Hip-Time 91
Gezicht bij het Heerenveen ca 1790
Deze afbeelding siert één van de drie ansichtkaarten, die de Heerenveensche Boekhandel (voorheen A.L. Land) - en sinds 1901 Izaäk Sevensma - in 1903 in de handel brengt om voeding te geven aan “den huidigen tijd van ansichtkaarten-rage”. Het Nieuwsblad van Friesland van 26 augustus 1902 schrijft in haar tweede blad over deze uitgave, dat de andere twee reproducties het Breedpad met het Heerenwalster bruggetje, de Hoofdbrug, de geluifelde huizen en de grote kerk in zijn vroegere staat; én Crackstate en de Oude Koemarkt voorstellen.
Afgezien van de tekst van het afgebeelde ‘Gezicht bij het Heereveen de Halkenschans’, waar sprake is van een leesfout - ‘Halkenschans’ in plaats van ‘Haskerschans’ - zijn de reproducties van prima kwaliteit en van bijzondere waarde, gezien de periode van ontstaan: 1785-1790. Alle drie de voorstellingen zijn naar tekeningen van topografisch tekenaar Jan Bulthuis (1750 Groningen, 1801 Amsterdam).
Met die toeschrijving is wel iets bijzonders aan de hand. Bulthuis heeft voor het maken van zijn tekeningen de al dan niet afgesproken hulp gehad (vermoedelijk in verband met zijn ziekte) van een andere ‘onbekende’ noorderling, nl. J.Gardenier Visscher. Deze heeft tijdens twee reizen door Friesland in 1786 en 1788 in totaal bijna 180 ‘kale’ schetsen gemaakt van alle bekende Friese locaties. Bulthuis heeft deze schetsen omgezet in ‘levendige’ tekeningen met hier en daar personen en dieren als stoffering. Vervolgens komen de tekeningen in handen van de kopergraveur K.F. Bendorp, die er etsplaten van maakt. Die zgn. ‘Konstprenten’ worden daarna gebruikt voor het drukken van het werk ‘Vaderlandsche Gezichten, behoorende tot den Tegenwoordigen Staat der Vereen. Nederlanden ........... ‘ te Amsterdam, bij A.B. Saakes, in de Pijlsteeg.
Het merendeel van de schetsen van J. Gardenier Visscher bevinden zich in het Fries Museum en zijn in de door Bulthuis bewerkte vorm terug te vinden in een facsimile-uitgave (bijna twee honderd jaar later) van de “Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Friesland”, derde deel, Westergo en Zevenwouden, 1788. Dit vierdelige werk is - als origineel - in de jaren 1785-1789 uitgegeven door een groep uitgevers t.w. P. Schouten, J. de Groot, G. Warnars (Amsterdam), S. en J. Luchtmans (Leyden), A. en P. Blusse (Dordrecht) en V. van der Plaats (Harlingen).
Wat zien we nou eigenlijk op deze prent ? Het laatste deel van de Heerensloot en de Heerenwal - of zoals op de kaart van Gosen van Terwisga uit 1789 staat ‘Compajons vaert’ en ‘Schanserwal’. Aan de linkerkant staan een vijftal huizen en daar rechts van zeer prominent de kerk van Nijehaske. Die staat er eigenlijk nog maar kort, want hij wordt op 10 december 1775 ingewijd door ds. J. Dix. In de topgevel is van het leggen van de eerste steen nog een herinnering te vinden in de vorm van een wapensteen van Klaas Tjerks Hiddinga, ontvanger en dorprechter van Nijehaske. Een poging om via een speciekohier van Nieuwehaske uit 1778 greep te krijgen op de bewoning van de verschillende goed zichtbare huizen en huisjes op dit streekje aan de Schanserwal brengt ons niet veel verder. Wel vinden we in die lijst de naam van Dnús (afkorting van Dominus) Dix, die in een huis met 2 schoorstenen woont met een gezin van 4 hoofden. Het is in die tijd natuurlijk niet ongebruikelijk, dat de ‘pastorie’ vlakbij de kerk staat. Daarvoor staan op de lijst twee nummers, te weten 95 en 96. Zijn dat huisnummers of volgnummers ? Spijtig genoeg staat in dat dossier het gebouw van de ‘kerk’ als - niet-belastbaar - object niet verantwoord.
Het strookje wal links op de prent (vanaf de latere schoolstraat tot de kerk) wordt in eerdere bronnen aangeduid als ‘de Geile’. S.J. van der Molen heeft in 1951 in een bron uit 1723 deze term aangetroffen voor een gebied “tusschen Schans(t)er-en Heerewal” en refereert daarbij aan eerder agrarisch gebruik door te denken aan ‘geile groun’ (vette, vruchtbare grond). Hij vindt in Karel Gildemacher in het boek “Haskerlân. In tal bijdragen ta de skiednis.” in het hoofdstuk ‘Nammen fan Haskerlân’, in paragraaf Nijehaske, pag. 105 e.v., uit 1990, een geestverwant, die tevens aangeeft dat de naam gangbaar blijft tot in de 20e eeuw. Een kaartbeeld van de landmeter Foocke Eiles uit 1730 bevestigt het vroege bestaan van dit toponiem. Het wordt aangetroffen onder de term ‘vaert van ‘t Heerenveen na de Schans’ met de zinsnede ‘‘De Heerenwal ten Noorden de Gaeijlen en kalkovens” en “uit het midden dese sloot ten noorden de Gaeijlen”. Honderd jaar later komt de term ‘de Geile’ voor op de samengestelde topografische kaart van het Heerenveen van 1830 op de wal vlak voor de kalkovens.
De prent toont meer dan overtuigend aan, dat de Heerensloot een factor van economisch belang is. De activiteit op het water overschaduwt de bezigheden op de wal. Het wandelende echtpaar mogen we rustig als een schilderkunstige stoffering beschouwen. Anders is dat met de figuur op het jaagpad aan de Fokzijde, wiens lichamelijke inzet ‘yn ‘e beage’ wezenlijk onderdeel is van de aandrijving van het skûtsje zolang het zeil in de Heerensloot niet mag worden gehesen. Die ijzeren regel komt in een geheel ander daglicht te staan op 12 april 1802 als Epke Roos van Bienema, grote vervener in Oudeschoot en invloedrijk bestuurder, een exclusief contract sluit met de administratoren van de Compagnonsvenen in Schoterland dat zijn “Boeijer weer en wind dienende mag zeilen langs de Heerenwal “ ... (DCF-archief 2357).
Meest prominent is - en tevens icoon van het turfvervoer - het hooggeladen turfschip, dat zijn vracht vermoedelijk bezig is locaal te verschepen naar de turfschuren in Nieuwehaskerschans achter de Dubbele Regel of bij de Nieuwebrug. Van daaruit wordt dan overgeladen in Zuiderzeewaardige schepen, die via de Lemmer oversteken naar het westen des lands, b.v. Amsterdam. Aan dit beeld van het beladen turfschip is te zien, dat de tekenaar Bulthuis niet op de hoogte is van de problemen met de navigatie van deze vorm van turfvervoer. De drie personen op het achterdek bij het roer hebben immers volstrekt geen zicht op de vaarrichting. En zo te zien is er evenmin sprake van een eventueel ‘bomende’ schipper in het gangboord.
‘n Pracht prent !
Wibbo Westerdijk, 14 sept. 2014