HIP-TIME MAGAZINE 108
Vind je eens een interessante foto in het archiefmateriaal van museum Willem van Haren, blijkt de beschrijving op de achterkant van de gearchiveerde kaart bijna geen detailinformatie op te leveren. Het pleintje naast Hotel Vernimmen is hier gefotografeerd. De vermelding van een publicatie in de rubriek ‘Sneon en Snein’ van de Leeuwarder Courant zou kunnen duiden op een foto van een aan die krant verbonden journalist. Die rubriek heeft inmiddels zestig jaar het hart gevormd van de weekendkrant sinds het op 24 oktober 1953 voor het eerst als zodanig is gepresenteerd. Misschien is dat de reden, dat de steekwoordenmaker van Oudheidkamer of Museum achter op de foto schrijft: “doorreed bij Hotel Groen aan de Dracht jaren ’50”. Die constatering wordt echter volledig onderuit gehaald door het kentekennummer van de linkse auto - is dit niet een Citroën Dyane ? - op het pleintje: 52-87-TD. Dit kenteken wordt immers pas uitgegeven in de periode van 1965 tot 1973, althans volgens de informatie van het internetadres: https://www.rdw.nl/Particulier/Paginas/Uitleg-over-de-cijfers-en-letters-op-de-kentekenplaat.aspx.
Met de afbeelding in de hand proberen we ons voor te stellen wat er over te schrijven zou zijn als onderschrift bij de rubriek ‘Sneon en Snein’. Misschien kan daarin voorkomen het woordje ‘hotel’ of ‘Groen’ of ‘Vernimmen’ of ‘Van Ooijen’ of ‘doorreed’ of ‘meubel’ of ‘kledinghuis’ of ‘Sienema’ ? Helaas levert het met al deze zoektermen geen enkele foto op, zodat we moeten concluderen dat de pagina’s van de regio Zuid-Oost Friesland (met daarin berichtgeving over Heerenveen) niet zijn terug te vinden in de gescande exemplaren bij www.delpher.nl of bij http://www.dekrantvantoen.nl/index.do . Jammer !
Laten we ons dus maar tot het beeld en de geschiedenis daarvan bepalen.
Bekijken we dit stukje Heerenveen op de kadastrale minuutkaart van 1832 dan zien we dat de plattegrond van dit gebouw ‘Het Heerenlogement’ voor wat betreft het gedeelte aan de Dracht praktisch helemaal losstaat van het haaks daarop staande koetshuis en stallencomplex. Het op deze foto opgetrokken muurdeel, welke door de stompe hoek (vanaf de afvoerpijp langs de gevel tot het stallencomplex met de dubbele boogdeuren) het cafégedeelte verbindt met de stallen, is te danken aan een verbouwing.
De eigenaren sinds 1748 - ‘de Volmachten van Schoter-en Slijkenburgerzijl’ - gaan met hun tijd mee. In het laatst van 1838 vindt de eerste grote verbouwing na de invoering van het kadaster plaats en wordt het bestaande gebouw naar het oosten flink uitgebreid tot aan de bijgebouwen van het in 1836 afgebroken Scheltingahuis. De firma Boorsma en Stoett mogen voor 4800 gulden investeren. Het kadastrale nummer A-196 wordt dan vervangen door het nieuwe kadastrale nummer A-845. Mogelijk dat toen ook de open ruimte tussen ‘huis’ en ‘stallen’ is tot stand gekomen. Deze wijziging loopt praktisch gelijk op met het postmeesterschap van de exploitant en logementhouder Johan Heinrich Barlage. Dat houdt dus in dat hij de exploitatie van de postkoets van Zwolle op Leeuwarden heeft en daarvoor paarden en knechten moet kunnen leveren. In de Leeuwarder Courant van 3 mei 1833 laat de Hollandsche Postwagen Ondernemingen “Concordia” namelijk weten, dat J.H. Barlage te Heerenveen voor hen kantoor houdt. Talloze keren per week komen de diligences met hun vracht langs. Van Zwolle naar Leeuwarden op Maandag, Woensdag, Donderdag en Zaterdag,’s morgens om 10 uur vertrek en tegen de avond aankomst.
Van Leeuwarden naar Zwolle wordt op Zondag, Dingsdag, Donderdag en Vrijdag gereden, vertrek ‘s morgens om 8 uur om aan het eind van de middag tegen 6 uur in Zwolle te kunnen zijn voor de aansluiting naar Deventer of Zutphen.
De stallen krijgen dus een zware functie als wisselplaats voor verse paarden.
