanging van de hoofdbrug. De metalenophaalbrug uit 1880 zal worden weggehaald en er komt een basculebrug voor in de plaats. (archief MWvH.)
AUTHENTIEK KIOSKNIEUWS HEERENVEEN
In de verzameling documenten van het museum bevindt zich een reclamekaartje met als tekst: ‘Opening der “Heerenveensche Kiosk”. Zaterdagmiddag a.s. 2 uur: groote sorteering Sigaren en Sigaretten, Pijpen in etui’s enz. Beleefd aanbevelend, Chr. Jager. Iedere 25e kooper ontvangt een verrassing’. Chris Jager pakt het meteen groots aan met een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 29 januari 1929: "De Heerenveensche Kiosk geeft iedere 50e koper een tabakspijp cadeau.” Tevens iedere 200e koper een fraaie pijp in etui. Degene die vanaf 26 januari tot en met 9 maart het meest in de kiosk koopt, mag een schitterend nieuwe Pathéfoon in ontvangst nemen. De tweede ontvangt een fraaie pijp in etui, t.w.v. f 25. De derde krijgt een luxe kist sigaren t.w.v. f 15. Tengevolge prijsbederving bij anderen worden ook bij mij pijpen beneden de verkoopprijs verkocht.
Conclusie volgens de eeuwigdurende kalender is dat de openingszaterdag de 26e januari 1929 is geweest ! Bijna zou je gaan denken, dat het vliegtuig van K.L.M. Aerocarta het de moeite waard vond om de kiosk vast te leggen op hun eerste centrumfoto van Heerenveen. Helaas is dat pas twee jaar later in 1931 (met fotonummer 7140) het geval, maar het staat er dan ook overtuigend op. Chris Jager, die later uitgever wordt van de naoorlogse Heerenveense Courant, is dus de eerst bekende exploitant.
Een tweede exploitant van de kiosk bij de hoofdbrug blijkt uit een advertentie in Van der Schaar’s Advertentieblad van 6 mei 1937. Dit reclameblad kopt met "De Kleine Zaak met de groote sortering is en blijft 'De Kiosk' bij de Hoofdbrug Heerenveen”. Meer dan 80 verschillende merken sigaretten worden door A. Piek aangeprezen. Het is duidelijk dat de kranten en tijdschriften een bijhandel zijn. Hoofdzaak is de tabakshandel. Laat dat duidelijk zijn.
Middels een artikel in de Heerenveense Koerier van 16 november 1955 komt dan tot ons het nieuws “ Kiosk bij de Hoofdbrug gaat verdwijnen”. In dit stuk wordt wel weer gesproken van de ‘lectuur-kiosk’, die lang geleden al op nominatie stond eenmaal gesloopt te worden, maar daarna zijn bestaan nog acht jaar wist te rekken. De heer Kuyt (de derde bekende exploitant) heeft van de gemeentelijke autoriteiten aanzegging gekregen het gebouwtje uiterlijk 6 december te ontruimen. Met het nog maar kortgeleden geverfde gebouwtje verdwijnt de enige lectuur-kiosk in het hartje van Heerenveen.
Wat valt er over ‘Kiosken in Heerenveen’ nou nog meer te melden ? Niet zo verschrikkelijk veel natuurlijk, want de kiosk is in feite een ‘stadsfenomeen’. Basis is de grote hoeveelheid mensen, die of niet in staat zijn zelf een abonnement op een krant te betalen of door andere omstandigheden daartoe niet geneigd zijn. In de dorpse omstandigheden van Heerenveen is het niet ongebruikelijk geweest, dat de plaatselijke nieuwsvoorziening (denk aan Hepkemakrant) door twee gezinnen wordt gedeeld. De nationale bladen - meestal meer kostbaar - zijn slechts voor de happy few op regelmatige basis te betalen. Pas na de tweede wereldoorlog wordt geleidelijk de behoefte aan nieuwsvoorziening voor landelijk nieuws meer uitgesproken en wordt de behoefte aan de losse verkoop groter. De Algemene Spoorboekhandel tracht daarin te voorzien door op de stations van de grote plaatsen een inpandige stationskiosk in te richten. Zo ook in Heerenveen! Dat blijkt ondermeer uit een advertentie in de Heerenveense Koerier van 12 april 1948 als de Algemene Spoor-wegboekhandel voor direct een net meisje vraagt voor de kiosk en een jongen voor perronwerk. Kandidaten kunnen zich aanbieden aan de Kiosk van het station Heerenveen.
DE OUDSTE KIOSK VAN HET HEERENVEEN
Tegenover het Posthuis in de bocht van de Fok naar Achter de Kerk wordt bij bouwvergunning van Aengwirden nr. 755 aan de N.V. Het Posthuis toegestaan bij besluit van 12 november 1925 op het kad. perceel Tjalleberd A-6908 een kiosk op te richten. Het wordt geëxploiteerd als sigarenkiosk door Willem de Ruiter, Jan de Ruiter en Harm Krekt. Een VVV-gids Mooi Friesland uit 1926 - “Neemt eens een proef met het serie-merk "Mooi-Gooi", verkrijgbaar in de Sigaren-Kiosk t.o. het Posthuis, Heerenveen. Reislectuur, Ansichtkaarten” - geeft een kijkje achter de schermen. In het N.v.Frl. van 28 oct. 1927 stond een advertentie: "Wat heeft de KIOSK voor nieuws. Dat voortaan alle zondagen omstreeks 5 uur reeds, alle 1e klas N.V.B. voetbaluitslagen bekend gemaakt worden. Jan de Ruiter, Sigaren- en Sigarettenmagazijn, Fok t.o. het Posthuis te Heerenveen." In het programma van het openluchtspel 'Yn Dagen fen Striid', 1933, staat een advertentie: "Sigarenmagazijn "'t Sporthuis" Kiosk, Fok-Heerenveen. Beleefd aanbevelend, Harm Krekt.", met een voetballer als illustratie. In het kadastrale dienstjaar 1935 wordt de exploitant van het Posthuis Hendrik Witteveen tevens eigenaar van de kiosk. In 1942 verhuurt hij het als kapsalon aan de heer H. Snijder. Deze blijft er tot de afbraak in 1969. De kiosk wordt dan aangekocht door de gemeente en zal worden afgebroken, ten dienste van parkeergelegenheid voor bezoekers van het gemeenschapshuis Het Posthuis.
De woningkaart van de gemeente Heerenveen vermeld voor de kiosk het nummer Fok 80, en geeft aan dat het is afgebroken, maar een exacte datum ontbreekt op de kaart.
In de cirkel op deze prentbriefkaart is de Kiosk aan de Fok uitgelicht.
Over de ‘mislukte’ poging, in 1907 en 1908 om ‘De Stadskiosk’ in Heerenveen op het Gemeenteplein te laten terugkeren, zullen we het maar niet meer hebben.
2014, oktober 26-wibbo westerdijk-hip-backup
Surinamesingel
HIP-TIME MAGAZINE 44
Surinamesingel
Kijken we naar fotonummer 06743 uit de collectie van het Museum Willem van Haren dan kijken we naar een professionele opname van fotojournalist Dick Verton ! De eerste vraag die bij ons opkomt ligt voor de hand: is dit een luchtfoto (misschien vanuit een ballon?) of mogen we aannemen, dat Verton op het balkon heeft gestaan van één van de Muntflats. De meest oostelijke van “De Drie Gebroeders” - zoals de drie 14 verdiepingen hoge flats vanaf de bouw al worden genoemd - is de meest waarschijnlijke: dat is ‘Romsicht’ ! Hoe dan ook, Verton is er zeker in geslaagd om de lange strook langs de oostkant van de spoorlijn goed in beeld te brengen.
De heer Cees de Wolff liet in 1963 een woning en een fabriekshal bouwen aan de Hesselstraat. Op deze plaats heeft ooit een watermolen gestaan. Bij de bouw van de woning vindt men in de grond nog oude fundamenten van deze molen. In 1965 moet die fabriekshal van de heer De Wolff alweer worden uitgebreid voor zijn uitdijende konstruktiewerkzaamheden. De bestaande hal wordt dan langer gemaakt en er wordt een tweede hal bij gebouwd. Inmiddels is het bedrijf verplaatst naar It Dok 2 op Bedrijventerrein Kanaal, waar de meest uiteenlopende producten uit de gigantische hallen te voorschijn komen: schepen, hekwerken, bordessen, windmolens, etc. De Holding B.V. staat sinds 1993 ook bekend als De Wolff Verenigde Bedrijven B.V. Senior Cees is opgevolgd door zijn zoons Cees en Jan.
