Dorpen
- Details
Van het ontstaan van Katlijk als dorp is niet zo heel veel bekend.
Waarschijnlijk is er pas in de middeleeuwen, omstreeks 1100 na Christus, sprake van enige bewoning geweest. Op zich is dit niet zo verwonderlijk, omdat het gebied, waarin Katlijk gelegen is, niet zo gemakkelijk te betreden was. Het was een gebied van water, bossen en heidevelden. Wel mag worden aangenomen dat vissers en jagers al eerder het gebied doorkruisten, maar daar geen vaste woonplaats hadden.
Atlas Schotanus 1664
De eerste bewoners zijn waarschijnlijk het riviertje de Tjonger af komen zakken. Zij vestigden zich in de nabijheid van de Tjonger en legden de eerste wegen aan of iets wat daarop moest lijken. Ook ontgonnen zij voor eigen gebruik de eerste stukken grond. Deze ontginners mogen we de eerste boeren noemen die in deze omgeving vertoefden. Hierbij moet worden aangetekend dat de loop van de rivier de Tjonger zich door de jaren heen nog al eens wijzigde, waardoor ook de bewoning van het gebied aan veranderingen onderhevig was.
Waren de eerste bewoners van dit gebied te vinden in de nabijheid van de Tjonger, later trokken ze naar de hoger gelegen gronden. Dit is dan met name het gebied tussen de huidige Breedsingel en de Bisschoplaan. In 1739 werd dit gebied nog het 'dorpsland' genoemd. Het was begrijpelijk dat men naar de hoger gelegen gronden trok, want wanneer er een straffe zuidwesten wind opstak kon het water wel eens flink omhoog gestuwd worden. De Tjonger was in die tijd nog niet gekanaliseerd en voor 1500 waren er ook nog geen dijken die het water konden keren. Dat ook na 1500 de waterbeheersing een belangrijke rol speelt blijkt wel uit het volgende stuk:
'Heden 25 juni 1609 wy gehmeene ingezetenen van ende compareerde gemerckende de overfloedige wateren en de schaeden aen de hoy-ende weydlanden int dorp, streckende van X aen 't Rippertswad ofte de Russchenmaden, acc: De dycken en de meenwarcken maken en van Jeip Piers streckende aen Rippertswad, zullen onderhouden worden By die van de Opper- ofte Boevenbuiren. Ieder zyn dyck zoo hoog En sterk als noodig om den regenwaeteren te stouwen daer vuyt het Kuynderdiept, ofte Tjonger aenvalt soe wel den meenwarcken als Andere dycken; controle van sterckte op de dyck door vier mannen Van het dorp, ofte commissaris vangerechte ev. Verzocht en straf Met boete. Wie nalatig is, de soemerdyck te laten maken op kosten van de onwilligen en tevens geacordert dat een of twee watermoelens gezet. zullen worden als noodig.'
Katlijk kerk 1972
In de omgeving van de Breedsingel moet ook de eerste kerk, dan wel kapel, van Katlijk zich hebben bevonden. De parochie Kathaleke wordt in 1315 reeds genoemd (Halbertsma 1962). In de geschiedschrijving van de gemeente Schoterwerf, later de gemeente Schoterland en nog weer later de gemeente Heerenveen, wordt Katlijk voor het eerst in 1308 en 1309 genoemd.
Overigens is het nog maar de vraag of de naam Katlijk van Kathaleke is afgeleid. Ook de namen Cathalec, Catlike en Cattelick komen voor. Op een kaart uit 1640 staat Ketlyck, maar elders weer Catlyc. In 1664 vinden we de naam Ketlyk en in 1752 weer Catlyck. Rond 1800 werd de naam Katlijk algemeen.
Jachtslot it slotsje
Het zou kunnen dat de naam Katlijk te maken heeft met het stichten van een katholieke parochie; een andere verklaring van de naam is dat het zou afgeleid zijn van 'leke'. Een leke was een waterlossing. De nabijheid van de Tjonger zou die verklaring daarbij kunnen ondersteunen.
Katlijk wordt altijd onderverdeeld in twee buurtschappen, te weten Groot Katlijk en Klein Katlijk. Groot Katlijk was het gebied van de omgeving van de huidige W.A. Nijenhuisweg en Klein Katlijk was de omgeving van de huidige Weversbuurt. Op oude kaarten is ook nog de naam van Nij Katlijk te vinden. Dit Nij Katlijk was een deel van Boven Knijpe, maar die naam verdween al weer snel.
De raaptepper
- Details
Mildam aan de Tjonger
Wie nu Mildam binnenkomt, kan zich moeilijk voorstellen dat het dorp in 1900 werd beschreven als ‘een uit landschappelijk oogpunt prachtig dorpje, “anderhalf gaans van Heerenveen”, aan de bogtende weg van Veenwijk over Annebuorren naar het Oosten. Het is zeer gezellig, noordelijk een heuvelrij van bosschen – ’t Woud – en zuidelijk vergezichten over de Tjongervallei met zijn uiterdijken. ’t Dorp is een rechte buurt, twee rijen huizen, elke rij ± 30 in getal van kerk tot kerk. Men ziet er nog een drietal huizen met de jaartallen 1623, 1692 en 1700. Langs den weg hier – aan het eind van het dorp – eene rij zware eiken, in ’t dorp zelf een dubbele rij, dunner dochs eveneens hoog op stam. ’t Kan een fraaie laan worden.’
