Historie in beeld
HIP-TIME MAGAZINE 76
Schansterbrug, opgeblazen in 1945
Het is de fotograaf van nr. 01858 - een fotoformaat van 17.7 x 12.5 cm uit de collectie van het Museum Willem van Haren - bij voorbaat vergeven, dat hij om allerlei redenen trillende handen heeft gehad en bovendien slechts de beschikking over vermoedelijk oorlogsmateriaal om deze opname te kunnen maken. Het moet een emotioneel moment voor de ‘man’ zijn geweest om de zinloze verwoesting van de oeververbinding in ogenschouw te nemen.
Terugtrekkende, verliezende duitse troepen besluiten op 13 april 1945 - één dag vóór de bevrijding van Heerenveen - bij hun aftocht zo veel mogelijk de bruggen te ontregelen, zodat ze tijd kunnen winnen voor een roemloze terugtrekking.
Verder zoekend in het fotoarchief komt dit beeld nog twee keer voor. Onder no. 04127 is als toelichtende tekst op de achterzijde geschreven: ‘Brug Terbandsterschans vernield door Belgische reservisten, foto mevr. Engelen’ (formaat 29.4 x 21.0 cm). De derde aanwezige foto 07431 blijkt een matige foto van de originele foto met het formaat 15.0 x 9.8 cm. De ‘hij’ -fotograaf moet dus een ‘zij’-fotografe worden !
De opgeblazen brug blijkt getransformeerd tot verwrongen staal. Het brugdek is in de Heerensloot gestort. Kennelijk zijn de werkzaamheden voor ruiming begonnen, gezien het vaartuig dat met zijn neus de vernauwde doorgang is genaderd. Hoe de positie van de man bovenop het brugdeel moet worden geïnterpreteerd weten we niet. Misschien is het een moedige poging om naar de overkant te komen, omdat de latere noodbrug - een pontonbrug voor fietsers en voetgangers (kippenloopje) - misschien nog niet is geïnstalleerd. Op 10 augustus 1945 maakt de voorzitter van ‘Dorpsbelang Nijehaske’ met zekere trots bekend, dat dankzij ‘t gemeentebestuur er een nieuwe ‘overloop’ over de Heerensloot is gelegd, want de brug is nog niet gerepareerd.
Het gemotoriseerde verkeer dient zich via de Stationsbrug, de Stationsstraat, het Stationsplein en de Parallelweg naar de Jousterweg te begeven. Lokaal verkeer blijft ook nog mogelijk langs de Heerenwal en de Dubbele Regel. Drie en een half jaar hebben rijk, provincie en gemeente nodig gehad te zorgen voor een nieuwe en verbeterde verbinding. Uiteindelijk wordt op donderdag 24 september 1948 na voorbereidende organisatorische maatregelen van ‘Dorpsbelang Nijehaske’ en de ‘Buurtvereniging De Vrijstaat’ de brug op feestelijke wijze in gebruik genomen door de Commissaris der Koningin mr. H.P. Linthorst Homan. De nieuwe ‘basculebrug’ heeft zijn draaipunt aan de zijde van de Fok gekregen en aan die kant verzamelen zich de genodigden om de welkomstspeech van Jacob Waterlander, als vertegenwoordiger van de beide verenigingen, te mogen aanhoren. Vervolgens noemt hij de aktie van de terugtrekkende Duitse militairen er eentje van ‘dom geweld’ en ‘onnodige vernielzucht’ en schetst ook de verbeteringen door de nieuwe maatvoering van de brug. De breedte van 3.5 meter van de oude brug wordt practisch verdubbeld met een wegdek van 6 meter met aan weerszijden trottoirs van 75 centimeter. Niet alleen het wegverkeer profiteert, ook het scheepvaartverkeer spint garen bij een doorvaartwijdte van 6.20 naar 7.10 meter. Op de onderbouw van de firma Gebr. Leemburg te Leeuwarden heeft het Heerenveense constructiebedrijf C. Groothoff de bovenbouw geplaatst, terwijl Werkspoor de beweeginrichting heeft verzorgd. Brugwachter Veenema bedient op verzoek van de commissaris het mechanisme en laat de openstaande brug zakken. Het dochtertje Marietje van hotelier Jan Smid presenteert de commissaris ‘het kussen met de schaar’ om het gespannen lint midden op de brug door te kunnen knippen. Na deze officiële symbolische handeling trekken de genodigden zich terug in Hotel Smid om tijdens een koffiemaaltijd nog enkele redevoeringen aan te horen. De dienstdoende tafelpresident de heer J. Duursma neemt de vrijheid het gezelschap te wijzen op het belang van de vereniging ‘Dorpsbelang Nijehaske’, welke is opgericht op 12 augustus 1915 om zaken van belang voor Nijehaske aan te kaarten bij het gemeentebestuur - eerst dat van Haskerland (met als zetel Joure) en sinds 1934 dat van Heerenveen. Duursma geeft daarna het woord aan Burgemeester Kuperus, die niet alleen de commissaris dankt voor de moeite naar Heerenveen te willen komen, maar feliciteert ook ‘De Vrijstaat’ met deze schitterende brug. Interessant is zijn visie op het ontstaan van de naam ‘De Vrijstaat’. Het vroegere dorp ‘Nijehaske’ was een dorp op zichzelf, veraf van de zetel van het bestuur van de grietenij of gemeente. Zo voelden de bewoners het en ze gingen zich daarnaar gedragen. De volksmond zorgde - vlak na de Boerenoorlog in Zuid-Afrika - voor de naam van ‘De Vrijstaat’. Als men in het Haskerlandse deel van Heerenveen - volgens Kuperus - eens echt onder elkaar wilde zijn zonder ‘potkijkerij’, draaide men alle drie bruggen omhoog. Alle bruggen, zowel de Schansterbrug, de Stationsbrug als de Heerenwalster brug (kippenloop) hadden hun draaipunt aan de Haskerlandse kant van de Heerensloot of Veenscheiding. Op die manier konden de inwoners van de ‘Vrijstaat’ even hun gang gaan. De verenigingsstatus krijgt het als de bewoners van Dubbele Regel, 2e Heerenwal, Schoolstraat en Parallelweg op 30 oktober 1945 het plan maken om ‘feesten’ te gaan organiseren. De buurtvereniging op basis van saamhorigheid is geboren en neemt de geuzennaam ‘De Vrijstaat’ aan !!! Liefst zeven personen worden als bestuurslid geïnstalleerd. Het originele reglement wordt nog steeds gekoesterd in het archief van museum Willem van Haren. Daarin blijkt dat de ‘grenzen’ van het Vrijstaatgebied ter wille van de vereniging iets zijn opgerekt. Ook de Jousterweg tot de grens van de gem. Heerenveen en de Leeuwarder Straatweg tot en met de Christelijke School mogen zich aansluiten.
