Historie in beeld
HIP-TIME MAGAZINE 85

Gemeenteplein, periode 1958 - juni 1974
De MUVA-uitgaven uit Valkenburg komen van een uitgeverij uit de provincie Limburg. Deze N.V. heeft op internet zijn identiteit al eens prijs gegeven (A.H. Muurmans). Hun prentbriefkaarten kennen een landelijke dekking. De bovenstaande prentbriefkaart-in-kleur uit Heerenveen van het Gemeenteplein is ruim 40 jaar oud. In het begin van het jaar 2013 heeft het museum Willem van Haren van Ys Sevensma een grote collectie digitale afbeeldingen mogen ontvangen, die eventueel gebruikt mochten worden voor de doelstellingen van de Stichting Historie Heerenveen. Eén van die digitale prentbriefkaarten geeft het bijgaande beeld. Natuurlijk hebben we ook in de eigen collectie van het museum gekeken en ook daar blijkt dezelfde afbeelding - zelfs in tweevoud - aanwezig. Voor dateringsdoeleinden met behulp van een datumstempel ongeschikt, omdat beide exemplaren niet voor postale bestemmingen zijn gebruikt. Natuurlijk zijn de op de prentbriefkaart vertrouwde gebouwen aanwezig: het oude postkantoor, de conciergewoning van de mulo-school, enkele lokalen in het straatje naar de Minckelersstraat, de Oenemastate, de van zijn toren ontdane oude Roomse Kerk staan er duidelijk op. De voormalige pastoorswoning is door zijn plaatsing niet zichtbaar, de Watertoren met annexen des te beter, het huis van Pothaar en een gedeelte van de voormalige bewaarschool horen nog in dit plaatje. De schaduwen laten ons zien, dat het laat in de middag is.
De foto is van vóór de plaatsing van het bronzen beeld van Fedde Schurer, gemaakt door beeldhouwer Guus Hellegers uit Steggerda. Die gebeurtenis heeft plaatsgevonden op 4 juni 1974. Voordat het beeld op het zgn. Rishon le Zion-plein is geplaatst, is er kennelijk door gemeentewerken nog iets aan de infrastructuur van het plein gesleuteld. Wanneer we dit beeld vergelijken met het eerder afgebeelde fotonummer 01794 van HIP-Time Magazine 82, is dat een opvallend verschil. Op onze prentbriefkaart is namelijk het Haringspad van oost naar west langs het water een door gemotoriseerd verkeer toegestaan tracé. Er zijn beslist geen hinderlijke verkeerspaaltjes waar te nemen.
Dit pleinontwerp is ontstaan door ir. de Ranitz, die een parkeergelegenheid voor 25 auto’s beoogt welke door een betegeld trottoir is gescheiden van het Van Harenspad. Met bloembakken, banken en een kwartet lichtmasten wordt enig straatmeubilair geplaatst. De Inspecteur-Korpschef van Politie pleit in een advies zelfs voor 50 plaatsen om de andere parkeergelegenheden te ontlasten. Dat advies wordt niet gevolgd; wel wordt het aantal parkeervakken uitgebreid tot 28 stuks, terwijl er ook voorzieningen voor motoren en scooters worden gecreëerd. Het eerste plan om langs het belastingkantoor schuingeplaatste fietsbeugels te plaatsen wordt in 1965 afgewezen, doch de foto toont duidelijk aan dat deze er uiteindelijk wel zijn gekomen. Tegelijk met deze infrastructurele ingreep wordt ook de marktorganisatie bediend. Deze blijkt zo tevreden over de mogelijkheden, dat ze op zaterdag 27 juni 1964 een attractiemarkt met koffieschenkerij, poppenkast en het laten rijden van een treintje organiseert. Wethouder H. Eijgelaar krijgt de eer dat te mogen openen. Slechts enkele maanden later blijkt, dat parkeren en de zaterdagmiddagmarkt elkaar flink dwars zitten. De marktcommissie moet nieuwe plannen smeden, waarbij de optie van verplaatsing naar het immense Kuperusplein door de 18 standplaatshouders naar het land der fabelen wordt verwezen.
Het fraaie voetgangersbruggetje is nog het resultaat van de Kolkplannen, waarvoor in de periode 1964-1968 veel werk is verzet. Er zijn destijds veel onaangenaamheden opgelost, maar zoals op deze prentbriefkaart is te zien, is er een nieuw probleem om op te lossen. Het is gebleken, dat het ‘schone’ water van de rioolwaterzuivering dat aan het einde van Nieuwburen in de Compagnonsvaart en de Kolk wordt gepompt, wel veel ‘schuim’ veroorzaakt. Bewoners hebben zich daar destijds wel zorgen om gemaakt.
Of interpreteren we dit niet juist en is het een gevolg van een spuitende fontein, die tussen de twee bruggetjes ooit een plaatsje heeft gehad ? De keuze van de kleur stenen voor de kademuur is vanuit aesthetische overwegingen misschien niet de gelukkigste, omdat zich daarop de ‘venige’ elementen in het Kolkwater als een bruinige rand gaat afzetten. Bekijk je het vanuit een positief perspectief kun je denken aan het verrassende palet van moeder natuur !
Inmiddels hebben de destijds geplaatste fietsenklemmen al weer een andere bestemming gekregen. We mogen aannemen, dat Koning Alcohol in de weekenden daaraan heeft bijgedragen. Talloze rijwielen hebben een onvrijwillige reinigingsbeurt ondergaan, helaas veelal met desastreuze gevolgen. Bovendien zijn de inzichten over noodzakelijk functioneel straatmeubilair eveneens aan een vormgevingsontwikkeling onderworpen.
Het is vele malen aan de orde geweest. Oenemastate heeft een lange - misschien zelfs wel de langste - geschiedenis van Schoteruitburen. Historieschrijver Pier Winsemius heeft in 1622 een “Chronique OFTE HISTORISCHE GESCHIEDENISSE VAN VRIESLANT, Beginnende van den Jaere nae des werelts scheppinghe 3635 ende loopende tot den Jare nae de gheboorte Christi 1622” geschreven in opdracht van de Staten van Friesland. Daarin vertelt hij dat de grietenij Schoterland ten tijde van de Saksische en Gelderse twisten hier twee ‘Gouverneurs’ zijn geweest. De ene heet ‘Lenardt Heer tot Swartsenburgh’ en de ander ‘Hendrick de Groef, Erfheer toe Arckelens’. Uit naam van of in opdracht van Hertog ‘Carel van Geldre’ is de grietenij Schoterland gecombineerd en ‘ghehecht geweest’ (knellend verbonden) met Weststellingwerf. Dat is te zien in de commissie (opdracht) van Merck Syrxsen, gedateerd 6 december 1500, die in 1622 aan Pier Winsemius ter hand is gesteld - voorzien van het wapen van de Grietenij Schoterland - door de heer Tincko van Oenema. Deze is grietman geweest van 1588 tot 1627.
