Van uitgaansparadijs tot sloppenwijk Hip-time 142
Helaas moeten we toegeven, dat deze foto uit het bouwdossier 1989, nr. 16 fotografisch-technisch geen prijswinnaar is. Tegelijk zijn we er wel een beetje blij mee, dat het straatbeeld van de Gedempte Molenwijk uit dat jaar er behoorlijk op tot zijn recht komt. Duidelijk is dat de beide auto’s links (DB-62-BL; NS-23-TJ) ook uit dezelfde periode stammen als die op de kleurenfoto uit de vorige HIP-Time Magazine (nr. 141).
Laten we de westkant van de straat vanaf het drie verdiepingen hoge perceel met de toegekende huisnummers 6, 6a en 6b eens als uitgangspunt van ons verhaal nemen. Daarbij zullen we wat in herhalingen moeten vallen. Op de begane grond is daar op nr. 6 nog steeds gedurende de weekeinden (donderdag tot en met zondagavond) Bar-Dancing-Disco ‘Bacchus’. Of er iemand op nr. 6a heeft gewoond en wie dat dan is geweest wordt door de woningkaart niet meer beantwoord. Deze laat bedrijfsleider Freerk Offeringa per 17 oktober 1983 vertrekken naar Oudeschoot. De laatste bewoner van nr. 6b is dan volgens de woningkaart Johannes Hakvoort, die hoofdbewoner wordt per 29 augustus 1984. Doordat de Kamer van Koophandel op 28 december 1984 laat weten, dat de door Hakvoort ingeleverde horeca-papieren van de S.V.H. toereikend zijn voor verlenging van de drankwetvergunning, nemen we aan dat deze ook dan nog boven de bar-dancing woont.
Voor discotheek Bacchus is de deelname aan een oude stijl jazz-feest - door de gezamenlijke Gedempte Molenwijk horeca-gelegenheden georganiseerd onder de naam “Millstreet Jazzfestival” - vanzelfsprekend. In Bar Bacchus speelt die avond het deense orkest “Olsons International Copenhagen Hot Band”. In een artikel in de Leeuwarder Courant van 18 april 1986 wordt ook café ‘Pom(m)erans’ genoemd, die gastvrijheid biedt aan de dixielandformatie “Buttertown Jazzband”. De Movie Skoop draait die avond op het adres Ged. Molen wijk 4a twee muziekfilms over pop uit de 60er jaren en over countrymuziek. De oostkant van de Gedempte Molenwijk is vertegenwoordigd door ‘café ‘t Centrum’ en ‘café De Breede Weg’.
MOVIE SKOOP WEG, ARCADE CINEMA TERUG
Met de problemen om de Movie Skoop renderend te houden wordt door exploitant Franke Witteveen het roer omgegooid en verbouwt hij de grote zaal tot een discotheek. In de kleine zaal wordt dan nog wel gedraaid, maar de combinatie discotheek en bioscoop wordt geen echt succes. In de krantenadvertenties van de rubriek “Waarheen morgen in Friesland” vinden we in de plaats van ‘Movie Skoop’ als nieuw filmdraaiende organisatie de naam ‘Arcade’. Op 11 oktober 1986 wordt daar de aandacht op evestigd door een advertentie met de tekst: “Binnenkort opening van Discotemple Arcade. Voorheen Movieskoop.”
Tot 9 mei 1987 wordt practisch wekelijks een nieuwe film gedraaid van sterk uiteenlopende kwaliteit. Veel voor alle leeftijden, maar ook regelmatig met de leeftijdsbeperking van 16 of 18 jaar.
Filmminnend Heerenveen en de exploitant Witteveen worden in de avond van donderdag 8 mei 1986 getroffen door een brutale inbraak in de discotheek Arcade, waar voor circa fl.17.000,- aan geluid-en lichtapparatuur wordt gestolen. De lichtcomputer, een mengpaneel, twee draaitafels, een CD-speler, drie versterkers en microfoon onthanden de disjockey volledig.
Deelname aan de 5e Kroegentocht van 25 september 1987 is gebleken geen optie meer te zijn.
Witteveen blijkt een overlever in de filmbranche mede door zijn bereidheid als reizende filmoperateur. Begin 1989 verkoopt hij de inventaris van de filmzalen aan de Gedempte Molenwijk 4a en draait in geschikt gemaakte zalen o.a. op de Waddeneilanden met de James Bondfilm ‘License to kill’. In 1991 gelukt het Witteveen opnieuw een Heerenveense filmzaal te huren: De Hoeksteen.
WINKEL WORDT AMUSEMENTSHAL
Het jaar 1989 is ook het jaar waarin de ‘winkel van de opheffingsverkoop’ - volgens het dossier nr. 16 uit 1989 een ‘textielzaak - op het adres Gedempte Molenwijk 4b (kadastraal Heerenveen A-6505) - in huur wordt genomen door ‘Magic City B.V.’ met als hoofdvestiging de stad Groningen. Wanneer je destijds uit de Munnikssteeg richting Molenwijk loopt, loop je recht op die winkelzaak aan (eerder A-4732, maar nu A-6505). Eigenaren (in de kadasterlegger) zijn - sinds de verkoop in het dienstjaar 1984 door Hendrik Jan van der Mei uit Gorredijk - het driemanschap Age Hoekstra (1940), Marten Hoekstra (1945) en Abele Pasma (1928). Als hun beroep staan ze alledrie vermeld als ‘vennootschapsdirecteur’ en zijn elk eigenaar voor één-derde (1/3) gedeelte. Amper een jaar later vindt er door de drie vennoten een kadastrale ‘scheiding’ plaats, waarbij als enige eigenaar vervolgens wordt ingeschreven Marten Hoekstra, garagehouder (en gehuwd met Willie Anneke Overdijk) van 3.60 are met als omschrijving ‘winkel en erf’. Niet alleen A-6505 is overgenomen door Marten Hoekstra c.s, maar ook het noordelijker gelegen perceel A-6506 (beschreven als ‘bedrijfspand en erf’) komt in zijn onroerend goed-portefeuille. Dat pand staat al enige tijd beschreven met een grootte van 7.55 are en is bekend onder de huisnummers 4 en 4a.
Een situatieschets gemaakt voor het bouwdossier 1992-nr. 182, waarbij het perceel A-6506 van een nieuwe voorgevel (waarover later meer) wordt voorzien, laat ook het perceel A-6505 duidelijk zien.
Magic City b.v. (deel uitmakend van de Lindenbergh Holding) blijkt van A-6505 de huurder, wil ter plaatse een amusementshal of speelhal gaan exploiteren (Jack’s Casino) en is van plan daarvoor fl.400.000,- te investeren. Om dat te bereiken wordt de hulp ingeroepen van Architectenburo B.R. Bolt BNA uit Groningen voor een spraakmakend ontwerp. De tekeningen zijn veelbelovend en dateren reeds van 6 januari 1989. Met name het bijzondere ontwerp voor de voorgevel in twee gedaanten - met de rolluiken open en met de rolluiken dicht - spreekt tot de verbeelding. De schets van de scheve projectie maakt nog eens extra duidelijk, dat het constructief tamelijk eenvoudige ontwerp (stalen opbouw) de tand des tijds behoorlijk heeft doorstaan.
De aanvraag voor een bouwvergunning heeft het gemeentelijke ontvangststempel van 9 januari 1989. (Bouwdossier 1989-16). De aanvraag gaat het gemeentelijke, ambtelijke traject in en het eerste signaal naar het Heerenveense publiek vinden we vervolgens in Crackstate Nieuws van 18 januari 1989. In deze rubriek “Bouwplannen” annonceert Crackstate “de verbouw van een winkel tot amusementshal aan de Gedempte Molenwijk 4b te Heerenveen.”
De bouwaanvraag wordt eerst door de afdeling B.M.T. (Bouw-en Milieu Toezicht) beoordeeld en vervolgens door de afdeling R.O.V. (Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting). Het ontwerp leidt tot direct al tot een interne nota tussen deze twee afdelingen. Bouwtoezicht concludeert, dat er een vergunning is vereist, omdat de bouwverordening van de gemeente Heerenveen van toepassing is. De aanvraag valt binnen het bestemmingsplan “Heerenveen-Centrum”, welke is vastgesteld en goedgekeurd op 26 april 1976. Daar is de mogelijkheid aanwezig voor woningen, winkels, horecabedrijven, sociale, culturele en andere voorzieningen, kantoren en ambachtelijke bedrijfsgebouwen. Daarop is een verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten afgegeven op 27 april 1977. Er is op 22 februari 1988 een voorbereidingsbesluit genomen ten aanzien van het ‘in procedure zijnde’ bestemmingplan, maar dat is nog niet afgerond. Officieel past dit bouwplan niet in het vigerende bestemmingplan, maar mogelijk wel in het toekomstige, gewijzigde bestemmingsplan. Voor wat betreft de milieu-aspecten is de WGH (Wet Geluids Hinder) niet van toepassing. Verder is het bouwplan niet in strijd met een BW-vergunning van derden (Bijzondere Wetten). De gemeentelijke beoordelaars krijgen bij de aanvraag een vijftal foto’s bijgeleverd, waarop de datumstempel 20 jan. 1989 en 2 febr. 1989 voorkomen.
Jammer genoeg kunnen we niet al deze vijf opnemen, maar een korte beschrijving nodigt uit ze nog eens te willen bekijken. Foto 1 en 2 (niet afgebeeld) geven een beeld van de Scapino-gevel plus de borden van de ‘opheffingsverkoop’ van de te verbouwen winkel.
Foto 3 geeft zicht op een deel van het doek van de ‘opheffingsverkoop’ vanuit de Munnikssteeg.
Foto 4 (niet afgebeeld) is een ‘streetview’ vanaf het zuidelijk gelegen Scapino tot aan Achter de Kerk langs de westzijde van de Gedempte Molenwijk.
Foto 5 is het beeld aan het begin van dit verhaal.
Nadat op 20 januari 1989 de adviesaanvraag wordt gericht aan de Gedeputeerde Staten en Welstandszorg Hûs en Hiem, is laatstgenoemde vlot met haar toestemming en eveneens vlot met haar nota van fl.680,-. Gedeputeerde Staten worden nog opnieuw een keer benaderd met een nieuw voorbereidingsbesluit, d.d. 27 februari 1989, en op 15 maart 1989 besluit het gemeentebestuur al tot het afgeven van een vergunning, met een aantal aanvullende voorwaarden.
Het gaat dus om een totale metamorfose van een winkel (textielzaak) tot een amusementshal op kadastraal perceel A-6505. Met kalkzandsteen, systeemplafonds, aluminium, p.v.c. en een stalen opbouw voor een reclameconstructie zal het gebouw overdag voor een 40 tal personen afdoende onderdak bieden is de verwachting. Volgens de aanvraag zal het bouwwerk met een bruto vloeroppervlak van 325 m2 en een inhoud van 1300 m3 worden uitgevoerd door Hofstra Hulshof b.v. uit Nieuw-Buinen. Deze stapt erin voor een aannemingssom van fl.380.000,-, terwijl voor de c.v. en airco nog fl.55.000,- wordt begroot.
Er wordt na de toestemming om te mogen realiseren snel gehandeld, want op zaterdag 29 april 1989 zal de ‘Feestelijke Opening’ vanaf 13.00 uur plaatsvinden. Met ‘enerverende fruitautomaten’, ‘ruimtevlucht’, ‘helicopter’, ‘de nieuwste arcades’ (in casinosfeer: fruitmachine’s), ‘biljart’, Spaanse Bulldozer’, ‘Futuristische Flippers’, ‘Biljart’ en ‘Cash Roulette’ is de 320 m2 oppervlakte van de hal ingericht voor jong en oud. Je kunt ‘t bij de opening beleven met als entourage een looporkest, een promotieteam en twee robots. Voor gratis popcorn is gezorgd.
Op één punt blijkt het nodig dat de heer Hofma van de sector VROM zijn tanden moet laten zien en wel op het punt van de geëiste brandpreventiemaatregelen. Na de eerste controle op 13 juli 1989 blijken deze niet in orde, wordt de Magic City B.V. gemaand en pas bij de hercontrole op 1 december 1989 wordt alles in orde bevonden.
Overigens wordt de Magic City B.V. wel tegemoet gekomen voor de eis, dat zij minimaal 15 wielklemmen op eigen grond moeten realiseren. Dat lukt niet en daarvoor krijgen ze vrijstelling.
Het is gebleken, dat deze bedrijfsvorm in Heerenveen een langdurige relatie met de Friese ‘homo ludens’ (de spelende mens) is aangegaan, want zelfs in 2017 bij de nieuwste verbouwingen aan de Gedempte Molenwijk vinden we nog steeds de “Jack’s Casino” en tevens op hetzelfde adres: nr. 4b.
Uitbreiding ‘Flash Casino’ Eigenlijk heeft de ‘Magic City’-organisatie in haar streven om de Heerenveners aan de speeltafels te krijgen zich al kunnen spiegelen aan de vroege vestiging van de Flash Casino, welke op 5 september 1983 is gelanceerd in het perceel Gedempte Molenwijk 8a. (zie HIP-Time 141). Maar het jaar 1989 is ook voor deze casino-organisatie een belangrijk jaar. Het bouwdossier 1989-nr. 308, waarin ‘Meubel Heerenveen b.v.’ (lees directeur G. Peereboom) als eigenaar wordt genoemd, vertelt ons dat door de Ommer Automaten b.v. als huurder op 5 juli 1989 een aanvraag is ingediend voor een bouwvergunning. De Heerenveense Courant geeft in haar exemplaar van 9 augustus 1989 in de gemeentelijke rubriek ‘Crackstate nieuws’ als één van de bouwplannen ‘het veranderen van een winkel in automatenhal aan de Gedempte Molenwijk 8 te Heerenveen’. Bij de gemeente moet men - ook in dit geval - er even over nadenken, want eigenlijk is het bouwplan ook in strijd met het vigerende of van kracht zijnde bestemmingsplan. Maar aangezien de gemeente al enige tijd bezig is dat nieuwe bestemmingsplan ‘Heerenveen centrum 1990’ voor te bereiden, vindt het college daarin voldoende argumenten om een uitzondering op de situatie te maken. Hoewel nog onbekend is, wanneer de herziening rechtskracht zal krijgen.
Terugkomend op de uitzonderingspositie van de beoogde automatenhal wordt het perceel beschouwd als ‘aangewezen voor gemengde bebouwing in twee bouwlagen’ ! Het Meppeler architectenduo Wouda en van der Schaaf levert een bouwplan in, waarvan Welstandszorg Hûs en Hiem in krachtige termen haar ongenoegen uit. Het voldoet huns inziens niet aan redelijke eisen van welstand. Hun bezwaar richt zich op het uiterlijk van de hoofdvorm en de architectonische uitwerking daarvan. Binnen het straatverband werkt het ontwerp chaosvergrotend door de gevelstijl. Hûs en Hiem meent een eigentijds en rustig front te mogen eisen. Op 6 september 1989 is derhalve hun advies: absoluut geen vergunning verlenen. (zie hierboven)
Er dient dus een nieuwe tekening te worden ingeleverd, die als datum krijgt 26 september 1989. Met als resultaat de reeds eerder gekozen stijl met de wisselende luifelafmetingen. Inmiddels is ook Gedeputeerde Staten ingelicht over het feit, dat deze bouw in feite een wijziging betreft van de reeds bestaande automatenhal. Dat is de eerdere Flash Casino van 1983 in pand nummer 8a. Het wordt dus een uitbreiding met het pand nummer 8. De echte interieurtekeningen van de automatenhal worden gemaakt door de Bouwcom B.V. te Emmen, een adviesbureau voor bouwconstructies, in samenwerking met KAJA Rijssen voor de horeca-inrichting van de automatenhal. Hoewel best intressant zullen we de herinnering daaraan laten aan de verknochte bezoekers van de speelautomatenhal ! Het is zonder meer duidelijk, dat ook de Flash Casino in Heerenveen een blijvertje is gebleken. Zelfs bij de laatste herinrichting van de Gedempte Molenwijk in 1916 en 1917 zijn haar speelgelegenheden dominant in het straatbeeld gebleven. Bovendien zijn de uitbreidingen ook gezocht in de hoogte met het realiseren van appartementen en zijn er - middels een ‘steeg’ - parkeergelegenheden en ontvluchtingsopties bij calamiteiten gecreëerd.
DISCOTHEEK ‘TONIGHT’
Met de grote verbouwingen van de gokpaleizen staat de ontwikkeling van de westkant van de Gedempte Molenwijk trouwens niet stil. Zo vinden we op 6 december 1991 voor het pand met het nummer 4a in de Leeuwarder Courant een in het oog springende advertentie. In dat perceel wordt die vrijdag de 6e december ‘wegens groot succes’ door Discotheek TONIGHT gevierd “A MAD HOUSEPARTY AGAIN !” Die termen betekenen dus dat dit kennelijk al eens eerder is gebeurd. De vraag is dan gerechtvaardigd, wanneer is deze discotheek voor het eerst van start gegaan.
Afgaande op de Leeuwarder Courant van 2 maart 1990 is het heel goed mogelijk, dat gitarist Kier van der Werf - na twintig jaar aan de guitaar te hebben gewijd - één van de eerste belangrijke optredende muzikanten is geweest die met zijn eigen groepen K-Star Band en Crea-Puls eindelijk weer eens een optreden heeft in zijn geboorteplaats Heerenveen. De vaste bezoekers van Discotheek ToNight hebben op 5 augustus 1990 een dag lang geleefd in de hoop dat topster ‘Prince’ na zijn concert in stadion Thialf zijn nazit zou doorbrengen in hun discotheek, maar helaas gaat hij na het concert met zijn crew linea recta naar de Roxy in Amsterdam. (Bericht in H.C. 8 augustus 1990. Begin 1993 besteedt de Leeuwarder Courant op 4 februari aandacht aan de overlast op de Gedempte Molenwijk in Heerenveen. Thom de Wilde, eigenaar van discotheek Tonight, wil door middel van zgn. ‘Susploegen’, bestaande uit personeel uit de horecabranche, proberen de geconstateerde overlast van de bezoekers van deze gelegenheden en irritant rijgedrag van taxichauffeurs in rustiger banen leiden. De politie omarmt het initiatief en ondersteunt de gedachte om het voor te leggen aan het college van B. en W., maar wil beslist geen heksenjacht op taxichauffeurs omdat ze blij zijn, dat de bezoekers met een slok op in eigen vervoer een veel groter risico is. In september 1993 lezen in de Leeuwarder Courant, dat discotheek Tonight voor het eerst meedoet aan de 12e Kroegentocht met de band ‘Hot Bolshevik’. Het jaar daarna (1994) zit eigenaar Thom de Wilde met zijn discotheek al niet meer aan de Gedempte Molenwijk, maar al lang en breed aan de Vleesmarkt en is gastheer voor de band “V Not”. De zoektocht naar het eigenaarschap van Discotheek Tonight brengt ons naar de facebookgegevens over Thomas de Wilde, die wordt beschreven als ‘Owner 1989 - 1997’ in de gemeente Heerenveen. Verder is zijn naam ook enige tijd verbonden aan de discotheken Bellefleur (1984-1986), de Muis (1986-1989), Café’s De Blauwe Kater (vennoot 1994-1999) en ‘t Brandpunt (1995-2005).
POOL-SNOOKER-BILJART-EN DARTCENTRUM ‘THE POOLBROTHERS’
De internetsite van het huidige Snooker & Pool Centrum Heerenveen aan het Burgemeester Kuperusplein 70-73 vertelt ons dat zij zijn gestart in het jaar 1991. Aangenomen hebben we dat dit dezelfde organisatie is als de destijds geafficheerde “Pool-Snooker-Biljart en Dartcentrum ‘The Poolbrothers’.
De eerste krantenpublicatie waarin “The Poolbrothers’ van zich doen horen is die van de 15e januari 1993. Daarin wordt een Super Driebandentoernooi op 5, 6 en 7 februari 1993 aangeprezen in deze zaak aan de Ged. Molenwijk 4a. Voor de competitieve liefhebbers wordt deelname aantrekkelijk gemaakt door het in het vooruitzicht stellen van ca. fl.2500,-, waarvan Technisch Installatiebedrijf Hoekstra uit Mildm de hoofdsponsor wordt genoemd. ‘Simon’ op telefoonnummer 05130-33846 regelt de opgaven tot 30 januari 1993. Een jaar later wordt ‘The Poolbrothers’ door journalist Marcel de Jong in de rubriek Fries Mozaïek van de Leeuwarder Courant van 17 januari 1994 verwent met een verslag van een dartgebeuren door de Hagenaar Roland Scholten, de nummer twee van de wereldranglijst. Niet alleen wordt er ‘hosannah’ geroepen over diens prestaties, maar tevens wordt het spel met z’n aparte regels min of meer uitgelegd. Jaap Woudstra eigenaar van The Poolbrothers mag een ‘leg’ winnen, net als zijn maten Wietze Jonker en Cor de Wolf. Voor de rest komen de andere amateurdeelnemers er niet aan te pas.
Wanneer de Leeuwarder Courant op 24 september 1994 de 11de Kroegentocht in Heerenveen aankondigt, staat in het rijtje van 22 deelnemers ook de nieuwe gebruiker van pand nr. 4a. ‘The Poolbrothers’ laat die avond de muzikanten van ‘Mistura’ hun accommodatie verlevendigen. In de loop van de volgende jaren worden er verschillende geruchtmakende activiteiten georganiseerd. We noteren muzikale optredens van Pigment, The Indian Tea Band, Erik Dikeb, etc. Verder Darts-toernooien, Spoelbakduiken, Breakdance Bartels, Hip-Hop sessions, Salsa en Zouk dansworkshops, deelname van verschillende Poolbrothers-teams aan de Friese dartscompetities. Zo omstreeks het jaar 2002 spreken krantenberichten meestal van ‘Grootcafé Poolbrothers’. Op 18 februari 2005 zijn de engelse voetbalfans van New Castle United voor en na de wedstrijd tegen de S.C. Heerenveen opgevangen in de accommodatie van het Pool-en Dartcentrum, omdat hen een beperkte bewegingsvrijheid is opgelegd wegens hun reputatie. Eigenaar Woudstra heeft dat risico aangedurfd. In de nacht van woensdag op donderdag de 22e februari 2007 wordt Heerenveen opnieuw opgeschrikt door een grote brand van een horecagelegenheid. In december 2006 zijn toen twee horecapanden aan het eerste deel van het Breedpad uitgebrand en nu wordt het café Poolbrothers vrijwel volledig verwoest en tevens het naastgelegen pand in gebruik bij koffieshop Dizzy Duckgrotendeels. Deze heeft voornamelijk rook-en waterschade opgelopen. Ruim twee uur na het uitbreken van de brand wordt het sein ‘brand meester’ gegeven en kan een politie-onderzoek van start gaan. De brand blijkt te zijn gestart in een opslag op de bovenverdieping, waar een bedrijf opgekochte bedrijfsboedels van failliete kledingondernemingen op slaat. De gebruiker blijkt - volgens de krant - huurder van de Woningcorporatie Arqin. Bovendien vermoedt de politie kortsluiting in de apparatuur van een illegale hennepkwekerij van 200 m2 op de bovenste verdieping. Voor de journalistieke details helpt www.delpher.nl u ongetwijfeld verder met de artikelen “Brand in centrum Heerenveen door hennepkwekerij” en “Schrik in Heerenveen door brand in centrum” in de Leeuwarder Courant van 22 februari 1907. De gevolgen van de brand zijn voor de bedrijfsvoering van Poolbrothers desastreus. De bouwkundige situatie op dat ogenblik is zo, dat het Poolbrotherspand met zijn ingang aan de Gedempte Molenwijk als het ware om het brandende pand is gedrapeerd. In mei 2008 staat het pand er nog haveloos bij, terwijl de huurder Bavarian het voor gezien heeft gehouden. Ook de naastgelegen koffieshop ‘Dizzy Duck’ heeft daarvan de gevolgen ondervonden. Met de Poolbrothers is het niet goed afgelopen. Het bedrijf is via een surseance van betaling terecht gekomen in een faillissementstraject, welke - volgens Googlegegevens - pas op 23 mei 2014 eindigt met een rekening en verantwoording en een schuldsanering zondering uitdeling op 28 mei 2014.
EERST ‘VIDEO THUIS’, DAARNA ROCK-CAFE ‘DE POMERANS’
Ook nu maken we - wegens een totaal onverwachte vondst via www.delpher.nl - een uitstapje naar de vroegere geschiedenis van de Gedempte Molenwijk en wel naar het adres nr. 10. In de Leeuwarder Courant van 22 en 29 december 1983 vinden op dit adres namelijk de ‘Video Thuis’-zaak met een advertentie. Weliswaar staat daarin als adres ‘Ged. Molenweg 10’, maar elke Heerenvener kan bedenken dat daarmee absoluut niet wordt bedoeld ‘Oude Molenweg’ in de wijk Heerenveen-midden. Ook vallen af de Molensteeg en Molenstraat (in de nieuwe spelling!), want deze zijn immers nimmer ‘gedempt’. In andere advertenties van ‘Video Thuis’ ontbreekt een adressering, b.v. in 1985 en in september 1988. Het is dus uitgesloten, dat dan de Lindegracht 7 al in beeld is, want Gerrit Overdiep’s ijzerhandel zit daar dan nog ! Waarmee de vraag ‘Hoelang heeft Video Thuis’ op het adres Gedempte Molenwijk gezeten ???... uiteraard nog niet is beantwoord. Het zal niet lang zijn geweest, want in juli 1981 heeft een brand nummer 10 het daar gevestigde Turkse restaurant zwaar getroffen.
De vermelding in een artikel in de Leeuwarder Courant van 18 april 1986 maakt duidelijk, dat ook café ‘Pom(m)erans’ het initiatief voor het Millstreet Festival van harte ondersteund, wanneer ze gastvrijheid bieden aan de dixielandformatie “Buttertown Jazzband”. Meer details zijn er voorlopig over het etablissement niet aangetroffen in de provinciale kranten. Mogelijk dat de plaatselijke Heerenveense Courant of De Koerier er aandacht aan hebben besteed, maar dan moet je die kranten wel kunnen raadplegen. Pas op 12 februari 1913 wordt dat volledig goed gemaakt met een artikel van Heerenveens journalist en recensent Harry de Jong in de Heerenveense Courant.
Hij schrijft daarin over “Reünie rockcafé De Pomerans Heerenveen”. Als eerste informatie staat vermeld, dat het ‘rockcafé’ aan de Gedempte Molenwijk op 18 november 1990 na bijna 8 jaar zijn deuren sloot. Dat zou inhouden, dat het café naar alle waarschijnlijkheid vanaf begin 1983 zijn trouwe clientèle heeft opgebouwd. Voor een belangrijk deel is vaste DJ Heavy P. (geuzennaam Dikke Piet, maar in werkelijkheid Piet de Heij) daarvoor verantwoordelijk geweest, uiteraard samen met het bedienend personeel. Organisator van deze reünie blijkt Marco Brouwer, die in Geert Semplonius - eigenaar van Café De Skoffel en De Stunt - een destijds enthousiaste bezoeker én fan van de Pomerans - in februari 2013 een enthousiaste reünist heeft ontmoet. De vraag in welk perceel Petit Restaurant - Café Biljart POMERANS aan de Gedempte Molenwijk heeft geëxploiteerd wordt beantwoord met een advertentie in de Gemeentegids van 1984 op bladzijde 93. Als locatie wordt daarin dus gemeld: Ged. Molenwijk 10 en 10a. Uit een krantenbericht van de Leeuwarder Courant vernemen we op 19 januari 2013, dat de Shoarma-grillroom Shalom na 15 jaar het adres Gedempte Molenwijk 10a gaat inruilen voor een pand aan het Breedpad.
DIZZY DUCK HEERENVEEN
Ten tijde van de brand in de wietkwekerij boven en naast Poolbrothers in 2007 is aan de westkant van de Gedempte Molenwijk al enige tijd aanwezig de naastgelegen koffieshop ‘Dizzy Duck’, die voornamelijk door de brand ook daarvan de gevolgen heeft ondervonden. Exploitant Hataam Chaanabi van deze koffieshop reageert zeer adequaat door na een seintje van de politie binnen een halve minuut zijn gasten de zaak uit te ‘jagen’ en als voorzorgsmaatregel gas en water direct af te sluiten. Zijn hoop om de volgende dag weer te kunnen werken zal twijfelachtig zijn geweest. Ook water en rookschade zullen de klanten van Gedempte Molenwijk 4a mogelijk hebben afgeschrikt. Uit een artikel van Saskia van Westhreenen van 21 januari 1905 over de hoeveelheid koffieshops in Heerenveen , waarvan vier van de vijf aan de Gedempte Molenwijk. Dizzy Duck - zo vertelt het artikel - zit er dan zo ongeveer vijf à 6 maanden. Chaanabi, die overigens niet klaagt over het feit dat het niet storm loopt in zijn zaak, vindt wel dat de plannen van burgemeester de Jonge erg ver gaan. Deze wil het aantal van vijf terugbrengen tot hooguit drie. Hij onthult dat het al zwaar genoeg is om zonder reclame te mogen maken en met de strenge regels voor contrôle en de frequentie daarvan bijna ondoenlijk is om twee gezinnen van een bestaan te voorzien uit de zaak. De Jonge wil zich conformeren aan het landelijke gemiddelde van één koffieshop op 10 tot 15 duizend inwoners. In Heerenveen zou dat 1 koffieshop op 8400 bewoners zijn.
CLUB TROPICS MET SALSERO MBOKA - DANCING CENTRE
Het blijkt lastig om een goed beeld te schetsen van het sinds 2013 aan de Gedempte Molenwijk 4a exotische pand ‘Club Tropics’. Internet bevat als informatie, dat de activiteiten (onder andere) plaatsvinden in de branche: ‘Café’s’. Het staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder hetzelfde nummer als Salséro Mboka. De locatie daarvan werd voorheen “Party Café Salsa” genoemd. De keuze ‘Club Tropics’ is in juli 2013 op de naam gevallen, omdat er inmiddels veel meer dans-en muziekstijlen kunnen worden beleefd. Er wordt voornamelijk Caribische en andere opzwepende tropische moderne muziek gedraaid. Met andere woorden een bredere doelstelling. “De club heeft een totaaloppervlakte van maar liefst 300 m2 meter. Vooraan een grote bar en achteraan een ruime dansvloer waar iedereen los kan gaan! Tevens zijn er vijf dartbanen om gezellig met vrienden of voor competitie met elkaar te darten. De aankleding in het café past nu meer bij onze naam Tropics; deze is meestal in Caribische/tropische sferen. Iedereen is welkom, zowel vaste bezoekers als personeel zijn gastvrij voor nieuwkomers. Bij onze georganiseerde feesten bieden wij onze klanten een garderobe en des te belangrijker garantie op een leuke avond!”
De tegenwoordige website van dansschool Salseromboka beschrijft haar bestaan in de woorden: “Reeds 15 jaar is eigenaar en dansleraar Mboka actief in het geven van danslessen.” Uitgaande van 2017 is hij dus begonnen in het jaar 2002. In Heerenveen speelt zich dat dan af op de Gedempte Molenwijk 4a in de locatiefaciliteiten van Club Tropics sinds 2013 en volgens de Kamer van Koophandel 2008. Geen polka of klompendans maar de gezelligste dansschool van het hoge Noorden opteert voor de stijlen Salsa (verzamelnaam van dansstijlen van Cubaanse oorsprong) Zouk (Franstalige Caribische muziek), Zumba (Latijns Amerikaanse dansfitness) en Bachata (een Dominicaanse partnerdans).
TOEKOMSTVISIE: SIGNALERING - HEROVERWEGING - CRISIS - UPGRADING
Door middel van het noemen van een aantal artikelen door de journalistiek, welke door Uzelf kunnen worden opgeroepen op uw computer op de website ‘De Krant van Toen’ , krijgt U enig zicht op het moeizame traject wat moet worden bewandeld om ons motto “Van Uitgaansparadijs tot Sloppenwijk” te logenstraffen.
‘Stadsproblemen’ in centrum Heerenveen’ door Maria Degrosso, in L.C.27-05-1993.
“Duo pleegt geweld en verzet zich tegen politie: werkstraffen”, in L.C. 27-09-1994.
“Messteek in disco” in L.C. 30-10-1994.
“Vier op een kluitje lokt rottigheid uit”, door Saskia van Westhreenen, in L.C. 21-01-2005.
“Horeca hekelt traag beleid Heerenveen”, in L.C. 08-08-2006
“De Gedempte Multiculti Hotspot”, door Wiebe Pennewaard, in L.C. 22-08-2006.
“Brand in centrum Heerenveen door hennepkwekerij”, in L.C.22-02-2007
“Weer noodkreet om’slopen’ Heerenveen’, in L.C. 19-06-2007.
“Centrumbazen laaiend op Heerenveen:, in L.C. 25-01-2008
“Gemeente biedt op panden aan Gedempte Molenwijk”, in L.C. 17-05-2008
“Corporatie weg uit Molenwijkproject”, in L.C. 04-02-2010.
“Verbazing over ‘gift’ WoonFriesland”, in L.C. 09-02-2010
“Eerste stap voor opknapbeurt Gedempte Molenwijk”, in H.C. 11-02-2010
“Discotheek Bacchus gesloopt”, in L.C. 07-03-2011
“Discotheek Bacchus eindelijk tegen de vlakte”, in L.C. 14-05-2011.
“Twee café’s dicht in centrum Heerenveen”, in L.C. 06-12-2011.
“Crisis is tegenvaller Gedempte Molenwijk” in L.C. 04-06-2012.
“Zwoel zwieren in de Salsa”, door Robert Jan Speerstra, in L.C. 27-08-2012.
“Opknapplan in centrum Heerenveen wankelt”, Saskia van Westhreenen in L.C. 27-10-2012.
“Dilemma bij opknappen wijk”, in L.C. 03-12-2012.
“Shalom verhuist naar Breedpad” in L.C. 19-01-2013.
“Nieuwbouw op plek Bacchus”, in L.C. 15-01-2016.
2017, september 30 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank voor uw geduld !
Helaas moeten we toegeven, dat deze foto uit het bouwdossier 1989, nr. 16 fotografisch-technisch geen prijswinnaar is. Tegelijk zijn we er wel een beetje blij mee, dat het straatbeeld van de Gedempte Molenwijk uit dat jaar er behoorlijk op tot zijn recht komt. Duidelijk is dat de beide auto’s links (DB-62-BL; NS-23-TJ) ook uit dezelfde periode stammen als die op de kleurenfoto uit de vorige HIP-Time Magazine (nr. 141).
Laten we de westkant van de straat vanaf het drie verdiepingen hoge perceel met de toegekende huisnummers 6, 6a en 6b eens als uitgangspunt van ons verhaal nemen. Daarbij zullen we wat in herhalingen moeten vallen. Op de begane grond is daar op nr. 6 nog steeds gedurende de weekeinden (donderdag tot en met zondagavond) Bar-Dancing-Disco ‘Bacchus’. Of er iemand op nr. 6a heeft gewoond en wie dat dan is geweest wordt door de woningkaart niet meer beantwoord. Deze laat bedrijfsleider Freerk Offeringa per 17 oktober 1983 vertrekken naar Oudeschoot. De laatste bewoner van nr. 6b is dan volgens de woningkaart Johannes Hakvoort, die hoofdbewoner wordt per 29 augustus 1984. Doordat de Kamer van Koophandel op 28 december 1984 laat weten, dat de door Hakvoort ingeleverde horeca-papieren van de S.V.H. toereikend zijn voor verlenging van de drankwetvergunning, nemen we aan dat deze ook dan nog boven de bar-dancing woont.
Voor discotheek Bacchus is de deelname aan een oude stijl jazz-feest - door de gezamenlijke Gedempte Molenwijk horeca-gelegenheden georganiseerd onder de naam “Millstreet Jazzfestival” - vanzelfsprekend. In Bar Bacchus speelt die avond het deense orkest “Olsons International Copenhagen Hot Band”. In een artikel in de Leeuwarder Courant van 18 april 1986 wordt ook café ‘Pom(m)erans’ genoemd, die gastvrijheid biedt aan de dixielandformatie “Buttertown Jazzband”. De Movie Skoop draait die avond op het adres Ged. Molen wijk 4a twee muziekfilms over pop uit de 60er jaren en over countrymuziek. De oostkant van de Gedempte Molenwijk is vertegenwoordigd door ‘café ‘t Centrum’ en ‘café De Breede Weg’.
MOVIE SKOOP WEG, ARCADE CINEMA TERUG
Met de problemen om de Movie Skoop renderend te houden wordt door exploitant Franke Witteveen het roer omgegooid en verbouwt hij de grote zaal tot een discotheek. In de kleine zaal wordt dan nog wel gedraaid, maar de combinatie discotheek en bioscoop wordt geen echt succes. In de krantenadvertenties van de rubriek “Waarheen morgen in Friesland” vinden we in de plaats van ‘Movie Skoop’ als nieuw filmdraaiende organisatie de naam ‘Arcade’. Op 11 oktober 1986 wordt daar de aandacht op evestigd door een advertentie met de tekst: “Binnenkort opening van Discotemple Arcade. Voorheen Movieskoop.”
Tot 9 mei 1987 wordt practisch wekelijks een nieuwe film gedraaid van sterk uiteenlopende kwaliteit. Veel voor alle leeftijden, maar ook regelmatig met de leeftijdsbeperking van 16 of 18 jaar.
Filmminnend Heerenveen en de exploitant Witteveen worden in de avond van donderdag 8 mei 1986 getroffen door een brutale inbraak in de discotheek Arcade, waar voor circa fl.17.000,- aan geluid-en lichtapparatuur wordt gestolen. De lichtcomputer, een mengpaneel, twee draaitafels, een CD-speler, drie versterkers en microfoon onthanden de disjockey volledig.
Deelname aan de 5e Kroegentocht van 25 september 1987 is gebleken geen optie meer te zijn.
Witteveen blijkt een overlever in de filmbranche mede door zijn bereidheid als reizende filmoperateur. Begin 1989 verkoopt hij de inventaris van de filmzalen aan de Gedempte Molenwijk 4a en draait in geschikt gemaakte zalen o.a. op de Waddeneilanden met de James Bondfilm ‘License to kill’. In 1991 gelukt het Witteveen opnieuw een Heerenveense filmzaal te huren: De Hoeksteen.
WINKEL WORDT AMUSEMENTSHAL
Het jaar 1989 is ook het jaar waarin de ‘winkel van de opheffingsverkoop’ - volgens het dossier nr. 16 uit 1989 een ‘textielzaak - op het adres Gedempte Molenwijk 4b (kadastraal Heerenveen A-6505) - in huur wordt genomen door ‘Magic City B.V.’ met als hoofdvestiging de stad Groningen. Wanneer je destijds uit de Munnikssteeg richting Molenwijk loopt, loop je recht op die winkelzaak aan (eerder A-4732, maar nu A-6505). Eigenaren (in de kadasterlegger) zijn - sinds de verkoop in het dienstjaar 1984 door Hendrik Jan van der Mei uit Gorredijk - het driemanschap Age Hoekstra (1940), Marten Hoekstra (1945) en AbelePasma (1928). Als hun beroep staan ze alledrie vermeld als ‘vennootschapsdirecteur’ en zijn elk eigenaar voor één-derde (1/3) gedeelte. Amper een jaar later vindt er door de drie vennoten een kadastrale ‘scheiding’ plaats, waarbij als enige eigenaar vervolgens wordt ingeschreven Marten Hoekstra, garagehouder (en gehuwd met Willie Anneke Overdijk) van 3.60 are met als omschrijving ‘winkel en erf’. Niet alleen A-6505 is overgenomen door Marten Hoekstra c.s, maar ook het noordelijker gelegen perceel A-6506 (beschreven als ‘bedrijfspand en erf’) komt in zijn onroerend goed-portefeuille. Dat pand staat al enige tijd beschreven met een grootte van 7.55 are en is bekend onder de huisnummers 4 en 4a.
Een situatieschets gemaakt voor het bouwdossier 1992-nr. 182, waarbij het perceel A-6506 van een nieuwe voorgevel (waarover later meer) wordt voorzien, laat ook het perceel A-6505 duidelijk zien.
Magic City b.v. (deel uitmakend van de Lindenbergh Holding) blijkt van A-6505 de huurder, wil ter plaatse een amusementshal of speelhal gaan exploiteren (Jack’s Casino) en is van plan daarvoor fl.400.000,- te investeren. Om dat te bereiken wordt de hulp ingeroepen van Architectenburo B.R. Bolt BNA uit Groningen voor een spraakmakend ontwerp. De tekeningen zijn veelbelovend en dateren reeds van 6 januari 1989. Met name het bijzondere ontwerp voor de voorgevel in twee gedaanten - met de rolluiken open en met de rolluiken dicht - spreekt tot de verbeelding. De schets van de scheve projectie maakt nog eens extra duidelijk, dat het constructief tamelijk eenvoudige ontwerp (stalen opbouw) de tand des tijds behoorlijk heeft doorstaan.
De aanvraag voor een bouwvergunning heeft het gemeentelijke ontvangststempel van 9 januari 1989. (Bouwdossier 1989-16). De aanvraag gaat het gemeentelijke, ambtelijke traject in en het eerste signaal naar het Heerenveense publiek vinden we vervolgens in Crackstate Nieuws van 18 januari 1989. In deze rubriek “Bouwplannen” annonceert Crackstate “de verbouw van een winkel tot amusementshal aan de Gedempte Molenwijk 4b te Heerenveen.”
De bouwaanvraag wordt eerst door de afdeling B.M.T. (Bouw-en Milieu Toezicht) beoordeeld en vervolgens door de afdeling R.O.V. (Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting). Het ontwerp leidt tot direct al tot een interne nota tussen deze twee afdelingen. Bouwtoezicht concludeert, dat er een vergunning is vereist, omdat de bouwverordening van de gemeenteHeerenveen van toepassing is. De aanvraag valt binnen het bestemmingsplan “Heerenveen-Centrum”, welke is vastgesteld en goedgekeurd op 26 april 1976. Daar is de mogelijkheid aanwezig voor woningen, winkels, horecabedrijven, sociale, culturele en andere voorzieningen, kantoren en ambachtelijke bedrijfsgebouwen. Daarop is een verklaring van geen bezwaar door Gedeputeerde Staten afgegeven op 27 april 1977. Er is op 22 februari 1988 een voorbereidingsbesluit genomen ten aanzien van het ‘in procedure zijnde’ bestemmingplan, maar dat is nog niet afgerond. Officieel past dit bouwplan niet in het vigerende bestemmingplan, maar mogelijk wel in het toekomstige, gewijzigde bestemmingsplan. Voor wat betreft de milieu-aspecten is de WGH (Wet Geluids Hinder) niet van toepassing. Verder is het bouwplan niet in strijd met een BW-vergunning van derden (Bijzondere Wetten). De gemeentelijke beoordelaars krijgen bij de aanvraag een vijftal foto’s bijgeleverd, waarop de datumstempel 20 jan. 1989 en 2 febr. 1989 voorkomen.
Jammer genoeg kunnen we niet al deze vijf opnemen, maar een korte beschrijving nodigt uit ze nog eens te willen bekijken. Foto 1 en 2 (niet afgebeeld) geven een beeld van de Scapino-gevel plus de borden van de ‘opheffingsverkoop’ van de te verbouwen winkel.
Foto 3 geeft zicht op een deel van het doek van de ‘opheffingsverkoop’ vanuit de Munnikssteeg.
Foto 4 (niet afgebeeld) is een ‘streetview’ vanaf het zuidelijk gelegen Scapino tot aan Achter de Kerk langs de westzijde van de Gedempte Molenwijk.
Foto 5 is het beeld aan het begin van dit verhaal.
Nadat op 20 januari 1989 de adviesaanvraag wordt gericht aan de Gedeputeerde Staten en Welstandszorg Hûs en Hiem, is laatstgenoemde vlot met haar toestemming en eveneens vlot met haar nota van fl.680,-. Gedeputeerde Staten worden nog opnieuw een keer benaderd met een nieuw voorbereidingsbesluit, d.d. 27 februari 1989, en op 15 maart 1989 besluit het gemeentebestuur al tot het afgeven van een vergunning, met een aantal aanvullende voorwaarden.
Het gaat dus om een totale metamorfose van een winkel (textielzaak) tot een amusementshal op kadastraal perceel A-6505. Met kalkzandsteen, systeemplafonds, aluminium, p.v.c. en een stalen opbouw voor een reclameconstructie zal het gebouw overdag voor een 40 tal personen afdoende onderdak bieden is de verwachting. Volgens de aanvraag zal het bouwwerk met een bruto vloeroppervlak van 325 m2 en een inhoud van 1300 m3 worden uitgevoerd door Hofstra Hulshof b.v. uit Nieuw-Buinen. Deze stapt erin voor een aannemingssom van fl.380.000,-, terwijl voor de c.v. en airco nog fl.55.000,- wordt begroot.
Er wordt na de toestemming om te mogen realiseren snel gehandeld, want op zaterdag 29 april 1989 zal de ‘Feestelijke Opening’ vanaf 13.00 uur plaatsvinden. Met ‘enerverende fruitautomaten’, ‘ruimtevlucht’, ‘helicopter’, ‘de nieuwste arcades’ (in casinosfeer: fruitmachine’s), ‘biljart’, Spaanse Bulldozer’, ‘Futuristische Flippers’, ‘Biljart’ en ‘Cash Roulette’ is de 320 m2 oppervlakte van de hal ingericht voor jong en oud. Je kunt ‘t bij de opening beleven met als entourage een looporkest, een promotieteam en twee robots. Voor gratis popcorn is gezorgd.
Op één punt blijkt het nodig dat de heer Hofma van de sector VROM zijn tanden moet laten zien en wel op het punt van de geëiste brandpreventiemaatregelen. Na de eerste controle op 13 juli 1989 blijken deze niet in orde, wordt de Magic City B.V. gemaand en pas bij de hercontrole op 1 december 1989 wordt alles in orde bevonden.
Overigens wordt de Magic City B.V. wel tegemoet gekomen voor de eis, dat zij minimaal 15 wielklemmen op eigen grond moeten realiseren. Dat lukt niet en daarvoor krijgen ze vrijstelling.
Het is gebleken, dat deze bedrijfsvorm in Heerenveen een langdurige relatie met de Friese ‘homo ludens’ (de spelende mens) is aangegaan, want zelfs in 2017 bij de nieuwste verbouwingen aan de Gedempte Molenwijk vinden we nog steeds de “Jack’s Casino” en tevens op hetzelfde adres: nr. 4b.
Uitbreiding ‘Flash Casino’
Eigenlijk heeft de ‘Magic City’-organisatie in haar streven om de Heerenveners aan de speeltafels te krijgen zich al kunnen spiegelen aan de vroege vestiging van de Flash Casino, welke op 5 september 1983 is gelanceerd in het perceel Gedempte Molenwijk 8a. (zie HIP-Time 141). Maar het jaar 1989 is ook voor deze casino-organisatie een belangrijk jaar. Het bouwdossier 1989-nr. 308, waarin ‘Meubel Heerenveen b.v.’ (lees directeur G. Peereboom) als eigenaar wordt genoemd, vertelt ons dat door de Ommer Automaten b.v. als huurder op 5 juli 1989 een aanvraag is ingediend voor een bouwvergunning. De Heerenveense Courant geeft in haar exemplaar van 9 augustus 1989 in de gemeentelijke rubriek ‘Crackstate nieuws’ als één van de bouwplannen ‘het veranderen van een winkel in automatenhal aan de Gedempte Molenwijk 8 te Heerenveen’. Bij de gemeente moet men - ook in dit geval - er even over nadenken, want eigenlijk is het bouwplan ook in strijd met het vigerende of van kracht zijnde bestemmingsplan. Maar aangezien de gemeente al enige tijd bezig is dat nieuwe bestemmingsplan ‘Heerenveen centrum 1990’ voor te bereiden, vindt het college daarin voldoende argumenten om een uitzondering op de situatie te maken. Hoewel nog onbekend is, wanneer de herziening rechtskracht zal krijgen.
Terugkomend op de uitzonderingspositie van de beoogde automatenhal wordt het perceel beschouwd als ‘aangewezen voor gemengde bebouwing in twee bouwlagen’ ! Het Meppeler architectenduo Wouda en van der Schaaf levert een bouwplan in, waarvan Welstandszorg Hûs en Hiem in krachtige termen haar ongenoegen uit. Het voldoet huns inziens niet aan redelijke
eisen van welstand. Hun bezwaar richt zich op het uiterlijk van de hoofdvorm en de architectonische uitwerking daarvan. Binnen het straatverband werkt het ontwerp chaosvergrotend door de gevelstijl. Hûs en Hiem meent een eigentijds en rustig front te mogen eisen. Op 6 september 1989 is derhalve hun advies: absoluut geen vergunning verlenen. (zie hierboven)
Er dient dus een nieuwe tekening te worden ingeleverd, die als datum krijgt 26 september 1989. Met als resultaat de reeds eerder gekozen stijl met de wisselende luifelafmetingen.
Inmiddels is ook Gedeputeerde Staten ingelicht over het feit, dat deze bouw in feite een wijziging betreft van de reeds bestaande automatenhal. Dat is de eerdere Flash Casino van 1983 in pand nummer 8a. Het wordt dus een uitbreiding met het pand nummer 8. De echte interieurtekeningen van de automatenhal worden gemaakt door de Bouwcom B.V. te Emmen, een adviesbureau voor bouwconstructies, in samenwerking met KAJA Rijssen voor de horeca-inrichting van de automatenhal. Hoewel best intressant zullen we de herinnering daaraan laten aan de verknochte bezoekers van de speelautomatenhal ! Het is zonder meer duidelijk, dat ook de Flash Casino in Heerenveen een blijvertje is gebleken. Zelfs bij de laatste herinrichting van de Gedempte Molenwijk in 1916 en 1917 zijn haar speelgelegenheden dominant in het straatbeeld gebleven. Bovendien zijn de uitbreidingen ook gezocht in de hoogte met het realiseren van appartementen en zijn er - middels een ‘steeg’ - parkeergelegenheden en ontvluchtingsopties bij calamiteiten gecreëerd.
DISCOTHEEK ‘TONIGHT’
Met de grote verbouwingen van de gokpaleizen staat de ontwikkeling van de westkant van de Gedempte Molenwijk trouwens niet stil. Zo vinden we op 6 december 1991 voor het pand met het nummer 4a in de Leeuwarder Courant een in het oog springende advertentie. In dat perceel wordt die vrijdag de 6e december ‘wegens groot succes’ door Discotheek TONIGHT gevierd “A MAD HOUSEPARTY AGAIN !” Die termen betekenen dus dat dit kennelijk al eens eerder is gebeurd. De vraag is dan gerechtvaardigd, wanneer is deze discotheek voor het eerst van start gegaan.
Afgaande op de Leeuwarder Courant van 2 maart 1990 is het heel goed mogelijk, dat gitarist Kier van der Werf - na twintig jaar aan de guitaar te hebben gewijd - één van de eerste belangrijke optredende muzikanten is geweest die met zijn eigen groepen K-Star Band en Crea-Puls eindelijk weer eens een optreden heeft in zijn geboorteplaats Heerenveen.
De vaste bezoekers van Discotheek ToNight hebben op 5 augustus 1990 een dag lang geleefd in de hoop dat topster ‘Prince’ na zijn concert in stadion Thialf zijn nazit zou doorbrengen in hun discotheek, maar helaas gaat hij na het concert met zijn crew linea recta naar de Roxy in Amsterdam. (Bericht in H.C. 8 augustus 1990)
Begin 1993 besteedt de Leeuwarder Courant op 4 februari aandacht aan de overlast op de Gedempte Molenwijk in Heerenveen. Thom de Wilde, eigenaar van discotheek Tonight, wil door middel van zgn. ‘Susploegen’, bestaande uit personeel uit de horecabranche, proberen de geconstateerde overlast van de bezoekers van deze gelegenheden en irritant rijgedrag van taxichauffeurs in rustiger banen leiden. De politie omarmt het initiatief en ondersteunt de gedachte om het voor te leggen aan het college van B. en W., maar wil beslist geen heksenjacht op taxichauffeurs omdat ze blij zijn, dat de bezoekers met een slok op in eigen vervoer een veel groter risico is.
In september 1993 lezen in de Leeuwarder Courant, dat discotheek Tonight voor het eerst meedoet aan de 12e Kroegentocht met de band ‘Hot Bolshevik’. Het jaar daarna (1994) zit eigenaar Thom de Wilde met zijn discotheek al niet meer aan de Gedempte Molenwijk, maar al lang en breed aan de Vleesmarkt en is gastheer voor de band “V Not”.
De zoektocht naar het eigenaarschap van Discotheek Tonight brengt ons naar de facebookgegevens over Thomas de Wilde, die wordt beschreven als ‘Owner 1989 - 1997’ in de gemeente Heerenveen. Verder is zijn naam ook enige tijd verbonden aan de discotheken Bellefleur (1984-1986), de Muis (1986-1989), Café’s De Blauwe Kater (vennoot 1994-1999) en ‘t Brandpunt (1995-2005).
POOL-SNOOKER-BILJART-EN DARTCENTRUM ‘THE POOLBROTHERS’
De internetsite van het huidige Snooker & Pool Centrum Heerenveen aan het Burgemeester Kuperusplein 70-73 vertelt ons dat zij zijn gestart in het jaar 1991. Aangenomen hebben we dat dit dezelfde organisatie is als de destijds geafficheerde “Pool-Snooker-Biljart en Dartcentrum ‘The Poolbrothers’.De eerste krantenpublicatie waarin “The Poolbrothers’ van zich doen horen is die van de 15e januari 1993. Daarin wordt een Super Driebandentoernooi op 5, 6 en 7 februari 1993 aangeprezen in deze zaak aan de Ged. Molenwijk 4a. Voor de competitieve liefhebbers wordt deelname aantrekkelijk gemaakt door het in het vooruitzicht stellen van ca. fl.2500,-, waarvan Technisch Installatiebedrijf Hoekstra uit Mildm de hoofdsponsor wordt genoemd. ‘Simon’ op telefoonnummer 05130-33846 regelt de opgaven tot 30 januari 1993.
Een jaar later wordt ‘The Poolbrothers’ door journalist Marcel de Jong in de rubriek Fries Mozaïek van de Leeuwarder Courant van 17 januari 1994 verwent met een verslag van een dartgebeuren door de Hagenaar Roland Scholten, de nummer twee van de wereldranglijst. Niet alleen wordt er ‘hosannah’ geroepen over diens prestaties, maar tevens wordt het spel met z’n aparte regels min of meer uitgelegd. Jaap Woudstra eigenaar van The Poolbrothers mag een ‘leg’ winnen, net als zijn maten Wietze Jonker en Cor de Wolf. Voor de rest komen de andere amateurdeelnemers er niet aan te pas.
Wanneer de Leeuwarder Courant op 24 september 1994 de 11de Kroegentocht in Heerenveen aankondigt, staat in het rijtje van 22 deelnemers ook de nieuwe gebruiker van pand nr. 4a. ‘The Poolbrothers’ laat die avond de muzikanten van ‘Mistura’ hun accommodatie verlevendigen.
In de loop van de volgende jaren worden er verschillende geruchtmakende activiteiten georganiseerd. We noteren muzikale optredens van Pigment, The Indian Tea Band, Erik Dikeb, etc. Verder Darts-toernooien, Spoelbakduiken, Breakdance Bartels, Hip-Hop sessions, Salsa en Zouk dansworkshops, deelname van verschillende Poolbrothers-teams aan de Friese dartscompetities.
Zo omstreeks het jaar 2002 spreken krantenberichten meestal van ‘Grootcafé Poolbrothers’. Op 18 februari 2005 zijn de engelse voetbalfans van New Castle United voor en na de wedstrijd tegen de S.C. Heerenveen opgevangen in de accommodatie van het Pool-en Dartcentrum, omdat hen een beperkte bewegingsvrijheid is opgelegd wegens hun reputatie. Eigenaar Woudstra heeft dat risico aangedurfd. In de nacht van woensdag op donderdag de 22e februari 2007 wordt Heerenveen opnieuw opgeschrikt door een grote brand van een horecagelegenheid. In december 2006 zijn toen twee horecapanden aan het eerste deel van het Breedpad uitgebrand en nu wordt het café Poolbrothers vrijwel volledig verwoest en tevens het naastgelegen pand in gebruik bij koffieshop Dizzy Duckgrotendeels. Deze heeft voornamelijk rook-en waterschade opgelopen. Ruim twee uur na het uitbreken van de brand wordt het sein ‘brand meester’ gegeven en kan een politie-onderzoek van start gaan. De brand blijkt te zijn gestart in een opslag op de bovenverdieping, waar een bedrijf opgekochte bedrijfsboedels van failliete kledingondernemingen op slaat. De gebruiker blijkt - volgens de krant - huurder van de Woningcorporatie Arqin. Bovendien vermoedt de politie kortsluiting in de apparatuur van een illegale hennepkwekerij van 200 m2 op de bovenste verdieping. Voor de journalistieke details helpt www.delpher.nl u ongetwijfeld verder met de artikelen “Brand in centrum Heerenveen door hennepkwekerij” en “Schrik in Heerenveen door brand in centrum” in de Leeuwarder Courant van 22 februari 1907. De gevolgen van de brand zijn voor de bedrijfsvoering van Poolbrothers desastreus. De bouwkundige situatie op dat ogenblik is zo, dat het Poolbrotherspand met zijn ingang aan de Gedempte Molenwijk als het ware om het brandende pand is gedrapeerd. In mei 2008 staat het pand er nog haveloos bij, terwijl de huurder Bavarian het voor gezien heeft gehouden. Ook de naastgelegen koffieshop ‘Dizzy Duck’ heeft daarvan de gevolgen ondervonden. Met de Poolbrothers is het niet goed afgelopen. Het bedrijf is via een surseance van betaling terecht gekomen in een faillissementstraject, welke - volgens Googlegegevens - pas op 23 mei 2014 eindigt met een rekening en verantwoording en een schuldsanering zondering uitdeling op 28 mei 2014. EERST ‘VIDEO THUIS’, DAARNA ROCK-CAFE ‘DE POMERANS’ Ook nu maken we - wegens een totaal onverwachte vondst via www.delpher.nl - een uitstapje naar de vroegere geschiedenis van de Gedempte Molenwijk en wel naar het adres nr. 10. In de Leeuwarder Courant van 22 en 29 december 1983 vinden op dit adres namelijk de ‘Video Thuis’-zaak met een advertentie. Weliswaar staat daarin als adres ‘Ged. Molenweg 10’, maar elke Heerenvener kan bedenken dat daarmee absoluut niet wordt bedoeld ‘Oude Molenweg’ in de wijk Heerenveen-midden. Ook vallen af de Molensteeg en Molenstraat (in de nieuwe spelling!), want deze zijn immers nimmer ‘gedempt’. In andere advertenties van ‘Video Thuis’ ontbreekt een adressering, b.v. in 1985 en in september 1988. Het is dus uitgesloten, dat dan de Lindegracht 7 al in beeld is, want Gerrit Overdiep’s ijzerhandel zit daar dan nog ! Waarmee de vraag ‘Hoelang heeft Video Thuis’ op het adres Gedempte Molenwijk gezeten ???... uiteraard nog niet is beantwoord. Het zal niet lang zijn geweest, want in juli 1981 heeft een brand nummer 10 het daar gevestigde Turkse restaurant zwaar getroffen. De vermelding in een artikel in de Leeuwarder Courant van 18 april 1986 maakt duidelijk, dat ook café ‘Pom(m)erans’ het initiatief voor het Millstreet Festival van harte ondersteund, wanneer ze gastvrijheid bieden aan de dixielandformatie “Buttertown Jazzband”. Meer details zijn er voorlopig over het etablissement niet aangetroffen in de provinciale kranten. Mogelijk dat de plaatselijke Heerenveense Courant of De Koerier er aandacht aan hebben besteed, maar dan moet je die kranten wel kunnen raadplegen. Pas op 12 februari 1913 wordt dat volledig goed gemaakt met een artikel van Heerenveens journalist en recensent Harry de Jong in de Heerenveense Courant.
Hij schrijft daarin over “Reünie rockcafé De Pomerans Heerenveen”. Als eerste informatie staat vermeld, dat het ‘rockcafé’ aan de Gedempte Molenwijk op 18 november 1990 na bijna 8 jaar zijn deuren sloot. Dat zou inhouden, dat het café naar alle waarschijnlijkheid vanaf begin 1983 zijn trouwe clientèle heeft opgebouwd. Voor een belangrijk deel is vaste DJ Heavy P. (geuzennaam Dikke Piet, maar in werkelijkheid Piet de Heij) daarvoor verantwoordelijk geweest, uiteraard samen met het bedienend personeel. Organisator van deze reünie blijkt Marco Brouwer, die in Geert Semplonius - eigenaar van Café De Skoffel en De Stunt - een destijds enthousiaste bezoeker én fan van de Pomerans - in februari 2013 een enthousiaste reünist heeft ontmoet. De vraag in welk perceel Petit Restaurant - Café Biljart POMERANS aan de Gedempte Molenwijk heeft geëxploiteerd wordt beantwoord met een advertentie in de Gemeentegids van 1984 op bladzijde 93. Als locatie wordt daarin dus gemeld: Ged. Molenwijk 10 en 10a.Uit een krantenbericht van de Leeuwarder Courant vernemen we op 19 januari 2013, dat de Shoarma-grillroom Shalom na 15 jaar het adres Gedempte Molenwijk 10a gaat inruilen voor een pand aan het Breedpad.
DIZZY DUCK HEERENVEEN
Ten tijde van de brand in de wietkwekerij boven en naast Poolbrothers in 2007 is aan de westkant van de Gedempte Molenwijk al enige tijd aanwezig de naastgelegen koffieshop ‘Dizzy Duck’, die voornamelijk door de brand ook daarvan de gevolgen heeft ondervonden. Exploitant Hataam Chaanabi van deze koffieshop reageert zeer adequaat door na een seintje van de politie binnen een halve minuut zijn gasten de zaak uit te ‘jagen’ en als voorzorgsmaatregel gas en water direct af te sluiten. Zijn hoop om de volgende dag weer te kunnen werken zal twijfelachtig zijn geweest. Ook water en rookschade zullen de klanten van Gedempte Molenwijk 4a mogelijk hebben afgeschrikt. Uit een artikel van Saskia van Westhreenen van 21 januari 1905 over de hoeveelheid koffieshops in Heerenveen, waarvan vier van de vijf aan de Gedempte Molenwijk. Dizzy Duck - zo vertelt het artikel - zit er dan zo ongeveer vijf à 6 maanden. Chaanabi, die overigens niet klaagt over het feit dat het niet storm loopt in zijn zaak, vindt wel dat de plannen van burgemeester de Jonge erg ver gaan. Deze wil het aantal van vijf terugbrengen tot hooguit drie. Hij onthult dat het al zwaar genoeg is om zonder reclame te mogen maken en met de strenge regels voor contrôle en de frequentie daarvan bijna ondoenlijk is om twee gezinnen van een bestaan te voorzien uit de zaak. De Jonge wil zich conformeren aan het landelijke gemiddelde van één koffieshop op 10 tot 15 duizend inwoners. In Heerenveen zou dat 1 koffieshop op 8400 bewoners zijn.
CLUB TROPICS MET SALSERO MBOKA - DANCING CENTRE
Het blijkt lastig om een goed beeld te schetsen van het sinds 2013 aan de Gedempte Molenwijk 4a exotische pand ‘Club Tropics’. Internet bevat als informatie, dat de activiteiten (onder andere) plaatsvinden in de branche: ‘Café’s’. Het staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder hetzelfde nummer als Salséro Mboka. De locatie daarvan werd voorheen “Party Café Salsa” genoemd. De keuze ‘Club Tropics’ is in juli 2013 op de naam gevallen, omdat er inmiddels veel meer dans-en muziekstijlen kunnen worden beleefd. Er wordt voornamelijk Caribische en andere opzwepende tropische moderne muziek gedraaid. Met andere woorden een bredere doelstelling. “De club heeft een totaaloppervlakte van maar liefst 300 m2 meter. Vooraan een grote bar en achteraan een ruime dansvloer waar iedereen los kan gaan! Tevens zijn er vijf dartbanen om gezellig met vrienden of voor competitie met elkaar te darten. De aankleding in het café past nu meer bij onze naam Tropics; deze is meestal in Caribische/tropische sferen. Iedereen is welkom, zowel vaste bezoekers als personeel zijn gastvrij voor nieuwkomers. Bij onze georganiseerde feesten bieden wij onze klanten een garderobe en des te belangrijker garantie op een leuke avond!” De tegenwoordige website van dansschool Salseromboka beschrijft haar bestaan in de woorden: “Reeds 15 jaar is eigenaar en dansleraar Mboka actief in het geven van danslessen.” Uitgaande van 2017 is hij dus begonnen in het jaar 2002. In Heerenveen speelt zich dat dan af op de Gedempte Molenwijk 4a in de locatiefaciliteiten van Club Tropics sinds 2013 en volgens de Kamer van Koophandel 2008. Geen polka of klompendans maar de gezelligste dansschool van het hoge Noorden opteert voor de stijlen Salsa (verzamelnaam van dansstijlen van Cubaanse oorsprong) Zouk (Franstalige Caribische muziek), Zumba (Latijns Amerikaanse dansfitness) en Bachata (een Dominicaanse partnerdans).
TOEKOMSTVISIE: SIGNALERING - HEROVERWEGING - CRISIS - UPGRADING.
Door middel van het noemen van een aantal artikelen door de journalistiek, welke door Uzelf kunnen worden opgeroepen op uw computer op de website ‘De Krant van Toen’ , krijgt U enig zicht op het moeizame traject wat moet worden bewandeld om ons motto “Van Uitgaansparadijs tot Sloppenwijk” te logenstraffen.
‘Stadsproblemen’ in centrum Heerenveen’ door Maria Degrosso, in L.C.27-05-1993.
“Duo pleegt geweld en verzet zich tegen politie: werkstraffen”, in L.C. 27-09-1994.
“Messteek in disco” in L.C. 30-10-1994.
“Vier op een kluitje lokt rottigheid uit”, door Saskia van Westhreenen, in L.C. 21-01-2005.
“Horeca hekelt traag beleid Heerenveen”, in L.C. 08-08-2006
“De Gedempte Multiculti Hotspot”, door Wiebe Pennewaard, in L.C. 22-08-2006.
“Brand in centrum Heerenveen door hennepkwekerij”, in L.C.22-02-2007
“Weer noodkreet om’slopen’ Heerenveen’, in L.C. 19-06-2007.
“Centrumbazen laaiend op Heerenveen:, in L.C. 25-01-2008
“Gemeente biedt op panden aan Gedempte Molenwijk”, in L.C. 17-05-2008
“Corporatie weg uit Molenwijkproject”, in L.C. 04-02-2010.
“Verbazing over ‘gift’ WoonFriesland”, in L.C. 09-02-2010
“Eerste stap voor opknapbeurt Gedempte Molenwijk”, in H.C. 11-02-2010
“Discotheek Bacchus gesloopt”, in L.C. 07-03-2011
“Discotheek Bacchus eindelijk tegen de vlakte”, in L.C. 14-05-2011.
“Twee café’s dicht in centrum Heerenveen”, in L.C. 06-12-2011.
“Crisis is tegenvaller Gedempte Molenwijk” in L.C. 04-06-2012.
“Zwoel zwieren in de Salsa”, door Robert Jan Speerstra, in L.C. 27-08-2012.
“Opknapplan in centrum Heerenveen wankelt”, Saskia van Westhreenen in L.C. 27-10-2012.
“Dilemma bij opknappen wijk”, in L.C. 03-12-2012.
“Shalom verhuist naar Breedpad” in L.C. 19-01-2013.
“Nieuwbouw op plek Bacchus”, in L.C. 15-01-2016.
2017, september 30 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank voor uw geduld !
Van Propstrabuurt naar Heerenveen-Centrum, Hip-time 141
HIP-TIME MAGAZINE 141
Na het voltooien van het dempingsproces van de Molenwijk in het late voorjaar van 1935 wordt op de raadsagenda van Heerenveen midden juni door B. en W. voorgesteld een aantal bestaande namen als Achterom, Roode Dorp en Verlengde Roode Dorp te laten vervallen. Zij stellen voor de nieuwe straat vanaf het Breedpad tot aan de Gereformeerde Kerk de naam te geven van: GEDEMPTE MOLENWIJK. Bij de bespreking van de naamgeving in de raad vindt de heer Van der Kam een betere naam in de FALKENAKADE, omdat de burgemeester zich zo krachtig heeft ingezet voor de demping van de wijk. Maar ... Van der Kam vindt de voorgestelde naam ook beste
De uitwerking van dit besluit kunnen we vaststellen, wanneer we het Adresboek van 1936/1937 erbij nemen en inderdaad constateren, dat aan de oostzijde van de Gedempte Molenwijk - voorheen dus het Achterom - de oneven nummers zijn toegekend. De westelijke kant van de Gedempte Molenwijk, welke in de Propstrabuurt nog geen bewoonde huisnummers telt, krijgt de even nummers. In het exemplaar van 1936/37 staat daarom bakker Keimpe Keuning onder Ged. Molenwijk 2, terwijl hij in 1934 nog onder Roode dorp no. 2 staat vermeld. Horlogemaker M. Bruinsma, die in 1934 als bewoner van Krugersdorp 1 geldt, moet in 1936 genoegen nemen met Ged. Molenwijk 2a en schilder P. de Vries, nieuw in deze buurt, krijgt Ged. Molenwijk 2b.
Met de stichting van onderstaand garagegebouw plus bovenwoningen uit 1936 krijgt de Gedempte Molenwijk een sterk verbeterd aanzien. In HIP-Time 139 hebben we U beschreven de extra moeite, welke Johannes Wierda heeft moeten doen om de Provinciale Schoonheidscommissie - samen met architect Jelmer Murks Visser - te overtuigen van de noodzaak van dit ontwerp.
Fotograaf Chris Weijer heeft deze foto in 1936 van het gebouw in al z’n imposantheid vereeuwigd. (zie Ut it Feanster Printeboek van 20 juni 1990 in de Koerier, door Katrinus Hoornveld).
Het toekennen van een huisnummer voor de twee bovenwoningen verloopt evenwel minder vanzelfsprekend. Daar is de logica van de nummering even aan de kant gezet, want aan de zuidelijke bovenwoning (links op de foto) wordt het nummer Ged. Molenwijk 2c toegekend en aan de noordelijke bovenwoning (rechts op de foto) Ged. Molenwijk 2e. Dat betekent dus, dat - vermoedelijk uit noodzaak - de even nummers, te beginnen met nr. 2 - worden genummerd vanaf de Molensteeg-Molenstraat en in de richting van het Breedpad met oplopende letteraanduiding belast. Na nr. 2 van Keimpe Keuning, de bakkerij met woning - sinds haar bouw in 1904 - op de plaats van de vroegere leerlooierij - komt eerst M. Bruinsma, horlogemaker. Zijn woning wordt aangeduid met Ged. Molenwijk 2a, vervolgens P. de Vries, schilder met Ged. Molenwijk 2b. Daarna komt een pakhuis van de Gebr. Laagland met Ged. Molenwijk 2b-I. Veel later - in 1949 - blijkt de werkplaats van Jippe Hoogeveen (eigenaar geworden door koop van Jelmer Murks Visser in het dienstjaar 1946) ook nog bekend te hebben gestaan onder Ged. Molenwijk 2b-II. Dan komt de bovenwoning Ged. Molenwijk 2c van G. Bosma met op de begane grond de garage van Jager & Wierda onder Ged. Molenwijk 2d en de rechterbovenwoning Ged. Molenwijk 2e, bewoond door motorbootondernemer Wessel Wierda. Deze gegevens zijn te vinden in de adresboeken van 1936 en 1938, aangevuld met informatie uit krantenberichten !
Of er voor de noordelijker gelegen gebouwen aan de Gedempte Molenwijk (sinds 1935) ook nog nummers 2 met een letteraanduiding in gebruik zijn geweest is niet duidelijk. Wij hebben daarover nog niets kunnen vinden.
Een speciaal gevoel brengt Achterom- (of eigenlijk Molenwijk-)bewoner en klompenhandelaar H.G. Bouwhuis onder woorden in de allereerste advertentie na de ingrijpende transitie van de stinkende en door huisvuil verontreinigde open riool ‘Blauwe Donau’ naar de Gedempte Molenwijk. Nadat in de raad op 13 mei 1931 is voorgesteld een aantal panden onbewoonbaar te verklaren, waaronder het Achterom nr. 41 van Bouwhuis - heeft deze kennelijk zijn zegeningen geteld en besloten te investeren in vernieuwbouw. Hij vraagt, krijgt toestemming en laat op kad. A-2071 door timmerman S. Harkes uit het
Roodedorp (60) een nieuw woon-en winkelhuis bouwen bij vergunning nr. 1935-43. Op 5 juli 1935 - wanneer hij deze advertentie - na vanaf februari zelf wegens verbouwing in de ‘rommel’ te hebben gezeten - laat plaatsen, weet hij vermoedelijk nog niet eens welk huisnummer hem is toegekend, maar hij is zakenman voldoende om de volgende wervende tekst in de Hepkemakrant te laten afdrukken: “”OPENING ! Zaterdagmiddag 2 uur opening van onze nieuw verbouwde winkel in Klompen, Kruideniers en Borstelwaren. Wij ontvingen ‘n schitterende collectie Klompen van prima kwaliteit en pasvorm. Goed en niet duur blijft onze stelregel. Iedere kooper boven één gulden (uitgezonderd suiker) ontvangt Zaterdag 1 ons Thee of een half pond Koffie gratis. (Zie etalage). Beleefd aanbevelend, H.G. Bouwhuis. Ged. Molenwijk - Heerenveen. “” Nieuwe winkel aan nieuwe straat schept nieuwe kansen ! zou het motto hebben kunnen zijn. Het adres is geworden Ged. Molenwijk 41 ! Bij brief van 14 november 1966 laat de gemeente Heerenveen, in casu de Gemeentesecretarie Heerenveen, afdeling I aan belanghebbende geadresseerden weten, dat Burgemeester en Wethouders hebben besloten om de huisnummering aan een gedeelte van de Gedempte Molenwijk te Heerenveen te herzien. De nummering zoals die op dat ogenblik geldt, is erg onoverzichtelijk en verwarrend. De wijziging van de vernummering gaat in met ingang van 1 januari 1967.
Het lijstje dat volgt: vermeldt eerst het bedoelde ‘pand’, dan het ‘oude nummer’ en tenslotte het ‘nieuwe nummer’.
...Woonhuis v.h. S. Postuma Ged. Molenwijk -- Ged. Molenwijk 2
...Werkplaats en magazijn; Ged. Molenwijk 4
...Hendrik Kooistra Ged. Molenwijk 2e Ged. Molenwijk 6
...Garages Ged. Molenwijk 2d Ged. Molenwijk 8
...Gerrit Roelinga Ged. Molenwijk 2c Ged. Molenwijk 10
...Werkplaats Hoogeveen Ged. Molenwijk 2b-II Ged. Molenwijk 12
...Kantoor Laagland Ged. Molenwijk -- Ged. Molenwijk 14
...Pakhuis Laagland Ged. Molenwijk 2b-I Ged. Molenwijk 16
...Pieter de Vries Ged. Molenwijk 2b Ged. Molenwijk 18
...Gerard Veenstra Ged. Molenwijk 2a Ged. Molenwijk 20
...Vroeger Vellenbloterij Ged. Molenwijk -- Ged. Molenwijk 22
...Mijntje Keuning Ged. Molenwijk 2 Ged. Molenwijk 24
...Stalling Postuma Molenstraat 9 Ged. Molenwijk 26
...Pakhuis Ged. Molenwijk 4 Ged. Molenwijk 28
...Pakhuis Ged. Molenwijk 6 Ged. Molenwijk 30
...Pakhuis Ged. Molenwijk 8 Ged. Molenwijk 32
...Pakhuis Ged. Molenwijk 10 Ged. Molenwijk 34
...Johannes Eekhof Ged. Molenwijk 12 Ged. Molenwijk 36
...wed.W.Hofman-van den Berg Ged. Molenwijk 28 Ged. Molenwijk 38
Na deze aanloop sluiten we weer aan bij de gebeurtenissen in het midden van de jaren zeventig van de vorige eeuw. De Heerenvener ziet het karakter van de Propstrabuurt veranderen. De fa. Jager en Wierda - tot dan praktisch alleenheerser - is bezig een nieuwe koers uit te zetten. Het ‘Automobielbedrijf’ wordt getransformeerd tot een ‘Exploitatie Maatschappij’. De dienstverlening van het taxibedrijf is dan al enige tijd in handen van de firma J.H. Oenema, die na de overname van taxibedrijf Van der Vlugt de vestiging op Gedempte Molenwijk 8 gaat invullen.
Concreet wordt door Jager & Wierda B.V. voor het eerst op 7 januari 1975 de volgende advertentie geplaatst in de Leeuwarder Courant: Deze advertentietekst spreekt duidelijke taal: twee zakenpanden midden in het centrum van Heerenveen te huur met een totaaloppervlak van 1300 m2 en een geschiktheid voor een grootwinkelbedrijf, een toonzaal of een cash & carry, e.d.
Nog tijdens datzelfde jaar ziet de exploitatiemaatschappij kans de toonzaalfunctie van de grond te tillen. Haar netwerk heeft tot dusverre steeds gelegen in de automobielenbranche en het is dus niet verbazingwekkend, dat uit die wereld aansluitende initiatieven komen. Zo vindt op 12 september 1975 de opening plaats van het nieuwe ‘Occasioncentrum’ met een Autoshow op vrijdag en zaterdag 13 september. Automobielbedrijf “Het Centrum” te Heerenveen probeert 50 eerste klas auto’s, afkomstig van door de bank in beslag genomen exemplaren, met een aantrekkelijke financiële regeling en onder garantie (3 maanden of 10.000 km) te slijten. Als adres wordt genoemd Ged. Molenwijk 4 en het telefoonnummer 05130-23147 en bij geen gehoor 050-566100. Het eerste telefoonnummer heeft lang toebehoord aan de fa. Jager & Wierda en de vraag is: zijn zij toch nog betrokken bij deze ‘gelegenheidshandel’ ? Het alternatieve telefoonnummer blijkt te zijn gekoppeld aan de ‘Caravanhandel Het Centrum’, welke zich bezig houdt met de in-en verkoop van nieuwe en tweede hands Sta-en Tourcaravans op het adres Vierverlaten 293 in Hoogkerk en dan meteen over het spoor rechts. (Advertentie in het Nieuwsblad van het Noorden van 6 februari 1975) Vanaf circa mei 1971 wordt deze ‘Caravanhandel Het Centrum’ regelmatig adverterend aangetroffen in verschillende landelijke dagbladen, zowel in het westen van het land (De Telegraaf) als in het noorden (Nieuwsblad van het Noorden, b.v. 16-09-1972 voor een vestiging aan de Groningerweg 90 in Peizermade). Op 28 december 1974 is dat veranderd en is het adres in Hoogkerk-Vierverlaten actueel.
Tussen al het geweld van de automobielbedrijven met hun garages en taxidiensten krijgt in de sfeer van de ideële stichtingen de Gedempte Molenwijk ook enige betekenis. Naar voorbeeld van het in Arnhem genomen initiatief wordt in september 1975 door de heer Ede Oosterhof uit Heerenveen en voorzitter van de afdeling Friesland van het Israël Comité Nederland ook in Heerenveen een Israëlshop in Heerenveen geïntroduceerd. Het wordt de tweede in Nederland. Burgemeester Henk Hellinga verricht op vrijdag 21 november 1975 de opening op een niet genoemde locatie met het aansteken van de zevenarmige menorah. Drie maanden later bericht de Leeuwarder Courant van 19 februari 1976, dat “De Israël-shop gaat verhuizen met ingang van zaterdag 21 februari a.s. naar Ged. Molenwijk 12a, Heerenveen (plm. 60 meter vanaf Nieuwe Weme).” Tijdens het ‘open huis’ is er een expositie van Israëlische schilderijen in een zaaltje achter de shop. Dat nummer Ged. Molenwijk 12a is - naar wij menen - onderdeel geweest van dat grote pakhuis van aannemer Jippe Hoogeveen, practisch recht tegenover de Bakkerssteeg. Was het niet op de 1e verdieping ??? Uit de krant blijkt, dat het winkeltje op 19 januari 1978 in ieder geval nog bestaat. Verder is er niet zo veel over bekend geworden. Wanneer is het opgeheven ??
Trouwens, het adres Gedempte Molenwijk 12 biedt gedurende een aantal jaren mogelijkheden voor meerdere soorten bedrijven, bureau’s of praktijken. We noemen U een aantal - zonder volledig te willen zijn: op 4 maart 1972 zit er Dam’s Adviesbureau, Accountant en Belastingconsulent, die samenwerkt met D. Schaaf uit Sneek. Ook op 20 januari 1973 staat nog een advertentie op Dam’s naam op dit adres. De eerste advertentie van Automobielbedrijf D.H. Slier stamt van 11 februari 1972. Hij organiseert van hieruit ook de weekenddienst en in september en november 1972 noemt hij zich Focwa’s Schadebedrijf Slier, steeds wijzend op Ged. Molenwijk 12. Ook wordt zijn vertegenwoordiger K. Koers genoemd. Verder vestigen zich hier - volgens een aankondiging in de Leeuwarder Courant van 20 november 1973 - Mr. H.D.M. Brandsma en A.C. Zillinger Molenaar, advocaten en procureurs, op Gedempte Molenwijk 12. Zelfs eind december 1973 wordt hun clientèle nog een Gelukkig Nieuwjaar gewenst. Ook in 1974 is Ged. Molenwijk hun referentieadres, maar op 3 januari 1975 ziet mr. Zillinger Molenaar kans alleen de Postbus als referentie te geven. Mr. Brandsma volgt dat voorbeeld tenslotte per 3 maart 1975. Later in oktober 1976 vinden we mr. Zillinger Molenaar op de Oude
Koemarkt 10. Eind maart 1977 zijn ze beide weer te spotten op dat adres.
Schoenmaker L. Bandstra adverteert zelden, maar op 31 december 1973 en 1974 blijkt hij met zijn reparatie-inrichting toch is gevestigd op Ged. Molenwijk 12. Daarvoor heeft er vanaf 10 mei 1967 de Centrale Schoenmakerij van T. Sterenborg en M. de Leeuw er een vestiging gehad. Zij hebben dat bedrijf overgenomen van J. Brongersma op de Dracht.
Maar eerst een flash-back naar 1935. De demping van de dwarsgracht van de Molenwijk richting van Dekemalaan geeft naast verbetering ook problemen. Aan de bekende beelden van het oorspronkelijke pand op de noord-oostelijke hoek van Krugersdorp (zie bijgaande foto), welke een flink aantal jaren geleden uit een exemplaar van ‘Fen Fryske Groun’ (van 5 mei 1933) is geknipt, is een anekdotisch herinnering gekoppeld.
Daarvoor citeren we Piebe Krediet, die in een “Ingezonden” van 9 september 1932 “Hoe een oud-Heerenvener zijn vroegere woonplaats terug vond”. Piebe Gerrits Krediet (Heerenveen 26 aug 1855) vertrekt 8 juni 1885 naar Leeuwarden en vestigt zich daar als steendrukker. Hij overlijdt daar op 1 juli 1936. Citaat 1932: “”Als men bij de firma Popma het steegje doorloopt naar de Molenwijk, dan ziet men aan de overkant een gebouw dat prijkt met een bordje "onbewoonbaar verklaarde woning". Dat gebouw, dat vroeger nooit een woning geweest is, behoorde bij de looierij en was later onze steendrukkerij. Het had aan de achterzijde uitzicht op tuin en bosch van den heer Tuijmelaar. Indertijd heb ik daar een tekeningetje van gemaakt en een jaar of tien geleden heb ik naar die schets een schilderstukje gemaakt
(‘Wintervermaak te Heerenveen’, geplaatst in het Leeuwarder Nieuwsblad van 23 november 1929. Wd). Dat geeft den toestand aan, hoe het er daar uitzag bij winter als wij op 'de Gracht' schaatsreden." De journalist Douwe Miedema vult dit nog aan, wanneer hij een keer een Lapekoerartikel in de L.C. van 22 januari 1971 schrijft over de ‘historische ganzenbrief’ van Piebe Krediet. Miedema schrijft, dat tegenover het nauwe Bakkerssteegje een brede plank over de Molenwijk heeft gelegen om in de steendrukkerij aan de overkant van de wijk te komen. Dat pand heeft nog lang voor een deel bestaan en is in gebruik geweest bij de heer J. Hoogeveen.
Na deze ‘smeuïge’ details enkele ‘droge’ feiten afkomstig uit de kadastrale registratie en de daarmee verwante bouwvergunningen. Jippe Hoogeveen is immers pas in het dienstjaar 1946 eigenaar geworden van het door de familie Visser verkochte perceel A-2439, groot 2.20 are. Bij bouwvergunning nr. 174 in 1949 voert hij een ‘Plan verbouwing werkplaats timmerbedrijf van J.Tj. Hoogeveen’ uit. De bestaande loods wil hij afbreken en vervolgens een nieuwe afdeling er bijbouwen, met als resultaat een uitbreiding van zijn werkplaats. Gedempte Molenwijk 12 staat in het dossier als adres en als bouwsom wordt genoemd fl.2780,-. Zijn aanvraag dateert van juni 1949, maar de PPD (Provinciale Planologische Dienst) brengt pas 19 augustus advies uit.
In het kadastrale dienstjaar 1962 besluiten de Laagland’s hun kadastrale nummer A-2497 voor een gedeelte (2.22 are) te verkopen aan Jippe Hoogeveen. Die splitsing levert voor Hoogeveen het nieuwe kadastrale nummer A-4183 op, welke is terug te vinden op de al eens eerder genoemde Verwervingskaart of Saneringsplan uit 1968. Dit deel krijgt het adres Gedempte Molenwijk 14 en nodigt Hoogeveen kennelijk uit opnieuw een bouwvergunning aan te vragen. Dat wordt het dossier uit 1968, nr. 19, waar kadastraal A-4183 en A-2439 beide bij betrokken zijn. Resultaat uiteraard een nieuw kadastraal nummer en wel A-4479 met als omschrijving ‘huis en erf’ en een grootte van 1.99 are.
Die brede deuren zijn het kenmerk van de grote loods, die er achter schuil gaat. In de nadagen van Jippe Hoogeveen’s timmerman-aannemerschap blijkt het geschikt voor de activiteiten van Dirk Slier, maar ook voor een ‘out-let’-markt van de firma Kooistra. In het rechtse mogen we de Israëlshop en de kantoorfaciliteiten denken. Eén van de latere huurders is geweest van J. Bandstra, met zijn kantoor van zijn Administratie-Belastingadviesbureau.
Nu we ook de beschikking hebben over de aanzichttekeningen uit 1955 van de laatste grote verbouwing van de N.V. Jager en Wierda (dossier 1957-30) van Bosma’s Architectenbureau Drachten-Heerenveen maken we even een stapje terug in de tijd. In combinatie met Aerocarta-luchtfoto-nr. 49976 uit 1958 (zie ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’) wordt het beeld vanuit de zuidwestelijke aanvliegroute tevens veel completer.
Met enig scan-, kopieer-en plakgeknutsel ziet U links twee delen van de reeds eerder verbouwde zuidelijke uitbreiding van de oorspronkelijke oostelijke voorgevel van de Hepkema-drukkerij (behorend tot het latere kadastraal perceel A-4732, overgaand in het daarvan noordelijke latere kadastrale perceel A-4733 met die kenmerkende halfronde lichtscheppingen op het lange dak. Zichtbaar zijn ook - van links naar rechts - de contouren van de garage van S. Postuma, de drie ramen van de werkplaats van S. Postuma en de deur en die kleine raampjes van de rijwielbergplaats en de bergplaats van S.Postuma. Daar bovenuit nog juist een stukje gevel met dak van de werkplaats van de firma Jager & Wierda.
De meest ingrijpende verandering met in eerste instantie een enorme potentie vindt plaats door de verkoop van A-4733 en A-4732, respectievelijk met het adres Gedempte Molenwijk 4a en 4b door Home Center b.v. aan het Van der Sandeplein te Wolvega. Hoewel de precieze overdrachtsdatum ons niet bekend is, zal dat vrij kort voor 11 januari 1977 zijn geweest. Dat is namelijk de datum, dat door de nieuwe eigenaar een aanvraag wordt ingediend voor het transformeren van het garagebedrijf in een meubeltoonzaal en verkoopruimte. In het dossier nr. 24 uit 1977 staan nog twee aanknopingspunten voor een schatting van een aankoopdatum. De eerste is een aanvraag voor sloop, d.d. 10 december 1976 én een toestemming door de Provinciale Friesche Schoonheidscommissie van 21 december 1976. Het doel is samen te vatten in de begrippen: veranderen, vernieuwen en vergroten. Met die opdracht gaat het bouwtechnisch ontwerp-en konstruktieburo J. Assen te Emmen aan de slag. De 2000 m3 zal rusten op een betonstiepen vloer en weerbestendig worden gemaakt met een mastiek dakbedekking. De sloop van het gebouw (A-4733, laatstelijk autogarage) zal door J. de Vries uit Tjalleberd worden opgeknapt.
Er zit vaart in de voorbereiding, want op 28 januari 1977 wordt de vergunning uitgereikt. Weliswaar met een lijst van 8 specifieke voorwaarden. Het dossier bevat overigens 7 tekeningen met bouwtechnische zaken op A-2 formaat.
Stelt U zich voor dat u uit de Munnikssteeg komt en dat aan de overkant naar zowel links als rechts minstens 20 meter nieuwe gevelwanden zullen verrijzen met een compleet veranderde aanblik.
De werkelijkheid evenwel ziet er toch even anders uit. Wat blijkt namelijk uit verschillende advertenties in de Leeuwarder Courant. Makelaarskantoor R. Scheper & Zoon (W. Scheper) te Heerenveen zet op 4 oktober 1975 te huur: “Ged. Molenwijk 4” met ± 900 m2 bedrijfsruimte in het centrum. Daar wordt op gereageerd door de heer Monsma. Die verkoopt geen meubeltjes, maar is de man van ‘Montextapijt’ en vitrages. Met een eerste advertentie in de Leeuwarder Courant van 3 maart 1976. Op 7 juli 1976 volgt nog een personeelsadvertentie voor zijn bedrijf en vervolgens vinden we vrij snel daarna ‘Montextapijt’ terug in een zakenpand in de Tuinen 25-27 te Leeuwarden.
Vervolgens trekt er weer een autobedrijf in de opstallen van Gedempte Molenwijk 4. Per 11 mei 1977 is “Kooistra en v.d. Mei BV” namelijk de nieuw ‘Official Honda-dealer’ in Heerenveen en zij worden gefaciliteerd door - volgens de kadastrale registratie - eigenaar Homecenter Feenstra B.V., gevestigd te Wolvega, Van der Sandeplein 2, met op z’n minst een garage en erf, kad. nr. A-4732 en op z’n best ook nog garage en erf onder kad.nr. A-4733. Het laatste perceel krijgt in het dienstjaar 1978 de nieuwe bestemming ‘winkel en showroom’. Het gehele jaar 1977 en 1978 is de besloten vennootschap Kooistra en van der Mei zeer actief met de verkoop van allerlei autotypen volgens de advertentiekolommen van de Leeuwarder Courant. Hun laatste advertentie treffen we aan in de L.C.van 8 februari 1979. Terwijl we hiermee bezig zijn, rijst steeds de vraag: ‘Is deze Van der Mei dezelfde die eerder op de Oude Molenweg samen met Jansma trachtte de Heerenvener in de Mercedes Benz te laten rijden ? Hun samenwerking stopte zo rond februari 1976 met een laatste advertentie, waarin Van der Mei nog als partner wordt vermeld in de bedrijfsnaam. Ook vragen we ons af wie de partner Kooistra is, die samen met Van der Mei zich in het gebruik van de garage en het Honda-dealerschap op de Gedempte Molenwijk 4 storten. Is dat Hendrik Kooistra de eerdere bewoner van de Gedempte Molenwijk no. 2e, later no. 6 ?
Misschien kunnen we via de kadastrale route iets dichterbij de eigendomssituaties komen. Homecenter Feenstra B.V. neemt in het dienstjaar 1978 een zgn. ‘verbouw’ voor haar rekening voor het kadastrale perceel A-4733 van 5.93 are. Dat wordt dan verantwoord als ‘winkel en showroom’. Practisch onmiddellijk in het dienstjaar 1979 gevolgd door verkoop aan Scapino b.v. te Assen (legger 6555.1). Deze b.v. wil er in het dienstjaar 1982, na verwerving van 0.59 are, dus vergroot tot 6.52 met het nieuwe kadastrale nummer A-6507 via verkoop ook al weer vanaf. Wie die nieuwe koper is hebben we niet kunnen vaststellen.
Verder verkoopt Homecenter Feenstra B.V. in 1982 niet alleen die 0.59 are aan Scapino B.V. (voortgekomen uit A-4732), maar tegelijk ook twee percelen aan Hendrik Jan van der Mei, directeur, Compagnonsstraat 109 te Gorredijk, resp. een winkel en erf, groot 3.60 are met kad.no. A-6505 én een bedrijfspand, groot 7.55 are met kad. no. A-6506. Beide worden op het adres Gedempte Molenwijk 4 gesitueerd. Zal deze H.J. van der Mei, in zijn jongere jaren een geduchte grasbaanracer, de man zijn geweest van de eerdere combinatie autohandelaren op Gedempte Molenwijk 4 : ‘Kooistra en Van der Mei’?
De hieronder staande situatieschets begeleidt bouwdossier 1977, nr. 24 van het bouwtechnisch ontwerpburo J. Assen te Emmen voor het plan van Homecenter Feenstra B.V. te Wolvega.
Hieronder de bestaande voorgevel van kadastraal A-4732 (zie situatieschets).
Gevolgd door de gewijzigde voorgevel aan de Gedempte Molenwijk van kadastraal A-4732.De industriële kenmerken van de Hepkemadrukkerij en het gekartelde werkplaatsendak van de Jager en Wierda toevoeging behoren volledig tot het verleden.
Hieronder het bestaande voorgeveldeel van kadastraal A-4733 (tot de werkplaats van Postuma).
En ... tenslotte (hieronder) de gewijzigde voorgevel in de nieuwe situatie van kadastraal A-4733.
Opnieuw een onverwachte flash-back door een intrigerende mededeling in de Friese Koerier van 27 juli 1962. Een advertentie met de boodschap ‘Wegens vakantie gesloten is vanaf 28 juli tot en met 4 augustus: ‘GARAGE WEILAND’, Gedempte Molenwijk, Heerenveen”. Nog boeiender wordt het als het onvolprezen zoekprogramma ‘Delpher’ in de Friese Koerier een bericht vindt, dat de heer C. Weiland (eigenlijk Cornelis Jan Weiland), garagehouder aan de Gedempte Molenwijk een vergunning heeft aangevraagd voor een drastische verbouwing van zijn bedrijf. Hij wil een gedeelte van de ruimte bestemmen tot sporthal voor de Sportschool van judoleraar Jan Ebert, die daarmee een veel betere accommodatie kan krijgen.
De carrière van Jan Ebert start in zijn geboorteplaats Heerenveen als hij op 1 september 1958 als ‘Sportschool Ebert’ zich vestigt én opleidingen aanbiedt van dames en heren in judo en jiujitsu en tevens onderwijs in jeugd-judo. In de Kerkstraat vindt hij in het St. Vincentiuslokaal een voorlopige bestemming voor zijn lessen.
Dracht 100 - de tabakszaak van zijn ouders - blijft lange tijd het aanmeldingspunt voor het lidmaatschap. De regelmatig terugkerende wedstrijdbijeenkomsten worden meestal afgewerkt in de Blauwe Zaal van de Schouwburg, een enkele keer ook bij Tjaarda in Oranjewoud. Of het St. Vincentiuslokaal steeds als trainingsfaciliteit is gebruikt wordt verondersteld, maar zekerheid daarover hebben we niet kunnen vinden. De verrassende plannen van garagehouder Weiland komen in juli 1962 als een donderslag bij heldere hemel. Zo’n plan roept wel vragen op, zoals:
Waar is garage Weiland precies gevestigd op de Gedempte Molenwijk? Heeft hij toestemming voor dit plan gekregen ?