Terug naar onze foto, die we als een kapstok gebruiken voor een stukje historie over de brug. In het Dekema-, Cuyck en Foeytsarchief vinden we onder inv. nr. 2163 een aanbesteding van de Heeren Compagnons uit 28 mei 1701. Zij gunnen het drietal Nanne Jacobs, Claes Sickes en Sicke Clases het maken van een nieuwe ‘valbrug’ in de Bandsterschans in de zeer oude verbindingsweg van Joure naar de dorpen van de streek van Aengwirden (en verder). Kramer, de onderzoeker van de Oudheidkamer, vindt in het D.C.F.-archief onder nr. 2271 ook nog een beschrijving over een publicatie van de Heeren Compagnons over de nieuwe brug op de Schans, met als datum 8 november 1758. Bijna 50 jaar later meldt de Leeuwarder Courant van 8 april 1804 opnieuw een aanbesteding. Bij Durk Elzinga, ‘castelein’ in de Terbandsterschans - ... inderdaad de exploitant van dezelfde herberg die caféhouder Jan Smid in 1948 runt - vindt op 14 augustus de aanbesteding plaats van een nieuwe ‘flabbrug en gebynt’ en reparatie van het muurwerk van de Haskerschans. Regelmatig onderhoud bij zo’n frequent gebruik zal de drijfveer zijn geweest van de aanbesteding op verzoek van Hendrik Dalmolen in oktober 1814. Deze is dan schout van de gemeente Haske en op de Heerenwal woonachtig. De brug in de rijweg te Nijehaske moet worden gemaakt en hij gaat met timmerman Sijmen Marten Koksma naar notaris L.J. Mooi in Oldeboorn om een akte op te laten maken voor een aannemingsbedrag van fl.40,-.
De ‘flabbrug’ is in 1839 aan vernieuwing toe, waarvoor de secretaris C.L. van Beijma thoe Kingma in opdracht van de grietman van Haskerland, P.B.J. Vegelin van Claerbergen, drie dagen in november annonceert in de Leeuwarder Courant. Woensdag de 27e, Donderdag de 28e en Vrijdag de 29e zullen rijtuigen een andere weg moeten nemen. Gelukkig komt dat bericht niet zomaar uit de lucht vallen, want op 18 augustus daaraan voorafgaand hebben de Heeren Compagnons - woordvoerder M.J. Hogeveen in de Bonteboksluis - een aanbesteding in de Leeuwarder aangekondigd. In een bestek staat beschreven, dat er een volledig nieuwe balans met balansgebint en nog wat andere reparaties moeten worden geleverd. Ten huize van de ‘bruggewipper’ Iebele Gerrits de Haan - ook in 1816 al in functie - ligt het bestek ter lezing, maar de inschrijvingsbriefjes moeten franco worden gestuurd naar de Bontebok. Marcus Jacobs Hogeveen regelt het dan verder.
Niet alleen de brug is een onderwerp van voortdurende zorg, ook het water waarover de Terbandsterbrug de oevers verbindt, is dat. Zo pleit de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Heerenveen in de zomerzitting van juli 1867 bij de Provinciale Staten voor verdieping van de vaart. Hun verzoek leidt tot een machtiging aan Gedeputeerde Staten voor een bedrag van fl.850,-. In oktober 1876 is het opnieuw de Heerenveense Kamer van Koophandel, die van zich doet spreken. Zij willen dat de provincie het gedeelte Compagnonsvaart van de Terbandsterbrug door Heerenveen - dus de Heerensloot - overneemt in onderhoud en beheer. Het duurt dan nog wel een aantal jaren voor dat is geregeld. Ook hier ligt weer een krantenbericht ter bevestiging (L.C. 25-10-1887). Bij een voorstel van Provinciale Staten van 23 augustus 1887, no. 12 wordt de goedkeuring tot het overnemen van het eigendom, het onderhoud en het beheer van de Heerensloot en de daarover gelegen Terbandsterbrug door de provincie geregeld.
Wanneer we bijna 50 jaar na de aanbesteding van de brug in 1839 in de Leeuwarder Courant van 28 mei 1888 lezen, dat in Lemmer op 22 mei in opdracht van de provincie een begin is gemaakt met het afbreken van een van de twee bruggen over een te dempen kanaal, gaat onze hartslag zelfs nu nog met sprongen omhoog. De ‘Truitjeszijlsbrug’ is nog maar een paar jaar oud en grotendeels van ijzer gemaakt. Het wordt onttakeld en daarna vervoerd naar Heerenveen, waar het in de Schans over de Heerensloot (provinciaal vaarwater inmiddels) weer wordt opgebouwd. Uit enkele regels in de Leeuwarder Courant van 31 mei 1888 vernemen we, dat de werkzaamheden door de werkstaking van de baggeraars van de Heerensloot worden beïnvloed. Die hebben, volgens het bericht van de 29e, de timmerlieden overgehaald ook het werk neer te leggen, maar deze hebben kort daarna tegen ‘t zelfde loon hun werkzaamheden hervat. Alleen het metselwerk aan de brugwachterswoning is door intimidatie van de baggeraars langer stil blijven staan. De baggeraars, die werken aan het verbreden en uitdiepen van de Heerensloot, en in feite niets te maken hebben met de werkers aan de brug en het brugwachtershuis, zetten hun staking nog even door. De Standaard meldt op 2 juni dat er nog slechts een vijftal baggeraars hun werk hebben hervat, doch dat de rest halsstarrig blijft weigeren ondanks stevig politie-optreden. De aannemer wenst evenmin hun eisen in te willigen. Jammer dat de kranten verder geen positief bericht bevatten, dat het werk klaar is gekomen. Maar ... uit het feit dat de decoratieve gedenksteen in 1888 is geplaatst toen de Provincie Friesland het brugwachtershuis heeft overgenomen van de Dekema-, Cuyck- en Foeyts Veencompagnie, mogen we concluderen dat het in orde is gekomen.