Het is uit andere bronnen bekend, dat ook reeds voor de stichting van de Dekema-, Cuyck-en Foeytsveencompagnie in de zuid-oosthoek van Friesland op beperkte schaal turf wordt gewonnen. Niet alleen voor eigen gebruik, maar ook al voor de groeiende behoefte in andere delen van Nederland. Dat zal ongetwijfeld ook het geval zijn geweest in of rond Schoteruitburen. Die gedachte heeft historicus Peter Karstkarel stellig de uitspraak in de mond gelegd, dat de ouderdom van de voorloper van Oenemastate wel eens gesteld zou kunnen worden op rond 1530 op basis van bouwkundige kenmerken. Hij suggereert bij die lezing, dat onderzoek van de funderingen van het pand wel eens waardevolle gegevens zouden kunnen opleveren. Onderzoeker drs. G. van Koeveringe komt in zijn proefschrift ‘De Heren en hun Veen’ niet verder dan dat het huis de Moerborch ‘het hooggebouwde huis’ van Dekema is geweest, dat in de jaren zestig van de 16e eeuw wordt vermeld in een brief.
‘Moerborch’ is eerst lange tijd bezit geweest van Dekema. Rond 1571/1572 komt het in handen van de Utrechtse compagniën. In 1586 wordt het overgedragen aan Hendrick van Medemblick. In 1621 wordt als eigenaar genoemd Gerryt van Sickinga, die in 1632 een huis koopt van Jacques Oenema ter plaatse van Voormeer. Oenema krijgt nu ‘Moerborch’ en verkoopt het door aan zijn broer grietman Amelius van Oenema. In 1640 wordt er herbouwd en wijzigt Amelius de naam in ‘Oenemastate’. In 1663 wordt het pand bewoond door het echtpaar Ernst Willem van Haren en Catharina Jacquesdr. van Oenema, die dat jaar de plafondschildering door Matthias van Pelckum laten aanbrengen. In 1708 huwt er een Catharina van Haren Willemsdr. (1687-1771) met Jan Sirtema van Grovestins (1686-1717)
Sindsdien wordt er gesproken van het ‘Grovestinsslot’. De laatste vertegenwoordiger van deze familie Carel Frederic Baron Sirtema van Grovestins, kamerheer in dienst van Zijne Majesteit, verkoopt door bemiddeling van Hendrik Willem Alma, commies ter provinciale griffie van Friesland te Leeuwarden, het ‘Grovestinsslot’ aan jonkheer Daniël Engelen, secretaris van Schoterland. Engelen heeft de koopsom van fl.8000,- tot juli 1832 voorgefinancierd. De notulen van Schoterland maken op 11 juli 1832 melding van de goedkeuring door Provinciale Staten tot de aankoop van Grovestinsslot ten dienste van een grietenijhuis. (SCO 279). Van grietenijhuis wordt het in 1850 gemeentehuis van Schoterland, terwijl in juli 1934 de keuze wordt gemaakt om het ook als gemeentehuis van de nieuwe gemeente Heerenveen in ere te houden. In 1951 wordt door een ruil tussen de gemeente en het rijk Oenemastate rijksgebouw en Crackstate gemeentehuis. Van 1951 tot 1963 heeft het rijk er het kantongerecht faciliteit geboden. In 1963 krijgt het architectenbureau Van Manen en Zwart van de Rijksgebouwendienst opdracht tot verbouw van Oenemastate en in te richten tot kantoor voor de belastingdienst. Op 14 maart 1968 neemt de Inspectie der Belastingen het gebouw daadwerkelijk in gebruik. De eerste paal voor een volkomen nieuw gebouw voor de belastingdienst aan het Stationsplein - op de plaats waar ooit het befaamde hotel Vernimmen heeft gestaan en de bedrijfskledingfabriek van De Zee - wordt geslagen op 25 oktober 1990. Voor Oenemastate breken daarmee minder statige tijden aan. Sinds 1993 is tot drie keer toe de naamgeving van het gebouw onderwerp van nieuwsgaring. Begin oktober 1993 wordt het ‘Stadscafé Oenemastate’ gelanceerd, eind augustus 2002 vinden nieuwe uitbaters dat de state ‘De Heerenkamer’ moet worden genoemd en eind juli 2012 geven weer nieuwe horeca-exploitanten de voorkeur aan grand-café “ ‘t Gerecht”.
2014, juni 22 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 49

Garstenbrug/Compagnonsvaart omstreeks 1930
Oooooh ... wat erg ! Zo’n schitterende foto - Museum Willem van Haren nr. 00283 - met een ontsierende bruinachtige beschadiging. Het lijkt of een slordige pijproker er zijn nog hete pijp op heeft gelegd en met zijn tabaksvingers de foto heeft gestreeld. De focus van de fotograaf heeft omstreeks 1930 duidelijk gelegen op de bomende schipperslieden op deze meer dan forse praam. De roerganger stuurt het vaartuig in de richting van de Garstenbrug. De drie meiden, waarvan de meest linkse een fabelachtig evenwicht demonstreert op het randje van het schip, hebben een meer dan gewone belangstelling voor de fotograaf. De middelste tovert een ontwapenende glimlach op haar gezicht en geniet zichtbaar. Het blijft een raadsel welke personen dit gezelschap vertegenwoordigen en wat het doel is van hun tocht. Zou het een turflading kunnen zijn, die in Heerenveen zijn eindbestemming zal vinden?
Links de schaduwzijde van de vaart met enkele zonnelichtkegels van de onderbroken bebouwing van de Nieuwburen en haar verlengde - na de Nieuwburenbrug - van het Haringspad. De toegang van de wijk naar de gasfabriek - waarover de Nieuwburenbrug ligt - is als inham duidelijk te zien. De brug zelf is een vaste brug - een dubbele barte - met een wit houten leuning aan weerszijden. Deze wordt pas door een forse klapbrug vervangen in 1937, tegelijk met die over de Kempenaerswijk in het Breedpad. (Gemeentelijk dossier 332-3). Rechts is alleen nog even een stukje walbeschoeiing van de Heideburen te zien en een fragment van het hoekpand met de Nieuwstraat.
