Historie in beeld
HIP-TIME MAGAZINE 16
Breedpad, Heerenwalsterbrug, Posthuis omstreeks 1910
De kwaliteit van museumfoto 170 blijft zelfs met de beschikbare digitale hulpmiddelen van tegenwoordig zeer mager. Het middelste éénderde deel is aan de donkere kant. Het effect lijkt te worden versterkt door een ogenschijnlijk opkomende onweerslucht. In tegenstelling daarmee laten de foto-einden aan weerszijden een vervaging zien, welke niet te wijten is aan de hoeveelheid licht. Zou dat te maken hebben met de tand des tijds. Ook bij deze foto verraadt de schaduw van de personen een tijdstip midden op de dag: schaduw van zuid naar noord. De plassen op de Breedpadkade zijn de stille getuigen van een buiig begin van de dag.
Een deskundige van dameskleding zal in staat zijn de verschillende stijlen van het vrouwvolk op de foto te benoemen. De twee jeugdiger exemplaren op de voorgrond lijken een geheimpje te delen. De een spreekt achter de hand en de reactie van het meisje met het lachende gezicht met het mandje aan de arm kunnen dat doen vermoeden. De onvermijdelijke slagersknecht met de mand voor op de fiets roept nostalgische gevoelens op over een tijd, dat niet alle tijd nog werd uitgedrukt in geld. Ook de twee andere heren zijn minder van het type: laat de handjes wapperen. De jongste ‘man’ is zo te zien een bijzonder stoere en dankbare leerling van de overige heren. Of hij er op z’n voordeligst op staat, kan onderwerp worden van discussie. Is dat echt een klein, ouds ‘dametje’ in donkere kleding daar op het brugdek? Zij komt nauwelijks boven de brugleuning uit. Zien we links in de benedenhoek van de foto nog een spoortje van het in 1905 aangelegde plantsoentje op het Breedpad ?
De kade van de Heerenwal is - als op vele foto’s van dat gebied - weer rijkelijk gepavoiseerd met masten, waarbij de wimpels een westenwind verraden. De klapbrug of ophaalbrug tussen Breedpad en Heerenwal is zo geconstrueerd, dat het opengaat aan de Breedpadzijde. Hier is nog sprake van een houten opbouw.
Wat ons natuurlijk ook meteen opvalt is dat het onlangs gerestaureerde pand van Kuiper (Heerenwal 4) - ooit de Sociëteit Eensgezindheid - toen nog de originele voordeur en een onbeschadigde voorgevel heeft. Tevens mogen we ons verheugen op een onbelemmerde blik op de veranda van het Posthuis, waaraan in 1923 een einde komt als meelhandel Kuiper de vooruitgang meent te stimuleren met het bouwen van een graanpakhuis met dubbele bovenwoning op het westelijke deel van de begraafplaats van de Ned. Hervormde Kerk. Dat beeld is bijna uit het collectieve geheugen van de Heerenveense bevolking verdwenen door de afbraak van het graanpakhuis in 1973. De kerk is dan al met zeer veel moeite onttakeld en afgevoerd. Bestudering met de loep doet ons nog net de ‘grensleeuw’ waarnemen boven de pet van de stoere knul op klompen. Zullen we er voor de romantische toets stiekem vanuit gaan, dat de oudere heer onze brugwachter is ? Andere dateringskenmerken zijn dun gezaaid, hoewel de fotoregistratie een datering van ca. 1910 aangeeft !
Twee brugwachters kennen we van naam. Uit een verslag van de gezelligheidsvereniging De Vriendenkring (Herenwal en Schans) over een bootttocht op 20 juli 1910 blijkt, dat ‘t Heerenwalsterbrugje wordt bediend door barbier-schoenmaker-brugwachter Willem de Ruiter. Elke doorvarende schipper moet 2 cent wipgeld betalen. Het schijnt dat aan de Heerenwalsterkant op een wit bord met zwarte letters staat: “‘t Is de schippers verboden om zelf te wippen”. Op basis van het adresboek 1922 kennen we ook brugwachter G. Keimpema. Hij combineert zijn brugwachterspost met het ambacht van schoenmaker. Beiden hebben de beschikking gehad over het houten hok op het Breedpad westelijk van de brug. De eigenaren van brug, wal en hok zijn de gebroeders Engelen, die in een correspondentie uit 1890 hun bereidheid tot herstel van de walbeschoeiing laten blijken aan de gemeente Schoterland. Voor zijn woongenot heeft Keimpema in ieder geval de beschikking over dat kenmerkende kleine huisje aan de Veenscheiding, dat eveneens op andere kaarten goed te zien is. Het huis no. 2 (in de 19e eeuw no. 1) is niet in beeld, maar kleermaker (‘Speciaal Maatwerk’) J. Post is in 1922 hoofdbewoner en docent D.H. Poort (rekenen, wiskunde, scheikunde, kosmografie, plant-en dierkunde) is de inwonende, veelzijdige leraar aan de Rijks Dagnormaalschool, de natuurlijke voorloper van de Rijkskweekschool. Gaan we iets verder terug in de tijd, dan blijkt in 1817 koopman Siebe Tuijmelaar het huis te hebben gekocht en hij trekt daar in samen met zijn echtgenote Berber Hendriks Taconis. Berber overlijdt in 1827 en Siebe’s deelt voor zijn vijf kinderen de zorg met de ‘dichtende dienstmaagd’ Francijntje de Boer. De Volkstelling van 1830 geeft in de lijst aan het huis numero 1. Ergens in de veertiger jaren van de 19e eeuw (1848) wordt de bewoning van het huis overgenomen door beginnend ‘medicinae doctor’ Roelof Houwink. Dochter Anna Aleida vertelt het een en ander in een egodocument over de periode, dat zij daar heeft gewoond (1848-1856). In 1856 verhuist de familie namelijk naar het huis aan het Breedpad, waar veearts J. Plet later met zoveel genoegen woont. Anna Aleida trouwt later met ingenieur Robert Hasselt, die betrokken is bij de aanleg van de spoorweg naar Heerenveen (1868). (Johan Frieswijk en Yme Kuiper schrijven in 2007 een boekje: “Sporen naar Empe. Herinneringen aan het familie-en buitenleven van Aleida Houwink en Robert van Hasselt.”)