Voor de opbouw van de nieuwe brug blijkt er het een en ander te zijn afgebroken, waarvoor plaatselijk deurwaarder Wierda op zaterdag 11 augustus 1888 ‘bij de nieuw gemaakte brug’ publiek tegen contante betaling flink wat hout mag verkopen. (zie advertentie L.C. 7 aug. 1888)
Twee incidenten verdienen in latere jaren anecdotische aandacht in de landelijke pers. Dat is te danken aan de sterke versmalling in de Heerensloot op de plaats van de Terbandsterbrug. De donkere zaterdagmiddag van 23 november 1903 zorgt door de asgrauwe luchten en ‘hozigwindgeruk’ voor een gedenkwaardige zaterdag met veel schade aan huis en gewas. Rond een uur of acht ‘s avonds komt van de kant van Nieuwebrug een reusachtige ‘zodde’ of ‘rietpolle’ van wel ‘n veertig vierkante meter, die ergens van een walkant is losgerukt, met grote snelheid richting Schans drijven. Er wordt wel geprobeerd het gevaarte te enteren, maar daarin slaagt men niet. De ‘polle’ drijft door en zet zich vast in de nauwe brugdoorgang naar de Heerenwal. Alle scheepvaart wordt daardoor onmogelijk. De brugwachter brengt de opzichter van de provinciale waterstaat in Joure ijlings op de hoogte, die onmiddellijk handelend optreedt. De zondagochtend daarna nemen enkele vissers voor fl.12,50 het karwei aan om de verstopping op te ruimen. In een humorvolle bui noemt de dienstdoende journalist ‘het eiland’ onbewoond: “geen leeuw, geen tijger, geen onschuldige haas zit er op, zelfs geen na-neef van Robinson Crusoë ”.
Het tweede incident wordt op 1 december 1909 gemeld in het Nieuwsblad van Friesland onder het kopje “Waar blijft het grootscheepsvaarwater naar Heerenveen?” De 27e november is zowel het voetgangersverkeer als het scheepvaartverkeer gedurende vier uren gestremd geweest. Een 220 ton metende tweemaster met zaad geladen voor de oliefabriek van firma Woltman, is zo breed en zo diep geladen dat het niet door de brugopening kan. Er ontstaat een enorme rij van wachtende schepen, zodat teneinde raad wordt besloten de tweemaster achteruit te trekken om de vaarweg vrij te krijgen. De passage is daarmee weer mogelijk. De dag erna wordt het zaadschip ‘gelicht’ in de zin van lichter gemaakt en dan kan het z’n weg vervolgen naar de kade voor de oliefabriek van Woltman.
Het opblazen van de brug heeft aan de gebouwen vlakbij de brug zichtbaar flinke glasschade veroorzaakt. De schade aan de ramen van de woning van garage Jan Vriesema op Schans 1 (vóór 14 november 1938: Grindweg 1) zijn met platen aan het oog onttrokken. Details van het stukje brugwachtershuis (aan de Dubbele Regelzijde) zijn niet te zien, maar U kunt er zeker van zijn dat de prachtige gedenksteen er ook nu nog steeds is terug te vinden.
Aan de geschiedenis van de Schansterbrug blijft niettemin nog een stukje mysterie hangen. Bij enkele teksten van vroegere prentbriefkaarten (ansichtkaarten) wordt gesproken van de ‘houten wipbrug’, zoals ‘Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes, 1995, blz. 32, 33; en ‘De Heerenwal. Bruggen en gekromde ruggen. 2001, blz. 149. Mogelijk is er een bruggenkundige onder onze lezers, die deze misverstanden kan ontzenuwen ?
2014, februari 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 107
Schans vòòr 1905
Bij deze prachtige oude foto uit de Leo Leenes-collectie van het Museum Willem van Haren zou zomaar de tekst hebben kunnen staan van de foto, die afgedrukt staat op bladzijde 44 van het fotoboekje uit 1968: ‘Heerenveen in oude ansichten’. Douwe Miedema, archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen schreef toen in de jubileumeditie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de uitgeverij Europese Bibliotheek-Zaltbommel zeer beknopt: “Het einde van de 2e Fok. Op dit punt heet het al “Schans”. Het grote hotel in het midden (J. Smid) is uiterlijk weinig gewijzigd. Rechts een nu lang verdwenen boerderij met café; links is ook veel veranderd. Op de plek grond links tussen vaart en weg stond heel vroeger ook nog een café”.
Echter, bovenstaande foto wordt in 1995 gebruikt door museumdirecteur Ad Geerdink ter gelegenheid van een eerbetoon aan de man die in de jaren zestig en zeventig het ‘gezicht’ van de Oudheidkamer is geweest: Leo Leenes. Diens kinderen hebben zijn privé-collectie destijds toevertrouwd aan het beheer van het museum, die in 1995 daaruit een keuze hebben gemaakt voor het fotoboekje met de titel “Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes”. Op bladzijde 35 van dit boekje en op de tegenoverliggende bladzijde heeft Ad Geerdink de volgende tekst samengesteld:
“Op de Schans stonden eertijds diverse uitspanningen. Op de foto is geheel links nog net de hoek van café en logement ‘De Veehandel’ van F. de Jong te zien. Ook op de hoek van de Fok en de Terbandsterschans heeft een herberg gestaan. De naam daarvan is onbekend. Centraal op de ansicht staat het café, logement en stalling van Jeen de Jong. Dit nog steeds bestaande horecapand werd in 1881 in opdracht van kastelein Staas van Diggelen gebouwd op de plek van een zeer oude herberg, waarvan rond 1835 de beroemde buikspreker Simon Lantinga eigenaar was. De opeenvolgende eigenaars van deze horecagelegenheden hebben steeds oog gehad voor de behoefte van hun klanten om zich ook sportief te ontspannen. In 1811 beschikte de herberg over een overdekte kolfbaan, die in de jaren 1830 werd vervangen door een kegelbaan. In de tweede helft van de 19e eeuw organiseerden de kasteleins billiardwedstrijden, schutjaspartijen om wild. En in 1900 werd zowaar een wielerwedstrijd bij de uitspanning gehouden”.
De kenmerken van deze foto maken dat we spreken van een ‘oude’ prentbriefkaart. Het begint met de vermelding van de naam van de afzender op de voorkant van de kaart: “A.G. Vollema, p.f.”. De postwet van 1905 zorgde voor een verandering van de adreszijde van de kaart. Voor die tijd is het een ‘ongescheiden‘ (dus zonder verticale streep), na de invoering van de wet wordt de adreszijde verdeeld in twee helften: rechts voor naam, adres en woonplaats plus postzegel, en links de mededelingen voor de geadresseerde. Dat is bij onze kaart van de Uitg. Heerenv. Boekh. v.h. A.L. Land duidelijk het geval. Inmiddels weten we ook, dat deze tekst van de uitgever afkomstig is van de directeur sinds oktober 1901: Isaäk Sevensma, 1861 (-1927). Deze laat op 1 juli 1903 aan de lezers van de Hepkemakrant weten, dat de ‘Nieuwe Prentbriefkaarten’ gereed zijn. Wij denken dat omdat in 1904 geen nieuwe prentbriefkaarten zijn aangekondigd, maar in oktober 1905 wel, zij het dat deze speciaal zijn uitgegeven ter ere van het Koninklijk bezoek en speciaal met Leeuwarder en Harlinger beelden. Spijtig genoeg blijkt de datumstempel van ons exemplaar niet voldoende duidelijk te zijn. Omdat de maand augustus wel is te ontcijferen houden wij het op ‘augustus 1903 of 1904’.
