Historie in beeld
HIP-TIME MAGAZINE 55
Verlengde Dracht omstreeks 1850
Kunt u zich verplaatsen naar de Straatweg, vanaf hier ook wel Traverse genoemd, in de jaren rond 1850 en door de ogen van Pieter Pieters Zijlstra meekijken naar de situatie van de plaats Heerenveen komend vanuit het zuiden ? Zonder enige kennis van het Heerenveen zal dat niet meevallen. Die ‘traverse’ is volgens Van Dale, 1982, een gedeelte van een doorgaande weg binnen de bebouwde kom. In dit geval is dat de straatweg van Zwolle naar Leeuwarden. Rond 1830 en daarna zijn de Schoterlandse en Aengwirder grietenijbesturen hard bezig de bewoners van die ‘traverse’ - Dracht, Vleeschmarkt, Achter de Kerk en de Fok - te bewerken om hun aandeel daarin te leveren. Dat valt nog niks mee omdat in de plaats de helft van de ‘straat’ over het algemeen particulier bezit is. Het is dus zaak om uit de eigenaren een commissie van gecommitteerden samen te stellen, die proberen om samen met Grietman en Assessoren de medebewoners op één lijn te krijgen. Eén van de meest invloedrijke inwoners ligt behoorlijk dwars, getuige een protestschrijven.
Citaat: “Ik Ondergeteekende Harmanus Hiddinga Eliaszn te Heerenveen benoeme mits dezen geene Heeren Gecommitteerden om met Grietman en Assessoren van Schoterland te confereren over de Vervloering der Straat te Heerenveen, aan den Straatweg van Leeuwarden op Zwolle aansluitende, en zoodanige schikkingen te treffen als zij nuttig en noodig zullen oordeelen, dewijl reken, dat de Straten op aanzegging van het Bestuur met repareeren best in order kunnen komen en dus in dezen tijd het verkieslijk wezen zal, dewijl de lasten over het algemeen zeer hoog zijn.” (SCO 2419) In klare taal dus: er is geen commissie nodig en helemaal geen nieuwe straat, nergens voor nodig, want gewoon repareren is afdoende en een stuk goedkoper !
Harmanus Hiddinga is de eigenaar in die tijd van zowel het eerste pand links als het volledige complex van de houtzaagmolen, en nog een aantal huizen op de Dracht tot aan de Romkessteeg. Bovendien staat aan de oostkant van de Dracht het uitgebreide familiebezit, bestaande uit huis (A-239, huisno. 163; A-240 , grote tuin met twee vijvers, en A-241, huisje no. 164) en langs de straatweg richting Oranjewoud in de kadastrale gemeente Knijpe, sectie B, ook nog enkele percelen. U begrijpt dat Harmanus Hiddinga een belangrijke schakel in die verbeteringen is en duidelijk niet van harte.
Aan de eyecatchers op dit olieverfschilderij op paneel (27.5 bij 32 cm), in het gelukkige bezit van museum Willem van Haren, inv. nr. 172, kunnen we niet meer visueel refereren. Ze zijn allen weggevaagd en vervangen door andere gebouwen.
Het boerderij-achtige pand links draagt de naam “Het Loo”, en heeft het huisnummer 166a. De aanslag in belasting ‘gebouwde waarde’ voor kad. A-431 is slechts fl.9,-, hetgeen in de ogen van de belastingheffer vergelijkbaar wordt geacht met een schuur of werkplaats. Het toponiem “Het Loo” is op een kaart van de landmeter Gosen van Terwisga uit 1788 niet te vinden. In dat jaar staat deze locatie bekend als “Pasveer”. Trouwens ook in de speciekohieren en al vanaf 1769, met de toelichting: huis door armen bewoond ! Hoe dit toponiem geïnterpreteerd moet worden is in deze omgeving nog niet duidelijk. Elders in Friesland komt deze term ook enkele malen voor. De betekenis leunt misschien aan tegen ‘voetveer’ en dan valt te denken aan een combinatie met het water de “Molenwijk”. Vraagtekens derhalve.
Anecdotisch zijn we goed op de hoogte gebracht door Jacob Hepkema (onder het pseudoniem Donia) in het Nieuw Advertentieblad van 21 april 1886. Hij ziet vanuit de houtzaagmolen zuidwaarts aan de rechterkant een ‘dubbele woning’ en noemt dit “Het Loo”, “waar de koffiekan met de haar omgevende kopjes en schoteltjes, voor den reizenden man uithing". We citeren verder nog uit dat artikel: "Wie de verblijfplaats van kermisgasten, kramers en muzikanten, scharenslijp en ander logée's met zoo vorstelijken naam heeft gedoopt, is onbekend gebleven. Maar snediger kon 't niet gezegd zijn. Bij 't "Haagje" (Friesch) behoorde immers een lusthof "Het Loo" en als sterksprekend contrast een 'koninklijk’ hotel tegenover: "De Laatste Stuiver". Laatstgenoemde staat dan van uit de molen gezien links van de weg, doch werd slachtoffer van de watervloed van 1825. "Het Loo" heeft het aanzienlijk langer uitgehouden. Menigmaal is geprobeerd het te doen verwijderen, maar de Hiddinga's als eigenaren laten zich moeilijk vinden”. Tot zover Hepkema.
Maar toen Harmanus in 1852 overleed, lieten zijn broers Johannes en Klaas in een circulaire d.d. 22 februari 1853 weten, dat de door hun ’broeder’ nagelaten “Houtzaagmolen met al deszelfs annexen, benevens den Handel in Hout, Steenen, enz,” in eigendom werd overgedragen aan A.R. van Voorst, notaris, en J. Gijse Weenink, houtkooper. Zij memoreerden het vertrouwen en de achting, welke de familie en de voorouders sedert een tijdvak van ruim 140 jaar hadden mogen ondervinden.
Iets meer dan twee jaar na de overname van de molen Fortuna en de annexen - inclusief ‘Het Loo’ dienen Antonius Reynier van Voorst en mede-eigenaar Jan Gijse Weenink een aanvraag in voor het amoveren van het woonhuis, kad. A-431. Kort voor 1858 komt er een herschikking van de percelen, die allemaal tot het houtzaagmolencomplex behoren. In kadastrale termen noemt men dat een ”grensverandering” en een “vereeniging en afbraak”. Er ontstond kortom een nieuw perceel A-960 met een grootte van 18.38 are, waarop Antonius Reynier van Voorst een groot herenhuis laat bouwen in 1857 en een perceel A-959 van 8.26 are creeërt dat als weiland de leggers in gaat. Eerste bewoner wordt schoonzoon - de 28 jarige - Jan Gijse Weenink (afkomstig uit Zutphen), die op 21 mei 1857 in Heerenveen huwt met de 21 jarige Wijmtje van Voorst, de dochter van Antonius Reynier van Voorst en Christina Johanna Abigaël Rameau. Wij kennen dat als het huis waar de tweede echtgenote van jhr. Onno Reint van Andringa de Kempenaer (eigenaar van Jagtlust in Oudeschoot) vanaf 27 juni 1970 enkele jaren heeft gewoond, maar ook als het ‘notarishuis’ van liefst vijf ambtsopvolgers in het notarisberoep. We noemen ze alle vijf, omdat het een eeuw heeft stand gehouden. Rinze Barends, 1876-1910; Lijkle Oppedijk, 1910-1924; Jacob Jouke de Heij, 1924-1957; Wibo H. de Boer, 1957-1977 en Nomdo Foppe Mulder, 1977-1978, alleen praktijk. Sindsdien is dit het kantoor van het adviesbureau voor verzekeringen c.a. Jan Henk Heddema op de hoek van de Burg. Falkenaweg met de Koornbeursweg.
Terug naar het schilderij, waar aan de linkerrand van de olieverf de zaag-en pelmolen ‘De Hoop’ van Sijbe Hendriks Tuijmelaar staat. In 1850 is de molen van Siebenga er immers nog niet, want deze komt pas in 1858 tot stand. De molengeschiedenis is behoorlijk uitputtend beschreven in ‘De sfeer van weleer. Over molens in Heerenveen”, door drs. D.M. Bunskoeke, 1991, en daarvan maken we natuurlijk dolgraag gebruik.
Ook voor de derde molen op dit schilderij hebben we de steun daarvan nodig. Het is de korenmolen die aan het westeinde van de Molensteeg heeft gestaan en de naam ‘De Windhond’ heeft gehad. Kort voor Pieter Pieters Zijlstra het schilderij maakt, staat in de Leeuwarder Courant van 9 januari 1849 de verkoop aangekondigd van een Wind-Korenmolen door notaris Gauke Peeting. De voorlopige toewijzing gaat plaats vinden op 28 januari in de Wijnberg van kastelein J.R. Boosman op de Dracht. Er is een woonhuis bij met twee kamers, erf, regenwatersbak, pomp en ruim bleekveld. Mocht het worden verkocht dan kan het per 12 mei worden aanvaard. Op 31 januari blijkt bij de finale verkoping (bij kastelein K.W. Feenstra) het bedrag van fl.8800,- voor de molen te moeten worden verhoogd en het huis meer dan fl.835,- te moeten opbrengen.