Het huis (op de foto) achter de brug te zien is mogelijk ooit gedetailleerd vastgelegd op een behangschildering. Als dat is gebeurd, is dat stellig het werk geweest van de in Heerenveen meer dan bekende Durk Piebes Sjollema (1760-1840). Aan hem hebben we verschillende - met name topografisch - interessante schilderijen te danken van het Heerenveen uit het eerste kwart van de 19e eeuw. Op het olieverf op doek “De oude Koemarkt te Heerenveen” van ca. 1810 is hij erin geslaagd de nummers 1 en 2 van de Heerenwal op de achtergrond vorm te geven. Dit schilderij hangt in de maquettezaal van het museum Willem van Haren.
Van het grote pand weten we, dat ‘een aantal gecommitteerden’ op 31 januari 1819 van de gebroeders Auke en Marcus van Terwisga, kooplieden en pottenbakkers, ‘zekere huizinge en schuur’ kopen, het afbreken en er een Heeren-sociëteit laten bouwen. Zij geven het de fraaie naam ‘Sociëteit De Eensgezindheid’, die een belangrijke rol gaat spelen in het culturele leven van de upperclass van Heerenveense notabelen en vooraanstaande burgers.
Haskerlandse achiefstukken zullen ongetwijfeld meer details kunnen onthullen over de geschiedenis van het pand en haar bewoners. Na de eeuwwisseling komen uit de andere bronnen fragmenten van de geschiedenis van het pand op tafel. Zo vinden we in een reisgids met de titel "Een bezoek aan Friesland" door G. Kamerling uit 1916 een paginagrote advertentie van A. Bloembergen & Zonen's Bank, Leeuwarden, met nevenvestigingen te Heerenveen (foto van het pand aan de Heerenwal), Sneek en Drachten. Homme Binksma, later directeur van de Amsterdamsche Bank aan het Breedpad, is begonnen als werknemer bij A. Bloembergen's Bank. Hij signeerde op 21 juli 1915 al een kwitantie van deze bank.
In de Leeuwarder Courant van 1916 staat op 7 november de finale verkoop aangekondigd door notaris van Beijma thoe Kingma van een royaal Heerenhuis met tuin, groot 10.37 are, aan de 1ste Heerenwal. In café Prinsen op het Breedpad hoopt verkoper Jhr. E.J.W. de Beijer het voorlopige bod van 8400 gulden te zien verhogen. Uit een later krantenbericht blijkt het voor 9000 gulden te zijn verkocht. In een artikeltje in het Nieuwsblad van Frieland van 20 mei 1920 wordt aangekondigd, dat door het Rijk is aangekocht het grote huis op de 1e Heerenwal van de heer J. Rozenbeek. Het wordt bestemd voor “Kantoor voor den Arbeidsraad te Heerenveen”. De betreffende journalist onthult vervolgens, dat de koopprijs 28.500 gulden is geweest en voegt daar badinerend nog aan toe, dat het Rijk als koopman zijn sporen nog moet verdienen. Al lang voor de koop is gesloten, staat namelijk al vast dat er een Arbeidsraad zal worden gesticht in Heerenveen. De persoon, die enkele maanden voor de transactie het pand onderhands voor 13.500 gulden heeft gekocht, maakt derhalve een forse winst. De forse kritiek op het beleid van het Rijk lijkt de journalist dan ook gerechtvaardigd.
Wanneer de Raad van Arbeid er zich vestigt, verruilt de socialist Johannes Kolk (geb. 1878) zijn baan als burgemeester van Aengwirden voor directeur van de Raad van Arbeid. Als zijn woonadres in 1922 geldt dan Heerenwal 5. In dat verband is het van belang te weten, dat de indeling van de voorgevel in die tijd tevens aan de brugzijde een extra deur heeft gehad. Boven-en benedenverdieping zijn dus apart bereikbaar geweest: boven wonen, beneden werken. Kolk’s indrukwekkende carriere is in zeer gecomprimeerde vorm te vinden in het Straatnamenboek.
Net als alle gemeenten worstelt ook Haskerland gedurig met de huisnummering. Bij de 1e Heerenwal beginnen de problemen direct al bij de allereerste panden over de Herenwalsterbrug. Wat wij kennen als het ‘Aanloophuis’ met no. 2 is tot 1911 begiftigd geweest met huisnummer 1. Het zgn. ‘lytse húske’, dat daarvan ten zuiden tegen de Veenscheiding en iets vanaf de rooilijn naar het westen is gebouwd ten behoeve van de brugwachter van de Herenwalsterbrug, is volgens de schrijver van het hoofdstuk in het boekje ‘Heerenwal.......’ als een aanbouw ontstaan rond 1888 en omstreeks 1905 vormgegeven als ‘it lytse húske’. Die aanbouw krijgt in systematiek van die tijd het huisnummer 1a. Het ‘oude nummer 2’ wordt daarmee no. 3. Het sociëteitsgebouw dat tot 1911 met no. 3 is gekenmerkt geweest wordt dan no. 5, omdat een veestalling achter de bebouwing het no. 4 krijgt uitgereikt. In het Adresboek 1922 is no. 5 nog overtuigend het huisnummer van de Raad van Arbeid. In het Adresboek 1934 wordt in de paragraaf “Opgave van Officieele Instellingen, Vereenigingen, enz.” op pagina 106 toch nog herhaald het no. 5 voor de Raad van Arbeid, terwijl we weten dat kort na 1 juli 1934 (Heerenveen-één) het pand het nummer 4 wordt toegekend. De naam van G. van der Zwaag als ambtenaar Raad van Arbeid wordt dan genoemd.
De verordening van 1 november 1911 van de gemeente Haskerland over de Huisnummering blijkt een eerdere verordening van 24 januari 1884 te hebben vervangen.
2012, juni 30 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 20
Breedpad vòòr 1900
Deze magnifique foto van het Breedpad getuigt van grote klasse. De inrichters-vormgevers van het Museum Willem van Haren hebben voor de tentoonstelling ter gelegenheid van de tentoonstelling “Verstilde tijd. Heerenveense fotografen in de 19e en 20e eeuw” in 2007 (zie catalogus) deze kwaliteit onderkend en een forse ‘blow-up’ - op canvas laten maken voor het auditorium van het museum. Bij de viering van het 25 jarig bestaan van de Stichting Historie Heerenveenin februari 2012 is dit indrukwekkende landschap opnieuw opgehangen.