Die eerste vraag kan volledig worden beantwoord door de exploitant van de naaimachinehandel en stoffenzaak “De Duif”. De achterkant van zijn zaak ligt recht tegenover de brede garagedeur van Weiland aan de andere zijde van de Gedempte Molenwijk. De gedurige drukte met auto’s - die voornamelijk in de showroom een plaatsje hebben gevonden - maakten het tot een boeiend schouwspel. Eerst blijkt Weiland een dealerschap te voeren van DKW en vrij korte tijd daarna bepaalt de Audi de verkoopadvertenties. De tweede vraag blijft vooralsnog alleen te beantwoorden door de direct betrokkenen. Die ‘Ebert-dojo’ - waarvoor geen bouwvergunning is afgegeven - moet dan (illegaal) zijn tot stand gekomen zijn in de periode 1962 tot garage Weiland op 23 oktober 1965 (Friese Koerier) een nieuwe locatie blijkt te hebben gevonden op de Heerenwal 176. Volgens het adresboek 1966 wordt dat adres bewoond door T. van der Schaaf, automonteur. Is deze automonteur dus de representant van de heer J. C. Weiland ? Tijd om de woningkaart te raadplegen derhalve. Daaruit komt naar voren, dat het adres al een aantal jaren een garagebestemming heeft. De vorige bewoners blijken namelijk van 1957 tot 1962 Rinze van der Schuit en van 1962 tot 1965 Rinze A. van der Schuit. Daarvoor heeft Dirk H. Slier er als servicebedrijf gebruik van gemaakt. Die namen mogen we ook ook graag associëren met ‘automobielen’. Tjibbe Schaaf betrekt de bijbehorende woning per 26 augustus 1965 en maakt 31 januari 1968 als bewoner plaats voor Cornelis J. Weiland. Die heeft eerder gewoond in de Binkesstraat (’61-’68) en nog daarvoor in de Leliestraat van 1953 tot 1961.
De Friese Koerier van 21 mei 1971 laat voor het eerst bij de garage-weekenddiensten weten, dat garage Weiland voortaan op ‘t Meer 161 zijn diensten aanbiedt. Later zit op Heerenwal jarenlang de CAF met haar winkel van agrarische en doe-het-zelf artikelen en daarna de steenhouwerij Franssen b.v.
Sprekend over Jan Ebert zijn we via de Leeuwarder Courant er achter gekomen, dat hij naast zijn judo-aktiviteiten zich ook bezig heeft gehouden met de verkoop van sportkleding. Op 18 november 1971 doet hij dat volgens een advertentie op de Gedempte Molenwijk 4. Maar ... dan is er al lang geen sprake meer van garage-bezigheden van Kees Weiland op dat adres.
Veronderstelling: Gezien de kadastrale aanduiding “dienstjaar 1961 vereeniging” heeft de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda de samenvoeging van 3297.19 tot en met 3297.23 vast laten leggen in leggerregel 3297.24. Met A-4137 voor een ‘garage en erf’ met een grootte van 11.67 are bereiken ze een fors pand. Daarvan zal de garagist C. Weiland (Kees Weiland) best een flinke portie hebben kunnen huren, omdat daaraan tevens de huisnummers 4 én 6 worden gekoppeld per 1 januari 1967.
Wanneer Stoffenzaak Keizer in april 1966 wegens verbouwing de zaak heeft verplaatst van de Dracht naar de Gedempte Molenwijk zit de ingang recht tegenover de Opel-garage (Jager & Wierda is dan nog steeds dé Opel-dealer van Heerenveen!). De lok-advertentie van 18 april 1966 noemt de noodwinkel van Keizer in het pakhuis met de ronde hoek “Bij Keizer in de blokhut” en verbindt daaraan enige verbouwingsreclame: Ballerina-nylons !
Ontwaakt uit onze flashback naar de jaren zestig en weer bij bewustzijn om ons te kunnen richten op de nieuwe ontwikkelingen, welke de jaren tachtig voor ons in petto hebben, stuiten we eerst op het bouwdossiernummer 364 van het jaar 1979-1980. Van een redelijk inzichtelijke situatie lijken we te belanden in een horrorscenario.
Het begint met een aanvraag voor een bouwvergunning, welk als datum van ontvangst bij de gemeente is ingeschreven op 28 juni 1979 en waarop Burgemeester en Wethouders van Heerenveen een besluit moeten nemen. Het betreffende formulier is door de aanvrager G. Peereboom in zijn kwaliteit van eigenaar gedateerd op 26 juni 1979. Op dat ogenblik woont hij te Oldeholtpade. Hij vraagt een vergunning voor het gedeeltelijk vernieuwen en veranderen (verbouwing) van het ‘vervoersbedrijf’ op de kadastrale percelen Heerenveen A-3462, A-2069 en A-3098deels. Het is plaatselijk bekend als Ged. Molenwijk 8-10. In een bijliggend stuk blijkt juist dat pand het voormalige pand van vervoersbedrijf Taxi Oenema te zijn.
Commentaar: De kadastrale aanduidingen A-3462, A-2069 en A-3098deels blijken in het aanvraagformulier kadastraal gezien ronduit misleidend. A-3462 blijkt in het dienstjaar 1944 te zijn verkocht in twee gedeelten aan de heren Broersma en Brouwer. Het betreffende perceel wordt door de ‘verkoop’ gesplitst en zij krijgen daarvoor ieder een eigen, nieuw kadastraal nummer resp. A-3570 en A-3571. Hetzelfde gebeurt in hetzelfde dienstjaar met A-2069, welke ook wordt verdeeld over A-3570 en A-3571. Vervolgens worden in het dienstjaar 1952 de nummers A-3570 en A-3571 samengevoegd tot A-3840 als bezit van de N.V. Jager en Wierda. Een stukje van A-3098 wordt daar onder de nuancering ‘deels’ aan toegevoegd. Uiteindelijk ontstaat dan in dienstjaar 1973 het kadastrale nummer: A-4732. Dit nummer had moeten worden genoemd in het bouwdossier nr. 364 van het jaar 1979.
Het ontwerp valt onder de verantwoordelijkheid van - en ook de uitvoering van het bouwwerk - Bouwadvies-en architectenburo A. Veneboer BV aan de Nieuwstraat 28 te Heerenveen. De aannemingssom is begroot op fl.400.000,-.
Het is vervolgens gebruikelijk, dat de aanvraag met de tekeningen worden voorgelegd aan de Provinciale Friese Schoonheidscommissie. Zij worden op de hoogte gesteld bij een schrijven van 10 juli 1979 en sturen op 22 augustus 1979 hun oordeel. Zij adviseren de gemeente uit een oogpunt van schoonheid de vergunning te weigeren en zij verwijzen naar een bijgaand schrijven, waarin ze een volledig herzien plan eisen en dan met name voor een beter gestructureerde luifelvorm met ondersteuning langs de straatzijde. Bovendien wil de commissie ook inzicht in de materiaal-en kleurgegevens, die in het voorgestelde plan volledig ontbreken. Zij sturen een ‘suggestieschets voor de‘winkelgalerij’ mee, maar dan niet met hoekige-platte luifelvormen, maar met gebogen luifelvormen. Op deze schets van de Schoonheidscommissie staat als datum 20-8-79.
Het blijkt, dat deze suggestie het niet heeft gehaald, want architect Veneboer handhaaft zijn hoekige luifelvormen. Deze vinden evenwel geen genade van het gemeentelijk bouwtoezicht. Een aantekening van een gemeentelijke ambtenaar van 10 september 1979 stelt dat ‘luifels met arkaden akk.(oord) zijn, mits boven eigen terrein’. In de aanvankelijk tekening staken de luifels 2.70 meter naar voren uit, terwijl de gemeente niet verder wil gaan dan 2.20 meter. In de gewijzigde tekening is aan die eis voldaan.
Op 27 september 1979 stuurt de Directeur Gemeentewerken van Heerenveen aan de Prov. Friese Schoonheidscommissie nog een aantal gegevens, o.a. naast de opgegeven bouwsom de aard van het gebouw (winkels), materiaal trasraam en opgaande muren (metselwerk en glas) en schilderwerk (nader overleg), plus een aantal tekeningen.
De architect de heer A. Veneboer heeft kennelijk de adviezen ter harte genomen, want een tweede reactie van de Prov. Friese Schoonheidscommissie, d.d. 23 oktober 1979, valt een stuk positiever uit. De commissie heeft met waardering kennis genomen van de herziening van het plan, maar heeft nog een kritische aantekening over de ‘beluifeling van het centrale hoge gebouw’.
Op 30 oktober stuurt de heer L. Kasje namens architectenbureau Veneboer B.V. nog een set nieuwe tekeningen nrs. S-2 aan gemeentelijk vertegenwoordiger Popma over die verbouwing.
Dan volgt op 6 november 1979 het advies van bouwtoezicht, welke positief luidt en B. en W. van Heerenveen stuurt G. Peereboom “Bouwvergunning nummer 364-79” naar Oldeholtpade. Hij mag beginnen met het “verbouwen van een garage-vervoersbedrijf tot winkelpanden" op de eerder genoemde percelen. B. en W. tekenen de vergunning op 9 november 1979.
Bijna vanzelfsprekend wordt in een tweede bijlage melding gemaakt van een aantal voorwaarden, zoals: per winkel(eenheid) moet een aansluiting worden gemaakt op het gemeenteriool, waarvoor een rioleringsplan ter goedkeuring moet worden voorgelegd aan het bouwtoezicht; onder de meterkast nabij de hoofdtoegangsdeur moeten voorziening worden gemaakt voor de invoer van leidingen en kabels; de horizontale brievengleuf van 32 x 265 mm wordt geëist op 1.10 meter hoogte. Verder verwacht de gemeente bericht te krijgen van begin en voltooiing van de werkzaamheden en nog een aantal technische aanwijzingen ter controle: brandwerendheid; droogpoederbrandblusser; c.v. ruimte-regels; meterkastbepalingen.
Maar .... dit muisje heeft nog een staartje, want er doemen enkele complicerende omstandigheden op. Bij oppervlakkige bestudering noemen wij het alvast een ... hoofdpijndossier ! Dat blijkt wanneer B. en W. op 20 februari 1980 een schrijven richt aan de Directie van Woonrijck B.V., per adres Veneboer B.V. Niet de verbouw op zich van (voorheen) garage Oenema aan de Gedempte Molenwijk, maar met name de beluifeling boven en in de gemeentegrond vereisen een nadere overeenkomst. De gemeente staat erop, dat het de vorm krijgt van ‘recht van opstal’ omdat zij eigenaar is van de grond, waarboven en waarin de kolommen van de luifels worden geplaatst. Er is op korte termijn een verzoek nodig van Peereboom om dat te kunnen regelen, omdat de werkzaamheden al zijn begonnen. Alle participanten en belanghebbenden in dit proces ontvangen een afschrift van dit schrijven, zoals de Dienst Bouw-en Woningtoezicht én Weg en Waterbouw; Directeur Woonrijck BV, Oldeholtpade; Mr. Joh. de Jager, Leeuwarden; Afdeling II, K.R. Poststraat 10, Heerenveen.
De heer Peereboom reageert prompt per brief van de 21e februari 1980. Hij laat daarin weten gaarne bereid te zijn tot het aannemen van een recht van opstal ‘betreffende de bouwwerken die gebouwd zullen worden op het perceel dat eigendom van de gemeente blijkt te zijn’. Hij is zich ervan bewust dat de opstalverlening een zaak is van de gemeente als eigenares van de bedoelde grond aan de Gedempte Molenwijk. En ... hij sluit alvast een concept-opstalrecht in. Hij vindt het van belang, dat het opstalrecht geregeld is voordat die bouwwerken worden uitgevoerd. Graag wil hij meewerken aan een spoedige notariële procedure. Niet alleen wordt dit schrijven gericht aan het college, maar ook aan zijn advocaat mr. Johs. de Jager te Leeuwarden. Op 22 februari staat het stempel van een ingekomen stuk bij de gemeente op dit schrijven.
Uit een reactie op het schrijven van Peereboom van de 21e februari 1980 wordt in de eerste zin gerefereerd aan de aangehaalde brief, maar tevens “in aansluiting op het gesprek dat u en een medewerker van het architectenbureau Veneboer b.v. hebben gehad met de heer Ytsma van de afdeling bouw-en woningtoezicht van de dienst gemeentewerken”.
Vervolgens zijn er in het bouwdossier in de periode van 21 februari tot 13 maart 1980 geen stukken aangetroffen over wisseling van informatie of het oplossen van strijdige standpunten. Uit een advies van de directeur van gemeentewerken van 2 april 1980 aan B. en W. over het bouwplan van Peereboom wordt voorgesteld de heer Peereboom te informeren over de maximale maat van de luifel. Daarbij moet worden aangegeven hoe dat moet worden geregeld. Bovendien dient te worden medegedeeld de te betalen reconstructiekosten.
Vermeld wordt tevens, dat de architect is ingelicht over de onmogelijkheden. Bovendien is telefonisch de heer Jager geïnformeerd en is het hem uitgelegd. Er wordt geconstateerd dat de architect het plan niet heeft aangepast en aan de advocaat is duidelijk gemaakt dat het eigendomsrecht volledig los staat van de bouwvergunning. Mr. Joh. de Jager is dat volstrekt oneens met de gemeente en bij schrijven van 11 maart laat hij dat ook onomwonden weten. Wanneer de bouw moet worden stilgelegd, omdat er een nieuwe vergunning noodzakelijk is, dan moet de gemeente de daaruit voortvloeiende schade volledig compenseren. De Jager schat dat die schade inmiddels wel fl.100.000,- zal gaan bedragen. Hij eist dat Peereboom door mag gaan op basis van de verstrekte vergunning, daarvan schriftelijk ook expliciet bericht krijgt en de kosten van vervanging voor een nieuwe vergunning en de reeds ontstane schade volledig terug krijgt. Anders is een gang naar de burgerrechter niet meer te vermijden.
In de nota van de directeur van gemeentewerken van 2 april staat dat de reactie van de advocaat op 20 maart ook is besproken met Peereboom. Hem is duidelijk gemaakt, dat die reactie overtrokken is en beslist onjuist. De oplossing ligt in een regeling voor het ‘recht van opstal’, zoals hem al eerder is meegedeeld .
Het college van B. en W. laat nu per 28 april 1980 weten ‘onder voorwaarden’ bereid te zijn een ‘recht van opstal’ te verlenen ten behoeve van die luifels. Het aanbrengen daarvan heeft tot gevolg dat ter breedte van het perceel Ged. Molenwijk 8 een reconstructie moet plaatsvinden van het dwarsprofiel van de weg. Daar ter plaatse moet er dan in de lengterichting worden geparkeerd, terwijl nu dwarsparkeren mogelijk is. De kosten van die reconstructie zijn begroot op fl.4000,- en komen derhalve volledig voor rekening van de heer Peereboom. In verband hiermee kunnen de luifels, die op bouwtekeningen voor de vergunning van 9 november 1979 zijn aangegeven, alleen worden uitgevoerd als ze niet meer dan 2.20 meter van de voorgevel uitsteken. Daarvoor moeten dus drie gewijzigde situatietekeningen aan de dienst gemeentewerken worden overgelegd. Intrekking van de bouwvergunning is dus niet nodig. Er kan worden volstaan met een wijzigingsverzoek op de bouwvergunning. De vraag aan de heer Peereboom is nu dus: gaat u accoord met het gevraagde recht van opstal onder de voorwaarden van het concept-besluit ? En ... bent u bereid de werkelijke kosten van de reconstructie à fl.4000,- te voldoen vóór 15 mei 1980 ? Dan is een schriftelijke akkoordverklaring van één exemplaar van de toegestuurde brief toereikend.
Hoewel in het bouwdossier het concept-besluit - mede op basis van het advies van de directeur van gemeentewerken van 2 april 1980 - is opgenomen, besparen we u verder daarvan de details onder de letters a tot en met k.
Evenwel ... er is nog een twistpunt ! Ambtenaar D.H(endriksma ?) belt 10 april 1980 met de heer Huitema van architect Veneboer en meldt hem, dat de nieuwe tekening ook gewijzigd is op het aantal te realiseren winkels. Er is nu sprake van 5 winkels terwijl er op de oude vergunning slechts sprake is geweest van 4 stuks. Een dag later komt er een reactie van de heer Huitema, dat niet alleen het aantal winkels is
gewijzigd, maar ook dat er een centraal gestookte centrale verwarming voor alle winkels is gepland. Die veranderingen staan op de tekeningen B-1 en B-2 van 27 februari 1980. Op de inhoud daarvan is niets meer schriftelijks te vinden, met uitzondering van het commentaar daarop van een gemeente-ambtenaar op een ‘memo-blaadje’ in het dossier met de tekst: “Tekeningen vervallen 9-5-80. (Paraaf onleesbaar)”
Hierboven staat het aanzicht van de voorgevel van het schetsontwerp van de ‘verbouw pand a/d Molenwijk’ door het Bouwadvies-en Architectenburo A. Veneboer B.V. , bladno. B-1, na dat er vanaf 12-10-’79 tot en met 28-4-’80 negen keer wijzigingen zijn aangebracht. Aan de linkerkant ziet U eerst een stukje van het pakhuis van J. Hoogeveen (nr. 12) en vervolgens de schoenhandel-reparatieinrichting van L. Bandstra (oudjaar 1973 ook nr. 12). Deze beide panden vallen buiten dit bouwplan en zijn al eerder tot stand gekomen. (1968 !) Daarna komen eerst ‘winkel 1’ (op een aparte schets staat als huurder ‘t Haagje) en ‘winkel 5’ (wordt de Babyshop), die in de eerste schetsen samen ‘winkel 1’ hebben gevormd. Vervolgens ‘winkel 2’, ‘winkel 3’ en ‘winkel 4’. De nummers staan ter plaatse van de entree. De deuren van de trappenhuizen aan weerskanten van de entree van winkel 4 zitten in de loodlijn van de twee verdiepingsramen. De woningkaart waarop cafetaria ‘t Haagje (later snackbar genoemd) is genummerd als Ged. Molenwijk 10a. De ‘Babyshop’ wordt gesitueerd op Ged. Molenwijk 8a volgens de woningkaart.
Rond oktober 1980 moet de bouw voor het grootste gedeelte achter de rug zijn geweest, maar een oplettende gemeenteman van bouw-en woningtoezicht ‘G.’ laat in het dossier nog een ‘aantekening’ achter. Zijn vraag: “Zijn de aansluitingen gemaakt of niet ?” wordt door hemzelf beantwoord met “Volgens mij zijn hier nooit tekeningen omtrent de riolering ingeleverd. G.”
Hoe zich de volgende twee berichten verhouden tot het gehele proces van het bouwplan van ‘t Woonrijck en haar directeur G. Peereboom zal vermoedelijk mede-oorzaak zijn van onze opvattingen over ‘hoofdpijndossiers’. Op 17 oktober 1980 maakt de griffier van de arrondisementsrechtbank te Leeuwarden bekend, dat door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid MEUBELINDUSTRIE ’t WOONRIJCK B.V. gevestigd te Heerenveen, Zilverweg 3, een verzoekschrift is ingediend tot het bekomen van surséance van betaling en dat bij de op 10 oktober 1980 gegeven beschikking door de rechtbank de surséance van betaling voorlopig is verleend met benoeming van Mr. W. Voorthuijsen, advocaat en procureur te Leeuwarden, Willemskade 12a tot bewindvoerder, teneinde met de schuldenares het beheer over de zaken te voeren. Tevens is bepaald dat de schuldeisers en de schuldenares op het verzoekschrift zullen worden gehoord in het paleis van justitie te Leeuwarden op donderdag 12 februari 1981 te 12.00 uur. Bij gemeld verzoekschrift is geen ontwerp van accoord gevoegd.
Op dezelfde dag 17 oktober 1980 wordt eenzelfde bericht met als lijdend voorwerp genoemd ‘de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PEEREBOOM MEUBELEN B.V. gevestigd te Heerenveen, Heideburen 47. Voor deze b.v. is de beschikking eveneens afgegeven op 10 oktober 1980 en dezelfde advocaat Mr. W. Voorthuijsen is aangewezen als bewindvoerder. Op 12 februari 1981 om 12.20 uur zullen deze b.v. en haar schuldeisers worden gehoord.
De Leeuwarder Courant van 18 oktober 1980 laat haar juridisch geschoolde journalist een artikel met de titel “Kredietproblemen bij twee BV’s" in Heerenveen” publiceren. De moeilijkheden komen in een periode van algemene malaise in de meubelhandel in ons land. Ondanks een vraag naar personeel zijn er kredietproblemen, die voor 95 procent buiten de directe verkoopsfeer liggen, volgens directeur-eigenaar Geuvert Peereboom. Met het afstoten van een groot verkooppunt elders zullen de financieringsproblemen ongetwijfeld met succes worden aangepakt.
De B.V.’s krijgen daarvoor de tijd tot 10 april 1982, lezen we in een bericht in de Leeuwarder Courant van 4 juni 1982, en in datzelfde bericht is op 13 mei 1982 opnieuw een beschikking afgekondigd voor Peereboom Meubelen B.V. voor opnieuw een voorlopige surseance van betaling. Daarvoor is door de B.V. een ontwerpakkoord gedeponeerd, die op 3 augustus 1982 met de schuldeisers zal worden besproken. Uit de Leeuwarder Courant van 17 juli 1982 wordt duidelijk dat de deurwaarder der rijksbelastingen dat overleg voor de Meubelindustrie ‘t Woonrijck B.V niet wil afwachten, want op 20 juli 1982 volgt een ‘Verkoop bij Executie’ op de Zilverweg 3 te Heerenveen. Gezien de beschrijving komt de complete inventaris van het kantoor, de werkplaats en het magazijn onder de hamer. Betaling à contant zonder opgeld, a.u.b.! Einde ‘t Woonrijck ?
Welnee ! Volg via <www.delpher.nl > de ontwikkelingen.
WIE WORDEN NOU DE TOEKOMSTIGE GEBRUIKERS ?
Inmiddels is de zoektocht naar gebruikers losgebroken. Dat moeten we constateren uit een tekening met als datum 29 september 1980 van Ing. M.G. Boon, welke in het dossier voor een aangevraagde bouwvergunning door GROWI-film b.v. i.o. (in oprichting) - met postadres Oude Postweg 24a, 8446 LL Rottum - aanwezig is. Deze b.v. presenteert zich als huurder van ‘t Woonrijck B.V. De huidige bestemming ‘winkel’ - op de tekening nr. 3 - moet worden vervangen door ‘bioscoop’ en is ook in deze aanvraag een ongenummerd pand aan de Molenwijk, kadastraal Heerenveen A-3462, 2069 en 3098dls. (zie eerder gemeld ‘commentaar’)
SNACKBAR ‘T HAAGJE IN WINKEL 1
Snackbar ‘t Haagje is al enige tijd gevestigd in Heerenveen en blijkt volgens de Leeuwarder Courant van 31 december 1981 te zijn gevestigd als ‘Snelbuffet ‘t Haagje’ aan de J. Mankeslaan 84 te Heerenveen, wanneer ze hun clientèle, vrienden en bekenden een voorspoedig 1982 wensen. Met behulp van het telefoonnummer 05130-22227 proberen we er achter te komen wie de exploitant van dit snelbuffet is. In de rubriek ‘Te huur aangeboden’ vinden we niet de naam maar wel zijn motief om “wegens dubbele zaken te huur” aan te bieden “snackbar zonder woning.” Wanneer je bereid bent tot zaken te komen moet je wel de “inventaris en goodwill verplicht’ overnemen. In de advertentie van 27 november 1981 is de advertentie uitgebreid met de mededeling, dat je “zonder enig eigen geld onnodig te reflecteren” ook een voorwaarde is. Ook in verschillende advertenties wordt iets duidelijk over de ‘dubbele zaken’ van de adverteerder. Er is sprake van zaken in de sfeer van boten voor de watersport en zelfs van prijzige automobielen.
Door een plotselinge ingeving krijgen we de gedachte, dat een horeca-gelegenheid waar drank wordt geserveerd dient te beschikken over een drankwetvergunning. Daarvan weten we, dat het gemeentearchief in haar inventaris over de periode 1934 tot 1985 een behoorlijk aantal dossiers heeft bewaard. Bij de aanvraag van een aantal van deze dossiers krijgen we van de archiefbeheerder als extra informatie de verheugende mededeling, dat dit dossiers zijn die eigenlijk ‘vernietigbaar’ (in archieftermen) zijn, maar dat ze bij de inventarisatie daaraan zijn ontsnapt. Hoera, want voor ons sneppers zit daar prachtige informatie in. Veelal details, maar wel interessante details. Zo lezen we dat Gedempte Molenwijk 10a een ‘cafébedrijf’ is met een ‘broodjeshuis’ met een oppervlak van 50 m2 en en een ‘plate-servicebar’ van 50 m2. De beide met naam genoemde exploitanten, inclusief burgerlijke staat (ongehuwd), geboorteplaats en -jaar, zijn beide ondernemer, bedrijfsleider en beheerder. De heer Wijngaard is bovendien specialist in de bediening. In deze vergunningsaanvraag wordt 9 maart 1981 als vestigingsdatum genoemd; de inschrijving voor de Kamer van Koophandel volgt op 1 mei 1981 en officiële opening van het bedrijf volgt op 1 mei 1981. Als het administratiekantoor van Tjitte van Dalen op 7 september een verlies-en winstrekening en een balans voor de ondernemers presenteert blijkt, dat - gezien ze vanaf nul zijn gestart - al een behoorlijke winst hebben geboekt. Temeer dat zij ook te maken kregen met de brand, welke op 13 juli 1981 het naast hen bestaande Turkse restaurant in de as heeft gelegd. Het betekent het einde van dat bedrijf en is aanleiding voor de heren Wijngaard en Grooteman om die ruimten te annexeren aan hun zaak. Zij dienen een nieuwe aanvraag in op basis van 62 m2 voor de broodjeszaak (links) en 132 m2 voor het cafébedrijf (rechts). De plafondhoogte van 2.57 meter blijkt drie centimeter te laag, maar de gemeente geeft een ontheffingsbesluit van de verplichte hoogte. De ambities van de ondernemers gaan nog verder als ‘Café Het Anker’ op de Oude Koemarkt 5 - het laatst geëxploiteerd door Mw.. Jongetjes-van Maanen - ter overname komt. De heer Wijngaard wil zich daar volledig aan wijden, terwijl de heer Grooteman op de Gedempte Molenwijk blijft runnen. Een financieringsvoorstel voor fl.15.000,- door de Amrobank stuit wel op enige problemen. Opnieuw wordt de bemiddeling van het administratiebureau van Dalen ingeschakeld om helderheid te geven over de bedrijfsactiviteit tot 10 december 1981. Hij schrijft dat ondanks het gebrek aan bedrijfsactiviteit van 13 juli tot 5 november door brandschade wegens derden het uitzicht op lonende exploitatie mogelijk is. Er wordt hen een nieuwe vergunning verstrekt.
Dan vinden we in de Leeuwarder Courant van 20 april 1983 een bekendmaking van de griffier van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden en rijst er het vermoeden, dat de zaken er minder florissant voor staan. De “Vof Eet-en Drinkhuis ‘t Haagje, Gedempte Molenwijk 10a, Heerenveen” met als vennoot no. 1. Frits Willem Wijngaard, Regenboog 32, en vennoot 2. Jacobus Gerardus Grootman, Lepelaarstraat 63, beide te Heerenveen, heeft een verzoekschrift ingediend tot het bekomen van surséance van betaling. Dat uitstel is verleend bij beschikking van 7 april 1983. Mr. W.A. Veenstra, advocaat en procureur te Joure wordt benoemd tot bewindvoerder en hij mag samen met de beide vennoten het beheer over de zaken voeren. Op 30 juni 1983 worden de heren om het middaguur verwacht voor overleg met hun schuldeisers in het Paleis van Justitie te Leeuwarden. Daarvoor is van te voren niet een ‘ontwerp van accoord’ ingediend.
Op 3 mei 1983 wordt ook weer in de Leeuwarder Courant meegedeeld, dat de voorlopige surseance van betaling is ingetrokken. Rechter-commissaris mr. F.J. Streppel zal verder moeten oordelen, terwijl mr. W.A. Voortman in de volledige rol van curator is aangesteld. Geen regeling dus !
Bij vonnis d.d. 28 april 1985 is opgeheven het faillissement van “Eet en Drinkhuis ‘t Haagje, Gedempte Molenwijk 10a, Heerenveen en de vennoten F.W. Wijngaard en J.G. Grooteman te Heerenveen”.
Periode 1983-1989 is nog verre van duidelijk voor wat betreft de zaken, die daarin hebben gezeten. Mogelijk is een kandidaat het café Pomerans, die ook gevestigd is geweest aan de Gedempte Molenwijk. Bij het verkrijgen van een drankvergunning op basis van de Horecawet zijn in ieder geval twee aanvragen die te maken hebben met de adressen Gedempte Molenwijk 10 en 10a. Op nr. 10 staat als gebruiker Café De Kroeg, maar de periode staat er niet bij vermeld. Datzelfde is ook het geval met Grillroom Shoarma Shalom op de Ged. Molenwijk 10a, 8442 BG Heerenveen.
Een waardiger en langduriger opvolger is geweest de shoarma-grillroom “SHALOM”, welke zich rond 1998 in het pand van de eerdere snackhal aan de Gedempte Molenwijk 10a naast de schoenmakerij van Bandstra heeft gevestigd. Deze maakt volgens een bericht in de Leeuwarder Courant van 19 januari 2013 kans op een pand aan het Breedpad.
BABYSHOP BAMBI IN WINKEL 2
Welgeteld ‘één’ advertentie van Babyshop Bambi aan de Gedempte Molenwijk te Heerenveen hebben we kunnen traceren in de Leeuwarder Courant van 24 december 1986. Die unieke gebeurtenis willen we U niet onthouden. De woningkaart situeert deze ‘enige’ winkel in zijn soort op de Gedempte Molenwijk 8a, en de huisnummerconcordans bevestigt dat. De advertentie wijkt daarvan af door het te situeren aan de Gedempte Molenwijk 8 ! Op de overzichtstekening hebben we al vastgesteld dat het dan gaat om winkel nr. 2.
Dankzij een artikel van Maria Delgrosso met de titel ‘Stadsproblemen’ in centrum Heerenveen, in de Leeuwarder Courant van 27 mei 1993, weten we iets meer over de Babyshop Bambi van eigenaar Theo van Schie. De shop staat dan al tien jaar aan de Gedempte Molenwijk en dat betekent dat het daar is gestart in het begin van 1983. Dit artikel onthult ons meteen ook de problemen die kort daarvoor zijn ontstaan door de reconstructie van de straat door de hoge gemetselde middenscheiding in de straat, welke het langzaam en het snelverkeer zou moeten reguleren. Twijfelachtige horeca, uitgaanscentra en gokhallen zouden ook de handel danig hebben gedrukt. Het is spijtig, dat we geen opheffingsbericht in de krant hebben kunnen vinden. Mogelijk dat de ‘Babyshop’ slechts een voorloper is geweest van de eveneens in 1996 in Heerenveen geopende ‘Geboortewinkel’.
Eerlijkheidshalve moeten we constateren, dat op de kleurenfoto uit augustus 1989 de situatie van de panden in dat jaar niet meer dezelfde zijn als in 1983.
MOVIE SKOOP IN WINKEL 3
In een nota aan B. en W. door Gemeentewerken wordt vermeld, dat in het pand Taxi Oenema heeft gezeten met als adres Ged. Molenwijk 8. De heer F. Witteveen te Tjalleberd (en partner van J.F. de Groot) van de GROWI-film b.v. krijgt bericht dat de toestemming voor de bioscoop (waarvoor toestemming van de brandweer nodig is) moet worden gevolgd door een bouwvergunning. Deze aanpassing eist een bouwsom van fl.30.000,- en voor c.v. en airconditioning fl.3.000,-. Bouwbedrijf Sloothaak zal in dat geval de bouwmeester zijn. De vergunning is op 14 oktober 1980 verleend ! Tevens wordt er ook een vergunning afgegeven op basis van de Drank-en Horecawet voor de periode 1981-1982. In het dossier 20-8 worden natuurlijk Anne Andries de Groot (1955) en Franke Witteveen (1953) als ‘ondernemers’ opgevoerd, terwijl als bedrijfsleider met een diploma algemene handelskennis Albertha Christine Witteveen-Peenstra met naast zich Jan Waterlander met een diploma vakbekwaamheid voor het cafébedrijf. Jan Waterlander is sinds 1976, dus ook nog op dat ogenblik caféhouder van Café ‘t Centrum aan het Breedpad 9. De ondernemers krijgen van het gemeentehuis te horen, dat de Horecawet deze constructie niet toestaat en laat weten, dat de aanvraag moet worden ingetrokken of afgewezen. Dit speelt zich af in februari 1981. Veertien dagen later wordt een nieuwe vergunning aangevraagd op basis van het in mei 1978 behaalde Vakbekwaamheidsdiploma Cafébedrijf van Emmeloorder Theo Bruning (1949). Hij wordt nu de tweede beheerder-werknemer bij Growifilm ofwel de Movie Skoop.
Het GROWI-film initiatief wordt verder in de kranten gelanceerd als ‘Filmtheater Movie Skoop’. Geen ingewikkelde en lekker makend nietszeggende reclame vooraf, maar recht voor z’n raap in de Leeuwarder Courant van 6 maart 1981. Drie spraakmakende films worden aangekondigd: 1. Messer im Kopf, van Reinhard Hauff; 2. The night of the living death, een ode aan de griezelcultus in de V.S.; 3. G.I. Blues, met Elvis Presley. De heren Witteveen en de Groot houden op de middag van 5 maart 1981 een ‘open huis’ aan de Gedempte Molenwijk 8a in de ruimte van winkel 3. (zie illustratie). Vervolgens worden de aankondigingen uiteraard steeds vermeld in de vaste rubriek in de krant met als titel: ‘Waarheen morgen in Friesland. Films.’ Plotseling evenwel wordt dit afgebroken. De laatste keer wordt ‘Battle for the island’ geannonceerd in de Leeuwarder van 9 juli 1981. Een brand in de bioscoop van kort daarna in juli 1981, die zowel de apparatuur als het pand een prooi van de vlammen doet worden, werpen de initiatiefnemers - gelukkig - slechts tijdelijk terug. Later komen ze weer terug in een ander pand aan de Gedempte Molenwijk op het adres 4b. Edoch ... de horecavergunning voor dat nieuwe pand spreekt over het adres Ged. Molenwijk 4a (sic). Die derde aanvraag - dus na brand - is gedateerd op 13 november 1981. (Zie verder Movie Skoop 2.0). Na de herbouw komt er op het adres 8a (eerder als 8 aangegeven) de amusementshal FLASH.
BAR-DANCING-DISCO-VIDEOTHEEK ‘ACAPULCO’ IN WINKEL 4
Bouwdossier 1979-164 (met alle beschreven plannen van Geuvert Peereboom en architect A. Veneboer) en bouwdossier 1980-381 (met de specifieke eisen voor de Movie Skoop van de heren de Groot en Witteveen in een van de winkels van de winkelwand door Veeneboer) zijn nauwelijks uitgevoerd of er dient zich een minstens even spraakmakende en aanvullend bouwdossier aan van een potentiële huurder van eigenaar Peereboom. Deze keer is het bouwdossier 1982, no. 51, waarvoor de aanvraag wordt gedaan door Mazzeltov BV, Gedempte Molenwijk 6, 8442 BG Heerenveen.
Merkwaardig en bijzonder is niet alleen de naam van de huurder Mazzeltov B.V. maar ook dat de aanvraag voor een horeca-drankvergunning is gedateerd op 14 december 1981. Die aanvraag blinkt uit door andere bijzonderheden. In dat stuk spreekt de reeds benoemde bedrijfsleider-beheerder met middenstandsdiploma Freerk Offeringa (1952), dan nog wonend op de Lycklemaweg 13 in Wolvega, van Mazzeltof B.V. Tussentijds wordt de beoogde gemachtigde bedrijfsleider Offeringa er door de gemeente aan herinnerd, dat de Kamer van Koophandel nog steeds geen inschrijving in het handelsregister heeft kunnen doen. Er is nog geen aanvraag ingediend. De bouwaanvraag beoogt het pand Gedempte Molenwijk 6 gedeeltelijk te veranderen om de toekomstige bestemming ‘Bar-Dancing-Disco-Videotheek’ te kunnen realiseren. Daarvoor hebben zij op 19 februari 1982 een aanvraag ingediend. Ook hier dreigt de ‘hoofdpijn’ een flinke kans te krijgen. Waarom ? Wel ... de allereerste advertentie die in de Leeuwarder Courant de opening aankondigt van ‘Acapulco bar-dancing-disco-videotheek’ in het pand Ged. Molenwijk 6 staat in haar uitgave van 22 januari 1982! Mogen we nu al concluderen, dat de vermaaksindustrie een nieuwe dimensie van planning in Heerenveen heeft geïntroduceerd en de BV Mazzeltov daarin een leidende rol heeft gespeeld ? Tenzij ... we een vergunningsaanvraag hebben gemist en dan valt te denken aan een niet ter inzage te krijgen exemplaar uit de gemeentelijke bouwtoezichtadministratie. Het zou dan gaan om vergunningsaanvraag 1981-19, welk gaat over het kadastrale perceel A-4734 (deels) en dan specifiek het pand: Ged. Molenwijk 6 !
Immers ... ook het dossier 1982-51 richt zich op A-4734 (deels) en het pand Ged. Molenwijk 6.
Uit dit dossier lezen we overigens wel, dat het bestaande gebouw een dak heeft van houtwolcement met mastiek, een systeemplafond en een betonnen vloer op de begane grond. Aanvullend vernemen we uit het Horecadossier 23-5, dat het hele pand 312 m2 oppervlakte benut voor de bar-dancing-discotheek aktiviteiten. De grootste verrassing is te constateren uit het horeca-dossier, dat als eigenares wordt vermeld van Mazzeltov B.V., mevrouw G. Peereboom-Mulder uit Oldeholtpa. Uit het bouwdossier lezen we dan weer, dat de gemachtigde bedrijfsleider van Mazzeltov BV de bovenwoning Gedempte Molenwijk 6a als adres voor de bedrijfsleider Fr. Offeringa heeft bestemd. Nogmaals worden we door het Horecadossier verrast, wanneer we een uitnodiging aantreffen voor 28 januari 1982 van de opening van de Dancing-Disco-Videotheek ACAPULCO met als gastheren G. Peereboom en Fr. Offeringa.
Voor de daadwerkelijke verbouwing is bouwondernemer Busstra BV te Luinjeberd aangetrokken. Het gaat om een aannemingssom van fl.9500,-. Daarvoor wordt de vergunning afgegeven per 14 april 1982. Dus in feite achteraf !!!
Het pand wordt volgehangen met electronika, beeldschermen, projectieschermen, stroboscopen, spiegelbollen, lichtgordijnen, verfprojectoren, geluidsboxen en als klap op de ‘betonnen vloer’ een ‘roestvrij stalen dansvloer’. Wanneer je dan nog niet in trance bent geraakt, zijn er altijd nog de bar-faciliteiten. De programmering is gericht op de avonden van donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag. Bekende namen in de Heerenveense dance-wereld zijn b.v. LoBo, Bert Bakema, Babe, Cees van Zijtveld, Bert Meijer, Bridge, Liberty en G. Veenstra. Er is ook tegenslag, als moet worden besloten dat op 16 september Acapulco moet worden gesloten door ‘ziekte’ van de beheerder. Dat blijkt volgens het drankwetdossier net even genuanceerder te liggen, want daarin wordt de bevestiging van een ontslagbrief voor de heer Fr. Offeringa aangetroffen. Hij is aan de kant geschoven per 31 augustus 1982 ‘wegens slechte resultaten’. Dat bericht is ‘Get. Mazzeltov B.V., G. Peereboom-Hulzebos’, de dato 2 oktober 1982.
In de periode daarna zal men naarstig bezig zijn geweest voor vervanging van het beheer en de bedrijfsleiding. De sluiting van Acapulco wegens reorganisatie en vernieuwing - volgens de Leeuwarder Courant van 7 april 1983 - blijkt evenwel tevens het einde van deze bar-dancing-video-discotheek met haar oogstrelend vormgegeven krantenkoppen. De opvolger staat al klaar, en Mazzeltov B.V. gaat door.
BAR-DANCING-DISCO BACCHUS opvolger van ACAPULCO
Voor de sluiting van ACAPULCO herinnert de gemeente op 18 februari 1983 de directie van Mazzeltov B.V. eraan, dat er een nieuwe drankwetvergunning dient te worden aangevraagd. Inmiddels zijn er ook al onderhandelingen gaande voor de vervanging van de bedrijfsleidersfunctie. Dat leidt er toe, dat om en bij 19 mei 1983 een aanvraagformulier voor een drankwetvergunning wordt aangevraagd voor de heren Johannes Marinus de Vaan (Nijmegen 1957), horecagekwalificeerd, en Johannes Cornelis Hakvoort (Elst 1958), die zijn papieren niet kan overleggen. De heren krijgen beide de kwalificatie bedrijfsleider en het blijkt dat zij de Dancing Discotheek BACCHUS zullen gaan beheren.
Ruim twee maanden na 7 april 1983 wordt het Heerenveense discodancingpubliek volledig gecompenseerd voor de sluiting van ACAPULCO met de nieuwe gebruiker - de door brand op de Oude Koemarkt dakloos geraakte - ‘Bar-Dancing-Discotheek BACCHUS’. De Leeuwarder Courant van 17 juni 1983 annonceert het populaire duo ‘Maywood’ - de zusjes De Vries uit Uitwellingerga - als breekijzer. Er doen zich nog wel weer enkele strubbelingen voor, zoals een bericht van 18 juli 1983 Daarin bevestigt J.M de Vaan dat hij geen bedrijfsleider is, maar uitsluitend optreedt als vergunninghouder voor de Amusementshal op de Gedempte Molenwijk 8. Op maandag 5 september 1983 openen een viertal personen namelijk de Amusementshal FLASH Heerenveen. Dat zijn Raf Terwindt, Jan de Vaan, Han Lampe en Henk Akkerman, bedrijfsleider.
Uit de aanvragen voor de drankwetvergunningen uit het dossier van Mazzeltov b.v. moeten we wel de conclusie trekken, dat zowel Bar Bacchus op nr. 6 als de Amusementshal FLASH op nr. 8 opereren onder de paraplu van Mazzeltov b.v. (dossier 23-5). De aanvraag voor een dergelijke vergunning voor een ‘nachtlokaal’ - openingstijden 24.00 uur tot 5.00 uur - op de Gedempte Molenwijk 8a door J.C. Hakvoort en de nieuwe bedrijfsleider Evert Wiersinga wordt vermoedelijk op 26 januari 1984 aan Mazzeltov b.v. geweigerd op grond van de vigerende gemeentelijke regelgeving. Dit initiatief is afkomstig uit de koker van de heer Hakvoort, die daarvoor het “diploma vakbekwaamheid voor het cafébedrijf” van Evert Wiersinga nodig heeft gehad om er een legale basis aan te geven. Zelf heeft hij nog steeds niet de moeite gedaan een kopie van zijn bekwaamheidsdiploma aan te vragen bij de S.V.H. (Stichting Vakonderwijs Horecabedrijven). Ten aanzien van Wiersinga blijkt dat deze al jaren (sinds 30 maart 1981) de ‘vakman’ is voor de exploitatievergunning van Discotheek de Muis, Nieuwstraat 17. Ook hier ligt de regelgeving dwars.
Mazzeltov b.v. is daar kennelijk ook niet zo erg gelukkig mee, wanneer ze op 24 april 1984 aan de gemeente laat weten, dat de rol van de heer de Vaan als bedrijfsleider voorbij is. Tegelijk stelt Mazzeltov b.v., dat de heer Hakvoort zijn S.V.H.-papieren heeft aangevraagd. De heer De Vaan blijkt later een uitstapje te hebben gemaakt naar de plaats Nieuw-Bergen in de provincie Limburg, waar zijn Horeca-bekwaamheid blijkbaar noodzakelijker is geweest. Niettemin hebben we onze ogen even uit moeten wrijven, wanneer we op 17 december 1984 opnieuw een vergunningsaanvraag onder ogen krijgen van het duo Hakvoort en De Vaan (die inmiddels geen bedrijfsleider meer is in Nieuw-Bergen). Op 19 december 1984 is de aarzeling van de Kamer van Koophandel als sneeuw voor de zon verdwenen en verlenen ze een nieuwe drankwetvergunning, temeer daar een kopie van het diploma van J.C.N. Hakvoort overtuigend aangeeft dat hij al op 21 mei 1981 de bekwaamheids-eisen van S.V.H. met goed gevolg heeft afgelegd.
Op het moment dat Bar-dancing-discotheek Bacchus als opvolger van ACAPULCO door de BV Mazzeltov wordt overgenomen heeft ze al een aantal jaren aan klantenbinding kunnen doen in Heerenveen. Een eerste krantenvermelding vinden we in de Leeuwarder Courant op 1 februari 1975 als “Na een korte vakantie Bar Bacchus weer geopend” is. “Heerenveen, J. Mulder”.
Als op 3 maart 1978 de Leeuwarder Courant “Grote schade bij brand in centrum van Heerenveen” kopt, blijkt dat niet alleen te gaan om de twee woningen op de Koemarkt boven cafetaria de Jong. Het snelbuffet-en het automatiekbedrijf loopt veel rook-en waterschade op. Voor het jeugdige uitgaanspubliek is het verloren gaan van bar Bacchus niet minder dan een weekend-ramp in de nacht van donderdag op vrijdag. Het is dan natuurlijk wel mogelijk om uit te wijken naar bar-dancing ‘De Gildehoff’ aan de Vleesmarkt of je heil te zoeken in ‘Het Pakhuis’ aan de Fok, maar ......nou ja ! Hoe lang ‘bar-dancing-discotheek Bacchus’ zonder accommodatie is geweest ? Daarover hoef je niet de krant te raadplegen, want dat staat er niet in. Wel weten we dat ze later een uitstekende vervanging hebben gevonden aan de Gedempte Molenwijk in het pand met nummer ‘6b’. Als we de gegevens van de woningkaart als uitgangspunt nemen, welke voor Gedempte Molenwijk 6b de zuidelijke bovenwoning en 6a de noordelijke bovenwoning van het ‘drie verdiepingen hoge garagegebouw’ aanmerkt, dan zou het nummer 6 correcter kunnen zijn. Dat is namelijk ook de locatie van ACAPULCO geweest !
Bovendien hebben we te maken met de officiële woningkaarten, waarop de bewoners voorkomen van de twee bovenwoningen Ged. Molenwijk 6a en Ged. Molenwijk 6b. Voor de noordelijke bovenwoning 6a is er na de verbouwactiviteiten per 18 februari 1981 plaats voor de uit Haskerland afkomstige Anne Andries de Groot. Twee dagen later trekt bij hem in zijn vriendin/partner Grietje van der Meer, eveneens afkomstig uit Haskerland. Kennelijk is er nog zoveel extra woonruimte beschikbaar, dat per 10 maart 1982 de bedrijfsleider van Acapulco of eigenlijk van de Mazzeltov B.V. de heer Freerk Offeringa op dit zelfde adres kan worden ingeschreven. Over het vertrek van zowel Anne A. de Groot als Grietje van der Meer naar Van Harenspad 28 op 31 maart 1982 kunnen we alleen maar veronderstellen, dat ze het dancinggebeuren op donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag tot in de nachtelijke uurtjes voldoende ‘beu’ zijn geworden om te willen verhuizen. Voor Freerk Offeringa gaat die vlieger natuurlijk niet op, want die zal het op die uurtjes beneden volledig in de hand hebben moeten houden. Mogelijk dat hij als Stellingwerver een hoog tolerantieniveau en incasseringsvermogen aan de dag heeft gelegd. Een opvolger in het pand Ged. Molenwijk 6a is niet bijgeschreven op de woningkaart van deze woning.
Voor wat betreft Gedempte Molenwijk 6b heeft de verbouwing door Mazzeltov B.V. kennelijk geen beletsel opgeleverd voor Nieske M. de Boer, die zich op 24 augustus 1981 uit de gemeente Idaarderadeel op dit adres mag inschrijven. Zij verleent per 28 oktober 1981 aan ‘kamerbewoonster’ Martha L. Kluifstra uit Sneek onderdak. Op 9 februari 1982 verhuist Nieske M. de Boer naar de Koornbeursweg 63-flat 403 en wordt Martha L. Kluifstra hoofdbewoonster van huisno. 6b. Per 29 maart 1982 vestigt Willem Lem, van Weststellingwerf zich hier als niet verwant ‘inwonende’ . Ruim 14 dagen later verhuist Martha Kluifstra ook naar de Koornbeursweg 63-403 en wordt herenigt met Nieske M. de Boer. Het gevolg wordt dat Willem Lem de hoofdbewoner wordt tot hij besluit per 14 februari 1983 naar Weststellingwerf terug te gaan. Vervolgens staat de woning enige tijd leeg, maar op 6 mei 1983 komen uit Nijmegen twee nieuwe gebruikers, te weten: Leonardus M. van Elk en Johannes C.N. Hakvoort. Van Elk keert op 29 augustus 1984 terug naar Nijmegen en op die manier wordt Hakvoort per die datum hoofdbewoner. Hoe lang weten we niet omdat de woningkaart verder geen informatie meer verschaft.
Tot ons fortuin levert een bouwdossier uit 1989 een serie kleurenfoto’s op, waarvan er eentje is die alle ‘harsenskrabberij’ overbodig maakt. Jammer genoeg staat er niets over de fotograaf of de datum van het maken op, terwijl andere bronnen nauwelijks beeldmateriaal ter beschikking hebben. Onze dank en erkentelijkheid gaat derhalve uit naar deze anonieme fotograaf. Chapeau !
Het op internet te vinden ‘kentekenoverzicht’ geeft ons voldoende reden te denken, dat we wat de periode betreft aardig in de buurt zitten. In het jaar 1978 worden de eerste nummers uitgereikt met twee letters - dan twee cijfers - en tenslotte weer twee letters in het kenteken, bv. AA-99-ZZ.
Pas in 1991 zijn de combinaties uitgeput en wordt gestart met b.v. AA-BB-99.
‘Onze’ foto heeft alle drie leesbare kentekenplaten in de serie zitten van 1978 tot 1991.
In 1983 is bar Bacchus dus weer vol in bedrijf op de avonden van donderdag, vrijdag, zaterdag en zondag vanaf 21.00 tot 22.30 uur. In juli en augustus wordt een ‘Happy Hour’ gepresenteerd met consumpties voor halve prijs, vrij entree, leuke muziek, drie bars en een modern verlichte dansvloer. Ook op deze foto kan dus nog steeds Bar-dancing-discotheek Bacchus zijn gasten ontvangen met een Bavaria-biertje op Gedempte Molenwijk 6. Daarnaast heeft ook de FLASH-Amusementshal zijn bestaan weten te continueren op het adres Ged. Molenwijk 8.
MYSTERY-USER IN WINKEL 5
Bij het verzamelen van gegevens voor dit verhaal hebben we in het begin geen enkele aanwijzing kunnen vinden van de winkel met nr. 5. Het enige is geweest de laatste wijziging van de bouwtekening, welke de grote winkel 1 plotseling door midden deelde. Ten behoeve van welke zaak of bedrijf dat is gebeurd blijft heel lang een onopgelost raadsel. Tot we zijn gaan zoeken in de drankwetvergunningen. Bij de beschrijving van ‘t Haagje in de ‘nieuwe’ winkel 1 heeft U kunnen lezen van een ‘Turks restaurant’ in winkel 5, welke door brand is verwoest op 13 juli 1981.
De adressen Ged. Molenwijk 10 en 10a moeten logischer wijze synoniem worden beschouwd met ‘winkel 5’ en ‘winkel 1’ van de compositietekening
POSTUMA, DE EERSTE VANAF BREEDPAD
Inmiddels is er in 1980 ook een aanvraag voor een bouwvergunning bij gemeentewerken in behandeling genomen van de heer S. Postuma te Heerenveen. Dan gaat het volgens de woningkaart en dus ook de concordans van de huisnummering sinds 1 januari 1967 om Gedempte Molenwijk 2 - 4. Het betreft vergunning 1980, nr. 471 en de kadastrale locatie Heerenveen A-1550. Postuma wil de winkelruimte vanaf het Breedpad tot de zuidelijker bestaande werkplaats wijzigen. Het architectenbureau J. Bosma en L.van Houten weten door het verwijderen van een dubbel schotwerk de winkelruimte uit te rekken van een diepte van 5.36 meter naar een diepte van 10.14 meter. Als gevolg daarvan wordt tevens gekozen voor een andere raamindeling aan de naar de Gedempte Molenwijk gerichte zijgevel. De toegang tot de bovenwoning blijft ongewijzigd, maar de extra deur naast de dubbele garagedeur vervalt, net als twee totaal verschillende raamvormen.
MOVIE SKOOP VERSIE 2.0 IN GED. MOLENWIJK 4a.
Bijna aansluitend hierop worden ideeën voor een nieuwe ‘Movie Skoop’ op het kadastrale perceel A-4732 door architect Hendrik van Riezen uit Oranjewoud op de tekentafel omgezet in werkbare bouwtekeningen. Opdrachtgever Growi-film (de Groot en Witteveen) hebben een huurovereenkomst met eigenaar H.J. van der Mei te Gorredijk gesloten om de voormalige garage van het schoonmaakbedrijf ten Hage gedeeltelijk te veranderen voor de toekomstige bestemming van bioscoop. Bouwbedrijf Halman zorgt voor de ombouw van garage naar bioscoop. Volgens de begroting is daar fl.60.000,- mee gemoeid geweest. Bijna standaard leidt de bemoeiing van de Provinciale Schoonheidscommissie tot een streng advies aan de architect tot een aanpassing van het ontwerp ten behoeve van een royaler ogende toegangspartij. (Bouwdossier 1981, nr. 339).
Uiteraard is het de bedoeling, dat de aangevraagde drankvergunning van 13 november 1981 voor de foyerpauzes zijn resultaten zal gaan afwerpen. Daarvoor is de ongelofelijke inzet nodig geweest van mw. A.C. Witteveen-Peenstra, die op 21 mei 1981 de bekwaamheidseis voor het cafébedrijf heeft afgelegd én geslaagd is. Haar functie wordt in de nieuwe situatie derhalve bedrijfsleidster en Horecabekwaam beheerder. Bovendien is ze ook nog dagelijks werkzaam als employé van de AMRO-bank.
Geholpen door een krantenartikel van 12 februari 1982 krijgen we - naast de melding dat Movieskoop weer uit de brand is - ook de informatie, dat de exploitanten kans hebben gezien samen met een aantal liefhebbers van alternatieve films een Heerenveens filmhuis te stichten. De Stichting Fries Filmhuis vaardigen af: hun voorzitter Harmen Eyzinga en secretaris Hein Baart, terwijl Franke Witteveen en Anne de Groot de Movieskoop vertegenwoordigen. De laatste twee verhuren de kleine zaal, geschikt voor 60 personen en het tweetal filmhuisbestuurders streven naar het vertonen van films op vaste avonden. Voor de openingsweek hebben ze op het programma gezet ‘La dolce vita’ door Marcello Mastroianni, met in de vrouwelijke hoofdrol Anita Ekberg uit de begin jaren zestig.
SCHOENENGIGANT SCAPINO B.V.
Door aankoop van het kad. perceel A-4733 (winkel-showroom) in het dienstjaar 1979 (verkoper Homecenter Feenstra B.V) en A-4732 gedeeltelijk in het dienstjaar 1982 (verkoper eveneens Homecenter Feenstra B.V.), krijgt Scapino b.v., gevestigd te Assen, een oppervlakte van 6.52 are winkelverkoopruimte. Ze komen wel als eigenaars, maar niet als bouwers in dit verhaal voor. Scapino is geëvolueerd uit het drentse schoenwinkelbedrijf van Berend Ziengs uit Zweeloo en later Assen, welke het zocht in schoenen van de hogere prijsklasse. In de jaren zeventig is daaruit de Scapino-formule ontstaan, welke in meerdere plaatsen winkels vestigt. In 1980 - als Heerenveen zijn Scapino-winkel krijgt op de Gedempte Molenwijk 4c- adverteert deze winkelketen al met 12 vestigingen in Groningen, Drente, Friesland, Overijssel en Gelderland. Overigens is het assortiment inmiddels ook uitgebreid met sport- en kledingartikelen. In dit verband valt ook al snel de term: discountzaken met een sobere inrichting en lage prijzen. Bij het in de markt zetten van de Heerenveense vestiging wordt opvallend veel aandacht besteed aan de reclame met een paginagrote advertentie in de Leeuwarder Courant. Die eerste advertentie staat er op 21 oktober 1980 in met als kleuren zwart-grijs en met rode accenten. De kop luidt ‘Sportartikelen bij Scapino. STEENGOED” in een gemetseld woordbeeld. De Leeuwarder Courant is op 4 februari 1982 intermediair bij het aantrekken van een bedrijfsleider voor dit Heerenveense filiaal aan de Gedempte Molenwijk pal naast en ten noorden van de Bar-Dancing-Discotheek Acapulco, en later Bar Bacchus. Kadastraal is dat A-4733.
Het jaar 1984 ! Op vrijdag de 8e juni van dat jaar is Bar-Dancing Bacchus volop in bedrijf. De Leeuwarder Courant heeft die dag een advertentie in haar kolommen, waar op het adres Ged. Molenwijk 6a een “z.g.o.h. Ford Capri t. ’79, 6 cil. Spoilers voor en achter. Brede banden, e.d.” wordt aangeboden. De persoon, die dit aanbiedt is niet meer de heer Freerk Offeringa, die op 17 oktober 1983 is verhuisd naar Oudeschoot. Op 7 april 1983 heeft immers Acapulco ‘wegens reorganisatie en vernieuwing’ de deuren gesloten. Hun advertenties zijn niet meer gesignaleerd en de B.V. Mazzeltov lijkt haar geluk te hebben verspeeld. Maar wie is of wie zijn die nieuwe bewoners dan ? Wel, dat zijn de nieuwe aanjagers van het avond-en nachtelijke bar-dancing-discotheek gebeuren van de al eerder genoemde namen De Vaan, Hakvoort en in laatste instantie Wiersinga. De B.V. Mazzeltov lijkt de regie nog wel te hebben en heeft op de een of andere manier dus Bar-Dancing Bacchus aan haar stal toegevoegd.
De laatste brief, welke voor ons als onderzoeker ter inzage ligt in het drankwetdossier, is van 19 december 1984.
Meer is er mogelijk bij de gemeente zeker wel, maar deze zijn nog niet vrijgegeven voor bestudering. De “Inventaris van het Archief van de secretarie van de gemeente Heerenveen” beslaat de periode “(1913) 1934-1985 (1995)” van - in dit geval “Deel 1: secretarie-archief (onderdeel: taak van de gemeente)”. Daaruit hebben we gelukkig royaal mogen en kunnen putten.
Voor een vervolg over de jongere geschiedenis van de Propstrabuurt langs de Gedempte Molenwijk zullen we tijd moeten nemen om de gedigitaliseerde kranten op informatie uit te pluizen en een paar wel beschikbare bouwvergunningen uit het gemeentelijk archief. Ten aanzien van het onderzoek van de gemeentelijke kadastrale bronnen lopen we eveneens tegen de grenzen aan van de mogelijkheden. De fysieke leggers in gebonden delen zijn inmiddels al opgevolgd door gekopieerde vellen die bijeen worden gehouden door flexibele Jalema-clips, welke gebundeld zijn opgeslagen in archiefdozen. Maar U weet, dat inmiddels juist bij het kadaster de gedigitaliseerde opslag hoofdzaak is geworden. Bovendien zijn er veel kosten verbonden aan het verwerven van de door ons gewenste gegevens. Tenslotte hebben we steeds optimaal gebruik kunnen maken van het woningkaartenbestand, welke inmiddels ook een niet-openbare opvolger heeft gevonden in de ruimere mogelijkheden van de computeropslag.
2017, juni 17 - wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Reiko Keizer en anderen
Huisnummering van de Propstrabuurt, Hip-time 140
HIP-TIME MAGAZINE 140
Fotonummer 7106 in het Museum Heerenveen geeft het noordelijke deel weer van de Propstrasingel. De hoog opgaande bomen ontnemen ons het zicht op de achterzijde van het bankgebouw van de Rotterdamsche Bankvereniging N.V.
Deze foto is er één van een tweetal stereoscopische opnamen uit 1920 en vermoedelijk gemaakt door aannemer Jelmer Murks Visser. In 1917 van de vorige eeuw is dat het Breedpad 615 (sinds 1930 is dat Breedpad 17) met als directeur de heer Homme Binksma. Links naast de vier bomen ziet U nog net een gedeelte van het in 1906 gestichte pand, dat kadastraal gerekend wordt tot het eigendom te hebben behoord van mej. Hobbina Daniëla van Heloma. Daar heeft aanvankelijk een schuur gestaan, die ten behoeve van de vaste tuinman wordt omgebouwd tot tuinmanswoning. Hobbina Daniëla van Heloma overlijdt ongehuwd op 73 jarige leeftijd op 29 oktober 1915. En bij verkoop van haar volledige bezit wordt de V.o.f. Jager en Wierda eigenaar van talloze percelen, waaronder deze tuinmanswoning.
Tuinman Geert Hooisma heeft mej. H.D. van Heloma gediend vanaf februari 1907 tot maart 1909. Hij wordt opgevolgd door Willem Hoekstra, die half mei 1909 het werk overneemt en pas de 15e mei 1916 naar Sneek vertrekt. Op 26 juni 1916 wordt door notaris Oppedijk c.s. haar bezit geveild en vervolgens woont er nog een korte periode de bakkersknecht Cornelis Heijdanus (van 1 september tot begin november 1916). Tijdens de bewoning van Hooisma heeft de tuinmanswoning het nummer 543a en per januari 1910 krijgt Hoekstra het huisnummer 614.
De nieuwe eigenaar verhuurt vanaf januari 1917 de woning aan de op 6 januari 1917 vers gehuwde Pieter Schenkius, chauffeur (van Jager en Wierda ?). Hij blijft tot 10 mei 1919 en gaat dan naar Leeuwarden. Veertien dagen later betrekt Jacobus Johannes de Lange, monteur, deze ‘dienstwoning’ met vrouw en zoon. Dochter Mettje wordt er op 18 januari 1921 geboren.
En dan gebeurt er iets vreemds ....... De gemeente heeft opnieuw besloten te hernummeren en het resultaat daarvan ervaren de lezers van het Adresboek 1922 als zéér verrassend en zéér onbegrijpelijk. Dit perceel nu wordt vermeld als ‘Krugersdorp 631’. Ra, ra ?!!! Aan de andere kant ook weer niet zó vreemd, want nr. 630 ligt inderdaad wel in Krugersdorp. Bij de andere bewoonde panden in de Propstrabuurt gebruikt de ‘huisnummeraar’ overigens ook niet het toponiem ‘Propstrasingel’, maar de term ‘Achter Breedpad’ en dan gaat het om de twee panden die eerder het bezit zijn geweest van de ‘Werkmanswinkel’ van de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en Omstreken”. Deze zijn in adresboek 1920 genummerd Achter Breedpad 516 en 517. Deze nummers sluiten aan bij het rijtje vanaf de Spandawbrug tot de Propstrasteeg.
Aan de andere kant van de steeg kijken we langs de zijmuur van Breedpad 15, waarover we U in de aflevering van HIP-Time 137 ruimhartig hebben geïnformeerd.
Tussen beide steeg- (...excuus ‘singel-...) muren door ziet U nog juist een glimp van “Het Posthuis”, want het graanpakhuis met dubbele bovenwoning van meelhandel B.J. Kuiper, die op 14 maart 1923 toestemming heeft gekregen op de voormalige begraafplaats van de Nederlands Hervormde Kerk aan de straat Achter de Kerk (1a) te bouwen, is dan nog niet gebouwd. Wanneer U dit beeld vergelijkt met luchtfoto nr. 7144 van Aerocarta in de uitgave ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’, zult U met ons constateren, dat de in het kadastrale dienstjaar 1915 verbouwde woning (nr. 615) met kantoorgebouw (van Van Gend en Loos), en daarna bankgebouw met de kenmerkende borstwering ook hier al te zien is. (Bouwvergunning 746 van de gemeente Schoterland).
Wie is toch dat schattige kleine meisje op klompjes, die dit klinische beeld een menselijk tintje geeft ?
In het vervolg van dit verhaal willen we proberen de bewoningsgeschiedenis van de andere panden te achterhalen, die in de Propstrabuurt een rol hebben gespeeld. Als een rode draad loopt het toponiem Propstrasingel daar doorheen. Misschien is het mogelijk met behulp van de bevolkingsregisters, de gezins-en woningkaarten, krantenberichten, kadastergegevens, enz. de bewoonde panden aan te wijzen en de bewoners daarvan in de loop van de tijd vast te stellen. Iedereen weet, dat het niet eenvoudig is om de tienjaarlijkse hernummeringen correct te interpreteren.
Laten we beginnen met het toponiem ‘Propstrasingel’, dat stellig ontstaan is uit de ‘volksmond’ eerst eens nader bekijken. Bij de invoering van het kadaster rond 1830 wordt in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel een smalle strook aan de oostkant van de oostelijke wijk om het bezit van het ‘Groote Huys’ tot de dwarsgracht van de Molenwijk aangeduid als ‘reed als weiland’. Rond 1870 gaat het kadaster spreken van ‘voetpad als weiland’. Dat heeft vermoedelijk te maken met het gegeven, dat er een ‘plank’ of een ‘barte’ over de dwarsgracht is gelegd. De Propstrabuurt krijgt daarmee een voetgangersverbinding met het Krugersdorp en het zuidelijker daarvan liggende Roode dorp. In het Krugersdorp met de leerlooierijen van Van der Sluis en Feits is er dan al sinds 1837 een ‘voetpad als wal’. Door de uitgifte van percelen aan ambachtelijke bedrijven verdween geleidelijk het private moestuinbezit. Arbeiders, werklieden, personeel uit het steeds dichter bevolkte Roode en Blauwe dorpsgebied heeft ongetwijfeld behoefte gehad aan de kortste verbinding naar zijn werkplek. In HIP-Time Magazine 137 schreven we over kuiper Jaring Wientjes (Wijntjes): ‘Zijn ochtendroutine zal dus zijn geweest een loopje door de Korflaan - hij woont aan de westkant in het tweede gedeelte van de straat zo’n 140 meter van de Verlengde Molensteeg. Die volgt hij een aantal meters in de richting van de Dracht om via het Krugersdorp en over de ‘barte’ van de dwarsgracht op de Propstrasingel te komen.’ En ... ‘s avonds uiteraard de omgekeerde route, zoals de afbeelding suggereert.
In de opsomming van gebruikte straat-en steegnamen in de 19e eeuw komt het toponiem ‘Propstrasingel’ niet meer dan één keer voor. Uit een bericht van de Leeuwarder Courant van 17 april 1887 citeren we: “Bij dag is ten huize van W. van der Vlucht een karpet ontvreemd, en in de woning van de gepensioneerden militair Van Veen ontstond brand. De eigenaar was niet aanwezig. ........” Pas in het adresboek van 1922 heeft de Propstrasingel zoveel status, dat de toeleverancier van de gegevens van ‘Het bevolkingsregister van Schoterland’ aan de samensteller de Boek-en Handelsdrukkerij van de Firma A. Binnert Overdiep de locatie ‘Achter het Breedpad’ aanreikt. In het adresboek van Heerenveen 1927 biedt dezelfde uitgever en in het ‘Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland (± 1928)’ it Tresoar aan ‘visscher’ Jan de Jong en chauffeur Age Schotanus als adres, resp. Propstrasingel no. 514 en no. 516. Wanneer in 1930 door het bestuur van Schoterland wordt besloten de huisnummering nu standaard te koppelen aan een straat-, steeg-, weg-, laan of singel te koppelen komt ook de Propstrasingel als straatnaam in aanmerking. Het effect daarvan wordt onmiddellijk zichtbaar in de woningkaarten en in 1934 in het Adresboek van dat jaar. Vier nummers zijn dan van bewoonde huizen, t.w. nr. 2, 4, 5 en 7. Na verloop van tijd blijken er uiteindelijk 11 nummers (twee even en negen oneven kaarten) te zijn geregistreerd.
Deze tekening uit de collectie Leo Leenes (nr. 00452) van het museum Heerenveen is een op briefkaartmodel geschilderd tafereel van de dwarsgracht van de Molenwijk. Het is nog uit de tijd, dat er nog geen bebouwing te zien is van de Van Dekemalaan, zodat we het uitzicht op de achtergrond kunnen interpreteren als een ‘kijkje op het Badweggebied’, m.a.w. royaal voor 1920. Het vermoeden is dat het is gemaakt door vader Klaas of zoon Wigle Krikke.
PROPSTRASINGEL ALS WOONSTRAAT
PROPSTRASINGEL 1
Voor dit adres hebben we in het bestand van de woningkaarten wel een kaart aangetroffen onder het adres: Propstrasingel 1. In de kolom ‘opmerkingen’ staat daarbij als toelichting: ‘pakhuis, werkplaats electro afgebroken’. Dit is slechts te begrijpen in de relatie met het bedrijf van de electriciën Sjoerd Postuma, welke in de periode 1948 - 1965 zijn bedrijfswinkel op Breedpad 11 heeft geëxploiteerd. Ook is het niet ondenkbaar, dat hij tijdelijk een gedeelte van de boerderij heeft gebruikt als werkplaats. Wel is bekend, dat hij in de Munnikssteeg ook een werkplaats heeft gehad.
Verder is er het gegeven, dat de woningkaart van Breedpad 15a rond 1970 wordt herdoopt tot Propstrasingel 1. Daarmee wordt bedoeld de bovenwoning van Breedpad 15 - destijds in gebruik bij Sporthuis de Vries. Daar staat dan ingeschreven: Willemtje de Haan, echtgenote van K.J. Kuipers, ingekomen 11 aug. 1972 van Breedpad 15 en vertrokken 3 sept. 1973 naar Gv (‘s Gravenhage!).
Ongelofelijk uniek mogen we gerust de geboorte noemen van Jelle Sipma, zoon van Jetze en Marian op 4 november 1992. De Leeuwarder Courant is de brenger van dit bijzondere nieuws!
PROPSTRASINGEL 2 (eerst nr. 543, dan nr. 615 en vervolgens nr. 632)
Op de Waterleidingkaart van 1913 staat voor het latere Breedpad 17 het kadasternummer A-2580. Tijdens de periode dat Casimir Frederik Snijder directeur van Van Gend en Loos is geweest (tot 1908) en het kadastrale nummer nog het oorspronkelijke nummer A-395 heeft, heeft er in 1908 een ‘hermeting’ plaatsgevonden en wordt het kadastrale nummer A-2580 toegekend. Dat leidt overigens niet tot een herziening van de grootte van huis en erf. Deze blijft 2.50 are. Een positief effect ondergaat de ‘gebouwde waarde’, welke zelfs daalt van fl.350,- naar fl.323,-.
Als in het kadastrale dienstjaar 1891 Casimir Frederik Snijder eigenaar wordt van A-395 vindt er nog datzelfde jaar een ‘gedeeltelijke herbouw’ plaats, waarbij de ‘gebouwde waarde’ stijgt van fl.300,- naar fl.350,-. In het dienstjaar 1896 vindt er een ‘herbouw’ plaats zonder dat dit gevolgen heeft voor gebouwde waarde en onmiddellijk dus gevolgd door die eerder genoemde hermeting.
Het bevolkingsregister van Heerenveen (SCO 1946) uit de periode 1900-1910 geeft als hoofdbewoner Kasimir Frederik Snijder, de directeur van het expeditiekantoor van “Van Gend en Loos”. Het pand wordt dan aangeduid met het huisnummer 543. Hij overlijdt op 8 maart 1908.
Na de dood van Directeur Snijder is zijn weduwe Anna Molenaar in Heerenveen blijven wonen en wordt dan geregistreerd op de bovenwoning van het pand, met het zelfstandige nummer 543a en tot 1911 ook nog 615a. Eigenlijk zou 543 (boven) en later 615 (boven) logischer zijn geweest.
Na mei 1911 wordt de bovenwoning niet meer apart bewoond.
Van 7 juli tot 12 december 1908 neemt Egbert Lagro de directeurswerkzaamheden over en wordt op 23 november 1908 opgevolgd door Jan Dirk Dijkland. Deze trouwt op 23 april 1909 te Zutphen met Elsje Reinders, welke ook in Heerenveen komt wonen op nummer 543. In 1910 wordt bij de hernummering het huisnummer 615 ingevoerd. Dijkland, in 1911 vader geworden, vertrekt op 27 februari 1915 naar Almelo. Zijn opvolger wordt Willem Boerrigter die eveneens ‘expediteur’ is. Hij blijft maar kort: van 10 april 1915 tot jan. 1916.
De overname door de Nationale Bank van de Heerenveense vestiging van Bloembergen’s Bank leidt tot de aanvraag voor een bouwvergunning, welke op 13 december 1915 wordt verleend voor een “verbouwing woning met kantoorgebouw” onder vergunningnummer 746. De aanvraag wordt overigens nog gedaan door de erven C.F. Snijder. Zij zijn eigenaren van het pand en het blijkt uit het kadaster dat de ‘N.V. Nationale Bankvereniging “Utrecht” ‘ pas in het dienstjaar 1920 eigenaar wordt van kad. nr. A-2580.
Voormalig werknemer Homme Binksma - inmiddels 35 jaar oud - van A. Bloembergen en Zonen’s Bank en enkele andere partners, wordt als procuratiehouder directeur van dit kantoor. Het kantoor heeft dan nog steeds nr. 615 op de deurkozijn staan. In mei 1916 kan directeur Binksma het huis betrekken, uiteraard nog onder nummer 615. Per 1 januari 1921 komt de gemeentelijke schilder langs om op het pand huisnummer: 632 te kalligraferen. Het adresboek van 1922 bevestigt dat door H. Binksma te vermelden op het Breedpad 632.
Ook de adresboeken van 1927 (Museum) en 1928 (Tresoar) noemen als zijn huisadres 632. Merkwaardigerwijs is in 1930 bij de koppelingsoperatie van straatnaam en huisnummer de keus voor de woning gevallen op Propstrasingel 2 (de privé-huisdeur zal in de steeg hebben gezeten) en het bankkantoor van (inmiddels genoemde) Rotterdamsche Bankvereeniging nummert aan Breedpad 17. Dat nummer is steeds zo gebleven. Adresboek 1934, 1936 en 1938 zijn consistent in de vermelding: Propstrasingel 2 .... H. Binksma. Op 26 augustus 1940 wordt onder de Berichten uit Stad en Dorp bekend gemaakt, dat per 1 november d.a.v. de heer H. Binksma aftreedt wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De heer A. Boosman, directeur van het kantoor te Drachten zal hem opvolgen, maar blijft ook het kantoor te Drachten aansturen. Navrant detail is het feit, dat Homme Binksma een maand daarvoor op 30 september 1940 overlijdt. Hij is bijna 60 jaar geworden en wordt begraven op de nieuwe begraafplaats aan de Binnenweg. Zijn weduwe en hun zoon Lieuwe H. Binksma krijgen tot 1 april 1941 de gelegenheid een andere woonstee te zoeken. Mevr. de wed. Anna Binksma-van Brussel vertrekt naar ‘s Gravenhage.
De nieuwe bewoner is de kantoorbediende R.J. de Vries, die per 2 april 1940 van de Deinumerstraat 6 te Leeuwarden naar de Propstrasingel nr. 2 te Heerenveen komt. De nieuw benoemde heer Boosman komt per 4 november 1940 uit Drachten en is gaan wonen aan de Woltmanstraat nr. 4. Hij is exact 12 jaar in functie als directeur als hij op 4 november 1952 naar Leeuwarden vertrekt om daar eveneens directeur te worden.
De Leeuwarder courant laat op 26 november 1959 in een berichtje weten, dat van het kantoor van de Rotterdamse Bank in Harlingen - de heer A.C. Gaastra - is benoemd in Heerenveen. Deze verkiest te gaan wonen aan de Prinses Wilhelminaweg 28 te Oranjewoud.
Riemer Jan de Vries maakt carrière in Heerenveen en brengt het tot procuratiehouder van de ‘Robaver.’ (Rotterdamse Bankvereniging) Hij zal na vertrek van Boosman de dagelijkse leiding hebben gehad tot Gaastra is benoemd. Na het overlijden van De Vries op 16 februari 1963 blijft zijn echtgenote Bieke Nauta daar nog tot haar verhuizing wonen. Op 14 december 1965 laat zij zich inschrijven op de Coehoorn van Scheltingaweg 48 in een fonkelnieuwe, pas opgeleverde flatwoning op de tweede woonlaag. De Propstrasingel 2 staat dan enige tijd leeg tot Sijbrand Krul op 22 september 1966 daar voor krap een jaar onderdak vindt. Inmiddels heeft de Friese Koerier in een bericht van 10 juni 1966 met de kop: “Amrobank in één pand: Bank aan Breedpad 16 juni dicht” het definitieve afscheid van de bank aan het Breedpad aangekondigd. De fusie van de beide banken wordt voor het publiek nu ook een feit door alle dienstverlening naar het pand Achter de Kerk no. 2 over te brengen. Voor het gebouw aan het Breedpad blijft er voorlopig de archief-ruimte beschikbaar en een gedeelte van de administratie. Aan het Burgemeester Kuperusplein zijn de werkzaamheden voor een nieuwe vestiging zelfs al enkele weken eerder gestart. De AmRo-bank zal door beide directeuren van de fusiepartners worden geleid, t.w. drs. W.A. Dibbits en mr. A.C. Gaastra.
Kuiper Assurantiën onder directeur A. Kuiper ziet kans het oude bankkantoor toe te voegen aanzijn uitbreidende financiële dienstverlening. Hij gaat het o.a. inzetten voor zijn Instituut Milando ten behoeve van de opleiding voor het middenstandsdiploma. (F.K. 11-08-1967) Per 14 juni 1968 krijgt zoon Jacob A. Kuiper de kans om het ouderlijk huis aan het Julianaplein te verruilen voor de appartementen van de Propstrasingel 2. Hij heeft er toch wel een flink aantal jaren gewoond, want hij plaatst een advertentie in de krant van 1975 over een vermist donkerharig tekkeltje, maar zet ons op het verkeerde been door als adres Propstrasingel 9 te vermelden. Was dat nummer toen dan nog ingebruik ???
PROPSTRASINGEL 3
In het woningkaartensysteem van de gemeente Heerenveen wordt ons wel een kaart voorgelegd van dit adres. Het enige gegeven - zonder nadere details - dat op die kaart voorkomt, is de opmerking: “pakhuis vervallen”. Alle verdere bijzonderheden worden niet vermeld. Het blijft raden op welk perceel dit nummer betrekking heeft gehad. De gemeentelijke concordans helpt ons evenmin verder, omdat deze in feite een bewerking is van de bevolkingsregisters, de gezinskaarten en de woningkaarten. Dit pakhuis heeft dus duidelijk geen woonfunctie gehad. Het meest aannemelijk is dat dit pakhuis ook moet worden gezocht kort achter de bebouwing van de Breedpadhuizen net als Propstrasingel 1 (zie aldaar).
PROPSTRASINGEL 4 (maar eerst nr. 543a, dan 614 en daarna 631)
Op het kaartfragment van de Waterleidingkaart 1913 staat schuin achter het bankgebouw van de Nationale Bankvereniging, later Rotterdamse bank een huis met kadasternummer A-2579, welke
het eigendom van Hobbina Daniëla van Heloma is. Eerder dient mej. H.D. van Heloma een aanvraag in “voor het oprichten / gedeeltelijk vernieuwen van een gebouw en dat gebouw gedeeltelijk als woning in gebruik te nemen of te geven.” De kalender staat dan op 30 maart 1906. Zij wil op haar kadastrale percelen A-950 (welke haar forse tuin vertegenwoordigd) en A-1967 (waarvoor ze in 1889 een ‘herbouw’ heeft uitgevoerd van haar woning met schuur en erf, totaal 8.40 are) Het nieuwe gebouw wat zij voor ogen heeft krijgt als bestemming: ‘woonhuis met turfbergplaats en waschhok’. Het woonhuis omvat dan een ‘kamer’ van 4 bij 4 meter (16 m2), een ‘keuken’ van 2.50 bij 2.50 meter (6,25 m2), een ‘gang’ van 5.30 bij 1.10 meter (5.83 m2) en een ‘turfbergplaats’ van 5.20 bij 4.80 meter (24.96 m2). Er is zelfs in het plan een ‘bovenslaapkamertje’ van 4.5 m2 achter een keurige dakkapel, bereikbaar via een trap vanuit de gang en een bescheiden ‘werkplaatsje’ van 2.5 bij 2 meter (5 m2) met regenwaterput. Zeer tot onze verrassing blijkt het woonhuis bereikbaar via een ‘loopbrugje’ met ‘walbeschoeiing’. Dat bruggetje moet dus de oostelijke zijgracht van haar bezit dus hebben overbrugd naar de voordeur van het woonhuis. Het afzonderlijke ‘waschhok’ heeft een frontbreedte van 4.50 meter, een diepte van 4.00 meter. Met een hoogte van 3.00 meter aan de voorgevel, aflopend naar achteren tot 2.25 meter., dus een schuin dak. De toegangsdeur links, en rechts daarvan twee forse ramen. Bouwmeester K. de Ruiter Jzn. zal de op 9 april 1906 toegekende vergunning realiseren. In de aanvraag wordt daarvan spijtig genoeg geen prijs genoemd voor deze bouw.
Onderstaande afbeelding geeft het front van het woonhuis met dakkapel. De tekening is gemaakt op - inmiddels door ouderdom vergeeld - transparant papier, met twee verticale vouwlijnen. Het is een detail van de kwetsbare bouwtekening, die verder nog een plattegrond en twee doorsneden laat zien. De volledige breedte is 13 meter en de hoogte 6 meter.
In het bevolkingsregister Heerenveen 1900-1910 (SCO 1946) wordt deze ‘nieuwbouw’ vastgelegd in ‘febr. 1907’. Aan het huis wordt dan het doorlopende huisnummer 543a toegekend. Het nieuwe kadastrale nummer wordt vervolgens pas in het dienstjaar 1908 vastgelegd onder kadasternummer A-2579 met als omschrijving ‘een huis’ met een grootte van 0.74 are. Feit is dat op 6 februari 1907 de tuinman Geert Hooisma en zijn vrouw zich daar vestigen om mej. van Heloma terzijde te staan bij haar beheer van het volledige complex met de moestuin c.a.
Tuinman Geert Hooisma heeft mej. H.D. van Heloma gediend vanaf februari 1907 tot maart 1909. Hij wordt opgevolgd door Willem Hoekstra, die half mei 1909 het werk overneemt en pas de 15e mei 1916 naar Sneek vertrekt.
Hieronder twee afbeeldingen: Links de plattegrond van het brugje met de walbeschoeiing. Het brugje is totaal ongeveer 4.50 meter. Daarnaast het vooraanzicht van het waschhok met de frontgevel van 4.50 bij 3 meter.
Op 26 juni 1916 wordt door notaris Oppedijk c.s. haar bezit geveild en vervolgens woont er nog een korte periode de bakkersknecht Cornelis Heijdanus (van 1 september tot begin november 1916). Tijdens de bewoning van Hooisma heeft de tuinmanswoning het nummer 543a en per januari 1910 krijgt Hoekstra het huisnummer 614.
De nieuwe eigenaar verhuurt vanaf januari 1917 de woning aan de op 6 januari 1917 vers gehuwde Pieter Schenkius, chauffeur (van Jager en Wierda ?). Hij blijft tot 10 mei 1919 en gaat dan naar Leeuwarden. Veertien dagen later betrekt Jacobus Johannes de Lange, monteur, deze ‘dienstwoning’ met vrouw en zoon. Dochter Mettje wordt er op 18 januari 1921 geboren.
En dan gebeurt er iets vreemds ....... De gemeente heeft opnieuw besloten te hernummeren en het resultaat daarvan ervaren de lezers van het Adresboek 1922 als zéér verrassend en zéér onbegrijpelijk. Dit perceel nu wordt vermeld als ‘Krugersdorp 631’. Ra, ra ?!!! Aan de andere kant ook weer niet zó vreemd, want nr. 630 ligt inderdaad wel in Krugersdorp. Bij de andere bewoonde panden in de Propstrabuurt gebruikt de ‘huisnummeraar’ overigens ook niet het toponiem ‘Propstrasingel’, maar de term ‘Achter Breedpad’ en dan gaat het om de twee panden die eerder het bezit zijn geweest van de ‘Werkmanswinkel’ van de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en Omstreken”. Deze zijn in adresboek 1922 genummerd Achter Breedpad 516 en 517. Deze nummers sluiten aan bij het rijtje vanaf de Spandawbrug tot de Propstrasteeg.
Genoemde Jacobus Johannes de Lange besluit in 1926 naar Arnhem te gaan en verlaat het pand `Heerenveen no. 631’ per 17 september 1926. Na een nieuw behangetje en enig verfwerk vermeldt de gezinskaart van Ruurd Aukes Jellema, een gepensioneerd brievenbesteller, dat deze per 9 november 1926 het pand gaat bewonen. In het Adresboek Friesland (Heerenveen-Schoterland) uit 1928 staat R.A. Jellema eveneens onder Propstrasingel 631, welk nummer in 1930 op de gezinskaart wordt vervangen door Propstrasingel nr. 4. Zijn echtgenote Sipkje Leijenaar overlijdt in dit pand op 12 december 1932, terwijl Ruurd Aukes Jellema drie dagen later overlijdt in Heerenveen-Aengwirden (ziekenhuis?). Dochter Akke, die nog thuis woont, gaat dan naar Wimke Geertsma op de Dracht 114.
In de collectie stukken van de N.V. Autobedrijf Jager & Wierda (in Museum Heerenveen, ‘t Archiefje Jager & Wierda) is een verzameling stukken opgenomen, welke allen betrekking hebben op het echtpaar Ruurd Aukes Jellema en Sipkje Leijenaar. Het betreffen voornamelijk stukken op gebied van ziekte en overlijden van meerdere personen, alle uit 1932. Zij hebben gewoond in één van de panden van de N.V., Propstrasingel nr. 631, welke in 1930 is vernummerd tot Propstrasingel nr. 4. Dochter Jeltje van dit echtpaar blijkt de echtgenote van Johannes Wierda en de moeder van Jan, Ruurd en Hielke Wierda. Vandaar !
De bevestiging van de Propstrasingel 4 vinden we in het Adresboek 1934. Als bewoner van dat nummer lezen we de naam van H. de Vries, loopknecht. Deze is volgens zijn gezinskaart op 15 april 1933 naar het adres Propstrasingel 4 gekomen, nadat hij eerst enige tijd op Propstrasingel 7 heeft gewoond. Ook op Propstrasingel 4 behoren zijn vrouw Margaretha Heibel en dochter Margaretha de Vries tot het gezin. Helaas overlijdt op 20 december 1935 Hendrik de Vries en vervolgens gaan vrouw en dochter per 1 september 1936 naar Oudehorne no. 285, waar Durk Sijnstra hun inwoning biedt.
Wanneer in het jaar 1936 de woningkaart van Propstrasingel 4 wordt aangelegd, wordt daarop een lange lijst van bewoners c.q. mede-bewoners geregistreerd. Die woningkaart beslaat een periode van 24 september 1936 tot en met 18 september 1984.
1...Siebe van der Wal, ing. 24-9-1936 v. Korflaan 57 inw.; vertr. 12-5-1937 n. Het Meer 83.
2...Sijtze de Jong, ing. 17-7-1937 v. Haringspad 22; vertr. 11-5-1968 n. Koolwitjestr. 2.
Nota Bene: Dit is S. de Jong, stoombootkapitein, Propstrasingel 4. (Adresboek 1938)
3...Reina H. Renkema, ing. 2-6-1969 v. B.F. weg 46; vertr. 1-8-1969 n. Amelandplein 30.
4...Gerritdina A.T. Makkinga, ing. 8-10-1969 v. Thialfweg 44; vertr. 2-4-1970 n. Breedpad 45.
inw. 4: Janke Jansma, kb; ing. 8-10-69 v. Thialfweg 44; vertr. 2-4-70 n. Herenwal 135.
5...Janke de Graaf, ing. 31-3-1970 v. Groningen; vertr. 4-1-1971 n. Groningen.
inw. 5: Everdien de Jong, kb; ing. 4-5-70 v. Groningen; vertr. 4-1-71 n. Groningen.
6...Sietske Bosma, e.v. Rienstra, ing. 10-2-1972 v. Thialfweg 44; vertr. 8-3-1977 n. Tietjerkst. deel.
7...Pietje Dijkstra, ing. 1-11-1972 v. Thialfweg 44; vertr. 26-11-1973 n. Franeker.
8...Foekje de Groot, ing. 2-1-1974 v. Leeuwarden; vertr. 5-7-1974 n. Tietjerksteradeel.
9...Maaike Trinks, ing. 21-8-1975 v. K.R.Poststr. 30; vertr. 24-7-1978 n. Akkersplein 27.
10...Otto Snip, ing. 4-8-1978 v. Leek; vertr. 8-12-1983 n. Leeuwarden.
11...Aldert Koops, ing. 18-9-1984 v. Peize; vertr. niet vermeld.
inw. 11...Jeanine I. Borggreve, nv; (27-6-1982 tot) 1-10-84 v. Compagnonsstr. 5; vertr. niet vermeld.
Noot: De afkorting ‘kb’ staat voor ‘kamerbewoner’; ‘nv’ is ‘niet verwant’.
PROPSTRASINGEL 5 (maar eerst nr. 535, dan 502 en daarna 514)
Laten we beginnen met de gemeentelijke concordans op de straatnamen en huisnummers. Daar worden voor dit pand de volgende serie huisnummers vermeld: Heerenveen 535 (1900-1910), Heerenveen 502 (1910-1920), Heerenveen (Propstrasingel) 514 (1920-1930) en Propstrasingel 5 (1930-vervalverklaring). Het adresboek 1922 wijkt daarvan af door te spreken van Breedpad 514. De gezinskaart van Jan de Jong, geb. 27 januari 1877 te Oranjewoud, geeft eerst als beroep ‘visscher (H)’ en later pakhuisknecht. Als adres staat in de periode 1920-1930 Heerenveen no. 514 op die kaart en in 1930 is dat geworden Propstrasingel 5. Het adresboek 1934 vermeldt de naam van Jan de Jong. Op 26 april 1937 vertrekt hij naar Thialfweg 77. De woningkaart van Propstrasingel 5 heeft als toevoeging gekregen: ‘werkplaats vervallen’.
Jan de Jong wordt op 12 mei 1937 opgevolgd in Propstrasingel 5 door Roelof de Jong, boerenarbeider. In het adresboek van 1938 wordt zijn aanwezigheid in dit pand bevestigd. Tot 12 mei 1941 als hij verhuist naar de Badweg no. 13. Een aantekening op de woningkaart geeft aan dat de werkplaats in gebruik is geweest bij G. Brader. Een advertentie in de Heerenveense Koerier van 10 april 1947 laat zien dat dat juist is geweest. Voor de oorlog adverteert G. Brader nog wel eens
voor zijn ‘1e Heerenveensche Lak-en Nikkelfabriek’ op de Lindegracht 63. Daarvoor in de jaren twintig is hij een poos geassocieerd geweest met Dirk Weenings met de nikkelfabriek, die ze samen hebben geëxploiteerd aan de Verlengde Dracht 325.
PROPSTRASINGEL 6 (van 473b- via 533 - en 504a - naar 516 -en Propstrasingel 6 in 1930)
Volledig anders is dat met het adres Propstrasingel 6. Daarvan geeft de concordans aan, dat er in ieder geval sprake is van een behoorlijke voorgeschiedenis. Wanneer in 1887 eigenaar Albert Hendriks Propstra een schuur en erf uitgeeft in erfpacht is één van belanghebbenden de Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken. Propstra komt hen tegemoet door van dat perceel 0.71 are af te scheiden en deze erfpachtelijk te verhuren. De vereniging verdeelt dit perceel in twee gedeelten van verschillende grootte. Een huis beschikt over 0.40 are en een winkel over 0.31 are. Dat is een coöperatieve winkel, welke door de eigen leden wordt beheerd. De kadasternummers A-1877 en A-1878 zijn in dat jaar 1887 toegekend. De winkel zal in de bevolkingsregisters niet zijn terug te vinden, omdat daar geen bewoner is geregistreerd. Voor het huis onder A-1877 moet dat anders liggen.
Een bericht in de Leeuwarder Courant van 19 oktober 1887 geeft ons een belangrijke hint. Op 17 april wordt ten huize van W. van der Vlucht op de Propstrasingel een karpet ontvreemd. Met deze vermelding duiken we in het bevolkingsregister van de periode 1880-1890 en vinden daar zelfs drie vermelding over Willem van der Vlugt (zoals zijn naam behoort te worden gespeld). De eerste geeft aan dat hij de zoon is van Jacob Sijbrens van der Vlugt, kuiper, en Geertje Rommerts Manardie. Hij blijkt geboren op 25 december 1859 in Gerkesklooster en is op dat ogenblik tabakskerver. Omdat hij in november 1882 met zijn ouders verhuist en pas in mei 1885 in het huwelijk treedt met Aaltje Nieuwstad (25 jaar), vallen deze beide vermeldingen voor de inbraak dus af. Gelukkig is er het vervolg op folio 547 (SCO 1929. Bevolkingsregister Schoterland 1880-1890). Daar staat als zijn beroep ‘pakhuisknecht ‘, wonend op huisnummer 473b en als jaar van binnenkomst dus 17 mei 1885. De acte van hun huwelijk meldt overigens, dat hij op dat ogenblik als ‘venter’ aktief is. Ook lezen we dat de naam van zijn moeder nu wordt gespeld als ‘Meinardy’. Dat nummer komt weliswaar in de concordans niet voor, maar dat is de maker niet kwalijk te nemen, want hij heeft nimmer gebruik kunnen maken van de website <www.delpher.nl> ! In dat huis worden de drie kinderen van Willem en Aaltje geboren: Jacob Siebren op 7 maart 1886; Janke Siebrigje op 20 januari 1888 en Piet op 3 juli 1893. Inmiddels heeft Willem een nieuw beroep gevonden, waar hij zich bij hun vertrek op 31 mei 1894 in gaat specialiseren in de gemeente Aengwirden op de Fok. In 1901 krijgt hij de kans om een stuk tuin (2.11 are) te kopen van de bewoner van Mariënbosch (notaris Jhr. Sijbrand Willem Hendrik Adriaan van Beijma thoe Kingma), waar hij zijn bierbottelarij kan uitoefenen.
VAN 473B- VIA 533 - EN 504A - NAAR 516 -EN PROPSTRASINGEL 6 IN 1930
Per 12 november 1894 trekt winkelbediende Hermanus Frederikus de With op de Propstrasingel in het pand met huisnummer 473b. In 1900 wordt na de volkstelling het huis hernummerd naar Propstrasingel nr. 533. Het bevolkingsregister van 1900 tot 1910 bevestigt het gegeven, dat Hermanus Frederikus de Wit, samen met zijn vrouw Elisabeth Jans Tuiten daar in die periode ook nog wonen. (SCO 1946) Wanneer in 1910 opnieuw sprake is van een vernummering van nr. 533 naar het nummer 504a zijn het Hermanus en Elisabeth, die voor hun trouw als winkelbediende worden beloond. Ze mogen blijven getuige hun aanwezigheid in het bevolkingsregister van 1910-1920. Bovendien wordt hun aanwezigheid meteen in 1911 als huurder van de woning A-1877 bevestigd, wanneer Salomo Mendels probeert een hinderwetvergunning te krijgen voor zijn affaire in lompen en beenderen, die hij van plan is op het perceel A-1731 te stichten. Hermanus de Wit schaart zich van harte bij de bezwaarmakers en is vermoedelijk opgelucht, dat de vergunning wordt geweigerd. De nieuwe ontwikkelingen in hun omgeving - het stichten van een garagebedrijf van Jager & Wierda - is nauwelijks problematisch. In 1920 vindt voor de vierde keer in hun bewoningsbestaan een hernummering plaats. Propstrasingel nr. 504a wordt vervangen door nr. 516. De concordans heeft voor ons een verrassing in petto door te melden, dat het huisnummer 516 voor dit pand vervalt en wordt vervangen door nr. 517. Dat lijkt lichtelijk in tegenspraak te zijn met het Adresboek van 1922, waarin Hermanus F. de Wit staat vermeld als ‘zonder beroep’ met de vermelding: Achter Breedpad 516. De gezinskaart van het echtpaar geeft aan, dat Elisabeth Jans Tuiten op 26 mei 1924 nog overlijdt in nr. 516. In augustus 1924 gaat Hermanus inwonen bij Hendrikus Jansma op het adres Heerenveen 537. Later blijkt dit synoniem te zijn met Korflaan no. 5. Die verhuizing van Hermanus F. de Wit zou dus het ‘officiële’ einde moeten zijn van de bewoning van Propstrasingel 516. Maar dat blijkt allerminst het geval.