Uiteindelijk wordt de nieuwe eigenaar molenaar Siebe Jeips Hoekstra. Na de plotselinge dood van Hoekstra in 1858 wordt Jan Hendriks Langhout bezitter, maar deze blijkt niet uit het molenaarshout gesneden. Hij probeert de molen in 1860 te verkopen, vindt geen koper en legt de zaak stil. Pas twee jaar later is het IJme Kuiper uit Oldemarkt, die de wieken weer - en soms te snel - laat wentelen. In 1880 heeft dat een desastreuse brand tengevolge met een onherroepelijke nasleep. Er mag niet worden herbouwd !!!
Nog juist boven de daken van de huizen aan de westkant van de Dracht moet het U zijn opgevallen. Het dak met het torentje van de kruiskerk - de Nederlands Hervormde Kerk Schoterland - in het absolute centrum van Heerenveen. In die jaren rond 1850 is de kerkvoogdij bezig plannen te maken voor een verbetering van de toren. In 1859 komt het er uiteindelijk van en wordt er een nieuwe toren geplaatst aan de Herenwalzijde van het schip van de kerk. Ook de hoeken van het ‘kruis’ worden in die verbouwing meegenomen, zodat de ‘kruiskerk’ eigenlijk geen kruiskerk meer mag worden genoemd.
2013, april 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 122
Verlengde Dracht 1931
Dit ‘heerenhuis’ heeft een volledige metamorfose ondergaan ruim dertig jaar nadat freule Cornelia Anna Agatha Albertina de Vos van Steenwijk Heerenveens ‘eerste particuliere ziekenhuisje’ heeft moeten sluiten. Haar gezondheid heeft eronder geleden, ook al heeft ze met hulp van drie ziekenverpleegsters haar heilzame werkzaamheden drie jaar kunnen uitvoeren. Nadat ze - komend van Beetsterzwaag - vanaf 22 mei 1895 het bovenstaande pand (in een vroegere gedaante) aan de Verlengde Dracht nr. 289 heeft gehuurd van eigenaresse de weduwe Anne Meinesz, richt ze het in voor de verpleging van patiënten en legt goede contacten met de Heerenveense artsen. Ondanks tevredenheidsbetuigingen van zeer veel dankbare patiënten trekt na een interne verbouwing per 1 november 1899 Mr. Evert Joost Dorhout Mees, president bij de Arrondissementsrechtbank van Heerenveen in het huis. Initiatieven om het door de Heerenveense gemeenschap door de “Vereeniging Ziekenverpleging” voort te zetten worden niet beloond. Vele jaren later is het tuintje aan de voorkant efficiënt gesneuveld en dodelijk saai ingericht als parkeerplaats voor de klanten van de Citroëngarage van G.A. Overdiep.
Dat is de ‘Koos Overdiep’ waarmee we met deze foto kennis maken, dankzij de informatie in de rubriek van Dick Bunskoeke “Ut it Feanster Printeboek”. In De Koerier van 20 juli 1988 heeft hij fotonummer 02035 van het fotoarchief van het Museum Willem van Haren (thans Heerenveen Museum) voorzien van een passende tekst. Dat G.A. lijkt enigszins misleidend, maar wanneer je Gooitzen Andreas of Andries in Heerenveen heet, is ‘Koos’ een prima alternatief. Laten we de carrière van deze Gooitzen Andries Overdiep eens nader bekijken.
Hij is geboren in Heerenveen op 22 maart 1895. Zijn ouders zijn Jacob Overdiep, in leven ‘commies-titulair bij de Posterijen en Telegrafie’ en Christina Visser. Als enig kind krijgt hij de kans in juli 1909 toegelaten te worden tot de eerste klas van de RHBS. Tien jaar later adverteert hij in de Hepkemakrant van 7 november 1919, dat hij een werktuigbouwkundig en electrotechnisch bureau heeft, waar hij stationaire accumulatoren kan leveren en electrische licht-en krachtinstallaties. Verder levert hij Philips gloei-en glimlampen vanuit de Verlengde Dracht 267. Daar woont hij sinds november 1916 met zijn ouders. Op de gezinskaart staat in 1920 als zijn beroep electrotechnicus. Op 16 juni 1922 overlijdt vader Jacob Overdiep op 58 jarige leeftijd. Inmiddels is het huis Verlengde Dracht 267 hernummerd naar Verlengde Dracht 258 en vinden we advertentie op 20 oktober 1920, waarin G.A.Overdiep een 3-wielige auto te koop aanbiedt van het merk Cyklon voor 4 personen tegen een billijke prijs.
Voor zijn bedrijfsvoering krijgt hij per 12 mei 1921 van de Minister van Waterstaat vergunning voor het spannen van een laagspanningsdraad over de Rijksweg tussen sectienr. A-1236 (zijn huis) en A-2999 (aan de westkant van de Verl. Dracht).
In december 1922 is er in Heerenveen een ‘Electriciteitstentoonstelling’, waar G.A.Overdiep Jzn. in een stand o.a. een Koel-en IJsmachine voor hotels, slagerijen, zuivelfabrieken, ziekenhuizen, bakkerijen, enz. aanprijst. Aan zijn assortiment wijdt de Hepkemakrant ruimschoots aandacht in haar uitgave van 22 december 1922. Bovendien profiteert deze krant ook in 1923 regelmatig van door Overdiep geplaatste advertenties: electromotoren, electrische ornamenten, etc. Gevaarlijke pech heeft zijn monteur H., die zich ernstig aan de pols van zijn rechterhand verwond bij het vervoer van glazen potten met zwavelzuur. De dokter moet er aan te pas komen. Dat is in augustus 1923. Een persoonlijk verlies lijdt ‘Koos’ door het overlijden van zijn 87 jarige grootmoeder Tjitske Huizinga, de weduwe van oud Directeur van de Gasfabriek Gooitzen T. Visser op 15 oktober 1923. Na op de 16e mei 1924 in ondertrouw te zijn gegaan, treedt hij op de 26e in het huwelijk met Harmina Beusekamp, geboortig uit Amsterdam.
In 1925 maakt de carrière van Gooitzen Andries een complete ommezwaai, wanneer hij het agentschap voor Z.O. Friesland, Heerenveen, Steenwijk en omgeving verwerft voor het automerk “Citroën”. Hij zet zich middels de Hepkemakrant in de markt met ‘De zuinigste Auto ter wereld’. Met zijn deelname met stand nr. 13 aan de Automobielententoonstelling in Amsterdam in de RAI van 15 tot 24 januari 1926 promoot hij 14 nieuwe modellen
Verschillende keren dat jaar maakt hij reclame met het merk in de Hepkemakrant.
Naast de gewone modellen wordt dit jaar door hem - uiteraard als officieel agent van de N.V. Automobiles Citroën - ook de vrachtwagen ‘Normande’ geïntroduceerd, samen met collega’s in Leeuwarden, Dokkum en Sneek.
Een bijzondere promotie-uiting is de rijdende tentoonstelling van de nieuwste modellen B 14 & B 15, welke als de ‘Citroën Karavaan’ op dinsdag 3 mei 1927 Heerenveen komt binnenrijden. Overdiep kan zelfs bemiddelen bij het maken van een proefrit, volgens een technische uiteenzetting in het Nieuwsblad van Friesland van 6 mei 1927.
Als in augustus 1927 een vrachtauto van een ton draagvermogen op de markt komt, is dat het dubbele van bijna een jaar geleden bij de presentatie van de ‘Normande’. Het is aanleiding voor een grote landelijke advertentiecampagne. Op 24 april 1928 krijgt Overdiep concurrentie van Garage J. Vriesema aan de Schans, die ook een vorm van vertegenwoordiging krijgt van de N.V. Automobiles Citroën - Amsterdam.
1929 wordt een hoogtepunt voor G.A. Overdiep. Hij kondigt voor zaterdag 11 mei 1929 een NIEUWE SHOWROOM aan, staande aan de Verlengde Dracht 323.
Nu wij de foto opnieuw uit de kluis hebben gelicht, lezen we op de achterzijde een datering van ± 1930 en kijken we er met een frisse, maar beter ingelichte blik naar. Geen naam van een fotograaf, helaas. Hoewel er een kans is, dat Koos Overdiep zelf deze foto heeft gemaakt. In januari 1923 wordt namelijk in een advertentie opgeroepen lid te worden van de “Heerenveensche Fotoclub”. Eén van de bestuursleden blijkt G.A. Overdiep te zijn.
Wanneer we evenwel met hem door de lens kijken vallen wel een aantal bijzondere details op. Vanzelfsprekend het meer dan overtuigende gevelbord ‘GARAGE’ en aan de boom in duidelijke herfstoutfit het ovale ‘CITROEN’-bord. Met de tekst(en) op de benzinepomp weten we ons geen raad. Zelfs met de loupe is daar geen accurate tekst van te maken. Geen nood; er is stellig een hinderwetvergunning voor afgegeven en dus gaan we daarnaar op zoek in het gemeentearchief, daarbij geholpen met het huisnummer 323 van een van de vroegere bewoners van het pand. In het adresboek 1922 staat namelijk G.L. (Geert Lamberts) Brouwer, bewaarder der hypotheken en van het kadaster, die er tot de verkoop in 1928 heeft gewoond onder nr. 323 aan de Verlengde Dracht. Dat nummer met de toevoeging ‘a’ vinden in de hinderwetvergunning nr. 409 van de ’American Petroleum (Company)’, die toestemming krijgt bij het kadastrale perceel A-2865 (toegekend in het kadastrale dienstjaar 1917) een ondergrondse benzinereservoir aan te leggen. Dat wordt hen toegestaan per 28 mei 1929. Ruim een maand later op 3 juli 1929 wordt bij vergunning nr. 412 nog toegestaan uit te breiden met een 2e tank en een nieuwe pompinstallatie.