De ontvanger van deze geschonken foto heeft namens de Oudheidkamer Heerenveen daarop de datering ‘vóór 1900’ gezet. Het relatief lage inventarisnummer 4358 van de fotocollectie van het museum kan daaraan zijn te danken. De Uitgeverij Heerenveensche Boekhandel v.h. A.L. Land voert vanaf 1901 deze naam, die door de nieuwe directeur Isaäk Sevensma wordt geïntroduceerd. Het is aan hem te danken, dat we dit - bijna zelfde - beeld ook terugvinden op prentbriefkaarten met de ‘ongescheiden’ adreszijde. Eén museumexemplaar heeft een datumstempel van 17 mrt 03 en is gefrankeerd met de bekende 1 cents-opdruk in rood. Op de verzamelingssite van het Frysk Fotoargyf staat een stempeldatum 29 juni 1903. De bewerking door de drukker heeft de vastgelegde historische informatie geen goed gedaan. Van het originele formaat van 15 bij 23 cm is met name aan de rechterkant van de foto 3,4 cm ‘gesneuveld’. Eveneens is de bovenzijde van de foto 2,3 cm gecoupeerd en ten behoeve van de opdruk van de uitgever is aan de onderkant het een en ander verdonkeremaand.
De fotograaf - de belangrijkste photographist uit die jaren - Henri Paul Emile de la Roche Busé heeft zich met zijn camera geïnstalleerd op het terrein van de Ned. Herv. Kerk (zie speciaal de hoek beneden rechts) en z’n focus zo gekozen, dat hij bijna het gehele Breedpad in beeld heeft gekregen. Niet alleen totale afwezigheid van schepen aan de kade (met uitzondering van de kade aan de Veenscheiding), maar ook het in rust zijnde vervoersmaterieel doet een zondagse situatie vermoeden. Of vergissen we ons en is het een geënsceneerde foto ? Zijn de verschillende manspersonen de acteurs in een opgevoerd ‘toneelstuk’ ? Laat de ‘bediende’ in het witte tenue ons geloven, dat het een door de weekse dag is? Zou de patroon van de dienstmeisjes van het ‘Grote Huys’ toestaan, dat de dames goede sier maken op het bordes ? Als de foto is gemaakt vóór 1900 dan zijn de dienstboden de 34 jarige Saakje Weenings en de 26 jarige Tjitske van den Berg en naar hun voorkomen en presentatie te zien resp. de rechtse en linkse dame.
Er is veel te zien op de loskade. Een complete expositie van bedrijfsvervoermiddelen staat uitgestald. Het meest rechts in het beeld staat een vierwielig twee-assig vehikel met een zeer laag zwaartepunt en uitermate kleine, brede wielen. We vermoeden dat daarop zware (boter)tonnen kunnen worden vervoerd, welke met de kleinst mogelijke risico’s dienen te worden verplaatst. Vervolgens staat er een tweewielige, door de asplaatsing kantelbare kar. Aan de ene kant een gebogen stang, die het mogelijk maakt voor een man een trekkende beweging te maken, aan de andere kant een rechte stang om te kunnen duwen en het evenwicht te houden. Je kunt je voorstellen, dat er toch zeker een zestal tonnen (zoals links op de foto) mee kunnen worden verplaatst. Ook hier is het zwaartepunt tamelijk dicht op de straat gelegen: halve karwielhoogte. Het volgende voertuig doet sterk denken aan de overbekende ‘bakkerskar’. De bak boven de assen; het zwaartepunt duidelijk liggend aan de handgreepzijde van de wielen zodat één of twee steunpoten nodig zijn om te voorkomen, dat het vooroverkantelt. Ook de bemiddelde ‘lytsguodsutelder’ met een enorme sortering aan huishoudelijke artikelen gaat op die wijze langs de ‘streek’: ‘Hat de frou ek noch hwet noadich ....’ om vervolgens de lijst van artikelen in zijn negotiekar als een rapper in de oren van de ‘frou’ uit te storten.
De hoogwielige kantelbare kar staat nu in onbeladen ruststand, maar heeft (ogenschijnlijk) een bijzonder fraai vormgegeven smidssteunconstructie. De bomen zijn kort en lijken er op te wijzen, dat deze lasten slechts met minimaal twee personen kunnen worden verplaatst. Recht voor de groep bijelkaar staande personen staat een constructief handig aangepast voertuig, die een aantal functies lijkt te combineren. De lasten (kisten?) laag tussen de wielen (laag zwaartepunt) en bovenop een open bak met een gedeelte overdekt (snijplank?). Het is moeiteloos voor te stellen dat een viskoopman ter plekke zijn handelswaar ontgraat, na deze uit één van de kisten te hebben gegraaid. Staande voor de ‘blow-up’ in het museum lijkt bovenstaande optie twijfelachtig en kan meer worden gedacht aan een hok op wielen voor het vervoer van een ‘levend varken’.
Verscholen en wat betreft vormgeving lastig te onderscheiden lijkt er ook nog een bakfiets te staan met op (flesse?)manden lijkende objecten erop. Het witte kostuum van de begeleider straalt een zekere voorname handelswaar uit.
Tenslotte het meest functionele - en vermoedelijk het vaakst gebruikte - vervoermiddel is de platte houten kruiwagen voor vervoer van turf of bouwmaterialen, maar in dit geval en in deze situatie uitnodigt tot rustplaats. Oh nee .... we vergeten bijna het meest bekende vervoermiddel in zijn meest basale functie ... de kinderwagen: hoog op de wielen, stellig met een opbouw van vlechtwerk, met een reeds zittende peuter en een zorgzame moeder ernaast. En de ‘blow-up’ geeft ons aanleiding te denken, dat de andere moeder een ‘wandelwagen’ aan de hand heeft.
Een typering en/of beschrijving van de panden van het (verlengde) Breedpad laten we hier achterwege. Bij de foto van HIP-Time 14 zijn we daarop immers al ruimschoots ingegaan. Wel merken we op, dat op de kade aan deze kant van het Herenwalsterbrugje hetzelfde type bolders staat en die geplaatst zullen zijn tijdens dezelfde opknapbeurt van begin 1891. De meest linkse lijkt te zijn onthoofd en de rechts daarvan staande is opgenomen in het stilleven van de tonnen.
