HIP-TIME MAGAZINE 140
Fotonummer 7106 in het Museum Heerenveen geeft het noordelijke deel weer van de Propstrasingel. De hoog opgaande bomen ontnemen ons het zicht op de achterzijde van het bankgebouw van de Rotterdamsche Bankvereniging N.V.
Deze foto is er één van een tweetal stereoscopische opnamen uit 1920 en vermoedelijk gemaakt door aannemer Jelmer Murks Visser. In 1917 van de vorige eeuw is dat het Breedpad 615 (sinds 1930 is dat Breedpad 17) met als directeur de heer Homme Binksma. Links naast de vier bomen ziet U nog net een gedeelte van het in 1906 gestichte pand, dat kadastraal gerekend wordt tot het eigendom te hebben behoord van mej. Hobbina Daniëla van Heloma. Daar heeft aanvankelijk een schuur gestaan, die ten behoeve van de vaste tuinman wordt omgebouwd tot tuinmanswoning. Hobbina Daniëla van Heloma overlijdt ongehuwd op 73 jarige leeftijd op 29 oktober 1915. En bij verkoop van haar volledige bezit wordt de V.o.f. Jager en Wierda eigenaar van talloze percelen, waaronder deze tuinmanswoning.
Tuinman Geert Hooisma heeft mej. H.D. van Heloma gediend vanaf februari 1907 tot maart 1909. Hij wordt opgevolgd door Willem Hoekstra, die half mei 1909 het werk overneemt en pas de 15e mei 1916 naar Sneek vertrekt. Op 26 juni 1916 wordt door notaris Oppedijk c.s. haar bezit geveild en vervolgens woont er nog een korte periode de bakkersknecht Cornelis Heijdanus (van 1 september tot begin november 1916). Tijdens de bewoning van Hooisma heeft de tuinmanswoning het nummer 543a en per januari 1910 krijgt Hoekstra het huisnummer 614.
De nieuwe eigenaar verhuurt vanaf januari 1917 de woning aan de op 6 januari 1917 vers gehuwde Pieter Schenkius, chauffeur (van Jager en Wierda ?). Hij blijft tot 10 mei 1919 en gaat dan naar Leeuwarden. Veertien dagen later betrekt Jacobus Johannes de Lange, monteur, deze ‘dienstwoning’ met vrouw en zoon. Dochter Mettje wordt er op 18 januari 1921 geboren.
En dan gebeurt er iets vreemds ....... De gemeente heeft opnieuw besloten te hernummeren en het resultaat daarvan ervaren de lezers van het Adresboek 1922 als zéér verrassend en zéér onbegrijpelijk. Dit perceel nu wordt vermeld als ‘Krugersdorp 631’. Ra, ra ?!!! Aan de andere kant ook weer niet zó vreemd, want nr. 630 ligt inderdaad wel in Krugersdorp. Bij de andere bewoonde panden in de Propstrabuurt gebruikt de ‘huisnummeraar’ overigens ook niet het toponiem ‘Propstrasingel’, maar de term ‘Achter Breedpad’ en dan gaat het om de twee panden die eerder het bezit zijn geweest van de ‘Werkmanswinkel’ van de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en Omstreken”. Deze zijn in adresboek 1920 genummerd Achter Breedpad 516 en 517. Deze nummers sluiten aan bij het rijtje vanaf de Spandawbrug tot de Propstrasteeg.
Aan de andere kant van de steeg kijken we langs de zijmuur van Breedpad 15, waarover we U in de aflevering van HIP-Time 137 ruimhartig hebben geïnformeerd.
Tussen beide steeg- (...excuus ‘singel-...) muren door ziet U nog juist een glimp van “Het Posthuis”, want het graanpakhuis met dubbele bovenwoning van meelhandel B.J. Kuiper, die op 14 maart 1923 toestemming heeft gekregen op de voormalige begraafplaats van de Nederlands Hervormde Kerk aan de straat Achter de Kerk (1a) te bouwen, is dan nog niet gebouwd. Wanneer U dit beeld vergelijkt met luchtfoto nr. 7144 van Aerocarta in de uitgave ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’, zult U met ons constateren, dat de in het kadastrale dienstjaar 1915 verbouwde woning (nr. 615) met kantoorgebouw (van Van Gend en Loos), en daarna bankgebouw met de kenmerkende borstwering ook hier al te zien is. (Bouwvergunning 746 van de gemeente Schoterland).
Wie is toch dat schattige kleine meisje op klompjes, die dit klinische beeld een menselijk tintje geeft ?
In het vervolg van dit verhaal willen we proberen de bewoningsgeschiedenis van de andere panden te achterhalen, die in de Propstrabuurt een rol hebben gespeeld. Als een rode draad loopt het toponiem Propstrasingel daar doorheen. Misschien is het mogelijk met behulp van de bevolkingsregisters, de gezins-en woningkaarten, krantenberichten, kadastergegevens, enz. de bewoonde panden aan te wijzen en de bewoners daarvan in de loop van de tijd vast te stellen. Iedereen weet, dat het niet eenvoudig is om de tienjaarlijkse hernummeringen correct te interpreteren.
Laten we beginnen met het toponiem ‘Propstrasingel’, dat stellig ontstaan is uit de ‘volksmond’ eerst eens nader bekijken. Bij de invoering van het kadaster rond 1830 wordt in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel een smalle strook aan de oostkant van de oostelijke wijk om het bezit van het ‘Groote Huys’ tot de dwarsgracht van de Molenwijk aangeduid als ‘reed als weiland’. Rond 1870 gaat het kadaster spreken van ‘voetpad als weiland’. Dat heeft vermoedelijk te maken met het gegeven, dat er een ‘plank’ of een ‘barte’ over de dwarsgracht is gelegd. De Propstrabuurt krijgt daarmee een voetgangersverbinding met het Krugersdorp en het zuidelijker daarvan liggende Roode dorp. In het Krugersdorp met de leerlooierijen van Van der Sluis en Feits is er dan al sinds 1837 een ‘voetpad als wal’. Door de uitgifte van percelen aan ambachtelijke bedrijven verdween geleidelijk het private moestuinbezit. Arbeiders, werklieden, personeel uit het steeds dichter bevolkte Roode en Blauwe dorpsgebied heeft ongetwijfeld behoefte gehad aan de kortste verbinding naar zijn werkplek. In HIP-Time Magazine 137 schreven we over kuiper Jaring Wientjes (Wijntjes): ‘Zijn ochtendroutine zal dus zijn geweest een loopje door de Korflaan - hij woont aan de westkant in het tweede gedeelte van de straat zo’n 140 meter van de Verlengde Molensteeg. Die volgt hij een aantal meters in de richting van de Dracht om via het Krugersdorp en over de ‘barte’ van de dwarsgracht op de Propstrasingel te komen.’ En ... ‘s avonds uiteraard de omgekeerde route, zoals de afbeelding suggereert.