Jammer dat uw schrijver zo weinig verstand van automerken heeft, maar gelukkig mag hij dat compenseren door U te laten weten, dat de auto met nummer B-11395 toebehoort aan Johan Jacobus Gerhardus Sybrandus Falkena, aan wie het op 25 april 1927 is afgegeven. Hij is dan nog inwoner van Oosterwolde en burgemeester van de gemeente Ooststellingwerf. Op 30 maart wordt hij benoemd en op 30 april 1928 is hij geïnstalleerd als burgemeester van Schoterland. Bovendien gaat hij wonen in de onmiddellijke nabijheid van de garage aan de Verlengde Dracht nr. 318, welke in 1930 wordt hernummerd tot Verlengde Dracht nr. 40 en wanneer de raad besluit de naam van de Verlengde Dracht te wijzigen in Burgemeester Falkenaweg - en dat is op 24 juni 1935 - verhuist hij per 27 april 1939 naar nr. 36. Inmiddels is hij per 1 juli 1934 burgemeester van Heerenveen en woont dan dus nog steeds aan de straat, die naar hem is genoemd. Hij heeft zich bijzonder verdienstelijk gemaakt voor de éénwording van Heerenveen. Overigens blijkt de heer Falkena tevens klant te zijn geweest van Overdiep. Dat mag blijken uit een bericht in het Leeuwarder Nieuwsblad van 25 juni 1932, waarin beschreven wordt dat de heer burgemeester Falkena samen met secretaris Huizinga terugkomend van een bezoek aan Leeuwarden tussen Haskerdijken en Nieuwbrug door een ongelukkige inhaalmanoeuvre flinke schade oploopt. Zelf blijven ze ongedeerd, maar hun vernielde wagen wordt door Overdiep weggesleept naar Heerenveen.
Terug naar het hoofdpand van onze foto. Geert Lamberts Brouwer, onze kadasterman, verkoopt het pand volgens een bericht in het Nieuwsblad van Friesland van 30 november 1926 onderhands aan timmerman-aannemer Johannes de Haan aan de Heerenwal (Nijehaske) voor fl.10.000. De bedoeling is er een autogarage te vestigen, waaraan verbonden wordt een werkkring van vrijstaande boxen voor auto’s. Op 8 februari 1927 krijgt de Haan de gemeentelijke goedkeuring na interventie van de Provinciale Advies Commissie, die op een blauwdruk een aantal veranderingen heeft ingebracht. Bouwvergunning SCO nr. 1675 vermeldt, dat de gehele binnenbetimmering van de begane grond wordt weggebroken en er wordt een betonvloer ingelegd voor de berging van auto’s en autobussen. Ingrijpend is het uitbreken van de onderste vier glaskozijnen in de voor-en achtergevel en het plaatsen van vier in-en uitrijkozijnen. De bovenverdieping wordt ingericht tot een dubbele bovenwoning met voorkamer, suitekamer, keuken, slaapkamer, keuken en gang, met een trapopgang met twee gemetselde portalen en twee deurkozijnen. De ramen zijn schuiframen. De Heerenveense waterleiding mag water leveren en als sanitair wordt een privaat met watercloset aangesloten op een beerput. Aannemer de Haan blijft tot 1944 eigenaar en zet het geheel dus in de verhuur. Kandidaat voor de garage-showroom, maar beslist niet voor één van de bovenwoningen, blijkt Gooitzen Andreas Overdiep. Ten tijde van de foto is het woonadres van ‘Koos’ Overdiep opnieuw vernummerd, maar nu tot Dracht 119 (vlakbij de Koornbeurs).
Van de twee bovenwoningen boven de showroom is nog niet duidelijk aan wie deze zijn verhuurd direct na oplevering. Mogelijk ligt daar de oplossing bij de gezinskaarten, maar dan moet je wel een bewonersnaam hebben.
In de periode dat ‘Koos’ Overdiep zich ontwikkelt van electrotechnicus tot autohandelaar, zelfs Citroën-agent, is een andere Heerenvener eveneens een pioniersbestaan aan het opbouwen. En toevalligerwijze of misschien minder toevallig rond dezelfde locatie. Het is de persoon Willem Veenstra, die de concurrentie met de tram aandurft en het initiatief neemt voor een autobusdienst Heerenveen-Appelscha. Ook hem heeft recht op een korte levensschets over zijn aktieve periode.
Willem Veenstra is geboren in Oranjewoud 4 december 1896, als zoon van Jan Veenstra (1847) en Jantje Koopmans (1861). Bij de invoering van de gezinskaarten woont hij nog bij zijn ouders in het Oranjewoud nr. 61. Hij staat daar vermeld als chauffeur. Op 17 juli 1922 gaat hij naar Gorredijk. Hij trouwt in 1923 met Janke Jager. Vrij snel daarna vestigt hij zich te Nijehaske. Volgens een advertentie in de Hepkemakrant handelt hij in auto’s en motoren. In februari 1925 verruimt hij zijn mogelijkheden door een overeenkomst aan te gaan met de N.V. Acetylena te ‘s Gravenhage, welke een vergunning vraagt aan de Raad van Haskerland voor het plaatsen van een benzinepomp met tank in gemeentegrond. Hij heeft dan het bedrijfje van G. Jans op de Heerenwal A 100 overgenomen en het telefoonnummer 116. Jans handelt ook in motorrijwielen en fietsen. Daar begint Willem Veenstra op 20 juli 1925 met een dagelijksche autobusdienst Heerenveen-Appelscha met een ritduur van 1 uur en 35 minuten. Twee keer op een dag, zelfs.
In januari 1926 krijgt hij een aanrijding in Oranjewoud met de particuiere auto van Bieruma Oosting met flink wat schade. Begin maart 1927 vraagt hij bij Gedeputeerde Staten een vergunning voor deze route. Bij die aanvraag is de heer Andreas Willem Tjaarda van Hotel Heidewoud er als de kippen bij om de Staten te bewegen in die route te worden opgenomen. Bij de dienstregeling ingaande 12 juni 1927 blijkt de vergunning geregeld en lijkt ook Tjaarda er baat bij te hebben. De rit naar Appelscha wordt vier keer op een dag vice-versa gereden en duurt volgens die regeling één uur en 25 minuten. Een enkele reis kost fl.1,40 en een retourtje fl.2,00. Wil je de fiets meenemen dan is het tarief ongeacht de afstand fl.0.25.
Eind december 1927 is hij opnieuw betrokken bij een ernstig ongeluk. Deze keer in Jubbega, waar door de gladheid S. Brinksma in botsing komt met de tweede autobus, die - ingezet voor het grote aantal passagiers - vlak achter de eerste rijdt. Gelukkig blijft het bij materiële schade en een lekke benzinetank. In december 1928 - hij is san nog steeds gevestigd aan de tweede Heerenwal A-100, iets voorbij de Stationsbrug - raakt Veenstra verzeilt in een bezwaarprocedure, aangespannen tegen een nieuwe ondernemer die grotendeels dezelfde route wil rijden, maar dan vanuit Drachten. Ook in juli speelt zich eenzelfde procedure af tegen J.O. de Jong uit Jubbega, die een dienst Jubbega 3e sluis-Heerenveen wil starten van twee ritten per dag. Het Leeuwarder Nieuwsblad maakt op 31 juli 1929 bekend, dat J.O. de Jong die vergunning wordt geweigerd.
Op de 13 mei 1929 geeft zijn gezinskaart aan, dat hij van Nijehaske is verhuisd naar Heerenveen (SCO) no. 579b. Volgens de adreslijst van 1928 (Tresoar) woont daar onder Van Riesenstraat 579b de loodgieter A. Hofman. Veel later heeft A. Piek daar zijn werkplaats en is het Van Riesentsraat 7. Dat is een woning aan wat ook onofficieel de Verlengde Dekemalaan wordt genoemd, omdat het op de hoek staat van de Riesenstraat met de Dekemalaan. Kort daarna krijgt de noord-zuid lopende straat de naam Mr. Halbe Binnertsstraat. Zeer verwarrend allemaal. Op de gezinskaart staat als extra gegeven, dat het huis eerst nr. 19 heeft gehad en op 15 juli 1933 wordt vernummerd tot H. Binnertsstraat nr. 29.