Maar wat stelt die hoge paal daar op de kade voor? Het antwoord daarop heeft ongetwijfeld te maken met een verzoek van de drukker-uitgever Jacob Hepkema van 6 september 1888 aan B. en W. van Schoterland. Hij vraagt een vergunning tot het plaatsen van een paal nabij de aanlegpaaltjes op de wal recht voor de steeg, die begint tussen de huizen van mevr. de wed. Engelen en de heer de Jong, ten behoeve van een aan te leggen telefoonleiding van zijn woning (destijds aan de Heerenwal no. 10 en kadastraal Nijehaske A-1513) naar de drukkerij. B. en W. van Haskerland hebben op een dergelijk verzoek tot plaatsing van een paal (met keramische isolator) op de Heerenwal reeds vergunning verleend. Van Z.Ex. de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid heeft hij toestemming gekregen tot de aanleg van de electrische leiding. (SCO 589) De drukkerij staat immers tussen de Molenwijk (oostelijk) en de Propstrasingel (westelijk) ter hoogte van en zuidelijk van het verlengde van de Munnikssteeg. Dat is niet de enige paal voor de telefoonleiding, tussen het hok van de brugwachter en de brug staat aan de Breedpad zijde duidelijk zichtbaar een tweede, iets minder hoge, evenals aan de Herenwalzijde het geval is. Andere foto’s laten dat ook duidelijk zien. Bij de verhuizing van het bedrijf in 1904 naar de Stationsstraat is natuurlijk de telefoonpaal verwijderd.
De woonsituatie rond 1888 is meteen ook duidelijk: de weduwe Engelen (Gerbrecht Roorda, wed. van Jhr. mr. Daniël Engelen) is bewoonster van nr. 15 (en op deze foto een uiterst smal reepje muur). Tot 29 augustus 1904 woont in dat ‘smalle reepje’ - in de verkoopadvertentie van 9 juli 1904 is overigens sprake van een nette Heerenhuizinge op ‘vrolijken’ stand - Pieter van der Meulen, inspecteur der Directe Belastingen en Accijnsen, Heerenveen. Hij gaat naar Tiel.
Aan de westkant van de steeg woont in 1888 Johanna Jongstra, de vrouw van Dominicus Egberts de Jong. Zij is opgevolgd door de man die voor zijn bedrijf dat bord aan de gevel heeft gehangen: Casimir Frederik Snijder. Deze vertegenwoordigt als directeur de gerenommeerde firma Van Gend & Loos in de jaren 1890 tot 1920. Het bord heeft een tamelijk uitgebreide tekst, die moeizaam is te ontcijferen, maar ..... “Algemeene Expeditie Onderneeming” kan de bovenste regel zijn geweest. De tweede is onmiskenbaar “Van Gend & Loos”. Daaronder staat “H. Colignon & Co” en vervolgens “Factorij der Staatsspoorwegen”. Zelfs met een maximale vergroting zijn de onderste woorden niet te lezen, maar een vergelijkbaar bord uit Gouda voegt daaraan toe: “voor binnenlandsch vervoer van bestelgoederen”.
De steeg ten oosten is de overbekende ‘Propstrasingel’, welk toponiem is te danken aan graankoopman Albert Hendriksz. Propstra. Hij heeft lange tijd het bezit gehad van percelen grond in het gebied Breedpad, Molenwijk, dwarsgracht Molenwijk en oostelijke gracht van het ‘Groote Huys’. (zie kadastrale kaart 1832).
Overigens zijn er aan het pand van Van Gend & Loos nog wel enkele architectonische details te ontdekken. Boven alle zes ramen is in het midden een bescheiden ornament zichtbaar. De twee benedenramen vallen op door de romantisch gehuifde kappen van de zonwering (ze zullen stellig een andere naam hebben) met een decoratieve vorm. Ook het gesmeed ijzeren tuinhek lijkt de moeite waard.
Zo bij een eerste blik op het derde heerenhuis lijkt het veel op het pand van Van Gend & Loos. Practisch gelijke gevelverdeling, maar toch ook weer kenmerkende verschillen. Allereerst zie je het driekantige fronton uit het dwarse dak gebouwd - je zou ook kunnen zeggen ‘gekopieerd’ van het ‘Groote Huijs’ - maar aanzienlijk bescheidener. Ook de entrée is net even anders en wel iets hoger en duidelijk zonder ornament; ook de ramen moeten het daar zonder doen. Wel kennen ook deze ramen een zonneschermachtige decoratie. De toegevoegde waarde voor de bewoners zal zijn geweest het zijraam van zowel de beneden-als de bovenverdieping met uitzicht naar de kade.
Begin jaren veertig van de 19e eeuw heeft notaris Arjen Binnerts de gelukkige koop gedaan door ‘op ‘t best van Heerenveen’ zijn praktijk te vestigen en zoals destijds gebruikelijk ‘aan huis’. Dochter Jeltje Binnerts (1841) trouwt in 1863 met fabrikant Jacob Woltman en komt in 1878 in dit huis (toen no. 268) wonen met man en een aantal kinderen. Zij blijven er ook weer lang wonen: hij overlijdt in mei 1908 en zij in april 1909. Zoon Arjen Woltman, opvolger in functie van zijn vader, trouwt nog datzelfde jaar met Meintje Meinis om er ook weer voor langere tijd te gaan wonen.
Maar ..... het meest in het oog springende bouwwerk aan dit deel van het ‘Breede Pad’ is toch zonder meer het “Groote Huys” ten tijde van de bewoning (1884-1915) door Mejufvrouw Hobbina Daniëla van Heloma (1842-1915). De volksmond waardeert de ‘Juffrouw’ door het de erenaam ‘Helomahuis’ toe te kennen. De status van het pand geniet reeds in 1930 van de kwalificatie “Monument” door opname in de “Voorlopige Lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst, deel IX. De Provincie Friesland”, 's Gravenhage, 1930. Laat U alle ‘ins en outs’ over dit pand en haar bewoners vertellen bij een historische Centrumwandeling. De indrukwekkende tuinmuren aan weerszijden zult u nu alvast in uw geheugen moeten opslaan om ruimte in uw hoofd te kunnen creëeren voor wat daarachter voor de bewoners mogelijk is: plaisierbosch, koepel, geboomte, wandelpaden, moestuin, enzovoorts. Ook is het moeilijk voor te stellen dat niet alleen de opgestelde personen, maar ook de slagschaduwen vanuit het zuiden je het zicht ontnemen op de royale voortuinen met hekwerken van deze drie voorname heerenhuizen. Ze zijn er toch echt !