En dat was het ook, tot in 1958/59 die fraaie bomen werden gekapt, tot groot verdriet van velen – maar niet van degenen, die aan de noordkant van de Schoterlandseweg woonden. Die kregen nooit een streepje zon in huis en klaagden steen en been over vocht en schimmel…
In 1408 werd er een Verdrag van Vreede van den Bisschop van Utrecht gesloten met de Vriezen van Stellingwerf, Schoterland en Oosterzeenigen landen. De aan dit vredesverdrag verbonden voorwaarde was dat Suage, Jobbegea, Scueringa, Olde Hoerne, Neye Hoerne, Catlyck, Brumergea en Olde Schoten een aantal Olde Schilden moesten betalen aan Bisschop Frederik van Blankenheim van Utrecht. Dit was achterstallige pacht voor de omstreden hooilanden ten zuiden van de Tjonger. Brumergae moest 50 oude schilden betalen. Mildam werd niet afzonderlijk genoemd in dit vredesverdrag, maar zal als uitbuurt van Brongerga vermoedelijk wel een gedeelte van de oude schilden hebben meebetaald.
Omdat het dorp op een hoge, droge en veilige zandrug ligt, woonden er vermoedelijk al lang voor 1408 mensen. Dat is ook geen wonder, want de infrastructuur was voor die tijd uitstekend. De plaats lag aan een rivier en ook al aan de verkeersweg uit die tijd, die de hoge zandgronden verbond met die van Gaasterland. De Binnenweg in Oude- en Nieuwehorne is een oude Hessenweg, die van Noord-Duitsland richting Utrecht liep. Bij de Kiekenberg zijn sporen van de Trechterbeekcultuur gevonden. Ook rendierjagers hebben in de omgeving geleefd.
Florenen
In 1853 werden de inwoners van Mildam aangeslagen voor dertien floreenen, voor het onderhoud van de zeedijken. Waterschapsbelasting dus. Hoeveel inwoners daarvoor moesten opdraaien, was ook toen niet bekend, omdat in die tijd de inwoners van Brongerga en Nieuw-Brongerga (nu De Knipe) bij die van Mildam werden geteld. Tezamen waren dat er 1254 in het jaar 1815 en om 1895 zelfs 1764. Toen de cijfers in 1900 uitgesplitst werden en Mildam voortaan apart werd vermeld, bleken daar 458 mensen te wonen.
Wie in de verkoopadvertenties van de notaris soms stuit op een perceel land, kadastraal bekend onder nummer zoveel, gemeente Mildam, treft een overblijfsel aan uit de Franse tijd. Toen was Mildam een aparte commune (gemeente) onder maire (burgemeester) Daniel de Blocq van Scheltinga, die woonde op de Pauwenburg in Brongerga. Die Franse tijd heeft nog meer opgeleverd, want op 24 december 1812 moesten alle inwoners van Mildam voor de maire verschijnen om hun familienaam op te geven. In die tijd vinden we dus voor het eerst officieel een Zwaagstra, Beenen (herbergier), Zoetendal, Kooistra, Van der Honing en verscheidene Heida’s.
Hervormde kerkje nu expositieruimte
Nog steeds staat aan het begin van Mildam het oude hervormde kerkje uit de 18e eeuw, dat nu dienst doet als expositieruimte voor verschillende kunstenaars. Een eindje verderop staat de gereformeerde kerk die uit 1857 dateert en nu in gebruik is bij de Samen op Weg-gemeente. In 1603 had Mildam slechts een verwoeste kapel, die echter herbouwd werd met de stenen van een afgebroken kerk in Brongerga. Over recycling gesproken! De herbouw was blijkbaar niet van al te beste kwaliteit, want al in 1726 is er een nieuwe kerk gebouwd en die staat er dus nu nog.
Wat misschien alleen de dorpsoudsten nog weten, is dat er in Mildam vanaf 1610 ook een doopsgezinde kerk is geweest, aan het begin van de Molenlaan. Die was gevestigd in een langgerekt gebouw, waarvan nog een ansichtkaart bestaat. Het waren zeer orthodoxe, streng in de leer zijnde doopsgezinden, de z.g. “Oude Vlamingen”. Jan Jansz. Heida was er de ‘leraar’ van 1722 tot 1763. In 1767 werd deze gemeente gecombineerd met die van Benedenknipe en stond Anne Hohannes bij beide vermaningen op de kansel. Hij werd in 1784 opgevolgd door Jan Tjerks Vermanje, die tot 1799 het ambt vervulde. De gemeente was toen al verlopen en werd in 1806 opgeheven.
Verplaatste gerestaureerde molen uit Mildam
De Molenlaan – oorspronkelijk een voetpad naar Oranjewoud-Brongerga – dankt zijn naam aan de molen die er inderdaad heeft gestaan. Bekend is, dat toen in 1794 alle mensen in het kader van de Quotisatie extra inkomstenbelasting moesten gaan betalen – ook toen al – molenaar Jan Gerrits tamelijk welgesteld bleek te zijn. Hij kreeg een aanslag van 46 Carolusguldens en zeven stuivers.