Vanaf februari 1864 is er door de ijsvereniging “Thialf” een commissie in het leven geroepen, die de mogelijkheden moet onderzoeken om tot een grote feestzaal in Heerenveen te komen. De directeuren-regenten proberen niet alleen zelf met plannen te komen, maar zorgen er ook voor dat de exploitanten van de grote café’s, herbergen en logementen geanimeerd worden om met plannen daarvoor te komen. Eind 1865 blijkt een eigen plan van de regenten om op het Gemeenteplein een zaal te bouwen niet haalbaar, maar vermoedelijk is dat wel de katalysator geweest voor het voormalige ‘Schoter-en Slijkenburgerzijl’ om tot de bouw van een grote zaal hij het Heerenlogement te geraken. Een begroot bedrag van 12.000 gulden is in dit verband een goede indicatie voor een forse uitbreiding van de mogelijkheden. In het kadastrale dienstjaar 1869 vinden we daarvan de uitwerking in het kadaster. Een verhoging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.654,00 naar fl.700,- is daarmee wel in overeenstemming.
De Leeuwarder Courant van 16 april 1878 vergroot de mogelijkheden van de exploitant Hendrik Johannes Jorissen - die zijn moeder Gijsbertha Blomberg (weduwe sinds 12 december 1864 van de in 1855 uit Enkhuizen overgekomen Wouter Jorissen) is opgevolgd in mei 1871. De aanbesteding van het maken van een verdieping op het gebouw - naar tekeningen van de Leeuwarder architect J. Douma - wordt gecoördineerd door de heer Anne Meinesz te Oudeschoot, oud-burgemeester van Schoterland, in zijn qualiteit als administrateur van de voormalige Schoter-of Slijkenburgerzijl. Na deze verbouwing zorgt de immer op belastinginkomsten draaiende schatkist, dat de ‘gebouwde waarde’ van het pand na een aantal jaren ‘vrijdom van belasting’ wordt gebracht op 1300 gulden. Die lasten drukken op de eigenaar en het zal mede reden zijn geweest voor het ‘zijl’ om tot verkoop te besluiten. Op 8 december 1893 staat er een zeer uitgebreide beschrijving in de Leeuwarder Courant , waarbij we enig zicht krijgen op waar de verschillende ruimten zich bevinden in het gebouw en de aanbouwen. Het Hotel heeft gelijkvloers de gelagkamer, een kantoor met kelder, de eetzaal, de ontvangkamer met kelder, de woonkamer, de keuken enz. Op de eerste étage bevinden zich 10 logeerkamers en op de tweede étage 14 logeerkamers en de groote Zaal. Notaris Rinze Barends biedt het te koop in vier percelen. Logement, stallen, koetshuis en groote Zaal vormen samen één kavel. De koffiekamer en gedeelte van de paardenstal aan het Marktplein de tweede. Het erf met een hooischuur (op afbraak te verkoopen) vormt de derde, en tenslotte een bergplaats met erf aan het Marktplein is het vierde perceel.
Op 27 december 1893 blijken de broers Pieter Adams Korf, wethouder en vervener, en Klaas Adams Korf, grossier, beide te Nijehaske voor fl.14.100,- eigenaren te zijn geworden. In een van de over deze transactie geschreven artikelen wordt vermeld, dat Klaas zich als eigenaar laat uitkopen door zijn broer Pieter. Deze probeert via het Nieuw Advertentieblad van uitgever Hepkema van 6 januari 1894 het logement met stalhouderij uit de hand te verhuren. Die eerste poging loopt op niets uit en op 17 maart wordt een tweede poging gedaan, niet alleen in de omgeving van Heerenveen, maar ook via het Nieuws van den Dag: kleine courant, zelfs al in de aflevering van 10 maart 1894. De condities voor het huren (vijf jaar) liggen ter inzage te Amsterdam in de Warmoesstraat in het Hotel “ ‘t Wapen van Friesland”. Per 12 mei kan het worden aanvaard. Inmiddels is Hendrik Johannes Jorissen zover, dat hij zijn bedrijf volledig overbrengt naar de Oude Koemarkt naar het ‘Slotsje’.
Gaat het Pieter Adams Korf lukken een huurder te vinden ? Pas op 5 mei 1894 wordt duidelijk, dat het Heeren-Logement en Uitspanning op 12 mei wordt voortgezet door J. ter Heege. Hij heeft zich als Amsterdammer in Heerenveen gevestigd, neemt een drietal verwanten mee uit Amsterdam, maar heeft het na drie jaar in Heerenveen wel bekeken. In mei lopen zijn drie huurjaren af en kennelijk heeft hij de heer Korf laten weten niet te willen verlengen, want op 8 februari 1897 staat het ‘Heerenlogement & Uitspanning’ te huur in Het Nieuws van den Dag. De laatste geruchtmakende gebeurtenis in het Heerenveense, dat waarvoor Ter Heege adverteert en faciliteert blijkt het “Grand Théâtre Edison”. De befaamde Chr. Slieker laat Heerenveen in de grote zaal gedurende drie dagen (16, 17 en 18 januari 1897) én door meerdere voorstellingen kennismaken met de kinématograaf: het grote succes van de 19e eeuw. Ter Heege draagt na 3 jaar op 12 mei 1897 de sleutel over aan Meine Hijlkes Groen, kastelein uit Hemrik. Deze begint zeer voortvarend met o.a. de exploitatie van de koffiekamer aan het marktplein (Gemeenteplein) te aktiveren. Hij wordt daarin gedwarsboomd door de gemeente Schoterland, die hem een vergunning weigert voor het tappen van ‘sterke drank in het klein’ in de tapkamer aan de koemarkt. Tijdens de marktdagen - als de vaste huurder (het Heilsleger) er geen gebruik van maakt - wil Groen de oude regel weer invoeren. Hij is evenwel zo zeker van zijn zaak, dat hij van die weigering in hoger beroep gaat bij de Gedeputeerde Staten. Die geven hem gelijk en vernietigen het besluit van B. en W. van Schoterland.