Uit het adresboek 1927 weten we inmiddels al, dat daar onder het adres Propstrasingel 516 staat vermeld: A. Schotanus, chauffeur. Enigszins complicerend achten we de gegevens, die op de gezinskaart staan van Age Schotanus (Gem.Archief Heerenveen, gezinskaartenbak 3, S.30)
Citaat: 1...Age Schotanus, hoofd; geb. 18 nov. 1898 Boornzwaag; N.H.; chauffeur; Heerenveen no. 517; oct. 1924 naar Heerenveen no. 516; (per 1-1-1930. Wd) Propstrasingel 6; ing. 20 jan. 1923 van Heerenveen (AEN); vertr. 24 nov. 1931 naar St. Nicolaasga
Daaruit mag worden geconcludeerd, dat hij als opvolger van de dames Bosma-Slagman en Koopman-Slagman’ dit huisnummer per 20 januari 1923 heeft betrokken en daar volgens de gezinskaart tot oktober 1924 heeft gewoond. Op diezelfde kaart wordt hij daarna ambtelijk geregistreerd onder ‘Heerenveen no. 516’. Deze gang van zaken vinden we bevestigd in het “Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland’ van ± 1928. Uit de gezinskaart blijkt tevens, dat het nummer 516 vervolgens in 1930 wordt vernummerd naar Propstrasingel 6. Er is slechts één vermelding van Propstrasingel 6 op de gezinskaart van Age Schotanus, chauffeur, die in 1920 wordt ingeschreven op het adres Heerenveen no. 517. In october 1927 gaat hij vervolgens naar Heerenveen no. 516. Zeer verrassend wordt in het “Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland’ van ± 1928 als adres Propstrasingel no. 516 genoemd. In 1930 wordt dat nummer vernummerd naar Propstrasingel 6. Op 24 november 1931 verhuist Age Schotanus naar St.Nicolaasga, met vrouw en zoon.
Vanzelfsprekend kunnen we niet zonder een fragment van het dubbelhuisje Pastoriesingel 6 en 7, ten westen van de drukkerij van Hepkema, later de garage van de firma Jager en Wierda. (zie ook HIP-Time 138). Links: 1902; rechts: 1931.
PROPSTRASINGEL 7 (eerst no. 504, dan no. 517
Wanneer bakker Cornelis Heijdanus - na een periode van twee maanden onderdak te hebben gehad in de tuinmanswoning (Heerenveen nr. 614) - krijgt hij in november 1916 de beschikking over een gedeelte van Heerenveen nr. 504. In het bevolkingsregister van Heerenveen 1900-1910 (SCO 1964, folio 856) wordt dat nader aangeduid als Heerenveen nr. 504a. Het is niet voor lang, want hij vertrekt op 28 maart 1917 naar Bussum. In dat perceel wordt hij opgevolgd door Feliciën Jozeph Fayt (1879), steenhouwer, en zijn gezinsleden. De familie Faijt is rooms-katholiek, maar worden als Belgische geïnterneerden sinds 25 augustus 1917 - komend uit Laeken (België)- eerst opgevangen tot september 1917 door rijwielreparateur Johannes de Vries. Die woont in het huis met nr. 558 aan de Korflaan (na 1930 is dan het adres Korflaan 73). Naast Faijt zijn dat zijn vrouw Marie Victorine (1879), zoon Armand Maximilien Noël Jean (1902) en zoon René Victor (1910). Allen zijn geboren in Soignies (België), behalve Victor René. Hij werd geboren in Laeken (België). Fayt gaat per 28 mei 1918 terug naar het interneringsdepôt Harderwijk (waar Belgische vluchtelingen zijn ondergebracht van Wereldoorlog I). De rest van het gezin vertrekt op 3 juni 1918 eveneens naar hetzelfde depôt.
Toelichting: Kamp Harderwijk
In Harderwijk werd eerst in december 1914 begonnen met de bouw van een barakkenkamp op de plaats van het (voorlopige) tentenkamp. Op een terrein van 32 ha. werden 50 barakken gebouwd waarin eveneens 12.000 tot 15.000 geïnterneerden konden worden ondergebracht. De kampen te Zeist en Harderwijk werden opgezet als kleine steden compleet met scholen, winkels, badinrichtingen, kantines, kerken, postkantoren etc.
Als nieuwe bewoner dient zich aan de Amsterdammer Cornelis Rootlieb, eveneens van beroep steenhouwer, die een maand blijft en vervolgens weer vertrekt. Hij is er slechts een maand van juni tot juli 1918. Na zijn vertrek op 27 juli 1918 naar Haarlem, blijft zijn vrouw met zoon Cornelis (1912) en dochter Clasina Maria (1913) nog tot 19 augustus om hem te volgen.
Interessant is de vraag of de beide steenhouwers een dienstverband hebben gehad met een Heerenveense steenhouwerij, want beide staan aangegeven als (o) en dat betekent: ‘ondergeschikt’.
Na het vertrek van de familie Rootlieb naar Haarlem duurt het een maand of tien alvorens Rigtje Slagman en kort daarna haar zuster Afke Slagman, beide dochters van een schipper, een plekje op de vaste wal ambiëren en op dit adres hun plekje vinden.
In 1920 wordt bij de hernummeringsronde na een tienjarige periode het nr. 504a omgenummerd naar Heerenveen nr. 517. Het blijkt, dat de dames Slagman geen bijdrage behoeven te leveren voor de Personele Omslag. Hun aanwezigheid wordt pas weer aktueel bij het verschijnen in het adresboek van 1922. We gaan ervan uit dat de bewoners in Adresboek 1922 de sleutel zijn tot de geschiedschrijving van deze bewoning. Het huis wordt in de ‘Alphabetische Stratenlijst 1922’ betiteld als ‘Achter Breedpad 517’ en bewoond door R. Slagman, die in de beroepenlijst ‘arbeidster’ wordt genoemd. Tegelijk wordt daar als huisnummer aan toegevoegd: ‘Breedpad 517 achter’.
Nu vragen we de gezinskaart (1920-1939) bij het archief aan en dan blijkt als ‘hoofd’ van het gezin Rigtje Slagman, schippersdochter, geb. 16 april 1893 te Heerenveen, nog ongehuwd. Op 26 juni 1919 is ze van Terhorne gekomen, waar ze een aantal jaren ‘aan boord’ bij haar ouders heeft gewoond. Ze wordt op de kaart ‘werkster’ genoemd en wonend op het adres “Heerenveen no. 517” . Als inwonende ‘gezinsleden’ staan op deze kaart als no. 2 haar zuster Afke Slagman, die op 20 mei 1901 in Leeuwarden is geboren en eveneens ‘werkster’ wordt genoemd.
In september 1921 vertrekt Rigtje naar Oudeschoot 101a. Uit de huwelijksacte van 8 september 1921 blijkt dat ze die dag is getrouwd met IJntze Bosma, die als spoorwegarbeider zijn kost verdient. Afke blijft op dit adres wonen en trouwt op 19 januari 1922 met Andries Koopman, een fabrieksarbeider geboortig uit de Wolvega. Hij wordt nu hoofd van het gezin, waaraan dochter Jitske op 24 juli 1922 wordt toegevoegd. Op 11 december 1922 gaan Andries, Afke én de vier-en-een-halve-maand oude Jitske naar Wolvega. Het nummer ‘517 achter’ staat weer ter beschikking van een nieuwe bewoner. Daarvoor laten we U de ‘geciteerde’ gezinskaart nogmaals lezen, aldus:
Citaat: “”...Age Schotanus, hoofd; geb. 18 nov. 1898 Boornzwaag; N.H.; chauffeur; Heerenveen no. 517; oct. 1924 naar Heerenveen no. 516; (per 1-1-1930. Wd) Propstrasingel 6; ing. 20 jan. 1923 van Heerenveen (AEN); vertr. 24 nov. 1931 naar St. Nicolaasga””.
Met andere woorden: Age Schotanus komt uit Heerenveen (Aengwirden) naar Heerenveen no. 517 per 20 januari 1923. In october 1924 verhuist hij naar het nummer 516, waar hij blijft wonen en op 1 januari 1930 als adres krijgt: Propstrasingel 6. Op 24 november 1931 vertrekt hij met zijn gezin naar St.Nicolaasga.
We mogen nu - op basis van de gezinskaart van Age Schotanus, maar ook op die van Hendrik de Vries - aannemen, dat vanaf oktober 1924 het huisnummer 517 ter beschikking komt van H. de Vries, die als ‘loopknecht’ zijn brood moet verdienen. Zowel het adresboek van 1927 als de provinciale adreslijst van 1928 situeren hem op “Propstrasingel 517” (dus niet meer ‘Achter Breedpad 517). Deze suggestie kunnen we nu dankzij de gezinskaart van Hendrik de Vries, geb te Noordwolde 3 october 1876 en van beroep ‘loopknecht’ helemaal waarmaken. Zijn woonplaats - het eerste op de gezinskaart voorkomende adres is - Heerenveen no. 517. De datum van binnenkomst blijkt 28 october 1924. Die datum valt samen met de datum van het huwelijk van Hendrik de Vries, (zoon van Feitze de Vries, zonder beroep, en Martha Beun) met Margaretha Heibel, geb. 30 januari 1901 te Miellen, Duitsland en dochter van Jakob Heibel, spoorwegbeambte te Marxheim, Duitsland, en Margaretha Bertram, overleden. Ze trouwen in de gemeente Heerenveen (Aengwirden), waar Hendrik als ‘besteller boekhandel’ inwoont bij Anne de Boer sinds 6 oktober 1920. Laatstgenoemde is koetsier bij de Petroleummaatschappij.
Margaretha woont voor haar huwelijk in bij Frederik Hartmann aan de Dracht-west onder Heerenveen no. 409. Op 15 november 1924 wordt in Groningen dochter Margaretha de Vries geboren. De tien jaar jongere zuster van Margaretha Heibel (Christine Heibel) wordt bij hen ingeschreven als ‘inwonend’ per 12 augustus 1929 vanuit Mannheim (op paspoort). Op 1 september daarna gaat zij naar Heerenveen 189 (aan het Haringspad) om te dienen bij huisarts Stephanus Josephus van Roijen. Op 1 januari 1930 wordt Heerenveen no. 517 vernummerd naar Propstrasingel 7 en op 15 april 1934 verhuizen ze naar Propstrasingel 4.
Volgens de woningkaart van Propstrasingel 7 komt Sijbrand Dijkstra, die koperslagersknecht is op 4 juli 1933 van Tjalleberd. Hij staat als zodanig vermeld in de adresboeken van 1934 en 1938. Tijdens die periode moet hij regelmatig contact hebben gehad met Pieter de Wit, die als chauffeur mogelijk de fa. Jager en Wierda dient. Pieter woont in de Munnikssteeg nr. 7 (later op 16 april 1953 tot het voornamere Munniksstraat herdoopt). Als mededeling op de woningkaart staat dat dit pand is “in verenigd gebruik met Propstrasingel 7”. Pieter de Wit gaat per 5 juli 1945 naar een ander adres, en ook Sijbrand Dijkstra krijgt per 21 november 1945 een onderkomen in de Compagnonsstraat 21.
Propstrasingel 7 is nog niet afgedankt want Hendrik Kooistra staat op de woningkaart als te zijn ingekomen per 2 augustus 1945 uit de Weststellingwerf. Hij blijft er daarna nog lange tijd wonen, want hij verhuist pas op 12 juni 1953 naar het pand aan de Gedempte Molenwijk 2e. Daar hebben eerst Wessel Wierda en later Johannes Wierda na de bouw van 1936 gewoond, en Johannes is daar in april 1953 overleden.
Hendrik Kooistra heeft vanaf 15 november 1951 onderdak gegeven aan zijn neef Johannes Rondhout, die daarvoor de Schoolstraat nr. 15 de rug heeft toegekeerd. Per 3 mei 1952 verhuist hij vervolgens naar Leeuwarden. In augustus 1952 biedt Kooistra andermaal onderdak aan iemand en deze keer is het Klaas Jonker, die staat ingeschreven als kostganger. Hij gaat op 12 juni 1953 met de familie Kooistra mee naar de Gedempte Molenwijk 2e.
PROPSTRASINGEL 9
De woningkaart van Propstrasingel bevat slechts één ter zake doende mededeling: pompmakerij afgebroken. Dankzij Douwe Miedema weten we, dat daar Jaring Wientjes zijn pompmakerswerkzaamheden heeft uitgeoefend. Hij heeft daar volgens de bevolkingsregisters van 1910-1920 beslist niet gewoond. Hij is geboren op 23 april 1846 te Nijehaske (Heerenwal) en staat als bewoner ingeschreven op het huisnummer 575. Dat is in het register doorgehaald en in 1920 vervangen door nr. 592, welke volgens de gemeentelijke concordans in de Korflaan staat. Later in 1930 wordt dat dus Korflaan 46. Op de gezinskaart wordt in november 1921 het nummer 716b geïntroduceerd, welke volgens de concordans wordt hernummerd tot Van Cuyckstraat no. 25. Daar overlijdt eerst zijn echtgenote Siebrigje Wapstra op 25 maart 1927 en op 18 januari 1933 Jaring Jans Wientjes zelf op 86 jarige leeftijd. Zoon Ate (1893), die steeds bij zijn ouders heeft ingewoond laat dan op de kaart de naam ‘Wientjes’ doorhalen en daarvan ‘Wijntjes’ maken. Hij is eerst kantoorbediende geweest en later verzekeringsagent. Op een nieuwe gezinskaart op zijn naam wordt ook zijn oudere zuster Janna (1878) bijgeschreven, die in 1927 na de dood van haar moeder vanuit ‘s Gravenhage ook weer bij haar vader is ingetrokken. Mantelzorg ?
PROPSTRASINGEL 11
De woningkaart van Propstrasingel 11 geeft aan dat het gaat om een ‘pakhuis’. Deze is afgebroken. In welk jaar is niet duidelijk. Zou de advertentie ter ere van het nieuwe jaar van 31 december 1945 van J.Hoogeveen, voorh. J.M. Visser , Timmerbedrijf, Ged. Molenwijk 11, de natuurlijke opvolger zijn geweest ?
PROPSTRASINGEL 13
Ook de woningkaart van Propstrasingel kent geen bewoners of gebruikers. Als bestemming staan op die kaart de neutrale begrippen ‘werkplaats’ en ‘kantoor’. Maar van wie dan wel en over welke periode ? Daarover hebben we niets kunnen vaststellen: geen gebruikers, geen document, geen krantenbericht of dergelijke.
PROPSTRASINGEL 15 en 17
Voor dit adres geldt eigenlijk hetzelfde, maar de bestemming wordt aangeduid als ‘pakhuis’. En als slotconclusie zonder enige datum (zelfs niet bij benadering): ‘afgebroken’. Waar stond het en wie maakte er gebruik van en in welke periode ? De gemeentelijke administratie laat ons lelijk in de steek.
Nababbel.
In de HIP-Time Magazine 138 hebben we geschreven, dat W. (=Wisse) Mienstra - bij de pogingen van Salomo Mendels om een bergplaats voor lompen en beenderen te stichten in 1911 - een huis naast de huidenzouterij van Klaas Vrij bewoont. Die informatie komt uit de hinderwetvergunning en daarbij is in de Propstrabuurt flink bezwaar gemaakt tegen de stank en de overlast door ratten. Als Mienstra direct naast de huidenzouterij woont dan is dat kadastraal A-2098 (zie Waterleidingkaart 1913). Dan is het wat ver gezocht om als bezwaarmaker tegen Mendels op te treden. Die hinderwetvergunningsaanvraag meldt dat het houten pand welke Mendels in gebruik wil nemen het huisnummer 508 draagt. Dus ook nr. 508 ligt in de Propstrabuurt, maar omdat het niet bewoond wordt is daarover in het bevolkingsregister niets te vinden.
Uit een bouwvergunning aangevraagd door W. Mienstra en toegestaan op 30 november 1908 voor een gedeeltelijke vernieuwing van een woning op kadastraal perceel A-2444, ten oosten van de twee woningen achter de drukkerij van Hepkema en sinds oktober 1905 in huur bij de meubelmakers Van Aalzum & Mienstra, maken we op dat W. Mienstra in 1909 na de verbouwing die woning heeft betrokken. Daarin worden we gesteund door het bevolkingsregister Heerenveen 1900-1910, die in archiefnr. SCO 1946 op folio 648 op 29 april 1909 meubelmaker Wisse Mienstra (1858) en zijn gezin inschrijft op huisnummer 534. In een N.B. (Nota Bene) in de kolom opmerkingen lezen we: “in 1909 veranderd van werkplaats in woning”.
Het gezin bestaat dan bovendien uit zijn vrouw Pietje de Jong (1857) en zijn drie zoons Maas (1887), Rinze (1889) en Marten (1893). Die drie zoons staan alledrie vermeld als ‘meubelmaker’.
Tijdens hun bewoning wordt in 1910 het huisnummer 534 omgenummerd naar Heerenveen 505. SCO 1964, folio 605, maakt niet alleen melding van die nummerwijziging, maar legt ook vast, dat de drie zoons hun bestaat verder voortzetten in Apeldoorn. Zij vertrekken op 29 april 1912. In de kolom ‘Opmerkingen” staat een N.B. met de tekst: “No. 505 sedert mei 1912 pakhuis.” Kennelijk moeten vader en moeder nog het een en ander afronden, want zij worden pas uitgeschreven per 12 juni 1912. Ook zij vertrekken naar Apeldoorn. Het pand is dus na ruim drie jaar weer terug in zijn oude bestemming: “pakhuis’. De kinderen van Wisse en Pietje laten op 17 mei 1918 hun friese kennissen toch nog even vanuit Apeldoorn weten, dat hun ouders op 20 mei hun 35 jarige echtvereniging vieren op de Jachtlaan 43. Vanzelfsprekend door een advertentie in de Hepkemakrant.
Als afsluiting van deze babbel permitteren we ons U een gerasterde foto voor te leggen uit het Nieuwsblad van Friesland van 19 juli 1929. Het is één van de afbeeldingen bij het artikel in het tweede blad met de titel “Excursie Schoterlands Raad”. Uit een citaat van het verslag blijkt de ontluisterende toestand, waarin de dwarsvaart vanaf de wijk langs de Van Dekemalaan naar de Molenwijk is komen te verkeren.
“De Molewijk wekte ieders ergernis op. Het water is gelijk inkt; bodemgassen doen het water borrelen; de stank is ondragelijk. „Hoe is 't ter wereld mogelijk, dat er nog menschen bestaan, die de demping tegenwerken!" aldus zuchtte een lid van den raad. Waterverversching is onmogelijk; de doorvaart vanaf de sloot aan de Decamalaan is reeds op „natuurlijke" wijze gedempt.”
Het gebouw links op de zuid-oostelijk hoek van de Molenwijk met de dwarsvaart is kadastraal Heerenveen A-2439 en kort voor 1929 verkocht door klompmaker Geert Hendriks Vledder c.s. aan Jelmer Murks Visser. (Later ontfermt timmerman Jippe Hoogeveen zich zeker tot de zeventiger jaren van de vorige eeuw over dit perceel.) Het perceel is 2.20 are groot en dient als werkplaats voor Visser’s timmerbedrijf. Vanuit de Bakkerssteeg komend kijk je er practisch meteen op uit. (bron: een getekend kaartje van de hand van Katrinus Hoornveld). Op de andere oever van de dwarsvaart - waar twee jongens voor de fotograaf ‘poseren’ - staat een houten pakhuis in een iets uitgebreidere staat dan de kleurtekening van de ‘barte’ over de dwarsvaart aan het begin van dit verhaal. Hun achtergrond bestaat uit een ‘schutting’ langs de Propstrasingel, vanwaar de ‘barte’ naar het Krugersdorp en de Feitssingel de grotendeels gedempte dwarsvaart nog zichtbaar wordt overbrugd. Neemt U daar nu eens de foto bij uit het fotoboek met de oude beelden uit het weekblad Fen Fryske Groun, welke staat afgebeeld op bladzijde 133 van ‘Must nou es sien’ Heerenveen en Oranjewoud in de uitgave van Van der Let & Partners Publishing i.s.m. Stichting Historie Heerenveen. Die foto uit het nummer van 5 mei 1933 geeft de deplorabele toestand weer in een nog verder gevorderde staat van - ‘openriooldemping’ - in optima forma, terwijl het tevens een nostalgische blik werpt op twee woninkjes aan de Feitsbuurt/Krugersdorp. Als contrast het resultaat van een wasdag met blinkend witgoed aan de waslijn ! In minske is raar guod!
2017, april 29 - wibbo westerdijk - hip-backup
Propstragebied als garagecomplex, Hip-time 139
HIP-TIME MAGAZINE 139
Voor het vervolg van de ontwikkelingen in het Propstragebied langs de Molenwijk nemen we als uitgangspunt het fragment van de Waterleidingkaart van 1913. Het betreft ook dan nog het gebied tussen Molenwijk en de oostelijke gracht langs de tuin van het ‘Groote Huys’ (eigen aan mej. Hobbine Daniella van Heloma). Het wordt ten noorden begrensd door het Breedpad en ten zuiden door de dwarsgracht (noem het maar Molenwijkdwarsvaart).
De eigendomssituatie wordt uitstekend geïllustreerd met een kadastrale beschrijving van de nummers op bovenstaande tekening.
JAGER EN WIERDA HEBBEN PLANNEN VOOR DE PROPSTRABUURT
Zodra de heren Jager en Wierda hebben besloten de Propstrabuurt te gaan verrijken met een garage-complex, zijn er drie ontwikkelingen te onderscheiden.
De eerste fase wordt gekenmerkt door de verwerving via aankoop. Eigenares Geertje Taconis-Propstra is bereid in het dienstjaar 1922 de kadastrale percelen A-1877, A-1878 en A-2444 over te dragen. Het kadaster registreert deze percelen onder leggernummer 2029. Dat zijn resp. 2029.6 en 2029.7 (bestaande uit huis, groot 0.40 are en winkel, groot 0.31 are, van de in 1917 opgeheven Werkliedenvereniging) en 2029.8 (werkplaats en erf, groot 3.49 are, dat is de voormalige drukkerij van Hepkema).
De tweede fase betreft ingrepen door de firmanten o.a. door bouwvergunning 1038 van de gemeente Schoterland, d.d. 16-3-1921 van A-1877, A-1878 en A-2444. De aanvraag voor uitbreiding en verbouwing van pakhuis en werkplaats wordt gehonoreerd. Architect C.J. Wierda tekent voor het ontwerp en timmerman-aannemer L. de Ruiter uit Heerenveen zorgt voor de bouwkundige werkzaamheden. Deze heeft ingeschreven voor een bedrag van fl.13.935,-, met ondermeer concurrentie van Jelmer Murks Visser voor een inschrijving van fl.14.382,-. De verbeteringen hebben wel tengevolge een stijging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.222,- naar fl.357,-. Daarvoor is de aankoop van 1.03 are nodig geweest van mw. Taconis-Propstra. Zij verkoopt dan nog een deel van het erf van A-2431 en van het voetpad A-2445.
De derde fase is de verkoop van de firma-eigendommen aan Johannes Wierda door de veiling van 19 januari 1923 in hotel Groen. Door het plotselinge overlijden van Wytze Jacobs Jager op 19 november 1922 op 47 jarige leeftijd ontstaat de noodzaak voor zijn medefirmant te reorganiseren. Johannes Wierda besluit voorlopig alleen verder te gaan en laat dat vastleggen in zijn legger 2342. Hij neemt het volledige ‘onroerend goed van de firma’ door koop over in het dienstjaar 1924.
Het Nieuwsblad van Friesland van 19 januari 1923 heeft er door de inspanningen van notaris A. Faber te Langweer en de oproeper K. de Jong te Heerenveen een ‘mânske’ advertentie aan gewijd. De kop is “BELANGRIJKE VERKOOPING HEERENVEEN (wegens sterfgeval). Hotel Groen te Heerenveen is dinsdagmiddag vanaf 3 uur het toneel van de veiling. Deze wordt dus voor Mej. de Wed. en kinderen van de heer W. Jager en de heer J. Wierda gehouden. Het eerste perceel is de ‘Garage met uitstalkast, kantoor, werkplaats, erf en grote bovenwoning aan de Dracht’ (tot aan het Achterom), groot 3.80 are. Na de provisionele verkoop, waarbij de eerste biedingen worden gedaan, wordt bij de finale van de publieke veiling op het perceel van de Dracht tot het Achterom fl.25.000,- geboden. Belangrijk voor ons verhaal is het tweede perceel, nl. de Garage met ruime werk-en waschplaats, dubbele woning en magazijn met erf aldaar, aan de overkant van de Molenwijk, groot 5.28 are. Over deze gebouwen aan de westkant van de Molenwijk worden in drie subpercelen bericht, dat ze hebben opgebracht, resp. fl.4400,-; fl.9500,- en fl.2550,-. In het museum Heerenveen bevindt zich in het archiefje Jager & Wierda het inschrijvingsformulier voor het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Leeuwarden, betreffende de opheffing van de handelszaak Johannes Wierda en vestiging van de firma Jager & Wierda, automobielen en rijwielhandel c.a. Deze is gedateerd 31 mei 1923.
De door de firma in het dienstjaar 1923 verrichte ‘bijbouw’ veroorzaakt een verandering van het kadastrale nummer A-2444 naar A-3051. Vanaf het dienstjaar 1927 is Johannes Wierda begonnen met het steeds geschikter maken van de vroegere drukkerijgebouwen tot garage, werkplaats en pakhuis. Johannes Wierda is trouwens onder de handelsnaam “Firma Jager en Wierda” doorgegaan en heeft dit ook per 1 maart 1923 laten vastleggen in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te Leeuwarden. Deze informatie hebben we mogen vinden in het Museum Heerenveen, waar een archiefje ‘Jager & Wierda’ in een archiefdoos zit.
Deze licht ons ook in over een acte van 17 februari 1921 door de notaris J.W. Schipper verleden en overgeschreven in het hypotheekkantoor van Heerenveen op 17 maart daaraanvolgend. Bij die acte is verkocht door mevrouw Taconis-Propstra de grond met twee woningen, resp. A-1877 en A-1878 en verder twee delen van kadastraal A-3051, resp. 1.30 are en 3.20 are. De koopster (de firma Jager en Wierda) mag gebruik maken van de steeg langs de Nationale Bankvereniging (dus de Propstrasingel) en van de brug over de Molenwijk, eigendom van de verkoopster. Op dat ogenblik zijn dat de kadastrale nummers A-2455 en A-2431 (beiden deels) en nummer A-1875 geheel. Het onderhoud is steeds voor gezamenlijke rekening in verhouding tot de grootte van percelen en wordt beschouwd als een erfdienstbaarheid.
Met één advertentie in het Nieuwsblad van Friesland kunnen we niet zo goed uit de voeten. De omschrijving past voor een groot gedeelte op de gebouwen, die Geertje Propstra, ega van J.H. Taconis bij de scheiding van 1907 zijn toegevallen. De maatvoering past ons inziens evenwel niet bij de plattegrond van de waterleidingkaart van 1913, welke is getekend op een schaal van 1:1250. De datum van de advertentie ligt evenwel zo dicht bij het kadastrale dienstjaar, dat het onderdeel kan zijn geweest van de transacties met de firma Jager en Wierda voor hun auto-imperium.
Let op: In de situatie vóór de demping van de Molenwijk staat evenwijdig daaraan de ‘zijgevel’ van het gebouwencomplex! Na de demping van 1934/35 noemt men dit de ‘voorgevel’ !
De tekst luidt: “Bij inschrijving te koop aangeboden een Pakhuis aan de Molenwijk te Heerenveen aan weg en water. Zeer geschikt ook voor fabriek, hebbende een lengte van van 16,5 meter; 2 verdiepingen hoog met extra zware balken en 1,5 steens muren. Daarnevens zuidkant een wagenhuis, lang 7,5 meter, daarachter gelegen bergplaats, lang 6,5 meter. Deze gebouwen zijn voor belanghebbende te bezichtigen den 13e October a.s. des morgens van 10 tot 12 uur. Aanwijzing doet K. Telgenhof, mr. timmerman, Badweg, Heerenveen. Briefjes op zegel in te leveren Pastorielaan 358, Heerenveen. De verkooping geschiedt op billijke voorwaarden.”
Mogelijk moeten we ook nog een andere optie bekijken ervan uitgaande dat het adres Pastorielaan 358 als huisadres van ‘onze’ slager Andries Johannes de Jong ‘in ruste’ is. Zijn naam staat in het bevolkingsregister van Heerenveen-Aengwirden 1890-1920, deel II, als laatst bewoond adres in deze periode (AEN 1323). In het adresboek van 1922 vinden we daarvan de bevestiging. De pas gebouwde huizen van de Pastoriedwarsstraat - aanbesteed in de jaren 1916 en 1917 - hebben de serie opeenvolgende nummers 346 tot en met 362 gekregen. Bij de vergunningen staat als locatie vermeld aan de ‘Pastorielaan’. Pas later heeft de nieuwe straat de naam Pastoriedwarsstraat gekregen, terwijl het thans officieel ‘Pastoriestraat’ is genoemd.
‘Onze’ slager Andries de Jong heeft het perceel A-1731 in de Propstrabuurt in erfpacht gehad en uit de kadastrale registratie van dat perceel is er nimmer een reden geweest om die erfpacht ‘vervallen’ te verklaren. Hij heeft dus steeds aan zijn financiële verplichtingen ten opzichte van de eigenaar en later ‘zelfs’ (na vererving in 1907) aan de eigenaresse Geertje Taconis-Propstra kunnen voldoen. Bovendien heeft hij steeds het recht van verhuur mogen gebruiken. Dat heeft hij immers al eens in 1905 geprobeerd. De gebouwen die hij heeft bijgebouwd blijven derhalve tot de verkoop zijn eigendom. De verkoop vindt tenslotte in het dienstjaar 1924 plaats. Het perceel A-1731 (schuur en erf, 1.20 are) wordt gekocht door de N.V. G.J. Pothaar's IJzerhandel te Heerenveen. Daarover verderop meer !
Johannes Wierda heeft besloten de naamsbekendheid van de fa. Jager & Wierda te continueren. Tegelijk voert hij verbeteringen uit en maakt plannen voor uitbreidingen. Wij beperken ons tot de veranderingen in de Propstrabuurt, maar ook aan de hoofdvestiging aan de Dracht wordt gesleuteld. De ‘verbouw’ van A-3051, welke door het kadaster in het dienstjaar 1927 wordt geregistreerd onder Johannes Wierda’s kadasterlegger 2342.6, betreft ‘garage, pakhuis en werkplaats’ met een grootte van 4.52 are. Aan die grootte wordt niet gewijzigd, maar de gebouwen komen (vermoedelijk) onder één dak. De nieuwe omschrijving luidt namelijk ‘garage en erf’, maar in het gemeentearchief is er geen bouwvergunningsdossier aangetroffen die deze ingreep ondersteunt.
De volgende transactie is het overnemen van ‘schuren en erf’, welke de N.V. Pothaar’s IJzerhandel in de markt wordt gezet. Het is geregistreerd onder ‘Achterom A-3097’ en is eerder ontstaan uit een gedeelte A-1731 en uit Pothaar’s bezit A-3052 (1.93 are). Pothaar heeft vanaf dj. 1924 van deze ‘vereeniging’ van percelen met een grootte van 2.97 are mogen gebruik maken. De omschrijving is daarvoor aangepast en omschreven als ‘werkplaats, schuur en erf’. In het dienstjaar 1933 wordt de overdracht van Pothaar’s verkochte percelen overgeschreven naar de legger van autohandelaar Johannes Wierda (legger 2342.10). De ‘gebouwde waarde’ van de werkplaats blijkt met fl.27,- te worden gewaardeerd en een schuur met fl.19,-.
Na een korte adempauze - de Heerenveen-één organisatie vraagt van alle Heerenveners maximale aandacht - verraadt het kadaster ons, dat er in het dienstjaar 1937 sprake is van een ‘stichting, enz.’ betrekking hebbend op de van de N.V. Pothaar overgenomen gebouwen. De omschrijving van die nieuwe situatie en het daarvoor beschikbaar stellen van een compleet nieuw kadasternummer duidt op een forse ingreep. De aanvraag voor een bouwvergunning, welke Johannes Wierda namens de firma op de gemeentelijke tafel deponeert bij zijn aanvraag van 3 april 1936, doet nogal wat stof opwaaien bij de directeur gemeentewerken K.R Post en het de Provinciale Adviescommissie. De heer Post stelt op 7 april in zijn advies op het ‘bouwadres’ in een A-4tje een aantal punten vast, waarop deels dispensatie moet worden gegeven op de gemeentelijke woningverordening en deels voor afvoer van afval en smerige lucht scherpe voorwaarden gesteld.
Het ontwerp van Wierda en Visser en de blauwdruk van de Provinciale Adviescommissie. 1936.
Het advies van de “Provinciale Friesche Adviescommissie ter wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land” te Leeuwarden vindt dat er flinke architectonische ingrepen nodig zijn om te kunnen voldoen aan artikel 7 van bekende “Algemeene Regels”. Zij keuren het ontwerp dus niet goed en adviseren de gevraagde vergunning niet te verlenen. Johannes Wierda en zijn architect Jelmer Murks Visser tekenen beroep aan en laten zich uitnodigen op vrijdag 8 mei voor een gesprek in Leeuwarden om te vernemen wat er aan het ontwerp mankeert. Zij krijgen te horen dat de bezwaren zich richten tegen de hoofdvorm maar ook tegen de verdeling en groepering van de ramen. Het ontworpen platte dak zou moeten worden vervangen door een kap. Wierda en Visser stellen, dat dan de bouwkosten aanzienlijk hoger zouden uitvallen. Op zaterdag 9 mei heeft de adviescommissie op de bouwplaats vastgesteld dat dit ontwerp in deze straat niet toelaatbaar zou zijn. Ze sturen nu bij het - nog steeds negatieve - advies een ontwerptekening mee met een voorstel hoe het er wel zou kunnen uitzien. B. en W. licht de fa. Jager & Wierda daarover in en nodigen de firma uit met nieuwe plannen te komen. Dat gebeurt prompt, want op 12 mei laten zij weten, dat ze zich wel kunnen vinden in de geadviseerde raamverdeling, maar beslist niet met de verandering voor een veel duurdere kapconstructie. Fijntjes wijzen zij B. en W. (en indirect ook de adviescommissie) erop, dat Garage Wijma (Verl. Dracht), de Middenstandsbank (Lindegracht) en de woning van J. Nauta (Nieuwburen) wel met een plat dak zijn goedgekeurd.
Op 18 mei laat de heer K.R. Post, directeur gemeentewerken, overtuigd door de nieuwe tekening van architect Visser aan B. en W. weten, dat het gevelplan en haar verdeling door de wijzigingen een stuk rustiger is geworden. Er is volgens hem geen bezwaar meer om de gevraagde vergunning te onthouden.
De nieuwe situatie van ‘garage, bovenwoningen en erf’ is aanvankelijk begroot op fl.8500,- en krijgt het nieuwe kadasternummer A-3297. Er blijkt in ieder geval een aanzienlijke stijging aan ‘gebouwde waarde’ te zijn bereikt (van fl.27,- + fl.19,- = fl.46,- naar fl.372,-) en we mogen niet aannemen, dat zoiets de gemeentelijke belastingorganen over het hoofd hebben kunnen zien. In een advertentie van 23 oktober 1936 zijn de twee ruime, moderne en geriefelijk ingerichte bovenhuizen boven de nieuwgebouwde garage van de fa. Jager & Wierda te huur en te bevragen bij de administrateur D. Schipper op de Fok 70 te Heerenveen.
Later vinden we in het ‘archiefje Jager & Wierda’ nog een gemeentelijke vergunning van 11 juni 1939 voor het plaatsen van een toegangskozijn in de werkplaats aan de Gedempte Molenwijk nr. 1 op sectie A-3052.
Dit na-oorlogse kiekje (Museum Heerenveen, nr. 07632d)
geeft een beeld van pand en omgeving weer.
De periode die dan volgt wordt bepaald door een terugval door de oorlogsomstandigheden. Met uitzondering van de door Geertje Propstra c.s. gedane verkopen van een aantal percelen is er door de andere belanghebbenden geen bouwaktiviteit ontplooid. Pas na afloop van de oorlog is er in het dienstjaar 1947 weer kadastraal interessante bouwaktiviteit waar te nemen bij de percelen A-1877 (huis, 0.40 are), A-1878 (winkel en huis, 0.31 are) en A-3051 (garage en erf, 4.52 are, ontstaan uit A-2444 en A-2445) van eigenaar Johannes Wierda. Er is sprake van ‘inw.(endige) verbouw’. Bij percelen A-1877 en A-1878 is daarbij sprake van samenvoeging van de ‘gebouwde waarde’ tot fl.78,- voor de beide percelen samen. De realiteit blijkt dat op 22 mei 1946 een aanvraag van de fa. Jager & Wierda voor de Ged. Molenwijk 2a en 2b voor de genoemde percelen op de gemeentelijke burelen valt. Architecten J. Bosma (Drachten) en L. van Houten (Heerenveen) hebben berekend, dat voor fl.2900,- het plan voor een kleine verbouwing, t.w. wijziging van rechter zijgevel en wijziging van de voorgevel door een brede deur naar de Gedempte Molenwijk, plus een interne spuit-en lakafdeling kan worden gerealiseerd. De 19e augustus 1946 verlenen B. en W. een vergunning met kosten en voorwaarden. (Dossier Bouwvergunning 1946-58)
Het kadastrale dienstjaar 1949 is voor Johannes Wierda opnieuw een jaar om flink te investeren in de percelen die beschikbaar komen doordat de vrachtauto-ondernemer Johannes Broersma zijn in het dienstjaar 1944 gekochte ‘erf’ van 4.47 are te gelde wil maken en grossier Cornelis Brouwer zijn ‘erf’ van 4.39 are eveneens wil verkopen. Dat zijn de kadastrale percelen A-3570 en A-3571, waarvan de nummers in dienstjaar 1944 zijn toegekend. Deze uitbreiding van het areaal gebouwen worden vastgelegd in een nieuwe legger 3297, waarvan de eigendomstitel luidt: eigenaar N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda te Heerenveen, met als vennoten Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen te Heerenveen.
Opnieuw zijn het de B.N.A.-architecten J. Bosma en L. van Houten, die in opdracht van de fa. Jager en Wierda zich gaan buigen over de tekeningen voor het bouwen van een werkplaats voor het adres Gedempte Molenwijk 4b. Hun aanvraag dateert van 6 mei 1949. Kadastraal worden genoemd de nrs. A-3462 (toegekend dj. 1940 en ontstaan uit de bezittingen van Broersma en Brouwer en dus eerder uit A-1732 - het erfpachtterrein van Murk G. Visser), A-2069 (stuk voetpad) en A-3098 deels (stukje singel). Tevens worden de kad. nrs. A-3570 en A-3571 genoemd, welke een voortzetting zijn van A-3462 en derhalve van het tijdelijke bezit van Broersma en Brouwer. Al met al wordt in het bouwdossier 1949-147 gesproken over een terreinoppervlak van 10.32 are.
Nadat door de Provinciale Planologische Dienst hun accoordverklaring van 20 mei 1949 is toegezonden en de directeur van gemeentewerken het advies op de bouwaanvraag, gepaard meteen lijst van voorwaarden (13 punten) op 8 october 1949 aan B. en W. heeft geadresseerd, wordt de vergunning verleend.
De snelheid van de aan te brengen veranderingen is zo hoog, dat ook de gemeentelijke deskundigen er bijna geen oog meer op kunnen houden. De nauwkeurigheid van de kadastrale aanduidingen heeft daaronder geleden en de dossiers - in dit geval 1951-19 - moeten zeer kritisch worden doorzocht. Een volgende aanvraag voor A-3051 (eerder dus A-2444) en A-3570 (het eerdere Broersma-bezit) dateert van 4 januari 1951. Het te veranderen gebouw met als adressering Ged. Molenwijk 4b zal worden uitgevoerd door de bouwmeester van de firma van der Wijk, Schaap en Buwalda, die hun kantoor hebben op Badweg 16. In de bestaande garage moet gemaakt worden een smeerkelder en een wasplaats voor auto’s op basis van technische tekeningen, gedateerd 17-12-1950. De begrote bouwsom bedraagt fl.12000,-. Op 12 februari 1951 worden de stukken opgestuurd voor een advies op de bouwaanvraag. Deze keer lijken er weinig beletselen te zijn, want de vergunning wordt al op 1 maart afgegeven. Merkwaardigerwijs spreekt de kadastrale registratie van twee stukken erf (samen 8.76 are voor de kadasternummers A-3570 en A-3571), terwijl de garage, smeerkelder, wasplaats en erf totaal op 4.52 are worden berekend.
Inmiddels anticipeert Johannes Wierda op zijn definitieve afscheid van het concern door het laten opstellen van een acte van borgstelling, ten behoeve van zijn zoons Ruurd, Jan en Hielke Wierda of hun firma Jager & Wierda voor een totaalbedrag van fl.60.000,-. Die acte is gedateerd 22 november 1951 en Johannes wordt dan al ‘zonder beroep’ genoemd. Zou deze nodig zijn geweest om de firma om te bouwen tot naamloze vennootschap ?
Legger 3297.10: eig. N.V. Automobielbedrijf Jager ; later Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen; Achterom A-3051; garage, smeerkelder, wasplaats, erf; 4.52 are; gebouwd fl.475,-; uit 2342.15; zie gewijzigd zie reproduktie. Het resultaat van de in groen geschreven aanwijzing levert in de aansluitende leggerdoos ‘Heerenveen 2’ de volgende omschrijving op:
Doos 3297.10: eig. N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda ; later Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen; dj. 1957 scheiding; dj. 1957. opr. vennp; Achterom A-3051; garage, smeerkelder, wasplaats, erf; 4.52 are; gebouwd fl.475,-; dj. 1961 vereniging st.75/39; uit 2342.15; ‘ zie 3297.25
Opnieuw wordt het adres Ged. Molenwijk 4b genoemd in een dossier van een bouwvergunning. Dat dossier 1954-148 heeft alles te maken met de dagelijkse routinezaken van een garagebedrijf. Dit keer komt de aanvraag niet uit de directe koker van de fa. Jager en Wierda, maar van een belangrijke schakel in hun bedrijfsvoering, nl. de ‘Shell Nederland N.V.’ uit Den Haag. Hun verzoek voor een vergunning is gericht aan de directeur van Gemeentewerken en is gedateerd 26 juli 1954. Het is gericht op het bouwen van een verkoopruimte (benzinestation) bij het perceel Heerenveen A-3840 en A-4654. De directeur constateert, dat die locatie is geprojecteerd op gemeentegrond en wij nemen aan dat het nummer A-4654 in de gemeentelijke legger voorkomt. De grond van de firma Jager en Wierda loopt niet verder dan 1.90 meter uit de gevel.
Dit feit doet de directeur drie beperkend voorwaarden aan de vergunning toevoegen, nl. 1e. de vergunning geldt tot wederopzegging; 2e. voor het erkennen van het eigendomsrecht moet een vergoeding van fl.1,- per jaar worden betaald; 3e. de electrische installatie van de dubbelzijdige lichtbak moet voldoen aan de eisen van het Provinciaal Electriciteitsbedrijf Friesland. Uiteindelijk wordt de vergunning op basis van deze voorwaarden verleend per 10 augustus 1954.
Nota Bene: Bij de aanvraag voor een vergunning heeft ‘Shell Nederland’ een aanlegtekening van het vooraanzicht, het zij-aanzicht, een detail trottoirrand en een plattegrond meegeleverd. Dat ziet er wel iets geavanceerder en luxueuzer uit dan wat U op de foto 07634 van het museum Heerenveen ziet afgebeeld.
Overigens is in de legger van de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda te Heerenveen de Gedempte Molenwijk A-3840 het enige nummer, dat in het dienstjaar 1955 als de reden van verandering het begrip ‘stichting’ hanteert. In een volgende leggerregel is de omschrijving ‘garage, erf’ gewijzigd in ‘garage, benzinestation, erf’. Op deze foto van de heer Kramer ziet U het zuidelijke deel van het garagecomplex. Geheel links waarschijnlijk nog net een stukje dak van het pakhuis van aannemer Jippe Hoogeveen.
Onze Propstrabuurt is op bovenstaand fragment van het “Saneringsplan Zuidwest 1955” voor wat betreft de percelen van de N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda met een kleurtje gemarkeerd. Met de nieuwe perceelnummers heeft U al kennis gemaakt met uitzondering van A-2998 en A-1726.
A-2998 komt uit verkoop van de ‘steeg’, groot 3.53 are, door Cornelis Bosma, grossier te Heerenveen, aan de kopende N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda, te Heerenveen. Die transactie vindt plaats in 1955, maar wordt pas kadastraal verwerkt in het dienstjaar 1956. Die steeg heeft een haakvormig verloop en verbindt het Breedpad met de Gedempte Molenwijk.
Het perceel A-1726 wordt tegelijk met A-2998 verkocht door Bosma aan de N.V., die daarmee nog eens 6.50 are verwerven van ‘het schaftlokaal met erf’, welke - vóór grossier Bosma - dienstbaar zijn geweest aan de personeelsleden van de N.V. Tabaksfabriek ‘De Oude Rooker’. De aankoop van het totaal van 10.03 are blijkt voor de N.V. Autobedrijf Jager en Wierda nog niet voldoende. Zij leggen tegelijk ook nog de hand op 1.64 are grond voor hun nieuwe plannen. Deze worden ook weer vastgelegd in een bouwplan voor een autowerkplaats (garage), waarvoor een bouwvergunning wordt gevraagd op basis van de tekeningen van de B.N.A.-architecten J. Bosma en L. van Houten, en Jan Kuipers Staal-en Houtbouwindustrie N.V. te Nunspeet voor de statische berekeningen (stabiliteit van de toe te passen constructies), d.d. 9 september 1955. Inderdaad gaat het om de kadastrale percelen A-2998, A-1726, A-807, A-808 en A-809. De N.V. denkt dat te kunnen realiseren voor fl.85.000,-.
De op blad 1 van het bestek no. 826 voorkomende plattegrond laat zien, dat de enorme werkplaats als het ware is heen gebouwd om de garage, de werkplaats, de rijwielbergplaats en de winkel van S. Postuma. Met een totale lengte van 47.30 meter aan de westmuur en een breedte van 21.40 meter aan de zuidkant, de gevelbreedte achter de bebouwing van het Breedpad 15.58 meter en de zichtbare gevel langs de Gedempte Molenwijk 22.00 meter. De bijgevoegde ‘situatieschets’ maakt alles duidelijk.
Alle veranderingen door de eigendomswisselingen en bouwaktiviteiten maken, dat in het dienstjaar 1962 een grootscheepse kadastrale vernummering heeft plaatsgehad. Het gevolg daarvan laat zich aflezen van een kadastraal fragment van het ‘Saneringsplan 1968’ van de gemeente Heerenveen. Uit het register van uitgereikte kadasternummers blijken de op het saneringsplan 1968 voorkomende nummers A-4136 (Breedpad 13), A-4317 (Ged. Molenwijk 6), A-4138 (gedempte Molenwijk 8 en 10, en A-4139 (zonder huisnummer) te zijn toegekend in het dienstjaar 1961. Dat blijkt in de voorgaande leggerregels (achter het woord: uit = ontstaan uit) te zijn gebeurd onder de terminologie: “dj. 1961 vereniging”. A-4137 tot en met A-4139 zijn dan alle het bezit van de ‘N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda’, die dan bestaat uit Jan, Ruurd en Hielke Wierda. Op 30 april 1953 is Johannes Wierda namelijk overleden in zijn bovenwoning nr. 2e aan de Ged. Molenwijk en daarop heeft de ‘scheiding’ van de bezittingen plaats gevonden. Dat huisnummer 2e (zie de rechterbovenwoning op foto 07632d) blijkt volgens een gemeentelijke vernummeringslijst per 1 januari 1967 te zijn hernummerd met het huisnummer Ged. Molenwijk 6. (Vergelijk daarvoor het Saneringsplan 1968)
Een overzichtje van deze drie nummers geeft enig inzicht in de kadastrale systematiek, zonder dat we daar verder over zullen uitweiden. Duidelijk is wel, dat de N.V. met 11.67 + 8.20 + 10.03 = 29.90 are grondoppervlak hebben ingericht als garage-ruimten voor alle soorten werkzaamheden.
Legger 3297.24: eig. N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda; later Jan Wierda, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen ; A-4137; garage, erf; 11.67 are; gebouwd fl.772,-; uit 3297.19; 3297.20; 3297.21; 3297.22; 3297.23; zie gewijzigd zie reproduktie. (Ged. Molenwijk 4 en 6)
Legger 3297.25: eig. N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda; later Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen; Achterom A-4138; huis, garage, smeerkelder, wasplaats; garage, bovenwoning, erf; 8.20 are; gebouwd fl.78,-, fl.475.- (w); fl.497,- (o); uit 3297.7; 3297.8; 3297.10; 3297.11; zie gewijzigd zie reproduktie. (Ged. Molenwijk nr. 8 en 10)
Legger 3297.26: eig. de N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda eerder Jan Wierda, Ruurd Wierda en Hielke Wierda, handelaren in automobielen Gedempte Molenwijk A-4139; garage, benzinestation, erf, weg; 10.03 are; gebouwd fl.415,-; dj. 1970 verkoop enz.; uit 3297.2; 3297.12;
zie 3297.31; 4726.1
In de periode 1957-1977 hebben de vennoten van de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda zich niet meer bezig gehouden met bouwzaken op de Propstrabuurt-locaties. Overigens is dat maar beperkt waar, want Shell Nederland Verkoopmaatschappij N.V. laat - we nemen aan na afloop van het contract met de N.V. Jager en Wierda - de gemeente weten, dat zij de benzinekiosk aan de Gedempte Molenwijk op 9 augustus 1967 hebben verwijderd. Zij verzoeken de gemeente derhalve de vergunning in te trekken en hen te ontslaan van hun daaruit voortvloeiende verplichtingen. Gemeentewerken adviseert het college dat te doen en B. en W. ontheffen de Shell van hun verplichtingen onder referte van de bouwvergunning nr. 48 uit het jaar 1954.
In het dienstjaar 1970 evenwel blijkt het karakter van het automobielbedrijf te veranderen. Zij gaan over tot verkoop van 57 centiare van kadastraal A-4139 aan de zuidelijke buurman timmerman-aannemer Jippe Hoogeveen (legger 4726), die het toevoegt aan zijn werkplaats met erf.
Resultaat is uiteraard weer een nieuw kadastraal nummer, nl. A-4139 wordt dan A-4482. En Hoogeveen’s bezit krijgt kad. nr. A-4481.
De kadastrale omschrijving voor A-4482 ziet er dan als volgt uit:
Legger 3297.31: eig. de N.V. Automobielbedrijf Jager & Wierda, eerder Jan Wierda, Ruurd Wierda en Hielke Wierda, handelaren in automobielen; Gedempte Molenwijk A-4482; garage, erf; benzinestation; 9.49 are; gebouwde waarde fl.415,-; uit 3297.26; zie: einde ( 4726.1)
In het kadastrale dienstjaar 1973 vindt er - voor gewone mensen - een ‘merkwaardige transactie met de nodige haken en ogen plaats’. De N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda van de vennoten Jan, Ruurd en Hielke Wierda, handelaren in automobielen te Heerenveen, verkopen ‘huis, garage, smeerkelder, wasplaats, garage, bovenwoning en erf’ groot 8.20 are, aan de ‘besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Automobielbedrijf Jager en Wierda B.V., Ged. Molenwijk 4 te Heerenveen.
Dit bezit wordt vervolgens verantwoord in een nieuwe legger 5075.3 onder het nieuwe kadastrale nummer A-4734 en vertegenwoordigd dan een grootte van 16.96 are. Legger 3297.5 (de N.V. Jager en Wierda) wordt als ‘leverancier’ genoemd (van 4.37 are) en voor de rest 4131.13 (door Johannes Heinrich Oenema, in 1963 de nieuwkomer in Heerenveen als garagehouder en taxibedrijf). Helaas bestaat zijn legger - in het gemeentearchief van Heerenveen - uit niet meer dan twaalf regels. Wat de term “dj. 1974 rectificatie” als
reden voor verandering inhoudt, blijft voor ons een groot raadsel. Wel wordt dan weer verwezen naar de legger van Johannes H. Oenema als eigenaar van dat uitgebreide bezit genoemd. Maar ook legger 4131.16 kan jammer genoeg in het gemeentearchief niet worden geverifieerd. Uit de ‘link’ met ‘Jager en Wierda b.v.’ mogen we wel concluderen, dat Oenema met dit bedrijf zaken heeft gedaan in het Propstragebied.
Het wordt langzamerhand duidelijk, dat de ‘focus’ van de heren Wierda geleidelijk meer op andere zaken wordt gericht dan op de automobielbranche. Het dienstjaar 1977 brengt weer een naamswijziging in het handelsregister (en ook in de kadastrale registratie). De ‘besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Automobielbedrijf Jager & Wierda b.v.’ wordt omgezet in de “Exploitatie Maatschappij Jager en Wierda B.V,, gevestigd te Heerenveen”. De twee resterende complexen ‘garage en erf’ worden daar nog in ondergebracht, t.w. A- 4732 van 11.76 are, en A-4733 van 5.93 are. De nieuwe legger, die daarvoor is toegekend is legger 6067. In datzelfde dienstjaar 1977 volgt tevens de verkoop van de beide garagecomplexen door de Exploitatie Maatschappij. Nieuwe eigenaar wordt ‘Homecenter Feenstra B.V, gevestigd te Wolvega, Van der Sandeplein 2, Wolvega”. Conclusie: De Propstrabuurt zal er anders uit gaan zien !
In bovenstaande tekst komt een aantal keren de naam voor van Johannes Heinrich Oenema voor. Met zijn komst naar Heerenveen in 1963 krijgt het automobielbedrijf in Heerenveen een nieuw aanzien. Johannes Heinrich, die is geboren in Haulerwijk op 16 juni 1926, is de zoon van Klaas Tjeerds Oenema, landbouwer, en Margaretha Catharina Hohmeijer. Nauwelijks 20 jaar oud wordt hem bij beschikking van de kantonrechter te Beetsterzwaag handlichting verleend. Hij krijgt daarmee de bevoegdheid toegekend ‘tot de ontvangst van-, de uitgaven van- en de beschikking over zijn inkomsten’. Bovendien mag hij een vennootschap onder firma aangaan met Gerrit de Vries, Jacob Bijker en Koenraad Oenema, alledrie transportondernemer te Gorredijk, en Wiebren de Jong, eveneens transportondernemer te Jubbega. Samen willen zij een autotransportbedrijf - in de ruimste zin van het woord - uitoefenen in een vennootschap. De Heerenveense Koerier publiceerde dit bericht in haar uitgave van 19 juli 1946.
De Kamer van Koophandel te Leeuwarden legt de inschrijving van de “Fa. G.A.T.O. Gorredijkster Auto Transport Onderneming wonende te Gorredijk” vast op 16 oktober 1946. Dit expeditiebedrijf richt zich niet alleen op goederenvervoer, maar ook personenvervoer met autobus en taxi’s. Over zijn inbreng in de vennootschap valt weinig te vertellen. Zijn levensloop wordt rond 1950 beïnvloed door zijn huwelijk met Gé (Geesje) de Boer en in de week van 15-21 mei 1952 door de geboorte van zoon Jan.
Begin 1963 gaat de familie zich vestigen op de Alma Tademaweg nr. 22 in Heerenveen. Op 27 februari 1963 lezen we vervolgens in de Friese Koerier de volgende advertentie:
“AUTOMOBIELBEDRIJF JAGER & WIERDA N.V.”
Dracht 28, Heerenveen,
deelt U hierbij mede, dat zij per 1 maart 1963 haar volledige auto-
verhuurbedrijf, inclusief ambulance, lijkauto en VW-busje, heeft
OVERGEDRAGEN AAN DE HEER J. OENEMA
Wij danken U voor het vele jaren genoten vertrouwen en bevelen
onze opvolger ten zeerste bij u aan.
In aansluiting op bovenstaande bericht zal ik het bedrijf op dezelfde
voet voortzetten en voorlopig op hetzelfde adres en onder blijvend
telefoonnummer 2500. Ik zal trachten u de grootst mogelijke service
te verlenen en beveel mij ten zeerste bij u aan.
Het blijkt uit de Friese Koerier van 26 april 1963, dat ook Burgemeester en wethouders van Heerenveen nog iets hebben te melden. Gelet op art. 42, lid 2, van de Wet Autovervoer personen, brengen zij ter openbare kennis, dat zij de vergunning voor het vervoer van personen met vier huurauto’s, op 30 november 1959 hebben verleend aan het Automobielbedrijf Jager en Wierda N.V. te Heerenveen (geldig tot 31 december 1965) en overgedragen aan J.H. Oenema te Heerenveen, Alma Tademaweg 22. Zij vestigen er de aandacht op, dat op basis van art. 55, lid 1, van genoemde wet, beroep openstaat op de gedeputeerde staten van Friesland binnen dertig dagen. Huisman, burgemeester, en H. v.d. Velde, secretaris, tekenen deze bekendmaking.
Kennelijk zijn er geen schorsende bezwaren aan het licht gekomen, want op 21 juni 1963 kun je al in de Friese Koerier lezen: “Voor al uw taxi, trouw-, en begrafenisritten: J.H. OENEMA, Alma Tademaweg 22, Heerenveen, Tel. 2500 (v.h. Jager en Wierda). Tevens voor Verhuur z. chauffeur van Opel, V.W.-busje en Daf (spec.-tarief). Ook autorijschool voor DAF.”
Op 5 mei 1964 zijn ze reeds naar de Heideburen 47 verhuisd, want die datum staat op de woningkaart. Aan de achterkant van die locatie - bereikbaar via de Pastoriedwarsstraat - blijken de achterliggende erven geschikt te kunnen worden gemaakt voor de garagestalling van de vervoermiddelen. Oenema heeft daar een drietal kadastrale percelen, o.a. A-1781, A-1782 en A-1783, aangekocht en door ‘vereniging, enz.’ geschikt laten maken. In 1966 heeft hij zodoende 6.30 are tot zijn beschikking.
De aanwezigheid van een witte Chevrolet, aangeschaft voor de trouwritten, trok zoveel aandacht van een drietal Heerenveense broers dat zij deze in het weekend van 22, 23, 24 juni 1968 kaapten. De 18, 19 en 20 jarige jongemannen K., allen van beroep lasser, maakten er een lang weekend joy-riding van. Er komt meer dan 400 kilometer op de teller. De jongste wilde op een gegeven ogenblijk niet meer meedoen, stapte uit, lifte terug naar Zwolle en nam de trein naar Heerenveen. Maandagmorgen wordt hij opgepakt door de politie, terwijl zijn broers de reis zelfs tot Schiedam voortzetten. Die maandagavond keren ze terug naar Heerenveen, parkeren de Chevrolet in Oudehaske en worden onderweg naar Heerenveen aangehouden. De materiële schade aan de auto is beperkt gebleven tot een mankement aan de koppelingsplaten. Justitie zal ongetwijfeld het laatste woord in deze zaak hebben gehad.
In de ‘Verkeersgids van Heerenveen’ van het jaar 1971 is één van de adverteerders Taxibedrijf J.H. Oenema (zie de kleurige afbeelding). Op dat ogenblik is het bedrijf onder no. 8 en de bovenwoning onder no. 10 in gebruik bij Johannes H.Oenema. Hij heeft zijn relatie met de Gedempte Molenwijk nr. 10 - sinds 1 januari 1967 de meest zuidelijke bovenwoning - van het witte, drie verdiepingen hoge en in 1936 gebouwde blok, per 1 september 1970 stevig aangehaald. Hij verlaat Heideburen 47 en gaat boven nr. 8 (de garage) wonen. Op de noordelijke bovenwoning is op dat ogenblik Roelof van Leuveren sinds 1 juli 1970 de bewoner. Wanneer deze op 16 februari 1974 verhuist naar de Kemphaanstraat 4, maken zoon Jan Oenema (1952) en zijn echtgenote - sinds juni 1973 - Ans Stoelwinder op 1 maart de overstap van Ratelaar 31 naar Gedempte Molenwijk nr. 6. Op 1 september 1974 brengt de ‘ooievaar’ hen hun eerste zoon Joscha René. Jan heeft zich ook bekwaamd in het autotechnische en vervoersvak via een beroepsopleiding.
Net als voor de Exploitatie Maatschappij Jager en Wierda wordt 1977 ook voor het Taxi-en Autoverhuurbedrijf J.H. Oenema b.v. een cruciaal en memorabel jaar. Ook nu is het de Leeuwarder Courant van 17 januari 1977, die het grote nieuws mag brengen enkele dagen voor het grote gebeuren. We laten de beide participanten volledig journalistiek hun boodschap overbrengen.
“Na 31 jaar gaan wij ons bedrijf per 1 febr. 1977 overdragen aan TAXI-EN AUTOVERHUURBEDRIJF J.H. OENEMA B.V. Daar het ons onmogelijk is om iedereen, clientèle en vrienden persoonlijk te bedanken, willen wij langs deze weg allen hartelijk dank zeggen, ook namens het personeel, voor het vertrouwen dat wij jarenlang van U mochten ontvangen, en bevelen onze opvolger beleefd bij U aan. Taxi-firma S. v.d. Vlugt (de Vlugtax), Schans 23-25, Heerenveen. In aansluiting op bovenstaande, hoopt ondergetekende op dezelfde wijze, met een vlotte service de zaak voort te zetten. Beleefd aanbevelend: J.H. OENEMA B.V., GED. MOLENWIJK 8, HEERENVEEN.”
Wanneer administrateur Schipper voor de erven mr. Berger-Sietsma hun burgerwoonhuis met bergplaats c.a. aan de Schans 23, groot 4.40 are, op 18 juli 1941 verkoopt, hapt Siebren van der Vlugt uit Rottum op het bedrag van fl.6990,- toe. (N.v.Frl. 23-7-1941) Hij wordt dus bewoner van Heerenveen en vrij snel na afloop van de tweede wereldoorlog start hij op dat adres een taxibedrijf. Zijn eerste advertentie in opnieuw het Nieuwsblad van Friesland luidt: “Attentie! Even noteren: Telefonisch aangesloten onder no. 2078: DE VLUG-TAX, Schans 23 - Heerenveen - S.van der Vlugt”. Heeft hij mogelijk al in 1932 een autobusdienst geëxploiteerd op de lijn Oldemarkt - de Blesse - Steenwijk, hem vergund in het Nieuwsblad van Friesland van 29 april 1932 door de Gedeputeerde Staten van Friesland ? Is hij dezelfde man, die samen met E. Timmerman uit Oldemarkt een autobusonderneming in december 1937 start en in december de vergunning voor de dagelijkse dienst Kuinre-Steenwijk ziet ingetrokken worden ten faveure van de N.V. Spoorweg Maatschappij Zwolle-Blokzijl ? Hawar ... Van der Vlugt ziet kans om in oktober 1951 het taxibedrijf van de heer L. de Jong te Heerenveen over te nemen en vraagt in dezelfde bekendmakingsadvertentie een ongehuwde chauffeur. Inmiddels beschikt hij op de Schans over een ruime autostalling, zodat hij in 1962 laat weten, dat hij al zijn materiaal heeft vernieuwd. Bovendien is hij speciaal ingericht voor trouw-, begrafenis-en zakenritten. Ook verhuurt hij zonder chauffeur een V.W. ‘De Luxe”, V.W. 1500 (5 persoons) en een Samba-bus, alle all risk verzekerd. Inmiddels heeft hij het adres Schans 25 erbij kunnen krijgen. De Friese Koerier van 25 april 1968 bevat een bekendmaking van de Gemeente Heerenveen, waarin burgemeester en wethouders van Heerenveen ter openbare kennis brengen, dat zij de verleende bedrijfsvergunning van S. van der Vlugt, Schans 23-25, voortaan zal laten gelden voor 4 huurauto’s in plaats van drie. De vergunning van G. Brandsma in het Meer, no. 149 - voor één huurauto - is namelijk ingetrokken. Mocht iemand nog bezwaar willen maken, dan dient dat te gebeuren bij de Gedeputeerde Staten van Friesland. S. van der Vlugt gaat dan nog door tot het moment in 1977, dat hij zijn zaak overdraagt aan de Oenema’s.
In de volgende aflevering zetten we eerst nog een keer de huisnummering in de schijnwerpers. De woningen in de Propstrabuurt worden aanvankelijk meegenomen in de doorlopende Heerenveen-nummering en pas later gekoppeld aan het ‘volksmondtoponiem Propstrasingel’. Lastige klus, maar misschien kunnen we daar wat helderheid in brengen.
2016, april 2 - wibbo westerdijk - hip-backup, met extra dank aan Jeannet Bouma
Propstragebied als industrieterrein
HIP-TIME MAGAZINE 138
KADASTRALE MINUUTKAART EN OORSPRONKELIJKE AANWIJZENDE TAFEL 1832.
Inderdaad, we komen terug op het perceel A-387 met huis en schuur en zuidelijk gelegen erf, welke veel later in de tijd ook nog een boerenspultsje is geweest. De westelijke grens is het perceel met kad. nr. A-390 (reed, voetpad) en ten zuiden ligt het kad. nr. A-391 (tuin). Logischerwijs valt dit stuk het eerst onder de veranderingsdrang van erven van de eigenaar van de weduwe Albert Kornelis Propstra. Na haar overlijden in 1829 wordt zoon Hendrik Alberts Propstra de man, die de beslissingen blijkt te nemen. Hij staat in het kadaster ingeschreven onder legger 211 met vermelding van “en mede-eigenaren’. Dat zijn z’n zuster Martjen als oudste (1791) en een tweetal broers (1793 Cornelis, en 1808 Anne). Broer Karst (1805) is dan al overleden op 30 juli 1826.
De Volkstelling van 1830 geeft ons voor Breedpad huisnummer 264 een bewonersaantal van 14 personen. Alfabetisch zijn dat het gezin van Gabriël Cornelis Bloemhof, leerlooiersknecht, 31 jaar en geboortig uit Wolvega. Zijn vrouw Antje Jans van der Wal, 30 jaar en geboren in Oudehorne en 4 kinderen: Vroukje, 6 jaar; Jacoba, 4 jaar; Anneke, 2 jaar en Kornelis, 1 jaar, allen geboren in Wolvega. Zij hebben zich hier dus gevestigd kort voor de volkstelling van december 1829. Als tweede gezin staat ingeschreven onze schipper Roelof Hendriks van Rheen, geb. te Alkmaar, en 36 jaar oud, en zijn ega Martje Alberts Propstra, 37 jaar en Heerenveense van geboorte. Hun kinderen zijn Hendrik, 13 jaar; Trientje, 11 jaar; Jan, 5 jaar (alledrie geboren in Nijehaske) en hun 1 maand oud zoontje Albert, die in dit huis is geboren. En wel op 15 december 1829 ! Enig natte vingerwerk is de volkstellers niet vreemd geweest, zo te zien.
De Personele Omslag van 1830 bevestigt een aanslag voor Roelof van Rheen, maar Gabriël Bloemhof valt buiten de aanslaggrens. Het jaar 1831 is ook Roelof van Reen (welja !) alleen belastingplichtig. Het jaar erop lijkt hij ook buiten die plicht te vallen. Mogelijk dat het huren van het schip, genaamd “de Twee Gebroeders” (95 ton) van de broers Cats, werfbazen op de Heerenwal voor fl.240,- per jaar hem buiten de Personele Omslag heeft gehouden. Bloemhof woont dan inmiddels alweer in Wolvega, waar op 7 maart 1831 dochter Jantje wordt geboren.
Van 1833 tot en met 1836 wordt geen belasting geheven van eventuele bewoners van Breedpad 264. Van Rheen woont in 1834 en 1835 op het adres Breedpad 224 (in het Propstra-huis op het eerste Breedpad naast de herberg op de hoek van de Dracht). En in 1836 is hij wonend op huisno. 162 aan het eind van de Dracht.
Op deze minuutkaart staat voor het zuidelijke deel van het gebied tussen Molenwijk en scheid-sloot (A-390 en A-391) met het terrein van het Grote Huys (A-392 tot en met A-397) als gebruiksbestemming: ‘reed als weiland’ (A-390) en ‘moestuin’ (A-391).
Het eigendom van A-390, groot 6.70 are heeft berust bij de wed. Albert Propstra, die van haar meisjesnaam Trijntje Hendriks heet. Haar man is overleden op 15 februari 1825 op 60 jarige leeftijd en wordt - in de Personele Omslag van een aantal jaren - als meester-bakker gekwalificeerd, soms zelf samen met het beroep ‘tapper’. Zij wonen zeker vanaf 1806 in het pand, welke in 1809 als huisnummer 224 krijgt toegewezen. Dat is in het eerste huis van het Breedpad naast het logement of herberg ‘s Lands Welvaren’ op de noord-westelijke hoek van de Dracht. In dit huis blaast niet alleen Albert Kornelis Propstra in 1825 zijn laatste adem uit, maar op 20 augustus 1829 ook zijn vrouw Trijntje Hendriks op 64 jarige leeftijd. Op dat ogenblik leven er nog vier kinderen. In beide gevallen is herbergier van ‘s Lands Welvaren Tjitte Foekes Hoekstra één van de aangevers.
Het echtpaar Propstra is het als bakkersechtpaar economisch in ieder geval zo goed gegaan, dat ze onder andere hebben kunnen investeren in onroerend goed. Het huis nr. 224 hebben ze verworven in 1806 door aankoop van (Johan Balthasar) Christiaan Rumph. Maar ook op het tweede deel van het Breedpad over het ‘Semlerbruggie’ wisten ze de hand op onroerend goed te leggen.
TESTAMENTAIR ERFRECHT
De afwikkeling van erfenis van de ouders Hendrik en Trijntje Propstra is - met enige kadastrale vertraging - terug te vinden in de Suppletoire Aanwijzende Tafel. In de periode 1832-1835 wordt dan als eigenaar beschouwd Hendrik Alberts Propstra, samen met zijn zuster Martje en twee broers Cornelis en Anne - als mede-eigenaren. Het boerenspultsje van weleer (A-387) met een grootte van 10.20 are wordt nog ‘vóór 1840’ onderwerp van een z.g. ‘splitsing’. Het perceel A-387 wordt opgedeeld in twee nieuwe kadastrale nummers, te weten: A-755 van 7.70 are en A-756 van 2.50 are. De eerste krijgt als omschrijving: “huis, schuur en erf”, en de tweede ontvangt als omschrijving “timmerschuur en erf”. Daarvan moet nog even worden vermeld, dat er vóór 1844 vrijdom van belasting is toegekend tot 1846 wegens de ‘stichting’ van de timmerschuur, terwijl deze via ‘expiratie’ ook al weer vóór 1847 uit de belastingvrijdom wordt teruggetrokken. Betekent dit, dat er onvoldoende gronden zijn geweest om van de vrijdomperiode te kunnen profiteren ?
Wie zijn timmerkundigheden daar gaat uitoefenen is niet duidelijk. De Personele Omslag van de begin dertiger jaren geeft ons daarover geen uitsluitsel. Zou de nieuwe gebruiker beneden de grens van de aanslag zitten ?
Liggen er nu ook in de Staten van de Loop der Bevolking over de jaren 1836 tot en met 1844 aanknopingspunten voor het vaststellen van gebruikers, huurders, pachters ? Die zijn er inderdaad, want vanaf 1836 tot en met 1840 staat de persoon van Cornelis/Kornelis Gooijes Boonstra als arbeider geregisteerd. In de Staten van de Loop der Bevolking slechts als hoofdbewoner, maar in de Volkstelling van 1840 met zijn gezin. Zijn echtgenote is de in Leeuwarden geboren Fenna Migchiels Kraus. Zij is dan 44 jaar oud, net als Cornelis Boonstra zelf. Hun kinderen zijn op dat ogenblik Froukje, 10 jaar; Gooije, 7 jaar; Elizabeth, 5 jaar; en Migchiel, 1 jaar. Er is op 1 december 1836 ook nog een dochter Sijke geboren, die op 8 januari 1837 al weer overleed. In haar overlijdensakte staat ‘in het huis gekwoteerd met nommer 263’. Vraagje: hoe betrouwbaar zijn deze bronnen ? Eigenlijk zou er nog een dochter bij hebben kunnen staan, want via de bestanden van it Tresoar vinden we in 1853 een akte nr. 98 in Leeuwarden, waarbij Kornelis en Fenna alsnog hun dochter Hendrika Jonkschap als voorhuwelijkse dochter erkennen. Zij is te Heerenveen geboren op 1 februari 1827, terwijl het huwelijk tussen Cornelis en Fenna pas werd voltrokken op 15 juni 1828. Hun voordochter staat op het punt van trouwen en heeft deze wettigingspapieren nodig door op grond van art. 329 van het Burgerlijk Wetboek een ootmoedig verzoek te doen op Willem III, bij de gratie Gods Koning der Nederlanden, enz. enz. tot wettiging van haar geboorte. In 1754 trouwt ze in Leeuwarden met Johannes Visser. In de Heerenveense Volkstelling van 1840 hebben we haar stellig ook gevonden onder de naam ‘Hendrika Boonstra, 12 jaar oud, geboren te Heerenveen (?)’, en als dienstmeid van de regter Christiaan Sophias Boelens op het adresnr. 219 aan de westkant van de Dracht.
Naast het gezin van Cornelis Gooijes Boonstra op 264 treffen we ook onder huisno. 264(a) nog een bewoner aan. Van 1836 tot en met 1838 staat daar vermeld in de Staten van de Loop der Bevolking de weduwe Jan van der Wal. Ook staat onder huisnummer 264 in 1841 geregistreerd de weduwe Vrouwkje van der Heide. Verdere antecedenten onbekend. Over haar is verder nog niets gevonden. Dan staat er in het jaar 1840 onder nummer 265 als bewoonster Froukje Hotzes Keimpema. Van deze dame vinden we haar overlijden op 1 augustus 1844 en uit die acte blijkt, dat zij de weduwe is van Jan Willems van der Wal. Er is dus sprake van enige huisnummerslordigheden, want in de jaren 1836 tot en met 1838 staat de weduwe Jan van der Wal onder nr. 264 (a). De mist over de persoon van de weduwe Vrouwkje van der Heide hebben we niet kunnen laten optrekken. Ze is in ieder geval niet aan te tonen als een hertrouwde Froukje Hotzes Keimpema. Overigens is deze laatstgenoemde ook in de Volkstelling van 1830 reeds als bewoonster gemeld op huisnummer 264 en eveneens als weduwe, 56 jaar oud en van beroep arbeidster.
Gedurende het jaar 1841 staat ingeschreven zekere Fokke Hendriks Groen onder huisnummer 264. Dat zal toch niet de herbergier zijn van ‘s Lands Welvaren ? Deze staat namelijk in de Volkstelling van 1840 keurig vermeld samen met zijn gezin op huisnummer 223 aan het begin van de westkant van de Dracht. We gaan nog eens kijken in de Staten van de Loop der Bevolking en daarin blijkt hij van 1836 tot en met 1840 inderdaad als herbergier van no. 223 te staan. Hij is daarmee begonnen in 1836 na eerder als kleermaker te hebben gewerkt. Vermoedelijk heeft hij een vierjarig pachtcontract afgesloten. In 1842 doet zich de kans voor om Jacob de Looze op te volgen als kastelein, herbergier of logementhouder in het horecapand op de hoek van Achter de Kerk met de Vleesmarkt.
In een eerdere tijd voert dit etablissement de naam “Koophandel en Zeevaart”, later krijgt het de naam “De Drie Gemeenten” en wij kennen het als “De Bieb” (Eten en drinken enzo).
Fokke Hendriks Groen wordt daarvan in 1841 eigenaar door het te kopen van bakker Tjepke Taconis op de Vleesmarkt. Dan heeft het kadasternummer A-7 en is het met huis en erf 1.80 are groot. Van 1843 tot en met 1845 exploiteert Fokke Hendriks Groen in zijn kwaliteit van kastelein en verkoopt het vervolgens aan Jan Sanders Postma.
Terug nu naar de Propstrabuurt om te zien hoe het kadaster zich door de verschillende ingrepen manipuleert. Nog voor 1845 levert leggereigenaar Hendrik Alberts Propstra (211.6) daarvoor de ingrediënten. Voor het kadastrale perceel A-755 staat er opnieuw een ‘splitsing voor 1845’ op stapel. De 7.70 are van ‘huis, schuur, en erf’ wordt volledig anders ingedeeld en wel in vijf nieuwe percelen, die daardoor ook weer een nieuw kadastraal nummer krijgen toegekend. Omdat ze gelijktijdig worden vastgelegd zijn dat achtereenvolgens in de leggerregels 211.7 tot en met 211.11 de kadastrale aanduidingen: A-806 (huis, erf; 0.84 are); A-807 (bergplaats, 1.00 are); A-808 (huis; 0.26 are); A-809 (huis; 0.38 are); A-810 (tuin; 5.82 are).
Hoewel we in de beschrijving daaraan nog niet toe zijn, laten we U alvast wel kennismaken met het Netteplan 1887 en daarvan het meeste noordelijke gebied van de ‘Propstrabuurt’. (Pater familias Hendrik Alberts Propstra is dan al in 1872 overleden en zoon Albert neemt de honneurs namens de familieleden waar!) U herkent op deze kaart in ieder geval drie van de vijf genoemde kadastrale nummers. Zonder daarvoor direct de tussenstappen te beschrijven, blijkt het nummer A-806 te zijn verdeeld in het tweetal percelen A-998 en A-999. Deze twee vormen het bezit van apotheker Pierre Peaux, welke in 1861 een herbouw heeft gepleegd en deze twee nummers toegekend heeft gekregen.
Spijtig genoeg kunnen we geen kaart tonen tussen de kadastrale minuutkaart van 1832 en het Netteplan van 1887. Dat zou de tussenliggende verandering natuurlijk veel beter illustreren. Wel komt er nu een nieuw element in de overigens begrijpelijke beschrijvingen, n.l. ‘uitgifte in erfpacht’. Voor het kadastrale nummer A-1726 is dat het dienstjaar 1882.
Voor een nieuw begrip geven we U even een definitie van het erfpachtrecht. Dat is een beperkt zakelijk recht om het volle genot te hebben van een aan een ander (in ons geval Albert Hendriks Propstra) toebehorend stuk grond. De erfpachter heeft min of meer dezelfde rechten als een eigenaar zolang de erfpacht duurt, maar mag niets doen wat de waarde van de grond kan verminderen. De erfpachter betaalt daarvoor een erfpachtbedrag (canon genoemd). Die erfpachter is Geertje Propstra, die gehuwd is met tabaksfabrikant Johannes Hendrikus Taconis. Zij is een dochter van Albert Hendriks Propstra en dus kleindochter van Hendrik Alberts Propstra.
Het kadastrale nummer A-1726 (tuin met een grootte van 6.50 are) is stapsgewijs in het dienstjaar 1882 ontstaan uit de twee eerdere kadastrale nummers A-1229 (huis en erf, 7.20 are) en A-1230 (werkplaats, 0.82 are) en behoort toch nog steeds tot het bezit van Hendrik Alberts Propstra.
Deze twee in het dienstjaar 1871 ontstane situaties hebben ook weer voorlopers gehad in kadasternummer A-810 (tuin, 5.22 are) en het in 1866 toegekende kadastrale nummer A-1149 voor een op dat perceel gebouwd ‘huis met erf’ met ook de grootte van 5.22 are. Samen met die ‘timmerschuur met erf van 2.50 are’ van kadastraal nummer A-756 (sinds 1840) lijkt het een cryptische onroerend goedtransactie, die heeft geleid tot A-1726. De tabaksfabrikant zal er zijn tabaksopslag hebben gehad, mogelijk zelfs tabakskerverswerkzaamheden hebben laten verrichten.
Eerste erfpachter van de Propstrabuurt
Over het eigendom van A-391, groot 14.00 are (zie Minuutkaart 1832), kunnen we melden, dat notaris Jelle Petrus Jacobus Greydanus op 11 april 1818 een repertoire van een minuutakte opmaakt onder nr. 059020. Het betreft een tuin, welke wordt verpacht aan Johann Christiaan Mann, chirurgijn te Heerenveen. Verpachter is koopman Frederik Semler, die dit vastgoed verpacht voor een pachtsom van fl.2,- per jaar. Later is de status van Johann Christiaan Mann in de kadastrale notatie van 1832 - hoewel niet te vinden in het notariaat - veranderd van ‘pachter’ van de tuin naar ‘eigenaar’ van de tuin. De omschrijving in de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel is onmiskenbaar vastgelegd in leggernr. 159 regel 2 als “moestuin”. Vervolgens wordt verwezen naar de Suppletoire Aanwijzende Tafel nr. 126, waar in het dienstjaar 1856 twee nieuwe kadastrale nummers worden toegekend A-914 en A-915.
Johann Christiaan Mann, chirurgijn, wonend in A-389, verkoopt zijn tuin onder A-391 nog voor 1837 aan bakker Roelof Wiebes Offringa te Nijehaske. Mann verdwijnt uit Heerenveen om samen met zijn zoon een chirurgijnspraktijk te openen in Workum. De acte van notaris Peeting van 2 november 1839 bestemt het huis onder A-389 voor Mr. Ulbe Arend Evertsz, terwijl de grote tuin met vruchtbomen onder A-391 wordt gekocht door Hendrik Alberts Propstra voor fl.451,-.
H.A. Propstra komt kort voor 1856 op het perceel een ‘regt van opstal’ overeen met koopman Bernard Sievers, welke daarvoor door het kadaster nummer A-915 krijgt toegekend in het dienstjaar 1854 (dus voor 1856).
Sievers maakt gebruik van zijn recht om daarop een ‘bergplaats met erf’ van 2.40 are te stichten, zodat de oorspronkelijke 14.00 are van de tuin wordt teruggebracht tot 11.60 are. Daarvoor geniet hij vrijdom van belasting tot het dienstjaar 1862, waarna de belasting gebouwde waarde wordt vastgesteld op fl.36,-. Overigens wordt voor dit perceel wel een geheel nieuwe leggerpagina bestemd onder legger 644. Met het overlijden van Hendrik Alberts Propstra op 19 oktober 1872 komt een boedelscheiding tot stand, waarvoor de notaris enige tijd nodig heeft. Daarvoor wordt tevens een nieuwe legger ingericht met nummer 900. Tevens wordt de omschrijving ‘bergplaats’ gewijzigd in ‘pakhuis’ en wordt de boedelscheiding in dj. 1875 voltooid, waarna opnieuw voor de nieuwe eigenaar Albert Hendriks Propstra legger 973 wordt beschikbaar gesteld voor de actuele omschrijving “A-915; pakhuis en erf, 2.40 are, gebouwde waarde fl.36-’ en erfpachter Bernhard Sievers, koopman te Heerenveen.
Portret Bernhard Sievers, 1812-1881(Kerkelijk Archief nr. 2878), die alle kerkelijke rangen van ambtsdragers heeft bekleed (diaken, ouderling, kerkvoogd en notabele).
Kennelijk is er enige twijfel geweest over de juiste grootte van het perceel, want in het dienstjaar 1882 wordt een ‘redres abus. meting’ toegepast, die het gevolg heeft, dat eigenaar Albert Propstra na de ‘hermeting’ het perceel op 2.60 are gewaardeerd ziet en hij daarvoor een nieuwe legger 1107 krijgt toegewezen . De notatie luidt dan: ”Legger 1107.1: eig. Albert Propstra, koopman, Heerenveen, erfpachter Bernard Sievers; Heerenveen A-1733; schuur, erf; 2.60 are; gebouwd fl.25,-; dj. 1891 vereenigd; uit 880.13 en 973.1; zie 1107.2”. Dat houdt in dat hem vanuit het perceel A-1646 (beschreven als voetpad & weiland 20 ca aan zijn bezit mag toevoegen. Eerder behoorde dat tot het perceel A-1228. Op de kaart van het Netteplan uit het jaar 1887 kunt U zien, dat A-1733 het meest zuidelijke perceel van de Propstrabuurt is, grenzend aan de dwarsgracht van de Molenwijk naar het westen.
Het erfpachtperceel, waarmee Bernhard Sievers in 1891 een ‘vereniging’ beleefde met een klein zuidelijk gedeelte (0.06 are) van de singel (= reed) van kad. perceel A-1734, bereikt dan onder nieuw kadasternummer A-2070 een grootte van 2.69 are met daarop nog steeds dezelfde schuuur. De verandering in het dienstjaar 1896 is een afscheid van Bernard Sievers erfpachtcontract. De ‘opstal’ (schuur) wordt verkocht en komt dan als eigendom van Albert Hendriks Propstra onder leggernummer 880.27. Of én zo ja, aan wie hij het heeft verhuurd tot de ‘scheiding in het dienstjaar 1907’ in de familie Propstra als gevolg van het overlijden van bovengenoemde Albert Hendriks Propstra op 10 januari 1906, is niet bekend.
Piebe Krediet (1855), bekend lithograaf van o.a. de “Historische Ganzenbrief : Reis door Friesland” (1880) en oud-inwoner van Heerenveen, zoon van de steendrukker Gerrit Krediet, vereert Heerenveen in september 1932 na jaren weer eens met een nostalgische wandeling en vertelt in een ingezonden stuk in de Hepkemakrant van zijn ervaringen. Onder andere vertelt hij, dat hij door het steegje lopend bij Popma (Bakkerssteeg) practisch uitkomt bij het gebouw (eerder behorend bij de leerlooierij van Van der Sluis) waar de familie haar steendrukkerij runde. Het staat op de hoek van de Molenwijk met haar naar het westen lopende zijsloot. Vanuit zijn positie ziet hij weer het steenkoolpakhuis van de heer Sievers en de molenmakerij van Murk Visser nog staan. Hoewel er op de voormalige steendrukkerij een bordje ‘onbewoonbaar verklaarde woning’ hangt, constateert hij dat de achterkant nog intact is.
Tweede erfpachter van de Propstrabuurt en zijn opvolger.
Een tweede stuk grond wordt in de categorie ‘reden van verandering’ geregistreerd als “splitsing vóór 1870” en eveneens voortkomend uit het kadastrale perceel A-390. Het is de westelijke strook, die wordt aangeduid met ‘reed als weiland’ en een totale grootte van 6.70 are. De reed (ook wel voetpad genoemd) moet worden verdeeld over zes verschillende percelen. Daarvan gaat een deel naar twee percelen, die net als de andere vier op naam staan van eigenaar Hendrik Alberts Propstra. De door ons te volgen ontwikkeling wordt beschreven onder legger regel 865.1, waarop Murk Goyes Visser, molenmaker te Heerenveen, het recht van erfpacht is overeengekomen. Door die splitsing én het daardoor ontstaan van nieuwe percelen wordt een ‘werkplaats met erf’ en een grootte van 0.90 are gesticht, welke onder het kadastrale nummer ‘Bredepad A-1232’ vrijdom geniet tot 1876. Een ander gedeelte met een grootte van 3.40 are houdt zijn bestemming “tuin” met een zelfde vrijdomsperiode en het toegekende kadastrale nummer A-1233.
Molenmaker Murk Gooijes Visser - in zijn geboorteacte aangegeven door zijn vader Goye Jelmers Visser, 42 jarige timmerman te Haskerdijken, sticht met de voornamen ‘Murk Jelmers’ daarmee over een lange periode enige verwarring. Hij is overigens geboren op 4 maart 1836. Moeder is Akke Murks Lieuwes en 44 jaar oud. Murk Jelmers (Goyesz.) Visser trouwt op 26 oktober 1876 dus op 40 jarige leeftijd - is inmiddels molenmaker - met 44 jarige Marchje Uri, geboren in Appelscha. Enkele jaren daarvoor heeft hij bij notaris Arjen Binnerts via een akte van oprichting een naamloze vennootschap laten registreren. Op 20 januari 1870 zijn Wiebe Klazes de Jong, eveneens molenmaker, en hij het eens over de oprichting van een grofsmederij. Dat wordt de “firma de Jong en Visser” (Repertoire Tresoar 056070). De afkondiging daarvan in de Ned. Staatscourant blijkt voor onbepaalde tijd en zal pas eindigen als een vennoot dat minstens drie maanden van te voren aan de ander laat weten. Maar in geen geval niet eerder dan 12 februari 1872. Als een vennoot overeenkomsten voor meer dan fl.300,- wil regelen (b.v. geldopnemen, borgtochten afgeven, e.d.) is de medewerking van beide vennoten vereist. Aan deze samenwerking komt een einde door de ontbinding volgens de akte van 19 oktober 1889 van notaris H.J.W. Terlet te Joure. Wiebe Klazes de Jong zal de zaken voor eigen rekening voortzetten.
Murk en Marchje hebben besloten te gaan wonen in Heerenveen en het oog valt op een huis aan het Achterom onder Aengwirden. Zij staan ingeschreven in het Bevolkingsregister van Heerenveen (AEN) 1872-1880 op blad 58, maar daar staat geen huisnummer bij vermeld. Aannemend dat zij niet zijn verhuisd worden daar hun drie zoons geboren in 1877 (Jelmer), 1881 (Gooye) en 1883 (Piet). Bij de start van de bevolkingsperiode 1880-1890 blijkt het huis te zijn genummerd met nr. 60 en ligt achter en ten oosten van het latere pand ‘Paul Kruger. In de periode 1890-1920 wordt nog twee keer een nieuw nummer aangetroffen, resp. nr. 61 en nr. 73. Met zoon Jelmer hebben de ouders (maar ook de Heerenveense gemeenschap het bijzonder getroffen. Hij wordt door zijn vader opgeleid voor ‘molenmaker’, maar ontwikkelt zich ook in de architectuur en de aannemerij, en gaat zelfs een rol spelen in de ,makelaardij’.
Bovendien bekwaamt hij zich in de ‘photographie’. Dat mag o.a. blijken uit de naaststaande afdruk van een glasplaat (positief, 8.4 bij 8.4 cm) van het molenmakersterrein aan de Gedempte Molenwijk, dus A-1732. De molenwiek en de schroefvijzel spreken voor zichzelf. Een klein detail zou U nog kunnen ontgaan: de ooievaarsnest op een paal in de tuin van het “Grote Huis”.
Een uniek beeld uit de collectie Altena-Visser in het Museum Heerenveen!!!
Conclusie van een en ander is dus dat de firma de Jong en Visser in het erfpachtperceel in de Propstrabuurt een werkplaats op een royaal terrein kunnen gebruiken voor de molenmakerswerkzaamheden. Daarvan is uiteraard een onderdeel ‘grofsmederij-aktiviteit’, een specialisme van Wybe Klazes de Jong. Uit een artikel in de Heerenveense Courant van 1969 ontlenen we een citaat uit het artikel met een foto van ‘Kachel-Magazijn en J. de Jong, Smederij, Dracht 73-75’. Dat artikel met de titel “De hoefsmid speelde vroeger een belangrijke rol in de provincie. Thans een uitstervend beroep." Citaat: .....“In 1869 nam molenmaker en smid (hoef-en kachelsmid Wiebe Klazes de Jong het bedrijf over. In 1894 volgde zoon Jan de Jong hem op.” .....
Een minuutakte, d.d. 27 december 1870, bevestigt, dat Wiebe Klazes de Jong, grofsmid te Heerenveen, een huis met erf, c.a. , met kadasternummer A-232, groot 1.70 are, koopt voor een bedrag van fl.2230,-. (Notariaat A. Binnerts, repertoirenr. 316)
Uit het verdere verloop van de kadastrale ‘stamboom’ blijkt, dat in het dienstjaar 1882 nog een redresmeting is uitgevoerd op de percelen A-1232 en A-1233. Daarbij is vastgesteld, dat de grootten samen niet 3.40 + 0.90 are zijn, maar samen worden bepaald op 5.45 are. De oorzaak daarvan hebben we niet kunnen achterhalen. Uiteraard wordt op dat ogenblik ook weer een nieuw kadasternummer toegekend en daarvoor het nummer A-1732 gereserveerd.
Dit nummer A-1732 rechtvaardigt een kaartje van het Netteplan 1887. En dan met name het zuidelijke deel.
In het dienstjaar 1906 (1 januari) komt een einde aan de erfpachtovereenkomst door de ‘verkoop’ van A-1732 met schuur (werkplaats) en erf. De erven Hendrik Alberts Propstra c.s. dragen dit eigendom over aan Geertje Alberts Propstra, de echtgenote van Johannes Hendriks Taconis en haar kinderen Albert IJme, Simon Hendrik en Thalea Gebina Taconis. Haar man wordt vruchtgebruiker. Hij zorgt ervoor, dat het perceel A-1732 opnieuw een interessante toekomst tegemoet gaat met leggerregel 1701.7 als nieuwe bestemming: in het “dienstjaar 1909 “ een “uitgifte in erfpacht”. Aan wie dan wel ............? Er wordt verwezen naar de kadastrale legger 1779, regel 1, op naam van (wrijf uw ogen even goed uit .....) eig. Geertje Propstra, echtgenote van Joh. H. Taconis, Oudeschoot (Blauhûs) en kinderen. Daar lezen we een niet te volgen staaltje van kadastrale logica. De oplossing zal zijn een studie in de kadastrale wetenschap !!!!! Aanbevolen. Mogen we aannemen, dat de nieuwe erfpachter ‘Johannes Hendrikus Taconis’ is geweest?
Tien jaren later is het nog steeds A-1732 met een grootte van 5.45 are voor werkplaats en erf. De verandering wordt dan geïntroduceerd als “dj. 1919 verv.(allen) van erfpacht”. Opnieuw een 5-tal jaren daarna wordt in het “dj. 1924 ged. vernieuwing” gepleegd. De omschrijving gaat nu luiden: “Kantoor, werkplaats en erf” voor de Taconis-zaken. Aan alles komt een einde. De tijd is rijp voor een rigoureuze verandering in het dienstjaar 1934: “”Slooping” en de nieuwe omschrijving van 5.45 are luidt vervolgens: “opslagplaats”. Het afscheid van A-1732 wordt in het dienstjaar 1940 geregistreerd in de vorm van de kadastrale term ‘Vereeniging”. De 5.45 are wordt samengevoegd met A-2070 de ‘schuur en erf’ ter grootte van 2.69 are van legger 1701.10 !!! Van 5.45 are groeit er een nieuw perceel in 1940 tot eentje van 8.14 are aan het Achterom of aan de inmiddels Gedempte Molenwijk met als kadasternummer A-3642 en de prozaïsche omschrijving: “erf” !!!
Een eerste transactie in de bezette tijd vindt plaats in het dienstjaar 1943. De verkoop van het perceel aan het Achterom A-3098 (het middelste deel van de Propstrasingel) is een opvallende, want er komen twee nieuwe eigenaren in beeld. Verkoopster Geertje Propstra, haar kinderen en haar echtgenoot J.H. Taconis dragen dit perceel met een grootte van 1.27 are en de bestemming ‘weg’ over aan Johannes Broersma, expediteur en consort de grossier Cornelis Brouwer, die in het volgende dienstjaar allebei een perceel ‘erf’ in dit Propstra-gebied willen kopen. Dankzij Johannes Broersma, die als transportondernemer ruimte nodig is voor de stalling van vrachtauto’s , claimt hij van de beschikbare 8.14 are ‘erf’ slechts 4.37 are (A-3570). Het andere gedeelte van dat grote erf is in dienstjaar 1944 gekocht door Cornelis Brouwer, die een grossiersbedrijf heeft te exploiteren (A-3571). Hij krijgt de beschikking over een erf van 4.39 are, maar het wordt nergens uit duidelijk met welke bedoelingen hij deze grond wil exploiteren. Mogelijk alleen uit financiële beleggingsoverwegingen ? Want er wordt niet op gebouwd. Uit de schaarse berichtgeving uit de jaren veertig komt naar voren, dat Cornelis Brouwer zich heeft toegelegd op koloniale waren en de oorlogsomstandigheden maken, dat hij zich destijds voornamelijk bezighoudt met ‘toewijzingsproblemen’ in het kader van de distributie, o.a. jam, kandij, basterdsuiker, spijsolie, huishoudzeep. Dat moet dan gedaan zijn vanuit het adres Rottumerweg 8, waar Brouwer zijn grossierderij in koloniale waren heeft gehad. Na de oorlog in 1948 meldt hij in een advertentie dat de Kerkstraat 15 het adres is voor zijn grossiersbedrijf. De woningkaart kent spijtig genoeg Cornelis Brouwer niet als bewoner van de Kerkstraat 15. Dit pand is tot het overlijden van Joost de Vries op 18 mei 1940 door wijnhandelaar Joost de Vries zelf gebruikt en bewoond, samen met zijn echtgenote Eibertje Holtrop, die daar tot 4 oktober 1963 nog heeft gewoond. Cornelis Brouwer staat zelfs in 1960 nog in het adresboek op de Rottumerweg 8.
Net als Johannes Broersma verkoopt ook Cornelis Brouwer in 1949 het perceel aan de Gedempte Molenwijk aan de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda. Bovendien gaat ook het gezamelijk door hen gekochte perceel A-3098 over naar de N.V. (Daarop komen we in een volgende aflevering ongetwijfeld terug.)
Het derde erfpachtperceel van de Propstrabuurt: Andries Johannes de Jong, slager.