Met de wetenschap van de gezinskaart - die we hebben geraadpleegd - is Abe Bosma, barbier, voor de exploitatie van het kappersbedrijf in dit pand gekomen op 23 april 1925. Het adres is dan Heerenveen huisno. 91. Abe Bosma vertrekt per 15 december 1928 naar Amsterdam. Zijn barbiersknecht van dat ogenblik is Aize Bouma, afk. van Terwispel, die hem sinds mei 1928 assisteert. Deze neemt het bedrijf over en is al in augustus 1928 gehuwd met Pietje van Seijen uit Oudeschoot. Met de gegevens van de woningkaart kunnen we in ieder geval aangeven, dat er in 1932 in opdracht van Aize Bouma een forse verbouwing heeft plaatsgevonden. Als deze achter de rug is wordt de bouwvergunning nr. 2439 gearchiveerd met de termen: op kad. perceel A-1006 is verbouwd een gebouw met twee woningen annex kapperszaak; aanvraag 10-5-1932; vergund 2-6-1932. In november 1932 verhuist Aize Bouma van Nieuwstraat 2 naar Heideburen 1.
De panden van het meest oostelijke stukje van de Lindegracht ligt deze dag in de volle morgenzon van een februaridag. Het zicht op die gevels wordt immers nog niet bemoeilijkt door de bladerkroon van de bomen langs de Kolk. Of moeten we denken aan een late, lagere herfstzon, gezien de restanten blad die nog aan die bomen zitten?
Het rijtje huizen aan de Lindegracht (van Nieuwstraat tot Vermaningsteeg) bestaat uit vijf panden, die in die jaren en ook eerder al een redelijk grote bekendheid hebben gehad. Het hoekhuis aan de Nieuwstraat met een afgeknotte klokgevel en afgewolfd zadeldak is dan fotografiewinkel en atelier van de bekende fotograaf Christiaan Weijer, die het in 1919 koopt van zijn illustere leermeester en voorganger Henri Paul Emile de la Roche Busé. Deze gaat na 18 jaar Lindegracht, Heerenveen, in augustus 1919 naar Apeldoorn. Twee generaties Weijer - na Christiaan (1894) ook Philippus (1920) - hebben er talloze glasplaten belicht, portretten gemaakt, zitten retoucheren en een uitstekende reputatie opgebouwd.
Aan de datering van deze foto zullen we iets moeten bijsturen. Wanneer we de gegevens van bouwvergunningnr. 1763 van Heerenveen-Schoterland vermelden van dat hoekpand, t.w. Heerenveen, kad. A-1389, oprichting bovenwoning, vergunning toegestaan 22 dec. 1927, dan moet ‘circa 1930’-datering op basis van die verbouw worden vervangen: ‘vóór 1927’. We weten, dat immers al sinds 7 december 1988 als Dick Bunskoeke in de rubriek ‘Ut it Feanster printeboek’ in de Koerier een latere foto van dit streekje huizen in een frontale opname bespreekt. Wanneer je in 2012 met ‘geloken’ ogen de gevel vagelijk op je netvlies weet te projecteren, moet je toegeven dat de grote vorm van het pand nog wel overeenkomt met die uit de zestiger jaren. ....Café ‘t Kannet, oars as oars ... met een overtuigende ‘Amstel Bier’-reclame heeft de ‘Cine KODAK film’ van de gevel verdrongen.
Het westelijk daarvan staande pand - Lindegracht 55 - heeft een eenvoudig voorkomen met als frontgevelindeling van de begane grond twee grote ramen weerszijden de deur. De bovenverdieping onder schuin dak heeft slechts één raam. De kadastrale grootte bedraagt 1.08 are en is daarmee de kleinste van dit streekje. De eigenaar blijkt sinds het kadastrale dienstjaar 1895 de koopman Jacobus Johannes van der Werf en later diens zoon Johannes, kandidaat notaris, te zijn. Rond 1930 kan het de borstelmaker G. Dijkstra zijn geweest (adresboek 1927) of groentenkoopman Geert de With (adresboek 1934), die hun nering daarin uitoefenen. Gezien de duur van de huurperiode lijkt de With de huursom steeds te hebben kunnen opbrengen. Hij verhuist op 12 mei 1940 naar de Vermaningsteeg nr. 12. Het pand wordt als woning ‘onbewoonbaar verklaard’, maar het blijft wel als winkel functioneren.
Bij Lindegracht 53, vóór 1931, nr. 81 weten we dat confiseur-banketbakker Franke Koksma in 1903 de ovens én het pand heeft overgenomen en in 1922 zelfs in het adresboek laat opnemen, dat één van zijn specialiteiten ‘Friesche Kruidkoek’ is. Het pand heeft in die tijd zeer fraai gevormde raamkozijnen en straalt een zekere voornaamheid uit. In 1930 is het groot feest in het gezin Koksma, want oudste zoon Jurjen Ferdinand studeert cum laude af bij de faculteit Wiskunde in Groningen en ontvangt zijn doctorstitel op zijn proefschrift over het onderwerp “Stelsels diophantische vergelijkingen”, behorend tot de analytische getaltheorie. Op zeer jonge leeftijd is hij reeds professor in de wiskunde aan de V.U. van Amsterdam. Pas in 1934 beeindigt F. Koksma zijn carriére om plaats te maken voor banketbakker M. de Vries.
Met Lindegracht 51 belanden we bij een ‘heerenhuizinge’, die vanaf 1880 in eigendom is geweest bij vertegenwoordigers van de duitse kooplieden (‘lapkepoepen’) Tepe en Norman. Egon Norman, koopman en tailleur, verkoopt het in het kadastrale dienstjaar 1920 aan Franciscus Gerardus Johannes Rientjes. Deze koopman uit Epe woont er eerst eventjes zelf en verhuurt het dan vanaf november 1925 aan Arend Piek, die caféhouder wordt genoemd. Deze zoekt de publiciteit met zijn Melksalon-Restaurant “De Klok” in een programmaboekje van een korenfestijn in Oranjewoud op 8 juli 1926. Hij heeft kennelijk iets met de zingerij én it Frysk, want in het Nieuwsblad van Friesland van 2 augustus 1929 wordt in een ‘Rectificatie’ over de Winkelfeesten te Heerenveen gemeld: “...Ter verbetering van ons verslag over het zangersfeest deelen we nog mee, dat de medaille voor de zuiverste uitspraak van het Friesch, was beschikbaar gesteld door den heer A. Piek, melksalon “De Klok” te Heerenveen...” Zijn opvolger S.J. Wieringsma krijgt per 22 oktober 1931 de kans om de exploitatie van “De Klok” voort te zetten.