Deze tweede afbeelding van het garagecomplex hebben we te danken de aanvraag voor een bouwvergunning door Fokke Brugge. Deze heeft bouwmeester J.M. Visser opdracht gegeven een woning te bouwen tussen de garage van Overdiep (nr. 20-22) en het huis van Bunt (nr. 16) aan de Verlengde Dracht. Zeer tot onze vreugde heeft Bunt (of misschien Jelmer M. Visser) gezorgd voor het meesturen van een foto van de situatie voor de bouw. Acther op de foto staat ten overvloede: “Behoort bij beschikking van Burgemeester en Wethouders der gemeente Schoterland, d.d. 23 Juli 1930, no. 122B. De Secretaris.” Die beschikking betreft dus vergunning nr. 2145 voor het perceel A-2864, welke op 7 augustus wordt verleend. Ook bij deze foto is het niet ondenkbaar, dat de fotograaf een lid is van dezelfde fotoclub als G.A. Overdiep, namelijk: J.M. Visser, de architect en aannemer. Ook hij behoort mee tot de oprichters daarvan. Brugge trekt er per 1 april 1931 in !
Zeer bijzonder op deze foto is de aanwezigheid van de (eerste) autobus van W. Veenstra, nr. 1. Op de zijkant staat goed leesbaar ‘Heerenveen - Appelscha’ . Minder goed leesbaar op de dakrand (maar op het origineel met vergrootglas niettemin: ‘Donkerbroek - Oosterwolde’ en boven de voorruit ten overvloede nog (met zeer veel moeite): ‘Heerenveen’.
Singulier is de aanwezigheid van de handkar van de ‘N.V. Normandia’ met ‘Karnemelkse pap’, ‘Boter’ en ‘Kaas’ in het assortiment. Ook daar hebben we even gezocht naar de expoitant en afhankelijk van de datum van het maken van de foto hebben we daarvoor twee kandidaten. K. de Heij op de Heerenwal 62 laat 30 april 1929 in de Hepkemakrant weten, dat hij een dag eerder is begonnen met het venten van melkproducten van de Zuivelfabriek N.V. ‘Normandia’ te Sneek. De toestand van de venterskar lijkt in ieder geval ‘nagelnieuw’ en ‘kakelvers’. Zijn prijs voor de
karnemelksche pap is 12 cent per fles. In dezelfde krant wordt op 3 juli 1930 door de N.V. ‘Normandia’ Zuivelfabriek bekend gemaakt dat met ingang van de 6e juli niet K. de Heij maar de melkventer A. van het Meer, eveneens uit Nijehaske, de flessenmelk van ‘Normandia’ zal leveren.
Laatste bijzonderheid is de pomp. Er staat goed leesbaar APC (= American Petroleum Maatschappij) op en de benzine is van de ESSO.
Op 30 april 1932 raakt Willem Veenstra in Donkerbroek na een uitwijkmanoevre in de zachte berm en kantelt in een sloot. De tien passagiers en de chauffeur komen er onbeschadigd via het noodluik uit. De spiksplinternieuwe bus heeft ruitenschade en moet met de kraanwagen van de firma Wierda weer op de weg worden gezet. Inmiddels geeft Veenstra onderdak aan twee chauffeurs. Klaas Jacob Piersma, van maart 1930 tot mei 1932, en Jan Hoogenberg, van augutus 1931 tot juli 1933.
In september van datzelfde jaar moet Veenstra opnieuw in de verdediging. Zijn aanvraag voor een verlenging van zijn busdienst naar Assen is afgewezen waarvan hij in beroep is gegaan. De N.T.M. wil nu een autobusdienst starten op het traject Oosterwolde, Appelscha en Smilde, want ze wil de tram Meppel-Smilde opheffen. Veenstra vindt dat het beroep moet worden afgewacht, maar tevens dat de aanvraag van de N.T.M. moet worden afgewezen. Hij komt daarmee in aanvaring met de heer Biezeveld, directeur van de N.T.M. omdat hij vindt dat de N.T.M. met autobusdiensten niet meer rechten heeft dan de andere ondernemers.
Op 14 juni 1933 kopt het Leeuwarder Nieuwsblad, dat de N.V. Ned. Tramweg Maatschappij de autobusondernemer Veenstra te Heerenveen wil overnemen van het traject Heerenveen-Appelscha. Die overname wordt door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd ! Een maand later op 24 juli 1933 gooit het Rijk roet in het eten door toegezegde subsidies in te trekken, zodat de overdracht niet tot stand kan komen en de Staten de goedkeuring tot overname moeten intrekken. Veenstra besluit door te gaan en krijgt zijn vergunning terug. Meteen probeert hij met een andere gegadigde opnieuw tot onderhandeling te komen voor een overname. De nieuwe beoogde ondernemers J. van der Hoek Jr. te Leeuwarden en G.A. Philippeau te Amsterdam, die al op 4 augustus 1933 op de Provinciale Griffie de vergunning tot overdracht hebben ingediend tot het in werking houden van een autobusdienst op het traject Heerenveen-Appelscha moeten een bezwaarprocedure afwachten. Op 6 september 1933 komt de autobuscommissie van G.S. met de toestemming voor de overdracht, omdat er geen bezwaren tegen zijn ingediend.
In een dossier van de Kamer van Koophandel, nr. 05632, lezen we dan dat Willem Veenstra is ingeschreven per 25 maart 1924 en het bedrijf tenslotte is opgeheven op 6 april 1934. Veenstra heeft kennelijk even afstand genomen van de zaak, want op 2 januari 1934 vertrekt hij met zijn gezin naar Lochem. Op 6 september 1935 komt hij terug naar Heerenveen en laat zich dan inschrijven op het adres Parallelweg nr. 6 in Nijehaske. Kort daarna verhuist hij naar de Burg. Falkenaweg no. 20, de noordelijke bovenwoning boven de garage. Daar overlijdt op 8 april 1936 zijn echtgenote Janke Jager. Hij blijft evenwel wonen in het pand nr. 22 tot hij op 16 juli 1942 vertrekt naar Kampen. Zijn moeder Jantje Koopmans, wed. van Jan Veenstra, aan wie hij kennelijk al enige tijd onderdak heeft geboden, blijft er nog tot 27 januari 1944 wonen.
De nieuwe ondernemers pakken de zaak zéér commercieel aan, want zij richten direct een Naamloze Vennootschap op en registreren dat op 12 maart 1934 bij de Kamer van Koophandel (dossier 11178) als “N.V. Autobedrijf “Heerenveen”. De allereerste aktie geeft dat al aan. Wij citeren de Hepkemakrant van 12 maart 1934: “ Per 12 Mei a.s. ruime Autoboxen met en zonder onderhoud. Vanaf fl.60,00 per jaar. N.V. Autobedrijf Heerenveen, Heideburen 83a, Telf, 116.” In het Nieuwsblad van het Noorden 17 maart 1934 vinden we de wijziging in het Handelsregister over de N.V. Autobedrijf Heerenveen. De directeuren zijn dan H.A. Philipsen (lees evenwel: Philippeau) en J. van der Hoek. De commissaris is H.W.D.J.G. Lubbers. Het betreft een maatschappelijk kapitaal van fl.50.000, waarvan gestort en geplaatst is fl.10.000.
Henricus Antonius Phillippeau (1899) is inmiddels op 13 september 1933 al ‘vol vertrouwen’ van Amsterdam naar Heerenveen gekomen, waar hij op de Heideburen 83a - vlakbij de Spekbrug - een onderkomen vindt voor zijn vrouw (1902), zijn dochter Petra (1931) zijn twee zwagers van Adelberg (de jongste van 1925 en de oudste van 1916 die als bediende bij het R.D.B. Theater wordt genoemd). Bij hen in woont mede-directeur Jan van der Hoek (1904) uit Leeuwarden, die op 18 juli 1934 trouwt en een eigen gezinskaart krijgt voor de Burg. Falkenaweg 20, samen met zijn vrouw en schoonmoeder). Philippeau is dan met zijn gezin al vanaf 12 mei 1934 bewoner van Burg. Falkenaweg 22.
De onderneming wordt beslist geen succes, wat duidelijk mag blijken uit het feit dat Philippeau volgens de Leeuwarder Courant op 29 juli 1935 als uittredend directeur de N.V. Autobedrijf “Heerenveen” verlaat en daarna per op 13 november 1935 teruggaat naar Amsterdam. Op 20 december 1935 kan de nieuwe directeur Lyckle Boersma, uit Bussum, met de sleutel de bovenwoning van Burg. Falkenaweg 22 betrekken. De Hepkemakrant heeft al eerder op 23 oktober 1935 gemeld, dat er sprake is van de overname van de autodienst Heerenveen-Appelscha v.v. door P. Blaauw uit Bussum. Hoe deze interim-deal moet worden beoordeeld, kunnen we niet duiden, want A. Jonkers is inmiddels al sinds augustus 1934 directeur, wat te lezen valt in een bericht in de Leeuwarder Courant van 14 augustus 1934. De krant neemt dan een wijziging van het Handelsregister op over de N.V. Autobedrijf “Heerenveen”. De uitgetreden commissaris H.W.D.J.G. Lubbers, wordt opgevolgd door F. de Haan. De uitgetreden directeur L. Boersma, wordt opgevolgd door A. Jonkers.
Deze betrekt twee dagen na het vertrek van Lyckle Boersma naar Bussum per 28 juli 1935 de bovenwoning van Burg. Falkenaweg 22.