HIP-TIME MAGAZINE 20
2012, juli 21 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 45
Breedpad nà 1905
Sinds enkele jaren onderhoudt museum Willem van Haren en dan met name medewerker Geeske Luinstra een digitale relatie met de heer Ys W. Sevensma op basis van ansichtkaarten en foto’s uit de nalatenschap van de Heerenveensche Boekhandel, v.h. A.L. Land. De scans van deze ‘photographiën’ zijn door Geeske opgeslagen in een digitale beeldbank van geschonken afbeeldingen. Omdat de schenker de moeite heeft genomen ze in een behoorlijke resolutie beschikbaar te stellen, is het een aanwinst voor het museum en een verrijking van het onderzoek naar de geschiedenis van Heerenveen. Er zitten prachtige exemplaren tussen van een prima fotografische kwaliteit, zodat soms de meest verrassende details in beeld komen. Van een aantal exemplaren heeft de heer Sevensma het beeld voorzien van een ondersteunende tekst met een rake sfeerbeschrijving. Met zijn toestemming mogen we gebruik maken van zijn teksten en met bovenstaande foto (formaat 17 x 23 cm) heeft U zijn primeur.
Citaat van de heer Sevensma:
“Het Breedpad rond 1900. Op deze fraaie foto is veel te bekijken. Het zal een warme dag zijn, want meerdere ramen staan opengeschoven. Aan de kleding van de kinderen is dat overigens niet te zien, maar dat was de mode in die tijd met petjes en al. Misschien is het zomervakantie. Ze spelen op de tonnen en één heeft het zich zelfs gemakkelijk gemaakt in de ton die op de hondenkar staat. De honden liggen daaronder uit te rusten. De kar daarnaast lijkt van de groenteman te zijn. Er is weinig variatie in aanbod, want er liggen hoofdzakelijk koolsoorten op. Een mevrouw met grote hoed (mej. Van Heloma?) heeft niettemin haar keuze kunnen maken en is bezig met afrekenen.
Het Breedpad is altijd een aantrekkelijke visplek geweest voor hengelaars en dat was toen al niet anders, zo te zien. Rechts staat nog het houten brugwachtershuisje dat op veel foto’s van het Herenwalster brugje is afgebeeld.”
Aanvulling:
De zichtbare afrastering hoort niet bij de huizen, maar omzoomt en beschermt de aanplant van het op 10 december 1905 beschreven plantsoentje. Vergelijken we deze foto - (ook in het ansichtkaartenarchief van het museum als scannr. 55 maar van een abominabele kwaliteit vergeleken met dit exemplaar van de Ys W. Sevensma) - met de uitgave van de prentbriefkaart van de Gebr. Brouwer, Heerenveen in het boekje “Heerenveen in oude ansichten”, blz. 34, dan zien op beide ook de lange plank met de gevelreclame “Van Gend & Loos - H. Colignon & Co.”
Aan de begroeiing in de voortuintjes zien we ook dat de struiken aanzienlijk groter zijn geworden, wanneer we het vergelijken met de HIP-Time 20 beschrijving van MWvH., fotonr. 4358.
Een opvallend kenmerk in de vorm van de telefoonpaal op de kade voor de verbinding tussen Hepkema’s woonhuis op de Heerenwal en de drukkerij aan de Propstrasingel is gesneuveld. Dat zal te maken hebben met de verhuizing van de drukkerij naar de Stationsstraat, die juist in deze tijd zijn beslag krijgt.
Net als op de HIP-Time 20-foto is ook hier weer een flink aantal verschillende vervoermiddelen waar te nemen. Wat tevens opvalt is dat de grote boom tussen Van Gend & Loos en het ‘Helomahuis’ flink blijkt te zijn teruggesnoeid. Het snoeihout ligt zo te zien in de voortuin om afgevoerd te worden. Of is dat gezichtsbedrog en zijn de struiken in de voortuinen van de huizen iets teveel uitgegroeid ?
Onze slotconclusie over de datering van deze foto is derhalve: Breedpad ná 1905.
2013, februari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup, met medewerking van Ys W. Sevensma
HIP-TIME MAGAZINE 14
Breedpad / Veenscheiding omstreeks 1900
De zakelijke feiten van deze prentbriefkaart zijn, dat boekhandel Gerben Brouwer verantwoordelijk is voor de uitgave. Wanneer precies zal misschien zijn af te leiden uit het nummer 6031, maar daar hebben wij geen informatie over. Wel weten we dat deze ansicht is verstuurd uit St. Johannesga met stempel 2(0.5.09) en stempel uit Wolvega 21.5.09. Het is geadresseerd aan Jantje Mulder, p/a WelEdHeer van Lis, Notaris, Wolvega en verzonden uit Rotsterhaule door iemand die met twee onleesbare initialen ondertekend. Het gaat over een pakketje, dat zaterdag met de post of v.d. Veen zal komen. Eerder in 1985 neemt uitgeverij Noorderboek/Groningen op bladzijde 9 van het fotoboek “Herinnering aan Heerenveen” het op in haar Plaatsen/Platen-reeks.
Een heel enkele keer raken zelfs de prentbriefkaartenuitgevers wel eens in de war door de minder accurate wijze waarop de gemeenten en de plaatselijke pers de straatnaamgeving hanteren. Hun fotografisch oog echter voor een boeiend beeld heeft daar evenwel beslist niet onder geleden. De Veenscheiding ligt er spiegelend bij in de morgenzon. De kade ziet er fantastisch uit; het zal ongetwijfeld nog maar kort geleden zijn dat daar een flinke infrastructurele ingreep heeft plaatsgevonden. De bolders voor de zware trossen van de aan te leggen beurtschepen - op z’n minst een tweetal - zullen pas in de middag worden gebruikt. Het lijkt erg aannemelijk, dat ondernemer T. Herschoe, opvolger van J. Mast, op zaterdag via de Tjonger met de stoomboot “Harmonie” zijn beurtveer van Echten/Delfstrahuizen daar zal afmeren. Hij heeft in 1893 toestemming gekregen van de heer Engelen, eigenaar van vaart en wal. De beschoeiing aan de Nijehaskerkant met de haag langs het tuinperceel van de brugwachterswoning ziet er eveneens zeer verzorgd uit.