Diens loopbaan in de horeca op dit adres Lindegracht 51 duurt zeker niet langer dan 4 november 1935. Dat is namelijk de datum dat eigenaar F.J.G. Rientjes zelf het caféhouderschap gaat uitoefenen, en dit combineert met de faciliteiten voor kamerverhuur. Zo verschaft hij in 1938 onderdak aan mej. A.G. Kuks, lerares aan de Huishoudschool, en aan zekere M. van der Loos, zonder beroep. 1 april 1948 vertrekt Rientjes, na eerst het pand te hebben verkocht aan steenhouwer Eijgelaar. Deze laat er zijn bedrijfsleider G.H. Bakker in wonen, en verhuurt tevens ruimte aan twee andere personen.
In onze beleving zitten de dames A. en T. de Jong al eeuwen op de hoek van de Vermaningsteeg, maar dat is puur gevoelsmatig. Het is meer dan een halve eeuw, want 60 jaar is niettemin een verschrikkelijk lange tijd. We begrijpen die misvatting ook wel een beetje als we de woningkaarten van Vermaningsteeg 2 en 4 erbij pakken. Op nr. 4 zijn het drietal zusters Aleida, Trijntje en Minke de Jong begonnen in de kledingbranche per 12 mei 1941.
Ruime tijd daarvoor is het de familie A. Beeltje, die met chocolade, suikerwerken, fruit, etc. een bestaan probeert te vinden op het adres Lindegracht 49. Noem hen maar winkeliers in het karakteristieke pand met de kapel. Het adresboek 1927 noemt hen al en het adresboek van 1949 meldt de wed. A. Beeltje-Bandringa voor de laatste keer. De woningkaart laat haar per 22 maart 1951 het pand ontruimen. Dat is ook ongeveer het tijdstip, dat de dames A & T. de Jong van het adres in de Vermaningsteeg doorschuiven naar de Lindegracht. Niet zozeer om er te wonen, maar wel om er hun dameskleding te presenteren, met o.a. hoeden en bont. De specialiteit ‘grote maten’ zijn er vermoedelijk later bij gekomen.
2013, maart 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 53
Francijntje de Boersingel 1966
Deze opname - in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren 01490 - is gedateerd op het jaartal 1960. Dat kan niet kloppen, want als we de luchtfotomap “Oud Heerenveen vanuit de lucht” erbij pakken en opname nr. 62861 van Aerocarta uit 1963 bekijken is er vanaf het Kempenaersplein tot aan de Van Dapperenstraat alléén nog maar sprake van het tracé van de straat evenwijdig aan de Kempenaerssingel.
Met de totstandkoming van de weg door de tunnel naar de Greiden en de bouw van de Kempenaerstate aan de zuidkant daarvan wordt het voor de verkeersveiligheid wijs geacht de Kempenaerssingel nog slechts voor wandelaars en fietsers een aansluiting te geven op de Koornbeursweg. Autoverkeer dient de kleine rotonde te kiezen vanuit de Sieger van der Laanstraat. Aan de andere kant van de voormalige Kempenaerswijk wordt volgens het Straatnamenboek - te beginnen bij de Van Dapperenstraat tot aan het Kempenaersplein - in 1958 aangelegd de ‘Francijntje de Boersingel’.
Het formaat van deze foto is 12 bij 18 cm. Aan de begroeiing is te zien dat er sprake is van ‘jong groen’ aan de oever van de voormalige Kempenaerswijk. Opdrachtgever voor de bouw van deze 32 galerijwoningen is de Bouwvereniging Heerenveen, die daarvoor het bureau van architect Romke de Vries inschakelt. Daarmee is al enige ervaring opgedaan voor een eerder project van deze architect op een terrein tussen de Kempenaerssingel en de spoorbaan uit 1955.
Opnieuw vinden we in de gegevens een enorme tegenstrijdigheid, wanneer we op het gemeentearchief naar de Bouwvergunning van dit project van de Woningbouwvereniging “Heerenveen” vragen. Uit het dossiernummer 148-63 (staat voor dossier 148 uit 1963) lezen we dat er sprake is van de bouw van 47 woningen op het kadastrale perceel A-4098 (deels). Deze worden gerealiseerd aan de Van Dapperenstraat 1 tot en met 7; aan de Surinamesingel 7 tot en met 23 en aan de Fr. de Boersingel 1 tot en met 20. Als gemachtigde wordt genoemd Architectenbureau Groenewoud en Sipma en de vergunning is gedateerd op 29 april 1963. Dat zou kunnen worden opgevat als ‘handelende voor de eerder genoemde Romke de Vries’, hoewel die relatie in dit dossier helemaal niet wordt genoemd. Kennelijk is er toch wat bijzonders met het project aan de hand, want op 19 juli 1963 schrijft de Directeur Gemeentewerken aan B. en W. van Heerenveen dat het onderhavige bouwplan in strijd is met het ‘vigerende plan van uitbreiding’ in onderdelen - gedeelte ten zuiden van de Kempenaerswijk op basis van de woningwet art. 6 lid 2 sub a - geweigerd zou moeten worden. Maar ....er is een herzieningsvoorstel in voorbereiding, die al ter inzage heeft gelegen. Die is inmiddels bij Raadsbesluit van 22 april 1963 vastgesteld. Het wachten is nu op goedkeuring van Ged. Staten. Directeur Gemeentewerken zou het niet onverstandig vinden om een verzoek in te dienen bij G.S. op grond van art. 20 van de wederopbouwwet om vergunning te krijgen. Omdat de gemeente van alle omliggende percelen ook eigenaar is zal een verklaring van geen bezwaar niet nodig zijn. Het bouwplan voldoet aan de ontwerp-bebouwingsvoorschriften. In de marge staat nog, dat op 31 juli vanuit de provincie wordt meegedeeld dat op 6 of 13 juli het plan wordt behandeld in G.S. met een goede prognose voor goedkeuring. Op de uiteindelijke bouwtekening van het ontwerp staat een datumstempel van B. en W. van 9 september 1963.