Het merkwaardige is het dat L. Boersma als directeur van N.V. Autobusbedrijf “Heerenveen” als adres opgeeft: Burg. Falkenaweg 20-30. Vermoedelijk houdt dat verband met de grote hoeveelheid gebouwde autoboxen naast en achter de nieuwe showroom. Deze gedachte wordt gesteund door het Adresboek 1934, die de huisnummers Verlengde Dracht 24, 26, 28 een 30 niet kent. Wel weer nr. 32, want daarvoor geeft het adresboek de naam van A. de Boer en als zijn beroep: depothouder benzinehandel. Inmiddels is ook Jan van der Hoek zijn rol uitgespeeld en deze trekt uiteindelijk op 29 juli 1937 daarvan de consequentie door terug te gaan naar Leeuwarden.
Andries Jonkers maakt er werk van door in de krant van 4 september 1935 zijn eerste advertentie met ‘autokoopjes’ van verschillende merken in de garage aan de Verlengde Dracht onder huisnummer 20 aan te bieden. De opgaaf voor een uitstapje naar de R.A.I. met de N.V. Autobedrijf Heerenveen op donderdag 6 februari 1936 voor een retourprijs van fl.3,- moet daarentegen worden gedaan op adres Burg. Falkenaweg 22, waar op dat ogenblik de directeur Philippeau nog woont. U weet uiteraard dat inmiddels ‘Heerenveen-één’ is onstaan per 1 juli 1934 en dat heeft voor de administratie van het woninggebruik ook gevolgen gehad. De zogenaamde ‘woningkaart’ is geïntroduceerd en deze zijn tot ongeveer 1980 in gebruik gebleven. Samen met de maatregel van straatnaam en huisnummer weten we dus ook dat op 9 juli 1935 Burg. Falkenaweg 20 (noordelijke bovenwoning) wordt betrokken door Willem Veenstra. (zie eerder).
Directeur Andries Jonkers woont aanvankelijk op het adres Oranjewoud 172 (als inwonende bij zijn ouders, die een bakkerij hebben). Als zijn beroepen staan achtereenvolgens op de gezinskaart: monteur-bankwerker, assistent-machinist; bakker (o); chauffeur. Hij verhuist per 30 juli 1937 naar de zuidelijke bovenwoning nr. 22, welke Lyckle Boersma per 28 juli weer heeft vrijgemaakt voor een vertrek naar Bussum. Jonkers is de dag daarvoor (29 juli) gehuwd met Wietsche Krol.
Als laatste dossier van dit bedrijf nr. 12785 is de inschrijving van 16 maart 1942, waarvoor A. Jonkers v/h N.V. Autobedrijf “Heerenveen” als directeur optreedt. De opheffing vindt overigens pas plaats op 12 maart 1957. Het Vignet is van 16-10-1939.
De conclusie na de oprichting van de N.V. Autobedrijf Heerenveen dringt inmiddels wel door. De garage van Koos Overdiep is overgenomen en deze richt zich weer volledig op zijn electriciteitswerkzaamheden, samen met het door hem opgerichte taxibedrijf ‘Citax’. Hij maakt als automonteur naam in de Heerenveens brandweer, waarvan hij op 1 januari 1956 met pensioen gaat. Andries Jonkers zet zijn carrière voort bij de N.T.M. Busmaatschappij.
2015, december 13 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 43
Het heeft maar een haartje gescheeld of deze nieuwbouw zou hebben gestaan aan de ‘Foytsstraat’. De directeur Gemeentewerken van Schoterland heeft namelijk voorgesteld aan B. en W. om het verlengde van de Van Dekemalaan vanaf de Van Riesenstraat tot aan de huidige Mr. Halbe Binnertsstraat, of eigenlijk tot aan de Verlengde Dracht “Foytsstraat” te noemen. Het college neemt die suggestie niet over en legt aan de raad de naam ‘Mr. Halbe Binnertsstraat’ voor. Dat voorstel wordt door de raadsleden positief gehonoreerd, vanwege de betekenis die mr. Halbe Binnerts voor Heerenveen heeft gehad met name voor het project ‘Heerenveen-één’.
Op 13 november 1929 gaat de raad van Schoterland met deze straatnaam akkoord. Er staat dan aan de oostkant van bovenstaande, beklinkerde straat in het meest noordelijke deel dan al een behoorlijk rijtje woningen, waarvan de bouw is begonnen in 1927. Dat jaar vinden we toestemming voor de bouw van de huisnummers 579c tot en met 579n. Voor een goede oriëntatie in de tegenwoordige tijd vertellen we u erbij, dat de huidige Sieger van der Laanstraat nrs. 13, 15, 17, 19, 21, 23, 25, 27, 29, 31, 33 en 35 (alles oneven) dit rijtje dubbelwoningen nog steeds koestert.
Evenwel ..... niettemin ..... nochtans ..... zijn dat niet de huisnummers, die bij de systeemwijziging van begin 1931 zijn toegekend aan de Mr. Halbe Binnertsstraat. Uit de adresboekjes is dat op geen enkele manier terug te vinden, om de doodeenvoudige reden, dat er tussen 1927 en 1934 niet nog een adresboek is verschenen. Hoe zijn we dat dan te weten gekomen ? Wel door ‘dom’ geluk ! In een gesprek met een collega-vrijwilliger bij het museum Willem van Haren komt diens grootvader Fokke van der Werf ter sprake, die volgens het adresboek 1934 woont op het huisnummer Mr. Halbe Binnertsstraat 35. Kleinzoon Fokke de Groot, zelf ook bewoner geweest van de voormalige straat maar dan onder de gewijzigde naam Sieger van der Laanstraat, vertelt dat hij een kiekje heeft van het huis van pake en beppe met duidelijk het nummer 25 naast hun deur. Die kennis maakt ongelofelijk nieuwsgierig en bij het eerstvolgende bezoek aan het gemeentearchief vragen we de gezinskaart (over de periode 1920-1940) van Fokke van der Werf ter inzage. Bingo !!! In mei 1927 naar Heerenveen 579n (van nr. 658 = van Decamalaan); in 1929 wordt de straat Mr. Halbe Binnertsstraat genoemd; in 1931 Mr. Halbe Binnertsstraat no. 25 en op 15 juli 1933 vernummerd tot Mr. Halbe Binnertsstraat no. 35.
Dan de nieuwe stelling: als het huis van Fokke van der Werf deze behandeling heeft ondergaan, dan moeten de andere woningen uit 1927 hetzelfde hebben meegemaakt. Als steekproef twee andere bewoners: Ernst Ettema en Peter Kampman. Ettema woont eerst onder no. 579d, dan no. 5 en in 1933 op no. 15. Peter Kampman eerst no. 579f, dan no. 9 en in 1933 op no. 19. Klopt dus!
Het laatste probleem is tenslotte het ‘waarom’ van die tussentijdse vernummering. Ook daarvoor is een eenvoudige oplossing aan te wijzen. Tussen de Van Riesenstraat en de woning met nummer 1 liggen nog enkele bouwkavels en daar worden in 1933 nog een zestal nieuwe woningen opgericht. De verantwoordelijke ambtenaren zullen het wat slordig hebben gevonden om die huizen de nummers 0a tot en 0f toe te wijzen en daarom zal er zijn besloten een hernummering van de oostkant van de straat door te voeren. Merkwaardigerwijs is van een gemeenteraadsbesluit in die richting overigens niets te vinden in haar notulen. Waarschijnlijk is dat een gedelegeerde taak van de afdeling Gemeentewerken geweest, waarvoor evenmin verantwoording wordt afgelegd.
Het spits voor het bewoonbaar maken van deze nieuwe straat - als verlengde van de Dekemalaan - wordt door de ‘Onderlinge Bouwvereniging’ afgebeten bij bouwvergunning van 9 maart 1927. Het Nieuwsblad van Friesland van 11 maart 1927 maakt melding van het in ontwikkeling nemen van het westelijke gebied tussen rijksweg en spoordijk met de bouw van o.a. 12 woningen. De raad van Schoterland heeft in de vergadering van 16 maart 1927 besloten tot verkoop van bouwterrein aan de leden van de ‘Onderlinge Bouwvereniging’ te Heerenveen (L.C. 17-3-1927).
Dat aantal van 12 woningen komt overeen met de ambities van deze bouwvereniging om zes dubbele woningen te bouwen én ... laat dat nu precies de nummers zijn die bekend worden als Heerenveen (Verl. Dekemalaan) 579c tot en met 579n. Ze worden gebouwd bij vergunning 1691 d.d. 9-3-1927 door de ‘Onderlinge Bouwvereniging’ op kad. Heerenveen, sectie A, nr. 428. Die aanvraag is o.a. getekend door de secretaris van die Onderlinge: Karel Beck. Deze is zelf bouwkundig opzichter en treedt op als ‘bouwmeester’. Er wordt in korte tijd stevig doorgewerkt, want in mei trekken de eerste bewoners al in hun onderkomen. Eind 1927 is dit twaalftal woning volledig in gebruik genomen.
In 1928 worden daar nog aan toegevoegd een viertal met de nummers: 27, 29, 49 en 51, terwijl in 1929 daar nog bijkomen: 31, 41, 47, 53, 55, 61, 75, 77 en 99.