Wat maakt deze en andere oude foto’s van deze locatie nou zo historisch bijzonder, dat we er zoveel aandacht aan besteden ? Dat eist uiteraard enige uitleg ! Om te beginnen is de Aengwirderweg (‘de Streek’ in de volksmond) en diens verlengde door Terband ‘de Schans’ (in 1922 ‘Grintweg‘ genoemd ) een onderdeel van een zeer oude verbinding tussen Gorredijk en de Joure. Op de kaart van Schotanus - Halma uit 1718 staat weliswaar geen naam bij de weg, maar in de Tegenwoordige Staat van Friesland van 1788 wordt de “rydweg van de Joure naar het Heerenveen” in de Grietenij Haskerland “een der drie voornaame rydwegen” genoemd. De waterverbinding wordt destijds kennelijk veel belangrijker gevonden, want b.v. ‘Hurdspytsje’ en ‘Overspitting’ (1646) zijn al wel oude toponiemen.
Bovendien hebben we op dit punt, waar de weg van Zwolle naar Leeuwarden de weg Gorredijk-Joure kruist - met daarin de ‘flapbrug’ over de Heerensloot - te maken met de grens tussen de twee grietenijen Aengwirden en Haskerland. In het rapport van de grensbepaling uit 1828 van Aengwirden (AEN 545) ligt het begin bij de hoek van het Kerkhof van Heerenveen (het zgn. drie grietenijenpunt). De scheiding tussen Aengwirden en Haskerland volgt de oostelijke ‘boord’ (oever) van de Heerensloot in noordwestelijke richting tot halverwege de Fok - destijds bij het huis van Doeke Jans Algra. Daar gaat de grens naar de oostkant van de ‘rijdweg’ - tegenwoordig ter hoogte van Fok 38 en 39, vervolgt in noord-westelijke richting zijn loop vlak langs het logement van Pieter Elzinga (thans Chinees Specialiteitenrestaurant “Rose Garden”) en komt ter hoogte van de splitsing Heerensloot - Leeuwarder Straatweg weer terug naar de oostelijke oever van de Heerensloot.
Dat betekent dat alles wat oostelijk van die grensscheiding ligt behoort onder Aengwirden en alles wat zich daarvan westelijk bevindt is Haskerlands grondgebied. Met andere woorden een flink stuk tweede Fok en Leeuwarderstraatweg was van de grietenij / gemeente Haskerland. Voor onze foto leidt dat tot de volgende conclusie: het grasveld plus de achterliggende weg behoort tot Nijehaske, dus ook het café en logement ‘De Veehandel’ (A-1745).
Dat grasveld echter is op de kadastrale minuutkaart van 1832 wel bebouwd en geregistreerd als kadastrale gemeente Nijehaske, sectie A, no. 1744. Op dat ogenblik blijkt Hendrik van Diggelen, landmeter te Leeuwarden, de eigenaar te zijn van een ‘huis’ met een gebouwde waarde van fl.90,-. Uit een notarieel huurcontract opgemaakt op 27 maart 1829 door notaris P.J. Metz maken we op, dat Hendrik van Diggelen, landmeter eerste klasse en gestationeerd te Sint Johannesga, dit huis als herberg te Nijehaskerschans verhuurt aan Meine Tienstra en vrouw uit Sneek voor een periode van twee jaar voor een jaarlijkse huur van fl.185,-. (Tresoar T.26, inv. 56009, akte 127). Enkele maanden later passeert dezelfde notaris een pachtcontract tussen Marcus Jacobs Hoogeveen te Bontebokssluis en Hendrik van Diggelen, van ‘zekere huisstede en grond, bebouwd met een huis, c.a.’ voor een jaarlijkse pacht van fl.2,80.
In december 1830 wordt de huurperiode met kastelein Meine Tienstra en vrouw al beeindigd. Zij zijn niet in staat de huur op te brengen, hetgeen leidt tot de verkoop van meubelen en huisraad door de deurwaarder-executant Johannes Cancrinus. De opbrengst fl.266,50 wordt gebruikt voor de betaling van de achterstallige huur. Op 15 januari 1831 wordt Hendrik Arends Raadsveld, veenbaas te Nijehaske, huurder van huis en herberg voor de periode 12 mei 1831 tot 12 mei 1833. De huur wordt door Van Diggelen verhoogd tot fl.200.50.
Hierna maken we - wegens gebrek aan goede aansluitende informatie over de kadastrale eigendomssituatie en gebruiksgegevens - met de hulp van Sietse Krikke een stap naar 24 mei 1881. Die datum heeft Krikke in de bevolkingsboekhouding van Nijehaske vastgesteld als de datum, dat Jan Wolters Bosscha verhuist van Opsterland (Langezwaag) naar Nijehaske. Met zijn vrouw Jacobjen van den Berg, geboren te Hoornsterzwaag 29 maart 1852. Jan Wolters Bosscha is afkomstig uit Oldemarkt (Overijssel) en blijkt later van boerenbedrijf te zijn. Met vier kinderen komt hij in Nijehaske, waar op 22 februari 1882 nog een jongen wordt geboren. Volgens het kohier van de hoofdelijke omslag van 1881 (H.1545) wordt het huisnummer 217 onder Nijehaske bewoont door de wed. Tjeerd Raadsveld, tappersche. Zij - Hendrika Nijmeijer - heeft haar man verloren op 22 juli 1880 en in zijn overlijdensacte staat dat hij ‘logementhouder’ is geweest. In dat beroep is hij zijn vader Christoffel Willems Raadsveld opgevolgd, die op 30 juni 1868 reeds is overleden. Vermoedelijk heeft hij dat gedaan met zijn moeder Bjenke Tjeerds Kuiper (1798-1894), die in 1883 en 1884 nog een afzonderlijke kamer (onder no. 217a) bewoont.
Over het jaar 1882 ontbreekt het kohier, maar in 1883 en ook in 1884 staat op huisno. 217 genoteerd Jan W. Bosscha als tapper met een gezin van vijf personen. In 1884 vermeldt het kohier geen bewoner onder dit nummer. Op 16 mei van dat jaar 1884 wordt Jan W. Bosscha uitgeschreven naar Opsterland.
Een acte van notaris G. Boschloo van januari 1881 meldt ons dat Berendje (lees: Bjenke Tjeerds Kuiper, wed. van Christoffel Willems Raadsveld, samen met een echtgenoot van haar overleden dochter Jacoba en zijn kinderen, maar ook haar schoondochter Hendrika Nijmeijer (echtgenote van Tjeerd Raadsveld) en twee kinderen, tot verkoop overgaan van dit onroerend goed. De nieuwe eigenaren blijken Franke Bouwes van der Laan en Poppe Makkinga.