In de opsomming van gebruikte straat-en steegnamen in de 19e eeuw komt het toponiem ‘Propstrasingel’ niet meer dan één keer voor. Uit een bericht van de Leeuwarder Courant van 17 april 1887 citeren we: “Bij dag is ten huize van W. van der Vlucht een karpet ontvreemd, en in de woning van de gepensioneerden militair Van Veen ontstond brand. De eigenaar was niet aanwezig. ........” Pas in het adresboek van 1922 heeft de Propstrasingel zoveel status, dat de toeleverancier van de gegevens van ‘Het bevolkingsregister van Schoterland’ aan de samensteller de Boek-en Handelsdrukkerij van de Firma A. Binnert Overdiep de locatie ‘Achter het Breedpad’ aanreikt. In het adresboek van Heerenveen 1927 biedt dezelfde uitgever en in het ‘Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland (± 1928)’ it Tresoar aan ‘visscher’ Jan de Jong en chauffeur Age Schotanus als adres, resp. Propstrasingel no. 514 en no. 516. Wanneer in 1930 door het bestuur van Schoterland wordt besloten de huisnummering nu standaard te koppelen aan een straat-, steeg-, weg-, laan of singel te koppelen komt ook de Propstrasingel als straatnaam in aanmerking. Het effect daarvan wordt onmiddellijk zichtbaar in de woningkaarten en in 1934 in het Adresboek van dat jaar. Vier nummers zijn dan van bewoonde huizen, t.w. nr. 2, 4, 5 en 7. Na verloop van tijd blijken er uiteindelijk 11 nummers (twee even en negen oneven kaarten) te zijn geregistreerd.
Deze tekening uit de collectie Leo Leenes (nr. 00452) van het museum Heerenveen is een op briefkaartmodel geschilderd tafereel van de dwarsgracht van de Molenwijk. Het is nog uit de tijd, dat er nog geen bebouwing te zien is van de Van Dekemalaan, zodat we het uitzicht op de achtergrond kunnen interpreteren als een ‘kijkje op het Badweggebied’, m.a.w. royaal voor 1920. Het vermoeden is dat het is gemaakt door vader Klaas of zoon Wigle Krikke.
PROPSTRASINGEL ALS WOONSTRAAT
PROPSTRASINGEL 1
Voor dit adres hebben we in het bestand van de woningkaarten wel een kaart aangetroffen onder het adres: Propstrasingel 1. In de kolom ‘opmerkingen’ staat daarbij als toelichting: ‘pakhuis, werkplaats electro afgebroken’. Dit is slechts te begrijpen in de relatie met het bedrijf van de electriciën Sjoerd Postuma, welke in de periode 1948 - 1965 zijn bedrijfswinkel op Breedpad 11 heeft geëxploiteerd. Ook is het niet ondenkbaar, dat hij tijdelijk een gedeelte van de boerderij heeft gebruikt als werkplaats. Wel is bekend, dat hij in de Munnikssteeg ook een werkplaats heeft gehad.
Verder is er het gegeven, dat de woningkaart van Breedpad 15a rond 1970 wordt herdoopt tot Propstrasingel 1. Daarmee wordt bedoeld de bovenwoning van Breedpad 15 - destijds in gebruik bij Sporthuis de Vries. Daar staat dan ingeschreven: Willemtje de Haan, echtgenote van K.J. Kuipers, ingekomen 11 aug. 1972 van Breedpad 15 en vertrokken 3 sept. 1973 naar Gv (‘s Gravenhage!).
Ongelofelijk uniek mogen we gerust de geboorte noemen van Jelle Sipma, zoon van Jetze en Marian op 4 november 1992. De Leeuwarder Courant is de brenger van dit bijzondere nieuws!
PROPSTRASINGEL 2 (eerst nr. 543, dan nr. 615 en vervolgens nr. 632)
Op de Waterleidingkaart van 1913 staat voor het latere Breedpad 17 het kadasternummer A-2580. Tijdens de periode dat Casimir Frederik Snijder directeur van Van Gend en Loos is geweest (tot 1908) en het kadastrale nummer nog het oorspronkelijke nummer A-395 heeft, heeft er in 1908 een ‘hermeting’ plaatsgevonden en wordt het kadastrale nummer A-2580 toegekend. Dat leidt overigens niet tot een herziening van de grootte van huis en erf. Deze blijft 2.50 are. Een positief effect ondergaat de ‘gebouwde waarde’, welke zelfs daalt van fl.350,- naar fl.323,-.
Als in het kadastrale dienstjaar 1891 Casimir Frederik Snijder eigenaar wordt van A-395 vindt er nog datzelfde jaar een ‘gedeeltelijke herbouw’ plaats, waarbij de ‘gebouwde waarde’ stijgt van fl.300,- naar fl.350,-. In het dienstjaar 1896 vindt er een ‘herbouw’ plaats zonder dat dit gevolgen heeft voor gebouwde waarde en onmiddellijk dus gevolgd door die eerder genoemde hermeting.
Het bevolkingsregister van Heerenveen (SCO 1946) uit de periode 1900-1910 geeft als hoofdbewoner Kasimir Frederik Snijder, de directeur van het expeditiekantoor van “Van Gend en Loos”. Het pand wordt dan aangeduid met het huisnummer 543. Hij overlijdt op 8 maart 1908.
Na de dood van Directeur Snijder is zijn weduwe Anna Molenaar in Heerenveen blijven wonen en wordt dan geregistreerd op de bovenwoning van het pand, met het zelfstandige nummer 543a en tot 1911 ook nog 615a. Eigenlijk zou 543 (boven) en later 615 (boven) logischer zijn geweest.
Na mei 1911 wordt de bovenwoning niet meer apart bewoond.
Van 7 juli tot 12 december 1908 neemt Egbert Lagro de directeurswerkzaamheden over en wordt op 23 november 1908 opgevolgd door Jan Dirk Dijkland. Deze trouwt op 23 april 1909 te Zutphen met Elsje Reinders, welke ook in Heerenveen komt wonen op nummer 543. In 1910 wordt bij de hernummering het huisnummer 615 ingevoerd. Dijkland, in 1911 vader geworden, vertrekt op 27 februari 1915 naar Almelo. Zijn opvolger wordt Willem Boerrigter die eveneens ‘expediteur’ is. Hij blijft maar kort: van 10 april 1915 tot jan. 1916.
De overname door de Nationale Bank van de Heerenveense vestiging van Bloembergen’s Bank leidt tot de aanvraag voor een bouwvergunning, welke op 13 december 1915 wordt verleend voor een “verbouwing woning met kantoorgebouw” onder vergunningnummer 746. De aanvraag wordt overigens nog gedaan door de erven C.F. Snijder. Zij zijn eigenaren van het pand en het blijkt uit het kadaster dat de ‘N.V. Nationale Bankvereniging “Utrecht” ‘ pas in het dienstjaar 1920 eigenaar wordt van kad. nr. A-2580.
Voormalig werknemer Homme Binksma - inmiddels 35 jaar oud - van A. Bloembergen en Zonen’s Bank en enkele andere partners, wordt als procuratiehouder directeur van dit kantoor. Het kantoor heeft dan nog steeds nr. 615 op de deurkozijn staan. In mei 1916 kan directeur Binksma het huis betrekken, uiteraard nog onder nummer 615. Per 1 januari 1921 komt de gemeentelijke schilder langs om op het pand huisnummer: 632 te kalligraferen. Het adresboek van 1922 bevestigt dat door H. Binksma te vermelden op het Breedpad 632.