Bij het raadplegen van de woningkaarten van de verschillende huisnummers van de Francijntje de Boersingel komen we vervolgens tot de ontdekking, dat de bouw toch wel erg lang heeft geduurd. De eerste bewoners trekken er in februari 1965 in en de laatsten krijgen de sleutel pas in mei 1965. Dit heeft tot gevolg dat pas in het Adresboek van 1966 voor het eerst de namen van de bewoners zijn te vinden. Er zijn daarvoor 20 huisnummers uitgereikt overeenkomstig de planning. Een steekproefje van 7 beroepsbeoefenaren geeft ongeveer aan tot welke welstandsklasse de bewoners mogen worden gerekend: administrateur, kantoorbediende, vertegenwoordiger, chauffeur, kantoorbediende, automonteur, gasfitter.
De raad besluit op 17 maart 1958 twee zeer bekend geworden Heerenveense vrouwen te eren met een straatnaam. Dat was niet eerder gebeurd, met uitzondering van de leden van de Koninklijke familie. Naast de filantropische Caroline Anna Agatha Albertina Baronesse de Vos van Steenwijk, grondlegster en beheerster van Heerenveens eerste particuliere ziekenhuisje aan de Verlengde Dracht, wordt ook Francijntje de Boer, de huishoudster van de heer Siebe Tuymelaar en opvoedster van diens kinderen, met de twee in elkaars verlengde liggende straatgedeelten aan de westkant van de Kempenaerssingel, eer bewezen. De laatstgenoemde niet zozeer om haar huishoudelijke vaardigheden, maar omdat zij bekendheid heeft gekregen door haar poëtische pennevruchten. Deze hebben landelijke bekendheid gekregen door hun eenvoudige, braaf en sentimenteel-religieuse strekking. Zij is dan ook bekend geworden als ‘dienstmaagd-dichteres’.

‘Fransina’ is geboren in Harlingen op 18 oktober 1784 als dochter van Martin de Boer, muziekmeester en schrijver van ‘s Lands Werf, en Catharina Rebecca Kramer. Als 15 jarige verlaat zij de ouderlijke woning en wordt dienstbode. In één van de doopacten staat dat vader ‘voorzanger‘ is in de grote vermaning. Alle dopen van haar broers en zusters zijn geregistreerd in het DTBL no. 344 van de Evangelisch Lutherse gemeente van Harlingen. Helaas overlijden er een aantal kinderen op jonge leeftijd. Na de dood van haar moeder (1807) en haar vader (1810) wordt het gezin ontbonden en krijgt Francijntje een betrekking bij de de heer Wybo Tuinhout, secretaris in Baarderadeel. Trouw is één van haar kenmerken, want als Tuinhout in Sneek een andere functie krijgt, gaat Francijntje mee. Hoe lang ze bij Tuinhout in dienst is geweest, is niet bekend. We weten alleen dat deze in 1819 is overleden te Workum, waar hij het laatst als vrederechter heeft gediend. Vermoedelijk heeft haar carrière een andere wending genomen, tot zij in 1828 de huishouding van Siebe Tuymelaar in Heerenveen gaat bestieren. Diens echtgenote Berber Hendriks Taconis is in Nijehaske overleden op 28 september 1827. Zij wonen dan op Heerenwal no. 1, het eerste huis na het Herenwalsterbrugje. Siebe’s kinderen zijn allemaal nog in de lagere schoolleeftijd of zelfs nog jonger: Hendrik 9, Antje 8, Jeltje 6, Cornelis 3 en Popkje nog maar een half jaar.
Wanneer de familie in 1837 naar het ‘Grote Huys’ aan het Breedpad verhuist, zijn de kinderen tien jaar ouder en merendeels opgevoed door Francijntje. Zij gaat overigens als spil van de familie mee en heeft tevens besloten zich over te laten schrijven naar de Doopsgezinde Gemeente Heerenveen (DTBL 610). Haar attestatie is afkomstig van Leeuwarden, d.d. 25 september 1837. Ook nu blijft haar trouw de leidraad in haar leven. Zij zit aan het sterfbed van Siebe Tuymelaar op 5 mei 1848 in het ‘Groote Huys’, behoudt haar kamer als diens zoon Cornelis Tjepko er gaat wonen en blaast haar laatste adem uit in dit huis met nummer 267 op 7 maart 1852. Haar eenvoud wordt nog eens benadrukt met de tekstkeuze op een klein marmeren grafsteentje op de nieuwe centrumbegraafplaats van Heerenveen met alleen haar naam: ‘Francijntje de Boer’. Dat steentje wordt sinds de ruiming in 1973 gekoesterd in het Museum Willem van Haren.
Tenslotte nog weer even terug naar de foto van haar singel, die dus pas op z’n vroegst kan zijn gemaakt in 1966.
In de verte steekt de ontwiekte en van de kap ontdane romp van Siebenga’s molen juist boven de bebouwing uit. Met de daar omheen staande panden hebben we aanzienlijk meer moeite om ze correct te duiden. Jammer genoeg laten de luchtopnamen ons daarbij grandioos in de steek.
