Dorpen
Oude- en Nieuwehorne
De historie van het tweelingdorp is vele eeuwen oud. Tijdens de laatste ijstijd zetten Scandinavische gletsjers keileem en zandruggen af. Zij zorgden voor de basis van het gebied, waarop Oude- en Nieuwehorne zijn gevestigd. Die zandruggen lopen van oost naar west. Uit bodemvondsten blijkt dat hier zo´n 15.000 jaar geleden zich mensen hebben geleefd. Nomaden en rendierjagers. Met name op de Kiekenberg – het hoogste punt van het dorp – zijn interessante vondsten gedaan, die de aanwezigheid van mensen onderstrepen.
Menselijke aanwezigheid wordt aangetoond door vondsten van bijvoorbeeld vuurstenen, schrappers of krabbers om dierenhuiden mee te bewerken. Stenen en ijzeren werktuigen, gereedschappen vertellen enigszins het verhaal van de activiteiten van die vroege bewoners. Pas rond 800 kon de mens in onze streken zijn werk, zijn activiteiten weergeven door middel van de taal, een alfabetisch schrift. Er verschijnen dan de eerste geschriften.
Rond 1315 verschijnt een eerste bewaard geschrift, waarin Oude- en Nieuwehorne worden genoemd. Het handelt over de kerk van Aldeboarn en een groot aantal kapellen die onder die kerk vallen. In dat geschrift wordt naast de kapel van Schote en Kathaleke (Oudeschoot en Katlijk) ook de kapel van Hoerna genoemd, het zandgebied van Nieuwehorne tot en met Hoornsterzwaag, met Oudehorne als centrum. Hoerna is afgeleid van het oud-Friese Herna, dat uitspringende hoek, uitspringende punt betekent.
Oudehorne lag op het hoogste, dus veiligste gedeelte van de lange zandrug van Oudeschoot tot Donkerbroek. Zuidelijk van die zandrug meanderde de rivier de Kuinder of Tjonger, die in de jaren tachtig van de negentiende eeuw is gekanaliseerd. Wanneer de Tjonger buiten haar oevers trad vond men op het hoge zand een veilig heenkomen. Het hoogste punt van de hele streek was rond de Kiekenberg. Hij moet wel 12 tot 15 meter zijn geweest. Nu is de Kiekenberg niet hoger dan 8 meter.
Op een honderd meter noordelijk van de Kiekenberg lag een begraafplaats. Menselijke botten bevestigen dat. Die plek werd Joods Kerkhof genoemd, tot op de dag van vandaag bekend onder die naam. Het is overigens hoogst onwaarschijnlijk dat er joden hebben gewoond. Op meer plaatsen wordt gesproken van Joods kerkhof. Soms is het inderdaad een joodse begraafplaats (Kortezwaag, het Meer), maar vaak wordt er mee aangegeven dat het om een plek gaat die anders dan anders is, vreemd, mysterieus met reuzen, spoken of joden.
Geart Jabiks van den Berg uit Oudehorne (geboren 1886) werd veehoeder, schippersknecht, turfgraver en arbeider in Duitsland. Hij trouwde, ging in Lemmer wonen, waar hij tien jaar bij de tram werkte. Hij terug naar de zandgrond van Oudehorne. Aan de Oldeberkoperweg bouwde hij een woning waarin hij in 1925 een kruidenierswinkel begon.
Als het maar enigszins kon zwalkte hij over de heide. Hij kwam er tot diepe gedachten, die hij (meestal in dichtvorm) op papier zette. Hij was ook amateur-archeoloog en natuurmens. Op zijn initiatief deed dr. F. C. Bursch , directeur van het rijksbureau voor oudheidkundig bodemonderzoek en conservator van het rijksmuseum voor oudheden in april 1942 opgravingen op de Kiekenberg. Daarbij kwamen resten van menselijke graven tevoorschijn. Die graven wezen op een christelijk kerkhof.
Er moet rond 1200 op die plek een kapel of kerk moet hebben gestaan. Dat oordeel kwam overeen met de Bonifatiuskerk van Oldeberkoop , een paar kilometer zuidelijker van Oudehorne, een van de oudste kerken van zuidoost-Friesland. Die kerk dateert van kort na 1100. Waarschijnlijk is het zo dat de begraafplaats de overgang heeft meegemaakt van het heidendom naar het christendom.