Ook de adresboeken van 1927 (Museum) en 1928 (Tresoar) noemen als zijn huisadres 632. Merkwaardigerwijs is in 1930 bij de koppelingsoperatie van straatnaam en huisnummer de keus voor de woning gevallen op Propstrasingel 2 (de privé-huisdeur zal in de steeg hebben gezeten) en het bankkantoor van (inmiddels genoemde) Rotterdamsche Bankvereeniging nummert aan Breedpad 17. Dat nummer is steeds zo gebleven. Adresboek 1934, 1936 en 1938 zijn consistent in de vermelding: Propstrasingel 2 .... H. Binksma. Op 26 augustus 1940 wordt onder de Berichten uit Stad en Dorp bekend gemaakt, dat per 1 november d.a.v. de heer H. Binksma aftreedt wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De heer A. Boosman, directeur van het kantoor te Drachten zal hem opvolgen, maar blijft ook het kantoor te Drachten aansturen. Navrant detail is het feit, dat Homme Binksma een maand daarvoor op 30 september 1940 overlijdt. Hij is bijna 60 jaar geworden en wordt begraven op de nieuwe begraafplaats aan de Binnenweg. Zijn weduwe en hun zoon Lieuwe H. Binksma krijgen tot 1 april 1941 de gelegenheid een andere woonstee te zoeken. Mevr. de wed. Anna Binksma-van Brussel vertrekt naar ‘s Gravenhage.
De nieuwe bewoner is de kantoorbediende R.J. de Vries, die per 2 april 1940 van de Deinumerstraat 6 te Leeuwarden naar de Propstrasingel nr. 2 te Heerenveen komt. De nieuw benoemde heer Boosman komt per 4 november 1940 uit Drachten en is gaan wonen aan de Woltmanstraat nr. 4. Hij is exact 12 jaar in functie als directeur als hij op 4 november 1952 naar Leeuwarden vertrekt om daar eveneens directeur te worden.
De Leeuwarder courant laat op 26 november 1959 in een berichtje weten, dat van het kantoor van de Rotterdamse Bank in Harlingen - de heer A.C. Gaastra - is benoemd in Heerenveen. Deze verkiest te gaan wonen aan de Prinses Wilhelminaweg 28 te Oranjewoud.
Riemer Jan de Vries maakt carrière in Heerenveen en brengt het tot procuratiehouder van de ‘Robaver.’ (Rotterdamse Bankvereniging) Hij zal na vertrek van Boosman de dagelijkse leiding hebben gehad tot Gaastra is benoemd. Na het overlijden van De Vries op 16 februari 1963 blijft zijn echtgenote Bieke Nauta daar nog tot haar verhuizing wonen. Op 14 december 1965 laat zij zich inschrijven op de Coehoorn van Scheltingaweg 48 in een fonkelnieuwe, pas opgeleverde flatwoning op de tweede woonlaag. De Propstrasingel 2 staat dan enige tijd leeg tot Sijbrand Krul op 22 september 1966 daar voor krap een jaar onderdak vindt. Inmiddels heeft de Friese Koerier in een bericht van 10 juni 1966 met de kop: “Amrobank in één pand: Bank aan Breedpad 16 juni dicht” het definitieve afscheid van de bank aan het Breedpad aangekondigd. De fusie van de beide banken wordt voor het publiek nu ook een feit door alle dienstverlening naar het pand Achter de Kerk no. 2 over te brengen. Voor het gebouw aan het Breedpad blijft er voorlopig de archief-ruimte beschikbaar en een gedeelte van de administratie. Aan het Burgemeester Kuperusplein zijn de werkzaamheden voor een nieuwe vestiging zelfs al enkele weken eerder gestart. De AmRo-bank zal door beide directeuren van de fusiepartners worden geleid, t.w. drs. W.A. Dibbits en mr. A.C. Gaastra.
Kuiper Assurantiën onder directeur A. Kuiper ziet kans het oude bankkantoor toe te voegen aanzijn uitbreidende financiële dienstverlening. Hij gaat het o.a. inzetten voor zijn Instituut Milando ten behoeve van de opleiding voor het middenstandsdiploma. (F.K. 11-08-1967) Per 14 juni 1968 krijgt zoon Jacob A. Kuiper de kans om het ouderlijk huis aan het Julianaplein te verruilen voor de appartementen van de Propstrasingel 2. Hij heeft er toch wel een flink aantal jaren gewoond, want hij plaatst een advertentie in de krant van 1975 over een vermist donkerharig tekkeltje, maar zet ons op het verkeerde been door als adres Propstrasingel 9 te vermelden. Was dat nummer toen dan nog ingebruik ???
PROPSTRASINGEL 3
In het woningkaartensysteem van de gemeente Heerenveen wordt ons wel een kaart voorgelegd van dit adres. Het enige gegeven - zonder nadere details - dat op die kaart voorkomt, is de opmerking: “pakhuis vervallen”. Alle verdere bijzonderheden worden niet vermeld. Het blijft raden op welk perceel dit nummer betrekking heeft gehad. De gemeentelijke concordans helpt ons evenmin verder, omdat deze in feite een bewerking is van de bevolkingsregisters, de gezinskaarten en de woningkaarten. Dit pakhuis heeft dus duidelijk geen woonfunctie gehad. Het meest aannemelijk is dat dit pakhuis ook moet worden gezocht kort achter de bebouwing van de Breedpadhuizen net als Propstrasingel 1 (zie aldaar).
PROPSTRASINGEL 4 (maar eerst nr. 543a, dan 614 en daarna 631)
Op het kaartfragment van de Waterleidingkaart 1913 staat schuin achter het bankgebouw van de Nationale Bankvereniging, later Rotterdamse bank een huis met kadasternummer A-2579, welke
het eigendom van Hobbina Daniëla van Heloma is. Eerder dient mej. H.D. van Heloma een aanvraag in “voor het oprichten / gedeeltelijk vernieuwen van een gebouw en dat gebouw gedeeltelijk als woning in gebruik te nemen of te geven.” De kalender staat dan op 30 maart 1906. Zij wil op haar kadastrale percelen A-950 (welke haar forse tuin vertegenwoordigd) en A-1967 (waarvoor ze in 1889 een ‘herbouw’ heeft uitgevoerd van haar woning met schuur en erf, totaal 8.40 are) Het nieuwe gebouw wat zij voor ogen heeft krijgt als bestemming: ‘woonhuis met turfbergplaats en waschhok’. Het woonhuis omvat dan een ‘kamer’ van 4 bij 4 meter (16 m2), een ‘keuken’ van 2.50 bij 2.50 meter (6,25 m2), een ‘gang’ van 5.30 bij 1.10 meter (5.83 m2) en een ‘turfbergplaats’ van 5.20 bij 4.80 meter (24.96 m2). Er is zelfs in het plan een ‘bovenslaapkamertje’ van 4.5 m2 achter een keurige dakkapel, bereikbaar via een trap vanuit de gang en een bescheiden ‘werkplaatsje’ van 2.5 bij 2 meter (5 m2) met regenwaterput. Zeer tot onze verrassing blijkt het woonhuis bereikbaar via een ‘loopbrugje’ met ‘walbeschoeiing’. Dat bruggetje moet dus de oostelijke zijgracht van haar bezit dus hebben overbrugd naar de voordeur van het woonhuis. Het afzonderlijke ‘waschhok’ heeft een frontbreedte van 4.50 meter, een diepte van 4.00 meter. Met een hoogte van 3.00 meter aan de voorgevel, aflopend naar achteren tot 2.25 meter., dus een schuin dak. De toegangsdeur links, en rechts daarvan twee forse ramen. Bouwmeester K. de Ruiter Jzn. zal de op 9 april 1906 toegekende vergunning realiseren. In de aanvraag wordt daarvan spijtig genoeg geen prijs genoemd voor deze bouw.
