HIP-TIME MAGAZINE 60
HEIDEBUREN MET SPEKBRUG, 1887
Het boek ‘Vereeuwigd’ door Frédérique van der Palm, blz. 46, afbeelding 42 spreekt van “Gezicht op de Heideburen met de Spekbrug in de winter”; olieverf op doek, 40 x 59,5 cm, Museum Willem van Haren inv. nr. 188. In een potloodschets in het eerste schetsboekje van Klaas Krikke ‘himself’ geeft hij als titel “De Spekbrug te Heerenveen op de Heideburen” en - wat erg belangrijk is - bovendien als jaar van ontstaan ‘1887’.
De Oudheidkamer-organisatie anno 1969 heeft op 6 september 1969 dit bijzondere schilderij van Klaas Krikke ontvangen van de erven H. Beck te Heerenveen.
De voorstelling zelf oogt zeer mathematisch, met een bijna klinisch nauwkeurige aanpak en langs strakke lijnen opgezet. De speelsheid moet gevonden worden in het drietal afgebeelde personen op het ijs met de bakslede en de twee wandelende mannen langs de gevel op de Pastoriesingel evenwijdig aan de Pastoriewijk en heel in de verte een derde persoon. Verder de twee kraaien - de inventariskaart spreekt van twee reigers - in de vlucht en twee meeuwen (???) op de wal , maar ook de bijt in het ijs en enkele forse scheuren. De bomen in al hun kaalheid lijken verschrikkelijk veel opelkaar. De sneeuwhopen zijn daarentegen weer zo echt als het maar mogelijk is.
Achter de bebouwing van de beide woningen aan weerszijden van de Spekbrug is sprake van een schuur, mogelijk een werkplaats. De Pastoriewijk loopt in de richting van Tjalleberd en wordt voorbij de schuren c.q. werkplaatsen zichtbaar onderbroken door sluisdeuren. Het beheer van het waterpeil van de achterliggende polder is een taak van het Polderbestuur van het 4e en 5e Veendistrict. Klaas Harmens Post heeft een sluiswachterswoning achter de ‘timmerwerkplaats’ van het rechtse pand.
De bewoningssituatie van rond 1830 van het linkse huis met erf is er eentje van eigenaar-bewoner Jan Wybes Nijholt, afkomstig uit Oldeholtpade. Hij staat op huisnummer 87 aan de Heideburen ingeschreven als ‘boer’. Zijn echtgenote Joukjen Keimpes de Boer is met 43 jaar een achttal jaren ouder. Het doopsgezinde gezin telt inmiddels vier kinderen tussen de 5 en 10 jaar oud. Inwonend staan in de Volkstelling van 1830 de 19 jarige boereknecht Hendrik Klazes Buwalda en de 15 jarige werkmeid Sjoerdtje Sjoerds van de Wouden. Onder hetzelfde huisnummer staan ook ingeschreven arbeider Tjeerd Roels Bakker (30) en zijn ega Antje Lieuwes Hemminga (27) met drie kinderen. Het lijkt erop, dat er een arbeiderswoning aan is verbonden.
Jan Wybes Nijholt blijkt in 1816 te werken op de boerderij aan de Dracht, de zgn. Boerehek, maar wordt al snel de ‘bedrijfsleider’ van de wed. Keimpe Sijtzes én - inderdaad uw gedachte is juist - hij trouwt op 10 mei 1818 met de enige dochter van de weduwe: Joukjen !