Inmiddels is het aanzien van hun Hesselstraatlocatie behoorlijk van aanzien veranderd door de bouw van de “Kempenaerstate”, de seniorenflats en de gebedsruimte met de minaret van de Turkse moskee “Diyanet Vakfi”. Evenwijdig met spoorsloot en spoorbaan loopt de Surinamesingel, welke is aangelegd in 1958 en waarvoor de raad besluit tot de naamgeving op 17 maart 1958. Diezelfde 17e maart hebben ook de andere straten van de ‘West-Indische buurt’ hun naam gekregen: Arubastraat, Bonairestraat, Curacaostraat, St. Eustatiusstraat, Sabastraat en St Maartenstraat.
Op deze foto is er nog geen sprake van de in 1996 aangenomen naam ‘Antillenstraat’ voor de ontsluiting van de woningen op het sterk gedecimeerde volkstuinencomplex bij de Rottumerweg.
Aan de oostkant van deze strook is als natuurlijke scheidingsgrens nog altijd aanwezig de herinnering aan de Kempenaerswyk als een langgerekte vijverpartij, met ten westen parallel daaraan de Francijntje de Boersingel en de baronesse de Vos van Steenwijksingel. Jonkheer Onno Reint van Andringa de Kempenaer, die eigenaar is geweest van het buiten ‘Jagtlust’ in Oudeschoot en exploitant van de modelboerderij die daarbij hoort, laat op de ‘opstrekkende’ kavels vanaf die boerderij een wijk graven naar de Veenscheiding. Ter hoogte van het Rottumer voetpad en in het Breedpad worden bruggetjes gelegd. Zelf spreekt jonkheer de Kempenaer, die in het eerste deel van de aanleg vanaf de Veenscheiding samenwerkt met de heer Tuymelaar, van de ‘Jagtlusteropvaart’. Die aanleg is tot stand gekomen in of kort vóór 1862. De functie van die vaart blijkt gericht op de aanvoer van mest, hooi, enz. en de afvoer van landbouwproducten, hout, enz. door middel van pramen. (SCO 2476) Later wordt de wijk consequent aangeduid als ‘Kempenaerswyk’.
De kinderrijke buurt komt zeer verdrietig in het nieuws als er kort na elkaar zes kinderen te water raken, waarvan eentje verdrinkt. In een jaarvergadering van de buurtvereniging “Plan Zuid” in maart 1962 wordt door de buurtbewoners aangedrongen op het aanbrengen van afrasteringen langs de Kempenaerswijk, de Spoorsloot en eventueel het ‘Roomse Gat’. Ook wordt gepleit voor een afsluitbaar speelterrein tussen de Baronesse de Vos van Steenwijksingel en de Surinamesingel.
Inmiddels is er door de bouwvereniging gedurende de laatste tien tot vijftien jaar een renovatie-en kwaliteitsslag uitgevoerd, die het aanzien van deze strook bewoning grondig heeft gewijzigd. In de onlangs gehouden tentoonstelling over ‘Heerenveen-midden’ in de HIP-afdeling van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek aan het Burg. Kuperusplein heeft u zich daarvan kunnen overtuigen.
Tussen het vele jonge voorjaarsgroen door ziet u de contouren van de bekendste gymnastiek-en sportzaal van ‘Plan Zuid Heerenveen’. Op de schooldagen is het heel lang gebruikt door de kinderen van de scholen en ‘s avonds en in het weekend is de sport van de jaren vijftig en zestig daar op een hoog nivo beoefend. Het is de thuisbasis van de volleybalclub PZH geweest ! De school waaraan deze zaal is gekoppeld draagt als officiële naam ‘Kempenaerschool’, maar de wijkbewoners zelf spreken van de ‘Halschool’ of naar de destijdse schoolhoofden ‘School van Delden’ en ‘School Dijksma’. Vergeet ook niet de geweldige animo van de wandelgroepen van de Kempenaerleerlingen door de drive van o.a. groepsleerkracht Zwier Dijkmeijer.
Aardig detail op deze foto is de van Wolvega komende trein op het dubbelspoor. In die tijd is dat steeds net voor het volle uur geweest, naar ik me meen te herinneren. Nog zo’n opvallend detail is het voetpad tussen de spoorsloot en het speelveld van het Bornego-college, en verderop lopend langs voetbalvelden van de v.v. Nieuweschoot tot aan de Rottumerweg. Menige hond heeft daar zijn baasje uitgelaten. Trouwens er loopt ook nog het haaks daarop liggende pad langs het trainingsveld van Nieuweschoot. Zelfs de plaatselijke softbalvereniging The Peattown Peppers heeft daar nog enige jaren hun trainings-en wedstrijdaktiviteiten kunnen botvieren. Het pad overigens komt uit op de Ds. Kingweg ter hoogte van de oversteek naar de Gruttostraat.
Tenslotte attenderen we ook nog even op de boven het groen uittorenende flats in de zuidelijker gelegen wijk De Akkers.
2013, februari 10 - wibbo westerdijk - hip-backup
Tjepkema's molen 1950
HIP-time Magazine 102
Tjepkema's molen 1950
Over de stichting (van de voorganger) van deze molen verhaalt Dick Bunskoeke in het zeer lezenswaardige boekje ‘De sfeer van weleer. Over molens in Heerenveen’, een uitgave van de Stichting Molen Welgelegen Heerenveen uit 1991. Bij de stichting in 1849 laat molenaar Hermanus Hendrik Kok zijn oog vallen op een perceel achter en ten oosten van de Fok (kadastraal Tjalleberd A-1845 zijnde een stuk weiland), welke behoort tot het bezit van Jhr. Mr. van Beyma thoe Kingma. Notaris J.S. Bokma uit Akkrum passeert een koopakte, waarbij ‘een perceeltje grond en water’ voor 300 gulden van eigenaar wisselt. Procureur Fredrik Hessel van Beyma thoe Kingma verkoopt dat aan Hermanus H. Kok, molenaar te Almelo. Dat is op 26 januari 1849. Aansluitend op die dag wordt er door Bokma ook een transactie geregeld tussen twee broers Taconis Wijnout en Tjepke Taconis en Hermanus H. Kok. Daarbij gaat het om een huis voor 700 gulden, staand aan de Fok ten noorden van de Molenreed met kadasternummer A-1865. Op 20 augustus worden drie aktes opgemaakt. Daarbij doen Hermanus H. Kok en molenmaker Willem Frederik Looman, ook uit Almelo, zaken. Resp. als verkoper en koper, van twee stukken grond, en - uiterst merkwaardig - sluiten ze een huurcontract ‘voor de verhuur van de koren- en pelmolen "Welgelegen" met huis’; voor 6 jaar te Heerenveen, huursom fl. 650 per jaar. Looman is daarbij de verhuurder en Kok de huurder.
Uit deze financiële constructie maken wij op, dat Looman - vermoedelijk via een voorfinancieringsakte gepasseerd in Almelo (want niet in Friesland) tussen januari en augustus de molen heeft gerealiseerd. Wel vinden we opnieuw bij notaris Bokma een interessante akte, waarbij Looman middels een obligatie van 4000 gulden zich in de schulden steekt bij jhr. F.H. van Beyma thoe Kingma als schuldeiser. Ruim een jaar later probeert dezelfde Looman “Welgelegen” aan de jonkheer te verkopen, doch de transactie wordt ‘ingehouden’. Moeten we aannemen dat Looman van de verkoop afziet omdat de hoogte van de prijs hem niet aanstaat ? Bunskoeke schrijft namelijk dat in januari 1851 Gooitzen M. van Terwisga toestemming vraagt ‘tot het in werking brengen der molen op de Fok’. Tresoar biedt ons op haar internetsite evenwel geen koopacte om die transactie te bevestigen. Evenwel, uit een advertentie in de Leeuwarder Courant van 12 februari 1864, waarbij de “ hechte, zeer beklante Koren-en Pelmolen, in 1849 nieuw gebouwd en uitmuntend onderhouden, op de Fok te Heerenveen, met Wagenhuis, Stroohok, Steenen varkenshok, Stalling voor 2 paarden, Hooischuur, Tuin en Erf, enz.” door notaris G. Boschloo, op verzoek van notaris W.A. Evertsz te Oldeboorn op 24 februari 1864 in veiling wordt gebracht, blijkt dat G. van Terwisga inderdaad de eigenaar is geweest.