Mildam was van oorsprong een boerendorp en een groot deel van de bevolking werkte in de landbouw, in de veeteelt, als dagloner of handwerksman. Er was weinig armoede en iedereen had wel een volkstuintje, een zogenaamde ‘bouw’. Er waren meerdere winkels en dat is meer dan we nu kunnen zeggen… De plaats had een zekere centrumfunctie, want al in 1682 werd bij de grietman een verzoek ingediend om een jaarmarkt te mogen houden. Dat verzoek werd ingewilligd en in de negentiende eeuw waren er zelfs twee ‘beestenmarkten’. De aanvoer bedroeg zo’n 200 tot 400 dieren. Die stonden in twee lange rijen onder schaduwrijke eiken langs de Schoterlandseweg. Kom daar op Skoattermerke nu eens om… Pas in 1952 heeft de gemeente de jaarmarkten opgeheven.
Blijft nog het punt waarom Mildam heet zoals het heet. In de Encyclopedie van Friesland uit 1958 wordt als verklaring gegeven: Mildam betekent de middelste dam in de Tjonger. De vraag is echter: waar lagen dan de onderste en de bovenste dam en wat was hun functie?
Er is echter ook een andere verklaring mogelijk. Er bestaat een akte van 10 november 1523, waarin de verkoop van een stuk grond in Brongerga door Brychert Macklis aan ClaesTyedgers wordt beschreven. Daaronder staan ook keurig de namen van de twee getuigen, Hans Gherkens van Ketteleeck (Katlijk) en Licla Gherleffszoon uit Meyledam, zoals Mildam blijkens oude kaarten in die tijd heette. Meyle is de naam van een man, al weten we niet wie dat is geweest. Het feit echter dat die dam in de Tjonger zijn naam te danken zou hebben aan ene Meyle, ligt volgens sommigen meer voor de hand dan die van de drie dammen. In ieder geval een prachtig onderwerp om eens verder over te filosoferen.
Op de plek van het vroegere stoomgemaal staat nu een klein elektrisch gemaal, tegenover de plek waar de Prinsenwijk in de Tjonger komt. Het fietspad volgt daar een bocht van de oude Tjonger. De foto, gemaakt door Gryt Otter, is van ongeveer 1942. De jongeman op de foto is de broer van Gryt. De vader van Gryt, Hidde Otter (1892 – 1968), was de machinist van het stoomgemaal. Daarnaast was hij meteropnemer voor het PEB in Mildam, Katlijk, De Knipe en in ’t Meer. Aan huis had hij een fietsenmakerij en hij was elektriciën. Aan de noordkant van de Tjonger, tegenover het gemaal was een zanddepot, zand van de Provinciale Waterstaat dat uit de Tjonger was gebaggerd. Hidde Otter verkocht dit zand voor de provincie. Vóór zijn trouwen was Otter bij de marine en op de grote vaart, daar werkte hij ook in de machinekamer. Trouwen betekende een baantje aan de wal. Dat was eerst de buterfabryk yn Langwar en later werd hij technische man op Beatrixoord in Appelscha. Daar in Appelscha was de horizon te dichtbij en daarom werd er verkast naar Mildam. Master Woudstra kwam vaak bij de Otters over de vloer. Hidde Otter was een fjildman, met aandacht voor de natuur en de schoolmeester kreeg van hem af en toe uit de Tjonger een ‘monster’, dat, op sterk water gezet, demonstratiemateriaal was in de biologieles op school. Zo had hij wel eens een puitaal (ielpieper) of een grote ‘kwabbe’, een kreeft?
Het land, dat vroeger van de Kleefstra’s was, is tegenwoordig in bezit van de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij. Het lage deel van het land werd bemalen door een zogenoemde windmotor. In maart 2005, kort na de sneeuw, woei het hard. De molen sloeg op hol. Jacob en Griet Schaap zagen dat het niet goed ging; het molentje was niet uit de wind gezet; het woei stuk. Op dit moment is nog niet helemaal zeker of het molentje wordt hersteld en herplaatst. Verwacht wordt dat de afwatering nu gaat lopen via sloten naar het gemaaltje aan de Prinsenwijk.
Bouwwerk van de ecokathedraal
- Details
Nes
is van oorsprong een agrarisch terpdorp aan de noordelijke oever van de Boarn en later aan de daar aangelegde Leppedyk. Naar het noorden loopt de Nesser Zijlroede richting de boeren buurtschappen Bokkum en Birstum, een waterloop die met een paar naamwisselingen verbinding heeft met het Pikmeer bij Grou. Het is een waterverbinding die zomers druk bevaren wordt door watertoeristen. Bij de twee bruggen van Nes is het dan een drukte van belang.
Nes bestaat uit enkele waterbuurtjes langs de Boarn, aan weerszijden van de bruggen, waarvan die aan de noordwestzijde uit een vriendelijk reeks brede burgerwoningen bestaat. Aan de zuidelijke oever is er aanzienlijk meer bebouwing maar het is niet duidelijk of deze bij het naar het oosten uitgebreide Akkrum gerekend moeten worden of bij Nes. Verder bestaat het dorp uit een oud kerkhof en een moderne watertoren.

Het dorp heeft een kerk gehad met een zadeldaktoren, maar die is al in de 17e eeuw gesloopt en er is geen nieuwe voor in de plaats gekomen. Eerder is op deze plek in 1228 een klooster, een commanderij van de Duitse orde van St.Jan, gesticht die in de omgeving veel kerkelijk gezag verwierf. Het klooster is tijdens de Hervorming opgeheven. Het sfeervolle hooggelegen kerkhof bewaart de herinnering aan de kerk. Er staat nu een klokkenstoel met helmdak waarin een in 1950 door de gebroeders Van Bergen gegoten klok hangt.
In 1956 kreeg Nes een opvallende watertoren.
