Dorpen
Bontebok
Bontebok dankt zijn ontstaan aan het graven van de Schoterlandse Compagnonsvaart en de daarmee verband houdende vervening van de streek.
De turfschippers moesten bij de sluis alhier vaak wachten voor ze weer verder konden. Een ideale vestigingsplaats dus voor cafés, winkels en verdere bebouwing.
Het heeft zijn naam die al op kaarten vanaf het begin van de 18de eeuw voorkomt, te danken aan een sinds lang verdwenen herberg. Het graven van de Compagnonsvaart was in 1640 namelijk gevorderd tot de Bonte Bock.
Deze herberg was er dus al vóór er in 1665 een kleine schutsluis aangelegd werd.
De plaats is lange tijd een buurtschap gebleven en heeft nooit een eigen kerk gekregen. Pas in 1980 wordt de plaats erkend als dorp.
In 1898 krijgt de plaats een zuivelfabriek, genaamd De Gemeenschap, die in 1966 is gesloten en enkele jare geleden is gesloopt.
Bontebok heeft 3 rijksmonumenten: een boerderij met woonhuis in eclectische stijl uit 1876 op de Eerste Compagnonsweg 1, een boerderij Oud Hogeveen uit 1931 op de Eerste Compagnonsweg 11 en de voormalige sluiswachterswoning uit 1725 volgens de gevelankers op de Eerste Compagnonsweg 16.
“Bontebok is een prachtig dorpje, onder de rook van Heerenveen. Rustig. Je kunt er fijn wonen.” De 400 mensen die er wonen vormen een gemêleerd gezelschap van jong en oud. Verder is er niet zo veel. Er zijn geen winkels. Geen cafés. Geen school. Wel een dorpshuis, waar de verenigingsactiviteiten plaats vinden.
Akkrum
Akkrum
Sinds 2014 behoort dit dorp tot de gemeente Heerenveen, daarvoor behoorde het tot de gemeente Boarnsterhim (1984-2013). Voor 1984 tot de gemeente en grietenij Utingeradeel.
Akkrum is in de vroege Middeleeuwen als terpdorp ontstaan. Doordat het gunstig gelegen was de zuidelijke oever van de oude, meanderende waterloop de Boarn kon het dorp zich voorspoedig ontwikkelen.
Toen er in de 19de eeuw goede weg- en spoorverbindingen kwamen, kon Akkrum de hoofdplaatsfunctie an de grietenij Utingeradeel overnemen van het minder gunstig gelegen Aldeboarn. De Overijsselsestraatweg kwam als rijksweg in 1827/’28 gereed en in 1868 werd het spoor aangelegd. Het was al eerder een passageplaats voor het verkeer: ‘Akkrum is een vermaaklyk Dorp, dewyl alles, wat te paarde of met rijtuig van Leeuwarden naar ’t Heerenveen en verder wil, hier door zynen weg moet neemen’ werd aan het einde van de 18de eeuw geschreven.
Intussen had het dorp zich vanaf de terphoogte langs het water en de Slachtedijk ontwikkeld tot streekdorp.
Het streekdorp buigt met de waterloop me tot een elegante hoofdstructuur.
Van west naar oost laten de Ljouwerterdyk, het Heechein , de Buorren , de Kanadeeskestrjitte en verderop de Boarnsterdyk bovendien een aangename afwisseling van gesloten bebouwing en open ruimten zien. Gedurende de 19de eeuw raakte de streek aan beide zijden geheel bebouwd. Omstreeks 1900 was Akkrum in het oosten aan het kleine buurtschap Nes vastgegroeid. De eerste dorpsuitbreidingen in de 20ste eeuw vonden daar plaats. Onder meer het volksbuurtje met tuinstadkarakter van de Túntsjes en de De Stripe uit 1919. Na de oorlog kreeg het wijkje in het zuidoosten, achter het station, gestalte en toen begon ook de woningbouw in een zuidelijke strook. Het in 1949 in traditionalistische Delftse Schooltrant ontwikkelde Sinnebuorren kreeg de karakteristiek van de optimistische wederopbouw. Daarna zijn in de jaren zestig achter de Boarnsterdyk tussen Akkrum en het oude Nes woonstaren aangelegd. Dit dorpsdeel is door Rijksweg N32 later verdubbeld tot autosnelweg, min of meer van akkrum afgesneden. Vanaf het begin van de jaren zeventig is de wijk ten noorden van de Boarn ontwikkeld en aan het einde van de 20ste eeuw is de omvangrijke waterwijk Boarnstee ten noorden van Akkrum in het landschap gelegd.