Honkvast als hij is woont hij bij de volkstelling van 1850 nog steeds op Heideburen 87 (en kadastraal Heerenveen A-127). De beroepsaanduiding switcht met name in de personele omslagen regelmatig tussen ‘huisman’ en ‘boer’. Bij het overlijden van Joukjen in 1856 wordt Jan Wiebes Nijholt nog als ‘boer’ aangeduid’, maar op 12 mei 1859 laat hij zich opvolgen door zijn oudste zoon Keimpe Jans Nijholt (1822). Overigens zijn er dan nog een paar kinderen uit dit huwelijk inwonend. Geeske (1820) en Wiebe (1824). Keimpe is in 1844 al getrouwd met Berber Haijes Hornstra uit St. Johannesga en heeft sindsdien onder Nijehaske geboerd. Daar is hun gezin gegroeid met vijf jongens (Jan, Haije, Fedde, Wijbe, Tjebbe) en twee dochters (Sijtske en Joukje). In Heerenveen komen er nog twee meisjes bij (Anke, en Geeske, die slechts 10 maanden oud wordt.) Keimpe wordt in het bevolkingsregister 1860-1870 overigens ‘landbouwer’ genoemd. Helaas overlijdt hij op 6 juli 1866, nog slechts 44 jaar oud. Drie jaar later sterft ook zijn inwonende vader Jan Wiebes Nijholt op 3 mei 1869, die de respectabele ouderdom van 76 jaar haalt. Weduwe Berber zet - met de hulp van haar kinderen - het bedrijf door als ‘veehoudersche’, maar in de loop van de jaren tachtig zwermen de meeste daarvan uit en ziet ze zich genoodzaakt de hulp van een ‘meid’ in te roepen. Zoon Fedde wordt de opvolger per mei 1888. Hij is dan al een aantal jaren gehuwd (sinds 1882) met Hiltje Sybes Hartmans en heeft in Lippenhuizen wat ervaring opgedaan. Met Berber, Siebe en Keimpe komen ze naar Heerenveen. Niettemin besluiten ze in 1893 hun boerengeluk te gaan beproeven in Oldelamer, waar ze zich op 12 mei 1893 vestigen.
Moeder Berber Nijholt-Hornstra (1820) blijkt ijzersterk en gaat met hulp van zoon Haije opnieuw de uitdaging aan. Ten tijde van de winter van januari 1887 zijn zij beiden de enige bewoners van het in 1879 vernummerde huis - van 87 naar 153. Die winter begint wat aarzelend, want de ijsverenging ‘Thialf’ moet de voor donderdag 6 januari geplande hardrijderij voor mannen eerst uitstellen tot dinsdag de 11e en vervolgens tot maandag de 17e. Die dag komen op de Munnikspetten 33 ‘betûfte’ hardrijders voor de prijs van fl.100,- en een premie van fl.30,- op de baan. Marten Kingma uit Grouw pakt de prijs en Rinke van der Zee uit Workum de premie. Zoals gebruikelijk is de prijsuitdeling in het Posthuis.
Zelfs aan het welbestede leven van de weduwe Nijholt-Hornstra komt een einde. Op 20 april 1898 dooft haar levensvlam definitief. Haije vertrekt een klein jaar later naar Munnikeburen. Hij heeft een half jaar een groot deel van het huis beschikbaar gesteld aan kommies Sijtze Postma met vrouw en vier kinderen. Deze verhuizen intern in Heerenveen in october 1898.
Het opvallende huis bij de Spekbrug op de Heideburen op deze afbeelding wordt in korte tijd vier keer verkocht: 1. door wed. Nijholt-Hornstra c.s. aan Siebe Thaes Bakker; 2. door Siebe Thaes Bakker aan Tinus Pieters Agter c.s; 3. door Tinus Pieters Agter c.s. aan Jaring Jarings; 4. door Jaring Jarings aan Hendrik Johannes de Jong. Laatstgenoemde (geb. 1863 Oenkerk en gehuwd met Anna Makkinga) vestigt daar met behulp van een hinderwetvergunning van 10 mei 1900 zijn slachterij in. “Vereeniging, sloping en herbouw” onder zijn leiding maken er een iets groter perceel van (2.40 are) onder kadastraal nummer A-2383, en later door herbouw en bijbouw onder kadaster-nummer A-2409. De uiterlijke veranderingen zijn waarneembaar op b.v. een ansichtkaart uit 1919.
Aan de Voormeerzijde van de Spekbrug vinden we over de adressering eigenlijk pas in het Register der Gebouwen in de Gemeente Schoterland uit 1852 (SCO 1054) voor het eerst de zekerheid van huisnummer 88. Overigens kleefde ook al in 1837 aan dit nummer uit de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel uit 1832 het kadastrale nummer A-129. De finale toewijzing bij aktenr. 116, beschreven door notaris Gauke Peeting, op 27 mei 1837 gebeurt op verzoek van Antje Harmens Cornel, weduwe van schoenmaker Jacobus van Kempen en al haar kinderen, hun aanhang en kleinkinderen. De nieuwe eigenaar heet Gerrit Pieters Ponne, wonend in het Meer, die voor fl.378,- dit huis met erf, bleekveld en tuintje c.a. koopt. Ponne continueert de verhuur aan de 52 jarige uurwerkmaker Evert Teunis van der Werf, die geboortig is uit Joure, en er sinds 1832 met zijn 51 jarige vrouw Akke Jans en twee dochters Grietje (1822) en Antoinette (1830) reeds wonen. Het gezin is rooms-katholiek en heeft het daarvoor gewoond aan de Heerenwal-Nijehaske.