Voor het moment dat het kadasternummer A-1731 op het Netteplan van 1887 een zichtbare plaats innam en in de bijbehorende eigenaarslegger z’n omschrijving heeft gekregen (te weten: slagthuis en erf, 1.20 are) moet worden vermeld, dat het nummer A-1731 al door het kadaster is toegekend in dienstjaar 1882. Het blijkt te zijn samengesteld uit twee eerder in gebruik zijnde perceelnummers. Die beide t.w. A-1716 (een huis van 0.26 are) en A-1717 (een opslagterrein van 5.84 are) zijn toegekend in het dienstjaar 1881. Uit het kadasternummer A-1645, groot 6.10 are, zijn door Albert Hendriks Propstra als eigenaar deze wijzigingen tot stand gebracht. Inderdaad is daarvan aan A-1731 slechts 1.20 are ten goede gekomen terwijl de rest van de percelen 4.90 are aan legger 880.18 (0.90 are en nog een stukje van een ander perceel 0.43 are) en 1105.1 (4.00 are) zijn toegeschikt.
Als kandidaat voor het gebruik van A-1231 (de tuin waaruit in 1879 A-1645 is voortgekomen) dient zich op 7 februari 1879 aan Antonius Kestens, steenhouwer te Heerenveen. Hij wil hierop graag een vergunning voor de oprichting van een steenhouwerij. In eerste instantie wordt hem dat ‘onder voorwaarden’ verleend, maar na de bezwarenprocedure op 11 februari 1879 besluit het gemeentebestuur op 21 maart 1879 die ‘voorlopige’ toestemming op basis van de voorwaarden alsnog in te trekken. (SCO 369, SCO 1004, no. 416 en 422)
Uiteindelijk krijgt Andries de Jong de beschikking over een ‘slagthuis met erf van 1.20 are).
Ook zijn planning loopt natuurlijk flink vooruit op de latere registratie van het kadaster, want bij het gemeentebestuur van Heerenveen-Schoterland dient hij op 25 october 1879 een verzoek onder no. 517 in voor de oprichting van een ‘slagterij’ voor het kadastrale perceel A-1231. Dat nummer is de voorganger van A-1645, die enkel wordt aangeduid als ‘erf’ en door ‘stichtingsplannen’ een andere bestemming gaat krijgen. Propstra en de Jong komen tot overstemming over een erfpachtcontract. Overigens mag je verwachten, dat een ‘slagterij’ behoort tot de bedrijven, die moeten voldoen aan de hinderwetbepalingen, maar daarvan hebben we in het archiefnummer SCO 369 niets kunnen vinden. Wel vinden we onder de bekendmakingen van B. en W. onder nr. 524 op 11 november 1879, dat de vergunning voor de bouw van een slachterij op kad. A-1231 wel is verleend. En het kadaster bevestigt dat in leggerregel 880.15 van eigenaar Albert H. Propstra, koopman, en erfpachter Andries de Jong, slager, met een uitgifte in erfpacht in dj. 1882, onder verwijzing naar leggerregel 1106.1 (met dezelfde belanghebbenden) met het vooruitzicht van een ‘verval van vrijdom’ in het dienstjaar 1887. Wat precies de reden is van de ‘overboeking’ naar een legger met uitsluitende de naam van de oorspronkelijke eigenaar Albert Hendriks Propstra wordt niet expliciet beschreven, maar van legger 1106.2 wordt overgeboekt naar legger 880.29. Het dienstjaar 1902 geeft als verandering ‘bijbouw’ met als gevolg dat de term ‘slachthuis’ wordt vervangen door het neutralere begrip ‘schuur’. We nemen aan dat het erfpachtcontract is opgezegd.
Andries de Jong heeft in de periode voor zijn overeenkomst met Propstra op 13 maart 1879 een poging gedaan een hinderwetvergunning voor het pand Achter de Kerk nr. 6 te krijgen. In 1879 heeft dit pand in de vergunningsaanvraag het kadastrale nummer Tjalleberd A-1884. Hij als vleeshouwer en spekslager wil daar een slagerij oprichten, maar de bezwaren van de verver Gerben Pieters Postma, ten oosten; bankdirecteur Leonard Louis Ferdinand Mispelblom Beijer, die advocaat Jhr. Mr. Julius Matthijs van Beyma thoe Kingma heeft gemachtigd, Trijntje Looxma, wed. van Mr. Daniel de Blocq van Scheltinga, mej. G.G. Greydanus, wed. van G.C. de Vrieze en Harmen Martinus Wagenaar uiten zoveel bezwaren, dat de geneeskundig inspecteur in Friesland en Groningen adviseert de vergunning te weigeren. De gemeente Aengwirden verstrekt weliswaar een vergunning, maar de bezwarenmakers vechten die beslissing aan tot voor de Raad van State. Ondanks een zeer positief gestelde brief d.d. 18 maart 1879 van vroegere buren in Schoterland (J.A. Keverkamp, P.H. Romkes en F.H. Fischer), die samen vijf jaar lang een gezamenlijke waterleiding en zinkput hebben gehad, wordt de vergunning niettemin nietig verklaard.
In maart 1892 probeert de vasthoudende Andries de Jong het nogmaals om in hetzelfde pand, welke inmiddels het kadastrale nummer A-4980 heeft gekregen, een vergunning te krijgen van het bestuur van Aengwirden. De tegenwind is minder heftig, maar wel zeer invloedrijk. Deze keer laat de westelijke buurman en bankdirecteur L.L.F. Mispelblom Beijer zich vertegenwoordigen door de advocaat mr. Adriaan Burger CPzn. en ter bescherming van de noordelijke bezittingen van Trijntje Looxma, die is hertrouwd met Commissaris van de Koning Jhr. Mr. J.E.A. van Panhuys. Hun advies is: verleen geen hinderwetvergunning voor een slagerij ! Maar het liep toch even anders in 1892!
De gehele periode vanaf maart 1879 heeft Andries de Jong in dit huis Achter de Kerk gewoond.
In de periode 1880-1890 op nummer 48, welke in 1890 wordt hernummerd naar nr. 50, in 1900 naar nr. 59 en in 1910 naar nr. 78. De familie Taconis, die de slagerij bij de ‘Grote Kerk’ in huur heeft gegeven aan Andries de Jong, verkoopt volgens het Nieuwsblad van Friesland van 20 maart 1915 het pand aan de gezusters de Jong voor een bedrag van fl.3700,-. Deze dames verhuren het vervolgens aan slager Albert Bosscha.
Andries Johannes de Jong geeft ons in een aantal uitingen in de krant een inkijkje op zijn vakmanschap en zijn terriërnatuur in de kwestie ‘ongesmolten rundvet’. In het Nieuwsblad van Friesland van 10 september 1902 vraagt Andries zich in een advertentie openlijk af, naar aanleiding van de zilveren medaille waarmee de gebrs. Smilde hun gesmolten rundvet op de landbouw-tentoonstelling te Leeuwarden zien worden bekroond. Hij formuleert drie kritische vragen: “Zou dat vet ongesmolten ook bekroond zijn? Zou dat vet ongesmolten ook zoo veel afnemers vinden? Zou dat vet ongesmolten ook de proef kunnen doorstaan van scheikundig onderzoek?”
Het antwoord, welke in het Nieuwsblad van Friesland niet is te vinden, is kennelijk wel beantwoord per brief. De Jong schrijft in een advertentie van de 17e september 1902, dat zijn drie vragen slecht zijn beantwoord. Zij halen er dingen bij aan, die met die vragen niets te maken hebben. Hij vindt het bepaald niet nobel om zich er op die manier uit te redden. Hij herhaalt zijn drie vragen en daagt uit: ‘Durft, of wilt gij deze drie vragen naar waarheid niet beantwoorden, houd U dan stil.’ Nog twee keer komt hij op het onderwerp terug. Eerst op 11 oktober 1902 onder het kopje “Volksgezondheid”, waarin hij ervoor pleit ongesmolten rundvee te laten keuren door een deskundige voordat het wordt verwerkt tot gesmolten rundvee. Hij geeft als voorbeeld de procedure in de stad Groningen waar ‘tuberculoos’ rundvet wordt vernietigd.
Op 18 oktober 1902 roert hij zich nogmaals in het Nieuwsblad van Friesland. “Neen Smilde’s”. Dat de Gebrs. Smilde reclame maken met de bevindingen van het chemisch laboratorium van Dr. Hamel Roos en Harmsen te Amsterdam over hun gesmolten rundvet beantwoordt de vragen over ongesmolten rundvet absoluut niet. Dan kun je niet meer zien of er maden uit het ongesmolten rundvet kruipen. Door de bevoegde ambtenaren in Kampen is in één jaar tijds 3000 pond ongesmolten rundvee om die redenen afgekeurd en vernietigd.
Uit een advertentie van 15 april 1905 kunnen we overigens vaststellen, dat Andries de Jong toch nog verantwoordelijkheid draagt voor zijn opstallen in de Propstrabuurt. Hij plaatst een advertentie met de volgende tekst: “Te koop: HOOI, Schuurtje met stalling voor zeven koeien, zeer geschikt voor een melktapper, ruim twee bos prikkeldraad, twee honderd paaltjes, zoo goed als nieuw, bij Andries de Jong, slager, Heerenveen. Nog met Mei te huur een zeer sterk en ruim Pakhuis aan de Molenwijk met dubbele Zolders.”
Ook eerder heeft hij al op 22 november 1902 een “ijzersterk pakhuis’ uit de hand te koop aangeboden met dubbele zolders, bergplaatsen, wagenhuis, paardenstalling, enz. Zelfs te huur voor 5 of 10 jaar. We hebben nog nergens bevestigd gezien of het slager de Jong is gelukt om het pand te verkopen of verhuren. Wel vinden we bij de hinderwetvergunningen van het jaar 1911 onder no. 151 de aanvraag voor een vergunning voor een bergplaats voor lompen en beenderen door Salomo Mendels, volgens dit stuk, koopman te Wolvega. Het kadastrale perceel betreft A-1731 en er is sprake van een huisnummer 508. Het aanvraagformulier is gedateerd 21 april 1911. Het blijkt dat diverse medegebruikers van het Propstra-terrein niet enthousiast zijn voor een dergelijke bestemming. Er worden nogal wat bezwaren ingebracht. Zo komt Mr. M.Mz. Heloma als gemachtigde op voor mej. Hobbine Daniëlla Heloma, die woont op het westelijke perceel van het Grote Huys. Haar bewaar geldt de vrees voor stankoverlast, temeer daar aan de overkant van de dwarsvaart ook Klaas Vrij zijn affaire heeft (huiden, e.d.). G.J. Pothaar sr. als kerkbestuurder van de Ned. Herv. Gemeente deelt die bezwaren en dringt aan op een advies van de gezondheidscommissie. Ook mede-eigenaar Johannes Hendrikus Taconis, ega van Geertje Propstra, (eigenaars van A-1730) vreest stankoverlast en de aantrekkingskracht voor honden. De penningmeester van de Werkliedenvereniging “Heerenveen en omstreken” W.K. de Ruiter stelt dat zij in de onmiddellijke nabijheid een winkel hebben, die ook ‘s avonds open is en ze vrezen voor hinder en schade door stank. Het naast hun winkel staande huis waar H.F. de Wit woont, die ook zelf bezwaar maakt, zal daardoor waardedaling ondergaan. Molenmaker Jelmer Murks Visser heeft vlakbij zijn werkplaats (A-1732), waar veel buiten wordt gewerkt. Hij vreest met name de terugkeer van ratten, die hij juist uit zijn werkplaats heeft bestreden. Naast de huidenzouterij van Klaas Vrij heeft W. Mienstra een woning, die ook de stank en het ongedierte bezwaarlijk vindt.
Zal Salomo Mendels zijn vergunning wel krijgen ? Nee, dus ! Het besluit valt op 29 mei 1911: ‘geweigerd’, en de bekendmaking door B. en W. is gedateerd op 31 mei 1911. (SCO 1008 )
Ondanks deze tegenslag vestigt Salomo Mendels zich wel in Heerenveen met zijn echtgenote Evalina Haas, waarmee hij op 7 juli 2011 in Almelo in de echt is verbonden. Op 1 augustus 1911 wordt hij ingeschreven op het adres Heerenveen no. 552. Dat is aan de Korflaan-oostzijde, en later is dat Korflaan 59, vlakbij de Van Riesenstraat.
Een advertentie van 15 juli 1911 uit het Nieuwsblad van Friesland meldt ons, dat “Het Adres voor Heerenveen & Omstreken voor Wrak en Gekwetst Vee, Slachtpaarden, Huiden, Vellen, enz. is thans S. MENDELS, van Riesenstraat, Heerenveen”. Een aantal jaren later in mei 1917 koopt hij één van de Hesselhuizen aan de Verlengde Dracht. Dat is huisnummer 260, welke in 1921 wordt hernummerd naar Dracht nr. 251. Het Adresboek 1922 situeert hem daar eveneens. Op 5 mei 1927 vertrekt hij met zijn gezin, welke inmiddels is uitgebreid met vier kinderen, naar Meppel.
Dit fragment van de Waterleidingkaart 1913 beslaat het zuidelijk deel van de Propstrabuurt.
U herkent diverse kadasternummers.
De vierde erfpachter van de Propstrabuurt: Anthonius of Anthonie Kestens.
Ook in een vroeg stadium voor het sluiten van erfpachtcontracten meldt zich de steenhouwer Anthonius Kestens. Hij is geboren in 1824 te Sneek als zoon van een schoenmaker en begint zelf als steenhouwersknecht. Zijn eerste kind wordt nog geboren in 1852 in Sneek, waarvan de moeder Intje Hagedoorn is. De volgende kinderen worden geboren in de periode 1854 tot en met 1868 in Nijehaske, waar hij op de Heerenwal nr. 43 heeft gewoond en zijn ‘steenhouwerij’ heeft geëxploiteerd. Op 25 november 1878 koopt hij bij notariële akte een huis met erf ter grootte van 2.20 are en een bedrag van fl.3.550,- van de erven van doopsgezind predikant Romke Jans Keestra. Dat huis staat aan de Nieuwburen en heeft het kadasternummer A-161.
In de loop van de jaren ontwikkelt hij zich van ambachtsman naar koopman, b.v. voor de levering van verschillende steensoorten en keien. Overigens lukt niet alles, want in de “Bekendmakingen van het bestuur van Schoterland uit de periode 1876-1884” (SCO 1004), lezen we dat hem een vergunning voor het oprichten van een kalkblusserij te ‘t Meer (sectie B-839) op 22 maart 1879 is geweigerd. In diezelfde tijd (in het kad. dienstjaar 1879) is hij ook bezig om met Albert Hendriks Propstra tot overeenstemming te komen voor een erfpachtcontract voor de kadastrale percelen A-1643 (schuur en erf, 2.80 are) en A-1644 (erf, 1.20 are). Het jaar (dj. 1880) daarop is er sprake van een ‘stichting’ en vergroting van het terrein tot niet alleen de 4.00 are van de samenstellende delen, maar tevens nog 0.20 are van een aanliggend perceel. Het resultaat is een nieuw kadastraal nummer: A-1706, doch met dezelfde inhoudelijke omschrijving ‘schuur en erf’. De op stapel staande ‘uitgifte in erfpacht’ wordt derhalve geregistreerd in het dienstjaar 1882, met als onmiddellijk gevolg opnieuw een nieuw registratienummer en - omdat het kort na de toekenning van A-1706 is, wordt dat A-1728. Dat Kestens slechts 1.85 are ter beschikking lijkt te krijgen, heeft als oorzaak dat Propstra tegelijk bezig is met de uitvoering van de plannen van uitgever Jacob Hepkema, die op een aangrenzende perceel een ‘boekdrukkerij met erf’ wil realiseren (waarover later meer). Edoch, Propstra komt Kestens behoorlijk tegemoet met uit het perceel A-1717 (een opslagterrein van 5.84 are) 4.00 are voor hem te bestemmen. Daarvoor wordt hem een ‘vrijdom’ toegezegd tot het jaar 1885, terwijl Propstra het eerder toegezegde perceel A-1728 van 1.85 are weer opeist. Daarmee is hij in staat beoogd erfpachter Jacob Hepkema te gerieven met een vergoot terrein voor zijn boekdrukkerij. Kestens is met deze transactie nu erfpachter van A-1729 (!) voor 4.00 are en laat zijn ‘schuur en erf’ in het dienstjaar 1886 een ‘vertimmering’ ondergaan. Helaas niet voor lang - naar de reden blijven we gissen - maar in het dienstjaar 1887 volgt ‘verkoop’ aan de oorspronkelijke eigenaar Albert Hendriks Propstra.
Dat roept een vraag op ! Heeft Antonius Kestens het terrein met schuur slechts gebruikt voor zijn koopmanschappen, b.v. opslag van stenen, enz. Hem is immers in 1879 na de bezwarenprocedure tegen een verleende vergunning voor het perceel A-1731 die toestemming ontnomen (SCO 369) !Anderzijds constateren we, dat wanneer hij steenhouwersknechten vraagt dit steeds is voor aangenomen werk buiten Heerenveen. (In 1874 bij het nieuw Burgerweeshuis te Leeuwarden en in 1882 Stationsgebouwen spoorlijn Sneek-Leeuwarden). Bovendien worden een aantal vermeldingen steeds gerelateerd aan zijn koopmansaktiviteit ‘het leveren van steenen’ van verschillende naam voor grote projecten in den lande. Of grafmonumenten binnen zijn opties heeft gelegen blijft onduidelijk.
De vijfde erfpachter van de Propstrabuurt: Jacob Hepkema, boekdrukker en uitgever.
Iets over de voorgeschiedenis van het ontstaan van deze drukkerij te schrijven isnoodzakelijk om de drive van Jacob Hepkema te begrijpen. Nienko Acronius Hingst, boekhandelaar en vrijgezel, komt op 3 mei 1869 vanuit Nijmegen naar Heerenveen. Hij vestigt zich op de Vleeschmarkt nr. 17 als boekhandelaar. Ongeveer twee jaar later trekt hij Jacob Hepkema aan als volontair, die zijn eerste ervaringen met het drukkersvak heeft opgedaan in een drukkerij in Doetinchem. Vrij snel na zijn aanstelling wordt hij compagnon in de zaak en koopt een drukkerij-inventaris en handpers in Groningen. Deze worden in een pakhuis achter nr. 17 geïnstalleerd en - hoewel Hingst daarover beslist niet enthousiast is - gaat Jacob Hepkema in de zomer van 1873 van start met een proefexemplaar van het Nieuw Advertentieblad van
Heerenveen van start. Op 1 januari 1874 rolt het nul-nummer van de pers en binnen de kortste keren heeft het blad 1300 abonné’s, bij een verschijningsfrequentie van één keer per week op zaterdag. Zijn afkomst als onderwijzer laat zich gelden en hij brengt het nieuws in ‘gewone’ taal. Dat blijkt goed aan te slaan.
Vanaf het begin evenwel botert het niet tussen de compagnons en het komt tot een breuk. Hingst gaat door met de boekhandel en Hepkema richt zich op de krant, welke hij volgens contract drukte op de handpers achter de boekhandel. Hingst gaat evenwel ook een krant uitgeven en Hepkema moet daarvoor het veld ruimen. Hij vindt in Steenwijk een drukkerij, die niet alleen de vrijdageditie wil drukken, maar ook een dinsdagexemplaar net als Hingst. Vanaf dat ogenblik gaat Hepkema zich voorbereiden op het stichten van een eigen drukkerij. Na drie jaar Steenwijkdruk wordt dat een terrein in de Propstrabuurt aan de Molenwijk. Inmiddels is de krant van Hingst niet levensvatbaar gebleken en ter ziele gegaan. Hingst neemt afstand en gaat naar Apeldoorn. De boekhandel wordt overgedragen aan Axel Lourens Land uit Harlingen, die per 3 juli 1877 ook staat ingeschreven. Of eigenlijk moeten we stellen, dat de zaak ‘in de familie’ blijft, want Joukje (1846), getrouwd met Nienko Acronius Hingst, en Axel L. Land (1853) zijn zus en broer. De boekhandel blijft daarom ook nog doorgaan onder de naam ‘N.A. Hingst’.
HepkemaHij opent de onderhandelingen met Albert Hendriks Propstra om twee percelen achter het Breedpad in erfpacht te krijgen. Op 7 october 1882 deponeert hij een verzoekschrift op de gemeentelijke burelen van Schoterland voor een hinderwetvergunning. De oprichting van een snelpersdrukkerij met stoom als beweegkracht in het gebouw met kadasternummer A-1727 (op dat ogenblik is Anthonie Kestens daarvan nog de erfpachter) en in een daaraan te bouwen machinekamer op het perceel A-1725 is zijn doel. Aan de voorwaarden kan worden voldaan en de bezwaren van omwonenden zijn geen reden om de vergunning te onthouden.
In de Notulen van B. en W. van Schoterland van 11 november 1882 (SCO 369) dient de aanvrager ‘zich stiptelijk overeenkomstig de bepalingen in de voorschreven wet (art. 6 en 7 der wet van 2 junij 1875 (Staatsblad no. 95) vervat’ te gedragen. Extra wordt nog de nadruk gelegd op de bestaande bepalingen ter voorkoming van brand. Tenslotte moet binnen vier maanden deze stoompersdrukkerij in werking zijn, want anders vervalt de vergunning.
Merkwaardig genoeg vermeldt de “Index op de dossiers inzake de hinderwetvergunningen” onder nr. 24 de naam van J. Hepkema, Heerenveen, Molenwijk A-1727: oprichting snelpersdrukkerij met stoom als beweegkracht, met als aanvraagdatum 7 october 1886. Dat blijkt niet juist te zijn, want na opvragen van het betreffende dossier blijkt daar te staan: 7 october 1882. Bovendien is tevens verzuimd om in de index het tweede kadasternummer A-1725 voor de te bouwen machinekamer te vermelden. Die informatie is ontleend aan het archiefstuk: SCO 1004. “Bekendmakingen van besluiten van 4 jan. 1876 tot 29 dec. 1884”. De tekst van 13 november 1882 luidt meer dan duidelijk, dat B. en W. van Schoterland op 11 november j.l. (1882), bij besluit no. 36 vergunning hebben verleend voor een stoom-snelpersdrukkerij op de percelen A-1727 en A-1725. Op zaterdag 28 october 1882 heeft namelijk niemand ten gemeentehuize de gelegenheid te baat genomen om bezwaren te uiten. Zeer fortuinlijk is in het hinderwetdossier wel een “Plattegrond-teekening ...” opgenomen in het dossier, zelfs met een balk met schaalverdeling.
Op 12 november 1886 wordt door Hepkema een aanvraag gedaan voor een nieuwe vergunning met als reden, dat hij de stoomkracht wil vervangen door een gasmotor van 2 pk. Omdat er opnieuw geen bezwaarmakers komen opdagen laten de loco-burgemeester H.A. Veenbaas en secretaris A. Rodenhuis weten, dat de - hernummerde - percelen A-1845 en A-1728 daarvoor mogen worden bestemd. A-1727 is door een ‘aanbouw’ in het dienstjaar 1885 vergroot tot 0.85 are. Met het nieuwe kadastrale nummer A-1876 wordt in het kadastrale dienstjaar 1887 een z.g.n. ‘vereeniging’ nagestreefd met grond van A-1725 tot een totale grootte van 1.93 are. Van die grond - de reed of het voetpad - met een oppervlakte van 3.85 are gaat er dus 1.08 are over in erfpacht naar Jacob Hepkema.
Met deze transactie is de expansiedrift van Jacob Hepkema nog niet gedoofd. In het dienstjaar 1903 geeft het kadaster aan, dat er sprake is geweest van ‘bijbouw en vereeniging’, waardoor A-
1876 wordt getransformeerd van 1.93 are grondoppervlak naar 4.27 are tot het nieuwe kadastralenummer A-2430 (geregistreerd onder leggernummer 1574.1: eig. A.H. Propstra, erfpachter J.Hepkema). De vergroting van de drukkerij met 2.34 are uit het perceel A-1879 (in 1887 ontstaan uit een vereniging van perceelonderdelen en in dat jaar ook toegekend door het kadaster) is met een schuur en erf voor Hepkema van essentieel belang. Wat resteert is voor de stichting van een huis en erf door A.H. Propstra zelf en wordt aangegeven met een grootte van 1.96 are en het nieuwe kadasternummer A-2431. De inhoudelijke wijziging in het dienstjaar 1902 betreft een stichting, welke volgens de aanvraag voor een hinderwetvergunning van 30 november 1901 wordt omschreven als de oprichting van een boek-en courantendrukkerij te Heerenveen in het te stichten gebouw op het perceel A-1879, waarbij een gasmotor van veertig (40) paardekrachten de beweegkracht zal leveren.
Bijschrift:In 1902 is deze foto gemaakt van de “Stoomsnelpersdrukkerij van J. Hepkema”. De Molenwijk is nog goed bevaarbaar. Vanuit de Munnikssteeg wordt de wijk overbrugd naar de Propstrasingel. In 1880 heeft koopman Albert Propstra Hzn al geprobeerd de gemeente te bewegen over de wijk een brug aan te leggen en langs de gebouwen een klinkertbestrating. In ruil daarvoor wil hij dan afstand doen van zijn recht om een zet met barten te houden over de Molenwijk. Het bestuur wijst dat voorstel af. (Nog) niet precies bekend is wanneer deze brug wel is aangelegd, maar in ieder geval vóór 1902. Het rechtse huis - kadastraal Heerenveen A-1877 - is in het jaar 1887 gebouwd en ‘uitgegeven in erfpacht’ aan de Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken.
De bedoelde hinderwetvergunning nr. 91 van 1901 (SCO 2184) bevat nog wel wat bijzondere informatie, omdat de naastlegers worden beschreven. Ten noord-westen ligt Hepkema’s A-1876, maar ook A-1877 en A-1878 van de Coöperatieve Winkelvereeniging te Heerenveen (van de Werkliedenvereeniging). Ten noord-oosten bevindt zich de Molenwijk en ten zuid-oosten A-1730 van eigenaar A. Propstra Hzn en zijn gebruiker de verver G.A. Witteveen. Uiteraard ligt naast dit terrein ten zuid-westen het kapitale bezit van mej. Hobbine Daniëlla Heloma, nl. het Grote Huys met tuinen. De laatste update van het erfpachtcontract van Hepkema in het dienstjaar 1903 is het resultaat (leggerregel 1574.2 meldt dat expliciet: eig. A.H. en H.A. Propstra, kooplieden, Nijehaske; erfpachter Jacob Hepkema, boekdrukker en uitgever te Nijehaske (hij woont op de Heerenwal (nu) nr. 15) van Achterom A-2430; drukkerij en erf; met een grootte van 4.27 are en een gebouwde waarde van fl.180,-; ondergaat als reden van verandering: dj. 1903 uitgifte in erfpacht; het perceel is ontstaan uit leggerregel 1574.1 en de nieuwe situatie is beschreven in leggerregel 1583.1 (van Geertje Propstra, e.v. Johannes H. Taconis) onder kad. nr. A-2444 (drukkerij en erf, 3.49 are) en 880.34 (van Albert Hendriks Propstra) onder kad. nr. A-2445 (voetpad, 0.78 are). U ziet dat deze beide kadasternummer ook weer een totale grootte beslaan van 4.27 are.
Nadat erfpachter Jacob Hepkema te kennen heeft gegeven, dat hij van plan is een nieuwe plaats voor zijn drukkerij te zoeken, is het moeilijk de kadastrale verantwoording daarvan te volgen. Deze worden beschreven in de dienstjaren 1910 en 1911 en alles komt nu voor de verantwoordelijkheid van Geertje Propstra én haar echtgenoot Johannes Hendrikus Taconis, de tabaksfabrikant van de Rookende Moor. De term ‘drukkerij en erf’ worden vervangen door ‘huis, erf en werkplaats).
Door de snelle ontwikkelingen in de drukkerijwereld is Hepkema in dit gebied tegen de grenzen van de mogelijkheden aan gelopen. Hij oriënteert zich op een nieuwe locatie in Nijehaske. B. en W. van Haskerland zijn hem ter wille met een positief besluit op 18 juni 1904, hetgeen blijkt uit een register van de Woningwet over de periode 1903 tot en met 1918 (HAS inv.nr. 1599) Onder no. 28 wordt daar ingeschreven op 29 juni 1904: J. Hepkema. Zeer tot onze verbazing vinden we in het archief van de gemeente Aengwirden (inv. nr. 1148) onder bouwvergunning nr. 30: “J. Hepkema, Heerenveen, Toegangsweg stations spoor en tram Nh (Nijehaske): bouwen van een nieuwe drukkerij met kantoren, 1905”. Deze vermelding moeten we in verband brengen met het historische feit, dat de Stationsweg door Aengwirden en Haskerland vanaf de aanleg kort voor 1870 steeds gezamenlijk door beide gemeenten moest worden onderhouden. Daarover is destijds een overeenkomst gesloten. Uit zakelijke fatsoensoverwegingen zal Hepkema hen daarover hebben ingelicht.
Het ‘Register, betr. fabrieken en werkplaatsen, opgemaakt in gevolge de veiligheidswet (hinderwet) over de periode 1897 tot 1933 (HAS 1626), meldt dat in augustus 1905 de courantdrukkerij aan de Stationsweg met twee gasmotoren van 25 paardekrachten van start is gegaan.
Erg lang heeft het door hen verlaten pand aan de Molenwijk niet leeg gestaan. Op 21 oktober 1905 brengt het Nieuwsblad van Friesland vanuit haar nieuwe locatie het nieuws:
“NIEUW. NIEUW. Ondergeteekende maken aan het geachte publiek bekend, dat zij in de oude Drukkerij van den heer Tj. Hepkema te Heerenveen een Meubelfabriek hebben opgericht. Zich beleefd aanbevelend voor de levering van Eiken-en Geschilderde Meubelen tegen concurreerende prijzen. Van Aalzum & Mienstra.” De samenwerking heeft niet zo lang geduurd, want in het bevolkingsregister van Aengwirden 1890-1920, deel I, wordt onder volgnummer 18 genoemd de persoon van Johannes van Aalzum (1872), meubelverver. Hij is op 18 mei 1906 uit Joure gekomen naar het Aengwirder deel van Heerenveen op huisnummer 155 en vertrekt op 7 juni 1907 weer naar Joure. (AEN 1322) Zijn compagnon W. Mienstra adverteert op persoonlijke titel in het Nieuwsblad van Friesland van 29 september 1906 onder het kopje “Bouwkundigen”, dat hij van plan is net als vorige jaren ook de komende winter les te geven in ‘Bouwkundig-en Meubelteekenen’ . Kandidaten kunnen zich in dat geval bij hem melden op de Heerenwal vóór 7 oktober.
Later op 9 oktober 1909 staat er opnieuw zo’n advertentie in de krant. Het is duidelijk dat de samenwerking niet succesvol is geweest.
Het kadasternummer A-2431 is op de Waterleidingkaart van 1913 nog prominent aanwezig. Aangezien het bestaat uit ‘huis en erf’ is het niet ondenkbaar, dat dit perceel wordt beschreven in een Fries Mozaïek van Douwe Miedema in de Friese Koerier van 16 januari 1965 over de werkmanswinkel. Miedema schrijft: “Daar bij de drukkerij stonden twee woningen en dan nog de werkplaats van de pompmaker Jaring Wijntjes.” Het is niet vast te stellen, wanneer Wijntjes - die zichzelf consequent ‘Wientjes’ noemt - die werkplaats in gebruik heeft genomen. Zowel het bevolkingsregister 1910-1920 als daaropvolgende gezinskaart geeft aan dat hij woont aan de Korflaan. Eerst staat hij op nr. 575, welk in 1920 wordt hernummerd tot nr. 592. Zijn ochtend-routine zal dus zijn geweest een loopje door de Korflaan - hij woont aan de westkant in het tweede gedeelte van de straat zo’n 140 meter van de Verlengde Molensteeg. Die volgt hij een aantal meters in de richting van de Dracht om via het Krugersdorp en over de ‘barte’ van de dwarsgracht op de Propstrasingel te komen. Een minuut of zeven na zijn huis te hebben verlaten is hij dan bij zijn werkplaats. In november 1921 verhuist hij naar de Van Cuyckstraat, dan nog Heerenveen no. 716b als adres hebbend. Dat hagelnieuwe huis staat aan de oostkant van de straat, vlak bij de rooms-katholieke school. Het wordt in 1930 vernummerd naar Van Cuijckstraat 25. Op 18 januari 1933 overlijdt hij daar op 86 jarige leeftijd. Hij heeft dus niet aan de Propstrasingel gewoond.
Veel later - wanneer de Woningkaarten zijn ingevoerd omstreeks 1934 - wordt er ook eentje aangelegd voor ‘Propstrasingel 9’. Helaas staat daar geen naam van de gebruikers op, maar wel de opmerking: “pompmakerij afgebroken”. Dat zal dus gebruikt zijn door Jaring Wientjes (Wijntjes). Helaas zonder afbraakdatum !
Een historische anecdote van journalist Aart Aartsma van de Hepkemakrant, ontleend aan zijn bekende boekje: “Heerenveen omstreeks 1875 en later”, maakt ook indruk. Hij geeft een opsomming van de bebouwing van de westkant van de Molenwijk. Vooraan - vanaf het Breedpad - staat als eerste het winkelhuis met pakhuis van de Gebroeders Spandaw. Daarna een bleekveld en voorbij het buggetje Hepkema’s eerste drukkerij. Daarnaast de ‘brandhoutopslag’ van de drie gebroeders Bakker: Klaas, Kobus en Hendrik. Deze mannen hebben de eigenaardige gewoonte nooit naast elkaar te lopen, maar altijd achterelkaar: Klaas voorop. Zo’n anecdote maakt nieuwsgierig en dus gaan we eens even ‘sneupen’. We starten onze zoektocht in Heerenveen-Aengwirden, waar moeder Antje Lieuwes Hemminga woont in huisno. 70 aan het Achterom in Aengwirden. Zij is dan al hoofd van het gezin sinds 20 april 1876 weduwe van Tjeerd Roels Bakker. En niet zomaar hoofd van een gezin, maar een gezin van twee ongehuwde dochters Tjitske (1827) en Gepke (1829) en bovendien drie vrijgezelle zoons Hendrik (1834), Jacobus (1839) en Klaas (1837). Bovendien zijn er ook nog drie kinderen heel erg jong overleden en de oudste zoon Lieuwe (1825) wordt slechts 22 jaar oud. Tenslotte zijn er nog twee broers getrouwd: Roel (van 1831) en Johannes (van 1834).
Wanneer moeder Antje op 17 december 1890 in het huis aan het Achterom in Aengwirden overlijdt, blijft het niet-getrouwde vijftal daar nog wonen. Op 1 juli 1893 verhuizen ze naar het Schoterlandse deel van Heerenveen naar de Heideburen no. 140. Daar heeft een dubbel rijtje éénkamerwoningen achter de bebouwing gestaan, bereikbaar via de ‘Eric-Bramsteeg’ (zoals het tegenwoordige straatnamenbordje aangeeft). Deze zijn later in 1930 afgebroken. In december 1893 overlijdt daar Tjitske en in mei 1894 verhuizen ze met z’n vieren naar een éénkamerwoning van Tjipke Everts van der Werf (ergens achter de bebouwing van de Lindegracht onder no. 68, bereikbaar door de steeg langs de voormalige apotheek van Bouma). Gepke, die dan de huishouding op zich zal hebben genomen, overlijdt daar 22 juli 1895. Eerst staan de mannen als ‘arbeider’ in het bevolkingsregister, maar na de verhuizing naar de Lindegracht wordt Hendrik ‘houthandelaar’ genoemd en Jacobus en Klaas staan als ‘houthakker’ te boek. Klaas overlijdt als eerste op 21 juli 1907 en Hendrik op 5 april 1909. De dood van Jacobus is op Tresoar niet te traceren, noch in het Nieuwsblad van Friesland van begin 1900, maar gelukkig blijkt de overlijdensacte nr.151 van de gemeente Schoterland van 1916 wel beschikbaar te zijn op het gemeentearchief van Heerenveen. Jacobus Bakker blijkt zijn broers royaal te hebben overleefd. Hij overlijdt namelijk pas op 29 september 1916, om 2 uur 's nachts, op 77 jarige leeftijd. Als zijn beroep staat dan vermeld: arbeider"
Na de houtopslag van de gebroeders Bakker staat er de molenmakerswerkplaats van Murk Visser. Voorbij de dwarsgracht komen dan de steendrukkerij van Krediet en de leerlooierijen van Van der Sluis en Feits. Aartsma beschrijft daarmee een situatie van vóór 1904: het jaar waarin de familie Feits de leerlooierijen van de hand doen !
Op 9 september 1932 treffen we - ook nu weer in de Hepkemakrant - een ingezonden stuk aan van de heer Piebe Krediet uit de steendrukkers-en boekhandelaarsfamilie Krediet uit Heerenveen. Zijn titel luidt: “Hoe een oud-Heerenveenster zijn vroegere woonplaats terug vond”. Interessant in dat stuk is voor ons de passage, waarin hij door het Bakkerssteegje naar de Molenwijk loopt en aan de overkant op een gebouw het bordje ‘onbewoonbaar verklaarde woning’ ziet. Dat is de steendrukkerij van zijn familie geweest.
De zesde erfpachter van de Propstrabuurt: de Werkliedenvereniging voor Heerenveen e.o.
Op een herdenkingsavond van de Coöperatie Verbruiksvereniging “Excelsior” op 21 april 1942 te Heerenveen geeft voorzitter K. Bouwer een summier historisch overzicht. Al in het jaar 1876 wordt in Heerenveen door de bestaande werkliedenvereniging een coöperatieve winkel opgericht. Het doel is om tegen een billijke prijs goede waren te verkopen met een goed gewicht. De winkel heeft gestaan, waar later de werkplaats is van de firma Jager en Wierda aan de Propstrasingel. In het begin is de zaak alleen 's Zaterdagsavonds geopend; later ook op andere avonden. De leden fungeren om de beurt als winkelbediende en doen hun werk gratis. Het resultaat is, dat al spoedig een behoorlijke dividend kan worden uitgekeerd. Naast kruidenierswaren worden aardappelen en turf geleverd. Behalve het coöperatief inkopen van artikelen wordt ook aan cultureel werk gedaan: een tooneelclub, een bibliotheek en een bouwvereeniging worden opgericht. Het ledental neemt steeds meer toe en men kan in 1917 overgaan tot het openen van een ruimere winkel in de Kerkstraat.
Een zoektocht met <www.delpher.nl> laat ons in het bijvoegsel van de Nederlandsche Staatscourant van zaterdag 24 juni 1882, no. 147 kennismaken met het reglement van de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en omstreken”, afd. van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond te Heerenveen, gemeente Schoterland. Ze hebben dan volgens de informatie van de heer K Bouwer al ruim 5 jaar bestaan. Als hoofddoel wordt beschreven, dat zij langs wettige weg en met gepaste middelen de toestand van de werkman willen verbeteren. Een afgeleide daarvan is het bevorderen van de coöperatie. Uit dat doel groeit het fenomeen van de ‘Werkmanswinkel’.
Deze zal evenwel ‘officieel’ pas ontstaan als koopman Albert Hendriks Propstra in het kadastrale dienstjaar 1887 een ‘schuur en erf’ op een perceel ter grootte van 1.75 are onder kadasternummer A-1728 uitgeeft in erfpacht . Eén van de belanghebbende is de Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken. Zij komen een perceel van 0.71 are overeen met de eigenaar en verdelen dat in tweede delen: 40 centiare is bestemd voor een ‘huis’ en 31 centiare wordt bestemd tot ‘winkel’. Het kadaster zorgt ervoor dat het ‘huis’ kadasternummer A-1877 krijgt en de winkel A-1878. Beide objecten genieten een belastingvrijdom van vijf jaren, welke dus in 1892 afloopt. De gebouwde waarde wordt aanvankelijk in 1892 voor het huis fl.40,- (later verhoogd tot fl.49,-) en voor de winkel fl.25, (later verlaagd tot fl.24,-).
In het voorbereidingstraject speelt notaris Gerrit Boschloo een cruciale rol, wanneer hij in repertoire 057091 d.d. 10 juni 1886 het verstrekken van een obligatie mag beschrijven voor een kapitaal van fl.1200,-. De heren Halbe Binnerts, jhr. Julius Matthijs van Beijma thoe Kingma, Antoon Reinhard Uhl en Jacob Hepkema, allen inwoners van Heerenveen, hebben besloten hen dat geld te lenen en zijn nu dus de schuldeisers. Belanghebbende Werkliedenvereniging Heerenveen en omstreken is dus de schuldenaar.
Een aantekening uit een van de vele archiefdozen van het museum (van een vroegere anonieme onderzoeker) heeft ooit de kadastrale registratie inderdaad aangetroffen in het leggerhoofd van legger 1218. De volledige vermelding daarvan verschaft ons alle informatie: “eig. Albert Propstra Hzn, koopman, Nijehaske , dj. 1903 doorgehaald: Geertje Propstra, zonder, Heerenveen; vrouw van Johannes Hendriks Taconis, Heerenveen, dj. 1907; erfpachter voor 30 jaren ingaande 12 mei 1885: Heerenveen en omstreken, Werkliedenvereeniging.”
Na die periode zal de eigenaar het perceel weer als volledig eigendom in haar bezit krijgen- in dit geval Geertje Propstra en haar echtgenoot J.H. Taconis - ware het niet, dat ten kantore van notaris Marius Adrianus Johannes Verkouteren op de Fok op 22 januari 1916 in de geschiedenis van de Werklieden Vereeniging Heerenveen en omstreken een beslissende stap wordt gezet. In repertoire 055148 wordt vastgelegd de ‘eindiging’ ofwel het einde van het erfpachtrecht van een stuk grond met overname van de gebouwen te Heerenveen. Eigenaresse Geertje Propstra c.s, wonende te Oudeschoot, verkoopt het vastgoed - door de vereniging jarenlang gebruikt onder erfpacht - voor een bedrag van fl.1450,-. Het dient te worden betaald per 1 mei 1916. De Werkliedenvereeniging koopt het.
Een berichtje in Het Nieuws van den Dag van 21 maart 1887 over de Werkliedenvereeniging te Heerenveen geeft door een verslag van de penningmeester een klein beetje inzicht in de exploitatie van de coöperatieve winkel. Het laatste half jaar sluit met een uitkering van 7 %, terwijl de kas met fl.106,70 is vooruitgegaan. Ook zijn er drie nieuwe leden en een donateur toegetreden.
Bovendien wordt er ruim aandacht geschonken aan deelneming aan het onderwijs. In augustus 1886 wordt er op een feestelijke dag aandacht geschonken aan de kinderen van de leden die schoolgaand zijn. Die kinderen welke de school het minst of geheel niet hebben verzuimd krijgen prachtige prijzen uitgereikt. Ook in maart 1887 schrijft de secretaris, dat het schoolbezoek van kinderen in Heerenveen niets te wensen overlaat. Op de dorpen waar veldarbeid het hoofdmiddel van bestaan is, blijft het schoolverzuim groot. Op 23 augustus 1896 maken de leden met hun vrouwen en kinderen een uitstapje, een pleziertochtje per stoomboot naar Sneek. In de bovenzaal van een hotel in Sneek worden de 38 kinderen door voorzitter Braaksma in het zonnetje gezet. 37 van die 38 hebben minder dan vijf lessen in een heel schooljaar gemist. Linze de Jong maakt de vereniging een compliment, dat zij de voorwaarde voor welvaart: ontwikkeling, zo serieus nemen. De feestelijkheden worden nog benadrukt doordat een aantal leden van het fanfarecorps ‘Concordia’ het feestelijke gebeuren met muziek ondersteunen.
De Leeuwarder Courant van 8 oktober 1889 besteedt nog even aandacht aan een organisatorische gebeurtenis. Staatsblad no. 251 bevat namelijk de goedgekeurde statuten van de Werkliedenvereniging “Heerenveen en omstreken”, afd. van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond.
De journalist D.M. van Woude (Douwe Miedema), die verantwoordelijk is voor veel verhalen over Heerenveen in de rubriek van ‘Fries Mozaïek’ en ‘Ut ‘e Lapekoer’ van de Friese Koerier, schrijft 16 januari 1965 een aantal regels over de ‘Werkmanswinkel’. Op 5 oktober 1892 wordt op het zolderkamertje van de winkel opgericht het bekende fanfarecorps ‘Concordia’. Daarbij is een zekere H. de Jong de initiatiefnemer geweest. De omstandigheden, waaronder het winkeltje wordt geëxploiteerd, schets Miedema eveneens. De beurtelingse bediening gebeurt hoofdzakelijk in de avonduren, die men daarvoor opofferen. Er is geen betaald personeel en van winkelsluiting heeft men nog nooit gehoord. Het ideaal van de coöperatie leeft met name sterk in de opkomende arbeidersbeweging.
Het vervallen van die erfpacht in het dienstjaar 1916 luidt voor de coöperatieve winkel een nieuw tijdperk in. De werkmanswinkel sluit zich in 1917 aan bij de coöp. verbruiksvereeniging „Excelsior" te Leeuwarden. Er wordt dan een vestiging geopend aan de Kerkstraat.
Op 26 oktober 1917 kondigt de Werkliedenvereeniging “Heerenveen en Omstreken” haar Algemene Ledenvergadering aan voor Dinsdag 30 october , ‘s avonds 8 uur, in Café Prinsen. Het belangrijkste punt van de agenda is een voorstel tot opheffing der Werkliedenvereeniging, “nu deze als’t ware is opgelost in de Coöperatie Excelsior.” (Zie art. 19 van het Reglement.) In vette letters wordt er door het bestuur nog bij deze convocatie gezet: ‘Eenige kennisgeving! Aller opkomst gewenscht.’ Zoekend naar een verkoopdatum van de winkel en het huisje door de “Coöperatie Excelsior” tussen 1917 en 1923 vangen we bij het notariaat - slechts - bot.
Maar .... enkele jaren later staat in het verkoopboekje van 30 januari en 13 februari 1923 - door notaris Faber uit Langweer bij verkoop van de gebouwen van de firma Jager en Wierda - een inhoudelijke beschrijving van de woonruimten van de beide huisjes. Kadastraal A-1877 - het meest noord-westelijke huisje - wordt gehuurd door H. de Wit , die tot zijn woongenot heeft: een kamer en een kamertje, gang, keuken, regenwatersbak en privaat en een beschoten dak met bedstede. In het adresboek van 1922 staat H.F. de Wit op het adres” Achter Breedpad nr. 516 en als zijn beroep ’winkelbediende’. Op zijn gezinskaart staat bovendien, dat Hermanus Fredericus de Wit per augustus 1924 is verhuisd van Heerenveen 516 naar “Heerenveen 537 bij Hendrikus Jansma” en dat is aan de Korflaan nr. 6. Kadasternummer A-1878 - zuidelijk daarvan gelegen - is vanaf 12 mei 1923 in huur bij chauffeur A(ge) Schotanus, die slechts beschikt over een kamer en gang beneden en boven een beschoten dak en slaapkamertje en daarvoor op jaarbasis fl.80,- moet betalen. De verhuizing heeft z’n negen maanden oude, bruingevlekte gespikkelde jachthond ‘Nero’ met een scheurtje in een van de oren, kennelijk in de war gebracht, want in een advertentie in de categorie ‘Vermist’ looft Schotanus een beloning uit voor terugbezorging of aanwijzingen.
Conclusie uit het verkoopboekje is dus dat de heer Johannes Wierda, die onder de naam Fa. Jager en Wierda een doorstart maakt, de nieuwe eigenaar is geworden van A-1877 en A-1878.
Geen erfpacht meer voor de firma Jager en Wierda, autohandelaren.
Ambitieus zijn Wytze Jager en Johannes Wierda al wanneer ze op 3 maart 1903 de “Rijwielhandel Jager & Wierda” bekend maken bij het geëerde publiek. Met ingang van 1 maart zijn ze voor gezamenlijke rekening begonnen met de verkoop van nieuwe rijwielen. Naast ruiling van rijwielen zijn ze ook in staat alle voorkomende reparaties te verrichten aan motorrijwielen. Daarnaast is hun werkplaats ingericht voor emailleren en vernikkelen van rijwielen en andere huishoudelijke artikelen. Zij hebben zich gevestigd in de vanouds bekende boterwaag op het gemeenteplein. Niemand kijkt er in Heerenveen van op, wanneer zij op 31 december 1904 via het Nieuwsblad van Friesland vernemen, dat de firma Harmsen en Nieuwenhuis hun rijwielzaak op 1 januari zullen overdragen aan de heren Jager en Wierda.
Vanaf dit moment afficheren Jager & Wierda zich als ‘Heerenveensche Rijwielhandel’ met merken als Humber, Adler, Friso, maar ook motorrijwielen, b.v. F.N. (Fabrique Nationale, een frans merk) en zelfs automobielen. Het geheel wordt met een ogenschijnlijk royaal reclamebudget via wekelijkse advertenties in de markt gezet, zowel voor de Heerenveense als de Leeuwarder vestiging.
In 1912 verkopen ze de ‘kleinhandel in rijwielen’ in de Waag aan de Gebr. Wijma en kopen zelf een pand aan de Dracht, waarin ze een garage vestigen. Dat pand kwam vrij door het overlijden van de doopsgezinde predikant ds. A. Vis en de Doopsgezinde Gemeente verkoopt het 3.80 are grote pand aan de firma Jager & Wierda c.s voor fl.8450,-. Deze krijgt een ‘verandering van bestemming’ door van het huis met tuin en schuur een autogarage te maken. Het blijkt de opmaat van een reeks uitbreidingen van het automobielbedrijf: ondergrondse benzineopslag, benzinepompinstallatie aan de Drachtzijde, vestiging van een verhuurbedrijf en taxionderneming op de tweede Heerenwal, en last but not least: een gigantische uitbreiding van de mogelijkheden aan de westkant van de Molenwijk en ná 1934 aan de Gedempte Molenwijk. Daaraan en andere ontwikkelingen gaan de 20 eeuw markeren. Ook dit zal weer flink wat onderzoektijd nodig hebben en ongetwijfeld zullen vele oudere Heerenveners daaraan bijdragen kunnen leveren, omdat ze in dit gebied werkzaam zijn geweest (garagebedrijf, schoenenhandel, timmerwerkplaats, etc), hun vrije uren er hebben doorgebracht (ToNight, gokpaleis, dancing, etc.) of er anderszins (medewerker van de Israëlshop of klant van Bandstra) met regelmaat zijn geweest.
Aanvullende reactie van de heer Ys Sevensma, d.d. 3 januari 2017,
welke we graag - met dank - als citaat toevoegen:
“Toen ik las dat Transportbedrijf Broersma daar een perceel had aangekocht voor het stallen van zijn vrachtwagens herinnerde ik mij ineens een beeld uit het verleden. Het moet begin 1945 zijn geweest dat ik daar over een schutting keek en er een vrachtwagen van de fa. Broersma zag staan. Deze was onderweg van Joure naar Heerenveen, slachtoffer geworden van een beschieting door geallieerde vliegtuigen. De auto was doorzeefd met kogelgaten en dat kwam mij nu weer in de herinnering. Ik weet dat ik het vreemd vond daar deze wagen te zien staan, aangezien Broersma zijn bedrijf uitoefende aan de Verlengde Dracht. Ik hield het er op dat Jager & Wierda zich over deze wagen had ontfermd. Maar nu is duidelijk dat Broersma ook aan de Propstrasingel een terrein had. De naam Propstrasingel was overigens een wel erg weidse naam voor dit straatje dat meer de omvang had van een steegje.”
2016, december 17 - wibbo westerdijk - hip-backup-met dank aan Piet Offringa
Heerenveen nr. 265, 481, 542, 501, 512, Breedpad 15
HIP-TIME MAGAZINE 137
In onze aflevering van HIP-Time Magazine 131 hebben we U al verteld over de ontstaansgeschiedenis van kadastraal A-389, welke als derde pand op het Breedpad vanaf de Molenwijk in 1747 wordt gebouwd op een ‘koud steed’. De speciekohieren van Schoterland vanaf 1748 en het daarbij ondersteunende Quotisatiekohier van 1749 hebben ons ingelicht over de uurwerkmaker Thomas Wypkes. Een eerdere bron van het bestaan van Thomas Wypkes vinden we in een volkstelling van Friesland uit 1744, die destijds is ingesteld na klachten over de slechte handel en scheepvaart. De Staten van Friesland overwegen dan of de havenpachten kunnen worden afgeschaft en in de plaats daarvan een jaarlijkse quotisatie op de huisgezinnen kan worden geheven. De resolutie van 13 maart 1744 leidt tot een soort begroting van een mogelijke opbrengst. Deze eerste quotisatie gaat uit van vrijwillige bijdragen per huisgezin in geheel Friesland. Elk gezinshoofd wordt vervolgens benaderd en gevraagd naar zijn ‘aangeboden capitaal’ voor de quotisatie; de grootte van zijn gezin; een inschatting van ‘vermogend’ persoon, ‘insolvent’ persoon of ‘gealimenteerd’ persoon. Onder de fraaie naam “Omschryvinghe van de familiën in Frieslandt” wordt dit ook gedaan in de ‘grietenye Schooterlandt’ voor het gedeelte ‘Heerenveen Zuidkant’. Daar woont ook - ergens - Thomas Wypkes als hoofd van een ‘huisgezin’ van drie personen, welke aanbiedt een capitaal van 5-0-0 carolus guldens te willen geven. (bron: Tresoar - allefriezen).
Voor deze aflevering, die speciaal zal gaan over Breedpad 15 heeft mede-werkgroeplid Richard Hoekstra uit zijn fotocollectie een exemplaar beschikbaar gesteld uit midden jaren ’60. Het bedrijf “Bureau Vitesse” in Breedpad 11 is dan sinds 1966 daar gevestigd, terwijl slager Hoekstra op Breedpad 13 zijn ‘fijne vleeswaren’ aan de man en vrouw brengt. Op de gevel van Breedpad 15 staat ‘Sportcentrum’ vermeld. De exploitanten daarvan zullen Jacobus de Vries uit Grouw en Annie Arendsz uit Akkrum worden, die allebei een schaatsenrijdersachtergrond hebben. Jacobus als langebaanrijder en Annie als kortebaanrijdster. Op het moment dat ze trouwen op 13 april 1964 heeft Jacobus een zelfstandige melkhandel in Heerenveen (aan de Sieger van der Laanstraat als opvolger van Sietze Bosscha, die autorijinstructeur wordt bij de rijschool van Garage Kruis) en is Annie pedicure en kapster. In oktober 1964 vertelt de Leeuwarder Courant ons, dat er een jongen met zijn brommer door eigen onoplettendheid in botsing komt met het stilstaande Volkswagenbusje van Jacobus in de Sieversstraat. Een paar jaar later besluiten Johannes en Annie zich te vestigen met een zaak in sportartikelen aan het Breedpad 15. Hun start wordt dan natuurlijk vergemakkelijkt door hun bekendheid als schaatsfenomenen in Friesland. Maar de ambitie reikt verder en op de gevel van het pand komt dat tot uitdrukking met de slogan “Sportcentrum”.
Graag maken we gebruik van een detail van de ingekleurde prentbriefkaart (en erg veel lijkt op de prentbriefkaart van HIP-Time 135). Het is een uitgave “Heerenveen, Breedpad. De Kleuren-Lichtdruk is van S. Bakker Jr., Koog-Zaandijk, 1647. G. v.d. Boogaard, Heerenveen is de uitgever. Met dit beeld willen we de geschiedenis van Breedpad 15 nader toelichten. Houdt U voor ogen, dat in de 19e eeuw dit het aanzien is geweest van het betreffende pand in een klassieke stijlvorm met een steeg ten westen daarvan.
De prentbriefkaart dateert van voor 1904.
Geschiedenis van het perceel A-389
HIP-Time 131 is voor een groot deel besteed aan de voorgeschiedenis van het kadastrale perceel A-389. In deze aflevering gaan we vaststellen hoe het de bewoners van het pand met huisnummer 265 aan het Breedpad vanaf 1832 is vergaan gedurende de 19e en 20e eeuw.
De chirurgijn of genees-en heelmeester Johan (ook wel Jan) Christiaan Mann blijkt bij de volkstelling van 1830 al 59 jaar oud te zijn, terwijl zijn vrouw Hiltje Roelofs Offringa slechts vier jaar jonger is. Inwonend is dan nog de 26 jarige zoon Johann Christoffel Mann; de 19 jarige Fokje Wiebes Offringa, tantezegger van Hiltje Roelofs Offringa, is namelijk een dochter van Wiebe Roelofs Offringa en Antje Hendriks ten Brink. Als derde inwonende persoon treffen we aan Yzaak Jacobs Sasburg, die 48 jaar is en sinds januari 1825 weduwnaar van Bregtje Johannes Kremer. Hij is van beroep tuinier, en heeft vier kinderen, die na Bregtjes overlijden door de Algemene Armvoogdij van Heerenveen (SCO) worden gealimenteerd. Vader blijkt niet in staat ook in hun behoeften te voorzien. Hem wordt ook nooit een aanslag in de personele omslag opgelegd.
In augustus 1835 krijgt notaris Gauke Peeting van Johann Christiaan Mann de opdracht het huis nr. 265 met stede en grond en grote tuin met vruchtbomen te verkopen (Repertoire Tresoar T 26; inv. 55045, akte 151) Op 3 oktober 1835 wordt de finale verkoop toegewezen aan Roelof Wiebes Offringa voor resp. 2100 en 435 gulden (akte 157).
De Leeuwarder Courant van 11 september 1935 annonceert, dat notaris Gauke Peeting de verkoop bij strijk-en verhooggeld ten huize van J.H. Barlage, logementhouder op de hoek van de Dracht (Heerenlogement) zal leiden. De finale verkoop van “Eene Heeren-en ook geschikte Koopmans Huizinge, sub. no. 265 te Heerenveen aan het zoogenaamde Breedpad” draait om een ruim voorhuis, een kelderskamertje, grote middelkamer en keuken, twee kelders, een beste regenwatersbak en put. Een doorlopende zoldering met beschoten dak, bevat een bovenkamer. Verder is er een erf met een bleekveld en andere geriefelijkheden. Hierop is bij de eerste bieding voor fl.2100,- ingezet. De grote tuin met een aantal beste vruchtdragende bomen, kort achter de huizinge is ingezet op fl.435,-. Op 3 october valt dan de beslissing ook weer bij logementhouder Barlage. Er wordt niet meer verhoogd en het geheel kan al worden aanvaard op 1 december.
Johann Christiaan Mann vertrekt naar Workum om zich daar als ‘heelmeester ten plattenlande’ te vestigen. Johann Christoffel, de enige zoon, gaat ook naar Workum. Hij is eerder al door Zijne Majesteits besluit van 22 maart 1834 aangesteld als notaris te Workum. Maar door de dienst bij de Schutterij heeft hij die functie niet onmiddellijk kunnen aanvaarden. Op 7 oktober 1834 laat hij in de Leeuwarder Courant de Workumers weten, dat hij per 24 september zijn standplaats heeft kunnen innemen. Als datum voor zijn vertrek naar Workum noemen we 18 april 1935, wanneer hij als lidmaat van de kerk te Heerenveen is uitgeschreven. Op 6 juni 1838 trouwt hij vervolgens te Workum met Jantje Sijmons Kok, een 21 jarige Wyckelse jongedame.
Fokje Wiebes Offringa heeft al jong gekozen voor het huwelijk en wel op 26 februari 1831 met de sociëteitsbediende Jan IJbeles Adema, werkzaam en wonend in de sociëteit ‘De Eensgezindheid’ op de Heerenwal onder Nijehaske. Een leuk bericht in de Leeuwarder Courant van 7 oktober 1834 zal voor het echtpaar Adema-Offringa een drukke dag hebben betekend. Wat wordt er dan aangekondigd ? Franciscus Hessel, boekhandelaar te Heerenveen, heeft namelijk uitgegeven en alom - voor fl.0.20 - verzonden de “Dichterlijke Uitboezeming, bij enige Toast, op het Vaderlandsche Feest gevierd door eenige leden der Sociëteit EENSGEZINDHEID te Heerenveen, ter gelegenheid van de heuglijke terugkomst der Friesche Schutters op den 6 en 8 september 1834” van de hand van Mr. J. de Kruiff, Inspecteur van ‘s Rijksbelastingen (en ongetwijfeld sociëteitslid). Het boekje heeft het octavo-formaat (8vo of 17 bij 24 cm), gedrukt op velin papier van zeer hoge kwaliteit.
Het is niet ondenkbaar dat Johann Christoffel Mann, die sergeant-majoor is geweest bij de 1e afdeling, 2e bataljon, 2e en 3e compagnie bij het leger te velde en op 1 augustus 1831 naar het hospitaal is overgebracht, bij deze feestelijkheid aanwezig is geweest. Deelnemen als vrijwilliger aan de Tiendaagse Veldtocht in 1831 is niet niks en als je later ook nog het Metalen Kruis ontvangt ....
Paasman, onderzoeker van de Tiendaagse Veldtocht, noemt hem zelfs 2e luitenant 1e afd., 2e bat., 1e en 3e comp.; inv.nr. 128. (http://www.warkumserfskip.nl/id216.htm).
In het jaar 1836 staat in de Staat van de Bevolking van dat jaar onder no. 265 nog wel ingeschreven de weduwe Wiebe Offringa. Maar nog datzelfde jaar verhuist ze naar Heerenveen (Aengwirden) volgens de huwelijksakte van haar zoon Roel Wiebes Offringa. Zij blijkt voordien buiten de aanslagregeling van de personele omslag te vallen, zodat we haar naam daarin niet aantreffen. Zij woont er bij de gratie van het feit, dat haar zoon (die bakker is in Nijehaske) immers het pand in 1835 heeft gekocht.
In 1837, 1838 en 1839 treffen we vervolgens als bewoner van Breedpad 265 de ‘medicinae doctor’ Johannes Willem Groeneboom, die eerder lange tijd heeft gewoond op de Lindegracht onder no. 21. In 1840 geeft de Staat van de Loop der Bevolking als zijn adres Heerenveen nr. 197. Kadastraal komt dat overeen met A-317 (het tweede pand noordelijk van de Molensteeg).
Direct na het vertrek van Johannes Groeneboom uit het Breedpadpand wordt Froukje Hotzes Keimpema er als bewoonster geregistreerd. In het dossier van de Volkstelling van 1840 blijkt zij weduwe (van Jan van der Wal), arbeidster en 67 jaar oud.
Het moet hem ‘onderhands’ ter ore zijn gekomen, misschien wel bij een bezoek aan de Sociëteit Eensgezindheid op de Heerenwal, waar sociëteitsbediende Adema als concierge werkt en notaris Gauke Peeting, net als de regter mr. Ulbo Arend Evertsz ongetwijfeld regelmatig bezoekers zijn geweest. We hebben in de Leeuwarder Courant geen verkoopadvertentie kunnen vinden. Wel vastgesteld kan worden uit de repertoires van notaris Peeting, dat deze op 2 november 1839 mr. Ulbo Arendsz als koper van het ‘huis met erf en tuin aan het Breedpad en aan de Molenwijk’ laat registreren als nieuwe eigenaar. Voor fl.1810,25 heeft hij Breedpad 265 (kad. nr. A-389) in aktenummer 169 laten beschrijven. Gelijktijdig wordt de moestuin (kad. nr. A-391 verkocht aan Hendrik Alberts Propstra voor fl.451,-.
Mr. Ulbo Arend Evertsz is heel lang verbonden geweest aan de rechterlijke macht in Heerenveen.
Zijn carrière begint volgens de kohieren van de Personele Omslag om Heerenveen in 1824. Hij is dan regter in de “regtbank van eersten aanleg” en staat eerst van 1824 tot en met 1827 als kamerbewoner ingeschreven op huisnr. 262 ten huize van Bote Sibles Spandaw. Daarna van 1828 tot en met 1831 op de Dracht no. 216 bij Simon Hendriks Taconis, waar mr. Jan de Kruiff in 1828 als kamerbewoner is geweest. (SCO 2042) Evertsz is volgens een beschrijving op een reispas van 1831 geboren in 1799 in de Joure; is 1.90 meter lang; heeft bruine ogen; mond en neus zijn ‘ordinair’ (gewoon); heeft een ronde kin en heeft zwart haar en wenkbrauwen. Daarna woont hij een drietal jaren op huisno. 144 en vervolgens ook nog op huisno. 140, allebei op de oostkant van de Dracht. Eerst bij Lambertus Feits en daarna heeft hij het huis van Jan van der Sluis gekocht.
Tenslotte is hij dus van 1839 tot 1847 eigenaar-bewoner geweest van Breedpad 265, waar hij als vrijgezel samenwoont met zijn zuster Sandrina. In die 23 jaar is hij inmiddels opgeklommen in de rechterlijke hiërarchie van Heerenveen door hier president van de arrondissementsrechtbank te worden. Zijn vertrek naar Leeuwarden naar het Gerechtshof en tenslotte zijn benoeming als lid van de Hoge Raad hebben indruk gemaakt. Zelfs zo, dat mw. Martha Kist voor het Fries Genootschap een artikel over hem heeft geschreven. (Martha Kist, Een 'braaf burger'. Ulbe Arend Evertsz (1799-1860).' De Vrije Fries 82 (2002), pp. 132-139.)
Het vertrek van Mr. Evertsz is niet precies te dateren, maar we weten wel dat in de Staat van de Loop der Bevolking van 1848 als nieuwe bewoner staat ingeschreven Jhr. Daniël Engelen met zijn gezin. In begin januari 1848 worden volgens notaris Binnerts de onderhandelingen van de familie Engelen-Roorda met de familie Anthony Winkler Prins-Klijnsma over de overname van het buiten “Ontwijk” in Oranjewoud op scherp gezet, want de familie Engelen wil er van af. Het komt evenwel niet tot een transactie, maar de familie Engelen is inmiddels wel verhuisd naar het Breedpad (265) in Heerenveen. Het vervolg van het lot van het buiten ‘Ontwijk’ wordt duidelijk in januari en februari 1849. Het wordt op afbraak verkocht en de goederen worden op 16 februari 1849 te koop aangeboden door de heren W.A. Wagenaar en J.B. Veltman, die het een maand eerder hebben aangekocht op de finale verkoop in de Sociëteit De Eensgezindheid op de Heerenwal voor circa fl.2000,-. Of daar het koetshuis, de stalling en de hooischuur bij inbegrepen zijn is niet duidelijk, maar deze zijn wel onder de hamer gekomen en verkocht voor fl.1420.,- en fl.700,-. De boomgaard, de tuin en de aanleg zullen vermoedelijk in andere handen zijn gekomen voor fl.900,-.
Nauwelijks is de familie Engelen verhuisd naar het Breedpad of een familiaire ramp voltrekt zich. Op 6 april en op 2 juni 1848 verliezen ze eerst hun dochter Laurentia Clara Elizabeth (20 jaar) en op 2 juni 1848 Everharda (23 jaar). Uit hun overlijdensacten lezen we ook dat vader Lid van de Ridderschap van Vriesland is en dat hij als beroep kantonrechter van het arrondissement Heerenveen (sinds 1838) wordt genoemd.
Op 2 december 1857 overlijdt jonkheer Daniël Engelen zelf en uit zijn overlijdensacte blijkt dat de beide overleden dochters stammen uit zijn huwelijk met zijn tweede vrouw Gerbrecht Roorda, waarmee hij op 23 maart 1824 op huwelijkse voorwaarden is getrouwd. Uit het eerste huwelijk met Diderika Adema - op 20 oktober 1815 in Sneek voltrokken - is hen een zoon geboren op 2 februari 1817 met de naam Willem Engelbart Engelen. Een half jaar later ontvalt hen op 15 september 1817 vrouw en moeder Diderika Adema in de plaats Neerbosch bij Nijmegen in Gelderland. Die plaats mag gerust de ‘stam’streek van deze Engelen-familie worden genoemd. Ook Daniël Engelen is daar geboren op 19 juni 1791.
Zijn tweede echtgenote Gerbrecht Roorda (geb. Harlingen 30 juli 1795) besluit in Heerenveen in dit huis aan het Breedpad te blijven wonen, welke eind 1879 het huisnummer 481 heeft gekregen. Zij is bij de erfenis aangewezen als ‘vruchtgebruiker’ van A-389 (het huis met erf op 1.82 are grond), terwijl stiefzoon Willem Engelbart - inmiddels ambtenaar bij het Openbaar Ministerie te Leeuwarden - het eigendom heeft toegewezen gekregen. Zij heeft tenvolle kunnen profiteren van dat vruchtgebruik, want ze is maar liefst 96 jaar oud als ze op 12 januari 1892 in Heerenveen overlijdt. Naast de tien elkaar opvolgende meiden-dienstboden, heeft ze vanaf 1883 tot haar dood het dagelijkse leven gedeeld met een gezelschapsjuffrouw Adèle Elise Charlotte Bär. Deze blijkt evenwel een halve eeuw jonger (geb. 31 jan. 1845).
De historische sporen, welke de familie Engelen in Heerenveen heeft getrokken, zijn niet mis te verstaan. Dat begint al zeer vroeg als jonkheer Daniël Engelen zich in mei 1827 (kort na de dood van W.B. Kool van Heerens, overl. 2 maart 1827) een benoeming tot grietenijsecretaris onder grietman Pompejus Onno van Vierssen laat welgevallen. Zijn overhaaste vertrek uit Sneek maakt eerst een ‘kamerbewoner’ van hem aan de westzijde op de Vleesmarkt no. 2 bij de brug, waar Anne Sakes Braaksma als ‘lombardhouder’ tevens gemeubileerde kamerverhuur kan bieden. In 1828 vinden we hem vier maanden als bewoner van huisno. 21, eigendom van de Tuijmelaarsfamilie. Inmiddels heeft hij aan de zandweg in Oranjewoud (Prins Bernhardweg( het toekomstige buitentje “Ontwijk” aanbesteed en in aanbouw genomen.
Eén van de eerste voor Heerenveen meest opvallende aktiviteiten is zijn inzet voor het verkrijgen van een representatief ‘grietenijhuis’, waarop door de gouverneur van Friesland al een aantal jaren sterk is aangedrongen. Als het Heerenveense buitengoed ‘Grovestinsslot’ (Oenemastate) in 1827 te koop komt en de Provinciale Staten de grietenijraad daarvoor geen toestemming willen verlenen, besluit jonkheer Engelen - na machtiging van grietman en assessoren - merendeels uit eigen middelen het ‘slot’ toch in eigendom te krijgen. Vervolgens wordt er vijf jaar lang ‘gelobbyd’ tot in 1832 alles in kannen en kruiken is. (Voor alle details: zie De Veenbrief 1992, jrg. 6, no. 6, blz. 1 e.v.)
Deze zaak mag worden gezien als één van ‘algemeen belang’, waarbij de machtiging van grietman, assessoren en grietenijraad als ruggesteun tot de conclusie leidt te maken te hebben met een uiterst bekwame persoonlijkheid.
Zijn zakelijk inzicht heeft hem ook zelf geen windeieren opgeleverd. Zo is hij vrij snel al begonnen met de aankoop van landerijen kennelijk met strategische bedoelingen. Zo is hij er bijvoorbeeld in geslaagd om door die aangekochte landerijen en de 21e stelle onder Nieuweschoot voor het graven van een vaarweg van de Veenscheiding naar de Tjonger toestemming te krijgen bij Resolutie van Gedeputeerde Staten van Friesland van 14 januari 1841, no. 39 / 256. Bovendien kocht hij op 26 september 1840 de Veenscheiding van Harmanus Hiddinga, zodat er een doorgaande verbinding kan worden gecreëerd. De ‘mitsen en maren’ van de verschillende grietenijen tegen deze aanleg worden op 13 augustus 1840 in zijn voordeel beslist en kan de aanleg beginnen. Uiteraard moeten wel een aantal bruggen worden gerealiseerd: in de Rottumerweg, in de Lemsterweg en een draai bij Rotstergaast.
Ambtelijk vertaald wordt dat in de Leeuwarder Courant van 2 juli 1841: “De particuliere Vaart van de Veenscheiding naar de Tjonger, in eigendom aan jhr. D. Engelen, zal van nu af aan mogen worden gepasseerd, mits men zich stiptelijk gedragen overeenkomstig de provisioneel vastgestelde en aan de Vaart aangeplakte Verordeningen.”
Door deze infrastructurele verbetering op waterstaatkundig en infrastructureel gebied wordt in de advertenties bij onderhoudskwesties voor zowel de brug in het Rottumervoetpad als de Lemsterweg bij Nieuweschoot gesproken van ‘Engelenbrug’. Bovendien is het gebruik van de term ‘Engelenbrugje’ zeer regelmatig het synoniem voor het Heerenwalsterbrugje over de Veenscheiding in het verlengde van Heerenwal. De erven Engelen - zoon Willem Engelbart en kleinzoon Daniël Otto, beiden juristen - hebben in latere jaren nog wel voor enige weerstand gezorgd bij onderhoudskwesties van vaarwaters en bruggen.
(Voor het volledige verhaal, zie:J.A. Mulder, De Engelenvaart, in De Vrije Fries, vol. 56 (1976))
Voor een blijvende hommage aan zijn verdiensten als grietenijsecretaris (1827-1836), vrederechter (1836-1838) en kantonrechter (1838-1857) wordt bij raadsbesluit van 18 augustus 1958 besloten een straat als verbindingsweg tussen de Europalaan en de Karst de Jongweg: “Engelenstraat” te noemen. Deze wordt aangelegd in 1959.
In 1892 begint er voor het pand Breedpad 265 een nieuw hoofdstuk nu de weduwe Engelen (Gerbrecht Roorda) op 21 januari van dat jaar is overleden. Het huis wordt verkocht aan timmerman Willem de Graaf, die het huis in de verhuur doet. Het eerste gezin, die van deze optie gebruik maakt is dat van Hendrikus Kampsmidt (volgens geboorte-acte van 1846 Hermanus Hendricus), welke met vrouw en vier zoons op 27 mei 1892 uit Nijehaske komen. Per 14 juni 1893 vertrekken ze naar Leeuwarden. Daar overlijdt hij in 1918.
In het kadastrale dienstjaar 1894 verkoopt timmerman Willem de Graaf uit Heerenveen het huis (vermoedelijk met huisnr. 481) en erf (1.82 are) met kad. nr. A-389 en een gebouwde waarde van fl.275,- aan Sjoerdina Faber, wed. Geert Hendriks Pijlman, zonder beroep te ‘t Meer. De notariële minuutakte lijkt te zijn gepasseerd bij notaris Gerrit Boschloo op 22 december 1892, waarbij Willem de Graaf verkoopt een herenhuis, etc. voor fl.3901,- aan Sjoerdina Faber, wed. Geert Hendriks Pijlman. De krant L.C. maakt er geen melding van; het Nieuw Advertentieblad 1892 komt niet voor op www.delpher.nl , helaas. De huisnummerconcordans geeft ons als huisnummer Breedpad 481, wanneer zij er vanaf mei 1893 intrekt, na uit ‘t Meer te zijn gekomen.
Zelf heeft Sjoerdina Faber evenmin lang mogen genieten van de scheepvaartdrukte van de haven aan het Breedpad. Tijdens een verblijf in ‘s Gravenhage, waar ze op 29 april 1898 naartoe is vertrokken, overlijdt ze na een korte ongesteldheid op 28 mei 1898 op 58 jarige leeftijd. De aangifte wordt gedaan ‘uit aller naam’ door haar broer Jacobus Faber in Gorredijk. Het komt dus tot een verkoop, want het echtpaar Pijlman-Faber heeft geen kinderen gekregen. Wel heeft ze enkele jaren onderdak geboden aan haar nicht Margaretha Faber, die geboren is in 1873.
Laatste hoofdbewoner voor de eeuwwisseling is Sikko Klaassens Uri (1839), hoofdonderwijzer van school 3 in de Oude Kerkstraat, samen met zijn vrouw Janke Pasma. Zij zullen huurders zijn geweest en staan ingeschreven vanaf mei 1898 (eerst op nr. 481 en korte tijd later dus op nr. 542).
Met het vooruitzicht, dat Uri per 1 januari 1900 eervol zal worden ontslagen van zijn hoofdschap van school 3 in de Oude Kerkstraat (wegens lichaamsgebreken) en met pensioen zal gaan, ontvalt hem op 24 november 1899 zijn echtgenote. Gelukkig ontfermt zijn zuster Marchje Uri, die woont aan het Achterom (nr. 61) in Aengwirden met haar echtgenote de molenmaker Murk Jelmers Visser, zich over hem. Na een periode van ca. 8 maanden besluit hij op 13 augustus 1900 naar Delft te gaan. Daar woont aan de Voorstraat 90 zijn zoon P.H. Uri met z’n gezin, die hem een onderdak biedt. Op 5 mei 1906 eindigt daar zijn aardse bestaan.
Na deze afdwaling naar een bijzondere meester voor veel kinderen uit de armste gezinnen van Heerenveen, richten we ons nu op de akte van de provisionele en finale toewijzing in repertoire 069054 van notaris Hendrik Jacob Willem Terlet, die in Joure kantoor houdt. Op 1 februari 1899 koopt Maria Judith Klinkenberg, gehuwd met Pieter van der Meulen, inspecteur der belastingen te Heerenveen het Breedpad herenhuis, etc. voor 3311,-. van de erven Pijlman-Faber. Ons plaatselijk Nieuw Advertentieblad van uitgever Jacob Hepkema van 18 februari 1899 schrijft de 16e, dat het Heerenhuis aan het Breedpad van de wed. G. Pijlman Hzn. bij publieke verkoop is toegewezen aan de Heer P. van der Meulen voor fl.3315,-. Bedenk bij dit bericht even, dat ze dan nog leven in een ‘mannenmaatschappij’.
De - notariële - koopster Maria Judith Klinkenberg is in Scharnegoutum geboren op 30 mei 1871 en is een dochter van een predikant. Zij laat op 29 maart 1897 haar huwelijksvoorwaarden vastleggen door notaris Pieter Fzn. Noordhof in Grouw en treedt in het huwelijk met Pieter van de Meulen te Rauwerd, gemeente Idaarderadeel op 20 april 1897. Hij is dan nog adjunct-inspecteur belastingen in Amsterdam.
Uit de geboorte van oudste kind Pieter op 6 januari 1898 te Heerenveen (Schoterland) mogen we afleiden, dat ze eerst op een andere adres onderdak hebben gevonden na zijn benoeming tot inspecteur van belastingen in Heerenveen. Meteen wordt hij deel van de gemeenschap, zijn reputatie als lid van het landelijk bestuur van de Drankbestrijidingsorganisatie is hem vooruitgesneld. Op 29 maart 1899 bericht het Nieuw Advertentieblad, dat P. van der Meulen een week eerder voor een vrij talrijk publiek in een geslaagde vergadering met lichtbeelden een pleidooi heeft gehouden in het belang van een sterke drank-bestrijding. In dat bericht gispt hij de houding van de heren doctoren, die door hun niet aanwezig zijn laten zien dat ze geen hart voor deze zaak hebben. Inmiddels zijn er een twaalftal geheelonthouders, die binnenkort een afdeling denken op te richten. Op 16 april 1899 is het zover dat 24 personen tot het oprichten van een afdeling “Heerenveen en omstreken” van de Nederlandsche Vereeniging tot Afschaffing van Sterken Drank. Welkom zijn leden, die zich onthouden van drinken en aanbieden (geheelonthouders) en die nalaten te drinken en aanbieden (afschaffers). De afdeling Heerenveen begint met 24 geheelonthouders en 10 afschaffers. In het voorlopig bestuur met mej. J.M. Laverman, mej. J Schoppen, J.K. Dijkstra, G.A. van der Meulen, neemt ook P. van der Meulen plaats.
De eerste grote Openlucht Meeting voor Drankbestrijding is op Hemelvaartsdag in de Wandeltuin. (Bericht 12 mei 1899) Ruim een week later (18 mei) is het definitieve bestuur samengesteld uit: P. van der Meulen en G. Veldman (1e en 2e voorz.), mej. Laverman en mej. Schoppen (1e en 2e secretaresse) en J.K. Dijkstra en L.de Lang (1e en 2e penningmeester). Inmiddels zijn er 46 leden toegetreden.
De heer Pieter van der Meulen is een aktieve voorzitter. Zowel in woord als geschrift. Zo schrijft hij in het Nieuwsblad van Friesland van 18 juni 1902 een ingezonden stuk met de titel: “Is alcohol nuttig ?” Ook op het terrein van het socialisme heeft hij zijn standpunten en hij draagt ze ook uit. Als voorbeeld geeft het plaatselijke Nieuw Advertentieblad op 6 januari 1900 een bericht, waarin de oprichting van een Vereniging van Socialisten wordt aangekondigd op basis van 19 leden. Daarbij wordt een lijst van sprekers genoemd, waarop ook de heer P. van der Meulen te Heerenveen wordt genoemd.
Ook zijn gezin vergt enige aandacht met als tweede zoon Adriaan Anne Marie op 5 februari 1901 en als derde Yde Johannes op 22 april 1904. De ambities voor zijn carrière hangen ook af van zijn superieuren, die hem blijkbaar nodig hebben in Tiel. Uit het Nieuwsblad van het Noorden van 16 juni 1904 staat, dat hij bij koninklijk besluit is benoemd tot inspecteur der rijksbelastingen te Tiel. Twee dagen later vermeldt het Nieuwsblad van Friesland al, dat de ‘Heerenhuizing” bewoond door de heer P. van der Meulen aan het Breedpad inmiddels uit de hand te koop is. Dat lukt kennelijk niet, want op 9 juli 1904 wordt door notaris Rinze Barends de provisionele veiling aangekondigd in het hotel Groen op 14 juli om 8 uur ‘s avonds. Op 29 augustus wordt er verhuisd naar zijn nieuwe standplaats: Tiel. (Bevolkingsregister).
Vanaf nu kunnen de onderhandelingen over de verkoop beginnen, maar uit het volgende zal duidelijk worden dat dat niet geheel soepel verloopt. De noodprocedure is dan dat voor tijdelijke verhuur wordt gekozen. Direct in september 1904 dient zich als kandidaat-bewoner aan de koopman (o.a. matten, tapijten en meubelstoffen, e.d.) Nicolaas Wigeri van Edema, die komend vanaf Dracht 358 het huis betrekt. Hij is sinds 14 mei 1903 weduwnaar van Jantje Blauw (waarmee hij in 1887 is gehuwd) en heeft bovendien een turbulent zakenleven achter de rug. In het ‘Nieuws van den Dag - het kleine krantje’ van 1 augustus 1883 laat hij weten, dat hij als koopman en winkelier de handel in matten, strooken en ‘spart’ (grassoort en grondstof voor o.a. touw en vlechtwerk. (Van Dale)) van zijn overleden schoonvader op dezelfde wijze voortzet en wel onder de firma Jacob Blauw Jzn te Heerenveen. Dan komt in de Leeuwarder Courant van 3 april 1889, maar ook in de Staatscourant van 5 april, een mededeling van de Officier van Justitie Reitsma uit Heerenveen, dat de Heer Nicolaas Wigeri van Edema, koopman te Heerenveen, op eigen verzoek onder curatele is gesteld bij vonnis van de Rechtbank van 29 maart 1889. Wat hem daartoe heeft doen besluiten wordt niet in de openbare bronnen vermeld. Met giswerk valt te denken aan geestelijke instabiliteit, verslaving (drank, drugs), verkwisting (gokken), m.a.w. we weten het niet.
Dit vonnis wordt evenwel - ook weer op eigen verzoek - door de Arrondissementsrechtbank te Heerenveen op 28 maart 1901 opgeheven en procureur Mr. T. Binnerts laat dit weten in het Nieuwsblad van Friesland van 3 juli 1901.
Uit het Bevolkingsregister van Heerenveen staat Nicolaas Wigeri van Edema in 1900 geregistreerd als hoofdbewoner bewoner op het adres Dracht 378. Op 14 mei 1903 overlijdt zijn partner Jantje Blauw op 55 jarige leeftijd en wordt voor hem het sein het koopmanshuis met pakhuis en het woonhuis c.a. te laten veilen door notaris Verkouteren. Op zaterdag 3 oktober 1903 gaat de provisionele veiling plaatsvinden in ‘t Café “De Drie Gemeenten” (later de openbare leeszaal op de Vleesmarkt). Drie weken later op 25 maart d.a.v. is het logement van Wieger Jager (Transvaal) het toneel van de definitieve veiling van het koopmanshuis aan de westkant van de Dracht en een pakhuis met twee zolders aan de Molenwijk (48 ca). Als aanbeveling wordt genoemd, dat in deze gebouwen ruim 20 jaren met succes een tapijtzaak is uitgeoefend, maar dat het ook voor andere affaires geschikt is. Volgens de repertoire nr. 2305 van notaris Verkouteren valt de veiling uit te gunste van Jelle Binnerts Spoelstra te Heerenveen op een bod van fl.10.291,--, terwijl in de kadastrale legger 1640.1 als eigenaar wordt genoemd Jan Bunt, koopman te Heerenveen.
Het is bijna niet te geloven, maar de Staatscourant (maar ook De Tijd en het Nieuwsblad van Friesland) brengt op 9 oktober 1905 het nieuws van het vonnis van de arrondissementsrechtbank van Heerenveen, dat Nicolaas Wigeri van Edema op 6 mei 1905 in staat van faillissement is verklaard. Als curator krijgt hij door mr. A. Rietema als curator mr. J. van Giffen, advocaat en procureur, toegewezen. Per 30 december 1905 vertrekt Wigeri van Edema naar de gemeente Aengwirden, nadat op 8 december 1905 een accoord van 100 procent met hem is bereikt hem voor terugbetaling aan zijn schuldeisers, de z.g. homologatie.
Inhoudelijk hebben we de beschrijving bij de verkoop in 1835 aan U laten lezen, maar zeventig jaar later is de woordkeuze toch echt wel even anders. Notaris Rinze Barends maakt er het volgende van: De “nette Heerenhuizinge met erf, tuin en bleek op vrolijken stand aan het Breedpad te Heerenveen, bestaande beneden uit ruime suite, tuinkamer, keuken, ruime kelder, gang, berghok en bergplaats voor brandstoffen, 2 regenbakken en verdere gerieflijkheden; boven 2 kamers en 2 kleinere kamers, de kamers van kasten voorzien, in de gang boven ook kasten...” kan ook voor een winkelhuizinge makkelijk worden ingericht. De 0.01.82 ha kan per 15 september 1904 worden aanvaard en op 1 november worden betaald. Het is zelfs mogelijk voor de halve koopsom een eerste hypotheek tegen 4 % rente worden te krijgen.
Bij de voorlopige veiling is er een bod van fl.4000,- uitgebracht, maar bij de definitieve veiling is het verhoogde bod van ruim fl.4300,- reden voor de verkoper het pand c.a. in te houden. We hebben een sterk vermoeden, dat een advertentie op 6 september 1905 in de Leeuwarder Courant en het Nieuwsblad van Friesland, waarbij op 12 november een heerenhuis aan het Breedpad te Heerenveen te huur wordt aangeboden en te bevragen is bij bemiddelaar I. Brouwer (aannemer Inne Brouwer) ditzelfde heerenhuis kan zijn. Zelfs aan deze verwachting wordt niet beantwoord. Volgens een notariële akte bij jhr. Sybrand Willem Hendrik Adriaan van Beyma thoe Kingma van 13 november 1905 moeten de verkoopster Maria Judith Klinkenberg en haar gemachtigde echtgenoot Pieter van der Meulen het bod van muziekonderwijzer Pieter de Vries te Heerenveen voor een bedrag van fl.4050,- als een verliespost hebben beschouwd. De transactie is in ieder geval ook kadastraal verwerkt met enige vertraging in het kadastrale dienstjaar 1907, zelfs met de volledige 1.82 are perceelsgrootte. Misschien is door Pieter van der Meulen deze gang van zaken wel een beetje gerelativeerd als hij zich bedenkt, dat hij als voorzitter van de afdeling Drankbestrijding van Heerenveen de diensten van dirigent Pieter de Vries toch hooglijk heeft gewaardeerd toen deze de leden van de zangvereniging “Sluit Schiedam” de strijdliederen heeft geleerd en daarvoor zelfs een prachtig schilderij heeft ontvangen. Want geld voor een dergelijke dienst zou ongepast zijn geweest!
Hoe lang heeft Pieter de Vries in deze woning gewoond, voordat hij het heeft verkocht aan Catharina de Jong, weduwe Fokke Spandaw?Die vraag kan gelukkig worden beantwoord door een koopbrief uit 1910. Daarin staat dat Pieter de Vries ‘vroeger muziekonderwijzer te Heerenveen’ is geweest en dat de koopster als koopprijs fl.5000,- betaalt. Er zitten dan ook nog weer een paar aparte bepalingen in de overeenkomst. De nieuwe eigenaar moet een staketting ten zuiden en ten westen onderhouden en mandelig die ten oosten. Bovendien is er een welwaterpomp. In de overname door de koopster zijn inbegrepen de ‘damspiegel’ in de voorkamer, een stel dubbele ramen, drie stel jaloezieën, het kippenhok en de ladder naar de vliering.
(Let op: De antiekencyclopedie leert ons, dat een ‘damspiegel’ een lange smalle spiegel is, die op het smalle muurvlak (de dam) tussen twee ramen wordt gehangen.)
De muziekonderwijzer Pieter de Vries is het derde kind uit het eerste huwelijk van de gemeenteklerk en later gemeente-ontvanger van Schoterland, Petrus Johannes de Vries en Akke Jeltes Faber. Hij is geboren 28 september 1874. Na het overlijden van zijn moeder hertrouwt vader in 1876 met Tetje Juliana Tjaarda en groeit het gezin nog met 9 kinderen. Pieter wordt opgeleid tot muziekonderwijzer en hij introduceert zichzelf in het Nieuw Advertentieblad (voor Heerenveen) van 13 november 1895. (Zie advertentie)
Veel adverteert hij niet, maar we lezen in de Leeuwarder Courant van 18 mei 1899, dat het pas opgerichte Mannenkoor in Heerenveen de 24 jarige Pieter voor 6 maanden een contract geeft als directeur van dit koor. Eerder op 5 februari 1899 heeft hij al enige ervaring opgedaan als dirigent bij de koren van de dilettantenvereniging ‘Elk Wat Wils”, en zijn leerlingen hebben tijdens de tentoonstelling van Floralia op 30 augustus mogen voorspelen. Bij een optreden van het “Spoorkwartet” op 27 september 1899 met medewerking van de Heerenveense sopraan mej. J. Tobbe heeft hij een recensie voor het Nieuw Advertentieblad geschreven van ca. 100 regels. Hij woont dan nog op het adres Lindegracht 49 (bij zijn ouders) en geeft aan in een advertentie in 1902, dat hij muziekles geeft voor piano, orgel (harmonium) en viool. Het eerste mannenkoor wordt volgens de Leeuwarder Courant van 7 mei 1904 pas opgericht en opnieuw is Pieter de Vries haar directeur. Eind december van dat jaar richt hij zelf een kinderkoor op voor de leeftijdsgroep 12 tot 17 jaar (N.v.Frl 21-12-1904).
Het feit dat hij in de koopbrief van 1910 wordt genoemd als ‘vroeger muziekonderwijzer te Heerenveen’ kan tot de eenvoudige conclusie leiden, dat hij is vertrokken naar elders. Mogelijk is de aanleiding een traumatische gebeurtenis geweest, welke in het Nieuwsblad van Friesland van 10 oktober 1908 wordt beschreven in de rubriek van Frieschen bodem. Die tekst luidt: ...‘Een muziekonderwijzer, nog slechts een paar jaar gehuwd, een vriendelijke persoonlijkheid, die ieders achting genoot, wordt verdacht een treurigen misstap te hebben begaan met jonge leerlingen, en is na verhoor voor den officier van justitie, Dinsdagavond aangehouden’. De treurige bevestiging van dit bericht wordt in de Provinciale Overijsselsche en Zwolsche Courant nog iets meer aangezet gebracht in de bijtende tekst: ‘- Te Heerenveen is gisteravond gearresteerd de muziekonderwijzer de V. aldaar, verdacht van onzedelijke handelingen met meisjes.’
Geholpen door het bevolkingsregister weten we dat hij op 23 december 1905 is gehuwd met Marijtje Jans Bunt. Haar vader is stoffeerder en moeder heet Maaike Prins en ze wonen aan de Fok onder Heerenveen (Aengwirden). Hij laat zich in december al inschrijven op Breedpad 542, terwijl Marijtje op 31 januari 1906 pas wordt ingeschreven. Zij nemen per 14 november 1906 als kamerbewoonster Carolina Johanna Petronella Meerdink, die commies is bij de Posterijen, in huis. Deze vertrekt op 1 maart 1907 naar Doesburg, en haar kamer wordt per 23 maart 1907 gehuurd door Johanna Stephanus, bediende in een boekhandel, uit Zwolle. Deze 20 jarige dame vertrekt weer op 24 augustus 1907 naar Zwolle. Op 4 januari 1908 wordt hun zoon Petrus Johannes geboren. Vervolgens wordt op 9 october 1909 aan de ingenieur bij de N.T.M. Hubert Nicolaas Biezeveld woonruimte geboden, welke tegelijk met de uitschrijving van Pieter en Marijtje naar Bussum in Heerenveen wordt overgeschreven naar blad 668 van het register. Over de reden van het vertrek per 25 februari 1910 van Pieter en Marijtje naar Bussum hoeven we niet meer te gissen.
Het jaartal 1910 betekent dus de wisseling van bewoning op Breedpad verkocht aan Catharina de Jong, weduwe Fokke Spandaw (geb. 1837), doch tevens van de wisseling van huisnummer 542 naar nr. 501. Zij heeft tot dan steeds gewoond op Breedpad nr. 499. Ook daar heeft ze samengewoond met haar zuster Janna Kornelis de Jong (geb. 1843) Voor het eerst in 1917 blijkt ook uit de Personele Omslag van 1917 dat zij - andere - inwonende personen onderdak biedt. In deze omslag staan namelijk de namen van twee - duidelijk - niet Heerenveners, t.w. Axel Tepper en Pieter Celarius.
In de Personele Omslag van 1918 staat op haar adres ook als aangeslagene Jan W. Schippers, die op een forse aanslag mag rekenen met een bedrag van fl.9000,- en een te betalen belasting van fl.802,56. Een jaar eerder is deze als notaris benoemd in Heerenveen. In de Nederlandse Staatscourant wordt zijn benoeming bij Koninklijk besluit van 25 september 1917, no. 47 bevestigd. Hij is op dat ogenblik nog candidaat-notaris te Doesburg. Hij laat zich op 11 oktober 1817 als nieuwe inwoner registreren op huisnr. 84 als hotelgast van Hotel Jorissen op de Oude Koemarkt. Schippers verhuist dan per 5 november 1917 naar het Breedpad natuurlijk ook weer tijdelijk bij de wed Spandaw in een huurappartement. Hij vestigt wel zijn praktijk voorlopig op Fok 66 onder Aengwirden ten huize van de gemeentesecretaris S. Hemminga. Op 3 mei 1918 laat hij zich opnieuw inschrijven in Aengwirden in het huis van zijn voorganger S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma, die de 11e mei uit Heerenveen vertrekt. In 1921 wordt het huisno. 64 gewijzigd in Fok 161. Het adresboek 1922 heeft deze verandering reeds in haar bestand.
Vanwege die notarisfunctie neemt hij een serie minuutakten over uit de praktijk van notaris Gerrit Boschloo, een voorganger uit de jaren 1855-1893 van die standplaats. Het betreft het pakket over de jaren 1864-1886. Die akte is gepasseerd op 8 januari 1918 door zijn collega M.A.J. Verkouteren.
Catharina K. de Jong, wed. Spandaw is in de gemeente Aengwirden overleden op 6 juli 1926, nadat ze op 16 augustus 1919 is komen wonen op huisnummer 83 op de Oude Koemarkt en in 1920 het nieuw huisnummer 183 heeft gekregen. In het adresboek van 1922 staat dat als het tweede pand vanaf de straat Achter de Kerk aan de westzijde van de Oude Koemarkt. Ze staat daar ingeschreven als ‘wed. Spandaw’. In het Nieuwsblad van Friesland van 6 juli 1926 staan zelfs twee overlijdensberichten voor deze 89 jarige dame. De eerste is ondertekend door aangetrouwde tantezegger wed. C. de Jong-Jorissen en achternichtje Catharientje. De andere is van haar zusters wed. J.W. van der Feen-de Jong en wed. W. Wierda-de Jong.
Inmiddels is Breedpad 501 weer van eigenaar gewisseld. Door de raad van Schoterland is aan notarisklerk Jacob Bergsma in april 1917 een aanstelling uitgereikt tot makelaar in assurantién met als tweede kwaliteit administrateur. Tot dat moment wordt als zijn beroep aangegeven: notarisklerk. Op 31 december 1917 laten J. Bergsma, beëdigd makelaar, en J.D. Jongsma, deurwaarder, in het Nieuwsblad van Friesland weten dat ze zich hebben verenigd om per 1 januari 1918. Op zowel de Verlengde Dracht 301 als op de Nieuwburen 152 worden gevestigd een administratiekantoor van roerende en onroerende goederen. Breedpad 501 komt in beeld in een uitgebreide advertentie van 21 mei 1918 waarin het Bestuur van de Sint-Johannesgaster Veenpolder in Schoterland en Haskerland het kantoor van de secretaris-ontvanger Jacob Bergsma op Breedpad 501 vestigen. Ook het Bestuur van de Heerenveensche Onderlinge Brandwaarborgvereeniging te Heerenveen meldt dat dit adres het kantoor is van de boekhouder. Het bericht is ondertekend door Tj. Hepkema. voorz. en J. Bergsma, secr. Tevens is het Administratiekantoor van roerende en onroerende goederen te Heerenveen verhuisd van Verlengde Dracht 301 naar Breedpad 501 bij J. Bergsma, beëdigd makelaar. Bergsma (1882) blijkt een bezige administrateur. De samenstelling van zijn gezin bij de komst naar Breedpad 501 is dat naast hem zijn vrouw Jetske Hibma (1886) en de jongens Foppe Gerke (1912) en Abe (1917) zich hier nestelen.