De Hervormde kerk staat in het midden van het dorp op een voormalig ruim en hoog kerkhof. De ingetoge zaalkerk is in 1759 gebouwd ter vervanging van het middeleeuwse godshuis.
De toren met drie geledingen en een ingesnoerde spits is in 1882 opgetrokken. De kerk bezit meubilair uit de 17de en 18de eeuw en in vier grote rondboogvenster zitten gebrandschilderde ramen met wapens uit 1760/’62 die in 1940 zijn gereconstrueerd.
Schuin hier tegenover staat de doopsgezinde kerk, met een opvallend neoclassicistisch front met een dorische ingangspartij en een charmante koepeltoren.
Het is een van de vroegste kerken in Friesland in deze stijl en gebouwd door aannemer Jacob Romein die vrij zeker zijn zoon Thomas Romein het ontwerp liet maken.
Ten westen van de hervormde kerk staat achter een ruime tuin het tehuis voor ongetrouwde dames en weduwen Welgelegen. S.Hoekstra ontwierp het in 1924 in expressionistische stijl waarbij vooral de middenpartij tissen de iets scharnierende vleugels met de rijzige kap opvalt.
Het tehuis staat op het terrein waar vanouds een buiten stond met een bijzondere tuin waarvan aan het Heechein het prachtige, achtkantige tuinhuis met koepeldak uit de 18de eeuw bewaard is gebleven. Een bijzondere tuin is nu te vinden aan de Ljouwerterdyk, een landschappelijke tuin van Gabe Westra rond het in 1901 door gemeentearchitect F.H.Hoekstra in een zeer decoratieve stijl ontworpen Coorpersburgh. Het is een tehuis van 22 kamerwoningen die alle een tuitgeveltje kregen, bedoeld voor minvermogende ouderen.
De uit Akkrum afkomstige Folkert Kuipers ( Cooper) stichtte het tehuis nadat hij in Amerika fortuin had gemaakt.Kuipers heeft voor zichzelf en zijn vrouw een mausoleum laten oprichten, in 1906 naar ontwerp van J.H.Schröder in de Sezession-variant van de Jugendstil. Naast de ingangspartij staan pleuranten en erboven de portretmedaillons van Cooper en zijn vrouw
Aldeboarn
Sinds 2014 behoort dit dorp tot de gemeente Heerenveen, daarvoor behoorde het tot de gemeente Boarnsterhim (1984-2013). Voor 1984 tot de gemeente en grietenij Utingeradeel.
Aldeboarn is in de vroege Middeleeuwen op de zuidelijk oeverwal van de rivier de Boarn als agrarisch terpdorp ontstaan. Dankzij de ligging aan de belangrijke waterverbinding en een groot achterland kon het dorp zich omstreeks 1200 al ontwikkelen topt een overslagplaats voor allerlei goederen. Op deze veelbelovende plaats vestigden zich ambachtslieden en neringdoenden. Aldeboarn, voor het eerst vermeld in 1230, bezat al vroeg een gedifferentieerde maatschappelijke structuur waardoor het tot handels-en bestuurscentrum uitgroeide. In de Middeleeuwen was het een kerkelijk centrum voor een groot gebied. Het was lange tijd hoofdplaats van de grietenij. Aan de licht meanderende Boarn kwam aan weerszijden een dichte, op het water gerichte bebouwing van uiteindelijk bijna een kilometer lengte.
Er staan nogal wat representatieve woningen uit vroeger eeuwen. Die staan eveneens, naar dan uit de 19de en vroege 20ste eeuw aan de Tsjerkebuorren en Wjitteringswei die naar Akkrum leidt. Deze weg werd in de eerste helft van de 19de eeuw verhard.