Helaas beschikken wij niet over een ledenlijst van deze Onderlinge om precies te weten, wie de pionier-bewoners van de nieuwe straat - met uitzicht op de spoorbaan - zijn. Wel wagen wij de veronderstelling, dat het tevredenheidsgehalte hoog is geweest mede door het gekozen lidmaatschap van de onderlinge vereniging. Enig zicht op sympathisanten van de Onderlinge krijgen we door de bewoners, die als pioniers de straat gaan bevolken. Een tussenconclusie daarbij is, dat het adresboek 1927 laat in dat jaar is verschenen. Wij stoelen die gedachte op de datum, dat de vergunning is afgegeven om te mogen bouwen: 9 maart 1927. In amper twee maanden is het toch niet mogelijk geweest om deze bouwstroom van 6 dubbelwoningen uit de grond te stampen. Het lijstje bewoners van 1927 ziet er dan als volgt uit - van noord naar zuid aan de oostzijde:
nr. 579c. E. van der Tuin, arbeider N.S.; nr. 579d. E. Ettema, metselaar; nr. 579e. H. P. Been, verzekeringsagent; nr. 579f. P. Kampman, timmerman bij de N.S.; nr. 579g. A. Oord, handelsreiziger; nr. 579h. IJ. Bosma, spoorwegarbeider; nr. 579i. C. Duursma, handelsreiziger; nr. 579j. H. van der Zwaag, timmerman; nr. 579k. D. de Vries, bouwkundig opzichter; nr. 579l. S. de Lang, letterzetter; nr. 579m. J. Swart, handelsreiziger en nr. 579n. F. van der Werf, meubelmaker. Een paar gezinskaarten van de families die vrij snel weer zijn vertrokken raadplegen we om te kijken hoe lang ze er hebben gewoond.
Hendrik Pieter Been met vrouw en drie kinderen komt in mei 1927 in huisno. 579e en verhuist 29 mei 1931 naar Apeldoorn. Cornelis Duursma, vrouw en twee kinderen betrekt de nieuwbouw 579i op 1 juni 1927 en begint op 7 september 1933 op de Heerenwal 35 een drogisterij is. Jan Swart is met vrouw en vier kinderen gekomen in augustus 1927 in huis 579m en besluit op 23 mei 1930 de verhuiswagen naar Leeuwarden te sturen. Hij is niet alleen handelsreiziger maar teven depôthouder-winkelier in chocola en suikerwerken.
Verder verdwijnen in de periode 1928 tot 1934 nog twee families, te weten E. van der Tuin en de bouwkundig opzichter D. de Vries. In een advertentie van de Hepkemakrant van 6 januari 1928 blijkt bewoner Ernst Ettema, Verl. Dekemalaan 579, al eerder van plan zijn werkmanswoning, voorzien van gas-en waterleiding en een vrije regenwatersbak te willen verkopen. Dat hij daarin niet is geslaagd mag blijken uit het adresboek van 1934.
De vervangende bewoners, die in 1934 in Mr. Halbe Binnertsstraat wonen en dus niet meer in de Verlengde Decamalaan, zijn: nr. 13. (oud nummer 579c) L. de Boer, brievenbesteller; nr. 17. (oud nummer 579e) W. Holtrop, hulpkeurmeester; nr. 25. (oud nummer 579i) J.M. Westhof, arbeider telegrafist; nr. 29. (579k) A. Hofstra, automonteur en nr. 33. (oud nummer 579m) H. Prins, kaashandelaar.
Er is alle kans, dat het echtpaar bij het tuinhekje van het pand 579d mevrouw en de heer Ettema zijn. Vanaf het ploegje nieuwsgierigen midden op de straat zijn ook nog zichtbaar enkele particuliere, eigen woningen, die in 1928 zijn gebouwd, te weten: nr. 27, 29. Het zijn er twee met een afwijkend dakprofiel en de bouwvergunningen geven daarvan de details. Vergunning 1824, d.d. 6-6-1928 staat op naam van K. Beuckens, melkventer, huisnr. 27, maar de aanvraag wordt gedaan door J. Ram, in 1927 vetsmelter en in 1934 winkelier in handwerken op de Dracht. De bouwmeester is in dit geval K. Telgenhof, timmerman op de Nieuwburen, die het blauwdrukontwerp van Bosma’s Architectenbureau, Dragten-Heerenveen, als leidend moet nemen.
Het pand daarnaast van vergunning 1862, d.d. 29-9-1928 op naam van D. Oostinga, nr. 29, tabakskerver, is ontworpen door bouwmeester H.J. Bakker te Knijpe, die enig commentaar moet verwerken van de Provinciale Friesche Adviescommissie ter wering van Inbreuk op de Schoonheid van Stad en Land. Een deel van de eisen van de adviescommissie zijn naderhand weer ingetrokken, omdat de eigenaar en zijn raadgever doorslaggevende argumenten op tafel hebben gelegd. Zo wil de eigenaar geen zijraam in de westelijke gevel, omdat deze op de kant van de erfscheiding zit. Die eis wordt dan ingetrokken.
Jammer genoeg zijn er niet meer details van de bewoning te ontdekken, waardoor we tot de slotsom komen dat deze foto eind 1928 is gemaakt. Deze sepiakleurige prentbriefkaart ‘Verl. Decamalaan’ uit de collectie Leo Leenes (code LL 79, uitgave van G. Brouwer & Zoon, Heerenveen, en met een datumstempel uit 1929) bevindt zich in het museum Willem van Haren.
Terwijl de voortuintjes van de woningen een beginnende begroeiing laten zien en een hekwerkje deze scheidt van het trottoir, is eraan de overkant van de straat nog slechts een kale berm aan een ogenschijnlijk eindeloze gracht of wijk in zuidelijke richting. Op één van de bouwtekeningen wordt dat een ‘zijtak van de Molenwijk’ genoemd, en dat is terecht. De dwarsgracht van de Molenwijk, die loopt naar het verbindingsbruggetje van de Compagnonsstraat en de Van Dekemalaan en daar afbuigt in zuidelijke richting, is precies dezelfde waterloop.
Boven de horizon in het zuiden steekt een of ander gevaarte de lucht in, maar details zijn daarvan niet waar te nemen. Wanneer we de Historische Atlas van Friesland ter hand nemen en daarvan kaartblad nr. 183 opslaan (verkend in 1922) dan blijkt daaruit dat waar de Binnertsstraat de haakse verbinding maakt naar de Verlengde Dracht de letters ‘Wt M’ staan bij het symbool van een ‘windmotor’-watermolen. Maar oppervlakkig gezien lijkt het het meest op een gigantische boom, die wel eens gestaan kan hebben bij het voormalige molenterrein aan het einde van de Molenstraat. Zou er nog een 90+ Heerenvener zijn, die daaraan een herinnering kan hebben? De luchtfoto’s geven ons daarover geen uitsluitsel. Deze zijn óf niet oud genoeg óf ze laten dat gebied niet zien.
Het is duidelijk dat er in 1928 nog geen aanwijzingen zijn, dat de wijk langs de Verlengde Decamalaan binnen afzienbare tijd zal worden gedempt. Dat onderwerp komt misschien nog wel eens aan de orde bij een andere foto of ansichtkaart van deze straat.
2013, februari 3 - wibbo westerdijk - hip-backup (met dank aan Fokke de Groot)
HIP-time 77
Het is inmiddels helemaal niet vreemd meer, dat je door de mogelijkheden van internet ontzettend breed georiënteerd raakt.
Een flink aantal jaren geleden is er in het museum Willem van Haren een regelmatige bezoeker bezig een lijst samen te stellen van foto’s uit de reportages over Heerenveen en haar dorpen. Met name het blad ‘Fen Fryske Groun’ - waarvan het museum een aantal jaargangen bezit - publiceert foto’s van een kwalitatief zeer hoogwaardig niveau. De sepiakleurige afbeeldingen trekken de aandacht van de abonnees uit die jaren. Er wordt meer dan driftig uitgeknipt en verzameld, maar gelukkig ontspringen ook complete jaargangen die dans en worden door de beter gesitueerde abonnee ‘ingebonden’.
De man die de lijst samenstelt, blijkt op verzoek bereid zijn inventarisatie met het museum te delen en sindsdien is zijn handschrift te vinden in de ringband ‘Collecties’ en kan worden geraadpleegd. Volgens de door Hendrik Jan Boer uit Groningerland samengestelde lijst van afbeeldingen afkomstig uit o.a. Fen Fryske Groun, maar ook uit de geïllustreerde weekbladen Het Noorden in Woord en Beeld en Eigen Erf in Woord en Beeld, beschikbaar als computerbestand op zijn website: www.noordnl.nl , zou onze foto zijn gepubliceerd op 29 juni 1934.
Voor de hand ligt dan, dat je het in dat exemplaar van Fen Fryske Groun kunt vinden. Minutieus nalopen van dat exemplaar in de bibliotheek van de jaargang 1934 levert veel mooie fotoos op, maar niet deze. Helaas ! Zou het mogelijk kunnen zijn, dat de foto in één van de andere tijdschriften is aangetroffen ?