Het waterleidingnetwerk was na de oorlog dusdanig uitgebreid dat het noodzakelijk was om hier ( en in St.-Jacobiparochie) een toren te bouwen. De door jhr. Ir. A.P. Wesselman van Helmond ontworpen toren is 37 meter hoog me hij kreeg op een gecanneleerde slanke romp een ronde doos van beton met een reservoir voor 515 kubieke meter water. Ten noorden van de Boarn en ten westen van de Nesser Zijlroede is recent de waterwijk Boarnstee ontwikkeld die bij Nes wordt gerekend. Hierdoor is het inwonertal in korte tijd verviervoudigd.
- Details

De historie van het tweelingdorp is vele eeuwen oud. Tijdens de laatste ijstijd zetten Scandinavische gletsjers keileem en zandruggen af. Zij zorgden voor de basis van het gebied, waarop Oude- en Nieuwehorne zijn gevestigd. Die zandruggen lopen van oost naar west. Uit bodemvondsten blijkt dat hier zo´n 15.000 jaar geleden zich mensen hebben geleefd. Nomaden en rendierjagers. Met name op de Kiekenberg – het hoogste punt van het dorp – zijn interessante vondsten gedaan, die de aanwezigheid van mensen onderstrepen.
Kiekenberg
Menselijke aanwezigheid wordt aangetoond door vondsten van bijvoorbeeld vuurstenen, schrappers of krabbers om dierenhuiden mee te bewerken. Stenen en ijzeren werktuigen, gereedschappen vertellen enigszins het verhaal van de activiteiten van die vroege bewoners. Pas rond 800 kon de mens in onze streken zijn werk, zijn activiteiten weergeven door middel van de taal, een alfabetisch schrift. Er verschijnen dan de eerste geschriften.
Rond 1315 verschijnt een eerste bewaard geschrift, waarin Oude- en Nieuwehorne worden genoemd. Het handelt over de kerk van Aldeboarn en een groot aantal kapellen die onder die kerk vallen. In dat geschrift wordt naast de kapel van Schote en Kathaleke (Oudeschoot en Katlijk) ook de kapel van Hoerna genoemd, het zandgebied van Nieuwehorne tot en met Hoornsterzwaag, met Oudehorne als centrum. Hoerna is afgeleid van het oud-Friese Herna, dat uitspringende hoek, uitspringende punt betekent.
Oudehorne lag op het hoogste, dus veiligste gedeelte van de lange zandrug van Oudeschoot tot Donkerbroek. Zuidelijk van die zandrug meanderde de rivier de Kuinder of Tjonger, die in de jaren tachtig van de negentiende eeuw is gekanaliseerd. Wanneer de Tjonger buiten haar oevers trad vond men op het hoge zand een veilig heenkomen. Het hoogste punt van de hele streek was rond de Kiekenberg. Hij moet wel 12 tot 15 meter zijn geweest. Nu is de Kiekenberg niet hoger dan 8 meter.
Op een honderd meter noordelijk van de Kiekenberg lag een begraafplaats. Menselijke botten bevestigen dat. Die plek werd Joods Kerkhof genoemd, tot op de dag van vandaag bekend onder die naam. Het is overigens hoogst onwaarschijnlijk dat er joden hebben gewoond. Op meer plaatsen wordt gesproken van Joods kerkhof. Soms is het inderdaad een joodse begraafplaats (Kortezwaag, het Meer), maar vaak wordt er mee aangegeven dat het om een plek gaat die anders dan anders is, vreemd, mysterieus met reuzen, spoken of joden.
Geart Jabiks van den Berg uit Oudehorne (geboren 1886) werd veehoeder, schippersknecht, turfgraver en arbeider in Duitsland. Hij trouwde, ging in Lemmer wonen, waar hij tien jaar bij de tram werkte. Hij terug naar de zandgrond van Oudehorne. Aan de Oldeberkoperweg bouwde hij een woning waarin hij in 1925 een kruidenierswinkel begon.
Als het maar enigszins kon zwalkte hij over de heide. Hij kwam er tot diepe gedachten, die hij (meestal in dichtvorm) op papier zette. Hij was ook amateur-archeoloog en natuurmens. Op zijn initiatief deed dr. F. C. Bursch , directeur van het rijksbureau voor oudheidkundig bodemonderzoek en conservator van het rijksmuseum voor oudheden in april 1942 opgravingen op de Kiekenberg. Daarbij kwamen resten van menselijke graven tevoorschijn. Die graven wezen op een christelijk kerkhof.
Er moet rond 1200 op die plek een kapel of kerk moet hebben gestaan. Dat oordeel kwam overeen met de Bonifatiuskerk van Oldeberkoop , een paar kilometer zuidelijker van Oudehorne, een van de oudste kerken van zuidoost-Friesland. Die kerk dateert van kort na 1100. Waarschijnlijk is het zo dat de begraafplaats de overgang heeft meegemaakt van het heidendom naar het christendom.
De huidige begraafplaats aan de Schoterlandseweg in Oudehorne is van hetzelfde model als van die op het joods kerkhof op de Kiekenberg. Op de huidige begraafplaats in Oudehorne heeft in vroeger tijden een kerk gestaan.