In 1840 maken zij plaats voor Geert Siebes Hoekstra (1806), timmerman, die er volgens de Staten van de Loop der Bevolking in ieder geval van 1841 tot en met 1849 staat ingeschreven. Geert heeft in 1838 Hiltje Gerrits Ponne gehuwd en is door schoonvader Gerrit Pieters Ponne enigszins in het ‘zadel’ geholpen. In de periode 1838 tot 1855 completeren zes dochters het gezin: Akke, Johanna, Janke, Corneliske, Imkje en Geertje. De harmonie wordt op 25 augustus 1865 verstoord met het overlijden van moeder Hiltje, en nog geen jaar later moeten de zussen ook afscheid nemen van Corneliske op 25 juli 1866. Geert verbreedt zijn aktiviteiten met een winkel en heeft in de periode 1870-1880 nog drie ongehuwde dochters thuis. Soms ligt zijn timmerwerk naast de deur, want op 16 december 1878 excuseert het Polderbestuur van het 4e en 5e Veendistrict zich bij het bestuur van Schoterland. Zij hebben verzuimd te waarschuwen voor de stremming van de passage door rijtuigen over de brug in de Pastoriewijk. Overigens moet daar zo te zien wel enige lef voor nodig zijn geweest. Zo ook voor de belasting door de stoomtram naar Gorredijk, die in 1882 in gebruik komt. Timmerman Hoekstra heeft al enige tijd geleden de opdracht gekregen een nieuwe brug te maken, maar hij krijgt te maken met vertraging. Zodoende heeft hij de nieuwe brug pas op 18 en 19 november kunnen leggen. In de Leeuwarder krant is die datum wel aangekondigd maar het Polderbestuur heeft verzuimd het gemeentebestuur in te lichten. Overigens praten ze slechts over de ‘brug over de Pastoriewijk te Heerenveen, in den Rijdweg naar Gorredijk’. Dus nog niet over de ‘Spekbrug’. Het is één van zijn laatste klussen geweest, want op 6 februari 1880 gaan verver Hendrik Fokkes Groen en IJme Fokkes Groen, koetsier, naar Oenemastate om aangifte te doen van zijn overlijden. De vorige avond om 7 uur is hij overleden op 73 jarige leeftijd in het huis met no. 154.
De oudste van de drie ongetrouwde dochters Johanna Maria Hoekstra wordt hoofd van het gezin en wordt in het register als ‘winkeliersche’ aangemerkt. Geertje vertrekt tenslotte op 4 october 1882 naar Hilversum, zodat voortaan Johanna en Janke samen zich gaan toeleggen op kamerverhuur en het onderdak bieden aan ‘vrouwen met een baan’. In de laatste categorie treffen we de onderwijzeres Attje Gaasterland aan, die is begonnen op school 3 (armenschool) en in 1896 wordt bevorderd naar school 2 (de 1e Hollandsche School). Daar leert ze vrijgezel Linze de Jong kennen, waarmee ze in 1898 trouwt. Ook Janna Maria Laverman is als onderwijzeres aan school 3 enige tijd hier woonachtig geweest. Haar kennen we ook als secretaresse van Ned. Ver. tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken. Jantje Jans de Jong uit Luinjeberd heeft twee jaar haar wandelingetje over de Spekbrug naar één van de plaatselijk apotheken gemaakt. Ze is daar apothekersbediende.
Ten tijde van de winter van 1887 is de samenstelling van het gezin Hoekstra derhalve: Johanna Maria, Janke, inwonende Wilhelmina Visser en inwonende Elizabeth de Boer.
Tenslotte proberen we ons een beeld te vormen over een verklaring van de naam ‘Spekbrug’. Heel lang hebben we gedacht, dat de slager Hendrik Johannes de Jong met zijn bedrijf op dit punt de ‘naamgever’ is geweest. Maar die begint hier pas in 1900. Ook is vroeger de beroepencombinatie ‘veehouder-slachter’ geen ongebruikelijke geweest, maar deze gedachte valt niet met namen te staven. Een ‘Google’-aktie lijkt een aannemelijke oplossing te bieden.