Op 15 februari 2012 tijdens een surfsessie met het steekwoord ‘Heerenveen’ ontdekt schrijver van dit verhaal deze website en legt het beeld vast op zijn harde schijf. Eind december 2013 doet Ys W. Sevensma bij een ontdekkingstocht op internet hetzelfde en stelt ons daarvan meteen in kennis. Uiteraard valt hem onmiddellijk de ‘kreupele’ tekst als bijschrift op, maar vergevensgezind legt hij het toch maar vast als ‘De Veenscheiding’.
Uit prékadastrale informatie is in Heerenveen dan al bekend, dat de familie Engelen eigenaar is geweest van het water van die naam. Bovendien sluit deze Veenscheiding aan op de door deze familie gegraven verbinding naar het Tjongerkanaal, welke de naam ‘Engelenvaart’ heeft gekregen. Rond 1830 is Hermanus Hiddinga, onroerend goed bezitter en houtzaagmolenexploitant eerste kadastrale eigenaar van het water van de Veenscheiding (A-540), terwijl de Grietenij Haskerland dat is aan hun kant van het grietenijbezit.
Eerdere ‘gravers’ - niet alleen in het veen, maar ook in de geschiedenis van de vervening - zijn verantwoordelijk voor onze gebrekkige kennis over de veenscheiding tussen de grietenijen Haskerland en Schoterland. Erkend ‘nammekundige’ Karel F. Gildemacher, die in het boek ‘Haskerlân’ met ‘Feanskieding’ de zuidelijke grens van de gemeente Haskerland met die van Schoterland benoemt, verklaart de verschijningsvorm soms als een afscheiding met palen, soms als een brede greppel. In de loop van de tijd kan het vervolgens zijn uitgegroeid tot een vaart. Pas in een oorkonde uit 1539 komt de naam voor het eerst voor als ‘faenschedinge’. Spijtig genoeg rept hij niet over de meer zuidelijk gelegen ‘oude veenscheiding’ op het grondgebied van de latere wijk De Greiden in relatie tot de huidige waterverbinding als grens tussen de wijken De Greiden en Nijehaske. De samensteller van het Straatnamenboek van Heerenveen uit het vermoeden, dat de ‘oude veenscheiding’ eens de grens is geweest tussen Nijehaske en Nieuweschoot.
Pas in 1767 komt er enige duidelijkheid over het verloop van de Veenscheiding als een consortium van veenexploitanten, die de Heerenveense advocaat Johannes Munnik in de arm nemen, om een octrooi tot het graven van een vaart tussen Heerenveen en het Tjeukemeer, met het recht van tolheffing, aan te vragen bij de Staten van Friesland.
Dat consortium bestaat dan uit Jhr. Poppe Andreae van Canter, Arjen Buwalda, Nanne Dirks Drijfhout, Sybren Stapert, Sjoerd Stapert, Cornelis Witteveen en Frederik Witteveen. Uit de speciekohieren is bekend, dat Nanne Dirks Drijfhout langdurig inwoner is geweest van Heerenveen. Sindsdien wordt het traject van de ‘Veenscheiding’ langs het bekende huidige sluisje naar het ‘Nannewijd’, linksaf langs de Badweg naar Rottum en tenslotte als Hoogedijkstervaart evenwijdig langs de weg bij Vierhuis in het Tjeukemeer uitmondend, aangegeven. Ook die situatie behoort inmiddels al weer enige tijd tot het verleden.
Onze foto wordt dus op 29 juni 1934 gepubliceerd en we nemen daarbij aan, dat het een authentieke opname betreft. In Heerenveen weet iedereen in die tijd, dat aan het eind van het Breedpad een zestal aaneengebouwde huisjes staan tot aan de oostelijke spoorsloot. Over deze parallel aan de spoorbaan lopende sloot ligt een smal bruggetje. Nee, niet het bruggetje op deze foto, want deze ligt over de westelijke spoorsloot. Tussen beide bruggetjes ligt dus de goed zichtbare spoorbaan met de rails ingebed door een met korte bielzen gevormd pad. Suggereert de fotograaf met de stand van de bewaakte overweg, dat de trein net is gepasseerd of dat de trein op het punt staat binnen enkele momenten te gaan passeren? Is dat ook de reden, dat de ‘poserende’ man-met-pet zo ontspannen in de lens kijkt? Zou dat de bewoner kunnen zijn van het boerderijtje, dat is afgebeeld ? Wanneer dat het geval is, dan vertelt het adresboek van 1934 ons, dat we te maken hebben met veehouder Dirk Johannes van der Laan van huisnummer 79.
Vragen we ons af hoe dit agrarische bedrijf zo apart is komen te staan, dan gaan we eerst even terug in de tijd. Uit de speciekohieren weten we dat zekere Geert Paulus in 1779 op één van de hoogste specienummers aan de Heerenveen-zuidzijde op de ‘Conijnebergh’ als keuterboer met 5 koeien en 1 rier een boerenbedrijfje heeft gehad. Hij is daar in 1792 opgevolgd door Roel Klazes, na 1811 zich noemende Oostwoud. Deze pakt het duidelijk iets groter aan. In 1795 heeft hij een veestapel van 23 koeien en 3 rieren, en de hulp van 2 paarden. Wie destijds de eigenaar van de plaats met land is geweest, is niet duidelijk, maar wanneer de zathe en landen met huizinge en schuur c.a. in 1809 in de Leeuwarder Courant te huur staat is het Daniël de Blocq van Scheltinga, die de briefjes ‘vragtvrij’ op Pauwenburg te Oranjewoud wenst te ontvangen.
De nieuwe huurder blijkt Durk Hendriks (Pasma), die in een quotisatielijst van 1809, staat vermeld als ‘huisman’. Kort daarvoor heeft het bestuur van het ‘Franse’ Heerenveen-Schoterland besloten, dat de huizen in Heerenveen - beginnend bij de kerk en eindigend bij deze boerderij - een oplopende nummering moeten krijgen. Voor deze plaats wordt het huisnummer 281 vastgesteld. We mogen het gerust ‘bijzonder’ noemen, dat tot en met 1879 deze systematiek is gehandhaafd. Pasma blijkt uit het goede boerenhout gesneden, want tot zijn overlijden op 7 september 1854 blijft hij zijn verpachter trouw. In 1832 bij het opmaken van het kadaster blijkt dat te zijn: jonkheer Willem Alberda van Ekenstein, vrederegter te Loppersum in Groningerland. Het boerenhuis met erf is 17.80 are groot en heeft het kadasternummer A-517 gekregen. Wanneer je op de website: <www.hisgis.nl> gaat kijken, zul je ontdekken, dat er er een flinke strook landerijen bijhoort tot aan de Rottumerweg, zonder uitzondering weiland.
In de samenstelling van het gezin van Durk Hendriks Pasma en zijn vrouw Janke Wigles van der Velde is bijzonder opvallend, dat naast hun eigen nog thuiswonende kinderen (Wigle, Wybrigje en Hendrik) en de werkmeid ook deel uitmaken van het gezin twee jongens van Fokke Bienema uit Oudeschoot. Izaäk de Swart (van) Bienema, 9 jaar, en Frans Hendrik (van) Bienema, 7 jaar, zullen waarschijnlijk deel hebben uitgemaakt van het gezin Pasma. Vader Fokke Bienema heeft juist in die jaren een druk bestaan geleid als politicus en bestuurder in de Provinciale en Gedeputeerde Staten van Friesland en de jongens zullen op school zijn gegaan in de Oude Kerkstraat bij meester Peeting. Mogelijk dat moeder niet volledig in staat was een groeiend gezin te bestieren?
Met een sprongetje in de tijd belanden we bij zoon Wigle Durks Pasma (1815), die zijn vader (of eigenlijke zijn moeder in 1858) als pachter is opgevolgd. Hij krijgt te maken met een ingrijpende verandering door de aanleg van de spoorbaan in de lengterichting door een perceel van zijn bedrijf, zodat het bovenstaande beeld kan ontstaan. Jhr. Willem Alberda van Ekenstein verkoopt vóór 1867 al een aantal stroken weiland aan de Staat of eigenlijk het Departement van Binnenlandsche Zaken, die het de spoorwegbestemming geven.
We kunnen veilig aannemen, dat aan en afvoer van goederen naar en van de plaats merendeels heeft plaatsgevonden door middel van een (melk)praam langs de Veenscheiding. Ongetwijfeld zal ook de kruiwagen een beslissende rol hebben gespeeld in het vervoer van kleinere colli.
In het kadastrale dienstjaar 1871 verkoopt jhr. Alberda van Ekenstein de boerderij aan Klaas Sipkes Heida te Katlijk, die het in 1875 aan Sent Hanzes van den Berg doorverkoopt. Deze boert er op de ‘Konijnenpolle’ een flink aantal jaren, maar ziet in de avond van 11 november 1891 - volgens de Leeuwarder Courant van 13 november 1891 - door brand niet alleen het meubilair van zichzelf, maar ook van de naastwonende zilversmidsknecht Douwe Hansma en arbeider Siete Olkes van der Meer, in vlammen opgaan. De woning, bewoond door arbeider-sjouwerman Thijs de Jong, wordt eveneens een prooi van de vlammen. Gelukkig kan het bedrijfskapitaal - het vee worden gered.