De huidige begraafplaats aan de Schoterlandseweg in Oudehorne is van hetzelfde model als van die op het joods kerkhof op de Kiekenberg. Op de huidige begraafplaats in Oudehorne heeft in vroeger tijden een kerk gestaan.
In het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden van 1840, omschrijft de letterkundige Abraham Jacob van der Aa Nijehorne, Nyehorne of Nieuwehorne als ´een vermakelijk dorp in het geboomte, aan den binnen- en buitenweg. Men telt er 250 inwoners, die meest in den landbouw hun bestaan vinden.´
En over Oudehorne of Oldehorne schrijft Van der Aa onder meer: ´Het dorp ligt op 3 uren gaans Oostelijk van Heerenveen (..) Het strekt zich tevens uit met eene buurt, Zevener genoemd, tot aan den Buitenweg, daar men de voornaamste beplantingen vindt, gelijk voorheen het huis van den Heer Zevenaar.’
De Schotanus-kaart van 1664 verscheen zestien jaar na het einde van de 80-jarige oorlog, een periode die niet ongemerkt aan Friesland voorbij ging, ook niet aan Oude- en Nieuwehorne. In die periode zou de schans bij de huidige Tjongerbrug gebouwd moeten zijn. Abraham van der Aa schrijft bij de tekst over Oudehorne:
´In den aanvang van den Nederlandschen oorlog met Spanje werd het beschanst, om de Zevenwouden beter te beveiligen. Den 24 Januarij 1582 kwam de Spaansche bevelhebber Francisco Verdugo, met zes vaandelen (compagnieën) soldaten van Nieuwpoort, voor deze schans, doch werd zoo moedig ontvangen, dat hij terugwijken en de plaats verlaten moest.´
Dat het verdedigingsbolwerk er moet zijn geweest wordt ook aangetoond door Lambert van den Bosch. In het boek Toneel des Oorlogs uit 1675 toont hij een tekening van de schans. Waar de schans precies heeft gelegen is tot op heden niet duidelijk.
Vele jaren later volgde de bezetting van de Fransen. In 1813 kwam er een einde aan het regime van Napoleon en werd Nederland weer vrij.
Nieuweschoot
' Nijskoat' in het Fries is het kleinste dorp in de gemeente Heerenveen. Het is voornamelijk één weg - de Rotstergaastweg - die het dorp kenmerkt. Het inwonertal is ca 130. In het verleden lag Nieuweschoot tussen de spoorlijn en de Engelenvaart. Met de komst van het crematorium en de uitbreiding van industrieterrein Heerenveen-Zuid is de oostelijke grens enkele honderden meters opgeschoven. Formeel woont een aantal Nieuweschoters nu in Heerenveen. Voor de buurtbewoners maakt dat echter geen verschil. Zij zien Nieuweschoot nog steeds als één geheel, tussen spoorlijn en Engelenvaart.
Voor een buitenstaander lijkt Nieuweschoot vaak niet meer dan wat lintbebouwing, vastgeplakt aan Heerenveen. Toch is Nieuweschoot een oud dorp met een lange historie. Met zekerheid kan worden aangenomen dat er al voor het begin van onze jaartelling sprake was van bewoning. In 1890 werd bij het graven van een opvaart een stenen bijl gevonden en ook werden er later bij het bouwen van een boerderij stenen werktuigjes gevonden. Ook bij deze boerderij is een lemen vloertje met fragmenten van rood aardewerk gevonden. Door deskundigen is vastgesteld dat het hier om een vloertje ging van een woning uit de late Middeleeuwen.
Nieuweschoot is gelegen op een zandrug en behoorde oorspronkelijk tot de grietenij Schoterland. Omstreeks 1390 wordt de grietenij “Scoterland”, met de daarbij horende dorpen al in oude geschriften vermeld. Reeds in 1315 wordt er melding gemaakt van een “Kapelle” die in “Nijeskoat” staat. Deze Kapelle stond op de plaats waar nu het kerkje van Nieuweschoot staat. De kerk die nu wat achteraf lijkt te staan was vroeger opgenomen in een rij van boerderijen en huisjes.