De Leeuwarder Courant bevat eveneens enkele bewijzen van Bosscha’s aanwezigheid in die jaren. Zo organiseert J. Bosscha, samen met Staas van Diggelen, beide logementhouders, op 10 oktober 1883 een harddraverij met paard en chais te Terbandsterschans en Nijehaske. Op 2 februari 1884 wordt duidelijk uit een veilingadvertentie, dat de eigenaren van de huizinge en herberg met schuur, stalling en erf (welke Jan Bosscha nog tot 12 mei huurt) eigendom is van Franke B. van der Laan en P. Makkinga. Bij de veiling wordt geboden fl.2000,-. Veertien dagen later op de 16e februari worden enkele eigenaren van omliggende panden ook eigenaar van deze herberg en stalling en ze hebben het plan de ‘afgeleefde taveerne’ af te breken. Die nieuwe eigenaren passeren ook weer de acte bij notaris G. Boschloo en wel op 30 januari 1884. Hun namen zijn Geert Adams Korf op de Fok, Wybrand Jelkes van der Duim op de Fok, Klaas Adams Korf te Nijehaske, en Jacob Woltman op de Fok, en leggen voor de herberg met schuur en stalling etc. te Nijehaske een koopsom van fl. 2046,- op het kleed. Alle vier hebben ze hun verdienste gevonden in de vervening (vervener, veenbaas, koopman).
Ongelofelijk ... dat je je zo druk kunt maken om een stuk gras op de foto, zult U zeggen. Maar over datgene wat er nog aanwezig is, zoals de twee gebouwen aan weerszijden van de toegang tot de Leeuwarderstraatweg, valt natuurlijk ook wel het een en ander op papier te zetten. Er zijn evenwel nog wel een aantal prentbriefkaarten, waarbij dat verhaal ongetwijfeld beter tot zijn recht zal komen. Bovendien in samenhang met het logement met veranda tussen de bomen, waar de witte toegangspalen voor staan. Dat bewaren we voor een toekomstige aflevering !
2015, mei 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 37
Schans omstreeks 1930
Onmiskenbaar heeft dit formidabele pand omstreeks 1930 nog de allure van een gebouw met een voorname bestemming. Strategisch is de plaats, waar de straatweg van Leeuwarden overgaat in de Fok en de weg van Joure vanuit de Dubbele Regel over de Heerensloot zijn weg vervolgt als Grintweg onder Terband. Een sleutelrol heeft daarbij het zgn. “Bandster gangholt” vervuld, welke in 1629 reeds wordt genoemd in verband met reparaties daaraan. (Manuscript Kramer). Inmiddels ligt er natuurlijk al een degelijke klapbrug, die overigens in juli 1929 bijna een werkweek voor onderhoudswerkzaamheden buiten gebruik is geweest. Rij-en voertuigen blijken daar het meest door gehinderd.
Deze kruising van wegen is een historisch kruispunt, omdat deze het zuiden van Friesland in de zeventiende eeuw al verbindt via een stelsel van wegen met Groningen. Deze museumfotono. 268 heeft een formaat van 16 x 9 cm en het pand wordt als Café H. Hielkema geduid. De geveltekst op de originele foto geeft met de loep te lezen: “Stalling Café H. Hielkema Garage “. Ondanks de imposante grootte van het ‘hotel’ is het rond 1930 nog betrekkelijk jong. Op 21 februari 1881 brengt David J. Sterk als kastelein zijn herberg ‘onder de hamer’ en vertrekt vrijwel onmiddellijk naar Leeuwarden. De nieuwe eigenaren besluiten om het zeer oude en bouwvallige logement af te breken en op de fundamenten een nieuw gebouw te stichten met dezelfde bestemming. Exploitant Staas van Diggelen vraagt onmiddellijk een vergunning aan voor de verkoop van sterke-drank-in-het-klein en betrekt in de maand december 1881 het nieuwe logement.
Dat leidt tot een merkwaardig conflict met Jan Wolters Bosscha, die als kastelein te Nijehaske van een eveneens bouwvallige ‘gelegenheid’ schuin tegenover Van Diggelen op het zuidwestelijke perceel van de kruising, een adres richt aan de Commissaris der Koning. De gemeente Aengwirden heeft volgens hem volledig onjuist gehandeld bij de vergunningverstrekking. Aengwirden verdedigt zich in uitgebreide stukken, meent dat de motieven van Bosscha berusten op ‘broodroof’ en krijgt uiteindelijk gelijk van de Commissaris. Het register van de Haskerlandse drankwetvergunning wijst zeer tegenstrijdig Jan B. Boscher aan als kastelein in 1882-1883, die onder Nijehaske 217 voor twee ‘localen’ drank mocht schenken. Dat blijkt niet waar, want de Personele Omslag van 1883 noemt voor die twee ‘localen’ als tapper Jan W. Bosscha met een gezin van 5 personen onder no. 217 en de voormalige tapster de Wed. Chr. Raadsveld, dan zonder beroep, als bewoonster onder no. 217a. Beide ‘gezinnen’ blijven tot ‘âlde maaie’ 1884 en weten dan dat de nieuwe eigenaren (de broers Geert en Klaas Adams Korf, Wijbrand Jelkes van der Duim en Jacob Woltman) hun plannen om de afgeleefde taveerne af te breken zullen doorzetten. In die zelfde tijd heeft het latere Garage Vriesema het nummer Nijehaske no. 218.
Om dit conflict helemaal goed te kunnen begrijpen moeten we ons even verdiepen in de gemeentelijke zeggenschap van dat gebied. Dat hangt samen met het verloop van de grens tussen Aengwirden en Haskerland. In 1828 blijkt dat door het kadaster goed te zijn geregeld. In het “Procesverbaal van de grensbepaling”, 1828, blijkt de grensscheiding te beginnen bij de hoek van het kerkhof van Heerenveen om langs de oostelijk oever van de Heerensloot in noordwestelijke richting te lopen. Ter hoogte van het huis van Doeke Jans Algra (later ongeveer de R.H.B.S.) gaat
de grens praktisch haaks over de rijweg om aan de andere kant van die weg weer de noordoostelijke richting te vervolgen. Die richting blijft de grens gaan zelfs vlak langs het Hotel Hielkema en dan helemaal tot de plaats waar de tol van Terband is geweest, net onder het viaduct van de rijksweg naar Sneek toe. Daar zocht de grens opnieuw de oostelijke oever van de Heerensloot. Het mysterieuse kruisje op de foto in het wegdek van de Fok is er vermoedelijk met deze grensreden opgezet. Het is niet ondenkbaar dat een vroegere presentator van de ‘Praatjes bij Plaatjes’ daarom het kenmerkje heeft gezet.