Hoe de situering van de wooneenheden daar precies was valt niet af te leiden uit de huisnummers. Het bevolkingsregister laat Thijs de Jong wonen in nr. 537 (gaat na de brand naar ‘t Meer); Sent Hanzes van den Berg in nr. 538; Douwe Hansma in nr. 539 (gaat tijdelijk naar Nijehaske) en Siete Olkes van der Meer in nr. 540 (vindt kennelijk onderdak in de opstallen van pompmaker-molenaar Sipke Jetzes de Boer in nr. 540a om in mei 1892 naar Benedenknijpe te gaan).
De boerderij wordt herbouwd en in 1898 verkoopt Van den Berg de plaats aan Johanna Wilhelmina Bernardina Verbeek, gehuwd met Teunis Brandsma, apotheker, Wijk bij Duurstede. Twee broers van Teunis Brandsma - Lammert en Wytze (beiden vrijgezel) - gaan samen met hun moeder Grietje het bedrijf voortzetten nadat ze vanuit Drachten naar Heerenveen zijn verhuisd. Als Wytze in 1929 overlijdt en Lammert naar Terband gaat, koopt de gemeente Heerenveen het bedrijf en komt de boerderij in huur bij Dirk Johannes van der Laan, die er woont van 12 mei 1930 tot zijn vertrek op 17 maart 1947 naar de U.S.A. (California). Sake Heida krijgt daarna nog de kans het bedrijf te huren van de gemeente Heerenveen voor de periode 29 april 1948 tot 14 juni 1971. De Bouwvereniging Heerenveen Schoterland ontwikkelt in de jaren zestig - ongetwijfeld in samenwerking met de gemeente - plannen voor de bezittingen. Op 5 januari 1972 laat gemeentewerken op de woningkaart noteren: afgebroken ! De Bouwvereniging doet wat van haar wordt verwacht: huizen-en flatbouw aan de lusvormige ontsluitingsstraat ‘Wederik’. Ook de ‘Drie Gebroeders’ verschijnen op de percelen grenzend aan de Oude Veenscheiding.
Met de afsluitende prentbriefkaart van de Engelenvaart, ... pardon de Veenscheiding, krijgen we nog even een indruk van het uitzicht van de bewoners naar het westen. Deze kaart gebruikt Dick Bunskoeke op 27 september 1989 in de Koerier in de rubriek Ut it Feanster Printeboek. “Juf Hergarden” stuurt het in 1929 naar “Andreas” (Tjaarda) en schrijft haar laatste wensen op de rand van de afbeelding. Prominent in het midden - staat de bij bouwvergunning 811 opgerichte vellebloterij, die door slager en huidenkoopman Klaas Vrij was aangevraagd voor het perceel A-2049 aan de Veenscheiding. De verstrekte bouwvergunning blijkt van 23 november 1916. De milieu-eisen zijn voor de vervuilende locaties aan de Molenwijk flink opgeschroefd, zodat Klaas Vrij wel moest uitwijken. Overigens ook voor deze locatie aan de Veenscheiding geldt zijn eerste hinderwetvergunning ‘slechts’ voor één jaar. In volgende jaren wordt die toestemming wel weer verlengd. De afstand van de vellenbloterij - eigenlijk dus vellenploterij, waarbij veel water werd gebruikt om de (schapen)vellen van ongerechtigheden te reinigen - tot de boerderij is slechts ruim 100 meter.
Wanneer we de mededeling van molenkenner Bunskoeke over de sloop van de poldermolen ‘De Vooruitgang’ serieus nemen - en dat doen we -, dan zullen we onze eerste veronderstelling over de ouderdom van de FFG-foto moeten bijstellen tot ‘vóór 1934’. De aanleg van de eerste straten Wederik en Valeriaan in 1970 maakt dat boerderij en bloterij worden afgebroken en vervangen.
2014, februari 23 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan aangever Ys W. Sevensma
HIP-TIME MAGAZINE 58
Portret van twee veenpoldermolens.
Deze poldermolen - in het fotoarchief van het museum Willem van Haren nr. 00738 met een formaat van 9 bij 12 cm - heeft gestaan aan de Nijehasker zijde van de Veenscheiding - de waterverbinding van het centrum van Heerenveen naar het Nannewijd.Twee zaken vallen bij het nakijken van deze foto op, nl. de in handschrift op de beeldzijde aangebrachte term ‘Ketling’, het niet zo zuivere friese woord voor ‘ketting’. De friese spelling moet eigenlijk ‘keatling’ zijn, maar allez ! Deze ‘ketling’ zal in vroegere tijd een functie hebben gehad als voorloper van de ‘sluisgelden’. Wie als schipper de ketting laat lichten, zal tolgeld moeten betalen. Verder staat op de achterzijde van de foto eveneens in handschrift - maar met een vraagteken: S? Bruinsma. Hoe dit moet worden geïnterpreteerd is niet duidelijk: molenaar, fotograaf of schenker ??? Wie de gefotografeerde tien personen zijn die op de voorgrond staan is evenmin duidelijk. Temeer omdat de foto in het geheel niet is gedateerd (ja, vóór 1933 dus)!
Kaart no. 9 van de Groote of St. Johannesgaster Veenpolder, als bijlage bij het voorstel van Gedeputeerde Staten tot wijziging van het reglement W.Z. 1917, is daar heel duidelijk in. Deze grondzeiler op een houten onderbouw en met een rietgedekte bovenbouw laat zijn wieken dus draaien op het grondgebied van Nijehaske, schuin tegenover het sluisje in de Veenscheiding. De kaartenmaker van de Historische Atlas van Friesland, de chromotopografische kaart met een schaal van 1:25.000 van de Uitgeverij Robas Productie 1990 is bij de plaatsing van het symbool van de watermolen (WtM) enigszins onduidelijk. Op kaartblad no. 182 St. Johannesga wordt de suggestie gewekt, dat de molen aan de zuidzijde van de Veenscheiding staat.
Een groep molenkenners met een zeer instructieve site - ‘Database van Verdwenen Molens in Nederland’ - geven eveneens een opsomming van de vier molenaars, die tot de sloop in 1933 deze poldermolen hebben bediend. Inmiddels is er in 1930 wel een mechanisch gemaal naast de molen gebouwd. De molenhistorici schrijven ook dat deze molenaars eveneens zijn belast geweest met de bediening van het ‘sluisje’ in de Veenscheiding naar het Nannewijd - welke vanaf dit punt op het kaartblad no. 182 in latere jaren ‘Ringvaart’ wordt genoemd.
De achtkante bovenkruier wordt in 1860 als onderdeel van de drooglegging van de veenpolder gesticht en krijgt dan als naam “De Vooruitgang”, welke zijn water dient te lozen in de Veenscheiding. Destijds is deze watering nog privébezit van de familie Engelen, die bijna twintig jaar eerder tevens heeft gezorgd voor een fantastische kanaalverbinding naar de Tjonger met het graven van de “Engelenvaart”.
Deze foto van eveneens een poldermolen - in het fotoarchief van het museum Willem van Haren nr. 00725 met een formaat van 9 bij 12 cm - heeft gestaan aan de westkant van de in 1841 gegraven Engelenvaart - de waterverbinding van de Veenscheiding naar de Tjonger. Deze grondzeiler op een stenen onderbouw en met een rietgedekte bovenbouw laat zijn wieken dus draaien op het grondgebied van Rottum, ten zuiden van het sluisje in de Veenscheiding. De eerder genoemde molenhistorici geven eveneens een opsomming van de acht molenaars, die tot de sloop in 1933 deze molen hebben bediend. Het gebouwtje op de foto links van de molen wordt als een ‘diensthokje van de PEB’ beschouwd, althans volgens de opschrift achter op de foto. We moeten aannemen, dat bedoeld wordt het electrische gemaal die in 1929 is bijgebouwd.
De achtkante bovenkruier wordt ook in 1860 als onderdeel van de drooglegging van de veenpolder gesticht en krijgt dan als naam “Veenzigt” - in een latere spelling ‘Veenzicht’- , welke zijn water eveneens dient te lozen in de Veenscheiding. Deze molen wordt in de volksmond ook wel ‘De Lytse Mole’ of ‘De Kleine Molen’ genoemd.
Op het bijgevoegde kaartfragment wordt de grens van de St. Johannesgaster Veenpolder aangegeven met de lange platliggende streepjes. Duidelijk wordt daarmee dus dat deze veenpolder zich zowel in het gebied van Haskerland als in dat van Schoterland bevindt. Het speelt zich immers allemaal af vóór 1934 als de ‘Heerenveen-één’-wensen een wettelijke basis krijgen.
Als ‘toetje’ in deze historie over de poldermolens laten we U meegenieten van een glasdia van de hand van amateurfotograaf Jelmer Murks Visser (1877-1945), aannemer in Heerenveen. Het roeiboot-avontuur van een familie-uitje maakt onderdeel uit van de collectie Altena-Visser in het Museum Willem van Haren.
2013, juni 2 - wibbo westerdijk - hip-backup