In het Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden van 1840, omschrijft de letterkundige Abraham Jacob van der Aa Nijehorne, Nyehorne of Nieuwehorne als ´een vermakelijk dorp in het geboomte, aan den binnen- en buitenweg. Men telt er 250 inwoners, die meest in den landbouw hun bestaan vinden.´
En over Oudehorne of Oldehorne schrijft Van der Aa onder meer: ´Het dorp ligt op 3 uren gaans Oostelijk van Heerenveen (..) Het strekt zich tevens uit met eene buurt, Zevener genoemd, tot aan den Buitenweg, daar men de voornaamste beplantingen vindt, gelijk voorheen het huis van den Heer Zevenaar.’
De Schotanus-kaart van 1664 verscheen zestien jaar na het einde van de 80-jarige oorlog, een periode die niet ongemerkt aan Friesland voorbij ging, ook niet aan Oude- en Nieuwehorne. In die periode zou de schans bij de huidige Tjongerbrug gebouwd moeten zijn. Abraham van der Aa schrijft bij de tekst over Oudehorne:

´In den aanvang van den Nederlandschen oorlog met Spanje werd het beschanst, om de Zevenwouden beter te beveiligen. Den 24 Januarij 1582 kwam de Spaansche bevelhebber Francisco Verdugo, met zes vaandelen (compagnieën) soldaten van Nieuwpoort, voor deze schans, doch werd zoo moedig ontvangen, dat hij terugwijken en de plaats verlaten moest.´
Dat het verdedigingsbolwerk er moet zijn geweest wordt ook aangetoond door Lambert van den Bosch. In het boek Toneel des Oorlogs uit 1675 toont hij een tekening van de schans. Waar de schans precies heeft gelegen is tot op heden niet duidelijk.
Vele jaren later volgde de bezetting van de Fransen. In 1813 kwam er een einde aan het regime van Napoleon en werd Nederland weer vrij.
Flajelfeest met Friese Paarden
- Details
Wapen' Nijskoat' in het Fries is het kleinste dorp in de gemeente Heerenveen. Het is voornamelijk één weg - de Rotstergaastweg - die het dorp kenmerkt. Het inwonertal is ca 130. In het verleden lag Nieuweschoot tussen de spoorlijn en de Engelenvaart. Met de komst van het crematorium en de uitbreiding van industrieterrein Heerenveen-Zuid is de oostelijke grens enkele honderden meters opgeschoven. Formeel woont een aantal Nieuweschoters nu in Heerenveen. Voor de buurtbewoners maakt dat echter geen verschil. Zij zien Nieuweschoot nog steeds als één geheel, tussen spoorlijn en Engelenvaart.
Voor een buitenstaander lijkt Nieuweschoot vaak niet meer dan wat lintbebouwing, vastgeplakt aan Heerenveen. Toch is Nieuweschoot een oud dorp met een lange historie. Met zekerheid kan worden aangenomen dat er al voor het begin van onze jaartelling sprake was van bewoning. In 1890 werd bij het graven van een opvaart een stenen bijl gevonden en ook werden er later bij het bouwen van een boerderij stenen werktuigjes gevonden. Ook bij deze boerderij is een lemen vloertje met fragmenten van rood aardewerk gevonden. Door deskundigen is vastgesteld dat het hier om een vloertje ging van een woning uit de late Middeleeuwen.
Nieuweschoot in vogelvlucht
Nieuweschoot is gelegen op een zandrug en behoorde oorspronkelijk tot de grietenij Schoterland. Omstreeks 1390 wordt de grietenij “Scoterland”, met de daarbij horende dorpen al in oude geschriften vermeld. Reeds in 1315 wordt er melding gemaakt van een “Kapelle” die in “Nijeskoat” staat. Deze Kapelle stond op de plaats waar nu het kerkje van Nieuweschoot staat. De kerk die nu wat achteraf lijkt te staan was vroeger opgenomen in een rij van boerderijen en huisjes.
Kerkepad
Kerkraam Nieuweschoot
Het Kerkepad, een verbindingsweg tussen Oudeschoot en Rotstergaast liep langs de kerk en de boerderijen en had ook nog een aftakking naar de Bisschopsweg. Het nog bestaande Kerkepad werd rond 1850 afgesneden door de Engelenvaart. Vanaf 1850 tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw kon men de overkant van het Kerkepad bereiken door middel van een draai (draaibrug) in de Engelenvaart. Tegenwoordig biedt het Kerkepad, als historisch wandelpad, rust, ruimte en een rijke natuur.
Nieuweschoot is van oorsprong een dorp waar mensen op elkaar aangewezen waren en waar vele familieleden woonden. Hierdoor ontstond een sterke sociale cohesie en een ontwikkeling van een eigen dorpscultuur en identiteit. Ook nu nog is er sprake van een grote betrokkenheid. Vele inwoners zetten zich vrijwillig in voor de leefbaarheid van het dorp. Er worden door de activiteitencommissie meerdere activiteiten georganiseerd en nieuwe inwoners worden van harte welkom geheten en maken, als ze dat willen, snel deel uit van de Nieuweschootse bevolking.
Kortom, een prettig leefbaar dorp, met een open oog en geest voor de toekomst maar ook een strijdbaar dorp voor wie het behoud van haar eigen identiteit erg belangrijk is.
Rika Zathe Nieuweschoot
- Details

Het gebied van het huidige dorp Oranjewoud, voorheen een deel van Schoterwoud, is gesitueerd ten noorden van de rivier de Tjonger en ten oosten van Heerenveen. (Op het gebied van Oudeschoot en de huidige buurtschap, voorheen dorp Brongerga.) Het dorp en zijn omgeving is deels gelegen op een zandrug (Schoot) die parallel aan de Tjonger loopt. Deze zandrug is gevormd in de voorlaatste en laatste ijstijd.