De gevolgen van dat bijzondere verloop van de grens zijn kortgeschetst: een flink stuk Fok behoort bestuurlijk onder Haskerland, inclusief de huizen en bedrijven westelijk van het begin van de Leeuwarderstraatweg, met name het garagebedrijf van Vriesema (in 1934 heeft deze het adres Nijehaske, wijk E, no. 44 en in 1938 -na de samenvoeging tot Heerenveen-één - het adres Grintweg 1). Overigens heeft ook Garage Vriesema zowel vóór als ná 1900 nog een horeca-verleden voor één ‘locaal’. Het ‘Register van Vergunningen tot verkoop van sterke drank in het klein, in de gemeente Haskerland: Nijehaske, 1882-1931, vermeldt de namen van de opeenvolgende kasteleins: Jentje Siedsma (1883), Sietze Hendriks van der Laan (1883-1884), Jan Jans Foppes (1890-1894), Haitze Jans de Vries (1895-1898), Haije Glas (1899-1911) en Beene Sanders Krikke (1912-1920). In de periode dat Haije Glas het bedrijf exploiteert voert het de naam Café “De Veehandel”. Wanneer we in het Register op huisnummers van Nijehaske (1911) de nummers 44, 45, 46 en 47 zoeken, staat daarbij als verklaring resp. Rijkstraatweg 44, schuur 45, turfschuur 46 en wagenmakerij 47. Met deze geheugensteuntjes weten we dat nr. 47 gerelateerd is aan de fa. Hainje, er tegenover begonnen met het maken van kruiwagens, handkarren, boerenwagens in 1907 - na het vertrek van de fa. Langenberg naar Amerika - en gaandeweg uitgebreid aan de overzijde. De Rijtuig-en Wagenmakerij van de firma ontwikkelde zich later tot grote bussenbouwer, via VDL Berkhof BV thans VDL Groep BV.
Het houten hek op de voorgrond omzoomt het terrein van Hendrikje Blok, de wed. van W.J. Brouwer, veehouder. Na de dood van haar man op 19 november 1924 verlengt zij het huurcontract een aantal keren tot 1934 onder één beding. Er kunnen eventueel veranderingen aan het erf en het verkeer over het erf worden gedaan als de gemeente dat nodig oordeelt. Daar staat geen schadevergoeding tegenover. De bijzondere situatie van de wed. Brouwer wordt prachtig geïllustreerd door een luchtfoto uit 1931 (nr. 7133), waar de Grindweg scheef wegloopt in de richting noord en de Hoofdstraat (sinds 1946 J.H. Kruisstraat) langs haar perceel aan de zuidkant. Ze komt daarmee als het ware te wonen op een schiereiland. In mei 1934 wordt een afbraakvergunning afgegeven en Jac. van der Heide vervult die taak voor fl.211.-. Zelfs deze locatie heeft een logementsfunctie gehad onder het beheer van Jeen Rinzes de Jong van omstreeks 1907 tot 1916.
Er valt nog meer te lezen op de foto, wanneer we de handwijzer met de loeptest onder handen nemen. Glashelder staat op het naar links wijzend bord (van boven naar beneden): Joure 9; St. Nicolaasga 15.1; Sloten 22.1; Stavoren 46 en op het rechtse bord staat uitsluitend: Tjalleberd 4.2. Nieuwsgierig geworden naar de opvallende en merkwaardige vormen op het achteruitstaande pand rechts van het logement is de enige conclusie, dat er een drietal aanplakbiletten tegen de muur of wand zijn bevestigd met daarop het hoofd van een dame met een bijzonder fraaie hoed. Film-of hoedenreclame ?
2012, december 16 - wibbo westerdijk - hip-backup (met dank aan Sietse Krikke)
HIP-TIME MAGAZINE 36
Saskiaflat 1977
Het gemeentelijke archiefdossier van het flatgebouw voor vrijgezellen (Saskiaflat) gaat slechts over de stichting van het gebouw van de AKZO Pensioenfondsen. Een dergelijke instelling wordt gelijkgesteld met een particuliere instelling, waarvan het beheer van de exploitatie door die instelling zelf ter hand moet worden genomen. Dat is derhalve de reden, dat het gemeentelijke dossier nr. 181-3 van deel 1 van Inventaris van het Archief van de secretarie van de gemeente Heerenveen ((1913) 1934-1985 (1995) slechts de jaren 1975 tot en met 1977 omvat.
De aanvraag voor de bouw van 23 particuliere huurwoningen op de hoek Rembrandtlaan - Falkenaweg wordt op 13 mei 1975 gedaan door Projektgroep Noord B.V., Leeuwarden. De bouwtekeningen laten flats zien van 5 meter breed en 16 meter lang, waarvan de indeling is: galerij, hal, slaapkamer, woonkamer, wasgelegenheid, douche, keuken, berging, terras. Het bestek van januari 1975 kent het ontwerp toe - voor wat betreft de architectuur - aan Buro voor Architektuur en Ruimtelijke Ordening H. Kluiwstra, Veluwelaan 5, Heerenveen. De bouw wordt uitgevoerd door de Leeuw en Jellema, Bouwmaatschappij b.v., Gorredijk. Op 1 mei 1977 wordt de zaak opgeleverd en hangt er een kostenplaatje aan van fl.1.481.721,65. Voor dat bedrag wordt op 4 augustus 1977 de Stichting AKZO Pensioenfonds te Arnhem de eigenaar. Voor de huisnummers 12 tot en met 18 (7 stuks) geldt dan een huurprijs van fl.285,-, terwijl voor de rest (16 stuks) een prijs geldt van fl.250,-. Uiteraard zijn er ook een aantal dienstruimten in het gebouw: fietsenberging, c.v.-ruimte, liftschacht, enz.
De Rembrandtlaan uitmondend op de Burgemeester Falkenaweg en schuin tegenover de Rottumerweg - op de foto de straat links van de zwart-witte tegels van de voorrangskruising - heeft zijn naam al gekregen bij besluit van 19 maart 1962, tegelijk met de haaks daarop uitkomende Van Goghlaan (de op deze foto van rechts komende straat). Inderdaad, we bevinden ons in de ‘schildersbuurt’ oostelijk van de Burgemeester Falkenaweg. Pas op 25 april 1977 valt er een besluit over de naamgeving van de 24 wooneenheden, die een huisnummer ontvangen gekoppeld aan de term “Saskiaflat”. Het volstrekt duidelijk dat de associatie met de schilder Rembrandt en zijn echtgenote Saskia een logische is, maar een associatie met ‘vrijgezellen’ lijkt in de huidige tijd te moeten worden vervangen door ‘alleengaanden’. Het Postcodeboek van 1978 geeft voor de Saskiaflat de oneven nummers 13 - 37 en de even nummer 12 - 38, samen betekent dat 28 eenheden. Welke van de beide tellingen geldigheid heeft, moet nog worden vastgesteld.