Het perspectivisch verdwijnpunt van de beide oevers van de Veenscheiding wordt ruim 1200 meter westelijk nog net gemarkeerd door de windpoldermolens ‘Veenzigt’ en ‘Vooruitgang’, die vanaf 1860 tot in de dertiger jaren van de vorige eeuw het achterliggende polderwater in Veenscheiding en Engelenvaart storten. (www.molendatabase.org)
Wat is toch die drukte langs het Breedpad ? Zou het de fotograaf zijn die vanuit de verte in zijn bezigheden wordt bekeken, omdat hij het misschien waagt de zondagmorgen te ontheiligen door zijn ‘kiekkast’ op te stellen ? Duidelijk is dat het rijwiel zijn intrede heeft gedaan. Kan dat de heer Johannes Plet, de veearts, zijn, waarvan bekend is dat hij een fervent fietser is ? Hij woont sinds 1895 in het huis waar voordien Johannes van de Sluis, fabrikant en koopman, zijn domicilie heeft gehad - halverwege deze ‘beenbrekerskade’. In september 1899 schrijft de journalist van het Nieuw Advertentieblad namelijk in zijn rubriek ‘Van Frieschen bodem’, dat de bewoners van deze buurt in hun strijd om betere bestrating hulp krijgen van buiten. Logé’s van bewoners zijn hier geweest en beklagen zich bij hun familie over de slechte toestand door hun brieven te adresseren: Heerenveen, Beenbrekerskade. Laat de post die brieven nu bezorgen op ... de Konijnenpolle, zoals deze straat in de volksmond ook wel wordt genoemd.
Merkwaardig is dat zelfs zo’n doorlopende straat toch nog weer in ‘mootjes van belangrijkheid’ wordt gehakt door de Schoterlandse bestuurderen. Zo wordt op 30 augustus 1890 door twee ambachtlieden op basis van bestek en voorwaarden een gedeeltelijk nieuwe houten walbeschoeiing langs de Veenscheiding aangenomen voor 539 gulden.
Enkele jaren later - in 1904 - wordt voor het westelijke deel van het ‘pad’ verbetering van pad en wallen gevraagd en van het brugje over de Kempenaerswijk. De aktiegroep onder aanvoering van veearts Plet krijgt dan te horen, dat er een grotere bijdrage wordt verwacht van de eigenaren. Die delen van pad en wallen zijn nog niet overgedragen aan de gemeente. Dus stelt de gemeente dat zij wel meer willen investeren, maar dan moeten zij ook de zeggenschap krijgen over de eigendomsrechten. Het brugje over de Kempenaerswijk wordt toegeschreven aan houthandelaar van Riesen, die slechts 300 gulden voor het onderhoud bijdraagt, terwijl het brugje wel door 40 gezinnen op de Badweg en verlengde Breedpad wordt gebruikt. De gemeentelijke begroting meldt voor het brugje alleen al fl.1100,-. De uiteindelijke deal wordt een afgeslankte begroting en overdracht van de eigendomsrechten.
Een van de oudste goed gedocumenteerde locaties is het eerste huis links op de foto. De twee gevelornamenten vertellen het verhaal van de stichting: “1760 DEN 15 JULIJ LAG DIRK NANNES DRIJFHOUT DE EERSTE STEEN VAN DESEN HUISE”. Het huis wordt in 1761 in gebruik gegeven aan de Nederlands Hervormde Kerk als ‘pastoriehuisinge’. De eerste predikant, die er mag wonen, is Ds. A.M. Mebius (1761-1768). Na aankoop door de kerkvoogdij blijft het pand tot 1889 in gebruik als pastorie, overigens zeer tegen de wensen van Ds. J.F. Corstius (1854-1882) in. Sinds de overdracht aan Leopold Hergarden, koopman en bierhandelaar, is het familiebezit gebleven.
Direct westelijk van Hergarden is een nauwe doorgang tot een groepje woningen. Die krijgen veel later bekendheid door de dagboeken van oud-bewoner Harmen Anskes Dijkstra (1881-1944). Hij schrijft na zijn pensionering zijn herinneringen op van een leven als armhuisbewoner tot directeur sociale zaken. Dijkstra beschrijft dat zijn ouders verhuizen van ‘t Meer naar de Konijnenpolle te Heerenveen: een achterbuurt waar families samenhokken die om de een of andere reden geen woning aan de betere straten kunnen krijgen. Zijn ouders - zeer vroom en aanhangers van de Feitskerk maar straatarm - komen te wonen in het armste gedeelte. Hij geeft een bonte schets van alle bewoners uit de beginjaren ‘80 van de 19e eeuw. Daaronder zijn zwak-sociale gezinnen, kolonieklanten, minnaars van de drank, etc. Oud-vervener Adam Klazes Korf int de huur van deze 10 à 12 éénkamer-woninkjes. Na de dood van zijn vader verhuist Harmen met zijn moeder naar het Roode dorp in een diaconiewoning van de N.H. Kerk.
Met het stichten van de Bouwvereniging Heerenveen op 4 augustus 1906 komen er plannen voor de bouw van betere arbeiderswoningen volgens de woningwet. Een onteigeningsprocedure opent mogelijkheden om de huisjes van Korf te vervangen en in aantal uit te breiden tot de aanleg van de Van Cuyckstraat. In 1911 worden daar een twintigtal woningen gebouwd. De Waterleidingkaart van 1913 brengt dat prachtig in beeld inclusief de kadastrale nummers.
Na de toegangssteeg naar de achterliggende huisjes is het eerstvolgende pand de winkel van Hendrik Gerbens Scheepstra, die rond 1903 eigenaar is geworden door het te kopen van de Pieter Adams Korf. Scheepstra wordt koopman genoemd en hij zorgt ervoor dat de drie panden - langs Veenscheiding richting zuid - in een herbouw worden samengevoegd. Het kenmerkende pand met het hoge uitgebouwde raam op de hoek van de zolderverdieping documenteert Dick M. Bunskoeke op 2 maart 1988 in zijn rubriek “Ut it Feanster Printeboek” in De Koerier. De slagerij van Siemon Cuiper - met naambord boven de toegangsdeur - krijgt in de beginjaren 1900 grote bekendheid.