Meine Groen overlijdt op 61 jarige leeftijd op 22 december 1905; zijn weduwe Hinke Kuipers zet met hulp van zoon Fokke Sietze Groen de zaak voort. Wanneer zij in oktober 1913 eveneens overlijdt, wordt laatstgenoemde zelf de baas van het hotel. En het moet gezegd: het geslacht Jorissen doet het goed (van 1855 tot 1893), maar het geslacht Groen doet het beter en langer (van 1896 tot 1947). De doorgewinterde Bernard Louis Vernimmen, die tot dan de exploitatie heeft gehad van het stationskoffiehuis aan het Stationsplein, koopt het pand bij de Hoofdbrug. Met 35 bedden in 24 kamers weet hij zelfs in 1963 nog circa 5000 boekingen binnen te halen. Hij weet ook dat hij een dagje ouder wordt, net als het gebouw en hij vindt het niet meer verantwoord het volledig te gaan moderniseren. Het nieuwe fenomeen ‘motel’ heeft ook Heerenveen uitgekozen om langs de snelweg een gloednieuwe verblijfsaccomodatie te realiseren. Een luxe onderkomen voor de steeds meer eisende en reizende klanten. Op 26 september 1964 sluit het hotel op de hoek van de Dracht en op 16 december 1964 wordt het Postiljonmotel in gebruik genomen. Plannen om er een warenhuis in te vestigen van de UNIC-organisatie en een combinatie van warenhuis en hotel vinden te weinig steun, maar de firma E. van Ooyen uit Gorredijk brengt zijn handel in huishoudelijke artikelen en meubels naar Heerenveen. Schoonzoon Oege J. Offringa krijgt de leiding van het bedrijf en woont er tot 1973 ook. Wanneer het huurcontract in 1983 verloopt, vertrekt de firma van Ooijen naar Nieuweschoot in de boerderij bij de spoorwegovergang en gaat verder als een Vesta-vestiging. Het pand aan de Dracht geraakt in de versukkeling, wordt nog een tijdje gebruikt als ‘verkoopwinkel‘ van ongeregelde goederen (?). Op de woningkaart staat ‘Sienema Kledinghuis’ én ‘geen woning’. Dat is het naderende einde van het kenmerkende pand. In die periode van verval moet deze foto zijn gemaakt (zie het vervallen balkon boven de deuren van het stallencomplex).
Gelukkigerwijs woont in Oranjewoud Christiaan Hendrik de Vries, die door het verval heen in 1984 de schoonheid van het pleintje en het ‘Koetshuis bij voormalig hotel Vernimmen’ ziet en vastlegt in een ets van 19 bij 13,5 cm. Dat beeld maakt deel uit van de collectie van het Museum Willem van Haren (inv. nr. 4101) en staat afgebeeld in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’, 1992
Inmiddels worden er plannen uitgebroed door het gemeentebestuur en de middenstand voor een grootscheepse ‘uplift’ van de zgn. ‘acht-lus’ gevormd door de Dracht Zuid, Pleinweg, Sieversstraat, Minckelersstraat, Dracht Noord, van Harenspad en Gemeenteplein. Projectontwikkelaars uit Rotterdam, Amsterdam en Weert en de plaatselijke Bouwvereniging Heerenveen en Woningstichting Patrimonium lopen in en uit het “Stadskantoor” voor het ABC-complex in de Sieversstraat; het woning-en winkelcomplex Wettertoer; het woon-en winkelcomplex Bellefleur (voorheen Het Baken) en het project Hoofdbrug. Burgemeester Herman Reinders betitelt de miljoenenprojecten als de ‘klavertje-vier’ werken.
Eind 1986 is het dan zover, dat het hotelcomplex te maken krijgt met de nietsontziende slopershamers. Dat deplorabele beeld willen we U niet onthouden, want voor onze kennis van de periode van transitie van ‘vlekke’ naar ‘provincie kernplaats’ is het helaas onontbeerlijk ! Het beeld - nu deel uitmakend van de collectie van het museum Willem van Haren onder nr. 04149 (15 bij 23 cm) - heeft vermoedelijk een artikel begeleid van de Leeuwarder Courant (1987?).
2015, mei 31 - wibbo westerdijk - hip-backup