Het vervolg hierop is een beetje rommelig. Nieuwe eigenaar burgemeester jhr. mr. F.H. van Beyma thoe Kingma laat huurmolenaars Mulder en Slagman tot 1872 bedienen. Dat jaar koopt molenaar Johannes Melis Tjepkema, die in de Heerenveense gemeenschap een dermate invloed heeft gehad, dat de naam ‘Welgelegen’ zelfs door de volksmond vaak wordt ingeruild voor ‘Tjepkemamolen’.
Het was hij die na jaren hinder te hebben ondervonden van de groeiende bomen van met name het pand van de burgemeester “Mariënbosch” (die hem de wind uit de zeilen neemt), besluit tot het verhogen van het molenlichaam met circa 20 voet. Daardoor verbetert de windvang aanzienlijk. Dat is geweest in het jaar 1898. Rond 1911 neemt Tjepkema Sake Heemstra als molenaar in dienst. In 1920 verkoopt hij de molen aan Saakje Maat, de vrouw van koopman-in-veevoeder Abele A. Wisman. Jan van Dam Hzn. neemt het 1923 over, maar moet het in 1926 verkopen aan de N.V. Oliefabrieken D. Woltman, die het voor sloop aanbiedt aan Geert Reen. Door de overdracht aan de vereniging ‘De Hollandsche Molen’ te Amsterdam schrikt de gemeente Aengwirden wakker en komt in september 1931 in het bezit van de molen. In HIP-Time 73 hebben we daar al eens het een en ander over geschreven.
Regelmatig duiken er nieuwe plannen voor bestemmingen van het pand op. Soms om van te rillen en een andere keer hartverwarmend. In november 1933 concludeert het Nieuwsblad van Friesland een ‘staat van verval’ en meldt tegelijk dat de gemeente een nieuw rietdek zal laten aanbrengen en een aantal noodzakelijke reparaties doen uitvoeren. Het blijkt uit het bericht, dat er op dat ogenblik als bergplaats voor brandweermateriaal wordt gebruikt. Ter gelegenheid van de feestweek bij het 40 jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina van eind augustus 1938 wordt de molen smaakvol en feeëriek, dus sprookjesachtig verlicht met honderden elektrische lampjes langs de contouren van de wieken en de bovenbouw. Over de oorlogsbelevenissen van de molen is weinig bekend, maar naast de brandweer heeft vermoedelijk de plantsoenendienst het gebouw ook voor materiaalopslag gebruikt.
Maar op 26 januari 1948 richt het bestuur van de Cultuurgemeenschap Heerenveen zich tot de burgerij met een oproep om ook financieel te helpen de betekenis van de molen als bouwkundig element in het totaalbeeld van Heerenveen. Er is in totaal fl.6500,- nodig om het verval tegen te gaan en een grondige restauratie mogelijk te maken. De overheid belooft bij te dragen onder het voorbehoud, dat de burgerij daartoe het voortouw neemt. Enkele duizenden guldens vanuit de burgerij moeten duidelijk maken, dat de burgers het karakteristieke silhouet van de plaats kan worden behouden. Mej. A.G. Spiele, secretaresse van de Cultuurgemeenschap zal de penningen graag in ontvangst nemen en registreren, net als de Heerenveense Koerier. Regelmatig brengt zij via de krant een lijst van schenkingen met de initialen van de goede gevers onder de aandacht van de lezers. Het doel van duizenden guldens wordt weliswaar niet bereikt, maar bij een werkbezoek van de koningin in 1949 is reeds een deel van de restauratie door molenmaker Bremer uit Adorp afgerond. Naar aanleiding van die grote restauratieklus stelt de Heerenveense Koerier in haar nummer van 12 mei 1950 in haar rubriek ‘Vakmensen vertellen van hun beroep. (X) Molens bouwen leer je in de praktijk’ ruimte beschikbaar voor leden van de Firma Thomas Bremer - vader en twee zoons - om over hun ambacht te vertellen. De journalist vertelt gedesillusioneerd te zijn op twee terreinen. Allereerst worden er al jaren geen nieuwe molens meer gebouwd omdat daartoe geen opdrachten meer worden verstrekt. Er wordt enkel nog gerestaureerd ? De tweede teleurstelling van de krantenman is, dat ondanks de wieken en de stelling zeer decoratief is, maar dat de molen ‘zo dood is als een pier’. Het klepperen van de zeilen en het gekreun van de maalstenen kan alleen maar de zaak tot leven brengen.
In deze decoratieve toestand knipte onze fotograaf voor de Leeuwarder Courant de Tjepkemamolen of molen Welgelegen aan het Molenpad in 1950. Die foto is nu onderdeel van het fotoarchief van het Museum Willem van Haren met als fotonummer 01854.
Zoals de bomen van het buiten van Jonkheer van Beyma thoe Kingma de wind uit de zeilen heeft genomen van ‘molen Welgelegen’, heeft diezelfde molen gezorgd voor een geweldige slagschaduw. Het is voor de eerste of één van de latere bewoners reden geweest om het woonhuis met afgeknotte zadeldak op de zuidoostelijk hoek van het Molenpad en de Hepkemastraat de toepasselijke naam “Molenschauw” op de topgevel aan te laten brengen. De ‘Dikke van Dale’ kent het literaire woord ‘schauw’ en geeft als verklaring ‘schaduw'. Dat woonhuis met werkplaats is bij bouwvergunning nr. 417 door de gemeente Aengwirden toegestaan op 29 februari 1916 aan Albert Gerbens Landstra, verver te Heerenveen, maar afkomstig uit Grouw. Het kadastrale perceel Tjalleberd A-6667, groot 22.20 are - eigenaar Jacob Hepkema c.s. - wordt daarvoor aangewezen. Het kadaster stelt later vast dat Landstra 2 are 35 centiare van dat perceel heeft gekocht, maar de bouwvergunning spreekt van 240 m2. Landstra krijgt van de Heerenveensche Onderlinge Brandwaarborgvereniging een kapitaal van 2000 gulden, welke bij het verlaten van het huis wordt afgelost. Als bijzonderheid kunnen we Landstra nog de ‘credits’ toekennen, dat hij met zijn ‘bedrijfsbord’ aan de Fok ons ‘sneupers’ de mogelijkheid heeft geboden een prentbriefkaart redelijk nauwkeurig te kunnen dateren. Bovendien kennen we nu zijn specialismen: ‘huis-, rijtuig-en decoratieschilder’
Als huisnummer krijgt het vanaf 9 mei 1916 het huisnummer 47a aan de Fok. Het westelijke deel van dat straatje is al aangelegd door uitgever Jacob Hepkema vóór 1915 en het gemeentebestuur van Aengwirden besluit op 20 februari 1925 die straat de naam “Jacob Hepkemastraat” te geven. Landstra verhuist na ruim twee jaar op 8 mei 1918 en wordt in het huis opgevolgd door rustend-veehouder Jille Murks de Groot uit Oosterzee. Deze heeft het gekocht en verblijft er slechts gedurende één jaar. Misschien is voor de familie de Groot de ‘schaduw’ te deprimerend geweest, getuige een verkoopadvertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 10 september 1918. Deze keer is het de heer Jacob Hepkema c.s., die het twee jaar oude huis met stenen hok van 9 bij 4.5 meter op een vrij terrein per mei 1919 in de verhuur doet. Dr. A.M. Valeton, leeraar scheikunde aan de Rijks Hogere Burgerschool draagt met zijn vrouw er op 17 juli 1919 de koffers naar binnen. De heer en mevrouw Valeton-Mijsberg koesteren op 11 december 1921 niet alleen de geboorte van hun dochter Anna Maria, maar eveneens hun adres ‘Molenschâuw, Heerenveen’. (Advertentie 13-12-1921) Kort daarvoor hebben ze bovendien bericht gekregen, dat hun huis bij de Volkstelling nu het straatadres Fok 134 heeft gekregen. Op 22 juli 1922 vertrekt de familie Valeton naar elders en wordt Gerrit Overkamp, inspecteur Registratie en Domeinen de bewoner. Krap een jaar later verhuist deze naar Heerenveen-Schoterland en wordt Nicolaas Krop, amanuensis van de R.H.B.S. de nieuwe bewoner. Deze komt uit Amsterdam per 14 maart 1923. Zijn gezinskaart laat zien dat hij vanaf 1930 als adressering gebruik mag maken van de Jacob Hepkemastraat nr. 26 te Heerenveen (Aengwirden). Overigens krijgt Nico Krop ook bekendheid als brandweerman, die vanaf de molenstelling of omloop in het vangzeil springt die door zijn collega’s wordt bediend. De straat, waaraan de molen ‘Welgelegen’ is gesitueerd, is heel lang alleen bereikbaar geweest langs het ‘onofficiële’ Molenpad of Molenreed als verbinding naar de Fok. In 1932 komt daar verandering in omdat de straat wordt doorgetrokken naar de Van Maasdijkstraat. Bij besluit van 28 mei 1935 krijgt de straat vanaf de bocht van de Woltmanstraat tot de Van Maasdijkstraat als naam “Tjepkemastraat”. Een eerbetoon aan wijlen Johannes Melis Tjepkema (1845-1923).