Aan de overkant van het water zien we nog juist een stukje van de koemelkerij van Hans van der Vlugt. Het blijkt bereikbaar - althans volgens een bericht in een krant van 1883 - via de Pottebakkerssteeg. Het destijdse nummer 1 krijgt bij een omnummeringsoperatie van Haskerland in 1911 het huisnummer 7. Het zou niet bij één verandering blijven.
Zelfs zien we een glimp van de naar het water gekeerde gevel van het ‘zuurkoolpakhuis’, dat daar sinds 1893 monumentaal aanwezig is geweest. De firma Bernard Sievers heeft het uit economische motieven op het stationsemplacement laten bouwen. De loskade voor zijn bedrijf en volgende gebruikers heeft bij het scheepvaartvervoer zijn waarde meer dan bewezen
2012, juni16.-wibbo westerdijk-hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 104
Blauwe zaal van de schouwburg
Willen allen, die zijn geboren vóór 1980, eens diep in hun geheugen graven om dit beeld in hun herinnering op te roepen. Tenminste als ze tot dat deel van de Heerenveense bevolking behoren, die wel eens iets feestelijks heeft beleefd in de Blauwe Zaal van de in 1992 afgebroken schouwburg op de hoek van de Crackstraat (met de K. R. Poststraat). Alle toegangen tot het in 1934 gebouwde imposante gebouw hebben hun entree aan de kant van de Crackstraat. Vanaf de Oude Koemarkt is dat eerst de deur naar het café-gedeelte, daarna komt de dubbele deur naar de garderobe én gang naar de Blauwe Zaal en vervolgens of tenslotte de monumentale entrée met stoep en twee toegangsdeuren naar de schouwburg-en/of bioscoopzaal. De (nood)-uitgang bevindt zich aan de kant van de K.R. Poststraat, terwijl de requisieten voor toneel-en of theatergebeurtenissen aan de kant van de voormalige gevangenis van Crackstate worden binnengebracht. Daar bevindt zich immers ook de toneeltoren.
De Blauwe Zaal heeft lang een reputatie gehad van dansgelegenheid, feestzaal voor instellingen en verenigingen, eindexamenzaal, reünies, schoolfeesten, meetingen, enz. In de laatste jaren van haar bestaan zijn er ook nog talrijke films gedraaid, aangezien de inrichting ook over een filmcabine beschikte. De aankleding op de foto - vermoedelijk uit de jaren tachtig van de 20e eeuw - laat de benedenzaal zien in de bioscoopopstelling voor een honderdtal personen, terwijl in de zijkanten van de zaal de café-opstelling (tafeltje met kleedje met daaromheen een paar stoelen) is te zien. Diezelfde inrichting is ook te zien op de bovenetage van de zaal, die gekenmerkt is als galerij.
Op het toneel bepaalt het bioscoopdoek op groot formaat de inrichting. Het onderwerp van de film is overduidelijk die over het vliegfestijn, vormgegeven door Clement van Maasdijk in de zomer van 1910 op het terrein van ijsvereniging Thialf ten oosten van het Hepkemabosch. Het tweetal kijkers - een dame en een heer - die naar de film kijken, doet vermoeden, dat het een vóórvertoning of een proefvertoning is voor een bijzondere gebeurtenis. Wie zijn deze twee liefhebbers dan toch ?
Met enige trots zou de Stichting Historie Heerenveenzich deze gebeurtenis kunnen toe-eigenen, want deze heeft op donderdag 23 augustus 1990 een 40 minuten durende film laten draaien, samengesteld uit opnamen van de onafhankelijkheidsfeesten 1913, de Heerenveen-éénfeesten van 1934, voetbal-flitsen uit 1956 en 1960 en als klapper de Vliegfeesten van Maasdijk uit 1910. Alles ter gelegenheid van de tentoonstelling “Hij vliegt ...” in museum Willem van Haren. Vijf keer die dag werden de films (ca. 40 minuten) vertoond tegen een ‘nostalgische’ bezoekersprijs van 40 cent.
In het Nieuwsblad van Friesland van 2 februari 1934 wordt de bouw van ‘de nieuwe schouwburg en bioscoop te Heerenveen’ met veel tam-tam aangekondigd. In de eerste zinnen wordt er meteen het gerucht ontzenuwd, als zouden de grote schouwburgplannen overgaan. Over die plannen is in het najaar van 1933 al door deze krant geschreven. Natuurlijk leidt onze nieuwgierigheid naar dat bericht opnieuw naar de Hepkemakrant en inderdaad vinden we onder de ‘Berichten uit Stad en Dorp’ er eentje van 17 oktober 1933 over het “Nieuwe Schouwburggebouw’. Het blijkt een
initiatief van de “N.V. Maatschappij tot exploitatie van het Schouwburggebouw te Heerenveen" in oprichting, met een raad van beheer. Juist op die 17e wordt het ‘plan’ tot een besluit verheven.
Deze N.V. zal de exploitatie overdragen aan de Radio-Centrale Heerenveen - N.V. Ridderhof en Van Dijk's radio-distributiebedrijf - voor een bedrag, waaruit gegarandeerd kunnen worden de aflossing, onkosten, enz. van het schouwburggebouw en waarvoor ze het recht krijgt in het gebouw een bioscoop te exploiteren.
Het gebouw zou bij ‘geruchte’ worden gebouwd aan de Heerenstraat tegenover de tramhalte. En de heer C.J. Wierda wordt opgevoerd als de architect, die de ontwerptekeningen heeft laten inzien aan de journalist van de Hepkemakrant. Diezelfde journalist wakkert in zijn stukje wel de animositeit aan met de stad Leeuwarden door te stellen, dat zelfs die stad niet kan bogen op een ‘zoo prachtvol groot gebouw’! Die in september 1934 bedrijfsklaar zal moeten zijn.