De Personele Omslag van 1919 wijst als belastingplichtige aan de heer Jacob Bergsma, die dat jaar op basis van een belastbaar bedrag van fl.1100,- een aanslag van fl.67,13 moet voldoen. In het adresboek 1922 staat hij nog geregistreerd op Breedpad 512, maar in een advertentie van de Hepkemakrant van 19 december 1922 laat hij weten te zijn verhuisd van Breedpad 512 naar de Stationsstraat C 9 om daar zijn werk als beëdigd makelaar in onroerende goederen en administrateur voort te zetten. De gezinskaart moet ook in die tijd zijn opgemaakt, want daarop wordt het beroep ‘notarisklerk’ doorgehaald en vervangen door ‘makelaar’.
De kadastrale registratie van kad. nr. A-389 heeft - uiteraard met enige vertraging - al eens laten weten - dat de directeuren van Van Gend en Loos: George Jean Constant Colignon, expediteur, Antwerpen; en consorten René Francois Hippolyte Colignon en Ferdinand Auguste Gabriel Colignon & 3 kinderen; allen expediteurs te Antwerpen hun oog op dit pand hadden laten vallen. Niet voor eigen gebruik, maar om hun vestigingsdirecteur en dus expediteur - van Van Gend en Loos - Antonius Johannes ten Pas, vrouw en twee dochters royaler te kunnen huisvesten. Tot dan hebben ze vanuit Breedpad 510 (tegenwoordig Breedpad 11 dus) die zaken behartigd. In mei 1923 verhuizen ze, maken de hernummering mee naar het adres Breedpad 15 en verhuizen pas in september 1936 naar de Nieuwburen. Wanneer hij op 27 januari 1938 overlijdt wordt er in de Hepkemakrant een korte necrologie opgenomen, waaruit blijkt dat hij naast zijn expediteursbezigheden ook voor het R.K.-verenigingsleven van waarde is geweest.
In 1928 (kadastraal dienstjaar 1929) besluit de Colignonorganisatie tot verkoop van huis en erf van Breedpad 15. En natuurlijk wordt de nieuwe organisatie de ‘N.V. Algemeene Transport Onderneming (A.T.O.), gevestigd te Utrecht’ eigenaar.
Overigens is er in 1935 een verschil van inzicht tussen de gemeente en N.V. Expeditie-Onderneming van Gend & Loos, Factorijen der Nederl. Spoorwegen, Utrecht. Op 2 september in er in het kader van de ‘Zorg voor wegen’ sprake van plannen voor verbetering van het Breedpad. Gemeentewerken wil slechts een beperkt gebruik van de stoep (eigendom van de eigenaren) voor goederen, maar de N.V. is bereid de geplande stoep te tolereren mits ze er goederen op mogen zetten en zijn niet bereid belasting daarvoor te betalen. Voor een bijdrage van fl.7,20 voor de aanleg zijn ze bereid te betalen. (Dossier Gemeentearchief 207-9, 1935-1938)
Op het Breedpad 15 is het rond 25 augustus 1936 een drukte van belang. De heer Hein Hamer moet zich installeren als opvolger van de heer A.J. ten Pas als nieuwe directeur van Van Gend en Loos. Hij is tot dan ‘agent’ geweest van die organisatie in Lochem. Van Gend en Loos - bekend geworden van de aan-en afvoer van goederen bij de N.S.-stations - is in 1928 ondergebracht bij Algemene Transport Onderneming (A.T.O.), een dochter van de Nederlandse Spoorwegen en heeft toen als nieuwe naam ‘N.V. Expeditie Onderneming van Gend & Loos’ gekregen. Deze ging zich uitsluitend richten op goederenvervoer en de ‘A.T.O’ op personenvervoer. (Wikipedia).
De heer Hein Hamer heeft door de ontwikkeling in het vervoer slechts een korte carrière in Heerenveen kunnen maken. Een publicatie in het Nieuwsblad van Friesland van 21 februari 1938 over ‘Het stukgoederenvervoer’ vertelt ons, dat op 1 maart het streekvervoer gedeeltelijk wordt ingevoerd door N.T.M. Met als gevolg, dat een aantal vrachtgoederenkantoren van de Ned. Spoorwegen, Van Gend & Loos en A.T.O. worden opgeheven. Daarbij is ook Heerenveen en derhalve wordt de heer Hamer overgeplaatst naar Zwolle (Bericht van 11 maart 1938). De woningkaart heeft die nieuwe situatie al op woensdag 9 maart 1938 mogen registreren.
Het huis staat ruim een maand leeg als - volgens de woningkaart - op 27 april 1938 uit Gorredijk wordt ingeschreven Imke Blauw. Deze staat in het Adresboek 1938 ingeschreven op Breedpad 15 met als beroep “Commies N.T.M.”. Gelukkig geeft ook de woningkaart van Breedpad 15 de datum van vertrek van Imke Blauw naar de Begoniastraat 11 naar een redelijk nieuwe woning, want de straat heeft haar naam gekregen bij besluit van 1 februari 1937. Hij verhuist daar naartoe per 6 mei 1939.
Een ‘trefwoordenonderzoek’ op www.delpher.nl geeft diverse scores bij het zoekwoord ‘Imke Blauw” - Heerenveen, maar dan krijgen we inhoudelijk talloze treffers van de timmerman Imke Blauw, die juist in deze jaren zijn lijkkistenfabriek met magazijn op de Heerenwal 58 in zwaar weer ziet komen door een vonnis van de arrondissements-Rechtbank te Heerenveen. Hij is op 1 november 1934 failliet verklaard en mr. J. de Geer als curator moet dat afwikkelen. Het is een slepende zaak geworden, want pas op 25 mei 1938 komt er een einde aan als de uitdelingslijsten verbindend worden verklaard. Maar dit terzijde !
Om vast te kunnen stellen wie de nieuwe bewoner wordt na de commies van de N.T.M. Imke Blauw proberen met het trefwoord “Breedpad 15” opnieuw aanwijzingen te vinden van de volgende bewoners. Na 1939 immers zijn er geen gezinskaarten meer te raadplegen en het volgende adresboek komt pas weer van de drukpers in 1949.
De woningkaart speelt ons dan de naam van Jan Westerhof in handen. Hij wordt ingeschreven op 12 mei 1939 en vertrekt pas weer op 24 juni 1947. Zou dit de ‘voorman van de N.T.M’ kunnen zijn, die in het adresboek van 1938 nog woont op de Thialfweg 12. De woningkaart geeft ons daarin volkomen gelijk.
Een advertentie in de Hepkemakrant van 6 juli 1940 speelt ons dan een advertentie in handen met indirecte informatie: het secretariaatsadres van de Amateur-fotografen-Vereeniging te Heerenveen: op Breedpad 15. Een vervolgadvertentie 2 augustus 1940 nodigt uit lid van die vereniging te worden door aanmelding bij De Leeuw, wonend op ‘t Meer 1a. (Dat is volgens het adresboek: J.B. de Leeuw, klerk van het kadaster.), bij (R.) Oostindiër, kapper op Dracht 100, en De Jong, Breedpad 15. Bij de laatste naam moeten we in ieder geval één of dé nieuwe bewoner hebben. Voor een deel kunnen we dat oplossen door een advertentie van 30 september 1940 te citeren: “PASFOTO’S. Op verzoek kunt U mij nog ontbieden aan huis Donderdag 3 Sept. te Wijnjeterp & Omgeving. Zendt bericht Breedpad 15, H’veen of De Jong, Wijnjeterp a.d. Vaart. Film-foto-onderneming de JONG, Wijnjeterp”. Met dit gegeven krijgen we in een huwelijksadvertentie vaste grond onder voeten, wie geven daar kennis van hun voorgenomen huwelijk op 24 october 1940 ? “J.D. de Jong” en “H. Wiegersma”, resp. Breedpad 15 en Wijnjeterp 45. En het toekomstig adres wordt Nieuweschoot 23 (maar dat terzijde). Jan de Jong is op 10 juni 1940 als kostganger komen inwonen op Breedpad 15, dus als (tijdelijk) medebewoner-kostganger van Jan Westerhof. Hij vertrekt ook weer volgens de woningkaart en inderdaad naar Nieuweschoot nr. 23. Ook tijdens de rest van de oorlogsperiode heeft hij drietal kostgangers onderdak verschaft. Jentje Zijlstra van 10 juni 1940 tot 5 mei 1941; Hans G. Salomons van 12 mei 1941 tot 24 augustus 1942 en Edmund Salomons eveneens van 12 mei 1941, maar deze gaat pas weg op 29 januari 1944. Vervolgens heeft Westerhof nog vanaf 4 oktober 1944 tot 26 april 1946 als kostganger Rommert Bakker uit Leeuwarden gehad en deze keert daar ook weer terug.
Het jaar 1942 betekent voor Breedpad 15 wisseling van eigenaar, beschreven in een koopbrief. De N.V. Algemeene Transport Onderneming (A.T.O.), heeft de persoon van Rudolf Gijsbertus Marie August Heg, directeur van de N.V. en wonend in Maartensdijk, gemachtigd het in 1928 aangekochte pand Breedpad 501 (kad. A-389), te verkopen voor een prijs van 5000 gulden aan de gemachtigde koper Christiaan Grauw, directeur van de N.V. Nederlandse Tramweg Maatschappij (N.T.M).
Het jaar 1942 betekent voor de bewoners van Breedpad 15 een jaar om feest te vieren. Hun dankbare kinderen kondigen in de Hepkemakrant van 13 november 1942 aan, dat op maandag 16 november D.V. hun ouders J. Westerhof en A. Westerhof- van Kalsbeek hun 25 jarige echtvereniging zullen herdenken. En natuurlijk betuigt het echtpaar enkele weken later hun hartelijke dank voor de vele blijken van belangstelling.
Het jaar 1942 betekent voor één van de kinderen Westerhof, namelijk G., dat zij is betrokken bij de Christ. Reciteer Vereniging “Vriendenkring”, die op 8 januari 1942 in het Posthuis te Heerenveen een opvoering houden van het spel “Eén, die niet geteld wordt!” Breedpad 15 is één van de voorverkoopadressen.
Het jaar 1942 en 1943 betekent voor de familie Westerhof ook, dat de oorlogsomstandigheden hen noodzaken b.v. kleding te koop aan te bieden en vier haardfauteuils. En op 12 juni 1944 maakt J. Westerhof bekend, dat hij een Agentschap voor de Jouster Stoomwasserij heeft aangenomen. Op 24 juni 1947 zetten ze hun boedel in de verhuiswagen en vertrekken naar de Stationsstraat 16.(Woningkaart)
Nauwelijks een week later staat de nieuwe bewoner Teunis Kiekebos met zijn huishoudster uit Meppel voor de deur om hun bezittingen naar binnen te slepen. Het is dan 3 juli 1947. Op diezelfde dag wordt op de achterkant van de woningkaart bijgeschreven Jantje Hoornstra, e.v. J. Tebberman en kinderen. Op 19 mei 1948 biedt hij een damesfiets aan om te ruilen tegen een kinderwagen. Er lang blijven zij er niet wonen, want per 10 oktober 1949 laten ze zich al weer uitschrijven naar Assen. Kort daarvoor probeert hij nog een ‘beste luidspreker met een regelaar’ te verkopen voor fl.12,50. Teunis Kiekenbos is schoenmaker en staat nog in het adresboek 1949.
In 1948 heeft de N.T.M. besloten, dat hun bezit aan Breedpad 15 mag worden verkocht. Johan Herman Post, chef van de dienst van weg en werken krijgt machtiging als verkoper namens de maatschappij. Hij sleept fl.6000,- in de wacht door het te verkopen aan expediteur Sijtze Sipkes de Jong, die zelf in het huis nr. 4 aan de Propstrasingel woont. Notaris Harm Veeninga te Heerenveen zorgt voor het ‘verlijden’ van de koopbrief. Deze transactie vinden we in het kadastrale dienstjaar 1950 terug in de legger van de N.V. Ned. Tramweg Maatschappij, maar ook in de nieuw toegekende legger 3307 van Sijtze Sipkes de Jong, die een ‘huis en erf’ koopt en er door de verbouwing van 1949 een ‘bovenwoning, garage en erf’ van heeft laten maken. De financiële consequentie is een stijging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.248,- naar fl.273,-.
De werkelijkheid van Sijtze Sipkes de Jong is de bouwvergunning nr. 18 uit 1949. Uit zijn aanvraag als expediteur en wonend aan de Propstrasingel blijkt hij het benedenhuis van Breedpad 15 te willen veranderen tot garage en de bovenwoning in gedeelten te verhuren. Hij denkt daar met een bouwsom van fl.2510,- door bouwmeester-aannemer K. Schaap uit de Begonistraat een grote garagedeur (3.80 bij 3.60 meter) in te zetten, met een betonnen latei daarboven. De garagevloer (9.90 bij 5.20 meter) wordt ook van beton en het plafond wordt met asbest vuurvertragend gemaakt. De tekening is gedateerd op 7 mei 1948.
Links langs de garage loopt dan een halletje met een gang naar de achterliggende vertrekken en de inpandige trap naar de bovenverdieping. Deze bestemming noopt de gemeente een aantal veiligheidsvoorwaarden aan de bouwvergunning te verbinden, zoals ventilatieopeningen in de deuren en een afvoerkanaal, die tot 50 cm boven het dak moet reiken. Verder zijn in de garage twee schuimblusapparaten verplicht gesteld. Het advies op de bouwaanvraag werkt daardoor ietwat vertragend en de vergunning wordt pas op 9 febr 1949 van kracht.
De bedoelingen van Sijtze de Jong voor de bewoonbare vertrekken zijn vanaf het begin duidelijk. De kamers worden verhuurd !
Geurt van Dijk gaat per 19 mei 1948 een gedeelte van het huis bewonen tot aan 12 october 1951 en verhuist dan naar de Melchior de Grotestraat. Vrijwel gelijktijdig bewoont Alfred F. Vaas een ander deel van het huis in de periode 5 october 1949 tot 28 augustus 1951. Hij komt uit Assen en gaat naar Leeuwarden. Opnieuw wordt het door zelfs drie huurders bewoond. Melkventer Aaldert Piso (van 20 september 1951 tot 18 juli 1956) smaakt het genoegen, dat zijn dochter Trijntje wordt geboren op Breedpad 15 op 13 november 1953. Klaas Oosterhof (van 16 october 1951 tot 27 september 1952), die eerder op de B.F.-weg woont verhuist vrij snel naar Heideburen 77. En Imke Posthumus (van 30 october 1952 tot 5 september 1956), wiens beroep we niet hebben kunnen vaststellen vraagt op 23 april 1955 in de Friese Koerier een dienstbode. Dan is er een Tjeerd de Jong, die van 30 juli 1956 tot 19 juli 1960 hier ook z’n adres heeft. Ook Tjeerd de Jong en zijn vrouw J. van der Sluis kondigen met grote blijdschap aan de geboorte van dochter Sietske, die op 8 november 1958 op Breedpad 15 ter wereld komt. Na hun vertrek lijkt het erop, dat banketbakker Sjoerd Idzinga deze woonruimte gaat bezetten. Van 19 augustus 1960 tot 2 oktober 1964 staat hij ingeschreven. Geert Bakker is slechts een ‘passant’, die slechts iets meer dan een jaar woonruimte opeist, nl. van 20 oktober 1964 tot 23 december 1965.
‘t KOEPELTSJE (1962-1967)
In de periode dat het expediteursbedrijf van de gebroeders de Jong Breedpad 15 gebruikten voor hun bedrijf is meer dan de rechterhelft van de onderpui bestemd voor een gigantisch garagedeur. Uit het boekje van Willem Winters - met zijn (jeugd)herinneringen uit de periode 1962-1967 - hebben we gelezen, dat hij een aantal jaren als ‘kamerbewoner’ en ‘onderhuurder’ van Hennie Popma, die de volledige bovenwoning in huur heeft gehad van eigenaar Sijtze S. de Jong, dat ze het pand ‘t Koepeltsje noemden. De voorste kamer heeft dan een koepelvormig plafond, namelijk! De rest van de bovenverdieping krijgt door de Popma’s allerlei bestemmingen, waar met name jongelui smachtend naar zelfstandigheid op af komen. Willem Winters en zijn kameraad Gerard zijn daarvan twee geweest.(Willem Winters: ‘Nou su we sien of dat waar is’, zei Klaas Bak. Herinneringen aan Heerenveen, in het bijzonder aan de Badweg. 2014)
Op 22 september 1967 komt Neeltje de Boer, echtgenote van Sjoerd Adema, zich vestigen. Zij komt van Thialfweg 44. Dat betekent meestal dat de dame in kwestie als verpleegster is werkzaam geweest. Haar zuster Broerkje de Boer, afkomstig uit Smallingerland trekt per 4 oktober 1967 bij haar in. Wanneer Neeltje op 24 december 1968 naar Workum verhuist, wordt Broerkje hoofdbewoonster tot 20 januari 1969. Zij gaat dan naar de Herenwal 185. Overigens hebben de gezusters De Boer ook nog een inwonende ‘kb’ (we houden het op: ‘kamerbewoner’) gehad. Dat blijkt Elske W. Dotinga te zijn, die afkomstig is uit Rauwerderhem (21 febr. 1968) en daar per 9 juli 1968 weer naar terugkeert. Iets later dat jaar op 2 september 1968 wordt die kamer gehuurd door kostganger Gerrit Mosk, die eerder op de Lindenlaan 10 heeft gewoond. Hij wordt op 4 september 1969 hoofdbewoner, maar vertrekt niettemin 16 november 1970 naar de Noord-Oostpolder. Vervolgens komt eveneens van de Thialfweg 44: Hiltje Hiemstra, die de opengevallen plaats per 10 maart 1969 voor een half jaartje bewoonbaar houdt, want ze vertrekt 4 september 1969 naar Groningen. Gerrit Mosk biedt tijdens zijn hoofdbewonerschap vanaf 10 maart 1969 een kamer aan voor bewoning door Aaltje J. Schokker - ook weer afkomstig van Thialfweg 44 (zusterhuis van het Ziekenhuis)- die op 16 november 1970 dan de rol van hoofdbewoner overneemt van Gerrit Mosk. Zij is inmiddels getrouwd met Auke Hiemstra. Deze staat overigens niet op de woningkaart. Aaltje houdt het nog vol tot 13 mei 1971 en vertrekt dan naar Smallingerland.
De wisselingen van bewoners maakten het nodig een vervolgexemplaar aan te leggen van de woningkaart voor Breedpad 15. Uit die vervolgkaart mogen we - dunkt me - de conclusie trekken, dat er drie verhuurbare eenheden op de bovenverdieping zijn te vinden. Op drie tijdsstippen in 1971 vestigen zich namelijk drie verschillende personen, die vermoedelijk niet aan elkaar zijn gerelateerd. Op 19 april is daar Marten F. de Vries, die uit Lemsterland komt en op 22 november naar Haskerland gaat. Op 16 april is Pieter K. Wiersma uit Groningen al ingeschreven en die verdwijnt op 31 oktober ook weer naar Groningen. De derde is Henderika G. Dijkstra, ega van Ultsje F. Koopmans, welke 12 juli komt uit Lemsterland en op 30 november trouwens ook naar Haskerland gaat. Dat zou vraagtekens kunnen oproepen (?).
Het kadaster zet ons op het spoor van een grootscheepse verandering. Eigenaar van Breedpad 15 Sijtze Sipkes de Jong, zelf wonend in de Koolwitjestraat, verkoopt in het kadastrale dienstjaar 1972 (dus in werkelijkheid iets eerder) kadastraal A-389 (groot 1.83 are) volgens de omschrijving “Bovenwoning, garage en erf”, samen met een gebouwde waarde van fl.273,- voor de belasting. De nieuwe eigenaar is Bote Hoekstra, slager op Breedpad 13, die practisch onmiddellijk aan een verbouw van het pand begint. Op 3 februari 1972 deponeert hij zijn aanvraag voor een bouwvergunning bij de directeur van Gemeentewerken. Hij wil de garage verbouwen tot winkel met bovenwoning. (Vergunning nr. 42, jaar 1972.) In de bijzonderheden van deze verbouw door Bouwbedrijf Telgenhof is een enorme aandacht voor brandwerendheid, zoals een zelfsluitende brandwerende deur, een volledige brandwerende trapopgang naar de bovenwoning, een droogpoederbrandblusapparaat en uiteraard brandwerende plafonds. Buitengewoon van belang is de wijziging van de gevelindeling. De foeilelijke garagedeur van het vervoersbedrijf moet plaatsmaken voor een moderne winkelgevel aanzien, welke door het advies nr. 326-72 van de Provinciale Commissie wordt beïnvloed. (tekening)
Na de verbouw geldt een nieuwe beschrijving, namelijk ‘winkel en erf’, en is er meteen voor Willemtje de Haan, echtgenote van Klaas Kuipers, onderdak in de bovenwoning geweest van 26 juni tot 11 augustus 1972 op Breedpad 15. De woningkaart vertelt ons, dat ze uit de Azaleastraat naar hier is gekomen en dat zij per 11 augustus woont op Breedpad 15a. Voor haar is met ingang van die datum een nieuwe woningkaart gemaakt op dat adres, waarop later met potlood het adres Propstrasingel 1 de plaats inneemt van Breedpad 15a. Daar is ze nog ruim een jaar gehuisvest geweest. Op 3 september 1973 is ze naar een plaats gegaan, welke wordt aangeduid met de afkorting ‘Gv’.
Nu deze verbouwing een mooie ruime winkel heeft opgeleverd kan Jacobus de Vries zijn passie (de schaatssport) ook zakelijk vorm geven. Uit de Leeuwarder Courant van maandag 24 april 1972 vernemen we, dat Jacobus de Vries in het Thialfstadion al een drukke praktijk heeft gehad in de ‘afgelopen winter’. Hij heeft zijn sportmasseursdiploma gehaald en maakt zelfs kans verzorger te worden van de Friese herenselectie onder leiding van Theo Dijkstra. Maar het echte nieuws in dit stukje journalistiek is de mededeling, dat hij - zelf oud-hardrijder - de komende zaterdag (dat is dus 29 april 1972) zijn nieuwe sportzaak aan het Breedpad laat openen door wereldkampioene en (in die week de koninklijk geridderde) Atje Keulen-Deelstra.
Vertrouwend op zijn naambekendheid in Heerenveen maakt hij spaarzaam gebruik van de provinciale media (Leeuwarder Courant, Friesch Dagblad). Voor het allernieuwste apparaat op het gebied van schaatsenslijpen wordt ‘dit ingenieuze machientje’, die niet langer dan vijf minuten nodig heeft om perfecte scherpe ijzers af te leveren, als een service aan het publiek gezien. De Leeuwarder Courant helpt hem op 6 januari 1973 met een artikel: “Enthousiaste Jacobus de Vries: Nieuw apparaat kan snel alle soorten schaatsen slijpen’.
Op 22 januari 1975 wordt Jacobus de Vries door het Thialf IJsstadion ter gelegenheid van de E.K. Heren op 25 en 26 januari nog genoemd in wat wij als zijn laatste advertentie in de Leeuwarder Courant beschouwen, voorzover het Breedpad 15, Heerenveen als voorverkoopadres functioneert. De woningkaart van Breedpad 15 vermeldt als laatste bewoner Jacobus de Vries zelf, die op 1 juni 1975 van de S. van der Laanstraat 17 komt en op 25 februari 1976 naar de Dracht 32 verhuist. Hoever de plannen dan al zijn voor zijn volgende stap in de sporthandel kunnen we slechts gissen. De aankondiging op 31 december 1976 spreekt echter duidelijke taal:
Dracht 32 is namelijk het pand van Sportcentrum de Haan, die zich uit deze sector heeft teruggetrokken. Jacobus de Vries vestigt zich voor een lange reeks van jaren.
Voor het pand Breedpad 15 meldt zich een nieuwe huurder, welke zich op 17 maart 1977 in een advertentie afficheert als “Voor al Uw tentreparaties in eigen atelier Campingshop Nieuwehorne. Ook speelgoedshop Breedpad 15, Heerenveen”. Op 3 mei 1978 zijn er in Heerenveen al drie adressen, t.w. Schans 7, Breedpad 15 en Akkersplein 171, en in Nieuwehorne op de Schoterlandseweg 127a. De vestiging op Schans 7 meldt zich al in een advertentie in de Leeuwarder Courant op 28 maart 1978. Hoe lang de vestiging op het Breedpad stand heeft gehouden is niet geheel duidelijk. Aan de Campingshop Nieuwehorne en Akkersplein is de naam van De Groot verbonden, die tevens speelgoed in het assortiment heeft gehad. Voor de vestigingen in Heerenveen heeft de Gemeentegids 1979-1980 op pagina 68 de eer gehad van de “Speelgoed-& Campingshop, Akkersplein 171 - Breedpad 15, Heerenveen - tel. 05130-28041” een bedrijfsreclame te mogen plaatsen. Dat is een unieke reclame, want in de jaren ervoor en ook daarna is niets in die gidsen over het bedrijf te vinden. Verder staat er in de krant van 9 april 1980 een bericht over brand in de campingzaak te Nieuwehorne in 1977 en aan het Akkersplein in 1980. Wel vinden we nog een artikel in de Leeuwarder Courant van 27 juli 1979, waarin de malaise in de kampeerbranche wegens het slechte weer in deze zomer aan de orde is. Jan de Groot van de Heerenveense campingshop houdt weliswaar geen opruiming, maar compenseert zijn slechte resultaten ten opzichte van een jaar eerder met de verkoop van speelgoed en spelletjes uit de speelgoedshop, en met regenkleding en laarzen. Ook hij spreekt van een rampzalig seizoen in de camping-branche. Tenslotte hebben we nog gezocht naar de bedrijfsbeeindiging van de speelgoed-en campingshop in Heerenveen. Helaas hebben we dat niet kunnen vinden. Wel is er op 24 augustus 1983 nog sprake in de Leeuwarder Courant van de duitser Manfred P., die veroordeeld wordt voor een in inbraak op 11 mei 1983 in ‘een’ campingwinkel’ in Heerenveen.
Foto 161 van Museum Heerenveen brengt die situatie uit juli 1976 in beeld.
Breedpad 15 komt pas weer in de picture nadat eigenaar B. Hoekstra een ontwerp heeft laten maken door architectenburo Sipma. Dat ontwerp is op de tekening genummerd 84125-1 en gedateerd 5 februari 1985 en maakt deel uit van de aanvraag voor een bouwvergunning nr. 64-85. De winkel met bovenwoning moet worden vernieuwd tot kantoor/winkel met bovenwoning en er is meer dan een ton mee gemoeid. In de bijzonderheden van de aanvraag is er sprake van ‘herstel brandschade’. Bouwkundig wordt een nieuwe voor-en achtergevel genoemd, een nieuwe kap, een nieuwe indeling van de boevenwoning; de herindeling van dienstruimten op de begane grond, zoals de entree en berging van de bovenwoning, maar ook een toilet met keuken van kantoor en winkel.
Het blijkt uit een advertentie in de Leeuwarder Courant van 7 september 1985, dat de bouw is afgerond. Makelaardij Hoogeveen heeft de opdracht gekregen zich te richten op ‘te huur aangeboden’ van de parterre ‘ van het geheel - onder arch.- gerenoveerde winkel-of kantoorpand Breedpad 15 te Heerenveen’. De oppervlakte is ± 95 m2 op goede stand en met ruime parkeergelegenheid. Bovendien voorzien van c.v., keuken en sanitair. Het is zelfs nog mogelijk, dat met indelingswensen rekening kan worden gehouden, terwijl de huurprijs redelijk wordt genoemd (zonder de prijs te noemen).
De huurprijs blijkt zo redelijk te zijn, dat makelaar Hoogeveen in een aantal advertenties van zijn bedrijf - waarin hij andere woonprojecten aan de man probeert te brengen - Breedpad 15 in gebruikt als zijn kantooradres: Hoogeveen Makelaardij OG, tel. 0513-25635. De conclusie die wij daaruit trekken, is dat hij zelf de huurder van de parterre is geworden. Zoals gebruikelijk kijken we een lange serie bemiddelingsadvertenties om te zien welk adres Hoogeveen in de advertenties gebruikt en dan blijkt tot en met 23 november 1985 het adres Breedpad 19 regelmatig te worden gebruikt. Op 15 december 1986 vinden we vervolgens het adres Breedpad 15. De laatste advertentie met dit adres wordt gesignaleerd in de Leeuwarder Courant van 22 december 1990. Inmiddels heeft Hoogeveen ook de voet tussen de bemiddelingsmarkt in Joure gekregen en derhalve verplaatst hij zich per 10 juli 1993 naar de Joure in de Midstraat.
Op 20 december 1991 zet <www.delpher.nl> ons op het spoor van een nieuwe gebruiker van Breedpad 15. Het programma vindt in een advertentie van de VGNN (Vereniging Gezondheidszorg Noord-Nederland) het kantooradres van deze organisatie, waar onze belangstelling naar uitgaat. In nog een tweetal advertentie wordt de Balanspolis ook aanbevolen met als referentieadres Breedpad 15 te Heerenveen. We mogen aannemen, dat deze VGNN-organisatie in het pand kantoor houdt. Overigens vinden we in een eerdere advertentie van 8 mei 1991 al een verbinding tussen het regiokantoor van de ANOZ Gooi Apeldoorn Groep te Leeuwarden en de ziekenfondswinkel te Heerenveen, wanneer ze gezamenlijk op 10 mei 1991 de jaarlijkse personeelreis maken en daartoe kantoor en winkel voor een dag de zaken opschorten. Op 22 mei 1991 bevestigt het Ziekenfonds ANOZ, dat zij een fusie is aangegaan met de ziekenfondsen Het Gooi e.o. en Apeldoorn e.o. met als naam dus Anoz Gooi Apeldoorn Groep.
Pas in 1993 wordt het bezit van B. Hoekstra opnieuw onderwerp van bouwkundige veranderingen. Feit is dat er bij de directeur gemeentewerken op 5 oktober 1993 een aanvraag op het bureau ploft afkomstig van ANOZ-Verzekeringen te Utrecht. Zij willen een servicepunt en verzekeringswinkel stichten voor hun cliënten in Heerenveen e.o. Ze hebben kennelijk onderhandelt met eigenaar B. Hoekstra en een opdracht verstrekt voor een ontwerp aan het Buro voor Architectuur Oord BNA te Kampen. Deze ontwerpt een geveldraagconstructie van staal met een gevelpui van glas in een houten kozijn en daarboven een gevellichtbak. Die veranderingen worden begroot op fl.18.500,- excl. BTW. De ‘welstandswaakhond’ Hûs en Hiem heeft bedenkingen en geeft kritiek op de integratie tussen gevelpui en lichtbak. Ook over de hardstenen onderdorpel. Ze komt overigens wel met ideeën voor verbetering. De raad van Heerenveen aarzelt niet en geeft op 14 december 1993 dus een positief besluit nr. 495-93 op de vergunningsaanvraag. Er kan worden gebouwd.
De voorlaatste ontwikkelingen zijn vermoedelijk geweest, dat om en nabij 2001 de ANOZ het pand heeft verkocht aan Kuiper Verzekeringen en Assurantiën. Diens naam komt als opdrachtgever van Bouwbedrijf Siebenga voor in de aanvraag voor de bouwvergunning nr. 275-2002. Het is de bedoeling, dat de gevel van het kantoorpand wordt veranderd aan Breedpad 15. Op 11 juni 2002 kan een begin worden gemaakt met de geraamde bouwsom van 9075 euro te transformeren in bouwkundige werkzaamheden.
Thans is het pand in gebruik volgens een ‘mânske’ gevelreclame bij “Wolthers Jagersma, letselschade-advocaten”.
2016, november 5 - wibbo westerdijk - hip-backup
Heerenveen nr. 263, 480, 541, 500, 511, Breedpad 13
HIP-TIME MAGAZINE 136
Het is bijzonder jammer, dat we niet kunnen beschikken over een afbeelding van dit stukje Breedpad uit het tweede of derde kwart van de 19e eeuw. In de plaats daarvan hebben we gekozen voor een prentbriefkaart ‘in kleur’ c.q. ‘ingekleurd’ met als oudste datumstempel 29 september 1906 (van een viertal exemplaren uit het collectiebestand van Museum Heerenveen) en door G. Brouwer, Heerenveen uitgegeven. Authentiek zijn dan nog de drie spitse gevels met verschillende bekroningen.
Uit de beschreven voorgeschiedenis van het pand A-388 aan het Breedpad (tussen het hoekpand A-383 en het ten westen daarvan staande pand A-389, grenzend aan de Propstrasingel) hebben we U al kennis laten maken met Coenraad Sultemeijer (geb. te Mettingen in 1792) en Janke Klazes Veerman (geb. te Heerenveen 1773). Het echtpaar en hun meid wordt ook beschreven in de Volkstelling van 1830. (Zie ook HIP-Time 131) De volgende jaren leeft het echtpaar in een redelijke welstand, gezien de personele omslag die zij betalen. In 1831 en 1832 fl.17.44 (net als predikant David Flud van Giffen; controleur directe belastingen Johan Leonard van Schaijk, koperslager Jan Sjollema); in 1833 fl.21,- (net als assessor Gerben Jetzes Brouwer, veenbaas Jacob Luiten de Boer, notarisweduwe Kool van Heerens); in 1834 fl.19.75 (net als de reeds eerder vermelde zes personen) en 1835 fl.17,50 (net als de zes eerder vermelde personen). De weduwe Sultemeijer wordt ook in de volgende belastingjaren niet ontzien met haar aanslag van fl.19.50, hoewel Johann Conraad op 25 september 1835 is overleden en door de buren Wiebe IJntzes de Boer, beroepsloze, 57 jaar, en Kornelis Gooijes Boonstra, arbeider, 39 jaar, op het grietenijhuis wordt ingeschreven.
De overlijdensacte van Johann Conraad Sultemeyer (zie de verschillende schrijfwijzen) onthult ons ook de namen van zijn ouders. Dat zijn resp. de vader Hermann Sultemeyer en Margaretha Engelbaar. De site van Delpher laat ons weten, dat vader H. Sultemeyer in Heerenveen al in 1801 een verkooptransactie van dit pand in gang zette. Weliswaar door Notaris Jan Georg Semler, die als gelastigde van deze koopman en zijn ‘Comp.’, probeert uit de hand te verkopen: “Zekere deftige HUIZINGE met derzelver Steede en Grond cum omnibus annexis, staande en gelegen aan het zo genaamde Breed-Pad op het Heerenveen, wordende by de Wed. Abraham Burry bewoond, een heerlyk uitzicht hebbende langs de Vaart en de algemene Rydweg,...” Het is op 12 mei 1802 te aanvaarden, maar is wel bezwaard met een jaarlijkse grondpacht van vijf Caroli Guldens ten voordele van de heer Semler. Ten oosten woont dan Andries Piebes de Lang, ten westen, zuiden en noorden is bezit van Jan Georg Semler. En het huis wordt bewoond door de wed. Abraham Burry.
De weduwe Johann Coenraad Sultemeyer blijft hier wonen op het adres Heerenveen nr. 263, maar ze neemt als ‘winkeliersche’ wel ‘commensalen’ in huis. Zo vermeldt de Volkstelling van 1840 als medebewoners (naast dienstmeid Minke Ekkes ten Cate, 28 jaar, geboren te Benedenknijpe) de koopman Herman Coenraad Felix Kampschmit, 31 jaar en koopman uit Mettingen. Overigens heeft hij in de jaren twintig van die 19e eeuw er ook al een aantal jaren ingeschreven gestaan. Ook IJke Bouwes van der Zee, 17 jaar oud, is inwonend. Zij is geboren op 29 juni 1822 en zeer tot onze verrassing reeds op 21 augustus 1839 gehuwd met ... de koopman Herman Coenraad Felix Kampschmit ! Deze blijkt een zoon van Maria Angela Sultemeyer en zuster van Johann Coenraad Sultemeyer, dus een schoonzuster van Janke Klazes Veerman.
Herman C.F. en Yke krijgen de volledige faciliteiten voor inwoning, want tot en met 1849 staan zij vermeld in de befaamde en eerder genoemde ‘Staten van de Loop der Bevolking’ (SCO 1864 tot en met SCO 1873). De start van het gezinsleven is moeizaam met een levenloos geboren kind op 27 juni 1840, terwijl het tweede kind Coenraad na zijn geboorte op 13 november 1841 vermoedelijk niet in Heerenveen is overleden. Zijn broertje Conrad wordt als derde kind namelijk geboren op 11 september 1843. Met Hermanus Hendricus (22 jan. 1846) en Janke (2 nov. 1847) en zwanger van Bouwe Jacobus moeten ze gaan omzien naar een andere locatie, want op 30 juni 1849 besluit Janke Veerman, eerst sinds juni 1916 dus weduwe van Jacob Karstes Pleunenburg en sinds september 1835 van Coenraad Sultemeyer, het pand te verkopen. Notaris Arjen Binnerts zorgt ervoor, dat het pand met “onvrije stede en grond c.a.” en “bezwaard met een grondpacht van 5 guldens per jaar” te betalen aan mej. Frederika Wilhelmina Semler “op St. Martini”.
Pierre Peaux, geëxamineerd apothecar, wonend te Harlingen wordt koper, en betaalt daarvoor 2000 gulden. Herman C.F. en Yke Bouwes van der Zee vinden een nieuw onderdak op de Dracht nr. 221. In het register van de gebouwen in de gemeente Schoterland, aangelegd in 1852 (SCO 2044) wordt onder dat huisnummer 221 en het kadasternummer Heerenveen, sectie A-373 het woonhuis gesteld op naam van Herman Conrad Felix Kampschmidt (deze keer met dt). Duidelijk wordt uit een lijst van ingezetenen, welke werd opgemaakt en aangevuld in de periode 1825-1848, dat hij op 11 oktober 1848 zich op deze lijst laat inschrijven met de vermelding "Tengevolge eigen verzoek, na méér dan zes jaren te Heerenveen te hebben gewoond." Bedoeld zal zijn: het hele jaar door verblijfplaats in Heerenveen hebben, in tegenstelling tot het zomerhalfjaarlijkse verblijf zoals gewoonte was bij de 'trekkende kooplieden'. Hoe precies wordt uit deze bronnen niet duidelijk, maar wel dat hij vanaf 1824 steeds staat ingeschreven op het adres 263. Op het nieuwe adres assimileert hij verder met geboorten in 1852, 1853, 1855, 1857, 1859 en 1860. (SCO 1894 Bevolkingsregister 1850-1860, folio 296) Als beroep wordt aangetekend: manufacturier !!! Uit dankbaarheid voor jarenlange inwoning bij Janke Klazes Veerman op Breedpad 263 geeft hij op zijn beurt nu onderdak aan haar en bezorgt haar een zorgeloze oude dag, waarop op 11 april 1861 om 6 uur ‘s avonds een einde komt met haar dood op 89 jarige leeftijd. Kastelein Fischer en logementhouder Jorissen vinden het als buren een eer om de volgende dag aangifte te doen bij de burgemeester Anne Meinesz.
PIERRE PEAUX
We mogen inmiddels aannemen, dat op het Breedpad 263 de nieuwe eigenaar Pierre Peaux zich heeft op de hoogte gesteld van de bijzonderheden in het koopcontract, d.d. 30 juni 1849, en zich heeft gesettled. Hij heeft daarin gelezen, dat Janke Klazes Veerman als verkoopster het huis onderhands heeft verkregen bij acte van de 12e van Bloeimaand (mei) 1810 en de andere helft bij testament van 15 juni 1816 na de dood van haar eerste man Jacob Karsten Pleunenburg. Hij heeft rekening te houden met een loden goot bij de achtergevel en met twee loden pijpen om samen met het huis ten oosten van de zijne het water te ontvangen. Dus mag er aan die oostelijke muur niet worden getimmerd of “gevuurd”. Ook moet het pad en de stalt aan de ,voorstraat’ worden onderhouden, terwijl hij door de steeg ten westen vrije opslag en doorgang heeft. Ten oosten heeft hij de gezamenlijke zijmuur met Bote Spandaw en ten westen heeft hij als buurman jonkheer Daniël Engelen of de steeg. Ten noorden vóór de gevel ligt de publieke straat en ten zuiden aan de achterkant woont Hendrik Alberts Propstra. Overigens moet hij ook genoegen nemen met een “anti-concurrentiebeding” door de bepaling, dat hij de eerste drie jaar óf tot 16 augustus 1852 geen manufactuursaffaire in het pand mag vestigen. Uit deze acte, welke we ter inzage hebben gehad van de familie Bob Hoekstra, weten we ook dat notaris Arjen Binnerts fl.149,19 aan kosten in rekening heeft gebracht.
Bij zijn komst naar Heerenveen blijkt hij zich te laten inschrijven bij de Ned. Hervormde Gemeente Heerenveen (SCO) op basis van een attestatie uit Amsterdam, d.d. 11 november 1849. Hij is ongehuwd en geboren in 1821 in Burgwerd tussen Bolsward en Wommels, waar zijn vader als predikant heeft gestaan. Overigens laat op diezelfde datum zijn oudste zuster Elisabeth Peaux zich ook inschrijven als lidmaat vanuit Harlingen. Ook zij is nog ongehuwd en geboren te Burgwerd in 1803. Maar ook zijn moeder Aukje Reins Lantinga (weduwe sinds 1824) is meegekomen naar Heerenveen om mee zijn huishouding te regelen. Daaraan voorafgaand heeft hij door middel van een advertentie in de Leeuwarder Courant van 31 augustus 1849 laten weten: “De Ondergeteekende maakt door deze bekend, dat hij zich hier als APOTHEKER heeft gevestigd; bevelende zich als zoodanig in ieders gunst. Heerenveen, den 27 Augustus 1849. PIERRE PEAUX.” De eerste jaren van zijn verblijf in Heerenveen trekt hij nauwelijks de aandacht, hoewel een inschrijving in een ‘Rolboek van de Arrondissementsrechtbank op 28 september 1852 wel nieuwsgierig maakt, welke uitglijder hij zich als gedaagde heeft gepermitteerd.
Pas in 1859 komt er enige ‘leven’ in de apotheek en in het leven van Pierre. Bij vooraankondiging op 4 oktober 1959 meldt de Leeuwarder Courant zijn ondertrouw op 23 september 1859 met Cornelia van Driesum. Tien dagen later laat hij in dezelfde krant met “enige kennisgeving” weten, dat hij de 6e oktober 1859 dat voornemen heeft laten voltrekken. Hij is inmiddels 38 jaar en zijn gade is 35 jaar en een dochter van Heerenveens koopman en tabaksfabrikant Eeuwe van Driesum. Zijn huwelijk is voor zijn moeder en zijn zuster het sein zich opnieuw in Harlingen te vestigen en ze hebben zich uit het bevolkingsregister laten uitschrijven per 10 october 1859.
Inmiddels broedt Pierre Peaux op plannen om een betere locatie te vinden. Tenslotte ligt het Breedpad ‘op het best van Heerenveen’, maar op 15 februari 1861 heeft hij een betere plek op de Dracht gevonden. Het is de moeite waarde deze advertentie hier integraal als ‘plaatje’ in de tekst op te nemen. (zie Aanbesteding...)
Het pand is in 1832 kadastraal gestart als Heerenveen, sectie A., nr. 211. Uiteraard lichten we de tekst nog even toe, zodat U weet waar het huisnummer Dragt no. 141 in de tegenwoordige tijd gevonden moet worden. Na vier vernummeringen is het uiteindelijk Dracht nr. 33 aan de oostkant van de straat geworden.Jarenlang is daar gevestigd geweest ‘Flucie Witteveen’, één van meest bekende damesmodezaken in Heerenveen.
‘Mejuffer’ Metz is de oudste dochter van de advocaat en notaris P.J. Metz. Haar voornamen zijn Cecilia Johanna Aloysia en ze is geboren op 24 juni 1807 te Heerenveen. Zij - winkelierster - verhuist door de bouwplannen van Peaux naar de Nieuwburen nr. 121a en blijft daar wonen tot mei 1863. Zij is bepaald niet onbemiddeld, wat mag blijken uit de verkoop van drie percelen vastgoed in Heerenveen door notaris Antonius Reinier van Voorst, waardoor haar vermogen met 3000 gulden stijgt. Ze verplaatst haar winkelaktiviteiten vervolgens naar het laatste deel van de Lindegracht. Op nummer 55 houdt ze het nog een jaartje vol, maar ze vertrekt uiteindelijk op 14 sept. 1864 naar Leeuwarden om zich daar definitief te vestigen. Daar overlijdt ze in 1885 op 77 jarige leeftijd.
Voor Pierre Peaux is het een heerlijke bijkomstigheid, dat het pand nr. 141 bezit is van zijn schoonvader Eeuwe van Driesum, die het pand al in 1821 weet te verwerven van de voogden van Lijsbeth Gerrits Siebenga uit de Benedenknijpe. Haar vader is daar enige tijd als jeneverbrander aktief geweest, maar door overlijden op 40 jarige leeftijd komen de kinderen onder voogdijschap. Zelf heeft Eeuwe van Driesum daar als tabaksfabrikant zijn fabriek achter dit pand geëxploiteerd, terwijl hijzelf in het naastliggende pand nr. 142 heeft gewoond. Hij is het ook die voor zijn dochter en haar man de vrijstelling van
degrondbelasting voor 5 jaar heeft aangevraagd op 1 april 1862, met het oog op de wederopbouwing van een woonhuis, kadaster A-211 (SCO 1633, vlg. 74). Wanneer de verbouwing achter de rug en het pand is ingericht als apotheek vestigen Pierre en Cornelia zich hier. Inmiddels is op 14 september 1861 zoon Eeuwe Peaux geboren, maar hij is nog net geboren aan het Breedpad. Ruim een maand later plaatst notaris G.Boschloo in de Leeuwarder Courant van 18 oktober 1861 een advertentie voor de provisionele verkoop van “Eene nette sterk gebouwde Winkelhuizinge, met Bleekveld en Erf en eene ruime vrije Steeg ten westen én een hecht Pakhuis achter de Huizinge, staande en gelegen aan het zoogenaamde Breede Pad te Heerenveen; bewoond door den eigenaar, den Heer P. Peaux. Deze Huizinge, zeer gerijfelijk ingerigt, en waarin gedurende vele jaren met het beste succes eene Apotheek is gehouden, is door hare ligging aan de Vaart in de nabijheid der hoofdbrug voor vele Affaires zeer geschikt, en is tevens door haar vrolijk uitzigt op de Vaart en de Straatweg eene aangename Woonhuizinge. Aanvaarding 1 January 1862.” Het vervolg op deze advertentie vinden we op 8 november 1861 in de krant als de finale verkoop voor 15 november bij logementhouder Jorissen wordt aangekondigd. Er is een voorlopig bod uitgebracht van fl.3300,-.
Ook dit koopcontract ofwel Acte van Koopovereenkomst hebben we lang geleden bij de voorbereidingen voor de maquette in het museum Heerenveen mogen kopiëren van de heer Bob Hoekstra. Bij de voorlopige veiling op 1 november 1861 wordt het pand ingezet door koopman Joseph Rose te Heerenveen op een bedrag van fl.3056,-. Via een verhoging naar fl.3100,-, brengt boekdrukker Jacobus Hessel het bod op fl.3300,-. Achteraf verklaart hij daarvoor te zijn gemachtigd door Jan Hendrik van Dapperen, muziekmeester te Heerenveen. Deze wordt daarmee dus eigenaar. Interessant zijn naast de uiterlijke locatie-omschrijvingen zijn ook de moeite waard een beschrijving van het interieur. Dat wordt als volgt verwoord: “De huizinge bevat een ruime winkel, voorkamer en middelkamer, voorzien van stookplaatsen, bedsteden en kasten, bovenkamer met bedsteden en kasten en dienstbodenkamertje met een bedstede, ruime keuken, beste kelder en zolder met beschoten dak en verdere gerieflijkheden. Voorts is er een hecht pakhuis onmiddellijk achter de huizinge. Het is - inmiddels - kadastraal gem. Heerenveen, sectie A., no. 998 (huis en erf, groot 1 roe 80 ellen) en 999 (groot 56 ellen). Beide kadastrale nummers zijn toegekend in het kadastrale dienstjaar 1860. En de verandering wordt in de legger van Pierre Peaux als volgt genoteerd: “Legger 545.1: eig. Pierre Peaux, apotheker, Heerenveen; A-388; huis; grootte1.52 are; gebouwd waarde fl.90,-; herbouw 1861; uit 242.1; zie 545.3.”
Ook in dit koopcontract vinden we naast de goot-en schuttingbepalingen ook weer een anti-concurrentiebeding en in dit geval van de hand van Pierre Peaux, die gedurende de eerste twintig jaar in het pand geen apotheek of drogist wil zien gevestigd worden. De muziekmeester krijgt voor zijn koopsom overigens wel de laden en winkelplanken. Vóór 12 mei 1861 wordt de druivenboom achter het huis weggehaald. Mocht het pakhuis worden afgebroken, dan moet de eigenaar van de schuur waar het pakhuis tegenaan staat, zelf de rekening van het herstellen van de muur maar dragen.
Heel veel jaren heeft Pierre Peaux na die verkoop met tevredenheid gewoond aan de Dracht-oost. Daar heeft hij ook zijn ‘rustende’ leven doorgebracht. En u weet uit het boek ‘Geschiedenis van Oranjewoud’ dat hij in 1887 het établissement ‘Hotel de Kom’ heeft gekocht, waarbij hij als attractie het hoenderpark “Aurora’’ heeft gesticht. Die interesse voor ‘het gevogelte’ is overigens al van oudere datum. Zo treffen we zijn naam aan in de Leeuwarder Courant van 4 juli 1875 in de ‘Lijst der Bekroningen bij de Landbouwtentoonstelling van 29 en 30 Juny 1875 te Heerenveen. Met een ‘Zilverlakensche Pel’ wint hij als eerste prijs zelfs 4 gulden. Bij het hoenderpark sticht hij in 1890 een tweede attractie, namelijk een ‘Vlinderkabinet’. Het ‘Hotel de Kom’ en annexen wordt door zoon Eeuwe in 1895 verkocht aan de goudsmid Hendrik Vos te Heerenveen. Het ‘Vlinderkabinet’ is na de verkoop van het Hotel op aanvraag vrij te bezichtigen ten huize van de vervaardiger P. Peaux Sr. op de Dracht op zondag, dinsdag en donderdags vanaf 12 uur tot de schemering. (Advertentie in de Leeuwarder Courant van 21 augustus 1891).
Ook aan het hervormd kerkelijk leven heeft hij zijn werkkracht en inzet gegeven. In de periode 1875-1879 als lid van het adviescollege van notabelen en van 1882 tot 1885 als administrerend kerkvoogd. In een oud fotoalbum van de kerkvoogdij Heerenveen is de hier bovenstaande opname van Pierre Peaux (en zijn echtgenote Cornelia van Driesum) te vinden onder inventarisnummer 2878. (Bewaarplaats Gemeentearchief Heerenveen).
JAN HENDRIK VAN DAPPEREN
Het eerste wat de nieuwe eigenaar Jan Hendrik van Dapperen daadwerkelijk doet aan zijn nieuwe bezit aan het Breedpad 263 is het aanvragen van wijziging en vrijstelling van de grondbelasting. In het archiefstuk SCO 1633 vraagt hij onder volgnummer 79 de ‘gedeeltelijke afbreking’ te zien als reden voor de wijziging van de belasting voor dit perceel en onder volgnummer 80 de ‘wederopbouwing’ van de woning als reden voor een aanvraag om vrijstelling van die belasting voor een periode van vijf jaar vanaf 16 juni 1862. Hij verblijft dan al een twintigtal jaren in Heerenveen als ‘muziekmeester’ in Heerenveen. Eigenlijk is hij min of meer per toeval in deze functie terechtgekomen. Jan Hendrik van Dapperen is in de zomer van 1842 met de diligence op weg naar Leeuwarden, als hij met de koets een rustpauze moet nemen in Heerenveen. Bij Hotel Barlage (Het Heerenlogement) is het dan een drukte van belang, want daar is juist op dat ogenblik de procedure gaande voor het kiezen van de kandidaat voor ‘muziekonderwijzer’ in Heerenveen. Als hem dat ter ore komt, verzoekt hij graag mee te willen doen aan het examen. Dat wordt hem toegestaan en het blijkt dat hij het hoogste puntentotaal heeft gehaald. De examencommissie draagt vervolgens Jan Hendrik van Dapperen uit Baarn voor en met ingang van 1 October 1842 wordt hij benoemd. Zijn takenpakket omvat dan muziekonderwijs geven - hij speelt zelf o.a. viool - , het orgel van de kerk bespelen en als dirigent van de orkestvereniging optreden.
Het doet al spoedig na zijn aanstelling blijken, dat de gemeente een gouden greep heeft gedaan voor het Heerenveense muziekleven en dat zijn opleiding bij de destijds vermaarde ‘Director Schneider’ te Dessau (Duitsland) snel zijn vruchten gaat afwerpen. Spijtig is het daarentegen te lezen, dat het gemeentebestuur hem aan een aantal knellende regels heeft onderworpen. Zo mag hij geen muzieklessen buiten Heerenveen geven, maar ook mag hij er geen muziekgezelschappen leiden (dirigeren). Die muzieklessen betreffen blaas-en strijkinstrumenten (30 cent) per les, pianoles (50 cent per lesuur) en hij raakt vrijwel onmiddellijk betrokken bij een al langer bestaand zangcollege met als een van de ijverigste lijden mr. Roelof Biersma, griffier bij het Vredegerecht. Deze zet zich met name in voor een nieuwe vereniging, die zich wil toeleggen “op het uitvoeren van gezangstukken, meer voor onzen tijd geëigend.” Zo wordt in 1843 de zangvereniging “Euterpe” opgericht en wordt Van Dapperen hun dirigent en koorleider. Twee culturele hoogtepunten zijn geweest de plechtige inwijding van het nieuwe kerkgebouw van Terband in februari 1845 en de viering van het 50 jarig bestaan van het Nutsdepartement. De politieke ontwikkelingen in de maatschappelijke ontwikkelingen in de veertiger jaren van de 19e eeuw brengt zelfs in de kring van de zangverenging verdeeldheid, welke tenslotte zulke grote vormen aanneemt, dat het koor uiteenvalt en in 1854 wordt opgeheven. Het laatste staat namelijk in een herdenkingsartikel uit het Leeuwarder Nieuwsblad van 10 februari 1930.
Twee berichten in de Leeuwarder Courant uit 1856 brengen ons evenwel aan het twijfelen over de juistheid van de opheffing van de Zangvereniging “Euterpe” in 1854. In het exemplaar van 22 februari 1856 lezen we, dat de zangvereniging alhier op woensdag 5 maart in de Hervormde Kerk zal uitvoeren ‘das Lobgesang van Mendelssohn Bartholdy’ en ‘dat Hochgesang von der Nacht van Neukomm’, onder de leiding van de heer J.H. van Dapperen. De entreeprijs is voor iedereen een gulden en die zullen ten goede komen aan de armen van Heerenveen. Men hoopt op een goede opkomst. Kort daarna wordt in het exemplaar van 1 april 1856 de volgende advertentie aangetroffen (bron: www.delpher.nl )
Het is daarom niet ondenkbaar, dat dit een gepast afscheid is geweest ter viering van de ontbinding van de zangvereniging. Uit latere berichtgeving wordt gesteld, dat pas rond 1870 de heer Van Dapperen het initiatief neemt voor de oprichting van een Gemengd Koor en gelijk steun krijgt van een aantal pommeranten, in de persoon van mr. G. van Hamel, subst. officier van justitie, E.L. Bogaerdt, controleur der directe belastingen, en K.W. Wierda, zaakgelastigde. Dit drietal vormt samen het bestuur, met uiteraard Van Dapperen als muzikaal leider.
Voor wat betreft zijn woonlocaties in de tijd dat hij nog vrijgezel is moeten we kort zijn. Waar hij de eerste drie jaar heeft gewoond hebben we nog niet kunnen vaststellen, maar in 1845 en 1846 is hij kamerbewoner bij bakker Egbert Smit in huisno. 204 op de Dracht-westzijde. Vervolgens is zijn adres nr. 137 op de Dracht-oost als kamerbewoner van tuinman Barend Barends en zijn zuster Jetske Barends - hospita in hun verhuurbedrijf - gedurende de periode 1847 tot 27 mei 1852. Op laatstgenoemde datum eindigt zijn vrijgezellenbestaan en trouwt hij met de 22 jarige Julia Hessel (dochter van de boekhandelaar Franciscus Hessel). Diezelfde dag nog trekken ze ergens op de Heerenwal in Nijehaske in een huis, maar op 14 maart 1853 krijgen ze de beschikking over het huis aan de Lindegracht nr. 57 (het middelste huis van het laatste stukje Lindegracht ten noorden van de Vermaningsteeg). In 1855 kunnen ze zich aanzienlijk verbeteren door te verhuizen naar Nieuwburen 110, waar vanaf 1830 tot 1841 eigenaar Hendrik Bouwmeester (van beroep taalmeester) heeft gewoond. In 1842 en 1843 noteren we daar mr. Jan de Kruijff; in 1844 Franciscus A.A. van Steensel van der AA, kadasterman, en in 1845 en 1846 Hendricus Wilhelmus Kool van Heerens, na 1847 blijft mr. Klaas Eekma er een tijdlang wonen tot hij in 1855 wordt opgevolgd door Jan Hendrik van Dapperen en zijn Julia. Wanneer de bouw aan het Breedpad het predicaat bewoonbaar heeft wordt huisnummer 263 hun domicilie voor een lange reeks van jaren. Wel krijgt de familie nog te maken met een hernummering eind 1879. Nummer 283 wordt dan door de vele in Heerenveen bijgebouwde woningen het nummer Breedpad 480. (Bronnen: Staten van de Loop der Bevolking en de Bevolkingsregisters).
Inmiddels zijn geboren op 16 april 1853 dochter Louise Henriette; op 27 april 1855 dochter Ymkje en op 27 januari 1857 zoon Jan Andries. Als nakomertje maakt Jeannette Wilhelmina aan het Breedpad 263 haar opwachting op 22 juli 1870. Juist als ze naar de 1e Hollandsche School zal gaan overlijdt moeder Julia Hessel op 20 september 1876. De bevolkingshuishouding op het Breedpad wordt voortaan bepaald door dienstmeiden en enkele elkaar opvolgende huishoudsters. In 1881 verlaat Ymkje het ‘muzikale’ nest om verder in Loosduinen te gaan wonen, terwijl Jeanette Wilhelmina in 1886 naar Amsterdam vertrekt om in 1892 weer terug te keren uit Wijk bij Duurstede. Haar beroep is dan muziekonderwijzeres, waarmee ze in de voetsporen van haar vader treedt. Zij vestigt zich in 1897 in Joure door op 20 mei te trouwen mat Jan Libbe Bouman, van beroep rijksklerk bij de belastingen in Heerenveen (Aengwirden). Hij heeft dan twee jaar ingewoond bij de familie Jozef Jans Franken, huisschilder-verver (huisnr. 173). Vrij snel daarna lukt het hen het huis met nummer 244 aan de oostkant van de Dracht te betrekken. (Nu moet dat het huisnummer Dracht 57 hebben.)
Het “Gemengd Koor” wordt een cultureel hoogstaand begrip in het Heerenveen van de laatste decennia van de 19e eeuw. Het vakmanschap van Jan Hendrik van Dapperen klinkt in alle verslaggeving door. Hij heeft bovendien een goed netwerk, waarbij gastzangers en musici zich laten overtuigen van de kwaliteit van het geprogrammeerde. Bovendien staat hij ook goed aangeschreven voor andere culturele uitingen. Het Nieuws van den Dag van 22 november 1873 heeft een unieke primeur met een bericht, dat te Heerenveen is opgericht “eene vereeniging onder de kenspreuk VERSCHEIDENHEID VERMAAKT”. De heren, tevens bestuursleden L.L.F. Mispelblom Beijer, Mr. H. Binnerts, Mr. D. de Blocq van Scheltinga, G.H. Anting en -inderdaad- J.H. van Dapperen, zien bij de oprichting meteen al 80 leden toetreden. Het echte doel van deze vereniging is het Heerenveense publiek in het winterseizoen enige nuttige, aangename en gezellige avonden te verschaffen, om de kunstzin op te wekken en het gevoel voor schoonheid aan te kweken. We hebben sterke argumenten om deze vereniging te zien als de vereniging, die aankondigingen doet onder de latijnse naam “Varietas Delectat”. Zo wordt er op 23 april 1875 door “Varietas Delectat “ te Heerenveen een lezing aangekondigd van Mej. Eliza Baart - zij is actrice - op Vrijdag de 23e April 1975 ‘s avonds om 7.30 uur, in de zaal van T.P. de Vries (De Drie Gemeenten” te Heerenveen. Huisgenoten van leden betalen fl.0,50 en niet-leden zijn welkom voor fl.1,-. Verkoop daarvan bij de ingang van de zaal aan de Vleesmarkt. (later de Bibliotheek van Zuid-Oost Friesland).
Wanneer het jaar 1892 aanbreekt, wordt dat een hoogtepunt in de muzikale carrière van de heer van Dapperen. Op 4 oktober 1892 meldt het Algemeen Handelsblad, dat ‘gisteren’ de 3e october in de Herv. Kerk te Heerenveen de heer van Dapperen 50 jaar als organist feestelijk wordt herdacht. Een dag later op de 5e vinden we in het Nieuws van den Dag een uitgebreid bericht over deze gebeurtenis als toonkunstenaar. Tevens worden wat bijzonderheden genoemd, zoals het gegeven dat hij is eerst is opgeleid door zijn vader te Baarn en later prima onderricht heeft gehad van de componist Schneider in Dessau. Zijn trouw aan de Heerenveners komt tot uiting door zijn leiderschap van Gemengd Koor en het Heerenveense Mannenkoor, maar eerder ook bij een vroegere orkestvereniging (Euterpe). Ds. Thoden van Velzen uit Gorredijk preekt die zondag naar aanleiding van Psalm 150 vers 4: Looft Hem met snarenspel en orgel”. In de consistorie werd Van Dapperen na de dienst nog gefêteerd met hartelijke woorden. Enkele dagen later vindt U zijn ‘hartelijken dank’ in het Nieuws van den Dag van 13e october 1892.
Zeer verrast mag ik - als oud-leraar Lich. Opvoeding - wel zeggen een aankondiging te mogen lezen in het Nieuwsblad van de Boekhandel van 19 juni 1894, dat de heer van Dapperen zelfs muziekcomposities schreef voor een boek. Bij de uitgever H.A. Stadermann Jr. te Baarn verschijnt dat jaar “MUZIEK VOOR EEN VIJFTAL VRIJE-EN STAAFOEFENINGEN” van zijn hand. Onze plaatsgenoot de gymnastiekleraar Hendrik Jan Barend Biekart zal daarmee blij zijn geweest voor zijn lessen aan de Hogere Burgerschool.
In het midden van de jaren negentig van de 19e eeuw moet de heer Van Dapperen door gezondheidsproblemen steeds meer werkzaamheden uit handen geven. Het Leeuwarder Nieuwsblad van 10 februari 1930 vertelt in een historisch artikel, dat de viering van het 25 jarig bestaan van ‘Gemengd Koor’ slechts met een vervangende dirigent op ‘de bok’ kan worden gehouden. De heer Van Dapperen mag toezien hoe zijn toekomstige opvolger - de heer J. Godefroy uit Steenwijk - de honneurs op voortreffelijke wijze waarneemt. Overigens is deze uitvoering pas op 12 april 1896 een feit geworden in de grote zaal van het Posthuis met onder andere solistische bijdragen van drie bekende Heerenveense persoonlijkheden, die het eveneens in de muziek ver hebben geschopt. Dat zijn de sopraan mej. J. Tobbe, dochter van de plaatselijke huisarts tevens president van ‘Gemengd Koor’; de bas Johannes Schmier, ‘de’ Heerenveens- Amsterdamse concertzanger en mej. Johanna Wilhelmina van Dapperen, die de piano-begeleiding voor haar rekening neemt.
Het onvermijdelijke afscheid van onze muziekmeester Jan Hendrik van Dapperen komt tenslotte als een bericht in ons plaatselijk verschijnende courant. Het Nieuw Advertentieblad van 22 december 1897 verwoordt het als volgt:
“Een geacht plaatsgenoot die in de muziekwereld zich in wijde kring een uitstekende naam had gemaakt, de heer J.H. van Dapperen, is heden in de ouderdom van ruim 76 jaar oud overleden. Bijna een halve eeuw is de heer Van Dapperen de ziel geweest van het muzikale leven in onze plaats; met groote luister is enige jaren geleden zijn 40 jarig jubilé gevierd. De overledene was lange jaren directeur van ‘Gemengd Koor’ en ‘t Mannenkoor, en organist van de Ned. Herv. Kerk”.
Foto: Het prachtige Van Gruisen-orgel uit 1790.
Als een koude douche ervaren we het verslag van de Raadsvergadering van 24 December, drie dagen na zijn dood op 25 december in dezelfde krant. “De jaarwedde van de muziekonderwijzer wordt geroyeerd fl.150,- nu de heer van Dapperen is overleden. Er zal geen opvolger worden aangesteld”.
Jan Hendrik van Dapperen heeft dan inmiddels zijn laatste rustplaats gevonden op de Algemene Begraafplaats in de Gemeentetuin ten zuiden van het schoolplein (Perk A, regel 3, grafnummer 72), waar zijn echtgenote dan al ruim 21 jaar ligt.
De vier kinderen (Louise in Zutphen, IJmkje in Den Haag, Jan Andries in Den Haag en Jeanette Wilhelmina Bouman-van Dapperen te Heerenveen) besluiten tot een snelle procedure ten aanzien van de nalatenschap van hun vader met de hulp van notaris Sybrand Willem Hendrik Adriaan van Beyma thoe Kingma. Hij passeert in hun opdracht een minuutakte van provisionele en finale toewijzing van een herenhuis met erf en lokaal te Heerenveen, waarvoor de koper Jan Jans Smilde te Heerenveen bereid is fl.3154,- te betalen. (Repertoire nr. 057104, aktenr. 00035)
Na enig zoeken in het Nieuw Advertentieblad van het jaar 1898 - uitgegeven door Jacob Hepkema - is de aankondiging in het exemplaar van 15 januari volledig na te lezen, namelijk: ....”De notaris Van Beyma thoe Kingma te Heerenveen zal op maandag 17 januari e.k. ’s avonds 7 uur ten huize van A. Steenbergen, Hotel “De Zon” te Heerenveen, ten verzoeke van de heer J. Wierda q.q.., veilen: Eene zeer goede en degelijk onderhouden Heerenhuizinge met beschoten dak, waarin: gang, voorkamer, middenkamer, keuken, kelder; boven: voor-en achterkamertje en daarachter gelegen plaats met alleenstaand locaal geschikt voor vele affaires, staande aan het Breedpad te Heerenveen, bewoond geweest door wijlen den heer J. van Dapperen. Te bezichtigen daags voor de veiling. Aanvaarding 1 maart e.k.”
Weliswaar met het bekende jaar vertraging van de kadastrale registratie wordt duidelijk, dat slager Jan Jans Smilde te ‘t Meer de nieuwe eigenaar is geworden (legger 1255.5) van kad. perceel A-998 aan het Breedpad. De grootte van dit huis met erf bedraagt 1.80 are, en het daaraan gekoppelde huis met erf van 0.56 are onder A-999 vertegenwoordigen samen een bebouwde waarde van fl.250,-. Het daadwerkelijk betrekken van het pand staat in het Bevolkingsregister 1880-1900, folio 425 geregistreerd op mei 1898, nadat hij vanaf mei 1893 in ‘t Meer heeft gezeten. Daaraan vooraf is gegaan de aanvraag voor een hinderwetvergunning door Jan Jans Smilde voor een slagerij in huisno. 480, kadastraal A-998 en A-999. Er zijn wel bezwaren ingediend door Sjoerdina Faber, weduwe van Geert Hendriks Pijlman, eigenaar-gebruikster van A-807 en A-389 ten zuidwesten; firma F. en B. Spandaw, eigenaren en gebruikers van A-1550 ten noordoosten en A. Weener, huurder van het bezit van Albert Hendriks Propstra te Nijehaske van A-807 ten zuidoosten. Zij willen niet tegenwerken, maar stellen wel voorwaarden. Het bloed moet direct verwijderd worden; geen mesthoop bij het huis; geen stalling voor vee en de werkzaamheden mogen niet hinderlijk zijn.
De plattegrond van Hinderwetvergunning nr. 67, d.d. 12 april 1898, door Jan Jans Smilde, slager, aangevraagd voor Breedpad. Van boven naar beneden: ‘Plattegrondteekening van door Jan Jans Smilde op te richten Slagerij.’ In rechthoek: ‘Slagerij’ en ‘Stookpot’. Tussenruimte: ‘Bleek’. Dan van boven naar beneden: ‘Keuken’, ‘Kelder’, ‘Woonkamer’. L-vorm: ‘Slagerij’ en daarnaast rechts: ‘Voorkamertje’. Rechts lang de woning, bleek en slagerij staat: ‘Steeg’. (Gem.archief)
Alle informatie over de verkoop van de erven Van Dapperen aan Jan Jans Smilde zijn ons ook langgeleden ter hand gesteld door de heer Bob Hoekstra als ‘Procesverbaal van Veiling 1898’. Enkele details die nog niet zijn genoemd laten we graag nog even volgen. De definitieve veiling is op 31 januari 1898 bij de koffiehuishouder Jan de Vries te Heerenveen in ‘De Drie Gemeenten’. Het bod van de voorlopige veiling van Siebe Thaes Bakker, bakker te Nijehaske, van fl.3150,- wordt daar alsnog verhoogd tot fl.3154,-. De erven van Dapperen t.w. Louise (muziekonderwijzeres te Zutphen), IJmkje (onderwijzeres te Den Haag), Jan Andries (muziekhandelaar te Den Haag) en Jeannette Wilhelmina (ega van Jan Libbe Bouman) zullen daartegen weinig hebben ingebracht. De beperkende voorwaarden van de massale zijmuur en de goten zijn ongewijzigd overgenomen. Ook het onderhoud van het stek als afscheiding met de steeg van Propstra heeft nog geldigheid, net als de afbraakregel van het pakhuis.
De nieuwe eigenaar en bewoner Jan Jans Smilde is de oudste zoon van Jan Egberts Smilde, slagter te Nijehaske (volgens het boek “Vetgedrukt” over de vetsmelterij Smilde, door Maartje Fontani, in 1841 al aangeslagen als ‘inlands kramer in vlees en spek met ade’) en sinds 15 mei 1845 getrouwd met Maria Jans Ramkema. Deze wordt geboren op 1 januari 1846. Jan Egberts krijgt met Maria nog 5 kinderen, waarvan de laatste (Trijntje) wordt geboren in Rottum op 6 mei 1864. Zijn echtgenote overlijdt - misschien als gevolg van deze geboorte - op 28 juni 1864 op 43 jarige leeftijd te Rottum. Gelukkig kan het gezin op 30 dec. 1865 hun tweede moeder Sjoukje Aukes Bos uit ‘t Meer (weduwe, 31 jaar) verwelkomen, waarmee vader Jan Egberts die dag is getrouwd. Inmiddels is Jan Egberts Smilde al verhuisd naar Nieuweschoot, waar hij als boer en (vee)koopman een nieuw bestaan wil opbouwen. Tevens betekent het ook dat het gezin nog wordt uitgebreid met vier kinderen uit dit tweede huwelijk.
Op 20 augustus 1876 is oudste zoon Jan Jans Smilde 30 jaar en vindt een partner in Christina Brouwer, 31 jaar, dochter van Reinske Klazes Brouwer en Uilkje Romkes Zwarteveen. Hij is door zijn vader opgeleid in het boerenbedrijf en wordt na zijn huwelijk arbeider in ‘t Meer, waar zijn echtgenote vandaan komt. Maar kennelijk heeft hij de familiegenen, waar de Smilde’s bekend om waren en tot grote hoogte zijn gestegen in die branche. Hij kiest tenslotte voor het beroep van ‘slagter’ of ‘vleeschhouwer’. In de geboorteakte van zijn zoon Jan van 8 december 1878 wordt dit voor het eerst vermeld. Ook in de geboorteakten van Rinske (1880), Martinus (1882), Maria (1884) wordt hij ‘vleeschhouwer’ genoemd te ‘t Meer. Laatste zoon Reinske mag de nieuwe spelling op laten nemen in de geboorteacte van 31 oktober 1886, namelijk ‘slager’.
In de periode dat Jan Jans Smilde zich ongetwijfeld manifesteert naar zijn klantenkring, die uiteraard nog volledig moet worden opgebouwd, hebben we pas wervende advertenties kunnen vinden vanaf ca. 1903. De ‘fijne Rook-en Leverworst’ maakt hem kennelijk tot een specialist in dit product. Het huis heeft inmiddels per 1900 weer een nieuw huisnummer toegewezen gekregen, nl. 541. Uit een advertentie van collega-concurrent Andries de Jong uit de Hepkemakrant van 26 mei 1906 met de intrigerende zin: “ Ik ga met de Prijscourant van J. Smilde geheel mee, enkele deelen zijn bij mij nog goedkooper te verkrijgen. Aanstaande week heb ik plan enkele gedeelten rundvleesch met 5 en 10 st. per kilo te verlagen.” trekken we de conclusie dat er nog nauwelijks gestunt wordt tussen de slagersbedrijven met wekelijkse aanbiedingen. Een prijscourant zal voor langere tijd hebben gegolden.
De krantenuitgever speelt daarin ook een rol. De verbeterde faciliteiten, welke de Hepkemakrant voor haar abonné’s ter beschikking stelt, zullen de veranderingen hebben beïnvloed. Zo valt op 10 mei 1913 van Jan Jans Smilde een geïllustreerde advertentie op over zijn (eigengeslacht) gerookt SPEK. Mogelijk dat hij in de kring van geloofsgenoten van de Chr. Gereformeerde gemeente enige goodwill heeft ondervonden. Het gegeven namelijk, dat hij in 1901 een ‘Winkelhuizinge en Woningen te Het Meer’ door notaris R. Barends wil laten veilen op woensdag 16 october 1901 in het ‘Koffijhuis van Jager te Heerenveen’ getuigt van redelijk succesvol ondernemerschap, temeer daar hij zichzelf dan al sinds mei 1898 te Heerenveen heeft gevestigd op het Breedpad. Het woonhuis is ten tijde van deze advertentie van 12 oktober 1901 bewoond door zijn broer Egbert Smilde, die er fl.120,- huur per jaar betaald. Een tweede en derde perceel zijn twee woonkamers c.a. (bleekje), beide ten noorden van het winkelperceel, resp. bewoont door R. Bakker en S. Wijngaarden, elk voor fl.32,50 huur. Hoe de provisionele veiling afloopt lezen we in een vervolgadvertentie van 30 oktober 1910, wanneer tevens de finale veiling gaat gehouden worden ‘ten koffiehuize van S. Blomberg te Heerenveen’. Er blijkt te zijn geboden voor het winkelhuis fl.1150,- en voor de woonkamers resp. fl.220,- en fl.225,-. De uiteindelijke nieuwe eigenaar hebben we niet kunnen vaststellen.
Zoon Jan Smilde Jr., die is geboren 10 december 1878, is kennelijk in een onstuimige fase van zijn jongemannenbestaan al geëmigreerd naar Amerika. Dat valt af te leiden uit een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 21 januari 1911. Concludeert uzelf uit de volgende tekst: “NAAR AMERIKA ! Ondergeteekende is voornemens den 16e Maart a.s. met de “LUSITANIA” via Liverpool naar Amerika terug te keeren, en hebben zij, die mede wenschen te reizen, zich vroegtijdig, en zoo mogelijk vóór 1 Maart a.s. zich aan te melden bij J. SMILDE Jr, Breedpad, Heerenveen.” Ter verificatie raadplegen we derhalve het Bevolkingsregister van Heerenveen van 1900 tot 1910 van het Smildegezin (SCO 1946). Daarbij blijkt Jan Jr., die dan wel als ‘slager’ staat vermeld, maar met een ‘o’-tje (ondergeschikte) op 13 mei 1900 naar Groningen te gaan. Op 16 mei 1901 komt hij terug van Groningen naar Heerenveen en vertrekt dan op 14 april 1902 naar Grand Rapids (N. Amerika). Hij is dan ruim 23 jaar. Negen jaar later is hij weer even in Heerenveen, dus. Is hij succesvol geweest in Amerika als ‘butscher’ ? Hoe zou het hem zijn vergaan ?
Het zal zich hebben afgespeeld in 1914 of iets eerder, dat vader Jan Jans Smilde zich tot zijn zoon Reinske (1886) heeft gericht met zijn besluit een stapje terug te willen doen. Hij is inmiddels 68 jaar en zoonlief heeft dan voldoende zicht op de slagersvaardigheden om de leiding te kunnen nemen. Zijn eerste vacature-advertentie in het Nieuwsblad van Friesland is van 9 december 1914, waarin hij zijn plaats in de hiërarchie probeert op te vullen. “Direct gevraagd een Slagersknecht, 2 à 3 jaar bij het vak, liefst van chr. beg., bij R.J. Smilde, Breedpad, Heerenveen.” Vader Jan Jans Smilde blijft weliswaar kadastraal eigenaar en zorgt in het dienstjaar 1914 nog voor een zogenaamde ‘vernieuwing’. Daarvoor is een bouwvergunning aangevraagd, waarbij wordt gesproken over het gedeeltelijk vernieuwen en verbouwen van het woonhuis, de winkel met de slagerij. Er komt een nieuwe kap op het bestaande gebouw van 6.65 meter breedte en een variabele lengte van 12.45 meter tot 13.50 meter lengte. De Gebroeders K. en H. Telgenhof uit Nijehaske aanvaarden deze verbouw op Breedpad 480 (het officiële huisnummer is inmiddels 500 geworden per 1910), nadat de vergunning nr. 676 op 11 mei 1914 is verleend.
De ‘vernieuwing, welke door Jans Jans Smilde is tot stand gebracht, is het beste te illustreren met een in Oldeholtpa op 15 juli 1916 gestempelde prentbriefkaart. Het is een uitgave van de firma H. Bokma, Dracht 25, Heerenveen met het opschrift: ‘Gezicht op ‘t Breedpad’. In het fotoarchief van Museum Heerenveen is dit het eerste beeld na de vernieuwing. Van het kenmerkende puntdak is het omgevormd tot een ‘heerenhuizinge’ van twee verdiepingen met een zolderverdieping en aan de Breedpadzijde een dakkapel.
Een wezenlijke beslissing is dat vader Jan gaat verhuizen naar de bovenwoning, die wordt aangepast voor hem en zijn vrouw. Dochter Maria (geboren 1884) is aangewezen op specialistische hulp en wordt opgenomen op 2 juni 1914 in het krankzinnigengesticht Veldwijk te Ermelo. Met het uitbreken van de eerste wereldoorlog worden er ook door de Nederlandse Regering een aantal maatregelen genomen, die te maken hebben met distributie en voedselvoorziening. De zelfstandige slagers in alle drie delen van Heerenveen worden in het Nieuwsblad van Friesland van 1 juni 1916 geconfronteerd met een bekendmaking door alle drie de burgemeesters van Schoterland, Aengwirden en Haskerland samen. Tengevolge van levering van slachtvarkens door het Rijks Centraal Bureau voor afzet van varkens en varkensvlees voor de Slagersvereniging te Heerenveen is een lijst opgesteld van de namen van alle slagers (tien Heerenveners, waaronder R.J. Smilde), die het spek en varkensvlees voor vastgestelde prijzen mogen leveren. Daarvan staat een achttal producten met name vermeld: spek; lappen; rollade; gehakt; carbonade; worst; haas en reuzel. Met de prijzen daarvan per halve kilogram (5 ons).
In een vorige aflevering (HIP-Time 134) hebben we al melding gemaakt van de botsing tussen Reinske Jans Smilde met de ‘grote’ vetsmelter N.V. Gebrs. Smilde over vetsmelt-aktiviteiten in een loods op de Badweg van Reinske onder de produktnaam ‘Smilde’. Reinske heeft in 1925 een partnerschap aangegaan met Willem van Popta. Zij adverteren eveneens met gesmolten vet met de naam “Firma R.J. Smilde en Co”. Het loopt uit op een slepende rechtszaak en mondt uit in een faillissement, waarvan het beëindigingsbericht pas in 1937 in de Staatscourant is te vinden. We hebben in het bevolkingsregister van Heerenveen uit de periode 1910-1920 al vastgesteld, dat huisnummer 480 is ingeruild tegen het huisnummer 500 aan het Breedpad. Daarop treffen we de latere opvolger in de zaak dan aan als ‘slager (o)’ Otto Hoekstra, die op 5 juni 1920 in dienst treedt bij R.J. Smilde. Hij is dan een 15 jarige jongeman, want hij is geboren op 7 juni 1905 te St. Nicolaasga. Op 13 mei 1927 is het zover, dat R.J. Smilde het publiek laat weten dankbaar te zijn voor het jarenlang vertrouwen en dat hij met het volste vertrouwen zijn zaak overdraagt aan O. Hoekstra. Deze verwijst naar de tekst van Smilde en maakt het publiek bekend, dat hij de jarenlang bestaande ‘Vleeschhouwerij en Spekslagerij’ heeft overgenomen. Op woensdagavond 18 mei denkt hij de zaak aan het Breedpad - in 1921 is het nr. 500 hernummerd tot 511 - te openen. Vanaf de 16e wordt een extra zware Jonge Koe (levend gewicht 1500 pond) ter bezichtiging gesteld.
Wanneer we het over 1927 hebben moet nog wel even worden gemeld, dat Otto Hoekstra voor het perceel A-998 en A-999 en huisnummer 511 een bouwvergunning nr. 1738 wordt verleend per 1 augustus 1927. De bedoeling is de ‘oprichting van een slagerij’. Uit de stukken blijkt het te gaan om een ‘slachtplaats’ in een gebouwtje van 20.7 m2 en een hoogte van 3.50 meter op een 12 cm dikke betonplaat. Bouwmeester K. Telgenhof werkt van een bouwtekening met een schaal van 1 op 50. De conclusie op de website ‘Huizendata’, dat Breedpad 13 in 1927 is gebouwd is duidelijk niet correct. Uitgebreid dus !
De hieronder staande scan van een foto uit de Heerenveense Courant van 2 juni 1977 heeft als bijschrift gekregen: “De eerste koe die slager Hoekstra 50 jaar geleden (rechts op de foto) ‘bij de horens vatte’. Het dier werd nog gekocht door zijn baas R.J. Smilde.” Het artikel, waarbij de foto is geplaatst, luidt dan:
“Slagerij Hoekstra 50 jaar. Vleeschhouwerij uitgebreid tot modern slagersbedrijf.”
Terug naar de 22 jarige Otto Hoekstra, zoon van Sies Hoekstra, winkelier te St.Nicolaasga (Doniawerstal), en Marijke Stegenga. Otto heeft in zijn Heerenveense jaren Trijntje Wouda, dochter van Bote Wouda, kweker te Oranjewoud, en Aafke Schaaf, het hof gemaakt en gaat op 12 mei 1927 ‘onder de geboden’. De plannen zijn goed en degelijk voorbereid, want Otto vraagt op 15 februari 1927 al een dagmeid per mei voor het adres Breedpad 511. (N.v.Frl). De eerste jaren moet hij de concurrentie op het Breedpad aangaan met slager D. Nauta op het eerste deel van de straat tussen Dracht en Spandawbrug en met “Volksslagerij J. Riksma” op het stuk naar de Badweg. Uiteraard geven de advertenties in het Nieuwsblad van Friesland in die eerste jaren ook een kijkje op de werving van goede slagersknechten, die bij voorkeur van de Gereformeerde Godsdienst dienen te zijn. Na ruim drie jaar laat Otto Hoekstra zich nog in schrijven in het handelsregister Friesland op het adres Breedpad 511, terwijl hij twee maand later in het Fries Dagblad een advertentie plaatst voor een dienstmeisje op het adres Breedpad 13, Heerenveen. De weinige advertenties voor zijn slagers-producten tot 1940 laten zich beschrijven als ‘kalfsvleesch’ (1929), dalende varkensprijzen (1930), ‘gesneden vleeschwaren’ (1932), gras kalfsvleesch (1933) en ‘fijne vleeschwaren’. Alleen het oorlogsjaar 1942 levert nog slechts één advertentie op voor een dagmeisje. In juni 1947 wordt in Heerenveen een ‘etalagewedstrijd’ gehouden ter gelegenheid van de HANIWO-III tentoonstelling. In de groep ‘Slagers’ verwerft O. Hoekstra van de 6 deelnemers een 1e prijs. Het jaar erna - 1948 - maakt de Heerenveense Koerier van 17 oktober melding van zijn deelname aan een ‘lintenwedstrijd’.
Privé is 1952 het jaar om op 12 mei hun 25 jarig huwelijk te herdenken en van 3.30 tot 5.00 uur te vieren met een receptie in het Posthuis. Zakelijk wordt er in de slagerssector ook steeds meer samengewerkt als het gaat om b.v. een vakantieregeling. Zo lezen we in de Friese Koerier voor de eerste keer, dat de Heerenveense Slagers van 3 tot 8 augustus 1952 vakantie houden. Op 24 juli 1953 is de regeling al verbeterd tot twee perioden: 27 juli tot en met 1 augustus voor 7 slagers en 3 tot en met 8 augustus voor eveneens 7 slagers. Het heeft hen wel even bezig gehouden om de juiste te vorm te vinden, want in 1954 is er zelfs sprake van drie perioden van een week.
Een nieuwe generatie Hoekstra staat in de startblokken om het bedrijf opgenomen te worden. Vader en zoon hebben daarvoor een compagnonschap gecreëerd. Zoon Bote (roepnaam Bob) heeft in Minke Agatha van der Laan de gewenste partner gevonden om als eerste stap het huwelijksbootje richting het gemeentehuis te Heerenveen te sturen op dinsdag 2 september 1958 en vervolgens de kerkelijk bevestiging te krijgen om 3 uur in de gereformeerde kerk te Heerenveen bij monde van de weleerwaarde heer ds. W.H. de Boer. Aansluitend zullen ze recipiëren van 4.30 tot 6 uur in de Schouwburg te Heerenveen. Hun toekomstig adres wordt dan Breedpad 13. Twee maanden later - het plan zal al wel enige voorbereidende tijd hebben gekend - draagt het Architectenbureau Bosma en van Houten te Drachten-Heerenveen namens de heer O. Hoekstra te Heerenveen (vader doet nog mee) aan het aannemersbedrijf K. Telgenhof de verbouw op van een behuizing op het Breedpad te Heerenveen. In 1962 treedt vader Otto uit de compagnonschap en neemt Bob het bedrijf over. Die transactie wordt beschreven in een nadere koopovereenkomst, die door notaris Veeninga te Heerenveen is opgemaakt tussen Otto Hoekstra (en Trijntje Wouda), slager te Heerenveen, en zoon Bote Hoekstra, eveneens slager. Het betreft: het winkel-en woonhuis met slachtplaats, erf en grond aan het Breedpad nr. 13, kad. gem. Heerenveen A-4136, groot 2 are en 36 centiare. Wel is er nog een verwijzing naar art. 1302 en 1303 van het Burgerlijk Wetboek, die gaan over het recht van ontbinding en waarvan afstand wordt gedaan.
Het artikel in de Heerenveense Courant van 2 juni 1977 onthult ons, dat een nieuwe functionele opzet in de planfase met architect Kliuwstra wordt doorgepraat en ook met de personeelsleden. Een uitbouw aan de achterkant blijkt mogelijk omdat zij het westelijke, naastliggende pand reeds in eigendom hebben. De te verbouwen winkel heeft prioriteit en moet natuurlijk gewoon blijven draaien terwijl opnieuw Telgenhof bezig is met de uitvoering van de geplande bouwwerkzaamheden. Verschillende bedrijven met hun specifieke kwaliteiten worden te hulp geroepen, zoals PéWé uit Nieuwehorne voor electra, Bregman voor centrale verwarming, Nederhoed voor speciale hangwerkconstructies, ten Hulscher voor machines en Kalsbeek voor koeltechnieken en airconditioning. Na de heropening en modernisering van de winkel is het de bedoeling om een uitbeenhal te bouwen, een worstmakerij met volautomatische rokerij en een ruimte voor het maken van vacuümverpakkingen en inblikken. Uiteraard ook een personeelskantine met douchegelegenheid, een kantoor en een afdeling voor de ‘vlugklaar’-producten. Met al deze verbeteringen is ook de presentatie gediend met o.a. als resultaat de eervolle aansluiting bij het ‘Worstenmakersgilde’. Kortgezegd krijgt een uitbreiding van de afzet, zowel aan particulieren als bedrijven door de verbeterde accomodatie en het mede daardoor gemotiveerde personeel, een uitstekende kans de verandering in koopgedrag en eetgewoonten op te vangen. Juist de oudste generatie blijft als inkoper actief zijn steentje bijdragen. In 1977 is derde generatiegenoot - de jonge Otto, die in 1962 is geboren - bezig zich voor te bereiden op eveneens een carrière in het vleeswarenbedrijf.
Hoewel we van de volgende koopbrief niet over de juiste datering beschikken nemen we aan dat deze overeenkomst tussen Sijtze Sipkes de Jong, zonder beroep, als verkoper, en Bote Hoekstra (Bob dus), slager te Heerenveen, rond het jaar 1962 heeft plaats gevonden. Het gaat om een huizinge (bovenwoning, garage, erf en grond) met als adres Breedpad 15 en kadastraal nummer A-389, groot 1.82 are. We mogen aannemen, dat het volledig samenhangt met bovenstaande uitbreidingen in de bedrijfsvoering.
In het gebied tussen de Breedpadbebouwing en het pad vanaf de brug vanuit de Munnikssteeg over de Molenwijk tot aan de Propstrasingel wordt in het dienstjaar 1956 de N.V. Automobielbedrijf Jager en Wierda het eigendom over het perceel A-4173. Daaraan grenst het bezit van slager Hoekstra (A-4136). In 1968 neemt notaris J.F. Oosterwerff op zich een akte van ruiling te formuleren tussen enerzijds de directeuren van het Automobielbedrijf Jager en Wierda en anderzijds slager Bote Hoekstra. Op 4 october 1968 worden de partijen het eens over de volgende deal. Hoekstra staat het afgebakende zuid-oostelijke gedeelte af ter grootte van 8 ca van het kadastrale perceel A-4136 en krijgt daarvoor in ruil het afgebakende noordwestelijke gedeelte ter grootte van 3 ca van het kadastrale perceel A-4137. De scheiding loopt langs de noordelijke buitenkant van de garagemuur van N.V. en dan langs de oostelijk muur van Hoekstra’s bezit. Bijzonder bepaling is dat er erfdienstbaarheid blijft op het gebruik van de Propstrasingel, alleen voor personenauto en bestelwagen vanaf het Breedpad.
Onze ‘openbare’ bronnen (gedigitaliseerde kranten, internetsites, archieven) blijken voor de periode tot 1980 redelijke veel interessante gegevens te bevatten. Daarna ben je grotendeels aangewezen op zeer tijdrovende mondelinge informatie via interviews, gesprekken, e.d. Reclame-materiaal wil nog wel eens bruikbare informatie opleveren, zoals b.v. de ‘Gemeentegids voor Heerenveen’, doch door de hoge kosten voor reclamevermeldingen maken de slagerswinkel daarvan een spaarzaam gebruik. Vermoedelijk omdat het rendement daarvan moeilijk in uit te drukken in percentages van de jaaromzet. Het zal met de wekelijkse reclameuitingen via strooifolders, krantenadvertenties van akties, e.d. beter zijn te sturen.
Natuurlijk kijken we ook even of er landelijke en/of regionale initiatieven zijn op het gebied van het slagersambacht, waarin bedrijfskwaliteit en vakonderwijs een hoofdrol spelen en een goede bedrijfsvoering stimuleren. En deze blijken er inderdaad te zijn gekomen. Zo is op 1 januari 1983 het “Instituut van Ambachtelijke Slagersproducten” (IAS) te zijn opgericht door het Bedrijfschap Slagersbedrijf en het Slagersvakonderwijs. Het doel is het stimuleren van het maken van slagers-producten van hoge kwaliteit. Het Instituut laat daartoe worsten en vleeswaren op voor de slager onverwachte momenten keuren en kent bij goede bevindingen een ‘gouden’ of ‘zilveren’ ster.
Het slagersbedrijf Hoekstra aan het Breedpad, die de doelstellingen van het IAS van harte steunt en in een eerder fase zelf flink in haar worstenmakerij heeft geïnvesteerd, gaat uiteraard ook in op die uitdagingen. Zo lezen we in de Leeuwarder Courant van 1 februari 1986, dat er 20 friese personen of bedrijven voor een onderscheiding in goud en zilver in aanmerking zijn gekomen. Na de kwaliteitskeuringen (op geur, smaak en verantwoorde samenstelling) van rookworst, gekookte worst, leverworst, hausmacher, gebraden gehakt , gekookte achterham en droge worst zijn er o.a. ook voor O. Hoekstra jr. te Heerenveen zilver voor zijn leverworst en boerenleverworst en goud voor zijn droge worst. Een jaar later is er opnieuw een ‘contest’ geweest en wordt de uitslag onder de kop “Friese slagers bekroond met goud” een artikel in de Leeuwarder Courant van 21 september 1987 geplaatst. In Biddinghuizen zijn 700 certificaten uitgereikt voor bekroonde vleeswaren aan ambachtelijke slagers. Dat gebeurt ook nu op initiatief van het ‘Instituut voor Ambachtelijke Slagers’, die keuringen heeft uitgevoerd op de drie criteria. Tot de 26 friese slagersbedrijven, die worden bekroond en op hun vleeswaar een ‘gouden ster’ mogen voeren, behoort ook - onze - Otto Hoekstra jr. uit Heerenveen. De Leeuwarder Courant van 1 december 1992 verrast ons met een advertentie met als inleidende tekst: “De Friesche ambachtelijke slagers maken (h)eerlijke ‘droege woarst’ met de smaak van Friesland. Naast de bekende ‘heale meter’ is de ‘fryske droege woarst’ ook verkrijgbaar in ‘in nysgjirrich buske’. Een leuk kado voor uw familie of relatie, dat altijd in de smaak zal vallen.” Tot die Friesche Ambachtelijke Slagers behoort dus als een van de uitverkoren leden: ‘Heerenveen, Breedpad 13, O. Hoekstra’.
De nog steeds ‘jonge’ Otto Hoekstra (1962) grijpt in de Gemeentegids voor Heerenveen voor het jaar 1993-1994 zijn kans om in de categorie slagerijen zijn “Friesche Ambachtelijke Slagerij O. Hoekstra. Breedpad 13, 8442 AA Heerenveen” met telefoon-en faxnummer onder de aandacht van de Heerenveense inwoners te brengen. Ook in de gids van 1994-1995 wordt deze informatie gevonden/ Met de gids van 1995-1996 wordt met de slogan ‘Uw adres voor kwaliteit, service en garantie’ opnieuw de aandacht getrokken. De gids van 1996-1997 herhaalt deze boodschap nog weer eens. Daarna slaat Hoekstra twee gidsperioden over en komt voor de laatste keer terug met een vermelding in de Gemeentegids van 1999-2000. Dan is de inhoud: “Friesche Ambachtelijke Slagerij Hoekstra. Vertrouwde naam, vernieuwd bedrijf. Breedpad 13, 8442 AA Heerenveen.” Ondanks het raadplegen van oude telefoongidsen, gouden gidsen, gemeentegidsen als secundaire bronnen hebben we geen berichtgeving gevonden, die de bedrijfsbeeindiging meldt. Wel vinden we een reclame-uiting in de vorm van een papieren boodschappentas, uitgereikt bij het Heerenwal-festival van mei 2000 met daarop een reclame-uiting van de toekomst van de slagerij. We citeren: “Slagerij Hoekstra wordt Slagerij Koopmans, de Friesche ambachtelijke Slager.” Ten bewijze een foto met de sporen van huishoudelijk gebruik:
Ons Heerenveens internet-medium <www.flitsnieuws.nl> heeft in ieder geval over een opvolgende gebruiker van het pand Breedpad 13 geschreven op 27-09-2010 en op 29-09-2010. Op zaterdag 2 oktober 2010 zal er op dit adres een nieuw Hobby-en Creativiteitswinkel worden geopend door ondernemer W. van der Zee. Het heet hobbywinkel “De Rode Vos” en verschaft mogelijkheden voor leerbewerken, schilderen en tekenen, scrapbooking, stansen, sieraden maken, stempelen en wenskaarten maken. Inmiddels - we weten niet hoelang al - is het bedrijf weer verdwenen en is haar website een ‘dode’ letter.