2015, 20 februari-Wibbo Westerdijk-HIP- backup
Tram op de Dracht
HIP-TIME MAGAZINE 103
Tram op de Dracht
Inderdaad, U heeft volkomen gelijk ! Deze foto - thans in de Leo Leenescollectie van het Museum Willem van Haren, onder nr. LL-106, heeft U bij meerdere gelegenheden afgedrukt gezien. Wanneer U Wereldoorlog II bewust heeft meegemaakt, heeft U deze zelfs als prentbriefkaart kunnen kopen. Fotoatelier G. Brouwer en zoon schijnt er destijds in 1940 een flink aantal van te hebben laten drukken. Uit de verhalen van de mensen, die er over hebben geschreven (we noemen ze straks nog nader) kunnen we opmaken, dat het het resultaat is van een aprilgrap van het fotoatelier. Het tramstel met toebehoren (bovenleiding, rails, steunpaal) is in een iets oudere foto van het zuidelijke deel van de Dracht gemonteerd. De tram rijdt zogenaamd in de richting van de hoofdbrug op weg naar het tramstation op het Stationsplein. De gedreven tramdeskundige de heer Souer, in 1999 wonend in Hascastate ( Haskestate) te Heerenveen, herkent uit zijn Leidse periode het afgebeelde materiaal. De trucagefoto mag als zeer geslaagd worden beschouwd.
Het meest rechtse pand op de afbeelding is het derde en meest noordelijke van een blok van drie heerenhuizen - de zogenaamde Hesselhuizen-, die in 1872 zijn tot stand gekomen op de plaats van de familieboerderij van de Hiddinga-familie. Het uithangbord ‘DROGIST’ markeert volgens het adresboek van 1938 de plaats van de drogisterij van de dames J.J. van der Goot (drogiste) en U. Sijbesma (drogiste), die als kamerbewoonster mej. F. Willemsen als landbouwhuishoudschoollerares woonfaciliteiten bieden op Dracht 99. Daarnaast staat het pand Dracht 97 (met luifel) van de modistes mej. Th.M. Laagland en mej. A. Kingma en daarboven woont J.C. Lequin met zijn vrouw, zonder beroep, op de bovenwoning Dracht 95. Jacobus Cornelis Lequin, geboren in Den Helder, overlijdt 28 november 1946 in Heerenveen op 75 jarige leeftijd, nalatende zijn echtgenote Maartje Maria Stam. Vervolgens zien we ten noorden daarvan het pand Dracht 93: het Manufacturenmagazijn “De Zon” van Jeroen de Vries.
Nog één detail, welke oudere Heerenveners zich vermoedelijk nog wel zullen herinneren, is het bord ‘Ingang Werkplaats’. Daarmee wordt de rijwielherstelplaats van Johannes de Vries gemarkeerd, die later wordt opgevolgd door zijn zoon Feitze de Vries. Dat is dus Dracht-westzijde nr. 122.
De man, die in de jaren zestig de Heerenveners met de rubriek ‘Heerenveen uit vroeger dagen’ in de Heerenveensche Courant met fotobeschrijvingen verwent, heeft ook een keer deze foto laten afdrukken en schrijft daar dan het volgende commentaar bij:
“Hierbij nog een foto van de Dracht uit het jaar 1940. De toen ter tijde electrische tram, die een dienst onderhield tussen het Friese Haagje (station) en Oranjewoud (speeltuin) bleek een gevaarlijk obstakel voor de toch al smalle hoofdstraat. Geen wonder dat door de gemeenteraad van Heerenveen werd besloten de vergunning in te trekken. Vooral des zomers werd van dit vervoermiddel een druk gebruik gemaakt door vakantiegangers.....” “Zo zou het onderschrift onder deze foto hebben kunnen luiden, ware het niet dat men hier te doen heeft met een geslaagde trucfoto. De kaart werd destijds in een aantal van 2000 stuks uitgegeven door het foto-atelier fa. G. Brouwer en zoon te Heerenveen. De foto werd ter beschikking gesteld door de Stichting Oudheidkamer Heerenveen.”
Vervolgens redigeert museumdirecteur Ad Geerdink in 1995 een fotoboekje ‘Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes’. Op pagina 38 en 39 van die uitgave lezen we inhoudelijk dezelfde tekst als die in de bovenaangehaalde tekst. Bovendien onthult hij het plan, dat het Noord Nederlandsche Tramweg Comité in 1884 presenteert. Een tramlijn op het traject Heerenveen-Oranjewoud-Mildam-Nieuwehorne-Oldeberkoop-Assen. Het plan haalt het niet en de Dracht blijft tenslotte tramvrij.
Deze foto blijkt ook koren-op-de-molen van redacteur en oud-journalist Jan de Jong in het fotoboek van Banga Book Producties Groningen uit 2003 met als titel “Heerenveen, Toen en Nu. Beeldverhaal van Nederlands oudste hoogveenkolonie”. Hij prijst de ‘lef’ van Heerenveense beleidsmakers, die niet alleen een electrische tram over de Dracht wil laten denderen, maar ook de eerste overdekte 400 meter kunstijsbaan initiëren of het prestigieuze project ‘Sportstad Heerenveen’. Dit tramplan is niet uitvoerbaar gebleken, maar de beide andere wel.
Bij de raadsvergadering van de gemeente Schoterland van 11 september 1883 blijken er diverse stukken te zijn binnengekomen betreffende de aanleg van stoomtramwegen in de gemeente. B. en W. stellen voor deze eerst in handen te stellen van de Kamer van Koophandel voor advies. Als dat is gebeurd zullen ze in de raad worden gebracht. Daarvoor moet een Commissie Tramwegen uit de Raad worden geformeerd. Staande de vergadering worden daarvoor aangewezen de heren Veenbaas, Uhl en Bieruma Oosting. Op 2 oktober d.a.v. blijken zowel de rapporten van de K.v.K. als die van Commissie Tramwegen beschikbaar, doch deze worden aangehouden tot een volgende raadsvergadering. Eén van de ingekomen stukken bevatten de inzichten van Tjepke Taconis Simonsz., tabaksfabrikant in Heerenveen. Hij richt zich op 21 september 1883 in een lang schrijven tot burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga te Oranjewoud over de verschillende voorstellen voor de tram-aanleg en maakt daaruit inhoudelijke keuzes.
Het lijkt hem een goed idee om een station te plaatsen in de tuin van de heer Hessel. Hij doelt hier op de zuidelijk gelegen tuin van het blokje van drie heerenhuizen aan de Verlengde Dracht tot de door (kastelein R.K.) van der Meer in 1877 gebouwde Hotel de Koornbeurs. Als er meer grond nodig zal zijn, kan dat daarvan ten oosten gevonden worden. Vandaar kan dan de tramweg gelegd worden door het land van de familie van Sminia en Bosma (Jan Hendriks Bosma is kastelein-boer in Huis ten Woude bij de Rottumerweg en vlakbij de toegang naar het Oranjewoudster voetpad). Daarna kan de baan het Oranjewoudster voetpad volgen tot de ‘Zandweg, die loopt van de Straatweg naar Oranjewoud’. Daarna zal het tracé linksom achter het buiten langs van de ‘Jonge Mijnh. Oosting’ (volgens Taconis) tot bijna aan het logement de Tent. Hij zal daarmee vermoedelijk bedoelen ‘Klein Jagtlust ‘. Vervolgens dan de rechte laan langs naar het logement Joustra (doorgehaald en vervangen door Tjaarda) om vandaar de weg te vervolgen naar Nieuwehorne, enz. Hetzij over Hoornsterzwaag naar de drie tolhekken of van Nieuwehorne over Oldeberkoop, Makkinga, Appelscha naar Assen.