Het Kerkepad, een verbindingsweg tussen Oudeschoot en Rotstergaast liep langs de kerk en de boerderijen en had ook nog een aftakking naar de Bisschopsweg. Het nog bestaande Kerkepad werd rond 1850 afgesneden door de Engelenvaart. Vanaf 1850 tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw kon men de overkant van het Kerkepad bereiken door middel van een draai (draaibrug) in de Engelenvaart. Tegenwoordig biedt het Kerkepad, als historisch wandelpad, rust, ruimte en een rijke natuur.
Nieuweschoot is van oorsprong een dorp waar mensen op elkaar aangewezen waren en waar vele familieleden woonden. Hierdoor ontstond een sterke sociale cohesie en een ontwikkeling van een eigen dorpscultuur en identiteit. Ook nu nog is er sprake van een grote betrokkenheid. Vele inwoners zetten zich vrijwillig in voor de leefbaarheid van het dorp. Er worden door de activiteitencommissie meerdere activiteiten georganiseerd en nieuwe inwoners worden van harte welkom geheten en maken, als ze dat willen, snel deel uit van de Nieuweschootse bevolking.
Kortom, een prettig leefbaar dorp, met een open oog en geest voor de toekomst maar ook een strijdbaar dorp voor wie het behoud van haar eigen identiteit erg belangrijk is.
Oranjewoud
Het gebied van het huidige dorp Oranjewoud, voorheen een deel van Schoterwoud, is gesitueerd ten noorden van de rivier de Tjonger en ten oosten van Heerenveen. (Op het gebied van Oudeschoot en de huidige buurtschap, voorheen dorp Brongerga.) Het dorp en zijn omgeving is deels gelegen op een zandrug (Schoot) die parallel aan de Tjonger loopt. Deze zandrug is gevormd in de voorlaatste en laatste ijstijd.
Met grootschalige ontginning van het (hoog)veen werd begonnen in de zestiende eeuw. Daartoe werd ten behoeve van de afvoer van turf de Compagnonsvaart gegraven
Na het graven van de vaart ontstond aan weerszijden bebouwing.
Aan de zuidzijde van de Tjonger redelijk nabij het Schoterwoud zijn archeologische vondsten gedaan die wijzen op eerste menselijke activiteiten in het gebied circa 10.000 jaar geleden. Het betreft een kampement met vuurplaats van rendierjagers uit de zogenaamde steentijd.
Enkele dorpen grenzend aan – of onderdeel makend van het voorheen genoemde Schoterwoud, zoals Oudeschoot, Katlijk en Mildam zijn aanmerkelijk ouder dan Oranjewoud. Van het huidige Brongergea, buurtschap onder Oranjewoud, is uit opgravingen bekend dat aldaar activiteiten en bewoning reeds in 12e / 13e eeuw hebben plaats gevonden.
Het dorp Oranjewoud heeft zijn bekendheid gekregen met de komst van de Friese Nassaus. Voordat de Friese Nassaus in 1676 gronden aankochten, bestond het gebied uit heidevelden en deels landbouwgronden met enkele boerderijen.
Het dorp Oranjewoud heeft zijn bekendheid gekregen door de verbondenheid met de Friese Nassaus. Voordat de Friese Nassaus in 1676 gronden aankochten bestond het gebied uit heidevelden en deels landbouwgronden met enkele boerderijen.
Met de vestiging van de Nassaus, die de buitenplaats “Oranjewoud” stichten begon de ontwikkeling van Oranjewoud als vestigingsplaats van de Friese adel. Het oorspronkelijke buitenverblijf van de Friese Nassaus werd in 1803 gesloopt. En in 1813 werden de nog aanwezige domeingoederen verkocht.
In de negentiende eeuw werden diverse buitenplaatsen met bijbehorende pacht boerderijen gebouwd zoals het neoklassieke landhuis Oranjewoud, Oranjestein, Klein Jagtlust Brouwershave en Ontwijk. Een aantal van deze landhuizen dienden als “zomerresidentie” van gegoede burgers uit de stad Leeuwarden. Het personeel van de landgoederen verbleef deels op de landgoederen en in woningen die speciaal voor hen in Oranjewoud werden gebouwd.