Met grootschalige ontginning van het (hoog)veen werd begonnen in de zestiende eeuw. Daartoe werd ten behoeve van de afvoer van turf de Compagnonsvaart gegraven
Na het graven van de vaart ontstond aan weerszijden bebouwing.
Aan de zuidzijde van de Tjonger redelijk nabij het Schoterwoud zijn archeologische vondsten gedaan die wijzen op eerste menselijke activiteiten in het gebied circa 10.000 jaar geleden. Het betreft een kampement met vuurplaats van rendierjagers uit de zogenaamde steentijd.
Enkele dorpen grenzend aan – of onderdeel makend van het voorheen genoemde Schoterwoud, zoals Oudeschoot, Katlijk en Mildam zijn aanmerkelijk ouder dan Oranjewoud. Van het huidige Brongergea, buurtschap onder Oranjewoud, is uit opgravingen bekend dat aldaar activiteiten en bewoning reeds in 12e / 13e eeuw hebben plaats gevonden.
Oranjewoud
Het dorp Oranjewoud heeft zijn bekendheid gekregen met de komst van de Friese Nassaus. Voordat de Friese Nassaus in 1676 gronden aankochten, bestond het gebied uit heidevelden en deels landbouwgronden met enkele boerderijen.
Het dorp Oranjewoud heeft zijn bekendheid gekregen door de verbondenheid met de Friese Nassaus. Voordat de Friese Nassaus in 1676 gronden aankochten bestond het gebied uit heidevelden en deels landbouwgronden met enkele boerderijen.
Met de vestiging van de Nassaus, die de buitenplaats “Oranjewoud” stichten begon de ontwikkeling van Oranjewoud als vestigingsplaats van de Friese adel. Het oorspronkelijke buitenverblijf van de Friese Nassaus werd in 1803 gesloopt. En in 1813 werden de nog aanwezige domeingoederen verkocht.
Lindelaan 1930
In de negentiende eeuw werden diverse buitenplaatsen met bijbehorende pacht boerderijen gebouwd zoals het neoklassieke landhuis Oranjewoud, Oranjestein, Klein Jagtlust Brouwershave en Ontwijk. Een aantal van deze landhuizen dienden als “zomerresidentie” van gegoede burgers uit de stad Leeuwarden. Het personeel van de landgoederen verbleef deels op de landgoederen en in woningen die speciaal voor hen in Oranjewoud werden gebouwd.
Vanwege de door de adel aangelegde bossen en parken, werd Oranjewoud een aantrekkelijk gebied om te verblijven. Zo verschenen er diverse etablissementen, zoals hotel Heidewoud (later Parkhotel Tjaarda), hotel de Kom, Hotel de Tent en Hotel Weener.
In 1921 worden de buurschappen Brongergea ‘onder Mildam’ en Oranjewoud ‘onder Oudeschoot’ samengevoegd tot het dorp ‘ORANJEWOUD’ en bezit Oranjewoud de dorpsstatus. Vanaf 1 juli 1934, nadat Schoterland, samen met Aengwirden en een deel van Haskerland opging in de huidige gemeente Heerenveen, is Oranjewoud één van de dorpen binnen de grenzen van de gemeente Heerenveen.
Graf van Limburg Stirum Pauwenburg
- Details
Dorpsgezicht Oudeschoot
Oudeschoot in het Fries uitgesproken als Aldskoat en afgekort als Skoat, is een dorp dat zuidelijk ligt van het dorp Oranjewoud en Heerenveen. Oranjewoud is niet alleen een dorp. Het heeft ook een park wat dus ook in de buurt van Oudeschoot te vinden is. Ieder jaar op tweede pinksterdag wordt er een markt gehouden genaamd Skoattermerke. Vroeger was dit een veemarkt.
Vanouds had Oudeschoot de naam Scoete of zelfs Scote en in 1408 had men het over Old Schooten. Later werd dit Oudeschoot. Het woord schoot heeft hier de betekenis van een stuk land dat vooruitschietend is. Schoterland was tijdens de middeleeuwen een gemeente in het zuiden van Friesland waarvan Oudeschoot de hoofdplaats was. Tot het jaar 1750 werd er recht gesproken in deze plaats. Even later zetelde hier de Grietenijraad wat de voorloper is geweest op de Nederlandse gemeente.
Er was rond het jaar 1300 sprake van een klooster dat een functie had om vreemdelingen en mensen die op een bedevaart waren, op te vangen. Dit was dus eigenlijk een gasthuis waar een tijd later ook zieken werden opgenomen. Vlak nadat de reformatie in 1580 plaatsvond werd dit klooster door een schans vervangen. Het doel hiervan was om de oversteekplaats naar de rivier genaamd Tjonger tegen de Spanjaarden te beschermen. Wat ook een interessant detail is vanuit deze tijd, is dat Heerenveen toen ook een andere naam had. Zo heette deze plaats Schoteruiterburen. Het ziekenhuis in Heerenveen heet Tjongerschans, wat doet terugdenken aan de tijd dat de rivier verdedigd moest worden.