Taconis stelt dat de tram de particuliere rijtuigen het minst hinderen. De landbouwers kunnen de weg langs Klemburg of die over Mildam gebruiken. Voordeel is dat twee logementen aan de tramweg liggen, want de toename van het bezoek aan Oranjewoud zal snel voor één gelegenheid teveel worden. Want ook zullen mensen uit verschillende standen van de maatschappij daar komen.
Wil de tram evenwel rendabel zijn, dan moet wel zoveel mogelijk de bebouwde kom worden gehouden. Voor de aanleg daarvan moet uiteraard wel een subsidie van het Rijk worden gevraagd en mag die ook worden verwacht.
Lukt het om de tram langs die route te laten rijden, dan zullen kleine en grote renteniers zich daar geleidelijk steeds meer vestigen omdat de buurt niet meer geïsoleerd ligt. Zo noemt hij als voorbeeld zekere K. Kooi te Oudeschoot, die in dit buitengebied als rentenier nog een koe of schaap wil houden. Verder noemt hij nog een persoon, die op de Konijnenpolle heeft gewoond. Doordat hij daar met de wagen geen familie kon ontvangen, is die naar de Heerenwal verhuisd. Hij eindigt zijn brief met een lofzang op de prachtige gemeente Schoterland, die weliswaar de financiële toestand door zuinigheid in de hand moet houden, maar gezien de te verwachten voordelen voor de gemeente zijn enige gelden uit de gemeentekas beslist goed besteed.
Enkele jaren voordien rommelt het al heftig in zuid-oost Friesland en west Drenthe. Weliswaar niet van de locomotieven op spoorstaven, maar wel in de wereld van de plannen. De Leeuwarder Courant neemt in de berichtgeving het voortouw. Zo is er het bericht van 15 juli 1879 - in de krant van de 17e - dat de gemeente Schoterland aan de Belgische heren Mertens en Finet een vergunning heeft toegestaan voor de aanleg van tramwegen. Voorwaarde is dat zij zelf als concessionarissen de kosten en bezwaren voor hun rekening nemen. Ruim een jaar later laat dezelfde Leeuwarder Courant van 30 september 1880 weten, dat het bovenstaande ‘gerucht’ bewaarheid wordt. De twee initiatiefnemers leggen een ‘tramway’ aan voor het traject Heerenveen-Oudeschoot- Mildam-Nijehorne-Oudehorne-Oldeberkoop-Makkinga- Oosterwolde- Appelscha en Smilde naar Assen. Het blijkt voorlopig - althans- een luchtballon, welke voortijdig leegloopt.
Op 1 november 1883 wordt in de Schoterlandse raad het verzoek van de Ned. Tramwegmaatschappij om een vergunning voor het aanleggen van stoomtramwegen in de gemeente behandeld. Het gaat uiteraard te ver om de inhoud van vier foliovellen hier in extenso weer te geven. Duidelijk wordt wel dat er geen eenduidige mening. Twee boeren zijn niet 100% tegen, vrezen wel de overlast voor hun vee en vinden de ontsluiting van de dorpen zeer positief. Een grootgrondbezitter is tegen met als argument, dat de wegen die door hemzelf zijn aangelegd maar wel een publieke functie hebben niet zomaar geconfisqueerd kunnen worden voor de aanleg van een tram.
Na veel discussiëren stelt mr. Halbe Binnerts de volgende motie voor: “De Gemeenteraad van Schoterland spreekt de wenschelijk(heid) uit dat de tramlijn Heerenveen-Assen door deze Gemeente worde gelegd en draagt op aan Burgemeester en Wethouders in een volgende vergadering aan den Raad een voorstel te doen van de rigting, welke in het algemeen belang het meest wenschelijk is en het minst bezwaar oplevert voor de landbouwenden’. Deze motie wordt door de voorzitter in stemming gebracht en met algemene stemmen aangenomen.
Waar we niet aan voorbij willen gaan zijn de overwegingen van ‘Het Noord-Nederlandsche Tramweg-Comité’ te Witmarsum, die zich eveneens heeft bezig gehouden met de tramlijn Heerenveen-Assen. Zij reppen in een brief van 22 februari 1884 van drie alternatieven, die de raad van Schoterland bereid is aan te bevelen voor deze route. Dit comité vindt de meest verkieslijke die welke van het spoorwegstation langs de rijksstraatweg tot de (hoofd)brug bij Hotel Jorissen de spoorstaven volgt van de Ned. Tramweg Maatschappij. Daarna dient het door te lopen naar de eerste tolboom (de rijkstol noordelijk van de zandweg) om langs die zand-en grindwegen naar ‘de Tent’ te komen en dan zuidwaarts tot de grindweg ten westen van de ‘witte brug’ en op de berm van de grindweg tot - en daarna- langs de ‘Flapsingel’ tot de grindweg naar Oudeschoot-Mildam. Vervolgens dient het de berm van de grindweg te volgen tot de buitenweg bij de hoek van Nieuwehorne. Die buitenwegroute moet dan verder tot de brug van de Tjonger of de Berkoperbrug en de grens van Ooststellingwerf worden doorgetrokken. Het comité attendeert de gemeente op hun standpunt, dat alles in de berm van de weg moet worden aangelegd. Aanleg op particuliere grond is te kostbaar. Met een breedte van 90 centimeter op de totale breedte van deze weg is dat beter verantwoord. Er blijft voor rijtuigen voldoende ruimte beschikbaar.
Omdat het Comité ook in onderhandeling is met partijen in Wolvega en Peperga en in Drente met Smilde, Assen en ook het Provinciebestuur, die zelfs al subsidiebedragen hebben toegezegd, vraagt ze graag zo spoedig mogelijk een beslissing tegemoet te mogen zien.
Genoeg hierover, de conclusie achteraf is én blijft: de voorgestelde route is er nooit gekomen ! Herkent U het element van ‘de geschiedenis herhaalt zich’ in het nimmer tot stand gekomen treintraject ‘Dronten-Groningen’ langs Lemmer, Heerenveen en Drachten ?
2015, maart 8 - wibbo westerdijk - hip-backup
Tussen 1921 en 1940
HIP-TIME MAGAZINE 118
Het afgelopen jaar is weer een stukje oud-Heerenveen door de ‘sloopkogels, shovels, happers en grijpers’ van de Heerenveense aardbodem verdwenen. Op deze foto heeft datzelfde lot de op de achtergrond zichtbare houtloods en molen van houtzager Siebenga al in een veel vroeger stadium getroffen. Dit doorkijkje naar het Badweggebied is van zijn agrarische bestemming (weilanden) ontheven. In de naoorlogse jaren - in de wederopbouwperiode dus - is in een gebied tussen de Kempenaerswijk en de Van Dekemalaan ‘woningbouw-in-stroom’ gepleegd door de aannemerscombinatie Van der Wijk, Schaap en Buwalda en onder architectuur van het bureau Bosma en van Houten. Twaalf blokken van 8 woningen komen op aanreiking van een Bussumse wethouder (Bouma) tot stand in de nieuwe straten: Van Dekemalaan-west; Melchior de Grotestraat en de Hiddingastraat. De Heerenveense Bouwvereniging geeft uiteindelijk de opdracht deze zgn. Bouma-systeemwoningen te realiseren en te exploiteren. In gerenoveerde staat behoren deze huizenblokken nog steeds tot het woningarsenaal van de bouwvereniging. De toen nog jonge boompjes zijn nu volwassen bladdragers geworden, waarvan we deze herfst weer rijkelijk zullen kunnen ‘genieten’.
Inderdaad U heeft al gezien, dat de laatste afbraak de zuidelijke eindwoning van de Van Dekemalaan betreft. Ooit is dat huis als type A-woning met winkel bij bouwvergunning van 23 januari 1919 tot stand gekomen - ook weer op initiatief van de Bouwvereniging Heerenveen (Schoterland) - en door de huisnummeraars voorzien van het adres Heerenveen huisno. 562k en in 1921 hernummerd tot Heerenveen no. 678. Op 6 mei 1919 komt Willem Hendrik Bregman (1884 Alkmaar), gasfitter, het huis in gebruik nemen, samen met zijn vrouw Trijntje de Haan (1883 Nieuwehorne) en hun vier kinderen Trijntje (1909), Piet (1911), Hendrika Johanna (1916) en Boele (1918). In 1930 krijgt de familie Bregman als adres: Van Dekemalaan 75, Heerenveen.