Aan het einde van die 19de eeuw was het gedaan met de handel. Wel kwam er in Aldeboaorn een zuivelfabriek. In de 20ste eeuw kwamen uitbreidingen aan de zuid- maar vooral aan de noordzijde. Een herinnering aan de centrumfunctie is het waaggebouw uit 1736, nu als plaatselijk museum in gebruik. Het is een ingetogen gebouw van twee lagen met aan de waterzijde een rondboogingang. Een laatste spoor van de functie als bestuurscentrum is de nog bestaande westvleugel van Andringastate, de grote woning van de grietmanfamilie. Op het terrein is in 1894 de pastorie gebouwd. De Hervormde kerk is in 1753 gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse, tufstenen kerk. De slanke door kolossale ionische pilasters begeleide en door een charmante drieledige lantaarn bekroonde toren werd in 1736/’37 opgetrokken. Boven de ingang bevindt zich een gebeeldhouwde stichtingscartouche in barokstijl. Het kerkschip wordt overkoepeld door een geschilderde hemel met sterren, planeten en engelen. De sluiting wordt gedomineerd door het grafmonument van twee leden van het grietmangeslacht Andringa.
De Knipe
Kynhout werd - en wordt nog steeds - gevonden in dit voormalige en in 400 jaar volledig afgegraven hoogveengebied. De Dikke Van Dale meldt hierover; " kienhout, fossiel hout, hier te lande uit het veen gedolven, bevat veel hars." Tot die tijd - zo omstreeks 1550 - lag de wereld er hier vrijwel ongerept bij.
Op het uitgestrekte hoogveengebied ten oosten van waar later Heerenveen zou ontstaan zullen hooguit een paar imkers en schapen houders / herders een karig bestaan hebben gevonden.
Hoe is dat enorme veenpakket hier nu terecht gekomen?
Daartoe moeten we een heel eind terug in de tijd. Zo'n twee miljoen jaar geleden en tot ongeveer tienduizend jaar terug stond ons land onder invloed van een drietal ijstijden van Scandinavische oorsprong.
Tegen het einde van de laatste ijstijd, het Weichselien genoemd naar de rivier de Weichsel, met een pakket ijs, dat zich ongeveer uitstrekte tot het tegenwoordige Hamburg en onze streken dus net niet bedekte, kwamen er hier enorme zandstormen voor in de koude, droge lucht.
De zeewaterspiegel was toen zo laag, dat de Noordzee voor een groot deel droog stond. Zo kwam ons land dus te liggen onder een dikke deken van dekzand, die niet overal even dik was.
Tien duizend jaar geleden werd het klimaat zachter en vochtiger.
Door weer, wind en regenwater vond er erosie plaats en was er weer plantengroei mogelijk. Met name mos stond aan de basis van het hoogveenpakket dat hier in de loop van duizenden jaren ontstond en dat hier en daar wel tot vier meter dik werd.
Dit maagdelijk hoogveenpakket werd vanaf 1550 aangesneden en zo ontstonden er langzamerhand, langs de vanuit het westen gegraven Schoterlandse Compagnonsvaart de dorpen Nieuw Brongerga en later Nieuw Katlijk, die nog weer later respectievelijk Benedenknijpe en Bovenknijpe zouden gaan heten.
Bovenknipe met de doopsgezinde kerk uit 1856, waarbij in de klokgevel elementen uit 1751 zijn herbruikt, laat de oude, schilderachtige structuur van bebouwing aan weerszijden van de Schoterlandse Compagnonsvaart nog zien. Aan de noordzijde van de vaart is de Commissieweg aangelegd die in 1955 ook het oostelijke deel behoorlijk ging ontsluiten.
In 1881 werd de trambaan van Heerenveen naar Drachten aangelegd die tot ‘de Hoeke’ de Compagnonsweg volgde en daarna naar het noorden afboog. De lijn is in 1947 opgeheven. Daar bij ‘de Hoeke’ staat ook het café en is na de oorlog een bebouwingskom gevormd. Ten zuiden van de Meyerweg vanaf de jaren tachtig en ten noorden vanaf de late jaren negentig.Sinds 1963 zijn Benedenknijpe en Bovenknijpe samengevoegd en gaan ze als De Knipe door het leven.
Aengwirden ( Terband, Tjalleberd, Gersloot en Luinjeberd)
Tot de gemeentelijke herindeling van 1934 vormde Luinjeberd, Gersloot, Terband en Tjalleberd de gemeente Aengwirden. De vier dorpen worden nog steeds Aengwirden, of De Streek genoemd.
