Wat betreft de bebouwing op de plaats waar nu Heerenveen ligt is uit de begintijd niet al te veel bekend. We weten dat er een grote strook grond ten noorden van de latere Lindegracht en ten oosten van de latere Herensloot was, die Geerts Willigen heette en waarop een boerderij stond (Geerts Willigen betekent zoveel als de wilgen van Geert, dus kennelijk stonden die hier.
De Compagnons kochten deze strook grond aan en er kwamen vijf huizen op te staan - op die plaats is nu de westelijke gevelwand van de Vleesmarkt (ten zuiden van bakker Leenes). Een deel van die grote strook land werd aan Jacob Buijrevelt gegeven, die veenmeier van de Compagnie was en voor het graven van de Compagnonsvaart zorg droeg. Zijn gebied strekte zich uit ten oosten van de Vleesmarkt, tussen de Lindegracht en de Kerkstraat, die toen nog "wechg van Geerts Willigen" genoemd werd.
Op dit terrein stond ook de boerderij van Buijrevelt en in 1587 gaven enkele van de Compagnons (aan wie het eigendom was teruggevallen) aan Jan Corsz. een stuk grond in erfpacht, waarop een groot huis (hoek Vleesmarkt / Lindegracht) en enkele kleinere stonden en die op Buerevelts hofstede en Geerts Willigen waren gelegen (oostrand van de Oude Koemarkt / Vleesmarkt). Er moeten al vrij snel enige huizen aan de latere Lindegracht hebben gestaan, daar er in 1594 al sprake is van een noord-zuid lopende steeg op Buerevelts hofstede. In ditzelfde gebied moeten ook de brouwerij van de Compagnie, met het kantoortje van Octavianus, hebben gelegen. Bij een deling in de Compagnie, die regelmatig nodig was om duidelijk te maken wie nu welk aandeel in het totaal bezat is in 1571 opgemaakt, toen bestond de brouwerij al. Waarschijnlijk is die een van de eerste voorzieningen geweest, die de Heren voor de arbeiders lieten bouwen, omdat bier zowat de enige drank was die men zonder gevaar voor de gezondheid kon drinken
Aan het latere Van Harenspad stonden in 1571 ook enkele huizen van belang. Vanaf de Hoofdbrug was het eerste dat van Gerrijt Craack, welk huis met sloten was omringd en waarbij ook het boerenbedrijf zal zijn uitgeoefend. Craack was ook in dienst van de Veencompagnie en is de voorvader van het latere zo belangrijke geslacht Crack. Daar hij voor 1566 al was overleden en nu alleen zijn nabestaanden het huis nog bewoonden, werd het toegewezen aan mevrouw Van Loo, de weduwe van Pieter Van Dekema. ( hiernaast het wapen van Dekema)