Onderstaande afbeelding geeft het front van het woonhuis met dakkapel. De tekening is gemaakt op - inmiddels door ouderdom vergeeld - transparant papier, met twee verticale vouwlijnen. Het is een detail van de kwetsbare bouwtekening, die verder nog een plattegrond en twee doorsneden laat zien. De volledige breedte is 13 meter en de hoogte 6 meter.
In het bevolkingsregister Heerenveen 1900-1910 (SCO 1946) wordt deze ‘nieuwbouw’ vastgelegd in ‘febr. 1907’. Aan het huis wordt dan het doorlopende huisnummer 543a toegekend. Het nieuwe kadastrale nummer wordt vervolgens pas in het dienstjaar 1908 vastgelegd onder kadasternummer A-2579 met als omschrijving ‘een huis’ met een grootte van 0.74 are. Feit is dat op 6 februari 1907 de tuinman Geert Hooisma en zijn vrouw zich daar vestigen om mej. van Heloma terzijde te staan bij haar beheer van het volledige complex met de moestuin c.a.
Tuinman Geert Hooisma heeft mej. H.D. van Heloma gediend vanaf februari 1907 tot maart 1909. Hij wordt opgevolgd door Willem Hoekstra, die half mei 1909 het werk overneemt en pas de 15e mei 1916 naar Sneek vertrekt.
Hieronder twee afbeeldingen: Links de plattegrond van het brugje met de walbeschoeiing. Het brugje is totaal ongeveer 4.50 meter. Daarnaast het vooraanzicht van het waschhok met de frontgevel van 4.50 bij 3 meter.
Op 26 juni 1916 wordt door notaris Oppedijk c.s. haar bezit geveild en vervolgens woont er nog een korte periode de bakkersknecht Cornelis Heijdanus (van 1 september tot begin november 1916). Tijdens de bewoning van Hooisma heeft de tuinmanswoning het nummer 543a en per januari 1910 krijgt Hoekstra het huisnummer 614.
De nieuwe eigenaar verhuurt vanaf januari 1917 de woning aan de op 6 januari 1917 vers gehuwde Pieter Schenkius, chauffeur (van Jager en Wierda ?). Hij blijft tot 10 mei 1919 en gaat dan naar Leeuwarden. Veertien dagen later betrekt Jacobus Johannes de Lange, monteur, deze ‘dienstwoning’ met vrouw en zoon. Dochter Mettje wordt er op 18 januari 1921 geboren.
En dan gebeurt er iets vreemds ....... De gemeente heeft opnieuw besloten te hernummeren en het resultaat daarvan ervaren de lezers van het Adresboek 1922 als zéér verrassend en zéér onbegrijpelijk. Dit perceel nu wordt vermeld als ‘Krugersdorp 631’. Ra, ra ?!!! Aan de andere kant ook weer niet zó vreemd, want nr. 630 ligt inderdaad wel in Krugersdorp. Bij de andere bewoonde panden in de Propstrabuurt gebruikt de ‘huisnummeraar’ overigens ook niet het toponiem ‘Propstrasingel’, maar de term ‘Achter Breedpad’ en dan gaat het om de twee panden die eerder het bezit zijn geweest van de ‘Werkmanswinkel’ van de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en Omstreken”. Deze zijn in adresboek 1922 genummerd Achter Breedpad 516 en 517. Deze nummers sluiten aan bij het rijtje vanaf de Spandawbrug tot de Propstrasteeg.
Genoemde Jacobus Johannes de Lange besluit in 1926 naar Arnhem te gaan en verlaat het pand `Heerenveen no. 631’ per 17 september 1926. Na een nieuw behangetje en enig verfwerk vermeldt de gezinskaart van Ruurd Aukes Jellema, een gepensioneerd brievenbesteller, dat deze per 9 november 1926 het pand gaat bewonen. In het Adresboek Friesland (Heerenveen-Schoterland) uit 1928 staat R.A. Jellema eveneens onder Propstrasingel 631, welk nummer in 1930 op de gezinskaart wordt vervangen door Propstrasingel nr. 4. Zijn echtgenote Sipkje Leijenaar overlijdt in dit pand op 12 december 1932, terwijl Ruurd Aukes Jellema drie dagen later overlijdt in Heerenveen-Aengwirden (ziekenhuis?). Dochter Akke, die nog thuis woont, gaat dan naar Wimke Geertsma op de Dracht 114.
In de collectie stukken van de N.V. Autobedrijf Jager & Wierda (in Museum Heerenveen, ‘t Archiefje Jager & Wierda) is een verzameling stukken opgenomen, welke allen betrekking hebben op het echtpaar Ruurd Aukes Jellema en Sipkje Leijenaar. Het betreffen voornamelijk stukken op gebied van ziekte en overlijden van meerdere personen, alle uit 1932. Zij hebben gewoond in één van de panden van de N.V., Propstrasingel nr. 631, welke in 1930 is vernummerd tot Propstrasingel nr. 4. Dochter Jeltje van dit echtpaar blijkt de echtgenote van Johannes Wierda en de moeder van Jan, Ruurd en Hielke Wierda. Vandaar !
De bevestiging van de Propstrasingel 4 vinden we in het Adresboek 1934. Als bewoner van dat nummer lezen we de naam van H. de Vries, loopknecht. Deze is volgens zijn gezinskaart op 15 april 1933 naar het adres Propstrasingel 4 gekomen, nadat hij eerst enige tijd op Propstrasingel 7 heeft gewoond. Ook op Propstrasingel 4 behoren zijn vrouw Margaretha Heibel en dochter Margaretha de Vries tot het gezin. Helaas overlijdt op 20 december 1935 Hendrik de Vries en vervolgens gaan vrouw en dochter per 1 september 1936 naar Oudehorne no. 285, waar Durk Sijnstra hun inwoning biedt.
Wanneer in het jaar 1936 de woningkaart van Propstrasingel 4 wordt aangelegd, wordt daarop een lange lijst van bewoners c.q. mede-bewoners geregistreerd. Die woningkaart beslaat een periode van 24 september 1936 tot en met 18 september 1984.
1...Siebe van der Wal, ing. 24-9-1936 v. Korflaan 57 inw.; vertr. 12-5-1937 n. Het Meer 83.
2...Sijtze de Jong, ing. 17-7-1937 v. Haringspad 22; vertr. 11-5-1968 n. Koolwitjestr. 2.
Nota Bene: Dit is S. de Jong, stoombootkapitein, Propstrasingel 4. (Adresboek 1938)
3...Reina H. Renkema, ing. 2-6-1969 v. B.F. weg 46; vertr. 1-8-1969 n. Amelandplein 30.
4...Gerritdina A.T. Makkinga, ing. 8-10-1969 v. Thialfweg 44; vertr. 2-4-1970 n. Breedpad 45.
inw. 4: Janke Jansma, kb; ing. 8-10-69 v. Thialfweg 44; vertr. 2-4-70 n. Herenwal 135.
5...Janke de Graaf, ing. 31-3-1970 v. Groningen; vertr. 4-1-1971 n. Groningen.
inw. 5: Everdien de Jong, kb; ing. 4-5-70 v. Groningen; vertr. 4-1-71 n. Groningen.
6...Sietske Bosma, e.v. Rienstra, ing. 10-2-1972 v. Thialfweg 44; vertr. 8-3-1977 n. Tietjerkst. deel.