Die naamgeving is zelfs nog even een punt van discussie geweest. De bouwvereniging stelt voor de straat te noemen: Ridder Pieter van Dekemastraat, maar de raad besluit tot Van Dekemalaan.
De dubbelwoning rechts op deze afbeelding staat aan de Van Riesenstraat. Na een lange periode van dorpsuitbreiding aan de westkant van de Molenwijk, waarbij de ‘wijkjes’ namen uit de volksmond krijgen als ‘Krugersdorp’, ‘Roodedorp’ en ‘Blauwe-dorp’ (zoals ons wordt verteld in een artikel in het Nieuwsblad van Friesland van 29 november 1905), ontstaat er onder deze dorpelingen behoefte voor een goede verbinding (breder dan een barte) naar de hoofdstraat de Dracht. Een adres aan de raad van Schoterland suggereert die te leggen op een onbebouwd terrein op het voormalige molencomplex. De heer Cornelis Gerritsma is bereid dit terrein aan de gemeente Schoterland te verkopen, nadat de gemeente in een eerdere fase het gevraagde bedrag van de voorgaande eigenaar K. de Jong heeft geweigerd. Na de koop door Gerritsma heeft deze de gemeente toegestaan het terrein te gebruiken voor de opslag van tonnen. De raad van Schoterland besluit nu op 26 februari 1906 een straatuitgang naar de Dracht aan te leggen. Deze zal komen te liggen tussen de panden door van Libbertus Sijbranda (in 1905 gesticht en later blijkt het pand van drukkerij Gerben Brouwer te zijn, Dracht nr. 150) en Johannes Diderich Stöver (in 1906 gebouwd en is afgebroken en thans het nieuwgebouwde pand Dracht, nr. 148 van Unique Uitzendburo is). Bovendien komt er een brug over de Molenwijk, die uitmondt op Peaux’s gronden en de weg eindigt bij de Blauwedorpstraat, haaks op de nieuwe aan te leggen weg van drie meter breed. (N.v.Frl. 28-7-1906) Het is de bedoeling, dat het in 1907 zijn beslag zal krijgen. Wij kennen de Blauwedorpstraat als Korflaan, welke inmiddels al weer jaren deel uitmaakt van het Molenplein. Na de aanleg van de Van Dekemalaan in 1919 is de Van Riesenstraat vanaf de Blauwedorpstraat doorgetrokken naar deze straat.
Het boek ‘Straatnamen in de gemeente Heerenveen’ én zijn necrologie in het Nieuwsblad van Friesland van 19 maart 1902 helpt ons als we willen weten wie Andries van Riesen als naamgever van de straat is geweest. Hij is geboren in Rinsumageest in 1845 en overleden in 1902. Op 22 maart 1870 koopt hij volgens de toewijzingsacte door notaris Arjen Binnerts van Jan Gijse Weenink de houtzaagmolen ‘De Fortuyn’ met schuren, knechtswoningen, kantoor enz., samen 53.94 are, voor fl.9970,-.
Als houthandelaar onttakelt hij geleidelijk de gewiekte molen en wordt het een stoomzagerij. In 1874 sticht hij ook in het Badweggebied de zaagmolen ‘De Hoop’. Veel bekendheid krijgt Andries van Riesen als president van de IJsclub Thialf, maar de Heerenveners kennen hem ook als lid van de raad van Schoterland sinds 1887 en zelfs als wethouder sinds 1895. Verder is hij voorzitter van de Kamer van Koophandel, van Floralia, van de Vereniging Nijverheid én de Vereniging voor Feestelijkheden en ter bevordering van het Vreemdelingenverkeer, voorloper van de V.V.V. Ook vervult hij als lid of als boekhouder functies bij de Spaar-en Voorschotbank, Fonds tot Onderlinge Bijstand en als regent van het Huis van Bewaring. Een nierziekte heeft hem geveld.
Fragment van een kadastrale hulpkaart van het ontwerp voor de te bouwen woningen aan de Van Dekemalaan door de Bouwvereniging Heerenveen (Schoterland) in 1919.
A-2950 is Bregman; A-2951 is Kempes en A-2952 is Brouwer.
Terug naar onze foto, waar de dubbele woning aanvankelijk steeds wordt beschouwd als een ‘aanhangsel’ van de Van Dekemalaan. In 1919 krijgen ze het ‘doorlopende nummer’ (van oost naar west) 562a en 562b. Op 562a komt te wonen huisschilder Jacob Brouwer en op 562b schoenmaker Jacob Kempes. Zoals gebruikelijk in Heerenveen wordt in 1920 de nummering herzien (er zijn weer tien jaren verstreken !) en worden de nieuwe nummers 688 (Brouwer) en 687 (Kempes). Dan volgt in 1930 de volgende wijziging, die daarna niet meer is veranderd, evenmin trouwens als de bewoners. Jacob Brouwer krijgt A. van Riesenstraat nr. 2 en Jacob Kempes het volgende even nummer A. van Riesenstraat nr. 4.
Uit de woningkaarten van beide woningen blijkt dat Brouwer op 24 augustus 1953 is overleden. Zijn weduwe Anna M. Brouwer-Zwiers blijft er evenwel nog wonen tot 8 december 1956. Zij vertrekt naar de H. Hebbesstraat 2 (Marijkehiem) en maakt daarmee plaats voor haar zoon Cornelis Brouwer en zijn echtgenote Eugenia Tkatchenko, die op 21 juni 1945 in Haskerland zijn gehuwd. Wanneer Cornelis als schilder op 6 november 1958 failliet wordt verklaard, zijn de verhoudingen blijkbaar dermate verstoord, dat het huwelijk met zijn vertrek op 16 januari 1959 naar Haskerland uitmondt in een scheiding. In de Leeuwarder Courant van 16 februari 1959 wordt het een en ander uitvoerig uiteengezet. Mevrouw Eugenia Tkatchenko blijft op de van Riesenstraat 2 wonen. Ze biedt enkele maanden onderdak aan zoon Douwe Brouwer, dochter Hilda en haar man Albertus H. Smit, maar verhuist uiteindelijk op 17 januari 1983 naar de Wederik 74. Per 25 februari 1983 betrekt Grietje Mulder het huis. Inmiddels is het woonflat ‘De Fortuin’ daar vlak voor hun huis opgetrokken en is hun adres aangepast naar het adres: Fortuinpassage 1.
Jacob Kempes (1884) en zijn vrouw Jetske Klaassen (1886) zijn zelfs terug te vinden in alle adresboeken, welke door uitgever A. Binnert Overdiep sinds 1922 zijn uitgegeven. De laatste daarvan verschijnt in 1966. Het echtpaar trouwt begin juli 1905, krijgt twee dochters: Engeltje (eind november 1905) en Anna (maart 1907). Beide hebben ook gewoond aan de Van Riesenstraat 4. Engeltje wordt kantoorbediende en vestigt zich in januari 1926 in Zwolle, terwijl Anna als hulp in de huishouding steeds na een dienstje weer bij haar ouders terugkomt. Zelfs negen keer in de periode 1920-1939 (Gezinskaart).
Vader Jacob Kempes werkt als schoenmaker steeds aan huis, en overlijdt op 11 november 1967. Jetske Kempes-Klaassen blijft nog bijna vier jaar wonen en gaat dan net als haar voormalige buurvrouw Brouwer naar de H.Hebbesstraat 2. Dat is op 6 april 1972. Op 18 januari 1974 overlijdt ze in ‘Marijkehiem’. Engeltje woont dan in Bussum en Anna in Amsterdam.
Op 29 februari 1972 (schrikkeljaar) trekt de familie Albert Dijksma - Geertje Stobbe c.s. in de Van Riesenstraat 4. Zij zijn beide achter in de vijftig en hebben dan nog twee inwonende zoons, nl. Hendrik en Piet. ‘Heit’ Albert overlijdt daar op 14 januari 1979, oud 63 jaar en ‘mem’ Geertje volgt hem op 14 oktober 1979, oud 64 jaar. Piet verlaat het huis per 1 februari 1980 en als volgende bewoner komt Jan Dijkstra de volgende dag al van de Van Cuyckstraat.