2013, april 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 101

Foto met talloze geheimen en vraagtekens
Als wij het viertal steekwoorden achter op deze foto uit het fotoarchief van het Museum Willem van Haren blindelings voor de enige echte waarheid aannemen, komen we althans voorlopig tot de conclusie dat alleen het archiefnummer 01869 en het woord ‘brug’ correct zijn. Met de twee andere ‘Heerenveen’ en de ‘Heerensloot’ begint het meteen al hier en daar te jeuken en te schuren. De in tweede instantie door een andere fotobeschrijver toegevoegde toelichting lijkt de bovenstaande informatie te ondersteunen wanneer we lezen: “Telefoto Stationsbrug richting Schans; links de Heerenwal en rechts de Fok, jaren ’50.” Met deze toevoegingen zou - oppervlakkig geoordeeld - het ‘unheimische’ gevoel van ‘klopt dat wel’ moeten wegebben. Maar verre van dat ! Allereerst is daar al de eerste missende schakel naar waarheidsvinding: wie is de professionele fotograaf, die deze zwart-wit telefoto op het formaat van 23.8 bij 17.7 cm schenkt aan oudheidkamer of museum ? Geen enkele hint naar een maker ! Mogen we of moeten we bij deze fotografische techniek veronderstellen dat de positie van de camera en de man die het bedient in dit speciale geval zich heeft bevonden op het Breedpad ? Is het niet zo, dat bij een telefoto de ogen worden bedrogen; de scherptedieptewerking een totaal andere wordt ? Wat in werkelijkheid verweg is, lijkt zich stukken dichterbij te bevinden. Kijken we nu eens naar de ‘feiten van dit beeld’ - rekening houdend met de verdichting van de objecten en aannemend dat rechts de wal van de Fok met bomenbegroeiing zich laat zien met daaronder de langs de wal groeiend rietkraag, dan mag de conclusie toch zijn: hartje zomer ! Het brughoofd van de Stationsbrug aan de Fokzijde, welke de visuele vernauwing voor de doorvaart accentueert lijkt mogelijk. Overigens versterkt de man in licht overhemd met opgerolde of korte mouw de indruk, dat het inderdaad zomers weer is. Vraag is nu nog wel: mogen we van de fragmentarische paal - die tussen de bomen staat en waarvan de weerschijn in het donkere deel van het water weerspiegelt - aannemen, dat het zo’n hoge lantaarnpaal is ? Zo eentje als er ook aan de Heerenwalkant van het bruggenhoofd wel gedetailleerd zichtbaar is ? Klopt de datering van dit soort materiaal dan wel met de jaren vijftig ? Voor het zichtbare vaste stuk hek aan de kant van de Heerenwal lijkt de detaillering volledig overeen te stemmen met een eerder in deze rubriek geplaatste foto van de ‘Stationsbrug naar Fok en Woltmanstraat 1975’ van de HIP-Time Magazine 92. De omhooggedraaide brug, die aan de Heerenwalzijde zijn draaipunt heeft (zoals de Stationsbrug uit de eerder genoemde foto ook vertoont) gunt ons een blik op een lange rij van zomers botenvertier: motorjachten. Het suggereert een gebeurtenis met een vorm van ‘vlootschouw’. Er lijkt eveneens sprake te zijn van tamelijk een beperkt aantal hoge masten, mogelijk van een of meer skûtsjes (?). In een poging wat meer greep op zo’n gebeurtenis te krijgen proberen we via www.delpher.nl met de steekwoorden ‘vlootschouw’ en ‘parade’ berichten te genereren, die zoiets linken aan de plaatsnaam ‘Heerenveen’. Tot onze vreugde springt er een gebeurtenis, beschreven in de Leeuwarder Courant van 6 juni 1964, boven uit. Daarin wordt verhaald over de opening van de Jachthaven aan de Leeuwarderstraatweg van de Heerenveense watersportvereniging “Nannewijd”. Die zaterdag heeft het Heerenveenster skûtsje met de kampioenswimpel in top en het Heerenveens Muziekkorps aan boord de rij van gepavoiseerde schepen geopend, gadegeslagen door veel belangstellenden aan beide oevers van de Heerensloot. Wanneer we dat even tot ons door laten dringen, dan zou een optie voor de juistheid van deze foto zijn, dat de fotograaf achterop het skûtsje zijn telefoto heef geschoten van de op gepaste afstand varende botenfile. De grote aantallen belangstellenden vallen op dit deel van de zichtbare oevergedeelten overigens best mee. Bij én op de brug is daarvan het meeste te genieten. Van de beeldbepalende objecten moeten we melding maken om dichter bij onze eindconclusie te kunnen komen. Dat is het brugwachtershokje van - heel in de verte - de Schansterbrug. Deze is gebouwd aan de Fokzijde van de brug en lijkt op de foto samengesmolten met een motorboot en geeft daarmee de suggestie een stuurhut te zijn. Nauwelijks waarneembaar met een normale vergroting van het beeld zien we de brugopbouw van de ophaalbrug met de hameipoort en de balans. Links en rechts daarvan rijzen daarbovenuit hoge gevels. Die van het brugwachtershuis (met de gedenksteen in de oostelijke muur) uit 1888 toen de Provincie Friesland de brug hebben overgenomen van de Decama-Cuyck en Foeijtsveencompagnie en deze hebben vernieuwd. Rechts het dakprofiel van garage Vriesema (?) Het brugwachtershok van de Stationsbrug vertoont inderdaad dezelfde kenmerken als op andere foto’s van dat hokje. Donker in de verf - een sterke donkergroen lakverf waarschijnlijk - met een enigszins oplichtende dakplaat. Deze is in 1952 onderwerp geweest van een incident toen chauffeur Roelof van der Wal van de firma J. Jager aan de B.F.-weg er een keer met een ongelukkige manoeuvre tegenaan reed en de zaak ontzette. (G.A.Heerenveen, dossier 310-2)
Verder is een opvallend detail de achterzijde van een vrachtauto links van en boven het hokje zichtbaar met een gesloten achterkant, waarop niettemin gedeelten van tekst zijn waar te nemen. Wij zien ‘Grooth ..... (en veronderstellen: Grooth(andel)’ en daaronder ‘Heerenw.. (en vullen aan tot Heerenw(al)’. Het meest informatief zal de naam van het bedrijf zijn, waarvan een heel klein beetje bovenin is te zien. In dat geval gokken we op ‘Walma’ en doelen daarbij op de ‘groothandel in aardappelen’ van M. Walma, die de woning net voorbij het hoekhuis van de Stationsstraat met de 2e Heerenwal, dus het tweede pand: Heerenwal 74, bewoont. In de adresboeken van 1949, 1954 en 1960 staat hij daar namelijk als zodanig ingeschreven. Na heel veel foto’s te hebben bekeken - maar aanvankelijk natuurlijk de verkeerde exemplaren - wordt opnieuw een stukje twijfel weggenomen. Die eerste boom links op de foto vóór de brug met daarna minstens drie geparkeerde automobielen alvorens bij het hokje van de brugwachter te komen zorgt eerst voor opperste verwarring. Een zo’n rijk belommerde boom op die plaats op de Heerenwal ? Is dat zó geweest ? Inderdaad; het boekje over de Heerenwal ‘Bruggen en gekromde ruggen’ op bladzijde 93 levert ons daarvoor een overtuigend bewijs. Weliswaar staat de boom in het winterseizoen niet in het blad, maar het formaat is voldoende overtuigend. Nog twee andere prentbriefkaarten ondersteunen dat beeld in een eerdere periode. Ook voor de bomengroei verder op de tweede Heerenwal - zelfs al zijn het maar enkele op die resterende 1000 meter lijken door de telefoto praktisch naast elkaar te staan. Tenslotte is er nog een waardevol detail te zien vlak boven de meest links geparkeerde auto. Daar staat een persoon in een ietwat vreemde houding. Het lijkt erop, dat hij bezig is een wegafscheiding te verplaatsen. Wanneer we dat goed interpreteren is dat dus in de Stationsstraat.