7...Pietje Dijkstra, ing. 1-11-1972 v. Thialfweg 44; vertr. 26-11-1973 n. Franeker.
8...Foekje de Groot, ing. 2-1-1974 v. Leeuwarden; vertr. 5-7-1974 n. Tietjerksteradeel.
9...Maaike Trinks, ing. 21-8-1975 v. K.R.Poststr. 30; vertr. 24-7-1978 n. Akkersplein 27.
10...Otto Snip, ing. 4-8-1978 v. Leek; vertr. 8-12-1983 n. Leeuwarden.
11...Aldert Koops, ing. 18-9-1984 v. Peize; vertr. niet vermeld.
inw. 11...Jeanine I. Borggreve, nv; (27-6-1982 tot) 1-10-84 v. Compagnonsstr. 5; vertr. niet vermeld.
Noot: De afkorting ‘kb’ staat voor ‘kamerbewoner’; ‘nv’ is ‘niet verwant’.
PROPSTRASINGEL 5 (maar eerst nr. 535, dan 502 en daarna 514)
Laten we beginnen met de gemeentelijke concordans op de straatnamen en huisnummers. Daar worden voor dit pand de volgende serie huisnummers vermeld: Heerenveen 535 (1900-1910), Heerenveen 502 (1910-1920), Heerenveen (Propstrasingel) 514 (1920-1930) en Propstrasingel 5 (1930-vervalverklaring). Het adresboek 1922 wijkt daarvan af door te spreken van Breedpad 514. De gezinskaart van Jan de Jong, geb. 27 januari 1877 te Oranjewoud, geeft eerst als beroep ‘visscher (H)’ en later pakhuisknecht. Als adres staat in de periode 1920-1930 Heerenveen no. 514 op die kaart en in 1930 is dat geworden Propstrasingel 5. Het adresboek 1934 vermeldt de naam van Jan de Jong. Op 26 april 1937 vertrekt hij naar Thialfweg 77. De woningkaart van Propstrasingel 5 heeft als toevoeging gekregen: ‘werkplaats vervallen’.
Jan de Jong wordt op 12 mei 1937 opgevolgd in Propstrasingel 5 door Roelof de Jong, boerenarbeider. In het adresboek van 1938 wordt zijn aanwezigheid in dit pand bevestigd. Tot 12 mei 1941 als hij verhuist naar de Badweg no. 13. Een aantekening op de woningkaart geeft aan dat de werkplaats in gebruik is geweest bij G. Brader. Een advertentie in de Heerenveense Koerier van 10 april 1947 laat zien dat dat juist is geweest. Voor de oorlog adverteert G. Brader nog wel eens
voor zijn ‘1e Heerenveensche Lak-en Nikkelfabriek’ op de Lindegracht 63. Daarvoor in de jaren twintig is hij een poos geassocieerd geweest met Dirk Weenings met de nikkelfabriek, die ze samen hebben geëxploiteerd aan de Verlengde Dracht 325.
PROPSTRASINGEL 6 (van 473b- via 533 - en 504a - naar 516 -en Propstrasingel 6 in 1930)
Volledig anders is dat met het adres Propstrasingel 6. Daarvan geeft de concordans aan, dat er in ieder geval sprake is van een behoorlijke voorgeschiedenis. Wanneer in 1887 eigenaar Albert Hendriks Propstra een schuur en erf uitgeeft in erfpacht is één van belanghebbenden de Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken. Propstra komt hen tegemoet door van dat perceel 0.71 are af te scheiden en deze erfpachtelijk te verhuren. De vereniging verdeelt dit perceel in twee gedeelten van verschillende grootte. Een huis beschikt over 0.40 are en een winkel over 0.31 are. Dat is een coöperatieve winkel, welke door de eigen leden wordt beheerd. De kadasternummers A-1877 en A-1878 zijn in dat jaar 1887 toegekend. De winkel zal in de bevolkingsregisters niet zijn terug te vinden, omdat daar geen bewoner is geregistreerd. Voor het huis onder A-1877 moet dat anders liggen.
Een bericht in de Leeuwarder Courant van 19 oktober 1887 geeft ons een belangrijke hint. Op 17 april wordt ten huize van W. van der Vlucht op de Propstrasingel een karpet ontvreemd. Met deze vermelding duiken we in het bevolkingsregister van de periode 1880-1890 en vinden daar zelfs drie vermelding over Willem van der Vlugt (zoals zijn naam behoort te worden gespeld). De eerste geeft aan dat hij de zoon is van Jacob Sijbrens van der Vlugt, kuiper, en Geertje Rommerts Manardie. Hij blijkt geboren op 25 december 1859 in Gerkesklooster en is op dat ogenblik tabakskerver. Omdat hij in november 1882 met zijn ouders verhuist en pas in mei 1885 in het huwelijk treedt met Aaltje Nieuwstad (25 jaar), vallen deze beide vermeldingen voor de inbraak dus af. Gelukkig is er het vervolg op folio 547 (SCO 1929. Bevolkingsregister Schoterland 1880-1890). Daar staat als zijn beroep ‘pakhuisknecht ‘, wonend op huisnummer 473b en als jaar van binnenkomst dus 17 mei 1885. De acte van hun huwelijk meldt overigens, dat hij op dat ogenblik als ‘venter’ aktief is. Ook lezen we dat de naam van zijn moeder nu wordt gespeld als ‘Meinardy’. Dat nummer komt weliswaar in de concordans niet voor, maar dat is de maker niet kwalijk te nemen, want hij heeft nimmer gebruik kunnen maken van de website <www.delpher.nl> ! In dat huis worden de drie kinderen van Willem en Aaltje geboren: Jacob Siebren op 7 maart 1886; Janke Siebrigje op 20 januari 1888 en Piet op 3 juli 1893. Inmiddels heeft Willem een nieuw beroep gevonden, waar hij zich bij hun vertrek op 31 mei 1894 in gaat specialiseren in de gemeente Aengwirden op de Fok. In 1901 krijgt hij de kans om een stuk tuin (2.11 are) te kopen van de bewoner van Mariënbosch (notaris Jhr. Sijbrand Willem Hendrik Adriaan van Beijma thoe Kingma), waar hij zijn bierbottelarij kan uitoefenen.
VAN 473B- VIA 533 - EN 504A - NAAR 516 -EN PROPSTRASINGEL 6 IN 1930
Per 12 november 1894 trekt winkelbediende Hermanus Frederikus de With op de Propstrasingel in het pand met huisnummer 473b. In 1900 wordt na de volkstelling het huis hernummerd naar Propstrasingel nr. 533. Het bevolkingsregister van 1900 tot 1910 bevestigt het gegeven, dat Hermanus Frederikus de Wit, samen met zijn vrouw Elisabeth Jans Tuiten daar in die periode ook nog wonen. (SCO 1946) Wanneer in 1910 opnieuw sprake is van een vernummering van nr. 533 naar het nummer 504a zijn het Hermanus en Elisabeth, die voor hun trouw als winkelbediende worden beloond. Ze mogen blijven getuige hun aanwezigheid in het bevolkingsregister van 1910-1920. Bovendien wordt hun aanwezigheid meteen in 1911 als huurder van de woning A-1877 bevestigd, wanneer Salomo Mendels probeert een hinderwetvergunning te krijgen voor zijn affaire in lompen en beenderen, die hij van plan is op het perceel A-1731 te stichten. Hermanus de Wit schaart zich van harte bij de bezwaarmakers en is vermoedelijk opgelucht, dat de vergunning wordt geweigerd. De nieuwe ontwikkelingen in hun omgeving - het stichten van een garagebedrijf van Jager & Wierda - is nauwelijks problematisch. In 1920 vindt voor de vierde keer in hun bewoningsbestaan een hernummering plaats. Propstrasingel nr. 504a wordt vervangen door nr. 516. De concordans heeft voor ons een verrassing in petto door te melden, dat het huisnummer 516 voor dit pand vervalt en wordt vervangen door nr. 517. Dat lijkt lichtelijk in tegenspraak te zijn met het Adresboek van 1922, waarin Hermanus F. de Wit staat vermeld als ‘zonder beroep’ met de vermelding: Achter Breedpad 516. De gezinskaart van het echtpaar geeft aan, dat Elisabeth Jans Tuiten op 26 mei 1924 nog overlijdt in nr. 516. In augustus 1924 gaat Hermanus inwonen bij Hendrikus Jansma op het adres Heerenveen 537. Later blijkt dit synoniem te zijn met Korflaan no. 5. Die verhuizing van Hermanus F. de Wit zou dus het ‘officiële’ einde moeten zijn van de bewoning van Propstrasingel 516. Maar dat blijkt allerminst het geval.