In het Vlaamse land zou een ‘spek’ (spik, spijk) zijn afgeleid van het woord ‘specht’, wat een kleine houten brug betekent. Dan is verder de vraag nog: heeft schilder Klaas Krikke in zijn schetsboekje in 1887 de titel met daarin het woord ‘Spekbrug’ er meteen in gezet of pas later ? Vermelding in een courant vinden we namelijk pas voor het eerst op 15 augustus 1898. De versie van het plaatselijke Nieuw Advertentieblad luidt samengevat: De warmte van die dag maakt een drietal jongelui zo loom, dat ze de ‘Spekbrugleuning’ zoeken om tegen aan te hangen. Deze kan de last niet torsen en bezwijkt. Twee van de drie tuimelen voor een fris bad te water. Voor het zoeken van hun petten gaan ze bij lantaarnlicht nog een keer te water. De Leeuwarder Courant die dat bericht ook plaatst in haar exemplaar van de 17e augustus 1898, laat twee jongelui een zitplaats zoeken op de leuning welke breekt en de kameraden te water doen raken. Voor het redden van de hoed van één van de twee wordt voor de tweede keer te water gegaan, alvorens druipend naar huis te gaan.
Een tweede vermelding vinden we in door Notaris R. Barends opgestelde advertentie voor de veiling van de Huizinge c.a. ‘bij de dus genoemde Spekbrug’, afkomstig van de familie Nijholt, thans onbewoond. Dat is in het Nieuw Advertentieblad van 25 oktober 1899. Tenslotte de derde vermelding tevens met anekdotische waarde. In het Nieuw Advertentieblad van 11 juli 1900 zegt het bericht van 9 juli: “ Mej. J.H., bij de Spekbrug alhier, had heden het ongeluk over een drempel te struikelen en het dijbeen te breken. Heelkundige hulp werd spoedig verleend.” Als dat Janke Hoekstra niet is, heeft de Spekbrug nooit bestaan !
De eerste 17 jaren van de 20e eeuw wordt de slagerij voor Hendrik Johannes de Jong zijn dagelijkse werkplaats. Eerst als Heideburen 153 en sinds 1910 Heideburen 138. Na de overdracht aan slager Alle van der Weg vindt in 1921 een vernummering plaats naar Heideburen 133. Tussen 1927 en 1934 vertrekt van der Weg en komt G.H. Bouma, eveneens slager. Daarna vermelden de adresboeken van 1936, 1938 en 1949 de naam van slager Jac. van der Laan en de laatste slager blijkt L. Veltman te zijn geweest. De juiste periode waarin F. Stuivenwold van de slagerij een bakkerij maakt, moeten we nog vaststellen, maar een in 1959 gedateerde ansichtkaart laat een aantrekkelijke etalage zien en een in zwierige letters op de toegangsdeur vermelde naam. Bijna tien jaar later op 12 december 1968 verwoest een brand het bakkerspand (kortsluiting?, oververhitting?), waarbij het gezin van zes personen ternauwernood kan worden gered. Het komt niet meer tot herbouw. Na afbraak krijgt de inmiddels Zonnebloemstraat hetende straat een verbrede uitgang op de Heideburen. Uiteraard is daar in 1946 al aan voorafgegaan de demping van de Pastoriewijk.
Na het herstel van Janke Hoekstra blijft ze er nog jaren wonen. Het adresboek van 1927 vermeldt voor het laatst haar naam op deze locatie. Broodventer Fokke Mulder, die aanhanger is van de ideale en utopistische maatschappijvisie van Edward Bellamy (1850-1898) en daar ook van getuigt, is er daarna komen wonen. Na een korte periode van leegstand vestigt er zich in de begin jaren zestig Klaas IJntema, die zich bezighoudt met de installatie van electro, gas, etc. Inmiddels is ook de ‘Sun & Beauty’ - een zonnestudio - al weer vervangen door Coroneth BV, die met Sibex Active Workwear en Bionic Technology ons animeert om de 21e eeuw met haar producten veilig tegemoet te zien.
2013, juni 30 - wibbo westerdijk - hip-backup