Thans in 2016 zit er de ‘GeldXpert’ met als specialiteiten hypotheken en verzekeringen. “Geldexpert Heerenveen” is volgens hun website opgericht in 2000 en wordt vorm gegeven door Frits de Vries, erkend hypotheekadviseur, en Menno de Vries, eveneens erkend hypotheek-adviseur maar tevens registeradviseur in Verzekeringen (Assurantiën). Zij zijn geen familie van elkaar, zijn sinds 1992 werkzaam in de financiële dienstverlening en hebben nu sinds enige tijd een klein kantoor met enkele medewerkers (een hypotheekspecialist en een hypotheekassistent) op Breedpad 13. Landelijk wordt sinds 1997 een directe naamsbekendheid en een goed imago opgebouwd door dit coöperatief samenwerkingsverband van hypotheekadviseurs in verschillende plaatsen in Nederland.
Tenslotte werpen we nog een laatste blik op een schilderij van de hand van K. Krikke uit Heerenveen. Het schilderij is gedateerd met het jaartal 1927. Het tegenlicht van een door de wolken laagstaande of ondergaande maan of een doorbrekende zon geven dit in donkere tinten geschilderde Breedpad, Hoofdbrug en Kruiskerktafereel een zeer bijzondere lading. Het Museum Heerenveen prijst zich gelukkig met deze historische schildering van K. Krikke, die in de inventaris het objectnummer 223 heeft gekregen.
Er hangt echter nog wel een mysterie rond het schilderij. Als K. Krikke wordt aangenomen de huisschilder-kunstschilder Klaas Krikke (1847-1923). Dat mysterie zit in het ‘posthume’ van het schilderij. Daarvoor lijken weinig argumenten te vinden. Met andere woorden: ????
2016, september 25 - wibbo westerdijk - hip-backup
EUREKA: DIA 04227
HIP-TIME MAGAZINE 135
Het voorrecht van de man die voor het Museum Heerenveen de inventarisatie van het beeldarchief verzorgt, is dat hij je zo nu en dan op het spoor zet van een bijzonder unieke foto. Bij dia 04227 verrast hij zijn handlangers, zijn medewerkers, zijn vraagbaken met een ongewoon beeld. Er staan een aantal elementen op, die gedachten oproepen aan ogenschijnlijk bekende gebouwen in Heerenveen en de reactie: “Dit lijkt toch wel erg veel op .......”. En meteen daarna een ontkennende reactie: “Maar op deze manier gezien kan dat niet.” Na de opmerking “Zal ik dit beeld eens horizontaal spiegelen” volgen plotseling meer ‘Aha-beleefmomenten’ en “Zie je wel, dat is inderdaad dat gebouw”. Eureka ...!
Maar dan komt de fase van serieus en gefundeerd documenteren om de combinatie van beeldfragmenten in de juiste tijd te plaatsen. Daarvoor moet je onderzoek doen door te vergelijken met andere beelden uit dezelfde ontstaansperiode. Laten we proberen daartoe een procedure volgen, waarbij we met die foto’s, prentbriefkaarten en luchtfotofragmenten onze bevindingen te rechtvaardigen.
Het eerste was opvalt is het hoge standpunt vanwaar dit panorama van dit deel Heerenveen is gefotografeerd. Ook afgewezen stellingen brengen ons dichter bij de juiste locatie. Zo komen bijvoorbeeld niet in aanmerking de watertoren, het torentje van Crackstate, de verschillende kerken. Ook de gasfabriek is geen kandidaat net zo min als de molen van Tjepkema.
Het meest in het oog springende element is het blokvormige gebouw met platte dak en de smalle in een lichtere kleur gemetselde verticale baan van de raamloze gevel. Die hoge gevel associeert zich moeiteloos met de naar het oosten gerichte zijde van de toneeltoren van de schouwburgbioscoop. Deze is net even hoger dan de bioscoopzaal met haar onscherpe 150 graden zadeldak. Voor de datering hebben we daaraan ons eerste steunpunt: 1934. Op 18 mei 1934 startte de fa. R. Post en Zn met de bouw. Op 18 juni 1934 werd de eerste steen gelegd door Luut Goldhoorn en op 12 oktober van dat jaar kon het gebouw worden geopend.
Met dit gegeven wordt het herkennen van de gevel links van dit schouwburgvlak en de onderlinge afstand daartussen zonder al te veel moeite vastgesteld als de noordgevel met de bovenelkaar geplaatste getraliede ramen (is achterzijde van de voormalige gevangenis (later politiebureau en werkplaats gemeentereiniging).
Door een detail van foto 01951 uit een latere periode zien we gelijk ook dat de bijgebouwen al aanwezig waren op de hoofdfoto.
De ‘legpuzzelachtige’ voorgrond is een infrastructurele invulling van de strook grond tussen de Paul Krugerkade en de tramlijn. Op een luchtfoto van Aerocarta uit 1951, nr. 18676 ziet U zelfs op een het stukje tuin rond Crackstate de noordelijke lus van vijver, wandelpad en gazon. Dat er in 1952 plannen zijn geweest om dit perceel te veranderen in een verbindingsweg tussen de Paul Krugerkade en de K.R. Poststraat moet berusten op een ernstige misgreep in de Heerenveense infrastructuur. Overigens heeft al voor 1937 de voormalige tuin van Crackstate langs de gevangenis in de belangstelling gestaan van de gemeentearchitect en directeur van
Gemeentewerken K.R. Post. Hij heeft een plan voorbereid voor een marktterrein tussen de Paul Krugerkade en de Heerenstraat. Door zijn plotselinge overlijden op 4 december 1936 is dat nooit aan het bestuurlijkbeslissingsniveau van de raad voorgelegd. (L.C. 13-3-1937)
Na de tweede wereldoorlog wordt nog steeds de behoefte aan een nieuw marktterrein gevoeld en wordt op een programma van 19 punten als 4e urgentie de aanleg van een parkeerterrein annex marktterrein bepleit. Aanbevolen wordt opnieuw het plantsoentje naast Crackstate, maar nu worden daar meerdere vraagtekens bij gezet. (N.v.Frl. 21-12-1945) Ruim vier en een halfjaar later kiest het college voor de optie een marktterrein te realiseren op een stuk weiland achter de Dracht ten zuiden van de gasfabriek. (N.v.Frl. 23-6-1950) Een ieder weet inmiddels, dat daar uiteindelijk het Burgemeester Kuperusplein en het bodenterrein zijn gerealiseerd.
Op deze detailfoto is meteen ook te zien vanaf welk gebouw de hoofdfoto is genomen. Het is het gebouw van de telefooncentrale, waarvoor in april 1938 het plan wordt gelanceerd. Het gebouw van 20 bij 12 meter en twee verdiepingen met dak zal in gele steen worden opgetrokken en aanbesteed door Rijksgebouwendienst. (N.v.Frl. 4-4-1938) Zeer tot onze vreugde drukt de krant daar niet alleen een schetstekening van het vooraanzicht af van de door het gemeentebestuur bij besluit van 8 december 1936 hernoemde ‘Heerenstraat’ tot ‘K.R. Poststraat’, maar ook een situatieplattegrond van een essentiële strook passend bij onze hoofdfoto.
Bij de aanleg van het nieuwe tramtracé - de omlegging van de route van het tramstation aan het Stationsplein naar de Heideburen / het Meer - loopt deze na de oversteek van de trambaanbrug over de Heerensloot parallel aan het stukje Heerenstraat (1932 tot 1936) tot de Van Maasdijkstraat om vervolgens met een fraaie boog als railtraject tussen de Pastoriedwarsstraat en Heideburen zijn weg te vervolgen naar de trambrug over de Pastoriewijk en tussen Voormeerszathe en de Schoterlandsche Compagnonsvaart zijn weg te kunnen volgen richting Drachten.
Duidelijk is zowel op de hoofdfoto als op de situatietekening te zien, dat de tramrails (of de trambaan) van de straat wordt afgeschermd met een groenstrook en van de eventuele bebouwing met een hek van onderling verbonden paaltjes. Hoe lang dat zo is gebleven is niet duidelijk.
Met enige moeite is ter hoogte van de Van Maasdijkstraat ook waarneembaar hoe het verloop van de Heerenstraat (later K.R. Poststraat) een knik vertoond in noordoostelijke richting om zijn weg te vervolgen ten noorden van en parallel aan de tramrails.
Van de bebouwing aan de Van Maasdijkstraat is met zekerheid vast te stellen het bankgebouw van de Spaar-en Voorschotbank voor Heerenveen en omstreken aan de Van Maasdijkstraat nr. 1. In oktober 1934 wordt dit door architect C.J. Wierda ontworpen gebouw door aannemer Johannes de Haan opgeleverd. De gebrs. Kras hebben het electrische deel verzorgd en het schilderwerk is verzorgd door H.J. Douma. Als eerste is overigens gebouwd het woonhuis van mevr. de wed. G. Comello-Hettinga, aan wie de vergunningnr. 1134 d.d. 14 juli 1932 nog door de gemeente Aengwirden wordt verleend. Dat wordt het huisnummer 3. Vier maanden later volgt dan procuratiehouder F. van der Meulen met vergunningnr. 1156 met een iets kleiner woonhuis onder huisnummer 5. Uit de adresboeken van 1934 en 1938 blijkt, dat deze woningstichters er beide nog volop gebruik van maken.
Deze wetenschap, samen met de stichting en in gebruikneming van de telefooncentrale in 1939 - de vereniging van handelaren uit zich in de Leeuwarder Courant van 15 november 1939 over de langzame bediening en vindt dat een klacht ‘ter bevoegder plaatse’ ter kennis moet worden gebracht - maakt dat we de foto dateren op eind 1939.
Tegenwoordig maken we ons vaak verschrikkelijk druk in Heerenveen om de soms enorme kraaienkolonies in de paar hoge bomen, die in de plaats Heerenveen nog zijn te vinden. Of de enorm boeiende spreeuwenzwermen die met grote aantallen in de avondlijke lucht een ongelofelijke ‘circusact’ opvoeren, maar o wee als ze zich te kwetteren hebben gezet in een cluster bomen in de nabijheid van menselijke bewoning .... met lawaai-overlast en kwalsters ontlasting als bijproduct. In eerdere jaren vinden we in krantenberichten regelmatig enthousiaste verhalen over de terugkomst van een stelletje ooievaars, die voor hun nesteldrang worden gefaciliteerd met de bekende paal met het wagenwiel. Ook Heerenveen kent daarvan een aantal voorbeelden. Natuurlijk hebben we via www.delpher.nl ook nog geprobeerd iets te weten te komen over het ‘ooievaarsnest’ op onze foto.
Na een ontboezeming van een journalist van het Nieuw Advertentieblad van 16 januari 1901 (van de Hepkemadrukkerij), die het ooievaarsnest op de paal met wagenwiel als ‘wachtend op de bode der lente’ typeert, wordt regelmatig het leeggeroofde nest op boerderijen (‘t Meer, Blesdijke, Weststellingwerf, Joure) in het nieuws gebracht. In het nest op Voormeer begroet het ooievaarsouderpaar op 8 juni 1925 een ‘Hooggeboren drieling’ met een klepperend applaus (N.v.Frl). De vrees in april 1933, dat het tweede ooievaarsnest te Heerenveen achter in de tuin van notaris Schippers (het buiten Mariënbosch aan de Fok) en achter de woningerven van het nieuwe stratenplan (o.a. van Maasdijkstraat) onbewoond zou blijven, wordt na inspectie door ‘de’ ooievaar en zijn herhaalde terugkomst, niet bewaarheid.
De tuinman van Huize Voormeer wordt op een ochtend in mei 1936 onaangenaam verrast door de vondst van vier gebroken eieren onder de boom, waar het wijfje heeft zitten broeden. Verbaasd aanschouwt hij de activiteit van de beide vogels, die druk doende zijn het nest af te breken en de takken naar beneden gooien. Bij de afbraak ligt ook een snoek met het gewicht van een pond en een aantal kleine palingen. Na de voltooiing van die afbraak beginnen de beide vogels opnieuw met het bouwen van een nest. Nog wonderlijker is het verhaal van de bewoners van de Tjepkemastraat begin juli 1936. Zij hebben wel eens een paar ooievaars zien zitten op de hoge schoorsteenpijp van de voormalige oliefabriek van Woltman aan de Fok. Maar op een ochtend zien ze een viertal jonge eibers over de rand van pijp de omliggende wereld verkennen. Kennelijk hebben hun ouders in de schoorsteen hun nest gebouwd en daar de eieren uitgebroed. (N.v.Frl. 6-7-1936) Dit is wel zo bijzonder geweest, dat zelfs het landelijke ‘De Telegraaf’ er de volgende dag een kaderbericht aan wijdt.
Een natuurfotograaf van de Leeuwarder Courant krijgt in augustus 1939 een tip uit het Oranjewoud, dat zich daar bij avond een grote groep ooievaars verzamelen op de nokken van een aantal boerderijen. De volgende morgen klepperen de ooievaars bij het aanbreken van de dag in het halfdonker weg, maar de fotograaf ziet kans ze op de motor te volgen naar een stuk weiland, waar ze hun ontbijt bij elkaar grazen. Inmiddels is het zo licht geworden, dat hij er een prima beeld van heeft kunnen schieten.
Een andere locatie, die enkele malen het nieuws haalt, is het ooievaarsnest bij het ziekenhuis bij de kraamafdeling. Hij staat er in mei 1940 al een aantal jaren, maar is nog nooit bewoond geweest. Dit jaar vestigt zich er het derde ooievaarspaar van Heerenveen. Daarna worden er een aantal jaren geen kandidaten waargenomen, maar in 1950 blijkt er weer belangstelling voor het nest. In 1952 moet er zelfs door het broedpaar strijd worden geleverd tegen een indringer.
In 1941 meent notaris Schippers voldoende redenen te hebben de ooievaarspaal met wiel achter in zijn tuin te laten verdwijnen. De gemeente betreurt die daad en gemeentewerken richt in het plantsoentje aan de Woltmanstraat vlakbij de oude locatie een nieuw ooievaarsnest op en hoopt dat de ooievaars dat zullen kunnen waarderen. Of dat is gelukt, meldt het verhaal niet, maar men attendeert de omwonenden wel op mogelijk baldadige jeugd. In april 1942 wordt een kandidaat-ooievaarspaar wel gespot en blijft de hoop levend.
Niets, maar dan ook helemaal niets - hebben we kunnen vinden over ons ooievaarspaar op het nest van het Crackstate-plantsoentje. Laat de echte ooggetuigen van dit fenomeen zich alstublieft melden. Voorwaarde is dat U dan wel 85 jaar of ouder moet zijn, toch ?!
Een aantal jaren geleden heeft het museum, destijds nog Willem van Haren, een flink aantal digitale fotobeelden ten geschenke gekregen van de heer Ys Sevensma. Deze kleinzoon van de boekhandelaar Izaak Sevensma heeft veel originele beelden van de door zijn grootvader en later zijn vader uitgegeven prentbriefkaarten. Enkele daarvan geven ons een meer dan goede indruk van het Crackstateparkje. Bij die zending heeft Ys Sevensma enige historische gegevens gevoegd, die wij hierna graag aan U doorgeven.
Deze twee foto’s zijn genomen vanaf het
Crackstateterrein. De eerste geeft een groot deel van het plantsoen weer met o.a. de gracht van Crackstate, het padenstelsel, de muziekkoepel tegen de achtergrond van de telefooncentrale. De tweede laat een deel van de gestileerde vijver zien; opnieuw ook de telefooncentrale en de daken van de achterkant van de haaks op de Paul Krugerkade staande (6) steegwoningen met de oneven huisnummers 15 tot en met 25.
De toelichtende tekst van de heer Sevensma luidt: “Ooit stond in één van de Veenbrieven een foto afgebeeld met de vraag aan lezers waar of deze foto was genomen ?” (De vraag is gesteld door Piet Zandhuis in het februari-nummer 2002 van de Veen- brief, jrg. 16, nr. 2, blz. 20. Zie hieronder. Wd.)
Hij vervolgt zijn uitleg als volgt: “Ik neem aan dat deze vraag inmiddels al lang is beantwoord want het was het plantsoentje naast Crackstate tussen de voormalige Paul Krugerkade en de K.R.Poststraat, aangelegd omstreeks 1946. In de oorlog bevonden zich daar twee betonnen schuilkelders die na 1945 zijn verwijderd en toen is gelijk het gehele terrein heringericht. Bijgaande foto’s zijn daar gemaakt.”
Een aantal jaren voor het uitbreken van de tweede wereldoorlog is Nederland zeer intensief bezig geweest met het onderdeel ‘luchtbescherming’. Ook in Heerenveen is daarvoor een vereniging in het leven geroepen. Bij de inrichting van het tentoonstellingsterrein in augustus 1937 voor de H.A.N.I.W.O.- II in de Schouwburg en in twee grote hallen langs de K.R. Poststraat met een tussenliggende open ruimte wordt dan ook een inzending op het gebied van de luchtbescherming ingericht. Zo is op het open terrein met primitieve middelen een particuliere schuilkelder aangelegd.
In een gemeentelijk dossier 194-5, die gaat over de Gebouwen c.a. ten behoeve van de luchtbescherming bevindt zich een stuk met als datum: 1 april 1943. Daarin wordt ondermeer geschreven, dat de schuilkelder aan de Krugerkade niet meer in goede toestand is. De grond is er af en de betonplaten worden zichtbaar. Dus tegen bomscherven is er geen dekking meer. Er is permanente wacht nodig. Zoden, struiken en prikkeldraad moeten de kinderen weren.”
Drie andere dossiers van gemeentewerken 81-1, 81-2 en 81-3 bevatten gegevens over schuilkelders bij het Huis van Bewaring (dus Crackstate-gevangenis en bunkers bij de Thialfweg bij de openbare lagere school aan de Thialfweg, en aan de Van Helomalaan twee stuks achter de Rijks H.B.S. op een terrein achter mr. M.E. Hepkema. Voorts worden genoemd twee achter Huize Honk op het terrein van D. Kornelis aan de Burg. Falkenaweg. Daarbij ligt de nadruk op de afbraak van de betonnen casco’s o.a. met staafjes dynamiet. Deze dossiers zijn gevormd in de periode 1946-1956.
Tenslotte willen we U nog laten weten, dat - nadat dit verhaal voor 95 procent geschreven was, bleek dat onder fotoarchiefnummer 00045 ook een kiekje van het formaat 6 x 9 cm met witte kartelrand in de fotokluis werd aangetroffen. Dank voor uw medeleven !
en...., met dank voor de laatste foto van Marinus Boermans.
2016, september 3 - wibbo westerdijk - hip-backup
WAARDEVOLLE AANVULLING VAN DE HEER YS SEVENSMA
Citaat: “Afgelopen weekend – 4 december 2016 - heb ik mij weer eens verdiept in de artikelenreeks “Foto met een verhaal”, waarin u o.a. die interessante foto beschrijft, genomen vanaf het gebouw van de Telefooncentrale aan de K.R. Poststraat.
U dateert deze foto uit het jaar 1939, maar naar mijn herinnering is het plantsoentje eerst na 1945 gerealiseerd en zou de foto dus ook van na de oorlog moeten zijn. De tramrails liggen er nog. Deze zijn enkele jaren na het staken van het reizigersvervoer in 1947, opgebroken. Het ooievaarsnest kan ik mij nog wel (bewoond of niet) herinneren.
Schrijvend over de Telefooncentrale moet ik overigens denken aan de laatste oorlogsdagen van 1945, toen overal geruchten de ronde deden dat de bezetters plannen hadden tot het opblazen van bruggen en gebouwen. Hierbij zou ook de Telefooncentrale niet gespaard worden. Aangezien wij vanuit onze achterkamerramen uitzicht hadden op dit gebouw was dit een reden om, waar dit kon, alle ramen geopend te houden. Gelukkig was het droog weer!
Tot zover even deze aanvulling op uw artikel.”
Heer Sevensma, hartelijk dank voor uw noodzakelijke en uitgebreide nuancering.
Wibbo Westerdijk.
Heerenveen 262, 479, 540, 499, 510, Breedpad 11
HIP-TIME MAGAZIN 134

Heerenveen 262, 479, 540, 499, 510, Breedpad 11
Inderdaad, deze magische getallen betreffen allemaal datzelfde pand op de hoek van de noordwestelijke hoek van het Breedpad met de Molenwijk, sinds 1934 Gedempte Molenwijk. Het zijn de huisnummers, welke het pand in de loop van de jaren van 1809 tot heden op de deurpost heeft gehad. Die hernummeringen zijn kort voor 1880, 1900, 1910, 1920 en 1930 van kracht geworden op basis van een bestuurlijke afspraak in de gemeente Schoterland.
De uitwerking daarvan in 1879 staat in een ‘akte van aanbesteding’ door de gemeente onder inventarisnummer SCO 1127. De ‘voorwaarden waarop door de Burgemeester der Gemeente Schoterland zal worden overgegaan tot de aanbesteding bij gesloten briefjes van een geheel nieuwe vernummering van de gebouwen in die Gemeente. Het achtste perceel betreft de gebouwen onder Heerenveen, 540 in getal.” Het is aanbesteed op 1 november 1879 aan Jan Willems Kampen, verwer te Nijehaske, voor 83 gulden, met als borg Jan Ankerman, mandemaker te Nijehaske.
Deze maatregel komt eigenlijk dertig jaar later nadat het op aandringen van de gouverneur in 1851 op de agenda van de raad der gemeente is gezet. Op 9 maart 1852 wordt namelijk een verordening afgekondigd, waarin wordt bepaald, dat huizen die zullen worden bijgebouwd een a., b. of c. etc. krijgen toegevoegd aan het voorgaande huisnummer. Wel blijft de doorgaande nummering door heel Heerenveen (Schoterland) bestaan.
Het bovenstaande fragment van een kleurenfoto is gemaakt van de in het museum Heerenveen tentoongestelde maquette, welke in het jaar 2000 de animatiefolder ‘Licht op historische Heerenveen’ siert met de bedoeling de werving van sponsoren te activeren. Plaatsgenoot Syb Braaksma heeft de vererende opdracht voor de illustraties daarvan gehad. Graag willen we deze voor ons verhaal toepasselijke situatie van het Breedpad aan de vergetelheid van de folderstatus ontrukken. U weet dat het meeste linkse dak op deze foto toebehoort aan het pand met de kadastrale nummers A-383 tot en met A-386, waarover we eerder schreven in HIP-Time 131.
Allereerst belichten we - als het kadaster in 1832 effectief is geworden - het kadastrale nummer A-383. Het is dan de koopman Bote Spandaw, die het huis - met huisnummer 262 - en het erf met een grootte van 3.50 are aan het ‘Breedepad’ tot zijn eigendom mag rekenen. Trouwens ook de kadastrale nummers A-384, A-385 en A-386, waarvan het vaststellen van de bewoning aanzienlijk moeizamer gaat dan van huisnummer 262. De drie achterliggende bewoonbare panden hebben soms drie, soms vier en tenslotte twee gezinseenheden onderdak te bieden. Dat gaat nog door tot in het jaar 1865 beide gezinnen, die 262(a) en 262(b) gebruiken c.q. huren, naar elders verhuizen en de woningen niet langer terug te vinden zijn in het bevolkingsregister van die periode. We komen daarop terug.
Het koopmanschap van Bote Sibles Spandaw komt in de eerste jaren niet tot een duidelijke omschrijving, maar uit aantekeningen van vroegere onderzoekers van Heerenveens historie wordt gesproken over handel in graan en vervoer over het water. Een relatie met graan vindt zijn bevestiging in januari 1842. De Leeuwarder Courant van 7 januari 1842 zet dan de volgende advertentie: “Uit de Hand te Huur, op den 12 Mei 1842: Eene beklante BAKKERIJ, te Luinjebert; te bevragen bij B. Spandaw, te Heerenveen”. Eigendom ? Bemiddeling ? Leveranciersbelang ? Dat valt hier niet uit af te leiden. Maar wanneer je in december 1843 dezelfde bakkerij te Luinjebert opnieuw ziet geafficheerd door B. Spandaw ga je daar wel aan denken.
Zijn familieleven is door het vroege overlijden van zijn eerste vrouw Trijntje Jacobs de Boer op 35 jarige leeftijd, die hem 6 kinderen (geboren tussen 1814 en 1826) nalaat, natuurlijk stevig overhoop gehaald. Hij is evenwel zo fortuinlijk vrij snel te kunnen huwen met Wiebrigje Fokkes Veenema. Deze neemt tevens de zorg op zich van een zich sterk uitbreidend gezin door daaraan 9 kinderen (geboren tussen 1828 en 1841) toe te voegen, waarvan slechts eentje (Fokje 1) op jonge leeftijd overlijdt.
Op welstand van het gezin Bote Spandaw krijgen we in 1856 meer zicht na het overlijden van Bote Spandaw op 28 oktober 1856. Notaris Arjen Binnerts in Heerenveen gaat samen met candidaat-notaris J.G. de Jongh te Gorredijk bij logementhouder Jorissen op de Dracht op 16 december de nagelaten vastigheden verkopen. Het gaat natuurlijk om een ‘ruime Koopmanshuizinge, met twee daaraan verbonden woningen en een pakhuis’ aan het Breedpad en de Molenwijk. De overledene heeft daar een lange reeks van jaren een succesvolle ‘handel in granen, dranken en kruidenierswaren gedreven’, mede door de gunstige ligging voor allerlei soorten bedrijven geschikt. Verder komt in de verkoop een winkelhuis met grond en tuin, vlakbij de kerk van Nijehaske. Op dit ogenblik is Jacob Spandaw (geb. 1824) daar de bewoner. Hij is vrijgezel. Als derde perceel wordt de ‘huizinge, nieuw gebouwde schuur en bakkerij, met grond en tuin in Luinjebird, welke wordt bewoond en gebruikt door S. Heinsius, aangeboden. Heinsius is daar al enige tijd bakker, maar het jaar na de verkoop vinden we zijn naam als kastelein in ‘De Pijlaars’ te Tjalleberd.
De Hervormde familie Spandaw heeft zowel in de Hervormde Kerk van Heerenveen als in die te Nijehaske een stoel-of vrouwenzitplaats. Ook deze zal worden verkocht. Dat er aan het bedrijf vervoersaktiviteiten blijkt uit de laatste kavel: “Een fraai en voor korte jaren nieuw gebouwd Jagt of Veerschip, groot 22 ton, met 1 Zeil, 5 Fokken en verdere inventaris”. In de acte van 2 december 1856 van notaris Binnerts (akte 387) lezen we een opbrengst van de verkoop van fl.5148.10. In een voorlopige toewijzing van een schip op 16 december 1856 wordt deze ‘De Jonge Bote’ genoemd. De weduwe blijft actief als winkelierster in granen en sterke drank, mede dankzij de hulp van een viertal geldschieters die een obligatie op haar affaire afsluiten, o.a. bakker Rodenburg te Heerenveen, bakker Boltje in Bovenknijpe en kastelein Hendrik Zandstra in Oudeschoot.
Zij overleeft haar man nog 4 jaar en overlijdt op 9 december 1860, precies 60 jaar oud. Dat betekent een kadastrale scheiding, welke in het dienstjaar 1862 wordt afgesloten.
Haar jongste zoon Bote Botes Spandaw (geb. 1841) wordt de eigenaar van A-383 (huis en erf aan het Breedpad no. 262) met een gebouwde waarde van fl.120.-. In het Bevolkingsregister Heerenveen 1850-1860 (SCO 1895) staat overigens als hoofdbewoner ingeschreven Fokke Botes Spandaw (geb. 1834) met als ‘affaire’ het grossierschap, en zijn vrouw Catharina de Jong. Tot 4 juli 1864 ook zijn zuster Fokje. Deze gaat dan naar Nijehaske verhuizen; zuster Klaaske gaat naar Ternaard; zuster Martha blijft deze periode nog en eigenaar broer Bote woont er ook bij in. In het familiebericht waarin F.B. Spandaw ‘uit aller naam’ in de Leeuwarder Courant mededeling doet van het overlijden van hun moeder, laat hij weten dat ‘de affaires op dezelfde voet gecontinueerd worden’. Vlekkeloos verloopt dat niet altijd, want anders zou een borgtocht van Albert Rodenburg, mr. bakker op de Lindegracht, voor Fokke en Bote Spandaw, die de handel in sterke dranken drijvende willen houden ‘ten behoeve van en tot zekerheid van de ontvanger der belastingen in-en uitgaande rechten en accijnzen te Heerenveen terzake van een doorlopend krediet wegens de omslag van binnenlands gedistilleerd’ van fl.4000,- niet strikt nodig zijn. Notaris A. Binnerts formuleert dit in acte 229 op 15 juli 1870.
Eerder hebben we U toegezegd terug te komen op de bewoning van de andere woningdelen van huisnummer 262, omdat die bewoning zou eindigen in het jaar 1865. Over het waarom van dat einde kunnen we alleen maar speculeren. Mogelijk hebben de broers Spandaw de al oude huisjes nodig gehad als ‘bergplaatsen’ of als ‘pakhuizen’ ? We weten het niet !
Aansluitend op de Volkstelling van 1830, waarvan we U de bewoners van alle wooneenheden al hebben gegeven, moeten we nu een beroep doen op de ‘Staten van de Loop der Bevolking’. De eerste die ter beschikking is in het gemeentearchief is van 1836. Dat er van de Personele Omslagen van de jaren 1831 tot en met 1835 geen gegevens van de bewoners van nrs. 262a tot en met 262d zijn te vinden, heeft te maken met hun geringe belastbare inkomen. Slechts oud-Amsterdammer Pieter Fredrik Stuwe moet voor fl.2,32 personele omslag betalen, maar hij is dan ook “oud-visiteur” (belasting-inspecteur) en weduwnaar, 67 jaar oud. Zijn dochter Johanna Berendina trouwt met Johan Leonard van Schaijk, controleur der Rijksbelastingen, die in Heerenveen een zeer bekende persoonlijkheid blijkt.
De twee families die in de Volkstelling van 1830, nog wel staan: Feite Berends Schotanus, 27 jarige arbeider, en 31 jarige arbeider Lucas Prinsen, vinden we in de Personele Omslagen van 1831 tot en met 1835 niet terug. Zij zijn beide niet aangeslagen.
In de Staat van de Loop der Bevolking van 1836 wonen zij ook niet meer op dit adres bij Spandaw. Lucas Prinsen en zijn vader Lammert Everts Prinsen zijn allebei op 30 maart 1834 ‘s avonds om elf uur ‘in het water verdronken’. Vader Lammert is dan 68 jaar en zijn zoon Lucas is 35 jaar. Lucas zijn weduwe woont in 1836 op huisnr. 259 aan het Achterom (SCO). Feite Berends Schotanus is dan inmiddels weduwnaar en in 1836 net opnieuw gehuwd. Hij woont dan in Aengwirden.
Lijst van Bewoners van huisno. 262 (a), huurders van Bote Sibles Spandaw c.s.
1836 262a Wiebe de Boer zonder beroep 3 personen
1837 262a Wiebe de Boer zonder beroep 3 personen
1838 262a Wiebe de Boer, koopman 13 personen
1839 geen gegevens beschikbaar
1840 262a Wiebe IJntzes de Boer zonder beroep 2 personen
1841 262a Jacob Rinderts Scheepstra arbeider 2 personen
1842 geen gegevens beschikbaar
1843 262a Jolle Durks Jager arbeider 6 personen
1844 262a wed. Broer v.d. Werf, zonder beroep 2 personen
1845 262a Manus van den Berg arbeider 3 personen
1846 262a Manus van den Berg schoenmakersknecht 3 personen
1847 262a Manus van den Berg schoenmakersknecht 3 personen
1848 262a Harmanus van den Berg schoenmakersknecht 3 personen
1849 262a Hermanus van den Berg schoenmakersknecht 3 personen
1850 262a Hermanus van den Berg schoenmakersknegt 3 personen tot 1855
1855 262a Marten Willems v.d.Tempel timmerknegt 4 personen
1856 262a Marten Willems v.d. tempel timmerknecht 2 personen
1860 262a Marten Willems vd Tempel timmerknecht 2 personen
1865 262a Marten Willems v.d. Tempel, vertrekt 12 mei 1865 naar Aengwirden.
N.B. De verhuur door de Spandaw’s stopt !
Lijst van Bewoners van huisno. 262 (b), huurders van Bote Sibles Spandaw c.s.
1836 262b Dirk J. Cuiper gruttersknegt 6 personen
1837 262b Johannes Nauta timmerknegt 3 personen
1838 262b Johannes Nauta timmerknegt 3 personen
1839 geen gegevens beschikbaar
1840 262b Johannes Jans Nauta timmerknecht 3 personen
1841 262b Johannes Nauta timmerknegt 2 personen
1842 geen gegevens beschikbaar
1843 262b Johannes Nauta timmerknegt 4 personen
1844 262b Johannes Jans Nauta timmerknegt 4 personen
1845 262b wed. Popke F. v.d. Werf arbeidster 2 personen
1846 262b wed. Popke F. v.d. Werf zonder beroep 2 personen
1847 262b wed. Popke F. v.d. Werf zonder beroep 2 personen
1848 262b wed. Popke F. v.d. Werf zonder beroep 1 persoon
1849 262b wed. Popke F. v.d. Werf zonder beroep 1 persoon
1850 262b Louw Louwrens de Boer leerlooijersknecht 7 personen
1855 262b Jacob Jisses Leertouwer pottebakkersknegt 2 personen
1856 262b Jacob Jisses Leertouwer pottebakkersknecht 2 personen
1860 262b Jacob Jisses Leertouwer pottebakkersknecht 4 personen
1865 262b Jacob Jisses Leertouwer, vertrekt 1 juni 1865 naar Aengwirden.
N.B. De verhuur door de Spandaw’s stopt !
Lijst van Bewoners van huisno. 262 (c. en/of d.), huurders van Bote Sibles Spandaw c.s.
1836 262c Tjitte D. de Jong arbeider 6 personen
1836 262d Anke Blom spinster 1 persoon
1837 262c Tjitte D. de Jong arbeider 6 personen
1846 262c Tiete Pieters van der Zee koperslagersknecht 2 personen
1847 262c Tiete Pieters van der Zee koperslagersknecht 3 personen
1848 262c Tiete Pieters van der Zee koperslagersknecht 2 personen
1853 262c IJsbrand v.d. Werf conducteur 2 personen
Nota Bene: Anke of Antje Blom is een oudere ongehuwde vrouw van 67 jaar, die op 18 december 1836 overlijdt in een huis van eigenaar en timmerman Abe Dirks Mulder. Het huisje staat in de Zwarte Steeg en kent minimale voorzieningen. In haar overlijdensacte staat ‘arbeidster’.
Kort voor 1878 wordt er door de gebrs. Spandaw een herschikking van hun bezit uitgevoerd, waarbij de kadastrale nummers A-384, A-385 en A-386 worden samengevoegd met A-383. Daardoor ontstaat - door wat men noemt - “dj. 1878 vereenigd” een perceel met huis en erf ter grootte van 4.34 are. In dat dienstjaar 1878 is dus ook het kadastrale nummer A-1550 toegekend. Op het kaartje van het netteplan 1887 is dat duidelijk te zien.
De periode in het bevolkingsregister van 1870 tot 1880 (SCO 1913) voorzover het Breedpad 262 betreft, levert de namen van de bewoners Fokke en zijn vrouw Catharina de Jong op. Broer Bote als vrijgezel woont erbij in; zus Martha is voor een korte periode even weer ‘thuis’ (14 nov. 1887 tot 2 juli 1888) en een nicht Minke Sterkenburg is eveneens reeds vaste bewoner sinds juni 1864.
In 1879 wordt een hernummering van de Heerenveense huizen administratief tot stand gebracht. Dat is voor het eerst na de invoering van de huisnummering in 1809. Huisnummer 262 krijgt nu een veel hoger huisnummer, nl. nummer 479. Voortaan laat het grietenijbestuur bij iedere volkstelling (om de tien jaar) de huisnummering aanpassen aan de uitbreiding van het woningarsenaal door nieuwbouw.
De periode 1880-1900 (SCO 1929) levert opnieuw een ander bewoningsbeeld op. Het bevolkingsregister heeft het overlijden van Fokke Botes Spandaw op 8 juli 1885 verwerkt, waarmee zijn weduwe Catharina de Jong het hoofd van het gezin wordt. Uiteraard in de bedrijfsvoering bijgestaan door zwager Bote Botes Spandaw. Nicht Minke (36 jaar) treedt uiteindelijk toch nog in het huwelijk op 9 mei 1889, wat meteen haar vertrek betekent naar Tjerkgaast waar haar echtgenoot Hendrik Meines, koopman is (38). Nieuwe bewoner in nr. 479 is Catharina’s neef Kornelis IJbes de Jong (geb. 1871), die als commissionair werkzaam is. In 1900 wordt Catharina’s zuster Janna (Janke) ook op dit adres ingeschreven.
Overigens krijgt de firma F. en B. Spandaw nog wel te maken met de vestiging van de slagerij van Jan Jans Smilde op no. 480, waarvoor zij vanwege de toestemming voor een hinderwetvergunning ook worden gehoord. Zij willen niet tegenwerken, maar hebben wel bezwaren. Zo vinden zij net als andere belanghebbenden, dat er geen stalling van vee mag worden toegestaan en evenmin een mestbult mag worden aangelegd. Bovendien moet het bloed van de slacht direct worden verwijderd.
Het jaar 1900 begint weer met een volkstelling en de Schoterlandse bestuurderen zien voldoende reden om de huisnummering weer te actualiseren. Nu wordt nr. 479 omgenummerd naar nr. 540. Nieuw is ook dat Bote Botes Spandaw als hoofd van het gezin op nr. 1 staat in het bevolkingsregister 1900-1910 met het beroep ‘koopman’. In 1905 schaart de firma F. en B. Spandaw zich bij een groep Heerenveense handelaren, die de vrachtrijders en vrachtschippers en anderen verzoeken ook na juni zaterdags Heerenveen te bezoeken. De zaterdagmarkt wordt dan namelijk op initiatief van de Kamer van Koophandel om meerdere redenen verplaatst van zaterdag naar donderdag.
Het kadaster licht ons achteraf in over de herbouw van het lange pand A-1550 in het dienstjaar 1907. De krant geeft ons daarover geen nieuws, maar in de kadastrale regel is sprake van een ‘pakhuis’ waarover eerder geen melding wordt gemaakt. Het meest zuidelijke gedeelte van het pand kan een functie als pakhuis hebben gekregen, en is de meest aannemelijke optie.
Drie jaar later - in het kadastrale dienstjaar 1910 - wordt het gehele kadastrale perceel A-1550 verkocht aan Egbert Jans de Jong. Die verkoop is terug te vinden als advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 9 december 1908. De veiling van het koopmanshuis met pakhuizen, graanzolders, erf en turfhok is groot 4.34 are is in het koffiehuis Prinsen op de noordoostelijke hoek van Molenwijk met Breedpad bij de Spandawbrug. Het huis heeft een zijkamer, keuken en achterhuis, waarin een regenwatersbak. Bij de finale veiling wordt op 19 december uitgegaan van een bod fl.5525,-.
Egbert de Jong is op dat ogenblik koopman in Oudehaske en gezien het gegeven uit het bevolkingsregister, dat hij per 18 mei 1909 het huis met zijn vrouw Nennigje Jacobs Huisman en hun vijf kinderen gaat bewonen, geeft weer eens aan dat het kadaster standaard achterloopt op de werkelijke situatie.
De 9e Volkstelling in 1910 is het de aanleiding om opnieuw het huisnummer aan te passen. Deze keer wordt nr. 540 omgenummerd naar nr. 499. Egbert Jans de Jong geniet slechts korte tijd van zijn bewoning, want op 29 april 1913 overlijdt hij op 41 jarige leeftijd. (SCO 1964. Zijn weduwe Nennigje Jacobs Huisman vertrekt enkele maanden later op 22 juli 1913 met haar kinderen weer terug naar Nijehaske. Zij worden opgevolgd door Andries Bootsma, een kaaskoopman uit de Stellingwerven, die van een ander adres in Heerenveen hier naartoe verhuisde in mei 1913. Samen met zijn vrouw Pietertje Heida en zes jonge kinderen, waaraan in 1914 nog eentje wordt toegevoegd, blijven ze niet zo lang. Immers ze verhuizen al weer op 11 mei 1915 om naar Huizum te gaan. Tot onze verrassing zijn de nieuwe bewoners oude bekenden, want Nennigje Jacobs Huisman, wed. Egbert Jans de Jong, koopvrouw, vestigt zich hier opnieuw vanuit Nijehaske. Dat is slechts voor enkele maanden, nl. van 22-5-1915 tot nov. 1915. Een andere woning in Heerenveen is hun bestemming.
Dan komt als nieuwe bewoner Willem Boerrigter met zijn dochter Maria elders uit Heerenveen. Hij is expediteur bij Van Gend en Loos en weduwnaar. Maria doet de huishouding. Zij vertrekken per 1 mei 1917 naar Goor om te worden opgevolgd door Antonius Johannes ten Pas, eveneens expediteur bij Van Gend en Loos. Hij is afkomstig uit Goor. Zijn vrouw en twee dochters vergezellen hem. Tijdens de bewoning van ten Pas wordt eind 1920 opnieuw hernummerd. Deze keer van nr. 499 naar nr. 510.
Uit de verkoopadvertentie van notaris Schippers van 2 februari 1923 in het Nieuwsblad van Friesland van 8 februari 1920 blijkt het ruime koopmanshuis aan het Breedpad en de Molenwijk met een grootte van 4.34 are nog eigendom te zijn van E.J. de Jong. Het kantoor van Van Gend en Loos is er weliswaar in gevestigd, maar er wordt toch goed op geboden. Op 20 februari 1923 bij de provisionele veiling wordt het ingezet op fl.9400,- en bij de finale veiling op de 23e daaraanvolgend wordt koopster de ongehuwde Aukje Adriana Theresia Doedijns te Leeuwarden eigenaresse voor fl.9701,-. Zij blijft wonen in Leeuwarden en zal dit als een beleggingsobject hebben beschouwd. De expediteur A.J. ten Pas met zijn kantoor van Van Gend en Loos heeft kennelijk besloten per mei 1923 twee panden verderop - op Breedpad nr. 512 - zijn bedrijf voort te zetten. Dat blijkt uit zijn gezinskaart en uit verschillende foto’s, waarop te zien is dat aan de muur een bedrijfsreclame is bevestigd. Mevrouw Doedijns aanvaardt vervolgens als huurder per mei 1923 Pier Bos, koopman in touw. Hij woont eerder op Heerenveen no. 610 (Korflaan) en trekt nu met vrouw Romkje Geertsma, twee kinderen en een dienstbode naar het Breedpad 510.
Zijn eerste opdracht aan het Nieuwsblad van Friesland vinden we in het exemplaar van 8 juni 1923 met een grote advertentie met een opsomming van zijn assortiment:
“Het adres voor LANDBOUWBENOODIGDHEDEN is P.K. BOS, Breedpad, Heerenveen (Naast Café Prinsen). 1e soort Hooitiemen, 2-paards, fl.15,-; Achter-en Voorlijnen, per 10 vaam, per paar fl.3.- of fl.4.-, groote Paardedekken fl.3.-; Legerdekken fl.5.50, Koedekken, gestreept, 85 cent, Leidsels met knippen vanaf fl.1.50; Wagenvet per bus fl.1.25, complete luxe Tuigen fl.85.-, alles inbegrepen. Verder alles wat tot het het boerenbedrijf behoort in Leer-en Rouwwerk. Beleefd aanbevelend.”
Bij het selecteren van de berichtgeving in de krant met als zoekwoord “Breedpad 510” worden verrast met een grote advertentie, welke we na lezing willen afdoen met de kreet ‘dat zal wel fout zijn !’. Wat is namelijk de kop van een grote advertentie: “BEKENDMAKING - BOAZBANK.” Hun boodschap aan de Heerenveense bevolking is: “Met ingang van 1 October j.l. (1923) benoemden wij tot directeur onzer instelling den Heer L. BROUWER, voorheen procuratiehouder der Boazbank te Sneek.” Tenslotte als laatste in het oog springende zin lezen we dan: ‘BOAZBANK, BREEDPAD 510, HEERENVEEN’.
Bij een eerdere gelegenheid hebben al eens vastgesteld aan de hand van een bericht in de Hepkemakrant van 21 november 1919, dat met ingang van 17 november 1919 de Coöp. Spaar-en Voorschotbank “BOAZ” voor Heerenveen en Omstreken kantoor gaat houden op de Verlengde Dracht 269 en dat is het woonhuis van A. Borkent zoals blijkt uit het kohier van de Personele Omslag 1919 (ten noorden van de Koornbeurs).
Wat schetst onze verbazing wanneer we in de Hepkemakrant van 23 maart 1923 ook nog een advertentie vinden met de overduidelijke tekst: “Kantoor Boazbank Heerenveen verplaatst met ingang van heden van Lindegracht naar Breedpad no. 510”. De vraag is dan: “Waar op de Lindegracht is het kantoor van de Boaz-bank dan wel geweest ?” Dus opnieuw gezocht ... en gevonden: “Kantoor “Boaz”-Bank (kassier-boekhouder A. Borkent), tijdelijk verplaatst naar Lindegracht 81, ten huize van F. Koksma, Banketbakker”. Zo luidt het bericht in het Nieuwsblad van Friesland van 1 mei 1923.
Teruggrijpend op deze datum 23-3-1923 komen we tot de bevrijdende conclusie dat de Van Gend en Loos-man Antonius J. ten Pas onderdak heeft geboden aan het kantoor van de Boazbank in Heerenveen. Nu er op 1 oktober 1923 een - echte - directeur is benoemd zal hij zich volledig moeten richten op zijn Van Gend en Loos -taak. Die gedachte wordt nog versterkt als we een advertentie van 5 februari 1924 zien in het Nieuwsblad van Friesland, dat de Boaz-Bank-Heerenveen nu staat gevestigd op Breedpad 511. Met als exploitant op nr. 511 de slager Reinske Smilde (1880) en op de bovenwoning nr. 511boven zijn vader Jan Jans Smilde, zonder beroep, maar ooit ‘vleeschhouwer’, lijkt de Boaz-bank langzamerhand toe te zijn aan een eigen gebouw.
Met het raadplegen van de gezinskaart van Berend Nijenhuis, winkelier in suikerwerken en tevens ‘gemeubileerde kamerverhuurder’ staat op volgnummer 11: “Brouwer, Leendert; geb. 4 juni 1901 Leerbroek; ongehuwd; geref. kerk; Directeur Boaz-bank; ingekomen 29 december 1923 van Sneek; vertrokken februari 1928 naar Heerenveen 207boven.” Daar wonend wordt voor hem ook een ‘eigen’ gezinskaart aangelegd en waar als eerste wordt bijgeschreven op 14 augustus 1929 zijn kersverse en nagelnieuwe echtgenote Geertje van Lith (1908), waarmee hij diezelfde dag in Beverwijk in het huwelijk is getreden. Nog diezelfde maand verhuist het echtpaar naar het adres Heerenveen 321 op de Verlengde Dracht (één van de Feitshuizen), waar hun dochter Tonny wordt geboren op 28 mei 1930. Krap een jaar later lonkt het pand Oranjewoud 15, waar ze per 1 april 1931 zich vestigen. Hun laatste adres in Heerenveen is de Lindegracht 23, omdat de Boaz-bank is opgegaan in de Noord-Friesche Middenstandsbank (met huisnummer Lindegracht 25) en Leendert Brouwer daarvan de directeur wordt. Dat is per 1 november 1934. Op 23 november 1939 ‘emigreren’ ze naar Beverwijk.
Bij toeval vinden we ook nog een vermelding in een minuutakte van 2 april 1924 door notaris Jan Willem Schipper. Het blijkt te gaan om een wissel(brief), waarbij de Coöp. Spaar-en Voorschotbank Boaz voor Heerenveen en omstreken is betrokken en waarvoor directeur Leendert Brouwer binnen drie dagen een notariële acte moest laten opmaken om protest aan te tekenen.
Na deze afdwaling naar de Boaz-bank en Leendert Brouwer terug naar het Breedpad in 1923. De advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 27 november 1923 vlak voor het aanstaande St. Nicolaasfeest is voor Pier Bos een prima gelegenheid zich opnieuw te presenteren aan het Heerenveense, kopende publiek: “St. Nicolaas. Zoekt U fijne lederwaren ? Voor billijke prijzen Ga dan naar P.K. Bos, Breedpad, Heerenveen. Ruime keuze in damestassen, portemonnaies, sigarenkokers, portefeuilles, enz. Vriendelijk aanbevelend !”
Op 16 januari 1924 ligt in een persbericht de nadruk op ‘Schaatsen, Schaatsen tegen de allerlaagste prijzen bij P.K. Bos, Heerenveen, Breedpad. Tevens Leerwerk voor Schaatsen, fl.1,- per stel ‘.
In mei 1926 wordt het op Breedpad 510 een stuk drukker. Het aantal bewoners breidt zich uit als de moeder van Romkje Geertsma (Hiltje Jans Mulder (1860) en haar zuster Grietje Johanna (1901), en bovendien hun commensaal Jelle Molenaar (1902), die rijwiel-en motorhersteller is, zich hier ook vestigen. Zij hebben op Het Achterom (oostelijk van de Molenwijk) gewoond (thans klompenhandel Bouwhuis).
In het kadastrale dienstjaar 1929 verkoopt mejuffrouw Doedijns het pand aan Pier Klazes Bos, die het sinds mei 1923 in huur heeft gehad. Het blijkt uit talloze advertenties, welke met de steekwoorden “P.K. Bos” en “P.Bos” en Breedpad bij de website <www.delpher.nl> zijn te vinden, dat het koopmanschap van Bos een breed assortiment artikelen omvat. We hebben uit de periode mei 1923 tot mei 1933 het aantal advertenties bekeken en komen dan op een aantal van 85 stuks. In het begin afficheert hij zich als ‘touwhandel’ en richt hij zich voornamelijk op de veehouderij met artikelen als ‘hooitiemen, achter-en voorlijnen, leidsels, hoorntouwen, koehalsbanden’, maar ook paardedekken, legerdekken, koedekken, tuigen. Met andere woorden ‘leer-en touwwerk’. Ten gerieve van de veeboeren faciliteert hij hen ook met wagenvet, muggenverdelger RIDS voor veestallen, Bosoline tegen tongblaar, helende zalf voor koeienuiers. De winkel aan het Breedpad wordt bovendien regelmatig wegens de ‘fijne lederwaren’ (damestassen, portemonnaies, sigarenkokers, portefeuilles, dames-en herenschoenen, schaatsschoenen). Zelfs de zomervakantie wordt aangegrepen met artikelen voor reizen en kamperen (allerlei soorten koffers, rieten manden, rugzakken, veldflessen, thermosflessen, padvindersriemen en -fluiten, sportartikelen, kap-en scheerdozen). Ook de schoolgang wordt gestimuleerd met schooltassen, aktetassen. In juni 1931 noemt hij zijn winkel zelfs het ‘Hengelsporthuis’ met snoeren en hengelstokken. Als een geregeld terugkerend onderwerp komt het ‘Schaatsen’ in de advertenties teug, met b.v. in 1927 de alleenverkoop van de Kampioen Schaats van E. Vonk, schaatsenmaker te Oudeschoot. Pasen, kermis, winkelweek, vakantie, Sint Nicolaas en Kerst zijn kapstokken voor bijzondere advertenties voor o.a. geschenken, parfumerieën, rookstellen, likeurstellen, vazen en kannen.
Op 14 september 1931 registreert de Dienst Gemeentewerken de aanvraag voor een bouwvergunning ten behoeve van een “uitbreiding van de winkel’. De raad oordeelt op 16 september positief met vergunningnr. 2323. J. Schaap en zoon, timmerlieden en aannemers zullen dat uitvoeren. Er wordt in korte tijd verbouwd, want op 7 october 1931 lezen we: “Hedenavond HEROPENING van onze nieuwe zaak in alle soorten Lederwaren en Koffers, parfumerieën, enz. Tevens is aan onze zaak verbonden een afdeeling in Goudsch kunstaardewerk. Vriendelijk aanbev. P. Bos, Breedpad, Heerenveen”.Van ‘koopman’ in schaatsen gemaakt door andere schaatsenmakers ontwikkelt Pier Bos zich ook tot producent van schaatsen. Dat blijkt voor het eerst uit een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 6 december 1933, waarin hij de “PB Schaatsen” introduceert met als slogan: “Geen massaproduct. Iedere schaats een meesterstuk.”
Als kroon op zijn inspanningen publiceert het Nieuwsblad van Friesland in haar nummer van 5 juni 1934 een groot artikel over de in werking zijnde Schaatsenfabriek aan de Badweg. De journalist mag - een half jaar na de start van de fabrieksmatige aanpak van de productie - het hele procédé van de fabricage uitgebreid uit de doeken doen, en dat doet hij met verve. Bij het artikel is een afbeelding gevoegd van het fabrieksgebouw en een interieurimpressie van de polijsterij en de slijpafdeling. Voor zover we hebben kunnen nagaan in de kadastrale leggers van Heerenveen heeft Pier Bos de voormalige vetsmelterij van koopman Reinske Jans Smilde op het perceel Badweg A-2976 in gebruik genomen. Smilde heeft daar vanaf 1925 op een perceel van groot 3.09 are geen gemakkelijke tijd gehad door de tegenwerking van de ‘grote’ N.V. Smilde, hetgeen leidde tot een slepende rechtszaak en uiteindelijk tot een faillissement. In het dienstjaar 1936 wordt het overgeschreven op naam van de N.V. Friesche Schaatsenfabriek te Heerenveen en vastgelegd als fabriek en erf, met een grootte van 3.03 are. Een klein stukje grond van 0.06 are wordt als ‘ pad’ bijgeschreven bij houthandelaar Johannes Anskes Siebenga. Deze verandering rechtvaardigt een nieuw kadastraal nummer: A-3440, waarvoor als dienstjaar van toekenning uiteraard ook 1936 geldt. Eén van de eerste veranderingen, die directeur Bos doorvoert is “dj. 1936 opbouw”. En in dienstjaar 1942 wordt gesproken van ‘bijbouw’ in de zin van een ‘kantoor’. Daarvan is een bouwvergunning uit 1941(dossier 11-41), waarin - tot onze stomme verbazing - een vergunning wordt gevraagd door S. Geertsma en toegekend d.d. 17 februari 1941 voor het vergroten met een kantoor van plm. 50 m2 op Badweg 46, kad. Heerenveen, sectie A-3440, door de Friesche Schoenklompenfabrieken te Heerenveen. Aannemer F. Sietsma van de Paul Krugerkade mag dat voor fl.480,- uitvoeren.
De vraag is dan: Wat is hier aan de hand ? Gelukkig is er dan de site van de Koninklijke Bibliotheek met <www.delpher.nl> . Deze vindt voor ons een eenmalige advertentie in de Leeuwarder Courant van 8-10-1938 :
Dit mysterie heeft dus door de heer S. Geertsma een vervolg gekregen in 1941. Moeten we veronderstellen, dat om de toestemming voor schaatsenproductie te krijgen een ‘nuttige mist’ moest worden opgetrokken voor een mogelijk argwanende overheid ? Zouden er ooit in Heerenveen schoenklompen zijn geproduceerd ???
Uit het naslagwerk met de titel “Friese Schaatsenmakers. Van ambacht tot industrie” door drs. Wiebe Blauw, een uitgave van de uitgeverij Van Wijnen, Franeker, 1994, kunt U zowel over de fabricage van de schaats als over de makers - o.a. over Egbert Vonk te Oudeschoot en Pier Bos & Siebe Geertsma, sinds 1934 de N.V. Friesche Schaatsenfabriek te Heerenveen - allerlei details te weten komen.
Blauw noemt na 5 jaar een aantal van 20 personeelsleden en na in 1940 is dat verdubbeld tot zelfs 40 medewerkers. In een advertentie van 9 oktober 1939 voor directe indiensttreding van 2 schaatssmeden, 1 machinale houtbewerker, 1 leerling-Schilder en 1 leerling-Smid geeft de ambitie duidelijk weer. De bedrijfsvoering kent ook risico’s. Zo zijn er kot na elkaar in 1940 twee ernstige arbeidsongevallen gemeld. In januari is de zoon van de heer P. Bos het slachtoffer van de fraismachine. Zijn hand raakt bekneld en van twee vingers moet het voorste kootje geamputeerd worden. Twee maanden daarna eist de fraismachine opnieuw zijn tol met een ingrijpender gevolgen voor Kath. Post van Kortezwaag. Hij geraakt in het ziekenhuis en moet tenslotte vier vingers en het voorste deel van zijn duim door deze beknelling missen.
Waardering voor de N.V. De Friesche Schaatsenfabriek komt o.a. door een voorstel van B. en W. van Haskerland, die de raad voorstelt subsidie te verstrekken voor uit te keren wachtgelden. De leiding van het bedrijf is eveneens actief op het terrein van een nieuw fenomeen, nl. het bedrijfsappèl, een initiatief van het Nederlandse Verbond van Vakverenigingen. Een bijeenkomst in het schaftlokaal op 15 april 1942 ontvangt de provinciaal leider van de N.V.V. de heer IJ. Steensma, de heer G.Tilkema van de afdeling beroepsontwikkeling en de heer B. Brouwer, districtsleider van het district Heerenveen. Directeur Siebe Geertsma is gastheer en legt in een openingstoespraak de nadruk op samenwerking tussen ‘medewerkers’ en ‘leidinggevenden’. Vervolgens krijgt de heer Steensma de gelegenheid een socialistische maatschappij te schetsen, waarbij de verhoudingen stellig beter zullen uitpakken voor het Nederlandse Volk.
Aan het eind van dit appèl stelt de heer Geertsma het voltallige personeel een bedrijfsuitstapje in het vooruitzicht. Deze ‘unieke’ gebeurtenis vindt plaats op 8 juli 1942 in samenwerking met de Werkgemeenschap ‘Vreugde en Arbeid’ van het Nederlands Arbeidsfront, een organisatie bij decreet van Rijkscommissaris Seyss-Inquart waarbij per 1 mei 1942 alle bonden van werkgevers en werknemers zijn opgeheven en ondergebracht in dezelfde organisatie.
Men gaat met de trein naar Kampen en vandaar per boot naar Urk voor bezichtiging van de plaats en het nuttigen van een lunch. Terug in Kampen wordt er gedineerd in de stadsgehoorzaal, maar ook geredevoerd. Enkele personeelsleden brengen hulde aan de organisatoren en terug op het station in Heerenveen worden directeuren Geertsma en Bos met een ovationeel applaus bedankt.
Naast krantenadvertenties voor nieuw personeel valt ook op, dat het moeilijker wordt aan voldoende materialen te komen. Met name zijn talloze advertenties gericht op het willen kopen van iepen-en beukenbomen.
De ‘idealistische’ sympathieën van de beide directeuren voor de Nationaal Socialistische Beweging (1931-1945), c.q. hun lidmaatschap daarvan, heeft hen en hun familieleden na de bevrijding van het Duitse bewind flink in moeilijkheden gebracht. De Heerenveense Koerier bericht op 20 juli 1945, dat de heren Siebe Geertsma, Pier Bos en de Friesche Schaatsenfabriek bij twee Koninklijk Besluiten door de Militaire Commissaris in het District Drachten onder financiële curatele werden gesteld door de benoeming van een ‘beheerder van vermogens’. In hun geval is dat Mr. L. Mulder te Heerenveen.
In 1946 worden de maatregelen tegen N.S.B.-leden en sympathisanten door de nieuwe Nederlandse Regering aangescherpt door de instelling van tribunalen. Internering in kampen, gevangenisstraf, boetes en ontzegging van het kiesrecht blijken als vergeldingsmiddelen in ruime mate te worden gebruikt. De verslagen in de plaatselijke en provinciale pers getuigen daar meerdere keren van. Met deze rechterlijke procedure zijn ook de vrouw van Pier Bos, t.w. Romkje Geertsma en hun dochter Hiltje Bos
Overigens krijgt het adres Breedpad 11: winkel en woning van de familie Bos er in 1945 een nevenbestemming bij. In een Heerenveense Koerier-advertentie van 19 december 1945 is dit ook het kantooradres van de E.V.C. - de Eenheidsvakcentrale Heerenveen. Die werkt met een vacantiebonnensysteem, welke in een boekje (kosten 20 ct) moeten worden geplakt en aldaar collectief worden verzameld om te worden ingeleverd. Deze organisatie organiseert vervolgens op Vrijdag 15 februari 1946 een Openbare Feestvergadering in “Het Posthuis”, waar de landelijk voorzitter Berend Blokzijl zal spreken over “De strijd om de eenheid”. Kaarten voor dit gebeuren zijn o.a. ook weer te verkrijgen op Breedpad 11, maar ook op Schans 11b bij J. Peetsma. er afronding melden we U dat de zoon Klaas Bos (geb. 1919) als zaakwaarnemer de verantwoordelijkheid krijgt voor de schaatsenfabriek. Daarvoor ontvangt hij toestemming van de Gemeentelijke Commandant I o/l Chef-Staf van 27 april 1945 om uit de woningen van Geertsma en P. Bos goederen van de fabriek op te halen, o.a. weegschaal, schrijfmachine, schaatsen, leerwerk, e.d. Ruim een maand later op 30 juni verhuist hij tevens van de Badweg 43 naar Breedpad 11.
Onder zijn leiding gaat het bedrijf naast schaatsen maken ook zoeken naar nieuwe producten en vindt die in het maken van bouwpakketten voor verschillende typen zeilboten.
In 1947 komt Breedpad 11 - in ieder geval voor wat betreft de bedrijfsvoering - in andere handen. Pier Bos staat op de woningkaart per 15 april 1947 als vertrokken naar ‘a/b’ (aan boord) van een woonboot. Zoon Klaas vertrekt per 16 september 1947.
Kopiefoto Popke Timmermans in collectie Museum Heerenveen, nr. 10542.
Links N.V. De Friesche Schaatsenfabriek
Onder de Badweg; met in midden Siebenga’s molen plus houtloodsen;
De woningkaart van de bovenvertrekken (11 boven) heeft sinds haar bestaan ook onderdak geboden aan een aantal Heerenveense personen of families. De kaart geeft aan “In verenigd gebruik met no. 11 ben.(eden)”. Van 12 mei 1936 tot 13 maart 1939 is dat de familie Geert Prins, die eerst in de Kleine Kerkstraat woont en na afloop van de huurperiode gaat naar de Ged. Molenwijk 1. Twee maanden later komt naar 11-boven Jantje Lemstra, wed. Wietze Broersma van de Nieuwburen de ruimte overnemen, blijft bijna drie jaar en gaat 8 januari 1942 naar de Badweg 75. Vervolgens wordt de rest van oorlogsjaren de bovenverdieping vermoedelijk gebruikt als ‘gastenverblijf’. Per 7 december 1945 geeft Klaas Bos 11-boven in huur aan Johan H.C. van Renssen, die eerder op Schans 124 woont, en op 4 juli 1947 naar de Munnikssteeg 3a vertrekt. Tegelijk is tevens onderhuurder van de familie Bos de uit Havelte afkomstige Tjebbe van der Wal, die op 18 februari 1946 in de gemeente Doniawerstal een plek vindt samen met Hiltje Piers Bos.
Sjoerd Postuma is in 1934, na zelfstudie in het electriciteitsvak, in de Pastoriedwarsstraat nr. 11 gevestigd. Aanvankelijk als nevenbedrijf. In 1939 komt hij als zelfstandige met een electrazaak in de Munnikssteeg nr. 4, na zijn compagnonschap met K. Zwigt te hebben opgezegd. Na zijn start aan het Breedpad heeft hij daar in 1951, 1955 en 1959 verdere moderniseringen doorgevoerd.
Electriciën Sjoerd Postuma richt de zaak in voor zijn electriciteitsbedrijf met winkel en adverteert voor het eerst in de Heerenveense Koerier op 28 november 1947.
In 1948 spreken de advertenties ons al aan met de aanbeveling ‘Technisch Bureau Postuma’ met als business-model: electrische apparaten - verlichtingsartikelen - radioartikelen. Het installatiebedrijf is aanvankelijk gevestigd in de oude boerderij achter de garage van Jager en Wierda aan de Gedempte Molenwijk, maar door medewerking van de directeur van de N.V. Batavus krijgt hij de beschikking over de kantoorruimte boven de Batavus-showroom aan westkant van de verbrede Dracht, waarvoor hij tevens grote opdrachten heeft uitgevoerd. In 1959 bij het zilveren jubileum van de zaak heeft hij 25 man gekwalificeerd personeel in dienst. Zijn landelijke erkenning verschaft hem ook klandizie in o.a. Scharsterbrug en Bolsward (Hollandiafabrieken) en in Wolvega en Oosterwolde (bejaardentehuizen). Het bedrijfsoppervlak is in die jaren gegroeid van 10 m2 naar 600 m2.
Het pand aan Ged. Molenwijk - Breedpad heeft in 1959 vier etalages aan de oostkant en twee aan de noordkant. Het eigenlijke winkeloppervlak is dan 200 m2 en heeft een door Afzelia-hout een voornaam aanzien gekregen. Inmiddels zijn natuurlijk aan het assortiment toegevoegd de televisies met (centrale) antennes e.d. Hal, kantoren, tekenkamer, magazijn en een kleine werkplaats voor radio-en televisiereparaties completeren het geheel. Grundig, A.E.G., Miele, Inventum zijn door hem te leveren overbekende merken. Dankzij een knipsel uit de Heerenveense Courant van 20 november 1959 onder het ‘Zakennieuws” kunnen we U de inhoud verkort weergeven ‘Van Lichtbron tot Lichtpaleis’.
De laatste grote verandering van het pand langs de Gedempte Molenwijk is de bouw van de zuidelijke uitbreiding van kantoor en werkplaats, zoals omschreven in bouwvergunning nr. 62 uit dat jaar 1959. Het prijskaartje wat daar bijhoort, is volgens de begroting fl.9900,- .
Een advertentie voor personeel maakt in de Friese Koerier van 4 maart 1961 - onder de titel: ‘Elektro-Techn. Installatie Bureau Postuma’ - ongetwijfeld indruk op kandidaat-sollicitanten.
Voor de toekomst van twee zoons richt Postuma zich zo langzamerhand op zijn opvolging. Daarop anticiperend opent hij Vrijdag 20 november 1964 een nieuwe zaak op Dracht 62-64 in Heerenveen. Winkel en technisch centrum worden daarheen verplaatst. Hoewel ... in 1965 staat nog in een paar advertenties ook het adres Breedpad 11 vermeld, terwijl op 1 februari 1965 de woning boven de winkel door S. Postuma is verlaten (Woningkaart). Zelf gaat hij dan ook wonen op de Dracht 62. Breedpad 11 blijft nog lange tijd in gebruik bij het bureau Postuma, tot ......de Kopieerinrichting “Vitesse” - jarenlang gevestigd op Dracht 23 en geleid door bedrijfsleider Roel Heemstra - in 1966 de kans krijgt van Postuma het Ged. Molenwijk deel 2-4 te huren. “Vitesse” heeft dan al een geschiedenis vanaf 2 augustus 1933 aan de straat “Achter de Kerk” nr. 6, waar Florus A. Féléus, als directeur van “Bureau Vitesse” een kantoormachinehandel begint. De startadvertentie van de uit Zeeland afkomstige Féléus ziet U hiernaast. Wanneer we het adresboek 1934 raadplegen dan staat Féléus als boekhouder - met specialisatie leraar steno-en typen - vermeld, maar op hetzelfde adres Achter de Kerk 4 woont ook de handelsreiziger R. de Vrij en de ambtenaar bij de N.T.M. G. Hartmans. De woningkaart maakt dan melding van een huisnummerwijziging van nr. 6 naar nr. 4.
In 1945 verkast de heer Féléus met zijn ‘Bureau Vitesse’ naar de Dracht nr. 23 en hij wordt op de woningkaart van dat adres ingeschreven op 15 mei 1945. Vanaf begin 1963 wordt in de dienstverlening ook kantoorbediende Roel Heemstra betrokken, zoals uit b.v. een advertentie van 6 februari blijkt: R. Heemstra en F.A. Féléus staan beide als leraren typen en steno paraat. Inmiddels is het woonadres Dracht 23 verlaten door Féléus en is Heemstra bewoner van Dracht nr. 23. Féléus geniet op de Burg. Falkenaweg 62 van zijn pensioen (tot hij op 4 maart 1971 op 73 jarige leeftijd overlijdt.
Ook bij het vervolg van de carrière van Heemstra biedt een bericht in de Friese Koerier ons de helpende hand. De 11e februari 1967 wordt hij genoemd als eigenaar van de copieerinrichting en winkel in kantoormachines, kantoormeubelen en -artikelen genoemd. De bovenverdieping, waar Heemstra heeft gewoond tot 4 januari 1967, wordt voor de copieerafdeling in gericht en daarmee heeft de benedenverdieping dubbel zoveel ruimte beschikbaar voor te etaleren bureau’s.
Op 25 februari 1972 is ‘Bureau Vitesse” pas verhuisd naar de hoek Gedempte Molenwijk-Breedpad en heeft een aantrekkelijke etalage. Roel Heemstra heeft tijdelijk een deel van Atje Keulen-Deelstra haar schaatstrofeeën kunnen lenen om ’belangeloos’ ten toon te stellen. Daarvoor heeft hij een reconstructieverzekering moeten afsluiten, d.w.z. de verzekeringsmaatschappij dient ervoor te zorgen dat Atje precies hetzelfde terugkrijgt als ze heeft beschikbaar gesteld.
Het bestuur van het Thialfstadion strijkt in 1976 in tegen de haren van het vaste personeel (6 man) aan wie was toegezegd, dat ze inspraak zouden krijgen bij de benoeming van een directeur. De Leeuwarder Courant brengt namelijk op 27 april 1976 het bericht, dat - zonder inspraak - tot directeur is benoemd Roel Heemstra, die leiding geeft aan het ‘Bureau Vitesse’, de copieerinrichting aan het Breedpad. Uit protest hebben de vaste personeelsleden toen geweigerd kennis te maken met Heemstra.
Sinds die benoeming is er van de kantoormachinehandel in de vorm van advertenties in de Friese kranten niets meer te vinden, tot 16 december 1981. Op die datum maakt de griffier van het Arrondissementsrechtbank te Leeuwarden bekend, dat op 10 december in staat van faillissement is verklaard: Kantoormachinehandel Bureau Vitesse Heerenveen BV, hoek Breedpad” Ged. Molenwijk 2-4 te Heerenveen. Curator is mr. L.A.M. Barendregt, Oude Koemarkt no. 10, Heerenveen.
De heer en mevrouw Postuma besluiten het leegstaande pand te gaan gebruiken voor hun beider passie: Antiek en Curiosa. Een eerste advertentie treffen we aan in de Leeuwarder Courant van 16 november 1984. Slechts een deel van de week kunnen belangstellende kandidaat-kopers enkele uren terecht op Breedpad 11 nl. donderdag, vrijdag en zaterdag. Nota Bene: De eerste advertentie van de heer en mevrouw Postuma uit 1984 voor Breedpad 11 en de eerste van 13 oktober 1988, waarbij ze voor de clientèle gereedstaan op de Hiddingastraat 2 in de oude groenteveiling. Overigens is daar inmiddels ook het ‘Technisch Centrum Postuma’ gevestigd. Het laatste wapenfeit van de heer en/of mevrouw Postuma is de “Grote kunst-, antiek-en curiosaveiling bij ‘Bon-
Apart’ , Heerenveen,” op de Hiddingastraat 2-4, Heerenveen door Joop van den Enden’s Veilingen, erkend veilingmeester en taxateur R.G, uit Groningen. Op vrijdag, donderdag en Woensdag 9, 10 wn 11 september zijn de kijkdagen voor 900 kavels en de week daarna op maandag tot en met woensdag de veilingdagen vanaf ‘s avonds 19.00 uur. Zelfs het Nieuwsblad van het Noorden en de landelijke Telegraaf hebben een forse advertentie.
Inmiddels heeft Jac. Marinus zich in de Leeuwarder Courant van 10 december 1990 gepresenteerd aan het Heerenveense publiek als “SNELDRUKKERIJ MARINUS”. Hij heeft plaats voor een all-round grafisch vakman, waarvoor hij op korte termijn een gediplomeerde offsetdrukker zoekt die graag wil werken in een klein flexibel team met een prettige werksfeer. Er wordt door het bedrijf zeer weinig geadverteerd, zodat het schrijven van een bedrijfsgeschiedenis nauwelijks mogelijk zal zijn zonder de personen in kwestie uitgebreid over hun ervaringen te laten vertellen.
Meer dan goede herinneringen aan de hydraulische snijmachine en haar bedienaar Dirk Bruinenberg worden door schrijver dezes gekoesterd wanneer hij zo nu en dan met een ingenaaid boekblok toestemming krijgt deze door Bruinenberg te laten snoeien tot haar definitieve formaat. Dat vindt dan plaats in de ruimte achter de winkel waar ook de offset-pers staat te ratelen. Vanzelfsprekend ben je dan ook klant voor leverantie van bijzondere papierformaten voor wat betreft dikte, grootte, kleur en kwaliteit. Het zal vermoedelijk in 1999 zijn geweest, dat Marinus van deze aktiviteiten afscheid heeft genomen en in dienst is getreden van ‘Brouwer en Wielsma Drukkers en Ontwerpers B.V.’, aanvankelijk op Dracht 150 en later in 2001 is meegegaan naar het Businesspark Friesland aan de Jousterweg 38 in Nijehaske. Een officiële opening en een open dag hebben de start van de nieuwe uitgeverij op woensdag 14 en zaterdag 17 februari 2001 gemarkeerd. Het bedrijf heeft de snelheid van de veranderingen in de ontwerp-en drukkerswereld helaas niet kunnen volhouden. De Gemeentegids van Heerenveen vermeldt in haar uitgave van 2004/2005 voor de laatste keer de naam van het bedrijf. De rechtbank heeft de B.V. tenslotte op 30 september 2009 in staat van faillissement verklaard.
Terugkomend bij Breedpad 11 volgt er een gebrek aan openbare bronnen om de geschiedenis te kunnen beschrijven van het pand - tussen Marinus Sneldrukkerij (1999) en de huidige gebruikers (2013):
“Wij stellen ons graag even aan u voor, Patrick en Karen Jelsma beide van het jaar 1988 hebben op 7 mei 2013 de deuren van restaurant ANNO 88 geopend. Over de naam hoefden wij niet lang na te denken: we hebben inspiratie gehaald uit onze beide geboortejaren. Samen met ons gastvrije team zorgen wij er voor dat iedere gast verwend wordt. Graag verwelkomen wij u in ons sfeervolle restaurant. Met gastvrije groet, Patrick en Karen Jelsma”.
Mocht U zich door deze uitnodiging aangesproken voelen dan zult U per 1 juni 2016 te maken hebben gekregen met de door de exploitanten van ANNO 88 gewijzigde ambities: stoppen !
Europalaan ca 1960
HIP-TIME MAGAZINE 133
Europalaan ca 1960
Het kan haast niet anders of deze foto moet op een vroege en zonnige zondagochtend zijn geschoten. De keurig geklede jongeman loopt daar stellig niet bij toeval. De fotograaf heeft er goed over nagedacht om het serene beeld toch nog iets menselijks mee te geven. Overigens is de persoon op de voorgrond niet het enige levende wezen. De maagdelijkheid van de Koornbeursweg wordt immers ook nog op twee punten gestoffeerd met een levend wezen. Een loslopende hond heeft van zijn baas een flinke voorsprong mogen nemen niet gehinderd door een lange lijn. U zult er even moeite voor moeten doen, maar recht onder de toren van de Nederlands Hervormde Kerk tegen de achtergrond van één van de lagere bouwwerken van de gasfabriek vindt U de honden- baas. De hond snuffelend langs de grond is op weg naar de meest oostelijke lantaarnpaal. Ook uit de Atalantastraat komt een tweetal mensen lopend net in beeld tegen de achtergrond van het hoofdgebouw van de Rijksskweekschool. Helemaal zeker van het volgende zijn we niet, maar het lijkt erop dat het eerste strookje van de huizen aan de Europalaan zijn gebouwd. Er ligt zo te zien een kersvers trottoir, maar de voortuintjes lijken nog niet aangelegd. Misschien heeft dat te maken met de tijd van het jaar (late herfst, mooie winterdag). We speuren vergeefs naar bomen, struiken, een plukje gras of iets dergelijks. Uit enkele krantenadvertenties eind november 1959 tot begin februari 1960 vernemen we dat Europalaan 9 op 13 november 1959 wordt betrokken door de heer H.A. Woldring, bedrijfsleider van de fa. Binnert Overdiep en op 16 februari 1960 lezen we dat secretaris P. Dol van de toneelgroep “Het Masker” een oproep doet vanaf het adres Europalaan 13. Hij woont er sinds 17 november 1959. De anonieme bewoner van Europalaan 19 heeft een ‘nootjeshaard’ te koop. De woningkaart onthult haar naam: Janke de Mos, wed. van Tjepke G. de Bilkert. Zij woont er sinds 9 november 1959.
U mag zich afvragen wie de maker is van deze goed gekozen diagonale zichtlijnen en de panoramisch aandoende skyline van Heerenveen omstreeks 1960. We zullen U daarover niet in het onzekere laten. Deze keer hebben we het voorrecht gehad zelfs de achterzijde van het origineel te hebben kunnen bekijken, waar de naam van amateur-fotograaf en aannemer van grondwerken Wessel Boltje Jzn staat vermeld. Zou het kunnen zijn, dat hij heeft meegewerkt aan de tot standkoming van dit project? Vooralsnog blijkt dat niet uit het dossier van deze projecten.
Het dossiernr. 156-7 betreft het project van de Bouwvereniging Heerenveen, complex BV 404, waarbij 115 woningen in 1958 zullen worden gebouwd op verschillende locaties in Heerenveen. Allereerst in de Sieversstraat-oost
(getekend 4 mei 1957); vervolgens de Thorbeckestraat (getekend 16 december 1957), Oenemastraat-west en de haaks daarop staande drie blokjes, het eerste blok van de Karst de Jongweg-noord, de Atalantastraat-zuidzijde en het eerste blok van 11 eengezinswoningen aan de Europalaan. (zie plattegrond)
Het bureau van Kuiper, Gouwetor en De Ranitz uit Rotterdam hebben zich hier intensief mee bezig gehouden. Net als met de woningen in de Indische buurt langs de Kempenaerswijk. De vier blokken van 10 woningen tussen Kempenaerswijk / Baronesse de Vos van Steenwijksingel en de Spoorsloot / Surinamesingel.
Laten we ons eerst eens even in wat infrastructurele details begeven. De plannen voor een dubbelstraat van noord naar zuid bestaan al enige tijd als het gemeentebestuur besluit die beoogde verbinding te realiseren parallel aan de Burgemeester Falkenaweg met dwarsverbindingen naar die hoofdader naar het Oranjewoud. De naamgeving voor deze dubbelweg - gescheiden door een brede strook gras - tot ‘Europalaan’ is bedoeld ter ondersteuning van de destijds actuele Europese eenheidsgedachte. Op 17 november 1958 volgt de raad van Heerenveen deze gedachte door tot deze straatnaam te besluiten. En de aanleg wordt in het seizoen 1958/1959 nog ter hand genomen. Aanvankelijk is het doel de volledige lengte als ‘dubbelstraat met middenberm’ van de zuid-oosthoek van het Burgemeester Kuperusplein tot aan de Binnenweg die naam te geven. De moordaanslag op president John F. Kennedy van de USA op vrijdag 22 november 1963 met dodelijke afloop doet de raad vervolgens besluiten het zuidelijke deel vanaf de Jan Mankeslaan tot aan de Rembrandtlaan te hernoemen tot ‘President Kennedylaan’. Met deze wijziging vervalt het plantsoengedeelte aan het meest zuidelijke eind en tevens de op 19 maart 1962 reeds gekozen naam ‘Jan Sluytersplantsoen’. (Straatnamenboek)
Enkele jaren later zal deze brede ‘middenberm’ met een lengte van een kilometer internationale bekendheid verwerven door de filosofische gedachten over biologische, ecologische en verwante processen van wereldburger en Heerenvener Louis le Roy. Zijn inzichten, zijn daadwerkelijke inzet, zijn kracht mensen te overtuigen leiden tot het begrip ‘de tuinen van Le Roy”. De natuur mag zijn gang gaan om goeddeels zelfregulerend te worden. Een grasmat op de middenberm, die twee keer in de week moet worden gemaaid, wordt bij wijze van spreken alleen maar in toom gehouden en leidt volgens Le Roy nimmer tot ‘creatieve natuur’ net zo min als ‘onbedekte aarde’. Deze toestanden mogen we gerust de “gruwel van Le Roy” noemen. Alle grond moet worden bedekt met lage planten, die zichzelf dienen te reguleren. In de chef van de Heerenveense plantsoenendienst Hartstra vindt hij een medestander. Inmiddels is het procédé een veertigtal jaren onderweg en nog steeds worden de basisgedachten uitgedragen door de medewerkers van stichting “De Tijd”. (Wilt U zich daar diepgaand mee bezig houden kijk dan op: <www.stichtingtijd.nl/>.
De foto die de heer Boltje ons heeft nagelaten - waarmee we overigens ook om andere redenen vreselijk blij zijn - kan in de huidige tijd dus absoluut niet meer gemaakt worden.
Terug naar onze foto. Heel erg centraal staan duidelijk de gebouwen van de Heerenveense gasfabriek. Ooit wordt ook in de regelgeving van de grietenijbesturen een soort hinderwetvergunningensysteem geïntroduceerd. In 1811 vertaalt J. Kinker een in het Fransch gesteld boek naar het Hollandsche “Nieuwe Gids der Mairen en adjunkten en der Kommissarissen van politie” waarin het begrip ‘information de commodo et incommodo’ voor het eerst ook in Nederland wordt toegepast. Het oudste in Heerenveen bewaard gebleven dossier stamt uit 1836 en regelt en begeleidt de stichting van de leerlooierij van Lambertus Feits aan de Molenwijk op het punt van overlast voor de naastlegers of milieuhygiene. Ook de tot standkoming van de ‘Gazfabriek’ is aan deze procedure onderworpen geweest. Op 24 juli 1860 zal deze in de kadastrale gemeente Heerenveen, sectie A, no. 859 (gemeentetuin) worden gebouwd. In een verbaal verklaren de kerkvoogden van de R.C. Kerk, eigenaren van de percelen A-777 en A-778, en particulier eigenaar Johannes Hiddinga, van sectie B-650 en B-492, dat ze geen bezwaar tegen de bouw hebben. (SCO 2182)
Twee jaar eerder - op 15 september 1858 - is dit proces overigens al in gang gezet door een brief van de Architecten-Ingenieurs van C. Verloop & Zn., te Utrecht, met het verzoek een ‘conferentie’ te mogen hebben met het bestuur van Aengwirden en Schoterland over ‘het verligten der Gemeente met gaz”. Ruim 100 jaar heeft het onderwerp de Heerenveense bewoners en bestuurders bezig gehouden. De door de HIP-taakgroep van de Stichting Historie Heerenveen samen met de Heerenveense bibliotheek georganiseerde tentoonstelling in 2015 heeft daarover een succesvolle presentatie gegeven.
Onze foto geeft van het enorme terrein tussen de Sieversstraat en Van Kleffenslaan, en tussen de Minckelersstraat en het Burgemeester Kuperusplein een goed overzicht. Neemt U er ook nog eens luchtfoto nr. 30965 uit 1955 van Aerocarta bij, die in “Oud Heerenveen vanuit de lucht” staat afgebeeld en U krijgt een prachtig overzicht van het terrein van boven. Niet alleen van het gasfabriekterrein, maar ook van het sinds 1952 aangelegde Burgemeester Kuperusplein en de nog in aanleg zijnde Van Kleffenslaan.
Welke gebouwen op onze foto ook prima in beeld komen en deze periode markeren zijn natuurlijk allereerst het ‘eerste woonlagengebouw’. Dat is niet alleen voor Heerenveen een primeur, maar zelfs voor heel Zuidoost-Friesland’. Het is zelfs zo nieuw dat de journalist van de Friese Koerier van 13 juni 1953 uitgebreid gaat uitleggen, wat nou precies het verschil is tussen een ‘woonlagengebouw’ en een ‘flatgebouw’. Het draait dan om de vraag of er sprake is van een ‘centrale verzorging’ voor alle bewoners. Die is er dus niet en derhalve is die definitie niet van toepassing.
Wat het dus wel bijzonder maakt is dat er zes woningen allemaal via dezelfde ‘gang’ (hetzelfde trappenhuis) bereikbaar zijn in de drie bovenelkaar liggende lagen. De woningbouwvereniging Heerenveen heeft de firma Hoekstra uit Leeuwarden de bouw toevertrouwd.
De wooneenheden zijn zeer gerieflijk ingericht met veel comfort voor de bewoners. In het artikel wordt verder zeer gedetailleerd ingegaan op de indeling en de beschikbaarheid van een fijne keukeninrichting. Achter het gebouw ligt nog een flink stuk bouwgrond braak, die - na te zijn ingezaaid met gras - door de gymleraren van de plaatselijke technische school bij zomers weer dankbaar gebruikt wordt om verschillende buitenspelen te kunnen beoefenen.
Het volgende opvallende gebouw aan de westkant van de Van Kleffenslaan is het 70 meter lange ‘witte’ noodgebouw van prefabricated bouw-elementen, die volledig wordt ingericht als ‘noodschool’ voor de leerlingen van de Rijkskweekschool. Deze oplossing is gekozen omdat de planning voor de permanente bouw aan de oostkant van de Van Kleffenslaan wegens kritische geluiden en misverstanden in de communicatie over de doelstellingen van de school een behoorlijke vertraging heeft opgelopen. De kweekschool maakt al een aantal jaren gebruik van de lokalen van de Rijks Hogere Burgerschool aan de Fok, maar de landelijke overheid is moeizaam te overtuigen van de noodzaak van de verbetering van de huisvesting. Uiteindelijk is de eerste mijlpaal de ingebruikneming van de noodschool op 12 november 1956. De kweekschool staat dan onder leiding van directeur A.M. van Apeldoorn. Met enig feestvertoon o.a. toespraken van de burgemeester G.H. Kuperus en de directeur in Het Posthuis worden de ‘witte barakken’ geopend. Het scepticisme van de leerlingen, die boven de hoofdingang aan de westkant van het nieuwe gebouw de spreuk „Wie hier binnen gaat, late alle hoop varen", blijkt bij een rondgang door het gebouw volledig ongegrond, volgens de journalist van het artikel van de Friese Koerier.
Wanneer alle beslissingen ten aanzien van de nieuwbouw van de permanente Kweekschool met dezelfde voortvarendheidzouden zijn genomen als de bouw van de noodschool, dan had deze waarschijnlijk helemaal niet gebouwd behoeven te worden. Achteraf is gebleken, dat ook de bouw van het nieuwe complex ook nog weer twee jaren heeft gekost terwijl bekend was, dat de groei van het aantal leerlingen al veel langer was voorzien.
Niettemin is de Friese Koerier in een juichende stemming wanneer ze op 24 oktober 1958 schrijft: “Rijkskweekschool Heerenveen kreeg een vorstelijk gebouw”. De architect P. de Vries uit Leeuwarden heeft een groot, modern en imponerend complex tot stand gebracht. Onderdeel daarvan zijn een groot en goed geoutilleerd muzieklokaal, bibliotheek en gymnastiekzaal. Ook aan de verfraaiing is gedacht.
Een grote gevelplastiek van de beeldhouwer Cephas Stauthamer en een levendige glascompositie van Harry op de Laak in het hoge westelijke halraam.
Er kleeft na de ingebruikneming en zelfs na de officiële opening gemeentelijk nog wel een klein smetje aan de locatie. De Van Kleffenslaan is nog niet doorgebroken en in verbinding gebracht met de Nieuwstraat.
Je kunt je voorstellen, dat sommigen van U op onze hoofdfoto van het Kuperusplein zich hebben afgevraagd wat de functie is van dat kleine vierkante gebouwtje met plat dak. Wel, het plein is in feite gepland als bode-en marktterrein, waarvoor de technische voorbereiding al in januari 1949 is begonnen. Het bestuur van de N.O.B. wegtransport dringt aan op uitbreiding van een plein. Het gemeenteplein voldoet al enige tijd niet meer aan de minimale eisen en er is in de gemeenteraad als eens geopperd een nieuwe voorziening te treffen aan de Sieger van der Laanstraat tegenover de Van Riesenstraat. De directeur van gemeentewerken wil daarover met het college in bespreking. Dat gesprek mondt uit in een nieuw plan voor een terrein achter de Dracht aan de oostkant, waarmee de directeur gemeentewerken zich op 1 januari 1950 tot het college richt voorzien van tekeningen en een begroting van fl.365.000,-. Dit basisplan wordt door hem nog aangevuld met een lijstje van ‘kosten voor voltooiing van het plein achter de Dracht’. Daarop staan een muziektent (begroot op fl.12.000,-), urinoirs en w.c.’s ten behoeve van het bodeterrein (en dat is het gebouwtje, waarmee we deze alinea zijn begonnen) en begroot op fl.2500,- en op het gemeenteplein de afbraak van het waaggebouw en het bestaande gebouwtje voor fl.8500,-. In 1951 in juni mag aannemer G.W. Boltje een offerte uitbrengen voor fl.237.100,-. In de loop van dat jaar worden de puntjes op ‘i’ gezet. Tegelijk wordt ook Gerrit de Beer als belanghebbende vanwege het Centraal Bestelhuis in de procedure betrokken. Hij moet voor 12 mei 1952 een schuur afbreken en vervangen door nieuwbouw. Op 23 november 1952 is het zover, dat burgemeester Kuperus het naar hem genoemde plein kan openen.
Ter gelegenheid daarvan wordt een defilé gehouden van vrachtwagendiensten en het centraal bestelhuis van G. de Beer in gebruik genomen. De 46 ondernemers met een bodedienst op Heerenveen nemen het plein met graagte in gebruik. (bron o.a. GW.0287/83.3 Marktterrein 01/01/1949 - 31/12/1953)
Overigens komt het urinoir na een ‘inschrijving op uitnodiging’ tussen vier Heerenveense aannemers d.d. 18 september 1953 tot stand. De fa. L. van der Meulen schrijft in voor fl.1579,-, Sies de Haan aan de Hepkemastraat voor fl.1712,- en R. Post en zoon aan de Kerkstraat voor fl.1494,-. K. Telgenhof doet geen opgave. K.R. Post laat op 25 november 1953 weten, dat het gebouwtje in gebruik kan worden genomen. Overigens blijkt het gebruik en het onderhoud van het urinoir geen onverdeeld succes. Op 19 september 1961 leidt een voorstel tot opruiming en verplaatsing tenslotte alleen tot afbraak. Er komt geen vervanging.
Natuurlijk is U op foto van de heer Boltje al opgevallen, dat het B.P.-servicestation in de noord-oostelijke hoek van het Burg. Kuperusplein er nog niet op voorkomt. Dat klopt met onze datering, want wordt pas geopend op 24 mei 1962. De firma Gouma uit Wolvega neemt dan de exploitatie voor haar rekening van een ruime reparatie-inrichting, een kantoor met een showroom voor de Vauxhall en een ondergronds magazijn. Deden en de Boer zorgen voor bekendheid in Heerenveen. Boven de zaak zijn dan twee woningen gerealiseerd. De architect Thom Wildeboer uit Groningen en aannemer K. Schaap uit Heerenveen hebben deze voorbereid en uitgevoerd.
Op deze bovenstaande opname ziet U de beschreven situatie en U ziet meteen ook, dat er niet alleen wordt geparkeerd door de bodediensten, maar ook door particulieren. Inmiddels is er goed te zien, dat het plein geoutilleerd is voor kermisgebruik met een krachtstroomkast. Bovendien is de laatste dominante gashouder volledig verdwenen. Logisch, want www.serc.nl dateert deze foto op het jaar 1983. Het is bovendien nog slechts een fragment van de originele foto.
Die grote, dominante gashouder willen we U overigens niet onthouden. Er is al veel over de watertoren geschreven, maar voor deze foto is de aanwezigheid van watertoren in Heerenveen van grote betekenis geweest. Het uitzicht op dit beeld van fotonummer 06227 van het archief van het Museum Heerenveen is al eens door Dick Bunskoeke gebruikt in zijn rubriek ‘Ut it Feanster Printeboek’ van de Heerenveense Koerier van 11 november 1987. Zijn tekst is begrijpelijkerwijs sterk gericht op die gasfabriek, waarvan hij allerlei aardige feiten aan ons heeft verteld. Over het ontstaan, over de gasprijzen, over de hoeveelheid straatlantaarns, over de bouw van de bedrijfsgebouwen en over de directeuren en hun gasfitters. Volgens de schenker van de foto - misschien zelfs de maker ervan J. Meijer uit ‘t Meer - is deze gemaakt in 1950. En dat is goed te zien: de gasfabriek stond aan de zuid-oostelijke kant van het centrum en de landerijen laten slecht agrarisch gebruik zien. Er is praktisch nog niets van enige bebouwing waar te nemen. Alleen rechtsboven zien we het uiterste noord-oostelijk puntje van het tuinencomplex van de familie Wagter, welke is ontsloten vanaf de Burgemeester Falkenaweg. Links tegen de rand zien we de algemene, verhoogde begraafplaats - aangelegd in 1850 en inmiddels in 1988 geruimd. Vandaag de dag staat daar het luxe appartementencomplex ‘Minckelersstate’, met ten zuiden daarvan de nog steeds hoger liggende parkaanleg met als enig grafmonument dat van oud-burgemeester J.P. Engelman. Dat gedenkteken is geplaatst op 26 juni 1908 op zijn graf door de Nederlandse Politiebond, waarvan de heer Engelman van 1894 tot 1907 voorzitter is geweest. Op het monument leest men: “De Ned. Politiebond aan zijn onvergetelijken voorzitter J.P. Engelman. Zijn wijsheid leidde ons, Zijn arbeid steunde ons.” Het monument is ontworpen door den architect R. v.d. Weerd te Enschede en vervaardigd door G. en J. Cool te Amsterdam. (bron: N.v.Frl. 27-6-1908, Monument Engelman)
Graag willen we U ook nog even wijzen op de veestalling met hooibergplaats. De bouwvergunning nr. 1466 (SCO 2537) van 5 mei 1925 spreekt van een stelphuizinge van 12 bij 12 meter (144 m2) bij een nokhoogte van 7.50 meter. Timmerman Johannes de Haan, Heerenveen, creëert negen stallen boven een gierkolk van 20 m3 en een behoorlijk hooivak. Een pomp ontsluit een welput voor drinkwater. In 1955 is de veestalling al afgebroken terwille van de demping van de scheidsloot en is er een begin van de aanleg van het tracé van de Van Kleffenslaan. De veestalling kent zelfs een adres. De woningkaart is gesteld op Coolsingel 2. Stichter-eigenaar is geweest veehouder W.A. Koopman(s), die destijds zelf aan de Verlengde Dracht woont.
Tenslotte ziet U de boomwallen van het Korflaantje, beginnend achter de Nieuwburen en doorlopend tot de nieuwe begraafplaats aan de Binnenweg (eerder Oranjewoudster voetpad).
2016, juni 18 - wibbo westerdijk - hip-backup
Boerderij aan de Propstrasingel (1749-1832)
HIP-TIME MAGAZINE 132
Boerderij aan de Propstrasingel (1749-1832)
Het is even geleden, dat deze dorpse foto is gemaakt ! U zult het nauwelijks willen geloven, dat dit een beeld uit Heerenveen betreft. Het Museum Heerenveen is de gelukkige eigenaar van dit beeld van een boerderijtje, gesitueerd achter de bebouwing aan het Breedpad en wel achter de latere nummers 11, 13 en 15. De toren van de voormalige Ned. Hervormde Kruiskerk steekt waakzaam zijn spits boven de bebouwing uit. Het lijkt ‘maandag-wasdag’ te zijn en de dag is gevorderd tot in ieder geval het begin van de middag. De zon krijgt de kans zijn droogfunctie uit te leven op de uitgespreide was op de ‘bleek’. En we moeten ons al erg vergissen als we rechts voor de gevel niet een ‘droegrak’ zien staan. Ook bent U ooggetuige van de eerste meters van de Propstrasingel, die zich westelijk tussen huisnummer 15 en nr. 17 (Van Gend en Loos) perst om zijn ‘pad’ verder langs het lattenhek van de bleek te vervolgen richting het zuiden tot de dwarsgracht.