In de kern van Oudeschoot begint de kolfbaan waaraan later ook de sport kolven zich bevond. De bedoeling bij de sport Kolven is dat je een bal met een slaghout genaamd een “kliek” tegen een paal slaat. Op deze manier kunnen er punten worden gescoord. Laat in de middeleeuwen was het zo dat de meeste kolfbanen in de open lucht waren. Tegenwoordig is dit niet meer het geval omdat het nu eigenlijk altijd overdekt is.
Friese IJzergieterij
Tussen Oudeschoot en Nieuweschoot kwam in de jaren 50 een industrieterrein te staan. Het was ook toen dat Rijksweg 32 die Meppel met Leeuwarden verbindt, werd aangelegd. Oudeschoot maakte in 1965 deel uit van Heerenveen. Jammer genoeg waren de inwoners hier niet blij mee wat zichtbaar werd toen zij een grote actie opzette om terug te draaien zoals het voor 1965 was. Pas 38 jaar later in 2003 kreeg Heerenveen-Zuid de oorspronkelijke naam Oudeschoot terug.
Villa Nijhorst
Julia Jan Wouters Stichting
Oudeschoot beschikt over 10 rijksmonumenten waaronder voornamelijk boerderijen en woonhuizen. Maar ook de hervormde kerk Skoattertsjerke is een onderdeel van deze monumentenlijst. Deze kerk werd in het jaar 1610 gebouwd.
Oudeschoot kerk
- Details
Sinds 2014 behoort dit dorp tot de gemeente Heerenveen, daarvoor behoorde het tot de gemeente Boarnsterhim (1984-2013). Voor 1984 tot de gemeente en grietenij Utingeradeel.
Rivier de Boorn
Aldeboarn is in de vroege Middeleeuwen op de zuidelijk oeverwal van de rivier de Boarn als agrarisch terpdorp ontstaan. Dankzij de ligging aan de belangrijke waterverbinding en een groot achterland kon het dorp zich omstreeks 1200 al ontwikkelen topt een overslagplaats voor allerlei goederen. Op deze veelbelovende plaats vestigden zich ambachtslieden en neringdoenden. Aldeboarn, voor het eerst vermeld in 1230, bezat al vroeg een gedifferentieerde maatschappelijke structuur waardoor het tot handels-en bestuurscentrum uitgroeide. In de Middeleeuwen was het een kerkelijk centrum voor een groot gebied. Het was lange tijd hoofdplaats van de grietenij. Aan de licht meanderende Boarn kwam aan weerszijden een dichte, op het water gerichte bebouwing van uiteindelijk bijna een kilometer lengte.
Westeinde Waeze
Er staan nogal wat representatieve woningen uit vroeger eeuwen. Die staan eveneens, naar dan uit de 19de en vroege 20ste eeuw aan de Tsjerkebuorren en Wjitteringswei die naar Akkrum leidt. Deze weg werd in de eerste helft van de 19de eeuw verhard.
Aan het einde van die 19de eeuw was het gedaan met de handel. Wel kwam er in Aldeboaorn een zuivelfabriek. In de 20ste eeuw kwamen uitbreidingen aan de zuid- maar vooral aan de noordzijde. Een herinnering aan de centrumfunctie is het waaggebouw uit 1736, nu als plaatselijk museum in gebruik. Het is een ingetogen gebouw van twee lagen met aan de waterzijde een rondboogingang. Een laatste spoor van de functie als bestuurscentrum is de nog bestaande westvleugel van Andringastate, de grote woning van de grietmanfamilie. Op het terrein is in 1894 de pastorie gebouwd. De Hervormde kerk is in 1753 gebouwd ter vervanging van de middeleeuwse, tufstenen kerk. De slanke door kolossale ionische pilasters begeleide en door een charmante drieledige lantaarn bekroonde toren werd in 1736/’37 opgetrokken. Boven de ingang bevindt zich een gebeeldhouwde stichtingscartouche in barokstijl. Het kerkschip wordt overkoepeld door een geschilderde hemel met sterren, planeten en engelen. De sluiting wordt gedomineerd door het grafmonument van twee leden van het grietmangeslacht Andringa.
Achterom Westeinde
- Details
Akkrum
Sinds 2014 behoort dit dorp tot de gemeente Heerenveen, daarvoor behoorde het tot de gemeente Boarnsterhim (1984-2013). Voor 1984 tot de gemeente en grietenij Utingeradeel.
Coopersburg
Akkrum is in de vroege Middeleeuwen als terpdorp ontstaan. Doordat het gunstig gelegen was de zuidelijke oever van de oude, meanderende waterloop de Boarn kon het dorp zich voorspoedig ontwikkelen.
Toen er in de 19de eeuw goede weg- en spoorverbindingen kwamen, kon Akkrum de hoofdplaatsfunctie an de grietenij Utingeradeel overnemen van het minder gunstig gelegen Aldeboarn. De Overijsselsestraatweg kwam als rijksweg in 1827/’28 gereed en in 1868 werd het spoor aangelegd. Het was al eerder een passageplaats voor het verkeer: ‘Akkrum is een vermaaklyk Dorp, dewyl alles, wat te paarde of met rijtuig van Leeuwarden naar ’t Heerenveen en verder wil, hier door zynen weg moet neemen’ werd aan het einde van de 18de eeuw geschreven.
Stilleven
Intussen had het dorp zich vanaf de terphoogte langs het water en de Slachtedijk ontwikkeld tot streekdorp.
Het streekdorp buigt met de waterloop me tot een elegante hoofdstructuur.