Een leuk bericht is te vinden op internet - zonder dat precies is aangegeven in welk jaar dit zich heeft afgespeeld - over de vernieuwingen, die zijn aangebracht door of in opdracht van FriesBouw. De bergingen zijn daarbij opnieuw bekleed, de plafonds van de galerij en loggia's vernieuwd en ook de keuken, het toilet en de badkamer aangepakt. Samen met Hoekstra Installaties en Tichelaar schilders heeft FriesBouw ervoor gezorgd dat de flat er weer netjes bij staat voor de komende jaren. Het staande houtwerk van de daken-in-zigzagvorm heeft een helderblauwe tint gekregen. Aan de eindmuur langs de Burg. Falkenaweg staat in goed leesbare, wit geschilderde letters ‘saskia flat’
Bijzonder aan deze opname is die ene oudere meneer, die op de hoek van de straat zeer overtuigend een hemelwaartsgerichte blik demonstreert, alsof hij de fotograaf uitnodigt hetzelfde te doen. Wat is de reden van zijn act ? Een vliegtuig of een vlucht zuidwaarts trekkende ganzen ? Dan zitten we tegen een invallende winter aan en de toestand van de kale bomen geven ons daarin dan min of meer gelijk.
De omgeving van de drie verdiepingen hoge flat heeft een duidelijke jonge aanleg. De enkele aanwezige bomen belemmeren ons in ieder geval niet een vrij uitzicht op het pand Burg. Falkenaweg 136, de meest zuidelijke van een viertal in 1924 door aannemer Johannes de Haan gebouwde burgerwoningen. Daar heeft in ieder geval in 1925 de bedrijfsleider van een ‘rijwielfabriek’ de heer D. Brandligt enige tijd gewoond. Het kan bijna niet anders, dan dat de fabriek van Gaastra is geweest. De fusies en overnames zijn immers allemaal in het voordeel van Batavus afgerond.
Ten tijde van de ‘geboorte’ van het Saskiaflat woont in het pand Burgemeester Falkenaweg 136 de familie Johannes Sijtsema en echtgenote Grietje de Vries. Die zijn er in getrokken op Oudjaarsdag 1965 - als we de woningkaart mogen geloven - vanuit Hennaarderadeel. Hoe hebben zij deze verandering van het uitzicht beleefd ?
Aan de andere kant langs het flat is nog juist een fragment te zien van één van de aan de oostkant staande huizen aan de Burg. Falkenaweg. Vermoedelijk is dat de achterzijde van huisnummer 131.
Om de Rembrandtlaan te kunnen aanleggen is in 1961/1962 het door bierhandelaar en caféhouder Arend Meester in eerdere jaren bekend geworden ‘Huis ten Woude’ afgebroken. Dat was het adres Burgemeester Falkenaweg 139 met als laatste bewoner zekere Harmen Dijkstra, die naar de Hiddingastraat verhuist. Ook het huis met nummer 135, laatst bewoond door L. Buis, is door de slopershamers gesneuveld. Overigens komt dit pand nog wel voor in het adresboek van 1964.
HIP-TIME MAGAZINE 36
2012, december 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME-MAGAZINE 24
Rijksdagnormaalschool 1916
Mochten we al twijfels hebben over de datering van fotonummer 267 van de collectie van museum Willem van Haren, dan is dat meer gebaseerd op de rest van de informatie achterop het formulier van het gearchiveerde exemplaar. Over de locatie Thialfweg gaan we beslist niet twisten; dat bewijst de aanwezigheid van dit pand in een modern ge’style’de vorm ook nu nog. De term Rijkskweekschool komt - volgens de manuscriptgegevens van oud-hoofd der ULO-school in Wommels én opgeleid als onderwijzer in Heerenveen - in Heerenveen pas in gebruik in 1923 ten koste van de term Rijksdagnormaalschool. Laatstgenoemde term staat achter op de foto, maar ook het jaartal: ± 1925. Zou het kunnen zijn, dat de man op de ladder een huisschilder is met de opdracht de bovenste helft van de muur wit te schilderen voor een opknapbeurt anticiperend op de naamswijziging? De menselijke entourage is zo te zien te jong of te oud of van de verkeerde professie om in aanmerking te komen voor de term ‘kwekelingen’.
Met stelligheid kunnen we in ieder geval de stichting van het gebouw baseren op een aantal stukken uit het archief van de voormalige gemeente Aengwirden. Het proces-verbaal van aanbesteding en gunning voor de bouw van een Rijksdagnormaalschool te Heerenveen dateert van 3 januari 1916. Burgemeester J. Drijber en secretaris J. Bergsma hebben de eer 17 inschrijvingen te mogen beoordelen en kiezen voor de laagste van Hendrik Buwalda uit Nijehaske voor een prijs van fl.15.992,-. De acte van gunning van 10 januari 1916 noemt als ‘verver’ Hendrik Comello van Benedenknijpe, terwijl de risico’s van de bouw worden afgedekt door de borgen Jacob Pasveer, aannemer, en de wed. S. Buwalda, zonder beroep, beiden te Nijehaske. Het ontwerp blijkt te zijn van R. Post en Zoon, dec. 1915.
Ontwerper en bouwers hebben in ieder geval gezorgd voor een zgn. BBP (Beeld Bepalend Pand) in de termen van de Erfgoednota 2012. Linker-en rechtergevelhelft zijn elkaars volmaakte spiegelbeeld met een risaliet als middenpartij, uitgebouwd boven de dakgoot met een wolfeind van de kapel. De prominente vlaggemast spietst als het ware de toegangspartij met dubbele deur en boogvormig bovenlicht met ruitverdeling. De vier dakvensters breken op een sympathieke manier het grote dakvlak en voegen zich in het patroon van lage en hoge (schoorstenen) accenten. De eindgevels zijn eveneens afgesloten met een wolfeind. Kortom: een echt schoolgebouw van het goede soort! Het eerste adresboek van de gemeenten Aengwirden, Haskerland en Schoterland heeft in 1922 als huisnummer voor het gebouw afgedrukt nr. 57 aan de Thialfweg. Begin jaren dertig is dat vernummerd naar Thialfweg nr. 17.