De data van deze foto willen we U niet onthouden. De foto is afkomstig uit de familie ‘van den Berg’ en is gemaakt omstreeks 1908. Inmiddels is eigenaar geworden een telg van de Taconis-familie - Johannes Hendrikus Taconis - die is getrouwd met Geertje Alberts Propstra. Zij is door een scheiding van goederen in het bezit gekomen en waarschijnlijk hebben de Taconismannen het schuurgedeelte bestemd voor opslag van goederen voor hun tabaksfabriek aan de Munnikssteeg. Daarom zal meesterknecht Johannes Lambertus van den Berg de eer te beurt zijn gevallen het huis te mogen bewonen. In mei 1910 zal hij zijn 50 jarig dienstverband vieren bij de tabakskerverij van Taconis en wordt voor de 61 jarige jubilaris een feest gepland bij Hotel Jager. (NvFrl. 20-5-1910)
De foto van het pand is nog niet eens zolang in het bezit van het museum, getuige het hoge fotoarchiefnummer 14.296.
Voorgeschiedenis van het perceel A-387.
Verder draait het in deze aflevering van onze HIP-Time om de oervorm van dat centraal gelegen perceel op het fragment van de kadastrale minuutkaart uit 1832 van de kadastrale gemeente Heerenveen, sectie A, nummer 387. Steeds nemen we een periode, waarvan we hebben uitgezocht welke personen (persoon, echtpaar, gezin of familie) het boerderijtje met de schuur in huur hebben gehad en er hebben gewoond. Daarbij proberen we vanaf 1832 langzamerhand terug te zoeken naar het ontstaan van het perceel.
De wisseling van het eigendom speelt bovendien ook steeds mee en daarvan willen we U ook op de hoogte brengen. Na de overtuigende boerderijfunctie (veehouderij) heeft het ongetwijfeld ook andere bestemmingen gekend. Wat is niet steeds (helemaal) duidelijk.
1828-1832 Roelof Hendriks van Rheen en Martje Alberts Propstra
In 1832 is het ‘huis met schuur’ met huisnummer 264 weliswaar eigendom van de weduwe Albert Hendriks Propstra met een grootte van 10.20 are en een gebouwde waarde van 45 gulden, maar het wordt bewoond door dochter Martje Alberts Propstra en schoonzoon Roelof Hendriks van Rheen, afkomstig uit Alkmaar en net als zijn vader ‘schipper’. Van welk type boot weten we niet, wel dat hij in 1832 huurder wordt van “De Twee Gebroeders” van 95 ton ‘met reil en treil’ (dus: met alles wat erbij hoort) voor 8 jaar tegen een huurprijs van fl.240,- per jaar. De verhuurders zijn Bartle Pieters Cats en de weduwe van Syger Pieters Cats, scheepstimmerlieden op de Heerenwal op de scheepswerf “De Morgenstond” ter hoogte van de latere Stationsweg.
Roelof en Martje zijn op dat ogenblik resp. 37 en 36 jaar en gebruiken het huis samen met hun vier kinderen: Hendrik van 13 jaar, Trientje van 11 jaar, Jan van 5 jaar en de benjamin Albert van 1 maand oud. De drie oudste kinderen zijn geboren in Nieuwehaske, maar de jongste in dit huis op 15 december 1829. De volkstelling van 1830 heeft hem nog mogen registreren, maar al op 4 januari 1830 overlijdt hij. Overigens is dat het echtpaar Van Rheen-Propstra al eerder overkomen, want kort nadat ze er zijn gaan wonen overlijdt er op 18 juni 1828 hun 15 dagen oude dochtertje Albertje. Haar tweelingzusje Maaike gaat bovendien vier weken na haar geboorte op 4 juli 1828 dezelfde trieste weg. Zelfs buurman J.C. Mann, genees-en heelmeester, heeft dit niet kunnen voorkomen en verzorgt traditiegetrouw samen met de vader de aangifte bij het gemeentebestuur.
1822-1828 Jacobus Suardus Posthuma
De familie die daarvoor in dit perceel heeft gewoond is geweest Jacobus Suardus Posthuma. Hij is getrouwd met Sjoerdje Reitzes Bijlsma. Als zijn beroep wordt afwisselend koopman en winkelier genoemd. Gebruikelijk in die tijd is geweest, dat in de acte van overlijden tevens het nummer van het huis wordt opgenomen. Dochter Suarda Jacoba, die 5 december 1814 is geboren, overlijdt namelijk op 8 juli 1816 op huisnr. 60 in Heerenveen-Aengwirden. Vader Jacobus Suardus Posthuma zelf overlijdt op 23 oktober 1826 op 46 jarige leeftijd als ‘aanspreker’ wel in huisno. 264 aan het Breedpad. Ook schoonvader - de 86 jarige Reitze Geerts Bijlsma overlijdt een maand later op 26 november 1826 in dit huis (SCO 4170) Spijtig voor onze zoektocht is, dat de familie in de personele omslag geen aanslagen wordt opgelegd en dus in die lijsten niet voorkomen. Of ze na het vertrek van de voorgaande bewoners er direct zijn komen wonen, mag je eigenlijk wel verwachten.
1805-1822 Bonne Oepkes van der Schoot
Van die vorige bewoners Bonne Oepkes van der Schoot (geb. 1775) en Eile Oepkes van der Schoot (geb. 1784) weten we, dat zowel Bonne als Eile tot en met 1822 op dit adres no. 264 voorkomt in de lijsten van de personele omslag. Van het jaar 1823 is geen lijst bewaard gebleven, maar in 1824 vinden we Bonne van der Schoot (die als ‘tromslager’ of ‘plaatselijk omroeper’ of plaatselijk tamboer’ wordt aangeduid) op het adres nr. 229 aan het Achterom langs de Molenwijk. Eile van der Schoot verdwijnt - van beroep ‘klerk’, kantoorbediende en ‘commies-griffier bij de regtbank’ - even uit dit deel van Heerenveen, maar in 1830 staat hij bij de Volkstelling op Lindegracht 30 (destijds grietenijhuis).
De Franse tijd - met name de periode 1811-1816 - verwent ons niet bepaald met huisnummerlijsten of adresbestanden. Als er dan in de overlijdensacten ook niemand in die periode overlijdt in huisno. 264 valt niet aan informatie daarover te komen. Maar omdat Bonne Oepkes van der Schoot al in 1809 staat ingeschreven op dit adres, nemen we aan dat hij daar de gehele tijd is blijven wonen. Bovendien staat hij, maar nu ook Eile Oepkes van der Schoot, op nr. 264 in het Plan van Belasting van 1810.
Uit de Leeuwarder Courant van 25 oktober 1813 vernemen we, dat notaris Wesselius Balster Kool van Heerens ‘eerstdaags’ dus binnenkort publiek mag verkopen het ‘Groote Huijs’ met nr. 267. Bovendien de “daar nevenstaande Boerenhuizinge en Schure, waarin een aantal Stallen, zoo voor Koeyen als Paarden worden gevonden, Hornleger, Moestuin, Boomen en Plantagien, gequoteerd no. 264, benevens de achtergelegene allerkostelykste uitgang Greidland, grootendeels in Polder, over het geheel groot ongeveer acht morgens.” (In Friesland wordt voor een ‘Biltse morgen’ land ongeveer 92 are gerekend; de Rijnlandsche morgen van ca. 81.29 are tot ca. 8516 vierkante meter heeft de voorkeur van het Franse bewind in Nederland gehad.)
Het lukte notaris Kool van Heerens in 1813 niet de panden nr. 264 en 267 te verkopen. Hij zal de opdracht hebben teruggegeven aan de familie Semler, die het in februari 1815 via notaris Douwe de Vries door een advertentie in de Leeuwarder Courant van 10 februari 1815 nog eens onder de aandacht brengt van de vermogende Heerenveners. Voor ons onderwerp nemen we ook nu slechts dat deel van de advertentie, waar ons verhaal over zal gaan. De Vries beschrijft het in de percelen II, III en IV als volgt:
“II... Eene daar nevens (naast nr. 267) staande Boeren-Huizinge en Schuure, gequoteerd met no. 264, voorzien van een Boeren-woning, Wagenhuis, Stallinge voor 12 Koeijen en 4 Paarden, met en benevens het daar achter gelegen groot Bleekveld of Hornleger en Cingel.
III... Eene uitgestrekte Moestuin, naast de Cingel van het tweede perceel gelegen.
IV... Ongeveer acht Morgens allerbest Weiland, leggende grotendeels ingepolderd, in 5 Kampen of Stukken, achter de voorschreven 3 percelen.”
Een kleine toelichting is hier op z’n plaats. Die 5 kampen of stukken weiland moet U zoeken ten zuiden van de dwarsgracht van de Molenwijk in het gebied waar later Krugersdorp, Rodedorp en Blauwedorp worden gesticht (dus langs de Molenwijk, Korflaan, e.d. tot de huidige Koornbeursweg). Op ons bovenstaand kaartje ziet afgebeeld het “groot Bleekveld of Hornleger en Cingel”. Ten zuiden daarvan ligt er dan nog een “uitgestrekte moestuin, naast de Cingel van het tweede perceel”.
Deze verkoop lijkt te lukken, want in de advertentie van 8 maart 1815 wordt de finale toewijzing aangekondigd bij de kastelein Dirk Elzinga in de Terbandsterschans op 17 maart daaraanvolgend. Nieuwsgierig als wij zijn, willen we de voorlopige biedingen met u delen: Het grote huis nr. 267 (thans Kuiper) is ingezet op 7000 guldens. Op no. 264 is geboden 1100 gulden en op de daarachter liggende moestuin 560 guldens. Tenslotte moet die 5 kampen weiland (omtrent 9000 vierkante meter) moet 5094 gulden opbrengen. Waar het grote huis en de boerenwoning met schuur op staan zijn 12 mei 1815 te aanvaarden. De stukken moestuin en weiland kunnen direct aanvaard worden na de finale veiling.
Toch gaat de verkoop niet door. De percelen worden opnieuw ingehouden. Kennelijk acht de familie Semler de opbrengst te gering. Dat mag ook blijken uit het feit, dat b.v. het grote huis nr. 267 is verhuurd aan de ontvanger der directe belastingen Helenus Marinus Speelman Wobma, die in het kohier van de personele omslag van 1816 is aangeslagen en ook uit de geboorte van een dochter op 23 september 1816 in huisnr. 267. (L.C. 27-9-1816).
We worden geholpen door het Museum Heerenveen, waar we in een hangmap van de secretaris van het museum een koopcontract van 12 september 1817 aantreffen. Daarbij wordt door schout Frederik Semler, mede uit naam van zijn zuster Frederica Wilhelmina en broer Carel Semler - ‘als gelicensieerd vrijwillig jager gediend hebbend onder het vrijkorps van Prins Frederik’ - verkocht aan Albert Cornelis Propstra en Rinse Stoffel Koopmans een ‘boerenhuizinge, schuur en hornleger’ met nummer 264. Deze bestaat dan uit de boerenwoning, een wagenhuis, stalling voor 12 koeien en 4 paarden, een daarachter gelegen bleekveld (of hornleger) en een een ‘cingel’.
Uiteraard ten noorden daarvan wonen dan Jan Christiaan Mann, Jacob Kerstes Pleunenburg en Johannes Kalverboer c.s. Ten zuiden grenst het aan het derde en vierde perceel (de moestuin en de voorste oosterse kamp weiland. Ten oosten van de boerderij ligt het bezit van Kalverboer en ten westen “een zeer voortreffelijke, zoo wegens derzelver schoonen stand als uitmuntend fraai uitzicht hebbende Heeren Huizinge” oftewel het Groote Huys.
Wobbe Molles Mollema, koopman-grutter op het eerste deel van de Dracht, blijkt de voorlopige koper voor fl.1100,- na tegen elkaar opbieden met Johannes Kalverboer. De finale koopsom wordt tenslotte fl.1400,- voor Hendrik Alberts Propstra en Rinse Stoffels Koopmans.
Op de lijst van de dorpsomslag van Heerenveen uit 1805 staat tussen Sijmen Gosses en J.C. Mann (naar onze berekening dus nr. 264 van de omslag uit 1809) slechts de voornaam van Bonne .......... Dat zou kunnen betekenen - op 5 mei 1805 is hij met Aaltje Jans Piebenga getrouwd in Oudeschoot - dat hij dienstbaar is de heer Jan Georg Semler én in diens boerenhuizinge en schuur mag wonen. Als dorpsomroeper dient dan mogelijk de ‘heerknegt’ (zoals hij in 1813 in een lijst van weerbare mannen -SCO 211- wordt genoemd) het fransgezinde dorpsbestuur.
De quotisatie van 1808 bevestigt in feite dezelfde locatie - weliswaar onder een ander volgnummer 275, maar tussen Georg Luffler (Löffler) en J.C. Mann.
Maken we nu de stap naar het kohier van de speciebelasting uit 1804, dan wordt het met het aanwijzen van een vorige bewoner van het boerenbedrijf met schuur lastiger. Specienummer 128, 129 en 130 vermelden de verwachte namen: Andries de Lang, Sijmen Gosses en J.C. Mann en vervolgens zijn er dan twee specienummers 131 en 132 aangegeven, alvorens het ‘Groote Huys’ van J.G. Semler met specienummer 133 wordt vermeld.
1797-1805 Pieter van Krugten
De meest aannemelijk oplossing is, dat het specienummer 131 met bewoner Pieter van Krugten het boerenbedrijf met schuur is en dat Wyger Sijses Glastra, die juist dat jaar Jacob Klazes wed. opvolgt in specienummer 132 het latere kadasternummer A-395 bewoont of zo U wilt het huisnummer 266 uit de lijst van 1809. Laatstgenoemde veronderstelling blijkt overtuigend juist te zijn. Maar wie is Pieter van Krugten ??? Deze persoon komt in 1797 uit Leeuwarden en neemt op specienummer 131 de plaats over van H. Braunius, die naar Langezwaag in Opsterland gaat. In 1798 schrijft men hem als Pieter van Crugten, eveneens op specienummer 131. Vervolgens blijft hij tot en met 1804 ingeschreven op nr. 131 in de specie. In de Dorpsomslag van 1805 komt hij niet meer voor. Op de site van Tresoar vinden we bij ‘AlleFriezen’ de overlijdensacte van 21 februari 1838 van Leeuwarden. Daarin lezen we dat Pieter van Krugten is geboren te Montfort in Duitschland. Hij is getrouwd met Trijntje Grasman en 71 jaar oud geworden. In Heerenveen is op 21 juni 1797 geboren zoon Hendrik en het gezin blijkt rooms-katholiek. Op een genealogiesite vinden we dezelfde namen, waarbij Pieter zou zijn geboren in St. Odiliënberg in Limburg in 1769 en 68 jaar oud geworden. Trijntje Grasman is daar met haar doopnaam Catharina vermeld. Over een beroep in Heerenveen wordt niet gesproken. In Leeuwarden blijkt hij zich als ‘sleeper’ verdienstelijk te maken. In dat beroep gaat zoon Hendrik zich ook bekwamen.
1796-1798 Henricus Braunius
Voor de bewoning van de boerderij is Henricus Braunius een ‘vreemde eend in de bijt’. Eigenlijk heet hij Hendricus Hermanus Braunius en blijkt predikant te zijn in St. Johannesga vlak voor hij naar Heerenveen komt in 1795. Hij is geboren in 1743 in Menaldumadeel, en in 1772 gehuwd met Janke of Jantje Durks Drijfhout (1740). Braunius staat dan als predikant in Nes op Ameland. Van 1777 tot 1781 staat hij in St. Johannesga om vervolgens een beroep aan te nemen naar Benedenknijpe. In 1796 eindigt zijn verblijf daar en zal hij de pastorie moeten verlaten nog zonder dat hij een nieuwe beroeping heeft. Wel kunnen we vaststellen, dat zijn vrouw Janke een dochter is van houtkoopman Durks Beernts Drijfhout, oud bewoner van het ‘Groote Huys’ op het Breedpad en voorganger van de sinds 1790 daar wonende Jan Georg Semler. Het lijkt erop, dat de familie Braunius - Drijfhout uit een penibele situatie moet worden geholpen. Ze blijven dan ook maar kort in Heerenveen, want in 1797 verhuizen ze alweer. Hij heeft een beroep aangenomen naar Langezwaag, Opsterland en ze vestigen zich dus daar. (**zie verder de herstelstekst onderaan dit verhaal)
1791-1795 Aaldert Sytses vrouw
We vragen ons nu ook af of de vrouw van Aaldert Sytses niet meer in staat is gebleken de huur op te brengen van specienummer 131 en daarom is gaan verhuizen naar specienummer 95 in Heerenveen-zuid om een perceel met verschillende personen te delen. Op dat nummer 95 wordt zij weer herenigd met haar man Aaldert Sytses, die daar nog woont en waar zijn vrouw naar toegaat als ze op nr. 131 plaats maakt voor H. Braunius. Zij heeft haar thuis al sinds 1791 op specienummer 131 gehad, terwijl zij samen met haar man in 1789 en 1790 deel uitmaakt van de bewoning van specienummer 129. Waarom zij - althans volgens de speciekohieren - gescheiden hebben moeten leven blijft mysterieus.
1790-1791 Kristiaan Zivenzee
Op nr. 131 is er dan inmiddels een Groninger met de naam Kristiaan Zivenzee komen wonen. Niet voor lang overigens, want in 1791 is hij ook al weer vertrokken. Over deze persoon is in Heerenveense archieven, noch in die van de digitale bestanden van it Tresoar (allefriezen) niet ste vinden. Ook in de digitale bestanden van ‘allegroningers’ hebben we hem niet kunnen spotten. Google laat ons in de steek en met www.delpher.nl hebben we evenmin succes kunnen boeken. Hij is vertrokken om plaats te maken voor de vrouw van Aaldert Sytses. Terug naar de eerdere bewoners.
1777-1789 Meine Wijbrens
1749-1776 Wijbren Meines
Twee familiegeneraties - vader en zoon - bepalen de geschiedenis van dit boerderijpand van 1749 tot en met 1789. Vader Wijbren Meints (Meintes, Meines) vestigt zich in 1749 in het pand en wordt in de speciebelasting aangeslagen voor anderhalve schoorsteen en 2 halve hoofden (grondslag minder dan 600 carolus guldens bezit; vrijstelling voor kinderen). Van 1749 tot en met 1752 staat het perceel geregistreerd onder wisselende specienummers, maar vanaf 1753 wordt het consequent onder specienummer 130 belast. In 1766 begint Wijbren Meines een ‘komelkerij’ - een veehoudersbedrijfje met 11 koeien en 2 rieren; twee jaar later zijn dat 9 koeien en 2 rieren; weer twee jaar later is er een daling naar 4 koeien en 2 rieren. Van 1772 tot en met 1774 worden dat 7 koeien en (gemiddeld) één rier.
In 1775 is Grietje Jans, de vrouw van Wybren Meines overleden, waarmee hij sinds 11 mei 1738 is gehuwd. Zoon Meine Wybrens is op 20 mei 1770 al getrouwd met Antje Jacobs en hebben al drie kinderen als vader Wybren Meines in 1776 besluit, dat zoonlief het bedrijf maar moet overnemen. Meine heeft enige tijd gewoond (1772-1775) op huisnr. 62 aan de Dracht-oost. Deze gaat op nr. 130 met gemiddeld 6 tot 8 koeien en 2-4 rieren verder. Het gezin breidt zich flink uit. Van de 11 geborenen zijn twee vrij snel na de geboorte al weer overleden. In 1779 wordt het oude nummer 130 hernummerd naar 131. In 1781 overlijdt vader Wybren Meines, die toch nog vijf jaar lang bij hen heeft ingewoond.
Vanaf 1782 tot en met 1789 blijkt Meine Wijbrens een stabiele veestapel te hebben. In het jaar erna gaat Meine Wybrens naar Nijehaske, maar komt in 1791 al weer naar Heerenveen-zuid, maar dan op nr. 39 (dat is een van de bijgebouwen van het meest westelijke Scheltingahuis).
Uit het Bekkengeldregister van de Burgerlijke Armvoogdij Heerenveen vernemen we, dat de boekhouder op 26 mei 1796 fl.0-12-8 (12 stuivers en 8 penningen) ontvangt “bij de begraving in de Bekken op het kerkhof van Meine Wieberen’s vrouw”. Uit andere uitgavenposten zien we ook, dat Meine Wiebrens zelf door de armvoogdij voor bepaalde klussen wordt ingezet als contraprestatie voor ondersteuning. Zo ontvangt hij op 27 mei 1797 tien carolus guldens voor een jaar ‘weegen in de waag’ en samen met Feite Beerents vrijwel jaarlijks 24 carolus guldens voor het ‘opsteeken der lantaarns’. Met Roel Roels gaat hij ook op driewekelijkse basis langs de huizen ‘met de arremschotel’. Meine Wiebrens pacht het ophalen van het marktgeld en betaalt daarvoor per kwartaal fl.50-10-0 aan de armvoogdijboekhouder. Ook wordt hij wel ingezet als ‘armejager’ en verdient daarmee per kwartaal in 1807 fl.23-8-0. In 1809 wordt dat beschreven als ‘tractement voor oppassen om de bedelarij te beletten’.
Triest is het dat hij in die periode twee keer een dochter moet laten begraven. Op 15 september 1801 wordt ‘bij de begravinge van Meine Wiebrens zijn dogter (genaamd Geiske) in de bekken op het kerkhof fl.1-10-8’ ontvangen. En op 29 juni 1802 opnieuw een dochter van Meine Wiebrens fl.0-17-14.
Op de 11e van lentemaand (maart) 1810 wordt Meine Wiebrens zelf het onderwerp van een begraving door zijn overlijden. Hij is inmiddels 69 jaar, gehuwd geweest en heeft nog twee kinders uit één huwelijk. Dit is beschreven in een DTB (Begraafboek in Tresoar, nr. 592 over de periode 1806-1811, met woonplaats Heerenveen.)
Nazaten van deze twee stamgeneraties zijn zich rond 1810-1811 van de toepasselijk familienaam ‘De Boer’ gaan bedienen, hoewel ze de familienaam niet hebben bevestigd bij acte van naamsaanneming. Maar na 1811 gebruiken de nazaten wel deze familienaam. Zo passeert notaris W.B. Kool van Heerens op 26 april 1813 een volmacht van Roelof Keizer uit de Lemmer met toestemming tot het sluiten van een huwelijk van zijn dochter Lijsbeth Roelofs Keizer met Wiebrand Meines de Boer uit Heerenveen. (T26, inv. 55004, akte 123), zowel in het frans als in het nederlands.
************************
**Hersteltekst over de persoon van H. Braunius (1796-1798):
Door alert reageren op de bovenstaande tekst door Wiecher Ponne uit Meppel zullen we diep door het stof moeten. Wiecher Ponne heeft namelijk in zijn stamboom twee naamgenoten, welke een huwelijksverbintenis zijn aangegaan met ene Braunius. Gerrit Pieters Ponne (geb. 1772)huwt (1795) met Johanna Maria Braunius (geb. 1776), dochter van de predikant Ds. Hendricus Braunius met standplaats De Knijpe-‘t Meer (1782-1808). En diens zuster Hiltje Pieters Ponne (geb. 1774) huwt (1796) met Hermanus Fredericus Braunius (geb. 1773).
Het huwelijk van Hiltje en Hermanus Fredericus wordt kerkelijk gesloten op 10 januari 1796 in de kerk van Benedenknijpe, Herv. Gemeente De Knipe-’t Meer. We mogen aannemen door zijn vader Ds. Henricus Braunius.
Ten onrechte heb ik - zonder daarvoor de juiste aanwijzingen te hebben - de predikant voor de bewoning van het boerderijtje in aanmerking laten komen. Ponne attendeert mij er op, dat hij tot 1808 als predikant in de Knipe c.a. heeft gestaan. Hij noemt daarvoor terecht als bewijs Romeins ‘Predikanten in Friesland’ en ook de vermelding op de site <http://www.theologieportaal.nl/predikantenlijst >. Die gegevens wordt ten overvloede bevestigd door de speciekohieren van Benedenknijpe-Zuidkant 1795 tot en met 1799. Daar staat iedere keer onder specienummer 18 (de pastorie) zeer duidelijk: Ds. Braunius, 2 Sch., fl.6-0-0.
Met andere woorden we zullen opnieuw moeten zoeken naar de juiste kandidaat H. Braunius voor de bewoning van ‘ons’ boerderijtje achter het Breedpad. De aanwijzingen in de speciekohieren van 1795 tot en met 1797 zijn overduidelijk.
1795: nr. 131: H. Braunius; 1 Sch; en in de kolom: opmerkingen: eerstbeginnende. Hierbij moeten we als noot wijzen op het feit, dat door de wijziging in de belastinggegevens niet meer het aantal ‘hoofden’ en ‘halve hoofden’ meer worden geadministreerd. Dus: we weten niet of hij er alleen ging wonen of dat hij als nog ongehuwde daar samenwoonde. Ponne vraagt zich hardop af: “Zou dat ongehuwd samenwonen voor een domineeszoon mogelijk zijn geweest?” Het antwoord lijkt te moeten zijn: Niet waarschijnlijk, wetende uit welke sociale omgeving beide personen in kwestie afstammen. Bovendien is er nog een ‘onzekere’ factor in de administratie van de speciekohieren.
In het deel van het jaar “1796; nr. 131; H. Braunius; 1 Sch; en in de kolom: opmerkingen: eerstbeginnende” vinden we exact dezelfde tekst als in het boekdeel 1795. Dat is zeer merkwaardig en de gedachte, dat deze administratie - mogelijk door de veranderde omstandigheden in de heffing daarvan door de roerige tijd van omwenteling naar het fransgezinde bewind - minder accuraat is bijgehouden.
Het begrip ‘eerstbeginnende’ hebben we steeds kunnen interpreteren als ‘ persoon die voor het eerst als zelfstandig persoon een huis bewoont’. Een inwonende knecht wordt als zodanig tot de ‘familie’ gerekend in deze tijd.
De sleutel tot de echte oplossing zullen we moeten vinden in het speciejaar 1797. De aanwijzing in de kolom ‘opmerkingen’ zijn in alle opzichten van toepassing op de zoon van Ds. Braunius, nl. Hermanus Fredericus Braunius als we lezen: “ Heerenveen-Zuid 1797. nr. 131. H. Braunius, na Langezwagen in Opsterland, nu: Pieter van Krugten”.
Na de huwelijksvoltrekking van Hermanus Fredericus en Hiltje op 10 januari 1796 wordt op 9 mei 1796 hun eerste zoontje Henricus geboren te ‘t Meer en ten doop gehouden op 29 mei 1796 in de Kerk van Benedenknijpe. Dat Hiltje na het kraambed ook naar Heerenveen is gegaan om bij Hermanus F. te wonen, mogen we concluderen uit het ‘Bekkengeldenregister’ van de Algemene (= Burgerlijke) Armvoogdij Heerenveen. Daar wordt een bedrag van fl.1-3-6 (1 carolus gulden, 3 stuivers, 6 penningen) als inkomst geboekt door de armvoogdijboekhouder op 4 augustus 1796 met de tekst: “Bij de begravinge van het kind van Harmanus Braunius in de Bekken op het kerkhof ... fl.1-3-6”.
Op welke manier Harmanus Fredericus Braunius het brood moet verdienen voor hem en de zijnen is nog niet aan de orde geweest en valt uit de bovengenoemde stukken niet te beantwoorden. Laten we daarvoor even naar zijn familie kijken en de mogelijkheden bekijken gezien zijn afkomst. Vader is predikant, moeder is de Janke Drijfhout, dochter van de rijke houtkoopman Dirk Berents Drijfhout (1701-1773). Deze is eigenaar-bewoner geweest van het Grote Huis aan het Breedpad, welke na het overlijden van zijn weduwe Imke Nannes Musculus in bezit komt van notaris en wijnhandelaar Jan Georg Semler. In het speciekohier van 1789 betaalt Jan Georg Semler voor het eerst zijn speciebelasting over dit pand. Bij die eigendomsoverdracht behoorde vanouds het boerderijtje ten oosten van het ‘Groote Huys’, zelfs zoon Frederik Semler heeft daarmee nog te maken bij de verkoop van het ‘Groote Huys’ en het boerderijtje in 1817.
Harmanus Fredericus en Hiltje vertrekken dus in 1797 naar Langezwaag in de Wijngaarde. Daar wordt op 5 september 1797 geboren dochter Janke, en op 30 maart 1799 zoon Henricus. (Tresoar-Allefriezen). Vervolgens vertrekken ze naar Joure (Haskerland), waar dochter Johanna, zoon Pieter (1e), dochter Tetje, zoon Hendrikus, zoon Pieter (2e) en dochter Froukje (1e) worden geboren. In haar geboorte-akte van 5 juli 1812 komt als beroep van haar vader voor: ‘kantoorbediende’. Daarna worden nog geboren Froukje (2e), Gerrit en Imkje.
Speculerend over zijn administratieve opties is het niet ondenkbaar, dat door de omwenteling veel administratief personeel nodig was. Jan George Semler, zelf notaris en medevormgever van de omwenteling in Heerenveen en Friesland, heeft het taalvaardige talent van Harmanus Fredericus (zie de tekst van de overlijdensadvertentie van zijn vader in de Leeuwarder Courant van 27 augustus 1808) voor de vele nieuwe taken onderkend en mogelijk kunnen inzetten. Uiteraard kent Semler de familie van nabij. Hij was immers in 1796 nog de eigenaar van dit boerenspultsje met een knap woonhuis daarbij.
2016, juni 13: met dank aan Wiecher Ponne
***************************************************************************************************
Aan het slot van dit verhaal laten we U een detail zien van een luchtfoto uit 1921 met daarop centraal het vroegere kadastrale nummer A-387 en links daarvan het rijtje huizen, waarachter het altijd verscholen heeft gelegen.
***************************
2016, juni 4 - wibbo westerdijk - hip-backup
Propstrasingel-omgeving vóór 1832
HIP-TIME MAGAZINE 131
De minuutkaart van 1832 nodigt uit het gebied met ten Noorden het Breedpad, ten Oosten de Molenwijk, ten Zuiden de Dwarsgracht en ten Westen de wijk (tussen de zgn. Propstrasingel en de tuin van het “Groote Huys” eens nader te bekijken. Er is dan nog slechts een beperkte bebouwing langs het Breedpad. De kadastrale nummers Heerenveen, sectie A-383, A-388 en A-389 staan aan de straatzijde.
Ter illustratie kan een fragment van de prentbriefkaart dienen uit een veel latere tijd. Van links naar rechts de locatie van bovengenoemde kadasternummers. Naast A-389 de toegang tot de ‘Propstrasingel’, welke zelf wordt aangeduid met de term “reed als weiland”. Totale grootte 6.70 are en eigendom van de wed. Albert Propstra. Zij heet Trijntje Hendriks en haar man is bakker geweest en in 1825 overleden.
Ten zuiden van en dus achter A-383 en parallel met de Molenwijk staan drie wooneenheden van een beperkte breedte en diepte, t.w. de kadasternummer A-384, A-385 en A-386.
Voorgeschiedenis van het perceel A-383.
Aan de hand van de bewoningsgeschiedenis - teruggaand vanaf 1832 naar een veel vroeger tijdstip - blijkt dit perceel in 1832 bekend te zijn als ‘huis en erf’ met een kadastrale groote van 3.50 are. Het huisnummer op dat tijdstrip is Heerenveen (SCO) 262 en wordt op dat tijdstip bewoond door de 43 jarige koopman Bote Spandaw en zijn vrouw Wybrigje Veenema en hun zeven kinderen. Zij wonen er sinds - volgens een koopacte van 5 maart 1818 door notaris J.P.J. Greydanus -in het huis met de naam “Drie Kronen”, waar Johannes Kalverboer en zijn vrouw als tapper hun nering hebben gehad. Niet alleen de tapperij blijkt hun bestaanszekerheid te bieden, want in een register van uitgegane stukken van 1814 en 1815 (SCO 211) - maar ook in een lijst van weerbare mannen - staat hij te boek als ‘stoker’. In een inschrijvingsregister voor de schutterij spreekt men ‘distillateur’. Johannes Kalverboer wordt in zijn huwelijksacte (met de 10 jaar oudere Jiskje Jans Oppedijk uit IJlst) overigens ‘stokersknegt’ te Heerenveen genoemd, maar is afkomstig uit Gorredijk. Ze trouwen op 22 april 1812. Zij blijkt sinds 16 oktober 1810 weduwe te zijn van Andries Pijbes de Lang, die zich volgens het speciekohier van 1798 van Heerenveen-Zuid ook het ambacht van ‘distillateur’ heeft uitgeoefend in ditzelfde pand. We mogen gerust aannemen, dat Johannes Kalverboer als knecht Andries Piebes de Lang heeft gediend en na diens dood de weduwe heeft bijgestaan in de bedrijfsvoering en tevens bij de opvoeding van haar kinderen.
Aangezien voor het eerst in 1809 in een ‘Omslag voor de Werving van Vrijwilligers’ op basis van een bestuursbesluit uit 1808 van het Departement Friesland, eerste kwartier, hoofdplaats Heerenveen onder leiding van de kwartierdrost, de Heerenveense huizen een vast huisnummer krijgen toegewezen, blijkt dat Andries Piebes de Lang het huisnummer 262 nog maar kort heeft meegemaakt. Een staaltje efficiency van het Franse bewind met als insteek de heffing van belastingen.
Een volgende fase in ons onderzoek levert enkele problemen op ten aanzien van de huisnummering. Een ‘quotisatie van 1808’ is ingedeeld onder volgnummers, dus geen huisnummers, maar dan wel weer per wijkdeel - of zo U wilt straat - de volgorde van bewoning. En dan vergeleken met de ‘Omslag voor de Werving van Vrijwilligers’ uit 1809, bijv. Breedpad vanaf de Spandawbrug tot aan Konijnenpolle c.q. Badweghaven (met de molens). Ook in 1805 is een ‘Dorpsomslag’ samengesteld o.a. ten behoeve van de heffing van armegeld en van lantaarngeld op dezelfde manier als de quotisatie van 1808.
Daarvoor kunnen we iets meer houvast vinden de in serie ‘Speciekohieren’ van 1779 tot en met 1804, waar in die periode van 35 jaar het systeem van nummering zeer vergelijkbaar is met die van de Wervingsomslag: het eerste nummer is de ‘Kerk van Heerenveen’, gevolgd door Vleesmarkt-west, Oude Koemarkt-oost (het gedeelte van Schoterland), stukje Oude Kerkstraat-noord, en dan Vleesmarkt-oost, de bocht om langs de Lindegracht met haar stegen, de voorloper van de Nieuwstraat en Oude Kerkstraat-oost, en vervolgens Heideburen tot en met Voormeer. Overstekend naar de Nieuwburen en langs Haringspad tot de bocht van de Dracht-oost . Vervolgens Dracht-west met haar stegen tot Hoofdbrug en het eerste stukje Breedpad tot de Spandawbrug om dan de bewoning van het Achterom vast te leggen voorzover bewoond. Vanaf Spandawbrug langs Breedpad tweede gedeelte tot de Badweg, enz.
In het laatste deel van de ‘belasting op de zeven speciën’ - het Speciekohier van 1804 - staat eerder genoemde Andries Piebes de Lang onder specienummer 128. Hij is daar in 1798 gekomen vanuit Sneek en oefent het beroep van ‘(genever)-stooker’ of ‘distillateur’ uit.
Een paar jaar vóór 1798 - namelijk in 1795 - vinden we op specienummer 128 vermeld de ‘eerstbeginnende’ Arjen Bouma, die vermoedelijk heeft geprobeerd de stokerij voort te zetten. Dat is niet gelukt wan in 1796 vertrekt hij al naar Terband. Sijbolt Cuperus heeft in die periode in Oudeschoot gewoond en overlijdt datzelfde jaar 1796. Diens weduwe Elisabeth Vos keert terug op no. 128, waarschijnlijk met de bedoeling de Jenever-stokerij te verkopen. Op 23 september 1797 wordt door de advocaten Bavius van Theeken te Dokkum en Petrus Eekma te Heerenveen aangekondigd in de Leeuwarder courant, dat er ‘eerlang’ op het best van Heerenveen een ruime Huizinge waar in lange jaren met succes een ‘Genever Stokerij’ is gedreven door Sybolt Cuperus, en daarvoor door Arjen Anthony, zal worden geveild. Dat is inclusief koestallen en varkenshokken en dergelijk. In de nabijheid van het huis, dat aan de voorkant (Compagnonsvaart) en zijkant (Molenwijk) aan het water is gelegen, is er ongeveer 20 pondemaat weiland en enkele stukken met beste klijn in de nabijheid beschikbaar.
Op de 8e december is de finale palmslag ten huize van Johannes Fonk, Castelein op ‘s Heerenveen, van ‘Een beklante Jeneverstokerij met deszelfs spatieuse Huizinge, staande op het Heerenveen’, die per 12 mei 1798 vrij is te aanvaarden. Op de voorlopige verkoping is al 2000 Goudguldens geboden. En voor het weiland en de klijn van Neeltje Fooy, de wed. van Arjen Anthonij blijkt dan al 2391 Goudguldens geboden. Die vier percelen worden overigens geveild bij Johannes Riemersma in het Posthuis.
Sybolt of Sibolt Cuperus heeft een flink aantal jaren die stokerij geëxploiteerd. Hij laat zich op 3 november 1786 overschrijven als lidmaat van de Ned. Herv. gemeente Joure naar die van Heerenveen (Schoterland) en huwt op 6 mei 1787 met Elizabeth Vos, afkomstig uit Joure. Het speciekohier van 1787 meldt onder no. 128 voor de wed. Arjen Anthony in de kolom ‘opmerkingen’: “overleden, nu: de knegt Sijbolt Cuiperus.
In de volgende regel van 1787 wordt dat nog eens bevestigd onder de naam van de nieuwe bewoner Sijbolt Cuperus met voor de belastingcategorie: Schoorstenen: 2; Hoofden: 4; Koeien: 6 en Paarden: 1. Als slotzin in de kolom ‘opmerkingen’: “Was knegt bij de weduwe van A. Anthonij.”
De vorige eigenaar van de stokerij is dus geweest: Arjen Anthony, soms met familienaam Hilverling, en Neeltje Fooij. Uit het speciekohier van 1772 halen we de informatie dat Neeltje voor het eerst als Arjen Anthony wed. te boek staat. Vervolgens houdt zij de zaak drijvende tot 1787 met de hulp van ‘meesterknecht’ Sibolt Cuperus. Overigens is het pand door Arjen Anthony “in 1747op een koud steed gebouwt”. Dat houdt in dat op dat perceel niet eerder bebouwing is geweest en het voorrecht dan krijgt van tien jaar vrijdom van belasting in de speciebelasting. Er wordt b.v. geen schoorsteengeld geheven. Dat gebeurt pas voor het eerst in 1757. Wat betreft het gestandaardiseerde speciekohiernummer mogen we zeggen, dat vanaf 1779 tot 1785 het nummer 128 gangbaar blijkt. Daarvoor is vanaf 1753 heeft het specienummer 122 geldigheid. In de periode 1748 tot en met 1752 is er sprake van wisselende nummers via 125, 136, 141, 148 en 145, maar steeds in de kolom ‘opmerking’: “in 1747 op een koud steed gebouwt”.
Het echtpaar Arjen Antonij Hilverling en Neeltje Fooij hebben geen kinderen gekregen en besluiten ‘eeuwige bekendheid’ te verwerven door twee collecteschotels met gegoten kopjes in medaillon en ander Lodewijk XVI-ornament uit 1786 aan de Nederlands Hervormde Gemeente Heerenveen (Schoterland) te schenken. De voorzijde draagt de tekst: Dezen Gegeven ter Gedagtenisse Van Arjen Antonij Hilverling en Neeltje Fooij Echtelieden op het Heerenveen”. Aan de achterzijde de inscriptie: “De Eerste gemeld Overleeden Den 6 February 1770. De Laaste Overleeden Den 19 September 1786”. (K.A. 2496)
Hessel de Walle, samensteller en schrijver van het gigantische standaardwerk: “Friezen uit vroeger eeuwen: verzameling van duizenden opschriften van grafstenen enz. van voor 1811”, Franeker, 2007, geeft ons nog meer feitelijkheden over het genoemde echtpaar en hun mateloze vrijgevigheid. Ook de kerk van Oudeschoot is door hen uiterst genereus bedacht. Arjen Antons Hilverling(h) is afkomstig uit Dokkum, en huwt in 1741 (terwijl hij in Joure woont) met Neeltje Fooij, geboren 27 juni 1718 te Dokkum en overleden 19 september 1786, oud 68 jaar 12 weken. Zeer bijzonder is de grafsteen in de Oudeschoter kerk én de tekst: “Neeltje Fooy huisvrou van Adrianus Hilverling overleden den 19 september 1786 oud 68 jaar 12 weken en leit alhier begraven in leven jeneverstoker op het Herenveen”.
Voorgeschiedenis van het perceel A-388.
Voor de volkstelling van 1830 heeft het echtpaar Coenraad (eigenlijk: Johann Conrad) Sultemeijer (koopman, 37 jaar) en Janke Klazes Visser (57) de beschikking over een huis en erf onder huisnummer 263. De grootte van het perceel is 1.52 are. Het echtpaar is roomsch en maakt gebruik van de diensten van Jeltje Fokkes Veerman. Voor onze hedendaagse begrippen is het een opmerkelijk verbintenis tussen de huwelijkspartners, wanneer ze op 16 april 1820 hun huwelijk sluiten. Janke blijkt dan sinds 15 juni 1816 weduwe te zijn van Jacob Karstes Pleunenburg, die bij overlijden 44 jaren telt en kinderloos is gebleven. Jacob blijkt volgens een gemeentelijk stuk uit 1914 voor de helft eigenaar te zijn van het veerschip op Leeuwarden. Janke Veerman probeert nu als winkelierske of koopvrouw een bestaan te vinden en daarnaast met het in huis nemen van ‘commensalen’. In 1817 is apothekersknecht Steven Huttinga (SCO 1659) en in 1818 zelfs een tweetal, te weten: de timmerman Anthon Willems Keller (Kelder) en de kramer-koopman Coenraad Sultemeijer, beide afkomstig uit het Duitse Mettingen. (SCO 1660) In 1819 overlijdt op 15 maart het dochtertje Geertruida van ongeveer 6 weken van Anthoon Willems Kelder en Baukjen Hendriks Boetje. (SCO 4168). Daarna komt ook Kelder of Keller zelf niet meer als bewoner voor. Sultemeijer blijft en trouwt de weduwe Pleunenburg. Het echtpaar krijgt geen kinderen, maar biedt steeds wel de mogelijkheid voor inwoning. Zo is er van 1824 tot en met 1829 gevestigd Felix Kampfschmidt, die eveneens afkomstig was uit Mettingen (SCO 2914). Hij is geboren op 10 october 1808 en van beroep inlandsch kramer, en tevens oomzegger van Coenraad Sultemeijer. De zus Angela Sultemeijer is getrouwd geweest met Herman Hendrik Kampfschmidt, inmiddels overleden (SCO 2914) Overigens vernemen we pas weer iets over Herman Conrad Felix Kampfschmidt (zoals hij voluit heette) in een lijst van ingezetenen, welke wordt opgemaakt tussen 1825 en 1848 en waarop hij als winkelier wordt aangemerkt, met als bijzonderheid: "Op 11 oct. 1848 op deze lijst (SCO 2041) ingeschreven. Tengevolge eigen verzoek, na meer dan zes jaren te Heerenveen te hebben gewoond." In de Staten van de Loop der Bevolking vanaf 1840 komt inderdaad zijn naam weer elk jaar voor. (SCO 2109, 1865-1873) en opnieuw op het huisnummer 263. Overigens woonde Coenraad daar ook nog steeds.
De huwelijksacte van Coenraad en Janke is bovendien nog extra bijzonder omdat vier Mettinger kooplieden als getuigen de acte ondertekenen: Pieter Leemeijer, 36 jaar; Herman Gerseman, 28 jaar; Hendricus Verdelman, 29 jaar, en Andries Gildemeijer, 25 jaar.
In 1827 is het huis van Coenraad Sultemeijer opnieuw sterfhuis. Op 7 september 1827 overlijdt een andere oomzegger van hem er ook: Joseph Husmann. Genoemde Joseph is een ongehuwde 28 jarige kramer, zoon van Berend Harmen Husmann en Maria Engel Sultemeijer. Ook hij is afkomstig uit Mettingen en heeft zijn vader al verloren.
Tevens maakt dat jaar ook deel uit van de bewoners Feike Popkes de Jong, die als timmermanknecht een deel van het huis bewoont. Deze is gehuwd en heeft al twee kinderen. In 1828 komt hij overigens al weer voor in de bewoningslijst van Heerenveen-Aengwirden. Er wordt veel verhuisd door de huurders in die tijd. In het volgende jaar sluit de moeder van Janke Klazes Veerman in dit huis eveneens definitief haar ogen. Ykke Bouwes van der Zee heeft op haar sterfdag 30 oktober 1828 de gezegende leeftijd van 78 jaar bereikt. Zij is twee keer gehuwd geweest. Eerst met Klaas Jacobs Veerman en later met Gerben Hommes Overwijk.
Van belang voor de geschiedenis van het pand is te weten, dat wijnkoper en oud-maire Frederik Semler verpachter van dit huis aan het Breedpad is en daar jaarlijks fl.5,- pacht voor ontvangt van koopman Sultemeijer. Notaris J.P.J. Greydanus heeft daarvoor op 6 september 1821 een contract opgemaakt.
Teruggaand in de tijd naar Jacob Karstes is het jaar 1811 voor hem een belangrijk jaar. Op 26 februari 1811 brengt hij een bezoek aan notaris W.B. Kool van Heerens. Deze maakt in opdracht van Kersjen Witteveen, wed Jan Georg Semler te Heerenveen een erfpachtscontract op voor de huisstede met het nummer 263 ten behoeve van Jacob Karstes, veerschipper op Leeuwarden vice-versa, voor een bedrag van fl.5-0-0. Bovendien laat hij zich op 11 december 1811 registreren in de acte van naamsaanneming met de familienaam ‘Pleunenburg’ en verklaart daarbij geen kinderen te hebben. In het speciekohier van 1797 staat, dat hij is getrouwd als ‘Jacob Karsten’ uit Nieuwehaske met Janke Klazes, die op specienummer 102 Heerenveen-zuidzijde deel uitmaakt van de familie Bouwe Sijbes (later van der Zee) midden op de westkant van de Dracht.
Wanneer Jacob Karstes met zijn echtgenote in het pand Breedpad 163 is getrokken valt af te leiden uit de lijst voor de ‘Werving van Vrijwilligers’, want daarin staat hij tussen oostelijke buurvrouw de wed. Andries Piebes de Lang op nr. 262 en de westelijke buurman J.C. Mann op nr. 265. Mocht U denken dat dat niet klopt, dan heeft U gelijk. Ten zuiden van nr. 263 - kadasternummer A-388 - staat namelijk kadastraal nummer A-387 (waarover later meer).
In de ‘Quotisatie van 1808’ staat vervolgens op dezelfde locatie de uit Dornheim, Koningkrijk Pruisen in Duitsland afkomstige Georg Löffler (1774), die later als postloper of postbode zijn brood zal verdienen. Als Jan Georg Löffler wordt hij ook genoemd onder Aengwirden als ‘jager’ in dienst van Martinus Bouricius van Idema. Hij trouwt met Sytske Barteles de Vries en wordt in 1812 vader van zijn eerste kind.
De ‘Gebuurte-omslag van 1805’ situeert als bewoner in het pand - waar Georg Löffler slechts kort heeft verbleven - de persoon Sijmen Gosses, die in 1811 niet de moeite neemt zich te laten inschrijven met zijn familienaam ‘de Groot’. Wanneer hij is geboren valt slechts af te leiden uit zijn overlijdensacte van 23 december 1827, waar hij een leeftijd van 64 jaar heeft bereikt. De verwarring over zijn geboortedatum wordt nog sterker als we ook geloof moeten hechten aan het archiefnummer 3021 van Schoterland (een inschrijvingsregister voor de militie uit c. 1815) waar zowel 14 mei 1766 als 26 augustus 1778 in staat vermeld. Gooi maar in zijn sjako ! Hij is overigens twee keer getrouwd geweest. Eerst met Trijntje Suardus Posthumus (in 1801) en later met Janke Jans Lantinga (in 1808). Dat stond evenwel zijn werk als meester-timmerman niet in de weg. Overigens is het gegoochel met de voornaam een moeizaam verhaal: Sijmen, Symen, Siemen, Sijmon, Symon, Siemon, en Simon ??!!
Hoe zit dat nou met het wonen in huis no. 263 aan het Breedpad ? In 1805 dus op die locatie en in 1804 bij de laatste speciekohier eveneens: op nummer 129 en in een huis met anderhalve schoorsteen. In 1803 woont Sijmen Gosses onder dezelfde condities op nr. 129, waar hij in 1802 als eerstbeginnende als getrouwd man met en bij de weduwe van Abraham Burry is ingetrokken.
In 1798 komen we op specie 129 de persoon van Gerryt Vos tegen. Bijzonder daaraan is de toevoeging ‘cum sociis’ (met zijn ‘maten’) en in de kolom ‘opmerking’ staat vervolgens: “hierbij Abraham Burry”. Wanneer we vervolgens de gegevens vergelijken met wat wijlen mevrouw Greet Sijbesma over de familie Burry c.a. heeft uitgezocht, mogen we spreken van een verrassende vondst. Uit de kerkelijke registratie blijkt dat Abraham Burry op 5 februari 1795 met attestatie is ingekomen uit Bergen op Zoom. Het vermoeden is dat zijn afkomst is te herleiden tot een militair regiment - net als eerder genoemde Gerryt Vos. Abraham Burry is van oorsprong kleermaker en dat zou militair kleermaker kunnen zijn. Hij trouwt vervolgens op 24 maart 1796 te Heerenveen met Trijntje Suardus Posthumus en op 15 oktober 1796 wordt zoon Jacob Burry al geboren. Op 19 april 1799 gevolgd door Suardus Burry. Volgens het bekkengeldenregister van de Hervormde Gemeente Heerenveen (Schoterland) is A. Bore (?) - waarin wij Abraham Burry herkennen - begraven op 17 december 1799. Gerrit Vos is volgens het speciekohier van 1801 vertrokken naar Leeuwarden.
De volgende advertentie in de Bataafsche Leeuwarder Courant van 1 augustus 1801 geeft ons meer inzicht in de situatie van het huis met specienummer 129. Citaat: “De Notaris Jan Georg Semler, (als gelastigde van den Koopman H. Sultemeyer en Comp.) praesenteerd uit der Hand te Verkopen: Zekere deftige Huizinge met derzelver Steede en Grond, cum omnibus annexis, staande en gelegen aan het zo genaamde Breed-Pad op het Heerenveen, wordende bij de Wed. Abraham Burry bewoond, een heerlyk uitzicht hebbende langs de Vaart en algemene Rydweg, op den 12 Mey 1802 te aanvaarden; hebbende ten Oosten Andries Piebes de Lang, ten Westen, Zuiden en Noorden Jan Georg Semler, zynde bezwaard met een jaarlyksche Grondpagt van vyf Caroli Guldens, ten voordele van dezelve volgens de eerste instelling. Wie hier aan gading heeft, vervoege zig hoe eerder hoe beter, by den Notaris Semler hier vorengedagt op het Heerenveen.”
Dit is duidelijke taal: oostelijke buurman Andries Piebes de Lang; bewoner de wed. Abraham Burry (Trijntje Suardus Posthumus); grondpacht betalen aan Jan Georg Semler van het ‘Groote Huys’ en verkoper koopman H. Sultemeijer (en comp.) Deze persoon is de vader van de al eerder genoemde Johan Conrad Sultemeyer, wanneer hij trouwt met Janke Klazes Veerman in 1820.
Tenslotte de weduwe Abraham Burry (Trijntje Suardus Posthumus) hertrouwt met Sijmen Gosses (de Groot) in 1801.
Met de kennis van sneuper-publicist Albert Taconis krijgen we voor dit tweede pand op het Breedpad een compleet overzicht aangereikt, dat hij heeft geschreven voor een plaatselijk blad van 14 maart 1959. De titel daarvan luidt: "Uit de geschiedenis van het pand eigen aan slager O. Hoekstra, Breedpad 13 te Heerenveen". Daar valt weinig aan te verbeteren en we zullen het artikel dan ook grotendeels citeren in de woorden van Ab Taconis.
Citaat: “Er zijn maar weinig panden in Heerenveen die 200 jaar oud zijn, waarvan men de gehele geschiedenis kan nagaan. En nu blijkt juist het pand van slager Hoekstra één van dezen te zijn. Ruim 200 jaar geleden, om precies te zijn in 1747, werd door een zekere Pyter Andries, ook wel Pyeter Schipper genaamd, een huis gebouwd “op een koud steed". Dit betekende dat er nog niet eerder een huis op deze grond was gebouwd. Het Breedpad was toen nog maar schaars bewoond. Met zekerheid valt te zeggen, dat het groot pand van dr. v.d. Meer er heeft gestaan, en hiernaast een boerderij, maar van verdere huizen ten westen van de Molenwijk is weinig bekend.
Vermoedelijk is Pyter Andries schipper geweest. Zijn huis kreeg eerst in 1751 een nummer (139) en in 1752 (nr. 128). Waarom deze nieuwe vernummering is geschied is niet duidelijk, maar ook de naastliggende buren kregen andere nummers, zodat dit een maatregel van Grietman Menno Coehoorn van Scheltinga is geweest. (In 1753 krijgt het pand specienummer 125 en dat blijft het tot 1779, waarna het tot specienummer 129 wordt omgenummerd.)
Pyter Andries werd eerst in 1757 aangeslagen voor de plaatselijke belasting. Dit gebeurde wel meer, dat men nieuw gebouwde huizen de eerste jaren vrijdom gaf. Van zijn gezin is weinig bekend, alleen dat ze in tamelijk goeden doen waren en een dienstbode hielden (welke in 1763 werd ontslagen). In 1767 is Pyter Andries overleden. Zijn weduwe woont er tot 1776 en vertrok toen naar de Lindegracht.
De nieuwe bewoner was Anne Doeyes. Hij was 'eerstbeginnend'. Dit betekende dat hij pas was getrouwd en het eerste jaar voor een deel vrijdom van plaatselijk belasting had. Hij verhuisde reeds in 1778 naar de Dracht, en werd in 1779 opgevolgd door Evert Reinders (komende van de Heerenwal in Haskerland). Het huis bleef het eigendom van de weduwe Pyter Andries, want in 1781 verhuisde Evert Reinders en komt de eigenares (Pyter Andries wed.) er zelf weer in tot zij verhuisde, en in 1787 staat vermeld 'nu de soon Andries Pyters'. Het huis is nu genummerd 129 (wat een bewijs was dat er op de Dracht een nieuw huis was bijgebouwd - men nummerde Heerenveen-zuid van de Kolk vanaf de Nieuwburen langs de Dracht beide zijden, Breedpad tot de boerderij bewoond door Sake Heida).
Reeds in 1788 kwam de wed. Pyter Andries weer terug en woonde hier nog tot 1792, toen ze naar Oldeboorn is vertrokken. Als inwoners had ze de eerste jaren haar zoon Andries Pyeters/Pytters, en in 1790 Aaldert Sytses (ook een eerstbeginnende). In 1792 werd Popke de Lang bewoner, die een schoorsteen liet dichtmetselen (men betaalde in die tijd belasting op de schoorstenen). Hij verhuisde reeds het volgende jaar naar de Dracht, en werd Frans Bontkerk van Leeuwarden bewoner per 1794. Op hem volgde in 1796 Hendrik Roels, executeur (veldwachter) komende uit Nieuweschoot, waar hij boer geweest was”. Het was toen nog genummerd met 129. In het jaar 1795 staat ook nog op nr. 129 nog ingeschreven als inwonende bij Hendrik Roels, de executeur, zekere Jan Tummers. Daarvan staat in de kolom ‘opmerking’: “vertrokken zonder te weten waar”.
Voorgeschiedenis van het perceel A-389.
Het derde pand - waar we ons in verdiepen met het doel zoveel mogelijk informatie tussen 1749 en 1832 op te diepen - ligt ten westen van de beide voorgaande aan het Breedpad. De steeg daarvan ten westen is het begin van wat later genoemd wordt: de Propstrasingel.
Bij de Volkstelling van 1830 is dit perceel met het huisnummer 265 aan het Breedpad het eigendom van Jan Christiaan de Mann (in talloze andere stukken voert hij de naam: Johann Christiaan Mann). Hij woont er zelf - inmiddels 59 jaar oud - met zijn vrouw Hiltje Roelofs Offringa, 55 jaar oud. Zoon Johan Christoffel Mann, 26 jaar oud, woont bij hen in, evenals Fokje Wiebes Offringa, 19 jaar, en de weduwnaar Yzaak Jacobs Sasburg, 48 jaar en tuinier.
Als Mann’s beroep wordt in de Volkstelling genoteerd ‘genees-en heelmeester’, terwijl het kadaster als zijn beroep noemt ‘chirurgijn’. Hij blijkt afkomstig te zijn uit Amsterdam, waar hij op 21 februari 1770 is geboren. Merkwaardig is dat hij op 10 september 1798 te Leeuwarden is geadmitteerd als ‘heelmeester ten plattelande’, terwijl hij pas via een departementaal examen van 14 juni 1804 wordt geadmitteerd als ‘chirurgijn’. Uit een rekeningboek van burgerlijke armvoogdij van Heerenveen ontvangt hij op 31 december 1802 al ‘meesterloon en medicijnen ten dienste van Grietie Jarigs’. Een bedrag van 6 carolus guldens. (SCO 3191.2)
Ingeschreven in het Speciekohier van 1802 onder specienummer 130 volgt hij als ‘eerstbeginnende ‘ bewoner de schoolhouder David Dekker op, die instituteur wordt in Dokkum. Deze komt in 1798 vanuit Utrecht, woont een jaar in specienummer 136 (voorbij de pastorie op het Breedpad), verhuist naar specienummer 18 (Nieuwburen, later W.S. Gorter) en doet dan nog een jaartje specienummer 130.
Mann is op 19 september 1802 gehuwd met Tietje Gosses de Groot, die hem op 24 juni 1803 een zoon schenkt: Johan Christoffel. Deze is zo onfortuinlijk, dat hij na ruim twee maanden als wees én enig kind het leven onder ogen moet zien. Moeder Tietje wordt begraven op het kerkhof van de kruiskerk. In het armvoogdijboek staat onder de bekkengeldeninkomsten op 30 augustus 1803: "Uit de bus op 't kerkhof bij de begravinge van J.C. Mann zijn vrouw. fl.1-5-2." Mann hertrouwt op 10 juni 1804 met Hiltje Roelofs Offringa, die ook geboortig blijkt uit Heerenveen en 4 jaar jonger. Zij blijven onafgebroken op nr. 265 wonen tot en met 1835. Dit huwelijk blijft kinderloos. Inwonende Fokje Wiebes Offringa is een dochter van Wiebe Roelofs Offringa - een broer van Hiltje Roelofs Offringa. Met andere woorden: een tantezegger.
Het heeft er alle schijn van dat David Dekker, die 1801 op specienummer 130 woont, de opvolger is van Sijbe Pietters. Deze is schipper op het veer van Heerenveen-Amsterdam vice-versa. In een dispositie van Tjeerd de Lang uit 1796 - na onderzoek opgesteld door Commissaris Jetse G. Brouwer en de gezworen clerq L Johannes - is Sijbe Pieters het object van ‘dronkemans’ eereschot van Tjeerd de Lang, veenbaas op ‘t Heerenveen, en Cornelis Sijtses, schoenmaker, bij de Tolheksloot op 23 september 1796. Er is sprake geweest van een jachtje met een rood zeil waarvan de opvarenden Siebe Pietters en zijn passagiers in het frans worden toegeroepen. Dan klinken er schoten uit een jachtgeweren - Tjeerd en Cornelis zijn die dag op eendenjacht geweest - met de nodige gevolgen, waarvan Tjeerd de Lang achteraf beweert dat het een welkomstschot was voor hun goede vrind Siebe.
Van Siebe Pieters is in 1811 een acte van naamsaanneming opgemaakt, waarin hij aangeeft voortaan de achternaam ‘Pietersen’ te willen gebruiken. En dat hij geen kinderen heeft. De lidmatenlijst van de Doopsgezinde gemeente laat ons in 1789 weten, dat hij op de Nieuwburen woont en een tweede lijst van 1791 situeert hem dan op het Breedpad. Hij is dan nog gehuwd met Rinkjen Thomas (Toomes, Toomos) eveneens doopsgezind, maar zij overlijdt in 1792 of in 1795. Beide jaartallen staan in de lidmatenadministratie van de Heerenveense doopsgezinde gemeente. In ieder geval is zijn hertrouw in de Doopsgezinde Vermaning op 7 januari 1798 met Trijntje Alberts allerminst omstreden. Wie haar ouders zijn geweest is niet duidelijk. Wel weten we dat ze is overleden op 4 december 1826 en 67 jaar is geworden, wat betekent dat zij in of rond 1759 moet zijn geboren.
In 1789 blijkt Thomas Wypkes overleden dan is het aannemelijk, dat Siebe Pieters is getrouwd met diens dochter Rinkjen Thomas. En in dit geval betekent het dat Sijbe Pieters met zijn Rinkjen in het ouderlijk huis gaan wonen. De moeder van Thomas Wypkes heet bovendien ook nog eens Rinkjen Thomas. De naamgeving van zowel zoon Thomas als kleindochter Rinkjen blijkt dus traditioneel volgens friese gebruiken daarvoor.
Nu deze relatie duidelijk is, kunnen we opnieuw een in 1747 gebouwd huis zelfs zijn bouwheer Thomas Wypkes de eer doen toekomen van zeer lang bewoner van dit pand te zijn geweest; van 1747 tot 1789 is immers meer van 40 jaar.
Naar Thomas Wypkes is door het echtpaar Siet en Lammert de Bruin een degelijk onderzoek gedaan voor hun standaardwerk “Uurwerkmakers in Friesland. Naamlijst van Friese klokkenmakers.” Joure, 2013. In 1742 staat in de lidmatenadministratie van de doopsgezinde gemeente Heerenveen als doopdatum 31 januari 1742. Dat betekent dat hij door deze volwassenendoop omstreeks 1714 moet zijn geboren, als zoon van de grootschipper Wypke Wypkes en Rinkjen Thomas. Hij treedt voor het eerst in het huwelijk met Geertje Ales. Dat is geweest op 8 januari 1741.
Volgens een proclamatie koopt hij in oktober 1742 een huis met tuin op de Nieuwburen. Na het overlijden van Geertje Ales hertrouwt hij in Heerenveen op 19 maart 1759 met Rigtje Ruurds, afkomstig uit Joure. Uit een authorisatieboek van 1752 blijkt hij te zijn benoemd als curator over de kinderen van zijn overleden broer Wypke Wypkes. Als dooplid vervult hij voor de doopsgezinde gemeente ook het diakenschap en het kerkvoogd zijn.
Bij de quotisatie van 1749 is het gezin van Thomas Wypkes samengesteld uit 2 personen ouder dan 12 jaar en twee beneden 12 jaar. Als beroep staat daarin, dat hij uurwerkmaker is. In 1747 is hij de bouwheer van een nieuw huis “op een koud steed” op het Breedpad. De eerste vijf jaren varieert het specienummer van 153 (1748), 149 (1749). 142 (1750), 137 (1751) en 137 (1752) Daarna krijgt het specienummer 126 en dat blijft het tot 1779, waarna het de rest van de speciekohieren tot en met 1804 het nummer 130 voert. In 1789 verkoopt Thomas Wypkes dit huis voor 1800 carolus guldens aan zijn schoonzoon en dochter.
Vroege kaartbeelden van Heerenveen zijn schaars in de archieven. Wanneer we dan een schetskaartje - waarvan hiernaast een fragment - aantreffen van Heerenveen omstreeks 1640 met daarop een stukje Breedpad (in dit geval: ‘de 4 roeden’) en onder de 4 roedengrens staat ‘Suijden’. Het huis met de trapgevel heeft naast de gevel de tekst ‘Brandenburchs huijs’. Onder dat huis staat ‘De Commanderie’. Dat is de plaats waar nu het pand Kuiper staat. De loop van de Heerensloot en de bocht naar de Compagnonsvaart (hoofdbrug en Kolk) zijn te onderscheiden. De ‘molenvaart’ staat er niet op, omdat deze er vermoedelijk nog niet was. Er staat meer wetenswaardigs op, dat voor ons doel er weinig toe doet. Het schetskaartje is aangetroffen in het archief van de familie van Heloma. Dat er niet meer huizen zijn afgebeeld hoeft met een schetskaart niet te betekenen, dat er geen huizen hebben gestaan. (Bron: Barteld de Vries, De geschiedenis van het museumgebouw aan het Van Harenspad 50 in Heerenveen”, Taconisreeks 1, 1892
De manuscriptkaart (detail) van de landmeter Gosen van Terwisga is vervaardigd in 1788 en laat hierop een stukje zien van de Molenwijk met bebouwing en de Munnikssteeg. De Kerk aan de bocht van de ‘Compajons vaart’ met klein stukje van de Heerenwalbebouwing. De Heerenwalster ‘draaij’ in de Veenscheiding naar het Breedpad met als baken het ‘Groote Huys’ van Dirk Beernts en daar ten oosten van de drie door ons beschreven specienummers 128, 129 en 130 of de latere kadasternummers A-383, A-388 en A-389, welke in 1747 ‘op een koud steed zijn gebouwt’.
Voorgeschiedenis van de percelen A-384, A-385 en A-386
Tot nu toe hebben we de huizen, die achter de panden aan het Breedpad staan, buiten beschouwing gelaten. Deze hebben duidelijk minder status en zijn slechts bereikbaar langs een voetpad langs A-383 en de Molenwijk. Eigenaar in 1832 is de koopman Bote Spandaw en als huisnummer van alle woningen wordt SCO 262 genoemd. Met een ‘gebouwde waarde’ van fl.120,- is A-384 een gemiddelde burgerwoning. Bewoner bij de Volkstelling van 1830 is de arbeider Feite Berends Schotanus, 27 jaar, en zijn Tietje Willems de Bruin, 28, en hun kinderen Berend (2 jaar) en Willem (1 maand). Het perceel A-385 met een aanzienlijk lagere gebouwde waarde (slechts fl.21,-) zal zijn bewoond geweest Lucas Prinsen, eveneens arbeider, 32 jaar, en zijn vrouw Joukjen Reitzes de Vries, 32 jaar. Van A-386 hebben we geen bewoner kunnen vaststellen. Gezien het feit, dat Bote Spandaw koopman in granen is, is het heel goed mogelijk, dat de beide arbeiders in een zgn. ‘bedrijfswoning’ wonen. Of dat ook voor de volgende namen van bewoners van nummer 262 geldt, mag worden betwijfeld. In de loop van de jaren twintig van de 19e eeuw zijn er namelijk een aantal personen geregistreerd op huisno. 262, soms voor een aanslag in de personele omslag, soms vanwege een vermelding in een overlijdensregister.
Mr. Ulbo Arends Evertsz, rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Heerenveen, wordt in 1824, 1825, 1826 en 1827 aangeslagen. De bijna 1 jarige Andries, zoontje van de arbeider Gooitzen Andries van der Veen, overlijdt op 24 juli 1826 ook huisno. 262. (SCO 4170) De koopvrouw Leentje of Lientje Johannes (de) Vos, in Groningen geboren wordt op dit adres in 1821 en 1822 aangeslagen voor fl.1,00. In welke relatie de 71 jarige Fetje Hanses, weduwe van Jisse Benedictus, bij haar overlijden op 30 september 1819 in huisno. 262 tot de overige bewoners staat, is helaas niet vermeld. (SCO 4168) Aan de aangiftegetuigen te zien heeft ze hier wel gewoond, nl. Bonne Oepkes van der Schoot, plaatselijk omroeper, en Lammert Hanzes de Jong, arbeider, 27 jaar. Het jaar daarvoor - 1818 - biedt Bote Sibles Spandaw naast G.W. Motman, controleur der accijnsen, tevens onderdak biedt aan Lammert Hendriks de Jong, die als sjouwer in een deel van het pand woont en een personele aanslag tegemoet ziet na jaren daarvoor niet te zijn aangeslagen (SCO 1680. Motman krijgt zijn aanslagen over de periode 1818 tot 1822 steeds op dit adres.
Uit niets is gebleken, dat de woningen voor 1818 - toen Spandaw het perceel heeft gekocht - door andere personen dan de distillateurs gebruik hebben gemaakt van het pand. In 1810 is dat Andries Piebes de Lang, net als in 1809, 1808 en 1805, resp. de wervingsomslag, de quotisatie en de gebuurteomslag. Ook in de Speciekohieren is er geen sprake van meerdere bewoners onder het zelfde specienummer 128.
Een voorzichtige veronderstelling is, dat door Spandaw de bijgebouwen van de distilleerderij of stokerij door hem geschikt zijn gemaakt voor bewoning.
In een volgende bijdrage belichten we de geschiedenis van het perceel met kadastraal nummer A-387, terugzoekend vanaf 1832 tot het moment van haar ontstaan. Ongetwijfeld komen we dan ook weer terecht bij de hoofdbewoner van het ‘Groote Huys’ op het Breedpad de houtkooper Dirk Beernts Drijfhout.
2016, mei 22 - wibbo westerdijk - hip-backup
1ste Heerenwal vóór 1906
HIP-TIME MAGAZINE 129: 1ste HEERENWAL vóór 1906
ALGEMENE INLEIDING
Bij het documenteren van de huizen van de Heerenwal (tot 1934 staand in het dorpsgebied van Nijehaske en derhalve in de gemeente Haskerland) is de periode vanaf 1830 tot 1934 (zelfs met behulp van oude foto’s) voor de doorsnee-inwoner van Heerenveen een lastig te nemen hindernis. De eerste problemen worden al opgeworpen bij de start van het kadaster in 1832. De minuutkaartgegevens, waarop de Heerenwal gedocumenteerd zou moeten zijn met de percelen van de woningen en de erven (lees: tuinen), is als aparte uitsnede in een noodzakelijke andere schaal getekend aan de rand van de grote kadastrale minuutkaart. Het vele raadplegen en wijzigen heeft binnen de kadastrale organisatie kennelijk zoveel gebruiksschade aangericht dat het verschrikkelijk moeilijk is een zuiver en absoluut verantwoord beeld daarvan te geven alleen op basis van het kaartbeeld (met in de percelen de handmatig geschreven kadastrale nummers) te ontcijferen.
Met de introductie van de digitale beschikbaarheid b.v. op de HIS-GIS website, is daarom helaas gekozen voor het niet opnemen van deze uitsnede in de bestanden. De hoop, dat er een poging tot reconstructie van de gegevens zou worden ondernomen door deskundige onderzoekers om in dat manco te voorzien, is tot op heden ijdel gebleken. Bij het tot stand komen van de maquette van het Heerenveen (schaal 1:70) voor het Museum Willem van Haren (thans: Heerenveen Museum) hebben de werkgroepleden niettemin geprobeerd - met behulp van kadasterkaarten en kadastrale gegevens én steun van een oud-medewerker met kennis van gebruikte codes - verantwoorde keuzes te maken. Die pogingen zijn vastgelegd in ringbandmappen en staan ter beschikking voor verdere onderzoeksdoeleinden.
Hiernaast ziet U de uitsnede van de minuutkaart Nije-en Oudehaske 1832 (nr. MIN02064A01) van it Tresoar.
De tand des tijds heeft met name aan de randen van de kaart zijn sporen overtuigend nagelaten.
Met behulp van de O.A.T. , een sterke loep én een flinke dosis gezond verstand valt er nog wél iets van te maken.
Synchroon met de bestudering van de minuutkaartbeelden heeft men gebruik moeten en kunnen maken van de inhoud van de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafels 1832. De beschrijvingen van de percelen, met de eigenaren van de opgemaakte leggers, hun perceelgrootten en hun bestemmingen en de daarvoor aangewezen kadastrale nummers hebben daardoor een beter beeld van de situatie aan de werkgroepleden verschaft.
Ook complicerend is de omstandigheid geweest, dat de Heerenwal in Nijehaske tot 1934 alleen voorkomt in de archiefbestanden van Haskerland. De toegankelijkheid van het archief van Haskerland in Joure is bovendien weer net een tikje afwijkend van die van Heerenveen, waarin we redelijk de weg kunnen vinden. Dat ligt dus bij de Joure iets anders. Niettemin ...
Van al deze inspanningen willen we gebruik gaan maken bij de beschrijving van de bovenstaande foto, die uit het prentbriefkaartenarchief van het Heerenveen Museum afkomstig is. Het blijkt een uitgave van de N.V. Heerenveensche Boekh. v.h. A.L. Land met als opschrift: “Groet uit Heerenveen. 2700.” De adreszijde is ongescheiden, zoals gebruikelijk is geweest vóór de verandering van de Postwet 1905. De oudste datumstempel van de vier Heerenveense exemplaren is overigens uit het jaar 1906.
Natuurlijk hebben we ons ook even op de hoogte gesteld van het aanbod van het Fries Fotoarchief en zien daar tot onze grote verbazing voor exact dezelfde foto een compleet andere beschrijving. Onder nummer 52032 luidt deze: “Dorpsgezicht van Heerenveen, waarschijnlijk de Schans, maar het kan ook de Fok of de Herenwal zijn. Over het water ligt een brug”. Het opschrift meldt ons: “KIEK te HEERENVEEN”. Als datering wordt een periode gehanteerd “1900-1950”, hetgeen wel erg ruim is genomen ons inziens. Wel bijzonder is dat als fotograaf wordt aangemerkt “Schnabel, Sc.”. De afmetingen 7.5 x 11 cm zijn die van een prentbriefkaart.
Voor Heerenveense begrippen is de beschrijving zeer ruim geïnterpreteerd en weinig gedetailleerd. Voor de standaard van het Fries Fotoarchief loont het de moeite om de ontstaansperiode van deze foto toch nog eens te vergelijken met opnamen uit latere tijd.
Afgezien van het pand met de ronde deur op de hoek van de Stationsstraat met de 1e Heerenwal is en het tweede daarvan ten zuiden staande pand met de tuitgevel is er op het rijtje op onze foto van vóór 1905 geen enkel pand meer in de originele staat. Het stukje straat vanaf de linkerkant van de foto tot aan de Stationsstraat (in totaal 9 panden) is qua bouwstijlen niet meer te vergelijken met de huidige bebouwing. We nemen deze keer een drietal panden uit de serie van negen.
PAND HEERENWAL 64
Het meest linkse pand op onze foto uit het begin van de 20 eeuw oogt als een voornaam pand met een traditionele voorgevel (raam-raam-deur-raam) met een ondiep voortuintje omsloten door een gietijzeren hek en voorzien van een forse dakkapel. De breedte van de voorgevel is in de periode tussen 1887 (het Netteplan) en 1913 (Waterleidingkaart) tot stand gekomen en heeft als gevolg daarvan het kadastrale nummer A-4343 gekregen. In 1887 zijn dat nog twee naast elkaar staande smalle huisjes met de kadastrale nummers A-2856 (huis), A-2855 (huis), plus A-2854 (tuin). Echter, de drie oorspronkelijke nummers zijn A-1573 (huis), A-1574 (huis) en A-1575 (tuin). Twee huisjes en één tuin betekent in dit geval, dat het gaat om een bezit, een eigendom van de Roomsch Catholijke Armen van Heerenveen. De gebouwde waarde van de huisjes voor de belastingaanslag is gesteld op fl.15,- en de bewoners zijn bevoorrecht wegens hun katholieke geloof daar te mogen wonen.
Die bewoners zijn 1830 bij de Volkstelling onder huisnummer 43: het gezin van Anthoon Beekman, plaatselijk commies, bestaande uit 6 personen, en onder nr. 44: Antje Steenbergen, wed. van Andries Hendriks Bleeker, arbeidster, en een kleinkind Johannes Andries Bleeker van een jaar oud. Inwonend noteren we de wed. Johanna Franzes de Jong, 63 jaar oud en eveneens arbeidster. In 1842 wordt de - inmiddels - weduwe Beekman door de R.K. kerk bedeeld en Antje Steenbergen door de armvoogdij van Nijehaske. Bij laatstgenoemde woont in zekere Jan Melijn / Melein. De bewoners uit latere lijsten zijn jammer genoeg niet met zekerheid vast te stellen.
De grote verandering kunnen we waarnemen op de Waterleidingkaart van 1913. Daar blijken alle drie de kadastrale nummers te zijn samengevoegd tot het nieuwe nummer A-4343. En wat in dit verband belangrijk is, is dat dit kadastrale nummer is gekoppeld aan een huisnummer. Dat is overigens gebeurt in het jaar 1911, waarin de raad van Haskerland het besluit heeft genomen een complete vernummeringsronde door te voeren. Er is in de laatste jaren van de 19e eeuw enorm veel bijgebouwd op de Heerenwal, hetgeen in dit geval overtuigend blijkt. Tot 1911 is het huisnummer 55 gangbaar geweest, maar nu wordt het verhoogd tot nr. 79. Plezierige bijkomstigheid is dat de voornaamheid van het pand enigszins wordt bevestigd door een advertentie in de Hepkemakrant van 15 juni 1915. De bewoonster van dat ogenblik Mevr. Korf-Wiegersma, Heerenwal 79, Heerenveen, blijkt de weduwe te zijn van de in 1901 overleden Klaas Adams Korf. Verder blijkt uit het adresboek van 1922, dat het een familiehuis is geworden door de bewoning van zoon Wieger Klazes Korf en zijn gezin. Helaas eindigt op 13 juni 1928 het leven van Wieger Korf op 57 jarige leeftijd in dit huis. Omdat de weduwe met drie nog ongehuwde kinderen niet meer op dit adres voorkomt in het provinciale adresboek van 1928 is de conclusie, dat ze nog datzelfde jaar is verhuisd.
De nieuwe bewoner vinden we in het adresboek van 1934 en heet D. van der Zwaag, die als meubelmaker door het leven gaat. Hij afficheert zich in 1916 als ‘Schoorsteenmantelfabriek”, woont in 1922 op de 1e Heerenwal nr. 83 en adverteert in 1926 met ‘Complete Meubilering’. Douwe van der Zwaag adverteert voor het eerst in de Hepkemakrant van 7 maart 1930 met “Het Meubelhuis” op Heerenwal 79 en op 17 maart 1933 blijkt hij zijn zaak te hebben uitgebreid met Heerenwal 100. Dat is dan een pand op de tweede Heerenwal.
In 1934 blijkt het huis no. 79 te zijn vernummerd naar no. 64. Hij blijft in dit pand zeer lang zijn ambachtelijk bedrijf uitoefenen, maar volgens de adresboeken wordt zijn beroep vaker omschreven als ‘meubelhandel’ en ‘meubelhandelaar’. In 1955 meldt de Heerenveense Koerier, dat de seizoenopruiming van de ‘algehele woninginrichting’ van D. van der Zwaag in het ‘Meubelhuis’ plaats zal vinden in de panden Heerenwal 63-64-65. Dat betekent een behoorlijk expansiedrift van deze ondernemer, maar tevens bijna het einde daarvan. Hoewel ... met de Heropening van “Het Meubelhuis’ v.h. Douwe van der Zwaag op dinsdag 17 december 1957 blijkt, dat hij een ‘huurder’ heeft gevonden in de persoon van M.P. Kouwenhoven. Dat wordt bevestigd door de woningkaart, want Douwe van der Zwaag vertrekt 30 november 1957 naar Heerenwal nr. 17. Mattheus P. Kouwenhoven vestigt zich volgens diezelfde kaart vanuit Voorburg in de bedrijfswoning nr. 64 op 2 december 1957. In zijn advertenties als ‘woninginrichter’ spreekt hij alleen nog over de panden nr. 64 en 65.
Aan het annexeren van dat pand nr. 63 zit een ‘vreemd luchtje’. Dat nummer staat namelijk beschreven in de adresboeken van 1936 en 1938 met als gebruiker H. Posthumus, koopman in manufacturen, en in die van 1949 en 1954 als gebruikster A.T. Posthumus, winkelierster.
Vaststaat dat het “Zakenpand met afzonderlijk pakhuis en werkplaats” op maandag 2 oktober 1967 in Hotel Smid aan de Schans publiek zal worden verkocht. De advertentie van notaris S. Hoekstra geeft enkele waardevolle details, maar blijft hardnekkig alleen Eerste Heerenwal no. 64 noemen. De kadastrale grootte is 6 are 88 centiare en het ruime pand heeft een frontbreedte van plm. 14 meter - dus toch twee samengetrokken panden - en een vloeroppervlakte voor winkel, toonzaal en pakhuis van plm. 300 m2. Opnieuw gaan onze wenkbrauwen fronsen wanneer we nu lezen, dat sedert 1920 in het pand een goed beklante meubelzaak annex gehele woninginrichting is geëxploiteerd. Zou daar sprake kunnen zijn van een zetfoutje: 1920 in plaats van 1930 ?
Die verkoop betekent voor Kouwenhoven een grote opruiming (daarop vooruitlopend is hij op 17 oktober 1966 alvast verhuisd naar Oranjewoud, Brouwerslaan 14). Hij kan natuurlijk in de Minckelersstraat in de winkelgalerij “De Passage” bij de herstart in september 1967, niet beginnen met ‘winkeldochters’. Op 17 oktober 1967 verschaft de Friese Koerier over de nieuwe eigenaar duidelijkheid. De 6.88 are van het zakenpand, met woonruimte, vrijstaand pakhuis en aangebouwde werkplaats, erf en flinke tuin wordt voor fl.49.600,- het bezit van C. Griek. Inmiddels verhuist Cornelis Griek op 27 juni 1968 van de Vuurvlinderstraat naar de bedrijfswoning nr. 64 bij de zaak. De Friese Koerier van 29 juni 1968 volgt het verloop van de inrichting en verhuizing van het Technisch Installatiebureau Griek, die van amper 12 m2 op de tweede Heerenwal 158 nu de beschikking heeft over 100 m2. Met name is geïnvesteerd in etalageruimte voor het assortiment radio's, (kleuren) televisie-ontvangers, kachels, ijskasten, wasautomaten, lampen, droogkappen, enz. Vader Johannes Griek heeft lange tijd te boek gestaan als ‘lood-en zinkwerker’, terwijl zoon Cor Griek er een moderne vorm en uitbreiding aan gaat geven. Het is bovendien op de groei gekocht.
De rest van de bedrijfsgeschiedenis van het Technisch Installatiebureau Griek kent bijna iedere Heerenvener boven de dertig jaar. In 2005 wordt een fusie met Haskotherm Installatiebedrijf uit Joure in gang gezet, die twee jaar later in een nieuw onderkomen op bedrijventerrein De Kavels tot meer efficiëntie zal moeten leiden. Dat gaat helaas niet lukken, want de installtiebedrijven Griek TIB BV en Haskotherm BV worden in januari 2008 failliet verklaard. Sietsma installatietechniek BV uit Drachten neemt begin februari de beide bedrijven over, maar de naam Griek Techniek BV onder directie van Johannes de Vries blijft de werkmaatschappij. De ontwikkelingen gaan zo snel, dat in datzelfde jaar Griek TIB te Heerenveen door ITD (Installatietechniek & Domotica B.V) wordt geannexeerd en Sietsma Installatietechniek in 2014.
Het pand Herenwal 64 / 65 voert op de gevel (Google Maps): ‘JAMA Zonwering Raamdecoratie’. Overigens heeft dit bedrijf volgens Google ook op de Herenwal 183 een vestiging.
PAND HEERENWAL 67
Het tweede pand op onze foto is niet nr. 66, want dat is als huisnummer niet verder gekomen dan de status ‘pakhuis’. Dus richten we ons op Heerenwal 67, maar dat is pas in 1934. Het begint in 1832 met het eigendom van de koopman Jan Hendriks Pasveer. Hij heeft in eigendom de kadastrale percelen A-1576 (huis, met het huisnummer 45), A-1576a (looierij) en A-1577 (tuin).
De daarbij behorende lijst van bewoners is gedateerd: 1830. Op dit adres staan die families geregistreerd, te weten Jan Hendriks Pasveer, 41 jaar, koopman en winkelier, en zijn vrouw Trijntje Oeges Veenstra, 40 jaar. In hun huwelijksacte is Jan nog varensgezel en wordt Trijntje naaister genoemd, maar dat is al op 20 december 1815. Ze hebben geen kinderen gehad en hebben zich kennelijk gericht op verhuur of inwoning. Wel is Jan regelmatige klant bij het notariaat. Tot hun gezin behoren dan ook twee kinderen van Abe de Nes: Baukjen van 16 jaar en Trijntje van 11 jaar. Zij zijn familie van Trijntje Oeges Veenstra, want Elske Oeges Veenstra is hun moeder. Vader en moeder zijn beide al overleden en deze twee wonen derhalve bij Tante Trijntje en oom Jan.
De tweede familie, welke onder huisnummer 45 zijn domicilie heeft, is het gezin van Heere van der Schaar, schipper en 30 jaar én zijn vrouw Annigje Joukes Reinderts, 33 jaar. In 1830 hebben ze een dochtertje Antje van 1 jaar oud en in 1831 staan ze in een personele omslag onder huisnummer 45c. En tenslotte is er het derde gezin, dat van de pottebakkersknecht Sjoerd Sjoerds Knaap, 38 jaar en IJkjen Luitzens Wielinga, eveneens 38 jaar. Hun dochter Trijntje van 12 en zoontje van 3 jaar Jacob hebben bovendien nog wat aanspraak van pottebakkersknecht Sijtze IJnzes de Vries, die inwonend is. In een lijst van gezinnen van 1834 staat de bewuste Jan H. Pasveer als winkelier en koopman op volgnr. 61 op de lijst en hij heeft op dat ogenblik ook nog huisnummer Heerenwal 45. De samenstelling van zijn gezin is dan dezelfde als in 1830, namelijk 1 manlijk persoon en 3 vrouwen. Op volgnummer 62 wordt vermeld - maar eveneens onder huisnummer 45: Knaap, Sjoerd J. Zijn zoontje is gestorven 26 september 1833, zodat het gezin nu nog 1 manlijke en 2 vrouwlijke leden telt.
Op de lijst van bewoners van het jaar 1842 van Nijehaske laat Sietse Krikke weten, dat er op huisnummer 45 vier gezinseenheden worden genoemd, t.w. Jan Hendriks Pasveer (geb. 1788) en nog steeds winkelier en koopman; Sjoerd Knaap, op dat ogenblik zonder beroep; Klaas Brouwer, beurtschipper; Janke J. Wijntjes, zonder beroep, en onder nummer 45a: wed. K. Terpstra.
Bij de bewonerslijst van 1852 blijkt het huisnummer van Jan Hendriks Pasveer te zijn gewijzigd in het huisnummer 59 en heeft hij voor zijn bestaan het beroep van schipper weer opgepakt. Onder het nummer 59a staan Jan Douwes Hemstra, timmerman, en ook Antje Wiebes Knijpstra, wed. J. van der Meulen.
De aanvankelijke kadastrale nummers A-1576 (huis), A-1576a (looierij) en A-1577 (tuin) worden op de kaart van 1868 vervangen - van de Heerenwalzijde naar de erfscheiding - door de nummers A-2857 (huis), A-2858 (huis met erf) en A-2859 (pakhuis), terwijl op het netteplan van 1887 en op waterleidingkaart de situatie -van Heerenslootzijde tot de erfscheiding - is vernummerd naar A-3291 (huis), A-3292 (huis), A-3293 (huis) en A-2859 (huis).
Bij de omnummeringsoperatie van Haskerland in het jaar 1911 staan daarvoor als ‘oud nummer’ 56c, 56b, 56a en 56, terwijl als ‘nieuw nummer’ geldigheid krijgen A-80, A-81, A-82 en A-83. De letter ‘A’ is het wijknummer ! Als extra aantekening is daarin tevens bijgeschreven, dat A-81 de status van ‘pakhuis’ heeft gekregen. In 1922 wordt weliswaar onder no. A-81 nog de naam van mej. G. Sluiter genoemd, maar zij is beslist de laatste bewoner geweest. Met huisno. 56a is iets vergelijkbaars aan de hand. Dat wordt na die vernummeringsoperatie no. A-82 en wordt in 1922 en 1927 bewoond door de wed. C. van der Werf, zonder beroep. Later wordt van beide nummers nooit meer melding gemaakt.
Over het nieuwe nummer A-80, welke in 1934 bij de Heerenveen-één samenvoeging het nummer Heerenwal 66 heeft gekregen, is er nog sprake van bewoning tot 1938. In het adresboek 1922 (de eerste na 1911) is bewoner van Nijehaske A-80: F.W. Westink, stoker van de gasfabriek. De adresboeken van 1927 en 1928 noemen J. B. van Dijk, zonder beroep, als bewoner, en in de boeken van 1934 en 1936 is de opperman J.N. Kok hoofdbewoner en in 1936 de fabrieksarbeider N. Kok medebewoner. Vanaf 1938 zijn er geen vermeldingen meer van het nummer Heerenwal 66 in de adresboeken. Afgebroken ?
Het oude nummer 56 (tot 1911) wordt gewijzigd in én identiek verklaard aan het nummer Nijehaske A-83 (vanaf 1911). Overal op de Heerenwal duikt de naam ‘Pasveer’ op. Zo ook in 1919. In een grote advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 14 maart 1919 van de wed. H. Pasveer & Zoon, die op Zaterdagavond 6 uur de opening van de nieuwe zaak ‘Pasveer’s Goedkoope Bazar’ in het vooruitzicht stellen. “Porcelein, Glas, Aardewerk en Galanteriën” worden tegen zeer lage prijzen verkocht. Door een combinatie van zaken in Heerenveen, Meppel en Hoogeveen hebben ze grote partijen kunnen inkopen. Het meest opvallende in deze advertentie is dat ze twee nummers op de Heerenwal bezetten, namelijk nr. A-83 ( en dus eerder no. 56) en no. A-89 (meer naar de Stationsstraat eerder no. 62, maar - en dat is belangrijk - later in 1934 is dat no. 69a/70). Op de originele foto 01187 van Museum Heerenveen is - naast de slogan ‘DE GROOTE BAZAR’ langs de gevelplank - in het bovenlicht van de winkeldeur de naam ‘Pasveer en zoon’ duidelijk waar te nemen. Volgens het adresboek van 1922 is de zaak dan definitief alleen functioneel op het nummer A-89.
D. van der Zwaag is volgens het adresboek 1922 dan de gelukkige gebruiker van dat Nijehasker wijk-nummer A-83. Hij staat aangegeven als winkelier. Een gezamenlijke advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 2 juli 1926 vertelt ons, dat je goedkoop kunt winkelen op de 1ste Heerenwal en o.a. ook bij D. van der Zwaag voor “Complete Meubilering”. In het adresboek van 1927 wordt hij eveneens onder A.83 genoemd: meubelmaker. Ook in 1928 geeft het Provinciale Adresboek voor de meubelen als adres D. van der Zwaag. Eerder hebben we D. van der Zwaag in 1930 al laten verhuizen naar Heerenwal nr. 79, zodat er een opvolger moet zijn geweest tussen 1930 en 1934. Groentenhandelaar J. Liemburg wenst zijn clientèle op 31 december 1933 namelijk vanuit de Nieuwstraat nog een voorspoedig nieuwjaar en gaat in de loop van 1934 het pand Heerenwal 67 betrekken. Dat althans is de conclusie uit het adresboek 1934.
Deze acht pas op 15 juni 1940 de tijd gekomen om te vertrekken naar Tjalleberd 263 (woningkaart). Inmiddels heeft hij dan al een tijdje onderdak gegeven aan Sijbren de Vries, die op 6 december 1939 van Opeinde naar de Heerenwal is gekomen om de groentehandel voort te zetten. Hij doet dat 18 jaar lang, want hij vertrekt pas op 24 oktober 1958 naar de gemeente Tietjerksteradeel. Zijn opvolger blijft in dezelfde branche en heet Jan Bijlsma, die op 6 november 1958 de kisten stapelt, maar op 25 juli 1961 naar de Herenwal 112 gaat. Kort daarvoor heeft hij nog een poging gedaan om via een aanvraag voor vergunning (nr. 147-610 gedateerd 15 juni 1961( door aannemer H.R. de Vries van de Dubbele Regel een forse verbouwing ter waarde van fl.26.000,- het winkel-woonhuis te vergroten tot groentenwinkel-woonhuis. Maar ... omdat hij op 8 augustus 1961 de leges nog niet heeft voldaan, valt er een brief van B. en W. in huize Bijlsma op de mat.
De ‘belanghebbend’ verzoekt in verband hiermee intrekking van de bouwvergunning en restitutie van de leges. We moeten aannemen dat hier sprake is geweest van een zeer ernstig conflict ?!
Kennelijk mag hij dan enige tijd wonen in het huis, welke Smilde kort daarvoor van Hendrik van Leuveren heeft opgekocht. Maar eind 1962 heeft hij zich al weer gevestigd op de 1e Heerenwal op het nummer 49. Daarvan maken de adresboek van 1964 en 1966 trouw melding, zelfs de opvolger raakt bekend door een winkelbedrijvenlijst van 1970 namelijk W. van der Schaar, Heerenwal 49. Ook hij is groentenhandelaar.
Heerenwal 67 heeft enige tijd kennelijk geen bewoner gehad, maar pas op 24 maart 1964 wordt op de woningkaart bijgeschreven Pieter van der Veen. Hij is wijnhandelaar en komt dan van Heerenwal 69. Veertien dagen eerder is hij het slachtoffer geweest van joyrijders, die zijn gele Opel Caravan hebben ontvreemd terwijl deze voor zijn huis geparkeerd stond. Bij een inventarisatie van de bedrijven op de Heerenwal in 1998 blijkt P. van der Veen nog steeds op nr. 67 zijn zaak te hebben.
Hoe een en ander te rijmen is met de site van Funda uit 2016, die als het bouwjaar 1945-1959 (men bedoeld denkelijk in de huidige staat gebracht in die periode, dus nr. 67 en 69 onder het tegenwoordige dak) is nog niet duidelijk.
PAND HEERENWAL 68
Dit pand is ooit begonnen als een looijerij (A-1576a) in de tuin. Het is later meer westelijk verplaatst op het perceel A-1576. Het heeft waarschijnlijk in de geschiedschrijving over de plaats van de synagoge veel verwarring gezaaid. In de concordans op basis van de woningkaarten is er zelfs sprake van ‘paardenstal’, maar wordt later ook ‘pakhuis’ genoemd. Het heeft achter in de tuin “DE GOEDKOOPE BAZAR” gestaan en we mogen aannemen, dat het bij de een of andere verbouwing is opgenomen in de uitbreiding van de nummers 67 en/of 69.
PAND HEERENWAL 69
De Commissie Herziening Grondbelasting Nijehaske (te vinden in it Tresoar onder CHG 523 van het jaar 1832) sluit zich aan bij de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van kadastraal Nijehaske, wanneer het kadasternummer Nijehaske A-1578 aan de orde is. Dit huis met tuin onder A-1579 wordt beschreven als eigendom van de schipper Jacob Reitzes Roefstra en geschat op een ‘gebouwde waarde’ van fl.30. Overigens is hij nog niet zo lang eigenaar-bewoner, want zijn vader Reitze Frankes Roefstra woonde er in 1825 nog en is in 1828 als weduwnaar overleden. Jacob deelt het huis no. 46 bij de Volkstelling van 1830 als beurtschipper (29) met zijn echtgenote Trijntje Sikkes Vrijmans, 24 jaar. In dat jaar van de Volkstelling heeft Roefstra inwoning van Coenradus Hendricus Barenbrug, een 31 jarige klerk, met zijn vrouw en dochtertje Johanna Dorothea (van 4 maanden). In een belastinglijst uit 1931 staat deze geregistreerd op huisno. 32a. Hij heeft dus maar kort bij Roefstra gewoond.
De situatie in 1834 is vervolgens zo, dat het echtpaar nog met zijn beiden is en om de kosten te bestrijden woont eveneens op Nijehaske no. 46 ook de weduwe G. van Terwisga, met in totaal een gezin van vier personen: 2 manlijke en 2 vrouwlijke. Niets is eeuwig, maar Jacob Roefstra woont ook in 1842 nog op hetzelfde adres nr. 46 op de Heerenwal. Zijn eerste echtgenote is al overleden in 1832, nalatende een dochtertje Sjoerdje. Hij hertrouwt in 1833 met Jeltje Harmens de Bruin. De bijwoning onder het nummer 46a wordt in 1842 gebruikt door Heere J. van der Schaaf.
Tien jaar later in 1852 is een oomzegger van Jacob R. Roefstra, die werkt als veerschipper, de hoofdbewoner van het inmiddels vernummerde huis. Het pand heeft nu nummer Nijehaske nr. 60 en de medebewoner van schipper Johannes Pieters Roefstra maakt gebruik van de ‘bijwoning’. Die persoon is Arend Kolthof. Verder is over hem niets bekend.