Vanwege de door de adel aangelegde bossen en parken, werd Oranjewoud een aantrekkelijk gebied om te verblijven. Zo verschenen er diverse etablissementen, zoals hotel Heidewoud (later Parkhotel Tjaarda), hotel de Kom, Hotel de Tent en Hotel Weener.
In 1921 worden de buurschappen Brongergea ‘onder Mildam’ en Oranjewoud ‘onder Oudeschoot’ samengevoegd tot het dorp ‘ORANJEWOUD’ en bezit Oranjewoud de dorpsstatus. Vanaf 1 juli 1934, nadat Schoterland, samen met Aengwirden en een deel van Haskerland opging in de huidige gemeente Heerenveen, is Oranjewoud één van de dorpen binnen de grenzen van de gemeente Heerenveen.
Oudeschoot
Oudeschoot in het Fries uitgesproken als Aldskoat en afgekort als Skoat, is een dorp dat zuidelijk ligt van het dorp Oranjewoud en Heerenveen. Oranjewoud is niet alleen een dorp. Het heeft ook een park wat dus ook in de buurt van Oudeschoot te vinden is. Ieder jaar op tweede pinksterdag wordt er een markt gehouden genaamd Skoattermerke. Vroeger was dit een veemarkt.
Vanouds had Oudeschoot de naam Scoete of zelfs Scote en in 1408 had men het over Old Schooten. Later werd dit Oudeschoot. Het woord schoot heeft hier de betekenis van een stuk land dat vooruitschietend is. Schoterland was tijdens de middeleeuwen een gemeente in het zuiden van Friesland waarvan Oudeschoot de hoofdplaats was. Tot het jaar 1750 werd er recht gesproken in deze plaats. Even later zetelde hier de Grietenijraad wat de voorloper is geweest op de Nederlandse gemeente.
Er was rond het jaar 1300 sprake van een klooster dat een functie had om vreemdelingen en mensen die op een bedevaart waren, op te vangen. Dit was dus eigenlijk een gasthuis waar een tijd later ook zieken werden opgenomen. Vlak nadat de reformatie in 1580 plaatsvond werd dit klooster door een schans vervangen. Het doel hiervan was om de oversteekplaats naar de rivier genaamd Tjonger tegen de Spanjaarden te beschermen. Wat ook een interessant detail is vanuit deze tijd, is dat Heerenveen toen ook een andere naam had. Zo heette deze plaats Schoteruiterburen. Het ziekenhuis in Heerenveen heet Tjongerschans, wat doet terugdenken aan de tijd dat de rivier verdedigd moest worden.
In de kern van Oudeschoot begint de kolfbaan waaraan later ook de sport kolven zich bevond. De bedoeling bij de sport Kolven is dat je een bal met een slaghout genaamd een “kliek” tegen een paal slaat. Op deze manier kunnen er punten worden gescoord. Laat in de middeleeuwen was het zo dat de meeste kolfbanen in de open lucht waren. Tegenwoordig is dit niet meer het geval omdat het nu eigenlijk altijd overdekt is.
Tussen Oudeschoot en Nieuweschoot kwam in de jaren 50 een industrieterrein te staan. Het was ook toen dat Rijksweg 32 die Meppel met Leeuwarden verbindt, werd aangelegd. Oudeschoot maakte in 1965 deel uit van Heerenveen. Jammer genoeg waren de inwoners hier niet blij mee wat zichtbaar werd toen zij een grote actie opzette om terug te draaien zoals het voor 1965 was. Pas 38 jaar later in 2003 kreeg Heerenveen-Zuid de oorspronkelijke naam Oudeschoot terug.
Oudeschoot beschikt over 10 rijksmonumenten waaronder voornamelijk boerderijen en woonhuizen. Maar ook de hervormde kerk Skoattertsjerke is een onderdeel van deze monumentenlijst. Deze kerk werd in het jaar 1610 gebouwd.