De gebruikers - docenten en kwekelingen - denken er een beperkt aantal jaren later beslist anders over. Zij nemen per 1 september 1930 hun intrek in de nieuwe vleugel van de Rijks H.B.S. aan de Fok, omdat het gebouw aan de Thialfweg niet meer voldoet aan de eisen. Welke veranderingen dat nou precies zijn, wordt uit de stukken niet duidelijk. Edoch ... de op 9 december 1929 opgerichte Vereniging voor Landbouwhuishoudkundig Onderwijs, die in de oude school in de Kerkstraat al van start is gegaan, ziet betere mogelijkheden in de ontruimde kweekschool. Daarvoor is het wel nodig de gemeentebesturen van de drie gemeenten, die het gemeenschappelijk bezit hebben van de oude kweekschool, de minister te overtuigen van de noodzaak van de nieuwe school volgens de Nijverheidsonderwijswet. Uiteraard is het een financieel probleem, omdat de inrichting van de nieuwe landbouwhuishoudschool bepaalde eisen stelt. Bovendien wil de vereniging het gebouw natuurlijk huren. Enfin, de verbouwing komt er, de school is op 12 december 1932 klaar en op 1 januari 1933 wordt het door de meiden in gebruik genomen met als directrice mej. A.H. Veenbaas. De vaart zit er in, want op 1 januari 1934 wordt het al een zelfstandige school en nog maar net begonnen worden er al plannen gesmeed om tegenover de gedenknaald van Van Maasdijk een nieuwe school te bouwen. Dat wordt in 1938 niet goedgekeurd. Daarna is wereldoorlog II uiteraard een remmende factor, zodat tenslotte pas in 1950 de school aan de Anjelierstraat onder architectuur van A. Baart uit Leeuwarden kan worden gebouwd. De zwerftocht langs allerlei dislocaties (gebouw aan de Stationsstraat, gebouw Ned. Herv. Gemeente Heerenwal, Landbouwschool aan de Schans, en school Walle-van Maasdijkschool) kan worden beëindigd op 5 juli 1950. Het schoolgebouw lijkt even op adem te kunnen komen ?! Wie er in de periode juli 1950 tot halverwege 1954 gebruik van heeft gemaakt, is vooralsnog een groot vraagteken.
Tot de Leeuwarder Courant in haar exemplaar van 24 februari 1955 in een artikel over allerlei aktiviteiten op bouwgebied de nieuwe BLO-school ‘De Reinbôge’ aan de Thialfweg noemt als ‘haar voltooiing naderend’. Zes lokalen maar liefst, waarvan huishoudonderwijs en handenarbeid de twee grootste zijn. En een overblijflokaal, omdat veel kinderen uit de omgeving van Heerenveen komen. In 1956 wordt in een ander bericht nog even bevestigd, dat ‘De Reinbôge’ in de oude rijkskweekschool zit. Inhoudelijk betekent ‘De Reinbôge’ in 1967, dat ze zicht richt op de scholing van zeer moeilijk lerende kinderen en dat het Hoofd der school M.T. Smidt heet.
Overigens blijkt het christelijk nijverheidsonderwijs zich in 1964 al te oriënteren op de tot standkoming van een technische school. Een adres aan de raad van Heerenveen om mee te werken aan de stichting van een dergelijke school wordt door B. en W. - na het vragen advies aan een 12-tal instanties - afwijzend beantwoordt. Ze vindt het vooralsnog onnodig: de cijfermatige onderbouwing onvoldoende en ze wenst niet mee te werken aan een ‘kwijnende’ start. Dat er ook andere sentimenten en argumenten een rol hebben gespeeld, blijkt uit een uitspraak van de Kroon van 17 augustus 1972. Bij K.B. wordt bericht, dat in het eerstvolgende scholenplan een protestant christelijke dagschool voor lager technisch onderwijs in Heerenveen is opgenomen. De verwachting van het bestuur van de CLTS-in-oprichting is, dat in 1975 met de bouw kan worden begonnen. Door deze lange inleiding heeft u inmiddels wel in de gaten wie de volgende huurder is van Thialfweg nr. 17: de Christelijke Lagere Technische School met ingang van het schooljaar 1977-1978. Maar ... om het pand geschikt te maken moet de gemeente wel eerst nog even 24.036 gulden investeren; een bedrag dat in twee jaar zal worden afgeschreven omdat het er naar uitziet dat er slechts twee jaar gehuurd gaat worden. Daarmee is de financiële kous niet af, want voor achterstallig onderhoud en vervanging van de c.v. ketel is ook nog eens 24.800 gulden nodig.
Directeur van de school W. de Vries laat in een wervingsadvertentie voor handvaardigheid, engels, wis-en natuurkunde en a.v.o. (algemeen vormend onderwijs) - gedateerd 8 april 1978 - weten, dat per 1 augustus 1977 is gestart. De aan te stellen leerkrachten zullen pas op de tweede klassers worden losgelaten, moeten we aannemen.
Wanneer we de Gemeentegidsen mogen geloven, dan heeft de inwoning op de Thialfweg 17 toch nog langer geduurd dan verwacht. De laatste vermelding is in de gids van 1980/81 en in de gids 1981/82 is voor het eerst sprake van Beugel (64), Nijehaske. Maar u kent het probleem met dit soort gidsen: er in komen is nooit een probleem, maar iets laten veranderen .....! De Leeuwarder Courant van donderdag 29 oktober 1981 reikt ons de juiste oplossing aan door het verslag van de opening van één dag eerder in ronkende volzinnen aan ons bekend te maken. De school heeft dan al een omvang bereikt van 265 leerlingen en de school is eigenlijk al weer te klein ! Er is al wel afscheid genomen van de Thialfweg. Daarna hebben we nog weinig zicht op wie de gebruikers zijn geweest. Er is nog een krantenberichtje uit januari 1986, dat de MEAO-MMO opnieuw schreeuwt om extra ruimte en een claim legt op ‘onder hoge ouderdom kreunende Reinbôge’ ... een wijkplaats voor scholen met ruimtegebrek.
Maar dan wordt het 4 mei 1995 en de Leeuwarder Courant meldt, dat Thialfweg 17 te Heerenveen in gebruik is genomen door Dantuma - al enkele jaren gevestigd in Leeuwarden in de Borniastraat. De advertentie belooft ‘orthopedie, hoortechniek en voorzorg’. De huidige veelomvattende medische hulp die kan worden gegeven, laat zich het beste omschrijven als Dantuma Medische Speciaalzaken. Het is een compleet en professioneel zorgkundig bedrijf. Met vestigingen in Leeuwarden, Heerenveen en Alkmaar is het de grootste leverancier van medische hulpmiddelen in de regio: orthopedie, elastische kousen, hoortechniek, orthopedische schoenen, diabetes hulpmiddelen, wondmaterialen, incontinentiematerialen, stoma materialen.
En ze zitten in een prachtige, hergebruikte school ! In de Erfgoednota is het aangewezen als Beeldbepalend Pand 235.
2012, aug.26 - wibbo westerdijk - hip-backup