Voor de dubbelwoning (2 en 4) geldt, dat deze nog jaren 35 jaar bewoond zijn geworden tot hun afbraak in het voorjaar van 2015.
Eén van die bewoners menen we ons te herinneren. Dat is Yda Plat, die bij een verkeersongeval met de motor dodelijk verongelukt. Dat is in juli 2002 geweest. Zij werkte toen bij Bos, Tuin en Dier. Haar feeling voor bloemschikken maakte haar tot een gewaardeerde medewerkster.
Het vijfde en meest linkse gebouw op de foto identificeren we als het pand dat bekend is geworden als de monteurswerkplaats met woning van A. Piek met als adres Van Riesenstraat 7. Ter vergelijking kunt de Aerocarto-luchtfoto nr. 30965 uit 1955 uit “Oud Heerenveen vanuit de lucht” er eens naast leggen en met het vergrootglas de contouren van dat schuine dak en het naastliggende ‘plaatsje’ vergelijken. Efficiënter is het om de website te bestuderen van mevr. Mieke Nijland, t.w. <http://www.heerenveenmidden.nl/laanstraat.htm>
Daar staan twee prachtige foto’s op, die het beeld van de zuidoostzijde van de A. van Riesenstraat op dit punt in beeld brengen. De moeite waard om op te zoeken en onze conclusies te onderschrijven.
Inmiddels heeft U zich misschien afgevraagd wie deze foto heeft gemaakt, vanuit welke positie en bij benadering wanneer.
De foto maakt deel uit van een schenking uit de nalatenschap van Jan Martens Woudstra (geb. 1901), die hoofd van de openbare lagere school is geweest te Mildam. Zijn betekenis voor Mildam kunt U lezen in het boek “Tusken wâld en wetter”, met als ondertitel “Schetsen uit de historie van Mildam en Brongerga”. Het is geschreven door een collectief van Mildamsters en Oud-Mildamster in 2009 en is een uitgave van de Stichting Meyledam. Zeer veel illustraties zijn te danken aan de fotografische hobby van de heer Woudstra. Deze foto is onlangs geschonken aan het Heerenveen Museum en is gezien het origineel een afdruk van een glasplaat. De kwaliteit daarvan blijkt - door de tand des tijds - zeer matig, maar met enige softwarematige ingrepen is er toch een goed herkenbare afbeelding te voorschijn gekomen. Overigens is er nog geen fotoarchiefnummer te geven, aangezien de foto nog niet is ingevoerd in het registratie-systeem.
Tijdens een bezoek aan zijn schoonvader, tevens oom Klaas (geb. 1872 en procureursklerk bij advocatenkantoor Van der Leij ? of Woltman?), broer van zijn vader (geb. 1863) Marten, installeert Jan Woudstra (die in 1929 getrouwd is met derde dochter Niesje Woudstra) zich met zijn fotoapparatuur op het bovenkamertje-achter van de woning op de hoek van de Van Riesenstraat met de Verlengde Korflaan-westzijde nr. 72 om dit ‘adembenemende’ vergezicht vast te leggen. Het moet in ieder geval plaats hebben gevonden vóór 19 mei 1940. Toen is zijn schoonmoeder en tante Sjoukje (de Vries) overleden. Zij is dan iets meer dan twee jaar weduwe, want haar man Klaas Woudstra in overleden op 14 februari 1938. Vanaf 1922 woont het echtpaar al in dit huis, welke in de periode 1920-1930 het huisnummer 578 op de deurpost heeft gehad en voor die tijd nr. 562. Sijbren Sipkes Woudstra is daar in 1918 komen wonen, maar hij overlijdt op 1 februari 1919 al. Zijn weduwe blijft er dan nog tot 1922 wonen. Zelfs zij zijn niet de eerste bewoners geweest, want het bevolkingsregister kent ook nog de namen van kleermaker Jan de Jong in 1917; en timmerman Feike Zuidersma, die van 1913 tot en met 1916 staat geregistreerd en zelfs Trijntje Keizer, weduwe van Klaas Harmens, van november 1910 tot 22 mei 1913. (SCO 1964)
Bewoner volgens de woningkaart - na 1940 - is vanaf het overlijden van mw. Woudstra-de Vries dochter Froukje, die in april 1941 naar Langweer is verhuisd. Zij heeft vanaf 19 juli 1940 nog onderdak verleend aan Jan Geerts, die in maart 1941 naar de Thialfweg is vertrokken. Ruim een halve maand heeft ook Willem Wartena bij haar ingewoond en neemt dan zelf de bewoning over tot zijn vertrek naar de Oude Molenweg in october 1948. Tegelijk met Wartena heeft ook Albert de Jong daar woonruimte gevonden van maart 1948 tot october 1951. En vanaf october 1948 tot october 1951 ook Jacob Ruiter. Vervolgens trekken in ieder geval koopman Marten Hettinga en zijn vrouw Tietje Schaap in het huis, mogelijk met kinderen (?) Als Hettinga op 17 mei 1968 overlijdt, blijft zijn weduwe er nog wonen tot 15 september om vervolgens naar de Wulpstraat te gaan. Het huis komt leeg te staan en wordt tenslotte afgebroken in maart 1970.
Ten aanzien van de datering houden we een ruime marge aan, omdat de jonge boompjes van de Van Dekemalaan nog niet zo lang hun wortels in de berm hebben, zeg maar sinds 1920. En het uiteenvallen van de familie Woudstra-Visser pas in 1940 duidelijk is. Over het tijdstip van de dag is geen misverstand, want de slagschaduw van het pand ‘Piek’ kan alleen bij een lage winterse morgenzon zijn veroorzaakt en met bladloze boompjes.
2015, oktober 18 - wibbo westerdijk - hip-backup
Uitzicht vanaf Crackstate-torentje omstreeks 1980
HIP-TIME MAGAZINE 64
Uitzicht vanaf Crackstate-torentje omstreeks 1980
Een segment van de oost-zuid-oostelijke richting wordt vanaf het torentje van Crackstate rond 1980 door de onbekende fotograaf in een panoramisch perspectief vastgelegd. Het gebied op de voorgrond nadert het stadium van de complete afbraak van een der dichtstbebouwde gedeelten van het voormalige Heerenveen-Aengwirden. Langs de bestuurderszijde en achter langs de kofferbak van de geparkeerde auto tegenover het pakhuis van ijzerhandel Gerrit Overdiep zou in een vroegere fase van het kaartbeeld de grens van Schoterland met Aengwirden zich hebben bevonden. Die haakse bocht in de grenslijn zal vervolgens zijn route in het midden van de Oude Kerkstraat kiezen. Alles wat zich daarvan ten zuiden bevindt wordt als Schoterlands grondgebied beschouwd en ten noorden daarvan als Aengwirdens domein.
In het laatste deel ziet U op de foto het - verbrede - profiel liggen wat ooit bekend heeft gestaan als ‘Koningsteeg’, de eerste verbinding tussen het Achterom (later Krugerkade) en de Oude Kerkstraat. Het pand dat nog overeind is gebleven is te beschouwen als een bedrijfsgebouw - ooit onder kadastraal nummer Tjalleberd A-5024 - waarvan de gemeente Heerenveen omstreeks 1968 het eigendom verwerft. De straatnaam is ook in dit geval een onderwerp van discussie, voor wat betreft de schrijfwijze. Het kadaster kiest in het eerste kwart van de 20e eeuw voor de schrijfwijze ‘Koningsteeg’. Eerder wordt in het ‘Huisregister 1890-1900. Aengwirden-deel Heerenveen’ ook de term ‘Koningsteeg’ gebruikt voor 22 wooneenheden (AEN 1333). Het ‘Straatnamenboek’ kiest voor de naam met dubbel-s ‘Koningssteeg’ en vertelt daarbij dat de naam zou zijn ontleend aan een aldaar gewoond hebbende persoon ‘Koning’. Het toponiem ‘Koningssteeg’ komt ook voor op een kadastrale kaart van circa 1890. Kortom: verwarring alom !