Bovenstaande details van een prentbriefkaart uit de collectie Goldhoorn (in bezit van de gemeente Heerenveen) en een prentbriefkaart van het museum met de bladerloze boom (in winterse outfit), dienen ter ondersteuning van de bewijsvoering voor de goede locatie. Bovendien geven ze allebei ook nog een verdwenen stukje straatmeubilair te zien uit de periode voordat het brugwachtershok dienst ging doen. Het is een zuil (zie kadertjes) met ogenschijnlijk een ingebouwde klok en enkele reclame-uitingen: een service voor het reizende publiek ??? We hebben een dergelijk object wel eens gezien op enkele prentbriefkaarten van het Breedpad (1931), maar van de Heerenwal is ons dat nooit opgevallen. Tenslotte moeten we toegeven dat we op twee belangrijke punten, waartoe deze prachtige telefoto toe uitnodigt, beslist niet de kennis hebben om daarvoor een oplossing te bieden. Allereerst is dat de ontbrekende nautische kennis van de typen boten en jachten, die bij deze gebeurtenis de Heerensloot tot een bezienswaardigheid maken. Onze hoop is daarom gericht op lezers, die dat manco voor ons durven aan te pakken. Hetzelfde geldt ook voor de op de afbeelding voorkomende auto’s. Daarvan zouden merken en typen ons dichter kunnen brengen bij een betere datering. Mocht U zich uitgedaagd voelen om daar in de openbaarheid iets aan te willen bijdragen dan bent U van harte welkom een reactie te geven ! Afsluitend mag U constateren, dat onze oorspronkelijke scepsis over deze foto toch wel enigszins, maar nog niet volledig is bijgesteld. Dat de oorspronkelijke fotograaf ooit nog bekend mag worden ! Hij verdient tenslotte alle hulde.
Inhoudelijke aanvulling:
Met de reactie van Facebook-lezer Johan Lukkes zijn we verguld. Hij stelt, dat de eerste auto links op de foto een Opel Ascona is. Dat type is voor het eerst in 1970 op de markt gekomen. Lukkes wordt daarin gesteund door het Opel-item van Wikipedia, die ons laat weten dat op 28 oktober 1970 de Opel Ascona is gepresenteerd.
Een tweede inhoudelijke bijdrage levert werkgroeplid Jan Prins op de vraag “Waar stond de fotograaf?”. Hij doet een greep in de leerstof van het vak ‘goniometrie’ uit zijn HBS-tijd. Hij bepaalt met Google Maps de breedte van de Heerensloot bij de Stationsbrug (volksmond: Engelsma’s-brug) en de afstand tussen de gebouwen bij de Schansterbrug: beide ongeveer 10 meter. Ook bepaalt hij de afstand van de Stationsbrug tot de Schansterbrug: 670 meter, en de afstand Breedpad tot de Stationsbrug 413 meter. Door het gebruik van een bepaalde verhoudingsformule - die uw HIP-schrijver niet kan volgen - komt hij tot een positie van de camera tot de Stationsbrug van 123 meter. Daarbij stelt hij vast dat de camera zich bevindt in de as - dus het midden van de Heerensloot - ter hoogte van ongeveer Heerenwal no. 53. In werkelijkheid zou dat beter nr. 50 kunnen zijn: thans de praktijk voor podotherapie van M.E. Verheij.
Tenslotte: de gebeurtenis dient dus te worden gesitueerd ná 1970, waarmee het Jachthavenverhaal van 1964 kan worden verlaten. Een nieuwe optie zou dan kunnen zijn een relatie met de nieuwe jachthaven ‘De Welle’ aan het Heerenveense Kanaal, welke op 23 april 1979 feestelijk in gebruik wordt genomen. Bij het gure weer van die dag een zeer onwaarschijnlijke link met de prachtige vlootschouw op de telefoto. Blijft de vraag: welke gebeurtenis is vastgelegd ?
Eind 1972 wordt de superbrede en fonkelnieuw te bouwen ‘trambaanbrug’ aanbesteed.
2015, 8 februari - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 15

Fok / Heerenwal omstreeks 1902
Vreemd .....!, je verwacht op dit beeld van Fok-Heerensloot-Heerenwal een prentbriefkaart-tekst. Dat is echter niet het geval bij deze Museum Willem van Haren-foto nr. 169. Toch vinden we deze compositie voor 99 procent terug in het fotoboek van Henk Kapma, uitgegeven bij Technipress in 1984. In “Heerenveen. Veranderend Gezicht 1900-1984” op de pagina Heerenveen - Fok-Heerenwal staat helaas in het bijschrift een essentieel foutje met de tekst: “De Heerensloot met de 2de Fok en de 2de Heerenwal .....”. In het vervolg van deze beschrijving zal dat wel blijken. Dat ene procent verschil zit ‘m in het weggeretoucheerde ‘neuspeuterende’ jochie, die zich - op het allerlaatste ogenblik - bijzonder opvallend in het beeld heeft gemanoevreerd. Tegelijk is daarmee ook een half huis van de eerste Heerenwal verdwenen.
Als we ons wat nader buigen over de datering van die geretoucheerde kaart blijkt het museum Willem van Haren ons zelfs vijf exemplaren voor te kunnen leggen. Het gaat deze keer om de informatie aan de ongedeelde adreszijde van deze kaarten. Dat wijst op een drukgang van vóór 1905. Het gebruik van een 1-cents rode staalgravure postzegel met kamtanding zonder watermerk is pas mogelijk vanaf 1899. Die twee feiten én de op drie kaarten voorkomende datumstempels resp. 19 mei 03; 10 jul 03; 29 apr. 04 doen ons spreken van een prentbriefkaart van ca. 1902.
Illustratief aan deze opname is het verloop van de tramrails. Komend vanaf de Stationsstraat over de Stationsbrug maken de rails een wijde bocht, zelfs tot over de as van de weg, om na een vijftigtal meters weer keurig evenwijdig met de bomenrij langs de Heerensloot te lopen. Dat tracé is een uiterst gevaarlijke gebleken. In 1893 levert een ontsporing uitsluitend materiële schade op en moet het fanfarecorps ‘De Woudklank’ haar concert in Olterterp ten gevolge van dit ongeval missen. (Nieuw Advertentieblad)
Ernstiger is het fatale ongeluk, wat een meisje overkomt op 3 februari 1902. De matige snelheid bij de Hoofdbrug verleidt twee meisjes op de treeplank van de eerste wagen te gaan zitten. Vlakbij de basculebrug op de Fok stopt de tram een ogenblik. Wanneer ze - waarschijnlijk - met een schok weer optrekt, raakt het meisje onder de wielen. De 9 jarige Harmke v.d. V. is niet meer te redden ondanks de hulp van een nabijwonende arts. De volgende dag wordt nog een lijkschouwing gehouden in de gemeentelijke ziekenbarak. (Tresoar geeft als naam Harmke van der Veen, geb. 9 april 1893 Heerenveen (S.) en overl. 3 febr. 1902 Nijehaske (Hask.))