Uit het adresboek 1927 weten we inmiddels al, dat daar onder het adres Propstrasingel 516 staat vermeld: A. Schotanus, chauffeur. Enigszins complicerend achten we de gegevens, die op de gezinskaart staan van Age Schotanus (Gem.Archief Heerenveen, gezinskaartenbak 3, S.30)
Citaat: 1...Age Schotanus, hoofd; geb. 18 nov. 1898 Boornzwaag; N.H.; chauffeur; Heerenveen no. 517; oct. 1924 naar Heerenveen no. 516; (per 1-1-1930. Wd) Propstrasingel 6; ing. 20 jan. 1923 van Heerenveen (AEN); vertr. 24 nov. 1931 naar St. Nicolaasga
Daaruit mag worden geconcludeerd, dat hij als opvolger van de dames Bosma-Slagman en Koopman-Slagman’ dit huisnummer per 20 januari 1923 heeft betrokken en daar volgens de gezinskaart tot oktober 1924 heeft gewoond. Op diezelfde kaart wordt hij daarna ambtelijk geregistreerd onder ‘Heerenveen no. 516’. Deze gang van zaken vinden we bevestigd in het “Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland’ van ± 1928. Uit de gezinskaart blijkt tevens, dat het nummer 516 vervolgens in 1930 wordt vernummerd naar Propstrasingel 6. Er is slechts één vermelding van Propstrasingel 6 op de gezinskaart van Age Schotanus, chauffeur, die in 1920 wordt ingeschreven op het adres Heerenveen no. 517. In october 1927 gaat hij vervolgens naar Heerenveen no. 516. Zeer verrassend wordt in het “Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland’ van ± 1928 als adres Propstrasingel no. 516 genoemd. In 1930 wordt dat nummer vernummerd naar Propstrasingel 6. Op 24 november 1931 verhuist Age Schotanus naar St.Nicolaasga, met vrouw en zoon.
Vanzelfsprekend kunnen we niet zonder een fragment van het dubbelhuisje Pastoriesingel 6 en 7, ten westen van de drukkerij van Hepkema, later de garage van de firma Jager en Wierda. (zie ook HIP-Time 138). Links: 1902; rechts: 1931.
PROPSTRASINGEL 7 (eerst no. 504, dan no. 517
Wanneer bakker Cornelis Heijdanus - na een periode van twee maanden onderdak te hebben gehad in de tuinmanswoning (Heerenveen nr. 614) - krijgt hij in november 1916 de beschikking over een gedeelte van Heerenveen nr. 504. In het bevolkingsregister van Heerenveen 1900-1910 (SCO 1964, folio 856) wordt dat nader aangeduid als Heerenveen nr. 504a. Het is niet voor lang, want hij vertrekt op 28 maart 1917 naar Bussum. In dat perceel wordt hij opgevolgd door Feliciën Jozeph Fayt (1879), steenhouwer, en zijn gezinsleden. De familie Faijt is rooms-katholiek, maar worden als Belgische geïnterneerden sinds 25 augustus 1917 - komend uit Laeken (België)- eerst opgevangen tot september 1917 door rijwielreparateur Johannes de Vries. Die woont in het huis met nr. 558 aan de Korflaan (na 1930 is dan het adres Korflaan 73). Naast Faijt zijn dat zijn vrouw Marie Victorine (1879), zoon Armand Maximilien Noël Jean (1902) en zoon René Victor (1910). Allen zijn geboren in Soignies (België), behalve Victor René. Hij werd geboren in Laeken (België). Fayt gaat per 28 mei 1918 terug naar het interneringsdepôt Harderwijk (waar Belgische vluchtelingen zijn ondergebracht van Wereldoorlog I). De rest van het gezin vertrekt op 3 juni 1918 eveneens naar hetzelfde depôt.
Toelichting: Kamp Harderwijk
In Harderwijk werd eerst in december 1914 begonnen met de bouw van een barakkenkamp op de plaats van het (voorlopige) tentenkamp. Op een terrein van 32 ha. werden 50 barakken gebouwd waarin eveneens 12.000 tot 15.000 geïnterneerden konden worden ondergebracht. De kampen te Zeist en Harderwijk werden opgezet als kleine steden compleet met scholen, winkels, badinrichtingen, kantines, kerken, postkantoren etc.
Als nieuwe bewoner dient zich aan de Amsterdammer Cornelis Rootlieb, eveneens van beroep steenhouwer, die een maand blijft en vervolgens weer vertrekt. Hij is er slechts een maand van juni tot juli 1918. Na zijn vertrek op 27 juli 1918 naar Haarlem, blijft zijn vrouw met zoon Cornelis (1912) en dochter Clasina Maria (1913) nog tot 19 augustus om hem te volgen.
Interessant is de vraag of de beide steenhouwers een dienstverband hebben gehad met een Heerenveense steenhouwerij, want beide staan aangegeven als (o) en dat betekent: ‘ondergeschikt’.
Na het vertrek van de familie Rootlieb naar Haarlem duurt het een maand of tien alvorens Rigtje Slagman en kort daarna haar zuster Afke Slagman, beide dochters van een schipper, een plekje op de vaste wal ambiëren en op dit adres hun plekje vinden.
In 1920 wordt bij de hernummeringsronde na een tienjarige periode het nr. 504a omgenummerd naar Heerenveen nr. 517. Het blijkt, dat de dames Slagman geen bijdrage behoeven te leveren voor de Personele Omslag. Hun aanwezigheid wordt pas weer aktueel bij het verschijnen in het adresboek van 1922. We gaan ervan uit dat de bewoners in Adresboek 1922 de sleutel zijn tot de geschiedschrijving van deze bewoning. Het huis wordt in de ‘Alphabetische Stratenlijst 1922’ betiteld als ‘Achter Breedpad 517’ en bewoond door R. Slagman, die in de beroepenlijst ‘arbeidster’ wordt genoemd. Tegelijk wordt daar als huisnummer aan toegevoegd: ‘Breedpad 517 achter’.