Het uit 1876 daterende Tripgemaal staat aan de spiegelende Heafeart bij Gersloot. Maar sinds 2013 staat het Tripgemaal formeel in de buurtschap Gersloot-Polder. In 2013 zijn – op initiatief van het lokale Plaatselijk Belang – witte plaatsnaamborden geplaatst. “Het dorp Gersloot-Polder heeft in 1978 geen eigen postcode en plaatsnaam gekregen in het postcodeboek, voor de postadressen ligt het daarom sindsdien ‘in’ Gersloot”
Het gemaal is vernoemd naar de familie Trip die drie generaties lang de machinisten van het gemaal waren. Samen met de bijbehorende machinistenwoning vormt het gemaal een rijksmonument. In 1988 is het leegstaande gemaal gekocht door Thom Mercuur (kunstverzamelaar, kunsthandelaar, galeriehouder, curator, uitgever en museumdirecteur). Hij heeft het complex indertijd verbouwd en ingericht als tentoonstellingsruimte en woonhuis. Mercuur toonde hier gebruiksvoorwerpen, foto’s, boeken, etc. die de turfwinning en de slechte sociale leefomstandigheden weer in herinnering brachten.
In 1901 werd collectief een zuivelfabriek opgericht die de naam van de streek kreeg “Aengwirden”. In 1904 sloot de handkracht-zuivelfabriek Tjalleberd zich bij de zuivelfabriek Luinjeberd aan. In 1911 werd er bij de fabriek een elektriciteitscentrale gebouwd in navolging van Kimswerd (in 1910) waar het hele dorp van mee kon profiteren. In 1963 sloot de fabriek, het gebouw werd een bedrijfsbestemming.
Tjalleberd Het dorp was oorspronkelijk ontstaan als een wegdorp. In 1315 werd het vermeld als Tyanlaberde, in 1481 als to Tjallaberd en 1505 als Jellebert alias Tyalber. De plaatsnaam zou verwijzen naar een nederzetting (oud-Friese woord berde) van Tjalle.
Tot de gemeentelijke herindeling van 1934 vormde Terband met de dorpen Gersloot, Luinjeberd, en Tjalleberd de gemeente Aengwirden. De vier dorpen worden nog steeds Aengwirden, of De Streek genoemd. De buurtschap Spitsendijk verbindt het dorp Terband met de drie andere dorpen.
Haskerdijke-Nieuwebrug
Het dorp is ontstaan bij het klooster ‘Hasker Convent’ dat in 1231 werd gesticht. De monniken van het klooster hielden zich bezig met ontginning van het gebied en legden dijken aan. Het dorp ontstaat langs de Heerensloot op de plaats waar de vrome kluizenaar Dodo zijn kluis had. Op de grietenijkaart van 1718 staat langs de lange kronkelige Hasker Dijken verspreide bebouwing van vooral boerderijen. De meeste staan in het noorden. In het midden zijn de kapel van het convent en enkele boerderijen afgebeeld.
De ‘Heeren van het Veen’ begonnen rond 1560 een compagnie om het veen in het zuidwesten van Friesland te ontginnen.
Haskerdijken was een echt vervenersdorp. De veenknechten waren merendeel afkomstig uit Duitsland. In Friesland werden ze hannekemaaiers genoemd.
In Haskerdijken woonden ook de turfmakers uit Giethoorn.
De Gietersen kenden her verveners vak als geen ander.
Voor de veenbazen bleef de turfwinning een goede broodwinning, terwijl de arbeiders hard moesten werken voor een karig loon.
Turf was destijds en belangrijkste energie waarop Nederland draaide.
Ook de opkomende stoommachines werden op turf gestookt.
In de 19de eeuw werd ten zuiden van het dorp een nieuwe brug gebouwd; hier ontstond het dorp Nieuwebrug.
Nieuwebrug vormde samen met Haskerdijken een tweelingdorp. Tot de gemeentelijke herindeling op 1 januari 1984 behoorde Haskerdijken tot de gemeente Haskerland, terwijl Nieuwebrug tot de gemeente Heerenveen hoorde.
Op de plaats van de kloosterkapel van het convent is de hervormde kerk gebouwd in 1818. Het is een zaalkerk met driezijdige koorsluiting en een geveltorentje.
Zuidelijker is een buurt gevormd bij een sluis en een nieuwebrug in de vaart die naar de Polder van het 4e en 5e Veendistrict leidt. Dit heeft de buurtschap Nieuwebrug gevormd die voorheen tot Schoterland en de gemeente Heerenveen behoorde. Sinds 2014 behoren Haskerdijken met 444 inwoners en Nieuwebrug met 153 inwoners tot de gemeente Heerenveen.