Duidelijk blijkt uit beide berichten, dat er nog wel het een en ander concreet moet worden gemaakt. Hoofdzaak lijkt de financiering te worden met het uitschrijven van een obligatielening voor een kwart van het benodigde kapitaal van, waarop de Raad van Bestuur van de bemiddelde Heerenvener verwacht te zullen inschrijven. Op de beoogde definitieve locatie aan de oostkant van de Crackstraat staan op dat ogenblik nog wel twee oude gebouwtjes, die in de tijd dat burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga eigenaar is geweest van ‘t Lyts Idemahûs’ de functies van ‘oranjerie’ en ‘koetshuis’ hebben gehad. In de tijd van Hotel Jorissen (1893-1929) is de oranjerie gebruikt als uitvalsbasis voor de tennisbaan en het koetshuis is gebruikt o.a. door stoombootondernemer Sipke de Jong, die er sinds mei 1913 heeft gewoond. Eerst onder Heerenveen-Aengwirden nr. 73, en later onder huisnummer 172 aan de Fok (adresboek 1922). Wanneer U dat nog eens goed wilt bekijken op een luchtfoto dan raden wij U aan ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’, foto nr. 7144 van KLM-Aerocarta uit c. 1931 nog eens te bekijken. In de fotokluis van het museum komt dit beeld tot U onder nr. 01585.
Niettemin begint op 18 mei 1934 de bouw door aannemer fa. R. Post en Zn en op 18 juni is de firma al zover, dat de eerste steen kan worden gelegd door Luut Goldhoorn, zoon van Wildrik Goldhoorn, directeur van het kantoor van de Gelderse Credietvereniging en financieel specialist namens de beoogde exploitanten de gebroeders T.B. (Tonnie) en H.C. (Herman) Hooghoudt. Deze twee mannen zijn de directeuren van N.V. Radiodistributie te Heerenveen, die de exploitatie van de theater-en bioscoopzaal ter hand zullen nemen. Op vrijdagavond 12 oktober van dat jaar is het zover dat het complex - het R.D.B.-theater (Rooms-katholieke Diocesane Bond) - kan worden geopend. De voorzitter van de Raad van Beheer, de heer W. Goldhoorn, spreekt een welkom, brengt hulde aan de exploitanten Hooghoudt en nodigt de heer J.J.G.S. Falkena, burgemeester van Heerenveen, uit de officiële opening te verrichten. Na de vertoning van lichtbeelden van de verschillende bouwfasen volgt een filmvertoning voor de genodigden, die bijzonder in de smaak valt. Het is dezelfde succes-en amusementsfilm ‘Fra Diavolo’ van de komieken Stan Laurel en Oliver Hardy, die ook de zaterdag erna wordt vertoond op het immens grote doek.
Twee opvallende gebeurtenissen vinden in diezelfde maand nog plaats, welke de regionale pers de moeite waard vindt om te vermelden. De 26e van die maand wordt - met tromgeroffel aangekondigd - het optreden van in de internationale theatergroep van Trudi Schoop met haar dansende ‘Komikerinnen’ van de Züricher Stadttheater. De 31e oktober heeft de Heerenveense Schouwburg de eer. Eén dag eerder nemen een dertigtal Heerenveense dames het initiatief tot het oprichten van een damessociëteit, welke van plan is geregeld in de foyer van de nieuwe schouwburg hun wekelijkse bijeenkomst te houden. Over hun doelstellingen wordt verder met geen woord gerept en in de daaropvolgende jaren komt de Hepkemakrant daarop ook nimmer meer terug. Nauwelijks anderhalfjaar later - op 30 april 1936 - kondigt de N.V. tot Exploitatie van het Schouwburggebouw de aanbesteding aan van de ‘bouw van een feestzaal op het terrein van de Schouwburg’. Zij hebben op 31 maart het gemeentelijke fiat gekregen. (Bouwverguuning 85-36). De gunning komt op naam van de laagste inschrijver J. Geertsma te Terwispel, die op 15 april 1936 de voorbereidingen kan gaan treffen voor een uitbreiding van fl.4824 - plus nog fl.150,- voor spouwmuren - op het perceel kad. Tjalleberd, sectie A., no. 7450. Het Nieuwsblad van het Noorden, die het bericht van de gunning overneemt, spreekt als enige over een ‘groote balzaal’. In deze bouwvergunning, voorbereid door opnieuw architect C.J. Wierda - wordt de naam van Egon Vernimmen genoemd als gebruiker.
Op 5 juli 1936 geeft een advertentie aan, dat ter gelegenheid van de atletiekwedstrijden op zondag 5 juli een ‘Groot Soirée-Dansante’ wordt gehouden in de ‘Feestzaal van de Nieuwe Schouwburg’, de eerste in een lange reeks van dansavonden, school-, buurt-en verenigingsfeesten, tentoonstellingen, etc. etc.In mei 1937 beëindigt Vernimmen zijn overeenkomst en op 15 december 1937 wordt Fokke Groen pachter. De belangrijkste verandering in de exploitatie vindt plaats tijdens de eerste bezettingsjaren. De radio-distributie vervalt aan het Rijk en de heren Hooghoudt komen voor de keuze te staan: Schouwburg of P.T.T. ? Het wordt de P.T.T. ! De brouwerij "d'Oranjeboom" neemt in 1942 de zaak over voor f 100.000,- . Vanaf dat moment wordt Fokke Groen pachter van het hele complex. Inmiddels is opgericht de "M.E.S." of Maatschappij tot Exploitatie van de Schouwburg, een maatschappij van zakenlieden uit Heerenveen.
Graag zouden we ook nog eens wat willen vertellen over de ‘Reichskommissar für die besetzten Niederländische Gebiete’ met zijn lange armen, de directie van H.J.R.Richie, de bedrijfsleider F. Brugge, de vordering van het gebouw door het Militair Gezag, de uitgaans gelegenheid voor de Canadezen, de danslessen van F. van der Zwaag, exploitanten Osinga en Bosma, het afscheid van de Schouwburg in november 1991.
Als de Schouwburg toch eens zijn memoires had kunnen schrijven .............. Gelukkig beschikt het museum Willem van Haren over een archiefdoos, die royaal gevuld is met allerlei aspecten van haar bestaan. Voor de foto, aanwezig in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren, is het handig als U bij een bezichtiging van het origineel het nummer 01927 paraat heeft.
2015, maart 22 - wibbo westerdijk - hip-backup