Nu vragen we de gezinskaart (1920-1939) bij het archief aan en dan blijkt als ‘hoofd’ van het gezin Rigtje Slagman, schippersdochter, geb. 16 april 1893 te Heerenveen, nog ongehuwd. Op 26 juni 1919 is ze van Terhorne gekomen, waar ze een aantal jaren ‘aan boord’ bij haar ouders heeft gewoond. Ze wordt op de kaart ‘werkster’ genoemd en wonend op het adres “Heerenveen no. 517” . Als inwonende ‘gezinsleden’ staan op deze kaart als no. 2 haar zuster Afke Slagman, die op 20 mei 1901 in Leeuwarden is geboren en eveneens ‘werkster’ wordt genoemd.
In september 1921 vertrekt Rigtje naar Oudeschoot 101a. Uit de huwelijksacte van 8 september 1921 blijkt dat ze die dag is getrouwd met IJntze Bosma, die als spoorwegarbeider zijn kost verdient. Afke blijft op dit adres wonen en trouwt op 19 januari 1922 met Andries Koopman, een fabrieksarbeider geboortig uit de Wolvega. Hij wordt nu hoofd van het gezin, waaraan dochter Jitske op 24 juli 1922 wordt toegevoegd. Op 11 december 1922 gaan Andries, Afke én de vier-en-een-halve-maand oude Jitske naar Wolvega. Het nummer ‘517 achter’ staat weer ter beschikking van een nieuwe bewoner. Daarvoor laten we U de ‘geciteerde’ gezinskaart nogmaals lezen, aldus:
Citaat: “”...Age Schotanus, hoofd; geb. 18 nov. 1898 Boornzwaag; N.H.; chauffeur; Heerenveen no. 517; oct. 1924 naar Heerenveen no. 516; (per 1-1-1930. Wd) Propstrasingel 6; ing. 20 jan. 1923 van Heerenveen (AEN); vertr. 24 nov. 1931 naar St. Nicolaasga””.
Met andere woorden: Age Schotanus komt uit Heerenveen (Aengwirden) naar Heerenveen no. 517 per 20 januari 1923. In october 1924 verhuist hij naar het nummer 516, waar hij blijft wonen en op 1 januari 1930 als adres krijgt: Propstrasingel 6. Op 24 november 1931 vertrekt hij met zijn gezin naar St.Nicolaasga.
We mogen nu - op basis van de gezinskaart van Age Schotanus, maar ook op die van Hendrik de Vries - aannemen, dat vanaf oktober 1924 het huisnummer 517 ter beschikking komt van H. de Vries, die als ‘loopknecht’ zijn brood moet verdienen. Zowel het adresboek van 1927 als de provinciale adreslijst van 1928 situeren hem op “Propstrasingel 517” (dus niet meer ‘Achter Breedpad 517). Deze suggestie kunnen we nu dankzij de gezinskaart van Hendrik de Vries, geb te Noordwolde 3 october 1876 en van beroep ‘loopknecht’ helemaal waarmaken. Zijn woonplaats - het eerste op de gezinskaart voorkomende adres is - Heerenveen no. 517. De datum van binnenkomst blijkt 28 october 1924. Die datum valt samen met de datum van het huwelijk van Hendrik de Vries, (zoon van Feitze de Vries, zonder beroep, en Martha Beun) met Margaretha Heibel, geb. 30 januari 1901 te Miellen, Duitsland en dochter van Jakob Heibel, spoorwegbeambte te Marxheim, Duitsland, en Margaretha Bertram, overleden. Ze trouwen in de gemeente Heerenveen (Aengwirden), waar Hendrik als ‘besteller boekhandel’ inwoont bij Anne de Boer sinds 6 oktober 1920. Laatstgenoemde is koetsier bij de Petroleummaatschappij.
Margaretha woont voor haar huwelijk in bij Frederik Hartmann aan de Dracht-west onder Heerenveen no. 409. Op 15 november 1924 wordt in Groningen dochter Margaretha de Vries geboren. De tien jaar jongere zuster van Margaretha Heibel (Christine Heibel) wordt bij hen ingeschreven als ‘inwonend’ per 12 augustus 1929 vanuit Mannheim (op paspoort). Op 1 september daarna gaat zij naar Heerenveen 189 (aan het Haringspad) om te dienen bij huisarts Stephanus Josephus van Roijen. Op 1 januari 1930 wordt Heerenveen no. 517 vernummerd naar Propstrasingel 7 en op 15 april 1934 verhuizen ze naar Propstrasingel 4.
Volgens de woningkaart van Propstrasingel 7 komt Sijbrand Dijkstra, die koperslagersknecht is op 4 juli 1933 van Tjalleberd. Hij staat als zodanig vermeld in de adresboeken van 1934 en 1938. Tijdens die periode moet hij regelmatig contact hebben gehad met Pieter de Wit, die als chauffeur mogelijk de fa. Jager en Wierda dient. Pieter woont in de Munnikssteeg nr. 7 (later op 16 april 1953 tot het voornamere Munniksstraat herdoopt). Als mededeling op de woningkaart staat dat dit pand is “in verenigd gebruik met Propstrasingel 7”. Pieter de Wit gaat per 5 juli 1945 naar een ander adres, en ook Sijbrand Dijkstra krijgt per 21 november 1945 een onderkomen in de Compagnonsstraat 21.
Propstrasingel 7 is nog niet afgedankt want Hendrik Kooistra staat op de woningkaart als te zijn ingekomen per 2 augustus 1945 uit de Weststellingwerf. Hij blijft er daarna nog lange tijd wonen, want hij verhuist pas op 12 juni 1953 naar het pand aan de Gedempte Molenwijk 2e. Daar hebben eerst Wessel Wierda en later Johannes Wierda na de bouw van 1936 gewoond, en Johannes is daar in april 1953 overleden.
Hendrik Kooistra heeft vanaf 15 november 1951 onderdak gegeven aan zijn neef Johannes Rondhout, die daarvoor de Schoolstraat nr. 15 de rug heeft toegekeerd. Per 3 mei 1952 verhuist hij vervolgens naar Leeuwarden. In augustus 1952 biedt Kooistra andermaal onderdak aan iemand en deze keer is het Klaas Jonker, die staat ingeschreven als kostganger. Hij gaat op 12 juni 1953 met de familie Kooistra mee naar de Gedempte Molenwijk 2e.
PROPSTRASINGEL 9
De woningkaart van Propstrasingel bevat slechts één ter zake doende mededeling: pompmakerij afgebroken. Dankzij Douwe Miedema weten we, dat daar Jaring Wientjes zijn pompmakerswerkzaamheden heeft uitgeoefend. Hij heeft daar volgens de bevolkingsregisters van 1910-1920 beslist niet gewoond. Hij is geboren op 23 april 1846 te Nijehaske (Heerenwal) en staat als bewoner ingeschreven op het huisnummer 575. Dat is in het register doorgehaald en in 1920 vervangen door nr. 592, welke volgens de gemeentelijke concordans in de Korflaan staat. Later in 1930 wordt dat dus Korflaan 46. Op de gezinskaart wordt in november 1921 het nummer 716b geïntroduceerd, welke volgens de concordans wordt hernummerd tot Van Cuyckstraat no. 25. Daar overlijdt eerst zijn echtgenote Siebrigje Wapstra op 25 maart 1927 en op 18 januari 1933 Jaring Jans Wientjes zelf op 86 jarige leeftijd. Zoon Ate (1893), die steeds bij zijn ouders heeft ingewoond laat dan op de kaart de naam ‘Wientjes’ doorhalen en daarvan ‘Wijntjes’ maken. Hij is eerst kantoorbediende geweest en later verzekeringsagent. Op een nieuwe gezinskaart op zijn naam wordt ook zijn oudere zuster Janna (1878) bijgeschreven, die in 1927 na de dood van haar moeder vanuit ‘s Gravenhage ook weer bij haar vader is ingetrokken. Mantelzorg ?