Die verwarring zou nog wel eens groter kunnen worden, want in dit gebied heeft nimmer een persoon met de naam ‘Konings’ gewoond, terwijl iets meer naar het oosten aan het Achterom op het kadastrale perceel Tjalleberd A-5088 - vlak achter de Chr. Afgescheiden Kerk wel kort vóór 1890 een persoon ‘Koning’ komt wonen. (AEN 1265. Staat van de Loop der Bevolking) Op huisnummer 141 vestigt zich eind oktober 1889 (AEN 1320) het gezin van de uit Tjalleberd afkomstige schoenmaker Jan Willems Koning, die in de periode 1890 tot 1920 ook nog te maken krijgt met twee keer een vernummering van zijn woonadres. Eerst van 141 naar 149 en daarna nog een keer naar nummer 145. Volgens het bevolkingsregister overlijdt hij op 31 oktober 1907 op 80 jarige leeftijd als weduwnaar van Pietertje Pijlman. Dat wordt bevestigt in zijn overlijdensacte AEN 2287, aktenummer A36. Eén mogelijke optie blijft dan nog open, die we slechts in vragende vorm aan U voor kunnen leggen. Heeft Jan Willems Koning misschien in de ‘Koningsteeg’ een bedrijfsruimte gebruikt voor het uitoefenen van zijn ambacht ???? Uit de bevolkingsregisters valt dat niet op te maken.
Het andere gebouw in het Aengwirder domein is de links op de foto staande met de boogramen. Dit ‘kerkje’ is door het kapitaalkrachtige lid van de afgescheiden gemeente - de koopman Otto de Boer - na aankoop van de grond in 1853 door hem gesticht voor ruim 3000 gulden. Schertsenderwijs wordt het ook wel het ‘pakhuis van Otto de Boer’ genoemd. In 1867 wordt het ‘godshuis’ te naam gesteld als de ‘Gereformeerde Kerk van Heerenveen (‘Chr. Afgescheiden Gemeente’) en wordt aan de heer de Boer de aflossing van de geldlening toegezegd. De opgemaakte overeenkomst maakt melding van een opzegtermijn van 12 maanden, waarop door de geldgever een beroep wordt gedaan wegens ontstane kerkelijke kwesties of onenigheid. Het brengt de gemeente weliswaar in grote verlegenheid, maar op het allerlaatste ogenblik kan elders nog een nieuwe lening worden afgesloten. In hetzelfde jaar wordt het kerkje ook nog vergroot en in 1900 wordt het verbreed. Door de geleidelijke groei van de gemeente wordt het in in 1921 afgestoten ten faveure van de nieuwe betonkerk aan de Verlengde Dracht.
In het gebouw in de Oude Kerkstraat vestigt zich de carrosseriefabiek van Herre Roest, wagenmaker, die de 9e januari 1922 een hinderwetvergunning krijgt voor het gebruik van een 6 pk-motor voor de aandrijving van diverse houtbewerkingsmachines. Tegelijk maakt hij ook gebruik van een bouwvergunning voor de verbouw tot woning door het aanbrengen van binnenbetimmeringen. In die vergunning wordt het oppervlakte van het gebouw gemeld: 69 m2 op een terreingrootte van 237 m2, en een nokhoogte van 8.20 meter. In de ‘vechtmarkt’ van de carrosseriebedrijven redt Roest het niet, zodat op 8 april 1924 deurwaarder J.D. Jongsma in opdracht van de curator mr. W.T. van der Leij een faillissementsboelgoed moet houden.
De verkoop van het pand in 1925 aan grossier Leendert Kooistra verschaft deze, zijn weduwe Andriesje de Jong en zijn dochter Trijntje in ieder geval voldoende armslag voor de komende 25 jaar. In 1948 wordt het gebouw aangekocht door de nieuw ontstane Gereformeerde kerk (art. 31) en krijgt het weer de kerkelijke bestemming. Het vervallen gebouw wordt dan met eigen middelen onder architectuur van Bugel uit Groningen en aannemer Telgenhof uit Heerenveen verbouwd en gerestaureerd. Met een kerkzaal voor 250 mensen, vergaderfaciliteit, keuken, garderobe en toiletten voldoet het een flink aantal jaren voor de bijeenkomsten van de art. 31-familie.
Op deze foto 01748 uit de collectie van het Museum Willem van Haren maakt het vier verdiepingen hoge pakhuis nog volledig deel uit van ‘ijzerhandel’ Overdiep. Enkele jaren later verkoopt de laatste Overdiep-telg bij gebrek aan opvolging het pand (met een bijna 200 jarige familiegeschiedenis) aan een videoverhuurbedrijf, welke er onder de naam ‘Video Thuis’ de consument zeer ver tegemoet komt in zijn keuzes. Het pakhuis heeft een face-lift gekregen en heeft als ‘Toko Sharma’ lange tijd de markt voorzien van ‘Oriental food en nonfood articles’ op het adres Kerkstraat 10. Ten oosten daarvan en pal ernaast heeft omstreeks 1980 Van der Kam zijn mode-imperium tot de Rodenburgsteeg. Over de drie vlaggen kijkend zien we een tweetal daken achterelkaar, waarbij opvalt dat op het dak aan de Lindegrachtzijde de westelijke schoorsteen mist. Ooit is het een schitterend ‘heerenhuis’ geweest met een classisistische uitstraling. De historisch geïnteresseerden weten inmiddels, dat het vanaf 1811 een cruciale rol heeft gespeeld in de bestuurlijke faciliteiten voor het franse bewind en het daaropvolgende grietenijbestuur. Eigenaar notaris Pieter Bootsman stelde het ter beschikking voor vergaderingen en het pand vervulde min of meer de rol van gemeente- of grietenijhuis. Vanaf 1 oktober 1816 wordt het zelfs bestuurscentrum met een vaste concierge of beheerder. Dat is de ‘gegageerd sergeant’ Coenraad Wilhelm Huppert (1768-1827), die tevens de functie van brievenbesteller voor het postkantoor erbij heeft, terwijl zijn vrouw Mijntje of Mientje Lentz als tapperse het familie-inkomen probeert aan te vullen. Na de dood van Coenraad blijft zij nog even als ‘concierge’ in functie en ziet kans een lening van 800 gulden af te sluiten bij grietman Pompejus Onno van Vierssen om in ‘t Meer een huisje te kunnen kopen.
De opvolger van Lindegracht 30 staat ook op deze foto, nl. Oenemastate, maar in die jaren veelal aangeduid als Grovestinsslot. De overgang naar dat pand loopt niet van een leien dakje, want het bestuur krijgt aanvankelijk van de Gedeputeerde Staten geen toestemming voor de aanschaf in 1828. De secretaris van Schoterland Daniël Engelen ‘nam’ het mandaat en kocht het slot voor eigen rekening in het vertrouwen, dat die toestemming er zou komen. Uiteindelijk wordt pas op 11 juli 1832 de goedkeuring van G.S. verkregen, maar het is wel eerder in gebruik genomen.
Sloop een oude school, egaliseer de bouwput, bestraat het met klinker(t)s en je hebt een ideale parkeerplaats gecreëerd. Het uitzicht op de achterkant van de blijvende bebouwing is natuurlijk niet je dat, maar om het gebruik van je ‘heilige koe’ te kunnen rechtvaardigen kost het weinig moeite om de andere kant op te kijken. En het moet gezegd: weinig mensen hebben de achtergevel met dat mooie ronde raampje en zijgevel van het pakhuis aan de Vermaningsteeg zo nauwkeurig kunnen bekijken.
Vermoeid van alle details ? Laat dan uw blik nog even dwalen langs de horizon. De bossen van het ‘t Woud zullen Uw ogen weer tot rust brengen.
2013, augustus 25 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Uitzicht vanaf Hotel Groen naar het Westen
- Veenpoldermolens vóór 1933
- Veenscheiding vóór 1934
- Verlengde Decamalaan in 1928
- Verlengde Dracht 1931
- Verlengde Dracht omstreeks 1850
- Verlengde Dracht omstreeks 1900
- Verlengde Dracht omstreeks 1910
- Verlengde Dracht omstreeks 1935
- Vleesmarkt rond 1900
- Vlinderbuurt omstreeks 1960
- Vogelvluchtfoto, jaar (vooralsnog) onbekend
- Voormalige olieslagerij aan de Fok half 11 mei 1938
- Wandeling langs De Fok 1826
- Wateroverlast Stationsweg 1916
- Watertoren aan het Gemeenteplein 1980
- Watertoren-uitzicht naar de Greiden en plan Nijehaske
- Westmuur van de Vermaning 1979
- Windwatermolen 1918
- Winteropname omstreeks 1922
- Ziekenhuis, jaren ’40
- Heerenwal omstreeks 1928
- 1e Herenwal 1972
- 1ste Heerenwal vóór 1906
- Propstrasingel-omgeving vóór 1832