Van west naar oost laten de Ljouwerterdyk, het Heechein , de Buorren , de Kanadeeskestrjitte en verderop de Boarnsterdyk bovendien een aangename afwisseling van gesloten bebouwing en open ruimten zien. Gedurende de 19de eeuw raakte de streek aan beide zijden geheel bebouwd. Omstreeks 1900 was Akkrum in het oosten aan het kleine buurtschap Nes vastgegroeid. De eerste dorpsuitbreidingen in de 20ste eeuw vonden daar plaats. Onder meer het volksbuurtje met tuinstadkarakter van de Túntsjes en de De Stripe uit 1919. Na de oorlog kreeg het wijkje in het zuidoosten, achter het station, gestalte en toen begon ook de woningbouw in een zuidelijke strook. Het in 1949 in traditionalistische Delftse Schooltrant ontwikkelde Sinnebuorren kreeg de karakteristiek van de optimistische wederopbouw. Daarna zijn in de jaren zestig achter de Boarnsterdyk tussen Akkrum en het oude Nes woonstaren aangelegd. Dit dorpsdeel is door Rijksweg N32 later verdubbeld tot autosnelweg, min of meer van akkrum afgesneden. Vanaf het begin van de jaren zeventig is de wijk ten noorden van de Boarn ontwikkeld en aan het einde van de 20ste eeuw is de omvangrijke waterwijk Boarnstee ten noorden van Akkrum in het landschap gelegd.
Voormalig Godshuis 1722
De Hervormde kerk staat in het midden van het dorp op een voormalig ruim en hoog kerkhof. De ingetoge zaalkerk is in 1759 gebouwd ter vervanging van het middeleeuwse godshuis.
De toren met drie geledingen en een ingesnoerde spits is in 1882 opgetrokken. De kerk bezit meubilair uit de 17de en 18de eeuw en in vier grote rondboogvenster zitten gebrandschilderde ramen met wapens uit 1760/’62 die in 1940 zijn gereconstrueerd.
Schuin hier tegenover staat de doopsgezinde kerk, met een opvallend neoclassicistisch front met een dorische ingangspartij en een charmante koepeltoren.
Het is een van de vroegste kerken in Friesland in deze stijl en gebouwd door aannemer Jacob Romein die vrij zeker zijn zoon Thomas Romein het ontwerp liet maken.
Ten westen van de hervormde kerk staat achter een ruime tuin het tehuis voor ongetrouwde dames en weduwen Welgelegen. S.Hoekstra ontwierp het in 1924 in expressionistische stijl waarbij vooral de middenpartij tissen de iets scharnierende vleugels met de rijzige kap opvalt.
Theehuis met koepel in Welgelegen
Het tehuis staat op het terrein waar vanouds een buiten stond met een bijzondere tuin waarvan aan het Heechein het prachtige, achtkantige tuinhuis met koepeldak uit de 18de eeuw bewaard is gebleven. Een bijzondere tuin is nu te vinden aan de Ljouwerterdyk, een landschappelijke tuin van Gabe Westra rond het in 1901 door gemeentearchitect F.H.Hoekstra in een zeer decoratieve stijl ontworpen Coorpersburgh. Het is een tehuis van 22 kamerwoningen die alle een tuitgeveltje kregen, bedoeld voor minvermogende ouderen.
Mausoleum Cooper
De uit Akkrum afkomstige Folkert Kuipers ( Cooper) stichtte het tehuis nadat hij in Amerika fortuin had gemaakt.Kuipers heeft voor zichzelf en zijn vrouw een mausoleum laten oprichten, in 1906 naar ontwerp van J.H.Schröder in de Sezession-variant van de Jugendstil. Naast de ingangspartij staan pleuranten en erboven de portretmedaillons van Cooper en zijn vrouw
- Details
Nostalgie
Bontebok dankt zijn ontstaan aan het graven van de Schoterlandse Compagnonsvaart en de daarmee verband houdende vervening van de streek.
De turfschippers moesten bij de sluis alhier vaak wachten voor ze weer verder konden. Een ideale vestigingsplaats dus voor cafés, winkels en verdere bebouwing.
Het heeft zijn naam die al op kaarten vanaf het begin van de 18de eeuw voorkomt, te danken aan een sinds lang verdwenen herberg. Het graven van de Compagnonsvaart was in 1640 namelijk gevorderd tot de Bonte Bock.
Deze herberg was er dus al vóór er in 1665 een kleine schutsluis aangelegd werd.
De plaats is lange tijd een buurtschap gebleven en heeft nooit een eigen kerk gekregen. Pas in 1980 wordt de plaats erkend als dorp.
Karakteristiek Huis
In 1898 krijgt de plaats een zuivelfabriek, genaamd De Gemeenschap, die in 1966 is gesloten en enkele jare geleden is gesloopt.
Bontebok heeft 3 rijksmonumenten: een boerderij met woonhuis in eclectische stijl uit 1876 op de Eerste Compagnonsweg 1, een boerderij Oud Hogeveen uit 1931 op de Eerste Compagnonsweg 11 en de voormalige sluiswachterswoning uit 1725 volgens de gevelankers op de Eerste Compagnonsweg 16.
“Bontebok is een prachtig dorpje, onder de rook van Heerenveen. Rustig. Je kunt er fijn wonen.” De 400 mensen die er wonen vormen een gemêleerd gezelschap van jong en oud. Verder is er niet zo veel. Er zijn geen winkels. Geen cafés. Geen school. Wel een dorpshuis, waar de verenigingsactiviteiten plaats vinden.
Monument