PROPSTRASINGEL 11
De woningkaart van Propstrasingel 11 geeft aan dat het gaat om een ‘pakhuis’. Deze is afgebroken. In welk jaar is niet duidelijk. Zou de advertentie ter ere van het nieuwe jaar van 31 december 1945 van J.Hoogeveen, voorh. J.M. Visser , Timmerbedrijf, Ged. Molenwijk 11, de natuurlijke opvolger zijn geweest ?
PROPSTRASINGEL 13
Ook de woningkaart van Propstrasingel kent geen bewoners of gebruikers. Als bestemming staan op die kaart de neutrale begrippen ‘werkplaats’ en ‘kantoor’. Maar van wie dan wel en over welke periode ? Daarover hebben we niets kunnen vaststellen: geen gebruikers, geen document, geen krantenbericht of dergelijke.
PROPSTRASINGEL 15 en 17
Voor dit adres geldt eigenlijk hetzelfde, maar de bestemming wordt aangeduid als ‘pakhuis’. En als slotconclusie zonder enige datum (zelfs niet bij benadering): ‘afgebroken’. Waar stond het en wie maakte er gebruik van en in welke periode ? De gemeentelijke administratie laat ons lelijk in de steek.
Nababbel.
In de HIP-Time Magazine 138 hebben we geschreven, dat W. (=Wisse) Mienstra - bij de pogingen van Salomo Mendels om een bergplaats voor lompen en beenderen te stichten in 1911 - een huis naast de huidenzouterij van Klaas Vrij bewoont. Die informatie komt uit de hinderwetvergunning en daarbij is in de Propstrabuurt flink bezwaar gemaakt tegen de stank en de overlast door ratten. Als Mienstra direct naast de huidenzouterij woont dan is dat kadastraal A-2098 (zie Waterleidingkaart 1913). Dan is het wat ver gezocht om als bezwaarmaker tegen Mendels op te treden. Die hinderwetvergunningsaanvraag meldt dat het houten pand welke Mendels in gebruik wil nemen het huisnummer 508 draagt. Dus ook nr. 508 ligt in de Propstrabuurt, maar omdat het niet bewoond wordt is daarover in het bevolkingsregister niets te vinden.
Uit een bouwvergunning aangevraagd door W. Mienstra en toegestaan op 30 november 1908 voor een gedeeltelijke vernieuwing van een woning op kadastraal perceel A-2444, ten oosten van de twee woningen achter de drukkerij van Hepkema en sinds oktober 1905 in huur bij de meubelmakers Van Aalzum & Mienstra, maken we op dat W. Mienstra in 1909 na de verbouwing die woning heeft betrokken. Daarin worden we gesteund door het bevolkingsregister Heerenveen 1900-1910, die in archiefnr. SCO 1946 op folio 648 op 29 april 1909 meubelmaker Wisse Mienstra (1858) en zijn gezin inschrijft op huisnummer 534. In een N.B. (Nota Bene) in de kolom opmerkingen lezen we: “in 1909 veranderd van werkplaats in woning”.
Het gezin bestaat dan bovendien uit zijn vrouw Pietje de Jong (1857) en zijn drie zoons Maas (1887), Rinze (1889) en Marten (1893). Die drie zoons staan alledrie vermeld als ‘meubelmaker’.
Tijdens hun bewoning wordt in 1910 het huisnummer 534 omgenummerd naar Heerenveen 505. SCO 1964, folio 605, maakt niet alleen melding van die nummerwijziging, maar legt ook vast, dat de drie zoons hun bestaat verder voortzetten in Apeldoorn. Zij vertrekken op 29 april 1912. In de kolom ‘Opmerkingen” staat een N.B. met de tekst: “No. 505 sedert mei 1912 pakhuis.” Kennelijk moeten vader en moeder nog het een en ander afronden, want zij worden pas uitgeschreven per 12 juni 1912. Ook zij vertrekken naar Apeldoorn. Het pand is dus na ruim drie jaar weer terug in zijn oude bestemming: “pakhuis’. De kinderen van Wisse en Pietje laten op 17 mei 1918 hun friese kennissen toch nog even vanuit Apeldoorn weten, dat hun ouders op 20 mei hun 35 jarige echtvereniging vieren op de Jachtlaan 43. Vanzelfsprekend door een advertentie in de Hepkemakrant.
Als afsluiting van deze babbel permitteren we ons U een gerasterde foto voor te leggen uit het Nieuwsblad van Friesland van 19 juli 1929. Het is één van de afbeeldingen bij het artikel in het tweede blad met de titel “Excursie Schoterlands Raad”. Uit een citaat van het verslag blijkt de ontluisterende toestand, waarin de dwarsvaart vanaf de wijk langs de Van Dekemalaan naar de Molenwijk is komen te verkeren.
“De Molewijk wekte ieders ergernis op. Het water is gelijk inkt; bodemgassen doen het water borrelen; de stank is ondragelijk. „Hoe is 't ter wereld mogelijk, dat er nog menschen bestaan, die de demping tegenwerken!" aldus zuchtte een lid van den raad. Waterverversching is onmogelijk; de doorvaart vanaf de sloot aan de Decamalaan is reeds op „natuurlijke" wijze gedempt.”
Het gebouw links op de zuid-oostelijk hoek van de Molenwijk met de dwarsvaart is kadastraal Heerenveen A-2439 en kort voor 1929 verkocht door klompmaker Geert Hendriks Vledder c.s. aan Jelmer Murks Visser. (Later ontfermt timmerman Jippe Hoogeveen zich zeker tot de zeventiger jaren van de vorige eeuw over dit perceel.) Het perceel is 2.20 are groot en dient als werkplaats voor Visser’s timmerbedrijf. Vanuit de Bakkerssteeg komend kijk je er practisch meteen op uit. (bron: een getekend kaartje van de hand van Katrinus Hoornveld). Op de andere oever van de dwarsvaart - waar twee jongens voor de fotograaf ‘poseren’ - staat een houten pakhuis in een iets uitgebreidere staat dan de kleurtekening van de ‘barte’ over de dwarsvaart aan het begin van dit verhaal. Hun achtergrond bestaat uit een ‘schutting’ langs de Propstrasingel, vanwaar de ‘barte’ naar het Krugersdorp en de Feitssingel de grotendeels gedempte dwarsvaart nog zichtbaar wordt overbrugd. Neemt U daar nu eens de foto bij uit het fotoboek met de oude beelden uit het weekblad Fen Fryske Groun, welke staat afgebeeld op bladzijde 133 van ‘Must nou es sien’ Heerenveen en Oranjewoud in de uitgave van Van der Let & Partners Publishing i.s.m. Stichting Historie Heerenveen. Die foto uit het nummer van 5 mei 1933 geeft de deplorabele toestand weer in een nog verder gevorderde staat van - ‘openriooldemping’ - in optima forma, terwijl het tevens een nostalgische blik werpt op twee woninkjes aan de Feitsbuurt/Krugersdorp. Als contrast het resultaat van een wasdag met blinkend witgoed aan de waslijn ! In minske is raar guod!
2017, april 29 - wibbo westerdijk - hip-backup