Beide kanten van de Heerensloot beziend mogen we rustig stellen, dat het er nog behoorlijk ‘vlecke’-achtig uitziet. De echte hoogbouw (tweeverdiepingen hoge heerenhuizen) vallen nog nauwelijks waar te nemen met uitzondering van het halve huis rechts op de foto aan de eerste Heerenwal. Dat pand kad. gemeente Nijehaske A-1583 (sinds 1832) is in dat jaar het huis van de schipper Harmen Anskes de Bruin. In de loop van bijna een eeuw zullen er meerdere families in hebben gewoond met verschillende beroepen en ongetwijfeld onder verschillende huisnummers. Daarvoor zal nog intensief onderzoek nodig zijn in de bewonings-en bevolkingsarchieven van Scharsterland (eerder Haskerland). Uit het eerste “Adresboek voor Heerenveen, ‘t Meer, Nijehaske en Terband” uit 1922, bewerkt naar de Bevolkingsregisters van Aengwirden, Haskerland en Schoterland door de Firma A. Binnert Overdiep, pikken we de naam van Th. Bakker, die in zijn ambachtelijke jaren de bakkerij bemant op de hoek van de Stationsstraat (het huis met de ronde deur) en is de eerste voorzitter geweest van de Centrale Bakkerij (opgericht 1920). Deze is inmiddels ‘zonder beroep’ op de Heerenwal wijk A., no. 91. Dat ‘winkeltje’ wordt later de ‘kleine Pasveer‘ genoemd, waaraan Jan de Jong in het boekje over de Heerenwal een leuke anecdote wijdt. Na de Heerenveen-één-operatie wordt het no. 91 hernummerd tot no. 72. In het straatbeeld is het - gezien vanaf de Stationsstraat - het zuidelijk daarvan staande derde pand. W. Pasveer moet er in die jaren als letterzetter bij de Hepkemakrant de crisisjaren door zien te komen. In het adresboek 1922 afficheert hij zich als een ‘concurreerend, solied en vertrouwd adres in Wijnen, Tabak en Sigaren, enz. enz.”.
Het ‘halve’ huis - de voormalige leertouwerij - behoort - volgens een brief uit 1997 van Reina Pieters Kniphorst (getrouwd met Rienk Post) uit Väernskog in Zweden - tot de ‘grote Pasveer’. De ‘grote’ J.H. Pasveer exploiteert in dit pand nr. 88 (later in 1934 nr. 69a), samen met nr. 89, in 1934 nr. 79) het “Huis voor Luxe Geschenken” ofwel ‘De Goedkoope Bazar” (Adresboek 1934). Eerder komt die ‘geuzen-slogan‘ voor de middenstander voor op de gevel van nr. 67, maar in het bovenlicht van de winkeldeur staat daar de naam “A.v.d.Veen & Zoon”.
Ten noorden van het pand nr. 67 staat het pand (met dakkapel) op no. 69, waar mej. Margaretha Johanna Kniphorst (1876), roepnaam Jantje, dochter van Hendrik Kniphorst en Janke Wiebes, vanaf 1909 ‘winkelierster’ of ‘kruidenierster’ is geweest, o.a. van De Jong’s Cacao. Zij blijft ongehuwd en overlijdt in 1931 te Leeuwarden. Via de steeg met het pand no. 69a (van J.H. Pasveer) heeft practisch iedere Heerenveense jood achter de huizenrij de ‘badkamer’ bezocht en zijn gebeden gememoriseerd in de (voormalige) synagoge (kad. Nijehaske A-2863).
Aan de overzijde van de Heerensloot - recht tegenover de ‘grote Pasveer’ - bevindt zich ook een breed pand langs de Fok. Ten tijde van de opname van deze foto zijn hoofdbewoners van het pand no. 39 de deurwaarder en administrateur Jannes Wierda en zijn echtgenote Wilhelmina de Jong. Wanneer hij op 10 oktober 1910 overlijdt, heeft het huis - door de gedurige uitbreiding van de Fokbewoning - het nummer 59 gekregen. Zij koopt dan het huis met nr. 61 en zoon Catharinus Johannes Wierda, architect en administrateur, koopt het ouderlijk huis van zijn moeder gekocht. Zij verhuist - nadat ze volgens bouwvergunning 338, gedateerd 24 juni 1913 - dan twee panden zuidelijker in het nieuw herbouwde woonhuis. Op deze foto is de oude situatie nog goed te zien; het zijn de derde en vierde woning. De tweede woning wordt in 1927 pas herbouwd en uitgebreid door ambtenaar ter secretarie Andries van Ek. Eerder woont daar ‘dé’ molenaar van ‘Welgelegen’ Johannes Melis Tjepkema.
Zoals gebruikelijk heeft er ook na de volkstelling van 1920 een vernummering van de woningen plaatsgevonden.
Architect C.J. Wierda krijgt nr. 155; J. Tjepkema, later A. van Ek nr. 156; wed. J. Wierda-de Jong nr. 157. Nog meer naar het zuiden is daar ook nog het huis, waar de fotograaf Steensma in nr. 158 woont en de nrs. 159 en 160 zijn voor de bierbottelarij en woonhuis van Willem van der Vlugt. Vraagt U zich af wat er hedentendage nog van over is ? Wel, naar goed Heerenveens gebruik: afgebroken, gesloopt, geamoveerd, en uiteraard volledige hoogbouw !
Twee opvallende zaken willen we toch ook nog even benoemen. Eerstens zijn dat de drie ‘skûtsjes’ aan de kade van de Heerenwal, die zorgen voor een toepasselijke stoffering van het vaarwater. Het tweede kenmerkende fenomeen van het middengedeelte van de eerste Heerenwal is de rij tuitgeveltjes van wat - in bijna elk vehaal over de Heerenwal - de ‘holderhúskes’ worden genoemd. It Frysk Wurdboek seit it simpel: lytse húskes !
2012, juni 23-wibbo westerdijk-hip-backup