Bezien we nu weer de kadastrale kaart van 1868 dan blijken de aanvankelijke kadastrale nummers A-1578 (huis) en A-1579 (tuin) vervangen - van de Heerenwalzijde naar de erfscheiding - door het nummer A-2860. Leggen we het Netteplan van 1887 daarnaast dan geeft deze dezelfde informatie. Zelfs de waterleidingkaart van 1913 bevestigt dat beeld nog eens, maar er zijn in de tuin twee achterelkaar liggende gebouwen, vermoedelijk pakhuizen, opgetrokken en aan weerszijden van het huis bevindt zich een steeg. De zuidelijke daarvan hoort bij dit perceel en de noordelijke heeft lange tijd de toegang mogelijk gemaakt naar de joodse synagoge.
Ook nu maken we een sprong in de tijd en wel naar de omnummeringlijst van Nijehaske uit 1911. Als oud nummer van dit pand wordt gehanteerd het nummer 59. In een register voor de verkoop van sterke drank uit de periode 1882-1885 (arch. HAS 1567) komen we onder nummer 86 tegen Hendrik Kniphorst, Heerenwal nr. 59 met een aanvraag voor een vergunning voor een winkel-woonhuis. Het hernummerde huis wordt in 1911 geregistreerd als Nijehaske wijk A, nr. 85.
In een brief van 10 mei 1997 van Reina Pieters Kniphorst (getrouwd geweest met Rienk Post en destijds wonend in Värmskog in Zweden) sluit zij een foto bij van het betreffende huis. Het is genomen omstreeks 1906 en in de deuropening staat Jacob Albert (1886), de broer van Reina haar vader Pieter Kniphorst (1890). Het huis is eigendom geweest van haar grootvader Hendrik Kniphorst (1849), die is overleden op 18 november 1906 en handelaar en expediteur als beroep heeft gehad. Hij is getrouwd geweest met Janke Wiebes (1848-1909), afkomstig uit Harlingen. Dit huis met een forse dakkapel met op het winkelraam reclame voor ‘De Jong’s Cacao’. Hun oudste dochter mej. Margaretha Johanna Kniphorst (1876), roepnaam Jantje, dochter van Hendrik Kniphorst en Janke Wiebes, is vanaf 1909 ‘winkelierster’ of ‘kruidenierster’ geweest. Zij blijft ongehuwd en overlijdt in 1931 te Leeuwarden. Ten noorden van de Kniphorstwinkel voert de steeg met het pand no. 69a (van J.H. Pasveer) je naar de synagoge en het badhuis waar practisch iedere Heerenveense jood ritueel is gereinigd en vervolgens zijn gebeden heeft gememoriseerd (kad. Nijehaske A-2862 en later A-4573).
De winkel van Jantje blijft opereren onder de naam Fa. H. Kniphorst en zij neemt het initiatief om samen met een aantal andere middenstandsbedrijven de clientèle te confronteren met een ‘winkelsluitingsovereenkomst’. Op 1 april 1911 lezen de abonnee’s in de Hepkemakrant: “Ondergeteekenden berichten hunne geachte clientèle, dat met ingang van 1 April, hunne WINKELS alle werkdagen, met uitzondering van den Zaterdag, ‘s avonds na NEGEN uur en des Zondags geheel zullen zijn GESLOTEN. Fa. H. Kniphorst, Albino Mij. (v.d. Hoek), Boersma’s Winkels, U.J. de Jong, Gez. Laagland, Wed. Popma, K. Hovens Gréve.”
Overigens blijft de winkel op nr. 69 ook de uitvalsbasis voor de aktiviteiten van Jacob Albert. Hij heeft een overeenkomst gesloten van de Meppeler Stoom-Wasch-en Strijkinrichting, Electrische Bleekerij van A. Top & Zonen aan de Ruinerwoldsche straatweg te Meppel. Borkent als expediteur op Heerenwal 59 belast zich met ophalen en bezorgen binnen een week.
Op 1 april 1921 vindt er in de Heerenveense expeditiewereld een geruchtmakende gebeurtenis te beleven. De Stalhouderij en het Sleepersbrijf van de Heer J. Tadema wordt overgenomen door een bedrijfsfusie onder de naam “Heerenveensche Stalhouderij en Transportbedrijf”. Het consortium, bestaande uit Jacob Albert Kniphorst, Pieter Kniphorst, Jan Bunt en Gerrit Tadema regelen verhuizingen door het hele land, expediëren goederen in binnen-en buitenland, maken ‘Vigelanten-ritten’ en verhuren paarden en rijtuigen, enz. Zij krijgen de aanbeveling mee van de heer J. Tadema, die de Heerenveense clientèle dank zegt voor het genoten vertrouwen.
Overigens in Jacob Albert Kniphorst al een tijdje woonachtig op huisnummer Nijehaske A-92, na 1934 vernummerd naar Heerenwal 73. Dat is het huis pal ten zuiden van de bakkerij van Th.S. Bakker aan de Stationsstraat.
Bij hun buitenlandse ambities hoort kennelijk een agentschap door J.A. Kniphorst van “Vogelpoel en Noorweegen, binnen-en buitenlandsche Expediteurs te Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Haarlem”. Hun zgn. Snel-Groupagedienst in speciale Koel-en Kaaswagens op Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, doen Heerenveen op Dinsdag en Vrijdag aan. Kniphorst kan daarvoor vanaf juni 1924 alle inlichtingen geven.
Op verschillende prentbriefkaarten is de kade van de Heerenwal in de buurt van de Stationsbrug gepavoiseerd met de expeditievoertuigen van de Heerenveensche Stalhouderij en Transportbedrijf. Dat geeft waarschijnlijk toch wel enige overlast en zal mede ten grondslag hebben gelegen aan de aanbesteding op zaterdag 27 november 1926, ‘s morgens om elf uur, ten kantore Heerenwal no. 85 van “het bouwen van een houten Wagenloods op het Spoorwegemplacement te Heerenveen”. De advertentie maakt nog wel het voorbehoud van de goedkeuring van B. en W. van Haskerland.
Per 1 oktober 1930 draagt J. A. Kniphorst zijn overeenkomst voor de Groupagedienst van Heerenveen naar Groningen over aan de heren Vleeshouwer & Co en J. Wisman & Zn., Stoombootdienst-ondernemers te Gorredijk en Heerenveen.
Margaretha Johanna Kniphorst, die in de adresboeken van Heerenveen van 1922, 1927, 1928 als kruidenierster wordt beschouwd als hoofdbewoonster van Nijehaske A-85, overlijdt op 18 april 1931 op 54 jarige leeftijd. Zuster Janke (1878) woont dan in Heerenveen; Jacoba (1880) is getrouwd met een onderwijzer R.W.F. Post te Den Haag; Aukje (1883) en Anna Hendrica (1885) wonen daar ook: Jacob Albert (1886), getrouwd met Johanna Catharina Klomp en Pieter (1890) met als echtgenote Johanna Kiestra wonen allebei in Heerenveen. Jongste zuster Jantina zit dan in Leeuwarden.
Als beoogd opvolgster voor Margaretha Johanna in de winkel is daar haar zuster Janke, maar er dient zich een kandidaat aan voor volledige overname. Het is de koopman A. van der Veen, die in het Nieuwsblad van Friesland van 31 juli 1931 een advertentie plaatst met de volgende inhoud: “MORGEN Zaterdagavond 1 Aug. HEROPENING Zaak Fa. H. Kniphorst, Heerenwal. Ruime sorteering Binnen-en Buitenl. Wijnen en Gedistilleerd van 1e klas huizen. Vruchten-Limonades. Fondants, Suikerwerken, Biscuits (Droste en Verkade). Sigaren en verdere Rookart. A. VAN DER VEEN.
Het afscheid van de winkelaffaire Fa. H. Kniphorst door de dames Kniphorst wordt definitief wanneer de eigenaar mej. J. Kniphorst uittreedt volgens een bericht uit het Handelsregister, gepubliceerd in het Nieuwsblad van het Noorden van 14 september 1931.
Abele van der Veen, die sinds zijn huwelijk in 1919 met Geisje Catharina van Slooten al een carrière als handelsreiziger achter de rug heeft, overlijdt vrij plotseling op 45 jarige leefijd in het ziekenhuis aan de Thialfweg op 27 september 1936. Zijn weduwe zet de zaak in gedistilleerd en chocolaterie voort. Pas in 1945 bericht de Heerenveense Koerier, dat haar zoon Jacob en zijn vrouw Rigtje Brandsma hier komen wonen en in het adresboek van 1949 staat dat Jacob zich heeft laten noemen: zaakvoerder gedestilleerd.
Op dit detail uit een prentbriefkaart is de gevel van de drankhandel o.a. vertegenwoordigd met PLANTIAC en louter KABOUTER.
Broer Piet van der Veen blijkt in 1954 vertegenwoordiger te zijn. Het adresboek van 1960 is duidelijk. Hij heeft zich ontwikkeld tot wijnhandelaar en dat blijkt ook uit het adresboek van 1964. D. Buter - als vertegenwoordiger van het bedrijf - onthult ons het adresboek 1966 en dezelfde naam staat op de winkelbedrijvenlijst van 1970. Daar wordt zelfs het oppervlakte van de slijterij in vierkante meters genoemd, nl. 54 m2. Maar er staat ook bij dat D. Buter zelf geen eigenaar is. In 1998 wordt geconstateerd dat het pand in gebruik is bij Super Connie b.v. Wat ‘haar’ aktiviteiten zijn of zijn geweest, blijft voor ons een groot raadsel.
Tegenwoordig beschrijft Google onder Herenwal no. 69 de G.G.Z. groep Heerenveen, met een praktijk voor Neurofeedback. Met beneden een kantoorruimte-oppervlak van 110 m2 wordt de kantoormarkt benaderd door RBMT Bedrijfsmakelaars en Taxateurs.
Volgens de site van Funda is het bouwjaar 1945-1959 (men bedoeld denkelijk in de huidige staat gebracht in die periode ).
Essentieel is - naast het pand nr. 69 van de familie Kniphorst - de noordelijke steeg geweest. Deze verschafte de Heerenveense Joden tot 1933 toegang tot hun badhuis en Synagoge.
Node vragen we U uw nieuwsgierigheid naar de geschiedenis van de panden 69a en 70 nog enige tijd onder controle te houden. Daarvoor hebben we even wat meer tijd nodig om de feiten op een rijtje te krijgen. Mogelijk lukt dat aan de hand van een foto uit een latere tijd nog wel eens. Bovendien ... mocht U voor ons over historisch controleerbare gegevens beschikken (b.v. koopacte, bouwdossier, of dergelijke) dan houden we ons van harte aanbevolen.
2016, april 10 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Sietse Krikke

1e Herenwal 1972
HIP-TIME MAGAZINE 42
In de jaren dat dit soort aktiviteiten - zoals op fotonummer 0317 uit het archief van het Museum Willem van Haren - worden vastgelegd, is dat beslist op de eerste Herenwal nog geen dagelijkse routine. Daar waar de grote vrachtauto met het opschrift “VERHUIZINGEN” staat (en zien we op de bumper het Mercedes-logo. Is dat het niet het merk van transportbedrijf Wierda ?) is al een hiaat in de bebouwing ontstaan in eerder jaren. Voor het verleggen van de tramlijn is in de jaren 1929-1931 het huis van de huisschilder W. Krikke gesneuveld om voldoende ruimte te krijgen voor toegang vanaf het station naar een nieuwe trambrug over de Heerensloot, die zijn traject via de Heerenstraat en de toekomstige K.R. Poststraat buitenom de bebouwing zoekt naar de kunstweg langs het Meer en de Knipe. De originele tramlijn met de nauwe bochten door het centrum van Heerenveen komt daarmee te vervallen.
Bij dit tafereel gaan afbraakbezigheden kennelijk gepaard met de inzet van een bedrijf voor ‘verhuizingen’. Kenners van vrachtauto’s zullen ons feilloos kunnen vertellen met wie we hier als verhuisbedrijf van doen hebben. Het afbreken van het adres Herenwal 42 is beslist geen sinecure en de ‘puinrijder’ lijkt inmiddels vergevorderd in zijn bedoelingen. Die afbraak is het gevolg van het plan van Gemeentewerken Heerenveen uit 1967, uiteraard aangestuurd door B. en W. en de Raad, om een nieuwe en bredere verbindingsbrug aan te leggen over de Heerensloot naar de K.R. Poststraat. In de Friese Koerier van 14 februari 1968 wordt het plan van een miljoen gepresenteerd, maar staat ook een foto van de doorbraak en het eerdere ‘Huize Muller’. Dat pand staat op onze bovenstaande foto nog in volle glorie ‘voornaam’ te wezen. Toch moeten we vrezen, dat de verhuiswagen daar staat als voorbereiding op de afbraak ook van het pand nummer 43. Dossier 312-1 van het gemeentelijk archief uit de periode 1967-1975 vertelt ons immers, dat het in 1971 is aangekocht van keel-, neus-en oorarts A.H. Dekhuyzen voor ruim fl.140.000,-. In hetzelfde jaar heeft D. Smilde, die dan nog als procuratiehouder door het leven gaat maar al enige tijd (vanaf eind december 1968) elders (Prins Bernhardweg 6, Oranjewoud) woont, zijn pand nr. 42 aan de gemeente overgedragen voor bijna fl.56.000,-. De laatste huurder van dat pand is volgens een winkelbedrijvenlijst uit 1970: W. Fontijn, klokkenmuseum. Hij heeft 60 vierkante meter tot zijn beschikking. Als de aanbesteding van de 12 meter brede brug zijn beslag heeft gekregen is het 5 september 1972. We mogen gerust aannemen, dat onze foto uit die periode stamt. En dat klopt; achterop de foto van 8 bij 8 cm. staat 5-3-1972.
Dan zie we nog een kleine stukje gevel van Herenwal no. 41. Een heer rommelt in de laadruimte van de stationcar. Van Herenwal no. 41 is in ieder geval bewoner geweest de heer Hendrik Kuiper uit Nieuwebrug. Die is op 26 februari 1962 het huis gaan bewonen, wordt in het adresboek van 1964 nog winkelier genoemd, doch in dat van 1966 als ‘zonder beroep’ aangemerkt. Ook dit pand zal sneuvelen bij nog nieuwere toekomstplannen voor de verbreding van de ‘Trambaan’ na de verplaatsing van het stationsgebouw.
Het grote huis is in het boek “De Heerenwal. Bruggen en gekromde ruggen” door de gloedvolle betoogtrant van wijlen Jan de Jong ternauwernood ontsnapt aan een cult-status. De immense bewondering voor de persoon van Eelco Nicolaas van Kleffens (1894), die een aantal jaren (met zijn ouders dit huis heeft bewoond en zijn lagere schooljaren doorbracht op de openbare lagere school van Nijehaske, is daaraan debet is geweest. Vader mr. H.C. van Kleffens, substituut-officier van justitie te Heerenveen, krijgt in 1905 in Groningen dezelfde rechterlijke functie. Het huis krijgt opnieuw een justitieel medewerker als bewoner, nl. mr. A. van der Leij, rechter aan de arrondissementsrechtbank te Heerenveen. Deze komt namelijk voor in de adresboeken van 1922 en 1927 weliswaar onder wijk A., huisno. 56, doch hetzelfde huis. Diens opvolger A.P. Lankhorst, directeur van de Friesche Vischhandel maakt de vernummering van 1934 nog mee naar Herenwal no. 43, maar dr. Samuel Muller, keel-, neus-en oorarts, staat in het adresboek van 1936 als eerste onder dit huisnummer. De woningkaart schrijft hem in per 28 september 1936. Het bevalt hem in ieder geval bijna twintig jaar, want hij verhuist per 4 januari 1956 naar Noordwijk. Ruim een maand woont hij samen met zijn collega-opvolger k.n.o.-arts Jan W.E.P. Versteeg (1921-1990), wiens carrière in juli 1962 een vertrek noodzakelijke maakt en vanaf 3 en 5 juli betrekken de k.n.o.-artsen dr. Eberhard H. Kusen. en dr. Auke H. Dekhuyzen het pand. Kusen vindt na bijna twee jaar een ‘gaadlik’ optrekje in de Prinses Irenelaan in Oranjewoud. Dekhuyzen acht de afstand Heerenwal - Ziekenhuis een voor hem passende oplossing: hij blijft tot 1972 en verhuist dan noodgedwongen naar de Van Maasdijkstraat.
De naam W. Krikke (1886) laat in de plaatselijke Heerenveense cultuurgeschiedenis ongetwijfeld bellen rinkelen, zodra we de voornaam Wigle daaraan koppelen. Hij is de zoon van de meer bekende Klaas Krikke (1847-1923), die eveneens als ‘zondagsschilder’ een bijdrage heeft geleverd aan de topografische kennis van de Heerenveners. Hoewel Wigle als minder getalenteerd is te kenschetsen, zijn er ook van zijn hand een aantal kleinere bijdragen geleverd. Door zijn noodzakelijk vertrek vanaf de Herenwal A57 (later 44) is hij gaan wonen aan de Badweg (Bouwlust 33) om daar zijn schilderswerkplaats te vestigen.
Links achter de verhuiswagen ontwaart u een merkwaardig en typerend geveltje. Achter de façade wordt een brede bovenverdieping gesuggereerd, welk effect nog wordt versterkt door drie dicht naastelkaar geplaatste vensters met daarboven aan weerszijden van een borstwering een gemetseld zuiltje. Over de bouwgeschiedenis is verder niets bekend, maar het ontwerp doet wel wat denken aan de huizen van de Verlengde Dracht van omstreeks 1923. Het zou mij niet verbazen of timmerman-aannemer Johannes de Haan heeft ook hier zijn ‘handtekening’ achter gelaten. Zeer waarschijnlijk is deze verbouwing gebeurd in opdracht van winkelier-wolkammer-manufacturier Ale T. de Boer. Zijn naam siert het eerste adresboek van 1922 al onder het destijdse huisnummer Wijk A. no. 58. Bij de ‘Heerenveen-één”-operatie van 1934 krijgt hij van zijn nieuwe overheid het no. 45 op de deurpost geschilderd. Op 26 februari 1942 overlijdt de Boer, en zijn weduwe Hiltje van der Schaar blijft er nog wonen tot ze op 2 februari 1949 naar Dokkum gaat. Het adresboek van 1949 geeft ons de naam van mej. Anna C.E. de Vries, die er dan haar mode-vakschool heeft gevestigd. Zij is er in oktober 1945 als kostgangster komen wonen en vertrekt eind augustus 1949. Vast staat dat Johannes van der Schaar de sleutel per 7 februari 1949 heeft beheerd. Hij komt voor in het adresboek van 1954 als boekhandel. Rond 1970 meldt de winkelbedrijvenlijst, dat hij 20 vierkante meter gebruikt in een matig onderhouden pand, waar hij een stencildrukkerij exploiteert. De rest van het pand is kennelijk verhuurt aan S. Adema, die op 35 vierkante meter een electriciteitszaak runt op het adres Herenwal 45a.
Onder de latere directeur Albert R. van der Schaar komt het bedrijf als ‘Van der Schaar Kantoorefficiency b.v.’ behoorlijk tot bloei met als bedrijfsfilosofie, dat ze geen machines en meubelen leveren, maar kennis en oplossingen ! Het leidt zelfs tot een flinke uitbreiding van het vloeroppervlak.
2013, januari 27 - wibbo westerdijk - hip-backup
Heerenwal omstreeks 1928
HIP-TIME MAGAZINE 130
Heerenwal omstreeks 1928
Uit deze prentbriefkaart van de 1ste Heerenwal te Heerenveen blijkt nog duidelijk het grote belang van vervoer door de scheepvaart. Bussen, tonnen, pakketten, handkarren. Het zicht op de huizenrij is nu vanaf de Stationsbrug in de richting van de Herenwalsterbrug. U ziet dat het stukje kade tot en met het pand Kniphorst - het 3e pand vanaf rechts - voor de handelsaktiviteiten van de winkelstand van essentieel belang is. Even verderop is er sprake van een ongeplaveide kade, terwijl het hier tot aan de kadebalk geplaveid is en er bolders zijn geplaatst voor het aanleggen van schepen. Er is bovendien nog gelegenheid voor toeristisch bootvermaak door een trotse ‘schipper’!
Uiteraard is ook deze prentbriefkaart uit de collectie van het Heerenveen Museum, waarbij één exemplaar als poststempel heeft de datering van 27 X 1928, m.a.w. 27 october 1928. De uitgave is van G. Brouwer en Zoon’s Boekhandel met het kenmerk E&B. Deze laatste lettercombinatie geeft aan dat de Brouwer’s de kaarten niet zelf drukken, maar dat hebben laten doen door de firma Emrik & Binger te Haarlem.
Overigens is overduidelijk dat de twee pandjes rechts op de foto (waarvan de meest noordelijke slechts deels is afgebeeld) de winkel of eigenlijk de ‘goedkoope bazar’ van Pasveer is.
Laten we proberen de geschiedenis van deze twee panden eens te ontrafelen met de hulp van - merendeels - het kadaster, de gegevens vanuit het Haskerlands archief ons ooit aangereikt door Sietse Krikke, de omnummeringslijst uit 1911 uit het Jouster archief, de adresboeken van Heerenveen (vaker in deze rubriek gebruikt) en tenslotte informatie uit de kranten, welke in ons digitale tijdperk voornamelijk te danken zijn aan de website van de Koninklijke Bibliotheek t.w. <www.delpher.nl>.
PAND Heerenwal 69a.
Het eerste begin van dit tweede pand op onze foto is in ieder geval in 1832 vastgelegd onder kadasternummer Nijehaske A-1580 (huis) en A-1581 (tuin). Winkelier Ekke Johannes van der Meer in Heerenveen (AEN) is de eigenaar van huisnummer Nijehaske 47 aan de Heerenwal. Zelf heeft hij daar met zijn echtgenote Martentje Wiebrens de Vries (gehuwd geweest van 1797 tot 1808 met schoolmeester Lammert Woudstra en sindsdien weduwe) gewoond o.a. in 1816 (G.A. HAS, nr. 1496). Zij blijken te zijn gehuwd in de gemeente Haske op 8 januari 1812. Ekke Johannes van der Meer is dan 29 jaar en nog ‘boerenknegt’ in Het Meer. Martentje is dan zes jaar ouder en heeft twee jongens uit haar eerste huwelijk. Overigens wordt het beroep van Ekke van der Meer in een erfpachtcontract van de D.C.F. Veencompagnie van 27 september 1821 (DCF-archief nr. 1091) - als stiefvader van Wybren Lammerts Woudstra, mr. leertouwer - ‘uitdrager’ genoemd. Zijn echtgenote Martentje Wybrens de Vries heeft haar zoon Wybren het recht gegeven op een “huisstede en grond, bebouwd met eene huizinge, gekwoteerd met no. 48, leertouwerswinkel en droogschuur c.a.” (Zo ... dat is al de eerste vernummering van het adres ! en zullen nog enkele volgen.)
Rond 1825 wordt het huis al in twee gedeelten bewoond en blijkt groot genoeg voor twee huisgezinnen. De arbeider Binne Jisses Leertouwer is de ene gebruiker én de leerlooijer of leertouwer Wiebren Lammerts Woudstra (dus de in januari 1798 geboren stiefzoon van Ekke Johannes van der Meer) heeft daar met zijn vrouw Minke Siegers van der Laan, waarmee hij op 25 november 1816 op 17 jarige leeftijd is gehuwd, gewoond met vier kinderen, o.a. in 1825. (HAS 791).
De Volkstelling 1830 registreert op datzelfde pand het echtpaar Binne Jisses Leertouwer, arbeider (58) en Jantje Hijlkes Korver (43), die samen een gedeelte bewonen met nog drie minderjarige kinderen (12, 8 en 6 jaar). Tevens is er dan woonruimte voor het echtpaar Baltus Lijkles Fenema, schoenmaker (43) en Sijtske Aukes van der Werf. Zij mogen samen met vier minderjarige kinderen (12, 9, 7 en 3 jaar) het andere deel gebruiken.
De situatie in een bewonerslijst van 1834 kent de beide families ook nog, maar beschrijft het als volgt: volgnummer 065, huisnummer 047: Venema, Baltus L. ; 2 manspersonen, 4 vrouwspersonen; 6 protestant. Voor de andere familie geldt: volgnummer 066, huisnummer 047: Leertouwer, Binne J.; 3 manspersonen; 1 vrouwspersoon en 4 protestant. (Gegevens afkomstig van Sietse Krikke).
Ook de volgende gegevens zijn ons aangereikt door Krikke. Het jaar 1842 is huisnummer 47 in gebruik bij Baltus Lijkles Venema (1787), schoenmaker, en - voor het eerst nummer 47a het tehuis voor Binne Jisses Leertouwer (1777), die weliswaar arm is maar niet wordt bedeeld. De volgende lijst stamt uit 1852 en daar blijkt Binne Jisses Leertouwer niet meer als bewoner te zijn geregistreerd. Het nummer 47a bestaat niet meer en uit de overlijdensacten blijkt, dat Leertouwer is overleden in 1850. Baltus Lijkles Venema daarentegen heeft een nieuw huisnummer in 1852, namelijk 62.
Een repertoire van notaris Arjen Binnerts, d.d. 5 maart 1859, aktenummer 79 legt de gegevens vast van de verkoop door Ekke Johannes van der Meer (1782), inmiddels zonder maatschappelijke betrekking en wonend in Aengwirden en door de erfgenamen van zijn overleden huisvrouw Martentje Wiebrens de Vries (1776), die eerder getrouwd is geweest met Lammert Lolkes Woudstra. Het eerste onderdeel van die acte gaat over de overdracht aan zijn medeverkoper Sieger Sytzes van der Laan, koopman te Nijehaske, van een huis c.a. te Nijehaske, sectie A., nr. 1580 (huis aan de straat) en deels sectie A., nr. 1950, (tuin daarachter), samen groot 0.02.69 HA., voor fl.880,-. Kijken we hierbij naar de details van de kadastrale registratie dan zien we dat perceel A-1580 slechts een grootte heeft van 0.91 are. Dat zou betekenen dat perceel A-1950 zou moeten zijn geregistreerd op een grootte van 1.78 are. De kadastrale legger van Van der Meer komt evenwel niet verder dan een grootte van 1.40 are. Waar die resterende 0.38 are dan vandaan komt, blijft vooralsnog een groot raadsel.
Na afwikkeling van deze verkoop door de familie Van der Meer c.s. blijken de nieuwe eigenaren te zijn: Sieger Sijtzes van der Laan en Jan Johannes Wijntjes en wel tesamen onder leggernummer 1237. Slechts amper één jaar duurt deze samenwerking, want - zoals het kadaster meldt - er wordt een ‘splitsing vóór 1861’ doorgevoerd tussen de beide deelgenoten.
Jan Johannes Wijntjes (legger 475) wordt eigenaar van 0.90 are, waarbij de omschrijving van het bezit luidt: “synagoge, huis en erf” met als nieuw kadasternummer A-2073. De enige conclusie die we hier uit kunnen trekken is, dat Wijntjes verhuurder is van de ‘synagoge c.a.’ aan de Nederlandsche Israëlitische gemeente van Heerenveen ofwel de Joodse gemeente van Heerenveen. Achter het huis aan Heerenwal met kadasternummer A-1580 ligt tot het kadastrale dienstjaar 1846 een ‘tuin’ met een grootte van 1.40 are. Eerst heeft een ‘grensverandering’ in het dienstjaar 1837 het 2.50 are grote tuingedeelte teruggebracht van 2.50 are naar 1.40 are, ten faveure van stiefzoon Wiebren Lammerts Woudstra, die op het naastliggend perceel een ‘looierij’ gebruikt. Voor de 1.40 are tuin wordt op naam van Ekke Johannes van der Meer vervolgens het nieuwe kadastrale nummer A-1842 toegekend. Dan verandert een zgn. ‘stichting in dj. 1846’ dat in ‘huis met erf’ onder verantwoordelijkheid van Ekke Johannes van der Meer (legger 240.26). Dan komt ook het kadasternummer A-1950 in beeld én tegelijk verwerft Van der Meer daarmee voor 5 jaar belastingvrijdom tot 1851. Na de ‘expiratie’ uit die belasting blijkt de ‘gebouwde waarde’ te zijn vastgesteld op fl.6,-. Naar Heerenveense begrippen een uiterst lage waarde, omdat meestal als ondergrens fl.15,- wordt aangehouden. Het moet een uiterst bescheiden ‘huisje’ zijn geweest. Het is geoorloofd daaruit te concluderen, dat dit ‘huisje’ in huur is gegeven aan de Ned. Isr. Gemeente Heerenveen voor hun sabbathvieringen en hun onderwijs van de Thora. Van der Laan en Wijntjes continueren deze toestand, doch toen de beide partners besloten tot een ‘splitsing’ in hun gezamenlijk bezit in het dienstjaar 1861 en Wijntjes alleen verder gaat met 0.90 are verandert er het een en ander.
Allereerst wordt in Wijntjes z’n legger 475, onder regelnummer 13 het A-1950 kadasternummer vervangen door A-2073. De grootste verandering is evenwel de inhoudelijke omschrijving. Die verandert van ‘huis en erf’ naar ‘synagoge, huis en erf’. Dit schept in ieder geval zekerheid over het gebruik. Tegelijk verdwijnt door de splitsing de term ‘leerlooierij en erf’. De totale grootte van de omschrijving daarvan is steeds 2.20 are geweest. Daarvan gaat 0.95 are naar noordelijke eigenaar Jan Wiebes Nijholt, die na Woudstra eigenaar is geweest van de ‘leerlooierij en erf’ en brengt zijn bezit op 2.75 are. Verder wordt 0.25 are van 2.20 are herverdeelt onder Wijntjes en van der Laan.
Evenwel, in de joodse gemeenschap wordt kennelijk de behoefte gevoeld ‘baas in eigen synagoge’ te zijn, want op 8 augustus 1876 schrijft notaris Gerrit Boschloo uit Heerenveen in het dagregister van het kadaster een koopacte in. De erven Wijntjes - vader Jan Johannes is op 18 maart 1865 als 75 jarige overleden - verkopen ‘een gebouw dienende tot Synagoge en badkamer met stede en grond op de Heerenwal onder Nijehaske, sectie A., no. 1862’, aan Izaäk Veldman en Hartog Izaäks Cohen, beiden koopman te Nijehaske, en tevens voorzitter en penningmeester van het Bestuur van de Nederlandsche Israëlitische Gemeente te Heerenveen.
Deze veranderingen zijn op het Netteplan van 1887 vastgelegd. Daaruit komt het beeld naar voren, dat dit ene perceel zodanig is verkaveld, dat er vier verschillende opeenvolgende kadasternummers zijn ingevoerd. Vanaf de Heerenslootzijde is dat eerst A-2864 (het huis aan de straat), daartegenaan een huis met een stuk erf A-2863. Vervolgens op het middendeel een ‘huis’ met een gebouwtje daar los van staand maar beiden op hetzelfde erf (A-2862) en tenslotte tot de westelijke scheidsloot een stukje tuin c.q. erf (A-2861). De totale grootte van het perceel bedraagt dan 0.59 are (A-2864), 1.12 are (A-2863), 0.92 are (A-2862) en 0.94 are (A-2861), samen is dat: 3.57 are. Volgens een kadastrale kaart uit 1868 wordt aan het perceel ten noorden van dit viertal het kadasternummer A-2865 toegekend. De inhoudelijke omschrijving daarvan is 2.93 are. Als het volledig identiek zou zijn geweest aan A-1582 en A-1582a dan zou de totale grootte moeten zijn geweest: 2.50 are plus 0.40 are is samen 2.90 are. Maar er is een hermeting geweest inmiddels.
Wie er in de periode na 1853 in de als ‘huis’ aangegeven percelen hebben gewoond, hebben we nog niet kunnen vaststellen. Daarvoor is toegang nodig tot de bevolkingsregisters na 1850 van Nijehaske (HAS) en een verschrikkelijke hoop tijdsinzet. We hopen dat ook Haskerland over niet al te lange tijd deze via ‘Alle Friezen’ digitaal beschikbaar kan stellen.
In een eerdere bijdrage over de Heerenwal hebben we U al eens kennis laten maken met de originele vernummeringslijst op het Gemeentearchief van Joure van het jaar 1911. Daarin staan als ‘oud nummer’ tot 1911, respectievelijk nr. 61 (voor de Ned. Isr. Kerk dus A-2862 of eigenlijk A-4573 ), nr. 60a (voor - vermoedelijk - A-2863) en nr. 60 (in pen bijgeschreven: ‘winkel’ , dus aan de straat A-2864).
Na 1911 is het oude nummer 61 vervangen door het Nijehaske A-86 nummer (waarbij deze A staat voor huisnummer in wijk A.) Nummer 60a wordt dan Nijehaske A-87 en nummer 60 krijgt Nijehaske A-88.
Met behulp van het zoekprogramma Delpher van de Koninklijke Bibliotheek hebben we hoop gehad één van deze huisnummers te kunnen koppelen aan een persoon of gebruiker. Dat was een ijdele hoop.
Toch staat op foto 01187 van Museum Heerenveen ten noorden van het pand Kniphorst een huisje met een tuitgevel, twee smalle gevelraampjes op zolderverdiepinghoogte met daartussen een reclamebord van forse afmetingen en de tekst: “Voor ongeregelde goederen vertegenwoordiger K.K. Eppinga”. Die foto is van omstreeks 1910. Die opvatting wordt stevig bevestigd door het Nieuwsblad van Friesland van 23 april 1910, waarvan de tekst luidt: “Aan het geachte publiek van Heerenveen & Omstreken wordt bekend gemaakt, dat voor mijn rekening een handel zal worden begonnen in geregelde en ongeregelde goederen tegen buitengewoon lage prijzen. Met den verkoop dezer goederen heb ik belast den heer K.K. Eppinga, Heerenwal, Heerenveen, voorheen Knijpe. Aanbevelend, E. van der Zwaag.”
Eppinga gaat aan de slag. Zijn werkgever evenwel komt na zo’n jaar of drie in de problemen. Het eerste signaal daarvan vinden we in het Nieuwsblad van Friesland, waarin aangekondigd wordt een “Boelgoed - Nijehaske op Dinsdag den zevenden juli 1900veertien, des voormiddags om 10 uur, ten huize van E. van der Zwaag, koopman en winkelier te Heerenveen, Nijehaske, zal publiek worden verkocht, door deurw. P.L. DE LANG te Heerenveen: Verschillende meubelen en huisgeraden, een partijtje manufacturen, een hond, kippenhok met zes kippen, kar op twee wielen, enz enz.”. In dit bericht wordt niet gesproken van een faillissement, maar in Het Nieuws van de Dag van 7 juli 1914 staat onder “FAILLISSEMENTEN. Failliet verklaard: (o.a.) 4 Juli. E. van der Zwaag, koopman, Nijehaske; -- r.-c. (rechter-commissaris) mr. J.J.E. Boschloo; cur. (curator) mr. M. de Muinck, Heerenveen.”
Het is niet het eind van de loopbaan van de heer K.K. Eppinga, want uit een advertentie op 29 juli 1919 blijkt dat hij in de ‘Manufacturen’ is gegaan en aan de Heerenwal is gebleven. Het assortiment betreft ‘Amerikaansche Lappen’, geschikt voor boezeroens, jongenskielen, morgenjurken, boezelaars, enz. Prima kwaliteit! IJzersterk! Spotprijs! Dames-en Kindermantels, Heerencostuums, Damesrokken, borstrokken, onderlijfjes, onderpakken, damespantalons, dameshoeden, Buckskin lappen, manchester broeken. Ze worden voor spotprijzen opgeruimd door Eppinga. Kort daarna verkoopt slager Franke Bouwes van der Laan het pand nr. 353 op de westkant van de Dracht aan het tweetal S.H. van der Laan uit Nijehaske en R.J. Smilde te Heerenveen, die het op 30 april 1920 finaal hebben gekocht voor fl.10.551,-. Koopman Klaas Klazes Eppinga kan het kennelijk huren. Van der Laan vertrekt op 8 mei 1920 uit het huis en Eppinga kan zijn ‘affaire’ daar beginnen. In het adresboek 1922 blijkt K.K. Eppinga de winkel aan de Dracht no. 106 te exploiteren als ‘koopman in manufacturen’.
Eerder - bij het verhaal over ‘De Goedkoope Bazar’ - onder Nijehaske A-83 hebben we al vastgesteld, dat in het pand waar Eppinga de ongeregelde goederen aan de man heeft gebracht op zaterdagavond 15 maart 1919 om 6 uur ‘s avonds Pasveer’s Goedkoope Bazar met porselein, glas, aardewerk en galanterieën zijn zaak opent. Deze Fa. Wed. H. Pasveer & Zoon heeft nu twee adressen vlak bij elkaar, namelijk nr. 83 (en met het huis met winkel van Kniphorst nr. 85 ertussen) ook nr. 89.
Wij moeten nu onze redenering onderbreken en het woord geven aan een kenner van het huis van de familie Kniphorst op no. 85. Vanuit het zweedse Värmskog schrijft Reina Post-Kniphorst, geboren in Nijehaske op 15 september 1924 en dochter van Pieter Hendriks Kniphorst (1890), op 10 mei 1997 over een afbeelding van het huis van haar grootouders Hendrik Kniphorst (1849-1906) en Janke Wiebes (1848-1909).
Citeren we - uit de tekst van haar brief - het volgende: “Foto moet genomen zijn ± 1906; in de deur staat mijn vaders broer J.A. Kniphorst. Hij was ca. 4 jaar ouder dan vader, dus van 1886. Het huis rechts was later weg, de steeg voerde naar de synagoge, die achter deze huizen stond (herinner ik me nog)”.
Dit bericht van Reina Post-Kniphorst houdt in, dat in het kadastrale dienstjaar 1935 (dus in werkelijkheid iets eerder) de synagoge, badkamer en erf (A-4573) en nog een stuk erf (A-4572) middels een zgn. ‘overdracht’ van de oude eigenaar de Ned. Isr. Gemeente van Heerenveen naar de nieuwe eigenaar de Ned. Isr. Gemeente van Sneek zijn gegaan.
Het pand met kadasternummer A-2864 (aan de straatzijde) en door ons aangewezen als het pand met huisnummer A-87 - dus ten noorden van het het pand Kniphorst met nummer A-85 - is in het kadastrale dienstjaar 1914 onderwerp van een ‘scheiding en verkoop’ in en door de familie Sieger Sijtzes van der Laan. De begunstigden zijn Willem Visscher, touwslager te Steenwijk, en zijn echtgenote Roelofje van der Laan, die het in het dienstjaar 1916 doorverkopen aan Hendrik Johannes Comello, schilder te Benedenknijp e. Hij is de geregistreerde eigenaar van legger 3653.2. Hij bewoont het pand evenmin en na een jaar of vijf verkoopt hij het in het kadastrale dienstjaar 1921 aan de uiteindelijke eigenaar Jan Pasveer met legger 3860.5. Datzelfde is eveneens gebeurd met A-2863, en dus ook in het dienstjaar 1921.
We ronden de brief van Reina Post-Kniphorst af met haar beschrijving van de noordelijk gelegen panden vanaf de Stationsstraat. Alzo: “Vanaf de spoorbrug waren de huizen als volgt: op de hoek een bakkerswinkel (Spoelstra), aansluitend de bakkerij (niet meer in gebruik). Huis waar m’n oom woonde (73); “kleine” Pasveer (72); een woonhuis met gevel in 2 verdiepingen (71); “grote” Pasveer (70) die in mijn tijd 2 percelen besloeg, waarvan het 2e (69a) dat was wat je rechts op de foto ziet; dan het ‘Kniphorst’-huis (69), dus no. 6 in mijn tijd, nr. 7 toen de foto gemaakt werd.”
Nu we de situatie begrijpen welke Reina Post-Kniphorst heeft beschreven, gaan we nog even terug naar de oude huisnummer van vóór de éénwording van Heerenveen op 1 juli 1934.
Heerenwal 73 is eerder Nijehaske A-92 (J.A. Kniphorst, de expediteur); Heerenwal 72 is daarvoor Nijehaske A-91 (‘kleine’ W. Pasveer); Heerenwal 71 is geweest Nijehaske A-90 (Th. Bakker); Heerenwal 70 blijkt Nijehaske A-89 en dus van ‘grote’ J.H. Pasveer te zijn, net als kleine huisje ook van ‘grote’ Pasveer van Heerenwal 69a eerder - waarschijnlijk - Nijehaske A-87 is geweest. De nummers 86 en 88 - huis, loots en erf - en - synagoge, badkamer en erf - zijn niet aan de straatzijde gesitueerd, maar achter Nijehaske A-87.
Zoals aan het uiterlijk op deze foto is te zien, is dat ongetwijfeld te danken aan een zgn. kadastrale ‘herbouw, enz.’ is uit het dienstjaar 1924 en in werkelijkheid dus iets eerder. Pasveer heeft de beide aan de straat staande panden dan sinds dienstjaar 1921 al in zijn bezit: sloopt het tweede pand gedeeltelijk en maakt er ‘winkel met erf’ van.
PAND Heerenwal 70
Het deels afgebeelde pand nr. 70 blijft in zijn originele staat met dezelfde Pasveer als eigenaar. Daarbij blijft het overigens niet, want in 1934 ná de eenwording van Heerenveen neemt het gemeentebestuur van Heerenveen de bouwvergunningen, over die door Haskerland al zijn voorbereid en kan Pasveer opnieuw aan de slag voor een méér dan ingrijpende verbouwing. De bouwtekeningen van de architect A. Laagland uit Den Haag spreken duidelijke taal. Daarbij moet wel worden verteld, dat Pasveer dan ook eigenaar is geworden van het achterliggende terrein met de synagoge, de badkamer en een stuk erf, samen 1.90 are groot. Na die verbouwingen spreekt het kadaster zelfs voor de opnieuw kadastraal onder Tjalleberd ingedeelde bezittingen onder E-380 tot en met E-383 van ‘bovenwoningen, winkel, fabriek en erf’. Wel blijven de gevels van de samenstellende panden iets van elkaar verschillen en blijven in sommige bronnen ook beide huisnummer 69a en 70 in gebruik.
De totale breedte van de twee voorgevels van dit duo-pand wordt in de bouwtekening op circa 12.00 meter gesteld, terwijl het oorspronkelijke pand 69a een breedte heeft gehad van 6.89 meter en het pand 70 van 5.06 meter, samen derhalve 11.95 meter.
Een bijzondere opname van de beide panden staat in het boekje ‘De Heerenwal. Bruggen en gekromde ruggen’ op de pagina’s 82 en 83. Daarop zijn de ramen van de panden beveiligd tegen explosiegevaar in het geval dat de Duitsers de brug zouden opblazen. De Heerenveners zijn nog maar net over de drempel van de bevrijding heen als het bericht de bevolking bereikt, dat Jan H. Pasveer op 31 april 1945 is overleden. Zijn weduwe Johanna Elizabeth Kokxhoorn blijft samen met haar zoon het bedrijf voortzetten. In het adresboek van 1949 is deze jongeman Henricus M. Pasveer ingeschreven als ‘winkelier’. In 1952 neemt de wed. Pasveer architect F.W. Wierda in de arm, laat voor de bovenverdieping van het zuidelijke pand nr. 69a een pakhuisruimte verbouwen tot een aantrekkelijke bovenwoning. Op 17 juli 1952 krijgt ze daarvoor toestemming van de gemeente. (Vergunning 88-52) Inmiddels is ze ook in gesprek voor een overname van de winkel door een huurder. Die huurder (of mogelijk) bedrijfsleider is Bernardus C. Brouwer die op 2 september 1952 wordt ingeschreven op het adres Heerenwal nr. 70 en afkomstig is van Didam bij Amsterdam. In het adresboek 1954 staat hij ingeschreven als ‘etaleur’. Niettemin, hij koopt volgens volgens de kadastrale registratie in het kadastrale dienstjaar 1958 het gehele complex onder kadasternummer E-712 met een grootte van 6.54 are, bestaande uit winkel, bovenwoningen en erf. De verkopers zijn de weduwe J.E. Pasveer-Kokxhoorn en haar zoon Henricus Maria Pasveer (geb. 2 aug. 1926).
Voor de heer Brouwer begint het met een ,valse start’. Nauwelijks begonnen krijgt hij begin oktober 1958 te maken met een oplichter, die voor fl.70,- speelgoed meekrijgt en voor eenzelfde bedrag ook nog een te bezorgen bestelling plaatst voor een adres in Wolvega. Dat adres blijkt evenwel niet te bestaan. Bij de aangifte bij de recherche kan hij
slechts een vaag signalement geven. Een geschatte leeftijd van 40 jaar en drager van een tweedjas. Bovendien blijkt in 1960 de exploitatie van dit warenhuis hem boven het hoofd te zijn gegroeid. Bij vonnis van Arrondissements-Rechtbank te Leeuwarden van 25 februari 1960 is hij in staat van faillissement verklaard. Hij handelde onder de benaming “Pasveer’s Warenhuis”. Als curator wordt aangesteld Mr. B. Daniëls te Leeuwarden. Uiteraard doorloopt hij vervolgens de gehele faillissementsprocedure met schuldvorderingen, verificatievergadering, uitdelingslijst en het verbindend worden van de slotlijst op 1 februari 1963. Zolang wordt uiteraard niet gewacht met de verkoop van het warenhuis. Ook wacht de heer Brouwer niet met verhuizen. Hij wordt al op 28 maart 1960 uitgeschreven naar Didam, waar hij vandaan is gekomen. Op donderdagavond 27 oktober 1960 wordt het kapitale zakenpand op de eerste Heerenwal 70 aangekocht door administrateur Fokke Brugge. Hij doet dat in opdracht van Van Ommen’s Handelsvereniging te Amersfoort. Deze firma heeft dan al een vestiging in Heerenveen aan het Stationsplein nr. 10. Het is een groothandel in huishoudelijke artikelen. De letters op de gevel ‘VOHA’ staan dus voor ‘Van Ommen’s Handels Vereniging’. Op 29 mei 1964 blijkt Van Ommen een onderhuurder te hebben gekregen in de persoon van Fokke Dijkstra, die op deze datum het adres Herenwal 70 aanbeveelt voor alle soorten kampeertenten, ook voor de verhuur (2-. 4- en 6-persoonstenten, luchtbedden, enz.) De adresboeken van 1964 en 1966 maken daar ook melding van. De woningkaart heeft Fokke Dijkstra al ingeschreven op nr. 70 per 21 februari 1961 en hij woont er in 1976 nog steeds. Tenslotte hebben we een winkelbedrijvenlijst uit 1970 kunnen inzien, waarbij de belangrijkste informatie over de handelsvereniging Van Ommen blijkt te zijn dat ze 400 m2 oppervlakte tot hun gebruik hebben. Overigens keert het kadaster in het dj. 1975 - na een hermeting - terug naar een kadasternummer in de sectie A. Vanaf dan staat het perceel geregistreerd onder kadasternummer Tjalleberd, sectie A-9577.
Spijtig genoeg hebben we zeer weinig over het gebruik ná 1970 kunnen vinden, met uitzondering van de naam Joh. Bakker die daar dan onder het adres Herenwal 69a een bandenservicebedrijf exploiteert. In de telefoongids van 1998 staat de Autobandenhandel J. Bakker / W.W. van Bokhorst onder huisno. 69a. Op internet wordt - nu in 2016 - het ‘Handel in en reparatie van autobanden; fietsherstellers- en bromfietsbedrijf.’ genoemd. Zelfs Google Maps laat op de beide gevels van 69a en 70 nog de plank zien met het opschrift: BANDENSERVICE J. BAKKER.
2016, april 24 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Sietse Krikke
Ziekenhuis, jaren ’40
HIP-TIME MAGAZINE 69
Het Ziekenhuis rond de jaren 40
Wanneer de datering - jaren ’40 - van deze foto 01794 uit het archief van het museum Willem van Haren correct is aangegeven door beroepsfotograaf J.D. de Jong, Oudkerk (Fr.) mag je veronderstellen, dat de omgehakte jonge bomen daar vast niet erg lang hebben gelegen. De nijpende brandstofschaarste is misschien zelfs de reden geweest om ze te laten sneuvelen. Als het in de begin jaren ’50 is gebeurd, dan kan het de opmaat zijn geweest voor een van de vele uitbreidingen aan de Thialfzijde van het Heerenveense ziekenhuis. In 1954 is aan het gebouw een nieuwe keuken in gebruik genomen en later komt er een nieuwe entree met daarboven operatiezalen.
We doen even een stapje terug in de geschiedenis van de gezondheidszorg van Heerenveen en omgeving door melding te maken van het historische, eerste en unieke ziekenhuisje aan de Verlengde Dracht te Heerenveen. Freule Cornelia Anna Agatha Albertina baronesse de Vos van Steenwijk, afkomstig uit Beetsterzwaag, sticht in juni 1895 een particuliere verpleeginriching, treedt zelf op als directrice-verpleegster en verzekert zich van de steun van twee plaatselijke artsen. Voor vier volwassenen en twee kinderen heeft ze in het herenhuis voldoende ruimte. De freule blijkt over een kwetsbare gezondheid te beschikken (astmatisch) en vertrekt eind september 1898 om gezondheidsreden naar Zandvoort. Daar begint ze practisch direct in haar villa ‘Frisia’ een herstellingsoord voor kinderen.
Heerenveen blijkt met haar vertrek een enorme aderlating te hebben ondergaan, maar gelukkig worden er onmiddellijk initiatieven genomen om te komen tot een ‘publiek’ ziekenhuis te komen. Er wordt een voorlopig comité gevormd, die gericht is op het leggen van een stevige basis voor het voortzetten van de exploitatie van het ziekenhuis. Alle Heerenveense pommeranten worden gemobiliseerd om dit initiatief van de grond te tillen. Op 2 januari 1899 wordt een oprichtingsvergadering gehouden voor de Vereniging tot Ziekenverpleging “Het Ziekenhuis”, waarvan de presentielijst 24 namen telt. Secretaris Halbe Binnerts kan op 2 maart 1899 zijn medebestuursleden laten weten, dat de conceptstatuten hebben geleid tot de erkenning als rechtspersoon. Inmiddels wordt aktie gevoerd voor het werven van leden, donateurs, subsidies, giften, enz. Er worden spontaan bedragen geschonken, maar ook beperkende voorwaarden voor medewerking gemeld. In de bewaard gebleven archiefbescheiden van de vereniging bevindt zich een bijzonder ‘cynische’ reactie van een ‘anonymus’ uit ‘s Gravenhage, die schrijft niet mee te kunnen doen ‘aan het financieren van een ziekenhuis in het rijke Friesland’.
Kennelijk is Heerenveen nog niet rijp voor dit ingrijpende initiatief, want op 30 maart 1900 gaat een circulaire van het Bestuur van de Vereniging tot Ziekenverpleging uit naar haar leden met het besluit tot ontbinding van de vereniging. De 26e daaraan voorafgaand is aldus door de ledenvergadering besloten. De gezondheidszorg in Heerenveen is op dit punt dus terug bij af, maar heeft wel zeer motiverend gewerkt op de organisatie van de wijkverpleging. Het doel van die beweging is om door middel van één of meer gediplomeerde verpleegsters hulp te verlenen aan zieken in de ruimste zin van het woord. Dat betreft dan die zieken die hun verblijf te Heerenveen hebben of in de onmiddellijke omgeving daarvan. De op 4 juni 1901 vastgestelde statuten en verenigingsreglement van de “Heerenveensche Wijkverpleging” vinden hun koninklijke goedkeuring op 20 september 1901 bij besluit no. 20. De eerste jaren blijken door financiële problemen beslist niet gemakkelijk. Dat zal één van de achterliggende redenen zijn geweest voor ds. P.J.D. van Slooten, predikant van de hervormde gemeente aan de Fok en te Terband, om de pastorievoogden van Aengwirden over te halen een verdieping op het Aengwirder armhuis tot stand te brengen en deze in te richten als ziekenhuis. De voogden belonen zijn initiatief, geven aan architect K.R. Post de opdracht tot de realisatie en staan op 2 maart 1908 uiteraard bij de opening op de voorste rijen. De dag erna komt al de eerste patiënt, die door directrice zuster M. de Boer in het ziekhuisregime wordt ingewijd. De chirurgen van het eerste uur zijn dr. J. de Graaff, dr. G.H. de Kleyn en dr. van Schaik. Er is sprake van een moeizame exploitatie met een diepe crisis in 1911. Maar dan wordt een vereniging op algemene grondslag opgericht, die de accomodatie en inventaris overneemt en een jaarlijkse subsidie krijgt van de pastorievoogden.
De notarieële stichtingsdatum wordt gesteld op 11 mei 1911 en de naam luidt: “Vereeniging tot instandhouding en exploitatie van het ziekenhuis te Heerenveen”. De gemeenten Aengwirden, Haskerland en Schoterland honoreren de subsidieverzoeken, doch de Gedeputeerde Staten blijven van mening - net als in 1895 en 1899 - dat de instelling van té plaatselijk belang is om een subsidieverzoek voor 1000 gulden te kunnen steunen. Positief is de houding van de pastorievoogden, die in ieder geval het gebouw kosteloos in bruikleen afstaan.
Onder het inspirerende directoraat van zuster Telina Dijkstra ziet de vereniging kans haar heilzame opdracht in het tweede en derde decennium van 20e eeuw uit te voeren. In 1916 wordt de wens tot uitbreiding van de verpleegmogelijkheden al geuit, maar het duurt nog tot 4 juni 1927 dat door het Gemeentebestuur van Aengwirden vergunning nr. 857 wordt afgegeven voor de stichting van een ziekenhuis aan de Thialfweg. De bouw neemt enige tijd in beslag en al op 10 april 1929 volgt de eerste uitbreiding met de bouw van een barak voor besmettelijke ziekten met een oppervlakte van 200 m2, in twee afdelingen en met in totaal 10 bedden. (Vergunning no. 982). Het kwam uiteraard los te staan van het hoofdgebouw en op minimaal 30 meter afstand van de weg of straat. Twee jaar later - juli 1931 - is er reden om die barak al weer naar de nieuwste inzichten te herinrichten (Vergunning nr. 1089)
Opnieuw mogen we met eer noemen het nimmer aflatende werk van directrice Telina Dijkstra, die pas afscheid neemt als de nieuwe instelling goed op de rails staat. In 1935 neemt zij na 23 jaar trouwe dienst afscheid en schenkt het ziekenhuis twee prachtige gebrandschilderde ramen.
Wanneer zij in 1938 op 21 augustus ‘ s middags om half één overlijdt doet aanspreker Tjeerd Hoekstra (55) een dag later de aangifte. Zij is 65 jaar geworden en haar grafsteen bevindt zich bij de Rotondekerk van Terband. Een oud-verpleegster verschaft in 1983 bij de publicatie van een foto van mw. Dijkstra in een rubriek van de Leeuwarder Courant enige informatie over dat laatste levensjaar. Kort voor haar pensionering heeft ze een hersenbloeding gehad en raakt dan verlamd aan haar beide benen. „Zij mocht in een mooie kamer verpleegd worden. De adjunctdirectrice, zuster Froukje Hofma, woonde in deze kamer. Als gezelschap mocht ze zelf een zuster van de afdeling kiezen voor drie maanden. Daarna koos ze zelf weer een verpleegster. Je woonde dan zogenaamd in 't klooster! Eten en drinken, en haar verzorgen. Ze kreeg geregeld bezoek. De kamer stond vol mooie bloemen, iedere week andere".
De periode die daarop volgt, zal door de betrokkenen niet spoedig worden vergeten. Zeker is dat de oorlogsjaren niet ongemerkt zijn voorbijgegaan. In de voorbereidingen daarvoor mag gemeld worden dat de splinternieuwe oostelijke vleugel beschikte over een gas-en bomvrije kelder. Tijdens de oorlogsjaren krijgt deze de bestemming van lazaret voor de duitse militairen. Het dak wordt dan voorzien van een rood kruis. Die ‘inwoning’ betekent dat er ruimtenood ontstaat en is reden om barakken van allerlei soort op te richten om de taken te kunnen vervullen.
Het Ziekenhuis wordt steeds meer een dynamisch bedrijf, welke eigenlijk permanent in een staat van uitbreiding, reorganisatie, verbouw, herbouw en nieuwbouw verkeert. De dossiers van de bouwvergunning beslaat een indrukwekkende hoeveelheid. Het gemeentearchief van Heerenveen kan u uit de naoorlogse periode minstens vijftig dossiers overleggen.
In een van de eerste uitbreidingen speelt de Inspectie voor de Volksgezondheid een cruciale rol als ze Heerenveen een bericht sturen, dat het ziekenhuis in aanmerking komt voor streekziekenhuis met een capaciteit van ca. 300 bedden. Onder architectuur van M. Duintjer uit Amsterdam worden een infectiebarak, een uitbreiding van het beddenhuis, de keukenuitbreiding aan de oostvleugel als een noordelijke uitstulping en een polikliniek uit de grond gestampt. Het zusterhuis van 3 verdiepingen en 67 kamers in de ziekenhuistuin wordt in 1954 gegund aan de plaatselijke firma Van der Wijk, Schaap en Buwalda. De lijst wordt langer en langer: aanbouw röntgenafdeling (1955), mechanisatiekamer voor centrale lift (1958), verbouw operatiekamer (1958), bouw rijwielberging (1958), bouw trafo (1958), bouw verpleegpaviljoen (1959), uitbreiding polikliniek (1960), bouw nood-mortuarium (1961), bouw ketelhuis (1963), bouw bedde-en behandelhuis (1969, bouw röntgenpaviljoen (1970), uitbreiding kinderafdeling (1973), bouw school voor verpleegkundigen (1974), bouw psychiatrische afdeling (1978), uitbreiding apotheek (1988), enzovoorts, enzovoorts.
Schaduwkant van al deze uitbreidingen is het verdwijnen van het streekje huizen aan de westzijde van het ziekenhuis, bereikbaar vanaf de Thialfweg. In de straatnamenterminologie is de naam Thialfdwarsweg in gebruik geweest en in een eerdere fase heeft de volksmond de term ‘Vetpolle’ geïntroduceerd. Over de betekenis van deze term wordt door liefhebbers van toponiemen nog heftig gespeculeerd. Zeker is dat destijds de saamhorigheid van de bewoners wel zo groot is geweest, dat ze een deel van de Thialfweg zelf hebben aangelegd en verhard tegen een vergoeding van fl.1,50 per persoon. Op de Aerocarta-foto’s nr. 7133 en 7143 uit 1931 van “Oud Heerenveen vanuit de lucht” bepaalt dit rijtje van tien woningen mede het beeld van het oostelijk daarvan gelegen ziekenhuisterrein met fraaie tuinaanleg. Rond 1954 wordt het noord-zuid lopende weggetje verlengd en opgewaardeerd naar de Tjepkemastraat en krijgt als naam ‘Van Helomalaan’.
Met bovenstaande is uiteraard niet de gehele geschiedenis van ‘ons’ Heerenveense ziekenhuis geschreven. Het enige hoogtepunt waarmee we U uw herinneringen willen ‘updaten’ is de naamsverandering. Op 31 mei 1972 wordt door de jury uit 650 naamsuggesties voorgedragen de historisch verantwoorde naam: De TJONGERSCHANS. Ook deze gebeurtenis is beschreven door wijlen Jan de Jong in een ruim geïllustreerd boekje met de titel: “Strekkend tot heil der lijdende mensheid. 75 jaar ziekenhuis Heerenveen” (1986)
2013, november 3 - wibbo westerdijk - hip-backup
Winteropname omstreeks 1922
HIP-TIME MAGAZINE 18
Op deze manier zie je ze niet vaak. Het is dan ook bepaald geen commerciële prentbriefkaart van de Heerenveense drukkers-uitgevers. Zelfs als foto-duider is het een hele uitdaging om deze foto nr. 117 uit de museumcollectie van Willem van Haren van een zinnige tekst te voorzien, als de fotograaf niet bekend is en de tijdsaanduiding ± 1922 luidt. Want wees nou eerlijk: wie gaat achter de bebouwing kijken hoe dat er uitziet ? Toch bijna niemand ! Er rust ook wel een beetje een taboe op, omdat je misschien de privacy van de gebruikers wel wat onteert ?! Bij deze gebouwen zal dat minder het geval zijn omdat ze een meer algemene bestemming kunnen worden toegekend.
De fotograaf moet ergens gestaan hebben op of bij de ‘Molenreed’, die rond deze tijd vanaf de Fok langs de zuidgevel van de sigaren-, chocolade en suikerwerkenwinkel van Lucas en Jan Bunt loopt en vervolgens met een ruime curve afbuigt naar het noordoosten en na enige afstand naar het oosten om zijn bestemming de molen Welgelegen te vinden. In die tweede curve heb je dan kijkend naar het west-tot-zuidwesten ongeveer dit beeld kunnen zien. Dick Bunskoeke heeft dat in ‘Ut it Feanster printeboek’ op 31 mei 1989 ook al eens gedaan. Het is niet moeilijk om bij dit beeld het seizoen te voorspellen: kale bomen en enkele coniferen in de tuin van het huis van Catharina Amalia Sievers, de weduwe Dirk Woltman, koopman, of haar opvolger zoon Bernard Woltman op Fok 142 (zie Adresboek 1922). Maar vooral veel sneeuw: een lichtelijk desolate en verstilde indruk op het netvlies projecterend. Die tuin behoort thans in 2012 aan de familie Westera onder huisnummer Fok 46. Links daarvan een zelfs voor het midden van de 19e eeuw gigantisch pakhuis, waarvoor de olieslager Epke Roos van Mesdag uit Akkrum ‘vrijdom van belasting’ genoot tot 1841. Bij de overname van de olieslagerij rond 1852 worden de bezitsacten van dit pakhuis eveneens overgedragen aan ‘oliefabrikant’ Jacob Woltman. Het kadaster spreekt tot het dienstjaar 1905 constant van pakhuis en erf, met een grootte van 3.90 are. Maar dan vindt er een ‘bijbouw‘ plaats, waardoor de kadastrale omschrijving wordt uitgebreid tot ‘pakhuis, stal en erf’. Op deze omschrijving baseert de Erfgoednota van de Gemeente Heerenveen kennelijk de term ‘koetshuis‘ voor het schuin achter het pakhuis opgetrokken gebouw met het kenmerkende ‘mansarde’-profiel. Van de gevangenisachtige aanblik met de tralies voor de ramen op de eerste verdieping wordt verteld, dat deze hebben gediend als bescherming voor de kaasopslag van kaashandelaar Klaas Jansz. de Jong, die het pakhuis enige tijd in gebruik heeft gehad.
Het huisnummer 47 dat bij een vernummeringsronde is toegekend aan dit pakhuis rond 1930 duikt weer op in de berichtgeving in 1975 als “de âlde kaei”. Die term gebruikt mevr. A.M. Barteling voor een uitnodiging in handschrift , welke ze rondstuurt namens Galery “De Sleutel” voor een expositie van werk van Ans Wortel (1929 Bergen N.H.) voor de periode 21 maart tot en met 16 april 1975. De galerie “De Sleutel” met het adres Fok 47 komt in de Gemeentegids van Heerenveen 1979-1980 voor het laatst voor.
In 1985 krijgt het Creativiteitscentrum ‘de Cirkel’ het pakhuis als vast onderkomen voor haar activiteiten. Allerlei cursussen zijn daar in de loop der jaren gegeven tot het initiatief van de ‘Heerenveense School’ het mogelijk maakte te verkassen naar de oude Mavo op het Ernst van Harenplein aan de Minckelersstraat. In de in het jaar 2011 verschenen Erfgoednota wordt het door de Cirkel verlaten pakhuis gewaardeerd als ‘Gemeentelijk Monument’. De ‘stal’ is voor dit doel niet gekwalificeerd.
“De zaalkerk op een rechthoekige grondplan met centraal in de voorgevel een klokkentoren met spits en een portaal met kap tegen de voorgevel”, zijn de woorden die wel weer rechtstreeks uit de Erfgoednota zijn geciteerd. Daarin staan nog veel meer mooie termen, die de kerk uit 1867 en de toren uit 1909 tot gemeentelijk monument bestemmen. De zoektocht naar de maker en de schenker(s) van de gebrandschilderde ramen in de rondboogvensters heeft tot nu toe geen resultaten opgeleverd. Van de uitbouw aan de achterzijde van de kerk met zijdeur en venster op het oosten mag je toch niet veronderstellen, dat het een klompenhok is. Tenzij aan de achterzijde de ingang is geweest voor een inpandige kosterswoning.
Uiterst links is een deel van het olieslagerscomplex van Woltman te zien, waarover de aannemer H. Buwalda in 1937 met de gemeente onderhandelingen voert over de sloop van de olieslagerij én over een door hem aan te leggen verbindingsweg van de Fok naar de Van Maasdijkstraat. In 1938 besluit de gemeente deze de naam ‘Woltmanstraat’ te geven.
De onttakeling van het Woltmanimperium is niet alleen in Van der Schaar’s Advertentieblad van 9 juni 1938 onder het kopje “Fabrieksschoorsteen gevallen” heet nieuws. Het bericht in het Nieuwsblad van Friesland van 22 juli 1938, dat ook de garage achter de fabriek zal worden afgebroken, wordt als goed nieuws door de omwonenden beleefd. Aanvankelijk heeft men het plan gehad om die garage te laten blijven bestaan.
De massaliteit van het kerkgebouw voorkomt dat op de foto geen glimp valt op te vangen van de veel minder diepe pastorie, evenmin als van het daarvan westelijk staande pakhuis. Dirk Woltman is in 1907 begonnen met een twee verdiepingen hoog pakhuis van een bijzondere architectuur te laten plaatsen. De aanbesteding wordt aangekondigd in het Nieuwsblad van Friesland van 27 maart 1907, waarvoor bestek en tekening zijn te verkrijgen bij bouwkundige Jelmer Murks Visser te Heerenveen. Iets meer dan een jaar later op 28 mei 1908 overlijdt Dirk Woltman op 71 jarige leeftijd in Heerenveen-Aengwirden. Hij is niet alleen oliefabrikant, maar tevens burgemeester van Aengwirden.
Volgens de gevelsteen aan de Fokzijde: “De eerste steen gelegd door J.D. Woltman Jz. 30 juni 1907”, betekent dat Jan Dirk Woltman (geb. 27-10-1895), zoon van Jacob Woltman en Maria Jacoba de Boer, die steen mocht inmetselen. Hij is als elfjarige de aangewezen bedrijfsopvolger, woont als koopman in 1922 aan de Stationsstraat C 26, in 1934 en 1938 eveneens als koopman in hetzelfde huis als zijn ouders op Dracht 103 (het meest zuidelijke van de Hesselhuizen aan de oostkant van de Dracht met de serre in de tuin). Boven in de (schijn)toren staat nog de tekst ‘Oliefabriek Woltman 1915’ ten teken dat de fabriek is uitgebreid tot een vier verdiepingen hoog gebouw met daarboven een toren. De bouwvergunning AEN 1155, no. 394 wordt verleend per 12 juli 1915 en gaat uit van een gebouwoppervlakte van 8 bij 18.5 meter bij een hoogte van 10.70 meter en in ‘t midden een toren van 5 meter. De tekening blijkt afkomstig van E. Schaap uit Roordahuizum.
De functie van het gebouw uiterst links op deze foto is ons niet bekend, maar de opbouw op het dak lijkt een ‘lift’ te herbergen. De uitgebreidheid van het bedrijf, samen met het huis op Fok 46 maakt dat de lijst van vergunningen voor de firma Woltman alleen al elf dossiers in het bestand bouwvergunningen van Aengwirden beslaat. Daarbij komen dan ook nog vijf hinderwetvergunningen. En dat allemaal in de periode 1904 tot 1934. We kunnen rustig stellen dat het een sterk geïndustrialiseerd bedrijf is geweest, dat niettemin eindigde in een faillissementsprocedure.
De start van het bedrijf wordt merkwaardigerwijs bevestigt vanuit het kerkelijk archief van de Ned. Herv. Gemeente Heerenveen (inv. nr. 2158) door een afschrift van een akte van erfpachtovereenkomst tussen W.M. Mollema, administrerend diaken van Heerenveen, verpachter, en Jacob Woltman, koopman onder Terband, pachter. Woltman pacht een stuk grond aan de Fok waarop een windoliemolen en gebouwen staan, kad. Tjalleberd, sectie A., no. 1860, 1861 en 1863, tegen een jaarlijkse pacht van fl. 1,25. Het stuk was gedateerd 3 juli 1852. Het kadaster, dat altijd enigszins achter de realiteit aan loopt, is het daarmee eens maar beschrijft het als ‘verkoop vóór 1853’ en bedoelt dan de transactie met vorige eigenaar Epke Roos van Mesdag. Naast de gebouwen en de grond neemt Jacob Woltman in ieder geval ook een belangrijk personeelslid over die de klappen van de olieslagerijzweep in de vingers heeft. Dat blijkt in 1902 als Tjeerd Jarings op de avond van 12 mei ‘s avonds een serenade wordt gebracht door de Woudklank voor het feit, dat hij als meesterknecht gedurende 50 jaar en voor drie generaties Woltman de oliefabriek als de zijne heeft beschouwd.
De niet zichtbare pastorie is vanaf het moment van de bouw het huis geweest, waar menige preek zijn vorm heeft gekregen. De voorgangers, die er hebben gewoond zijn ds. Pompejus Johan Diederik van Slooten (1865-1912), ds. Simon Winkel (1912-1942), ds. Jelte Oosterhuis (1943-1950) en ds. Cornelis van ‘t Riet (1950-1963).
2012, Juli 14
wibbo westerdijk-hip-backup
Windwatermolen 1918
HIP-TIME MAGAZINE 52
Windwatermolen 1918
Met foto 00920 is wat merkwaardigs aan de hand. Daarvan zijn twee versies bekend met als overeenkomst dat ze beiden zijn uitgegeven door G. Brouwer & Zoon. Bovenstaande versie is in 1918 in de handel gebracht, volgens een stempelafdruk op dit exemplaar. Het is duidelijk een beeld van de natte herfst-of voorjaarsperiode. Een tegenlichtopname aan het einde van de dag geeft het een desolaat, sprookjesachtig sfeertje. Het watermolentje van het spinnekoptype staat aan een buiten haar oevers getreden ‘wijk’, maar op een eigen perceeltje. Een aantal meters links en rechts van het molentje is het verhoogde ‘dijkje’ voorzien van zo’n typerend hekwerk.
Er is verder weinig fantasie voor nodig om te kunnen vaststellen, dat het molentje weliswaar nog kan functioneren maar dan zal er wel moeten worden ingegrepen in de zeilen van de wieken.
Nemen we de waterleidingkaart van 1913 erbij dan is vrij gemakkelijk vast te stellen, dat het hier gaat om het molentje, dat heeft gestaan aan de ‘gracht’ op de plaats waar nu de Van Dekemalaan ligt. Eigenlijk is dat het het punt waar de Van Riesenstraat uitmondt op de van Dekemalaan, zeg maar vlakbij de werkplaats én het huis van de latere familie Bregman. Op de waterleidingkaart wordt het perceeltje aangeduid als kadastraal Heerenveen A-2082. De achtergrond verraadt ons het molencomplex van Siebenga met de enorme houtopslagloods en de houtzaagmolen in volle glorie. Deze staat er dan al een jaar of zestig (gebouwd in 1858).
Molenkenners zijn er heel lang van overtuigd dat dit de juiste locatie is van deze spinnekop. Zo schrijft Gerben Wijnja in 1977 er al over in ‘Langs oude Friese windmolens’. Of hij ooit de moeite heeft genomen om die bewering ook kadastraal te onderbouwen is niet bekend. Zou hij hebben geweten, dat in de Oorspronkelijke Aanwijzende Tafel van 1832 als bezitter wordt beschouwd B.C.G. van Haeften, directeur der posterijen in Heerenveen, en ‘mede-eigenaren’?
Het watermolentje met erf wordt bemeten op 90 centiare en heeft het kadastrale nummer A-427.
Kort voor 1837 komt het molenperceel met opstal in het bezit van Siebe Tuijmelaar, die het eveneens met enkele mede-eigenaren moet delen. De reden van zo’n gedeeld bezit is veelal, dat het een beperkt poldertje moest bemalen van slechts enkele grondeigenaren. Deze groep heeft het door koop bekomen. Wanneer het vóór 1857 deel gaat uitmaken van een ’scheiding van goederen’ wordt het volledig eigendom van Siebe’s zoon Cornelis Tjepko Tuijmelaar, evenals zijn vader koopman. Na zijn overlijden wordt diens weduwe Elizabeth Theodora Hendrica Blom, samen met haar vijf kinderen de officiële vertegenwoordiger van het bezit. Als locatie hanteert het kadaster dan ‘Konijnenpolle A-427. Opnieuw brengt een verdeling van bezit een verandering, zodat het perceel 30 centiare groter wordt en het alleen-bezit van de weduwe. Dat heeft overigens wel kadastrale gevolgen in die zin dat er een nieuw en hoger kadastraal nummer wordt toegekend in 1889 en wel A-2082. De weduwe is inmiddels vertrokken uit het Heerenveense, woont dan in Haarlem en beschouwt dit bezit nog slechts als ‘geldswaarde’. De koop in het dienstjaar 1904 en de doorverkoop in dienstjaar 1905 is dan ook een zaak van een ‘consortium’ van grondspeculanten (denk ik), gezien namen als Pieter Hendriks Kaars Sijpesteijn, koopman, Krommenie; Jan Cornelis Laan, koopman, Bloemendaal; en Pierre Joseph Ernst Lefèbre, commissionair in effecten, Bloemendaal. Je mag niet aannemen, dat ze het molentje ooit in bedrijf hebben gezien. Tenminste als we de ‘acte de command’ in het repertoire van de notaris goed hebben geïnterpreteerd. Een tussenpersoon treedt in de rechten van de koper of de verkoper.
Het belang van de nieuwe eigenaresse Hobbina Daniëla van Heloma - bewoonster van het Grote Huys op het Breedpad - is weer een pure. Bij notaris Jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma wordt de acte opgemaakt d.d. 3 november 1903 en betaalt Hobbina Daniëla van Heloma voor een perceel weiland in Heerenveen zelfs een bedrag van fl.15.600,-. Rond 1915 zullen er gesprekken op gang zijn gekomen, waarbij blijkt dat de gemeente Schoterland in verband met haar uitbreidingsplannen het oog heeft laten vallen op o.a. dit perceel. In het dienstjaar 1917 wordt die transactie ook kadastraal afgerond. Dan wordt de locatie genoemd ‘Roode Dorp A-2082’. U voelt het al: er zal worden gesloopt en inderdaad wordt dat geregistreerd in het dienstjaar 1921. Uiteraard is dan het vervolg de opname in een groter geheel, welke in het kadaster ‘Van Dekemalaan A-2950’ wordt genoemd. Tenslotte krijgen we de situatie dat de Bouwvereniging Heerenveen-Schoterland er een straat mag aanleggen en er eerst een drietal huizen realiseert. In 1919 begint die bouw al.
Nota bene: ook hier ziet U weer in praktijk gebracht de omstandigheid, dat het kadaster in haar registratie gemiddeld één tot twee jaar achter de werkelijkheid van de feiten aanloopt.
Overigens komt het molentje ook in beeld op een foto van de Van Riesenstraat, waar de machinefabriek van Mebius een door hen geproduceerde transportband voor een veenbedrijf laat proefdraaien. Op bladzijde 90 van ‘Een wandeling door Oud-Heerenveen’, een uitgave door de Stichting Oudheidkamer Heerenveen, vindt U deze oude opname. Het foto-archief van het museum Willem van Haren heeft onder nummer 00401 de originele foto (13.3 bij 8.4 cm) van dat testgebeuren met als toevoeging een datering van circa 1920. Bovendien bevindt zich ook onder nummer 07703 een foto (17.0 bij 11.7 cm) met meer omgevingsdetails van het meest westelijke deel van de van Riesenstraat uit die tijd, waar de transportband zonder al het personeel van Mebius op staat. Wanneer we daarbij een kadastraal fragment van ca. 1950 gebruiken zien we, dat het pand is gekenmerkt met A-2622 op de noordwestelijke hoek van de Korflaan met de Van Riesenstraat.
Uitgevers G. Brouwer en Zoon overtreffen zich zelf, wanneer ze deze kaart selecteren voor een romantische ‘Lokkich Nijjier’-kaart. Eén exemplaar daarvan met een poststempel van 2 januari 1923 bevindt zich in het ansichtkaartenarchief. Ze pakken daarbij flink uit door op de rechter bovenzijde een fries gedicht - in een oudere spelling - af te drukken met de volgende tekst:
‘De dei dy fortiget en ‘t ljocht stadich mei
Dochs is der rju moais yn to finen
Ek ‘t spinnekoppe muonltsje giet foart, út ‘e wei
Men sjocht se allinken fordwinen
Dochs ré bliuwt myn hân, ré d’goudene moed
For winsken fol lok op in dei lyk as hjoed'.
2013, april 7 - wibbo westerdijk - hip-backup
Westmuur van de Vermaning 1979
HIP-Time Magazine 81
Westmuur van de Vermaning 1979
Met museumfotonr. 01885 komt de Heerenveense Vermaning op een zeer bijzondere en ongebruikelijke manier in beeld. Evenals trouwens het pakhuis ten zuiden daarvan, behorend bij het pand van Electro World Rinze Hofman aan de Lindegracht 47. Al meer dan 35 jaar inmiddels. Wanneer we de rooilijn van de achterkant van de Vermaning en het pakhuis verlengen tot de Lindegracht zien we op de kaartplattegrond van de kadastrale minuutkaart van 1832 al dat er op het perceel van die rooilijn tot de Vermaningsteeg twee panden hebben gestaan. Het meest westelijke pand is dan eigendom van Rinze Harkes de Vries, die als schipper en koopman bekendheid heeft gekregen. Van 1827 tot en met 1835 krijgt hij volgens de Kohieren van de Personele Omslag op dit adres zijn aanslagen bezorgd. Het blijkt vervolgens dat hij zijn pand heeft verkocht aan zijn oostelijke buurman Atze Halbes de Vrieze, die in 1829 voor het eerst in het door hem bewoonde en gebruikte pand staat aangegeven als winkelier. Het door hem aangekochte pand wordt vanaf 1836 verhuurd aan Jacob Hendriks van Loo, die er zijn kleermakerij gaat uitoefenen. Aan die situatie komt pas een einde als van Loo in 1852 verhuist naar de Vleesmarkt no. 3.
In de tussentijd heeft het perceel door meetwerkzaamheden van het kadaster een nieuw kadastraal nummer gekregen: kad. no. A-62 is vervangen door A-697. Door een zogenaamde ‘splitsing’, waarbij van de grootte van 1.60 are voor het huis en erf 1.25 are wordt vastgesteld en voor een nieuw gebouwd pakhuis 0.35 are, blijkt ook het kadastraal nummer te zijn gewijzigd. A-697 wordt vervolgens opgevolgd door twee nieuwe nummers A-952 (voor huis en erf) en A-953 (voor het pakhuis). Dit speelt zich af in het kadastrale dienstjaar 1857. Tien jaar later verkoopt Atze Halbes de Vrieze c.s. dit bezit via notaris A.R. van Voorst aan twee nieuwe eigenaars, te weten: A-952 aan Sjouke Jelles Koopmans te Oldeboorn, en A-953 (het pakhuis) aan Janna Hessel. Laatstgenoemde is een dochter van de boekhandelaar Franciscus Hessel en zij trouwt met Ghiel Cornelis de Vrieze, zoon van Atze Halbes de Vrieze, tabaksfabrikant te Heerenveen, en Neeltje van Giffen.
Nu valt er een dubbeltje ..... want ooit lazen we in de Leeuwarder Courant van 7 december 1838 een bericht, waarin drie Heerenveense fabrikanten hun ‘geëerde begunstigers’ laten weten, dat hun tabak met 10 cent per Nederlands Pond is verhoogd. Eén van deze drie is de Halbe de Vrieze, vader van Atze. Of het de oude Halbe of de jonge Atze de Vrieze is geweest of misschien wel hun opvolger door koop in 1859 Koenraad Hovens Gréve hebben we niet kunnen achterhalen, maar één van hen heeft de tabaksfabriek (of eigenlijk de tabakskerverij) de toepasselijke naam “De Javaan” gegeven. Overigens is het niet alleen een tabaksfabriek, maar ook koffiebranderij, groot-en kleinhandel in koloniale waren en gedistilleerd. Op zoek naar die overdrachtsacte van de familie de Vrieze aan Koenraad Hovens Greve laten alle Friese notarissen ons in de steek. Wel blijkt de sleutelfiguur in dit verhaal de zoon (en vermoedelijk beoogd opvolger) van Atze de Vrieze te zijn. Ghiel Cornelis (Atzes) de Vrieze gaat op 22 jarige leeftijd een huwelijksverbintenis aan met Janna Hessel op 17 december 1856. Zij is dan in de leeftijd van de ‘jongejuffer’ en 31 jaar oud. Zeer onverwacht overlijdt Ghiel Atzes de Vrieze al na een half jaar op 7 juni 1857 op 23 jarige leeftijd en in het huis met no. 43 (Dat is het hoekhuis van Lindegracht met Vermaningsteeg). Op 6 februari 1858 komt notaris G. Boschloo in aktie om een ‘scheiding van onroerend goed te regelen’. De details daarvan zullen wel in Leeuwarder dossiers zijn terug te vinden, maar het repertoire over dit feit is kort en zakelijk. Halbe de Vrieze (grootvader) krijgt een huis en pakhuis en Janna Hessel, weduwe van Ghiel, en haar minderjarige dochter krijgen ook een huis en pakhuis. Dochter ? Inderdaad ! Posthuum wordt op 23 oktober 1857 geboren Gisela Cornelia de Vrieze. Dan blijkt op 3 augustus 1859 Janna Hessel - inmiddels 34 jaar - een huwelijk aan te gaan met Koenraad Hovens Gréve, 26 jarige jongeman, geboortig van Steenwijk en zoon van een doopsgezinde predikant. Deze gebeurtenis is de reden, dat er geen koopoverdracht van Janna Hessel, wed. de Vrieze aan Hovens Gréve nodig is geweest. Hij stapt in een gespreid bedje.
Duidelijkheid verschaft voor de helft van de scheiding een verkoopadvertentie van notaris A.R. van Voorst in de Leeuwarder Courant van 14 juni 1867. De koopmanshuizinge en tabakskerverij aan de Lindegracht 42 met kadastraal nummer A-952 en een grootte van 1.25 are wordt door de mede-eigenaar A(tze) de Vrieze bewoond. Dat is dus de westelijke van de twee panden. Conclusie moet dan zijn dat Koenraad en Janna wonen op nr. 43 op de hoek van de Vermaningsteeg.
Vreemd in onze ogen is het te moeten lezen in een akte van notaris Arjen Binnerts, dat pas op 3 maart 1868 de ‘scheiding der huwelijkse goederengemeenschap’ van Janna Hessel en wijlen haar eerste man Giel Cornelis de Vrieze plaatsvindt.
Koenraad Hovens Gréve en zijn echtgenote hebben kennelijk een fijne neus voor de specialiteiten in hun branche, want ze zijn als dealer voor bijzondere, soms exotische producten terug te vinden in krantenadvertenties. Levertraan bereid op de Lofodinische Eilanden (1870), Zwitsersch Kindermeel (1876), Peru Guano (vogelmest, 1884), Saksisch Bergzout (1886), Drop uit de blikken trommel (1887), Thomson’s Maizena Pudding (1888), etc. Hun pakhuis is in juni 1895 het podium van een vervelend ongeval. De bejaarde knecht Steven Brandsma (71) valt van de trap en wordt er uitgedragen met inwendig letsel, o.a. twee gebroken ribben. Wat te denken van een berichtje in het Nieuw Advertentieblad van 3 maart 1894, waarin K. Hovens Gréve laat weten dat de bestellingen door tussenkomst van Halbe de Vrieze niet meer worden aangenomen. Klein menselijk drama? Verstoorde familieverhoudingen? Burenruzie?
Tijden veranderen! In 1882 krijgt Koenraad Hovens Greve een hinderwetvergunning (onder voorwaarden) voor een eest (verwarmde droogvloer) in de tabakskerverij in de kadastrale percelen Heerenveen, sectie A-1529 en A-1530 aan de Vermaningsteeg te Heerenveen. Beide percelen heeft hij gekocht van de doopsgezinde gemeente en direct na aankoop samengevoegd. Bij de opkomst van de sociaal democratie laat Hovens Gréve op 15 augustus 1896 weten zijn winkel in kruidenierswaren zondags na 1 uur te sluiten, maar de sigarenzaak blijft wel open. Wat betreft de zakelijke leiding moeten we aannemen, dat zoon Franciscus Hovens Gréve als 26 jarige koopman onderdeel gaat uitmaken van de ‘directie’ van de firma. Hij is op 26 juli 1888 getrouwd met Ida Klazina Wierda, dochter van de bekende administrateur Klaas Willems Wierda van de Fok.
Uiteraard gaan ze eerst wonen aan de Lindegracht. Uit die periode hebben twee knapen van de familie Comello - 4 en 7 jaar oud - uit de Vermaningsteeg hun leven te danken aan het doortastend ingrijpen van Franciscus. Beide jongens zitten de hengelen bij de sluis als de jongste er plotseling in valt. De oudste bedenkt zich niet en springt hem na om hem te helpen. Dat lukt niet en door het gekrijs alarmeren zij de heer Hovens Gréve, die beide drenkelingen voor een verdrinkingsdood kan behoeden. Dit speelt zich af op 4 juni 1901.
Eigenlijk staat Franciscus dan nog maar kort alleen aan het roer van het bedrijf. Vader Koenraad is gestorven op 13 april 1898 op 65 jarige leeftijd en moeder Janna is op 4 februari 1899 overleden op 73 jarige leeftijd.
Zakelijk gaat het Franciscus Hovens Gréve voor de wind, zelfs zo dat hij besluit aan de Zandweg naar Oranjewoud een woning te bouwen. Op 21 november 1910 krijgt hij de vergunning 376 van Schoterland. Op de bouwtekening wordt overigens gesproken van een ‘landhuisje’, die na de bouw de naam ‘Zonnehof’ heeft gekregen.
Wanneer Hovens Gréve op 14 april 1913 een bezoek brengt aan notaris Verkouteren doet hij dat in het gezelschap van Willem IJbe Wierda. Deze wil het koopmanshuis met erf en tabaksfabriek “De Javaan” wel kopen voor fl.1520,- per jaar als lijfrentebedrag op het leven van Franciscus en zijn vrouw. Willem IJbe is de zoon van Jannes Wierda en dus tantezegger van Ida Klazina Wierda.
Onder de directie van W.IJ. Wierda blijft het bedrijf zich bedienen van de naam ‘Firma Hovens Gréve’ en blijft een degelijke kruidenierswinkel met iets extra’s. In 1918 zorgt de verkoop van huishoudzeep voor een dermate grote toeloop, dat ‘s middags 5 juli een ruit wordt ingedrukt. Vermoedelijk heeft die drukte te maken gehad met de strenge distributie die in de eerste wereldoorlog van toepassing is geweest. Dat ook de 2e Wereldoorlog niet het beste in de mens naar boven brengt, is een open deur. Een tweetal jeugdige inbrekers worden op 17 december 1943 voor de rechtbank veroordeeld voor enkele inbraken, o.a. in het pakhuis van de firma Hovens Gréve waar ze een pakje koffie hebben buitgemaakt. De officier eist voor een viertal inbraken in totaal 6 maanden gevangenisstraf.
Als de oorlog voorbij is leest in Enschedé Leo J. Nieuwe Weme in een advertentie in het Kruideniersblad, dat in Heerenveen een koloniale warenzaak te huur wordt aangeboden. Te huur met recht van eerste koop. G.K. Wierda, die de wijn-en gedistilleerdwinkel al heeft overgebracht naar de Dracht, is de verhuurder. Nieuwe Weme gaat akkoord met de overeenkomst en opent op 4 februari 1946 de nog steeds ‘Hovens Gréve’ genoemd kruidenierswinkel met op de ruiten ‘Nieuwe Weme’. Zijn ideeën over de winkelformule blijken een iets andere richting te gaan. Van een elitaire bezorgwinkel wil Nieuwe Weme kiezen voor de zelfbedieningsformule. In 1957 is het eindelijk zover en wordt hij de tweede zelfbedieningszaak in Heerenveen. Zijlstra aan de Vleesmarkt is hem daarin voorgegaan. Krantenlezers en bewoners die de tweede helft van de vorige eeuw hebben meegemaakt, weten hoe het de N.V. Nieuwe Weme is vergaan.
Bijna vergeten we dat het pakhuis nog een 6 à 7 jaren bezit is geweest van Vreelings meubilering, die door een strakke architecturale verbouwing van het oude pand van de begane grond en de drie bovenliggende verdiepingen tot keurige toonzalen zijn getransformeerd. In juli 1958 wordt bijna 300 m2 toonzaal aan de te weinig mogelijkheden biedende zaak aan de Lindegracht 51 toegevoegd.
Terug naar de foto, waar de Doopsgezinde Vermaning wel erg prominent in beeld is gekomen. Van de schuilkerkerfenis uit de 17e en 18e eeuw is weinig meer te merken. Het tolerante Heerenveen heeft de Vlaamse en Waterlandse richtingen beide aanvankelijk apart onderdak verschaft, maar beseft heel goed dat het onvermijdelijke samengaan in 1741 de beste oplossing is geweest. Met het in gebruiknemen van het huidige ‘Vermaanhuis’ op 1 januari 1763, na de eerste steenlegging op 7 juni 1762 door de bijna 3 jaar oude Grietje (Fokkes) Bienema, komt een sober ingerichte kerk tot stand, afgezien van de kapbank van de familie Bienema en de fraai gedecoreerde wapenstenen aan de steeggerichte deurkant. Nog zonder alle aan en uitbouwen uit latere eeuwen. De westelijke muur op de foto tegenover de toegangsdeur blijkt - uit de geschiedschrijving van Douwe Miedema - de plaats te zijn geweest waar de preekstoel heeft gezeten.
Tja ... en dan valt deze foto ook in de categorie ‘documentaire fotografie’ met als onderwerp ‘Kaalslag van de zeventiger jaren’. De deplorabele restanten van het huis met Kerkstraat nr. 30 en vermoedelijk ook nr. 28. Op de woningkaart van beide panden staat “afgebroken volgens GW 5-1-1972”, waarbij GW moet worden vertaald als ‘Gemeentewerken’. De rooilijn, waar we eerder over spraken, situeert nr. 30 aan de westkant van die lijn en dus nr. 28 nog verder westwaarts. De voorlaatste bewoners van Kerkstraat 30 blijken de heer en mevrouw Fokke Joustra, die op 11 maart 1964 een pas gebouwde flat gaan bewonen aan de Coehoorn van Scheltingaweg. Fokke Joustra is meesterknecht geweest bij de veer-en kapokfabriek (Borkent) en komt al voor op dit adres in het adresboekje van 1934. Dan woont hij er al enkele jaren. Joustra heeft in de Heerenveense dorpsgemeenschap een goede naam opgebouwd door zijn passie voor de muziek in één van de Heerenveense korpsen. Johannes de Jong en zijn vrouw Akke Hoekstra, die eerder tien jaar ingeschreven hebben gestaan op nr. 28, hebben er vervolgens gewoond. De heer de Jong overlijdt er in maart 1966 en zijn weduwe vertrekt door de voorgenomen afbraak al op 3 mei 1971.
Kort na de verhuizing van de heer en mevrouw de Jong uit huisnr. 28 vestigt zich daar Sjouke de Vries per 15 mei 1964. Hij heeft kennelijk de beschikking over beide delen van de voormalige Spaar-en Voorschotbank, want hij biedt in de loop van de bijna zeven jaren dat hij er gebruik van maakt tijdelijk onderdak aan 42 verschillende personen. In de taal van die jaren zal zijn gesproken over een ‘sociaal’ pension, waar o.a. veel mannelijke Marokkaanse immigranten hun eerste onderdak vinden.
Bemoedigend is het dat het ‘groene element’ in de vorm van wat boompjes achter of tussen de vroegere bebouwing zich heeft kunnen handhaven. Wanneer je nu de steeg of achtertoegang ten westen van nr. 42 inkijkt, zie je op die locatie tenminste groter gegroeide bomen. En het kwalijke uitzicht op beschadigde muren is tenminste gerepareerd.
2014, april 20 - wibbo westerdijk - hip-backup
Watertoren-uitzicht naar de Greiden en plan Nijehaske
HIP-TIME MAGAZINE 57
Watertoren-uitzicht naar de Greiden en plan Nijehaske
De denkbeeldige lijn, die we kunnen trekken van de onderkant van deze foto verticaal over de schoorsteenpijp van de voormalige tabaksfabriek van Taconis aan de Munnikssteeg langs het zuurkoolpakhuis aan de Veenscheiding mag eindigen in de eerste projecten van het wijkplan ‘Nijehaske’. U ziet dat daar volop wordt gebouwd in het gedeelte ten westen van de Haskeruitgang. Zelfs een dragline is doende zijn aandeel te leveren voor de aanleg van een goede infrastructuur. Iets verder dan de aktieve dragline wordt het fietspad evenwijdig aan het Heerenveense Kanaal naar het sluisje van de Ketting afgebakend door een rijtje hoge bomen.
De Haskeruitgang tussen de Oude Veenscheiding en de Veenscheiding krijgt bij besluit van 25 mei 1970 z’n naam en na de tot standkoming van de brug over de Veenscheiding wordt de weg doorgetrokken naar de Jousterweg. Het besluit om ook dat deel dezelfde naam te geven wordt genomen op 22 november 1978. Zodra er een nog uitgebreidere ontsluiting nodig is zowel naar het noorden als het zuiden wordt de Haskeruitgang van de Jousterweg verlengd naar de Weinmakker. De naamgeving wordt aangepast op 10 september 1987.
In het gedeelte tussen de spoorbaan en de Haskeruitgang is de bouwaktiviteit rond de Jutte zuidelijk van de spoortunnel aan te wijzen. Ook de naamgeving daarvan is van 1987.
De provincie Friesland schept de voorwaarden voor een flinke gebiedsuitbreiding, maar tevens voor de industrie-en businessparken liggend aan het Heerenveense Kanaal. Dossier 329-1 op het gemeentearchief geeft in ieder geval de informatie over het uitdiepen van het kanaal tot grootscheeps vaarwater in de periode 1977 tot 1982.
Het gebied links van onze denkbeeldige lijn geeft ook een goede indruk van de ‘water-en moerasplanten’-buurt tegen de Veenscheiding aan. De parallel daaraan lopende straat ‘Valeriaan’ en de haaks daarop lopende ‘Ratelaar’ evenwijdig met de Haskeruitgang zijn nog niet aan het oog onttrokken door de latere groene long van bomen en struikgewas. Dat deel van de Greiden heeft weinig mogelijkheden meer om ‘in te breiden’ (open plekken met bebouwing te vullen). Het oog reikt tot de service-flats van Heerenhage aan Kattebos en Tjotter. Van deze twee straatnamen heeft het Kattebos een duidelijke relatie met dit gebied. De volksmond heeft voor de stadsuitbreidingen decennialang een als moerasbos bekend staande strook in dit gebied aangeduid als ‘Kattebos’. Zo noteren we uit een acte van notaris van Beijma thoe Kingma van maandag 13 december 1909 uit de collectie Tjaarda al het toponiem ‘Kattebosch’ in het kader van een houtverkoping. Het is verleidelijk om even te speculeren over dit toponiem. Het is bekend dat ‘katten’ nou niet bepaald liefhebbers zijn van natte poten in een moerasachtige omgeving en nog minder bekend staan om een baantje te gaan zwemmen. Veeleer denken we aan de begroeiing van dit gebied met wilgensoorten die de bekende bloeiwijze vertonen van de ‘katjes’. De relatie met de houtverkoping zou dan kunnen liggen in het gebruik van de dikkere wilgentakken voor zogenaamd ‘boerengeriefhout’.
Deze foto “A-VII-5-5 foto 1 “ is een exemplaar uit de gemeentelijke archiefbestanden en gunt ons ook weer een blik uit de hoogte op een stukje Dracht-bebouwing ten zuiden van Munnikssteeg. Het is zo “klaar als een klontje”, dat aan het pand op de hoek van de steeg de bovenelkaar geplaatste borden de letters bevatten van ‘J A M I N ’. Talloze Heerenveners met een voorkeur voor zoetigheid en chocolade zullen daaraan goede herinneringen koesteren. De zoete genotsartikelen van de firma C. Jamin beginnen hun zegetocht in 1956 op Dracht no. 22. Het complete pand heeft nu de nummers 22a en 22b op de gevel. Een deurwaardersrapport uit 1961-1962 constateert ‘geen gebreken’ in de bouwkundige toestand. Dat valt goed te begrijpen omdat er bij bouwvergunning 1959-174 een volledig nieuwe winkel is tot stand gekomen. Overigens heeft dit pand dan al een zeer gevarieerd verleden in haar poriën.
De speciekohieren reiken ons uit de periode 1760-1764 de naam aan van Theeke Roorda, die aldaar boekdrukker is geweest. Twee ‘spraakmakende’ Heerenveense namen zijn die van horlogiemaker Jacob de Looze en logementhoudster Janneke Veenendal. Zij kopen samen volgens acte nr. 32 van 6 februari 1824 van notaris W.B. Kool van Heerens dit huis, destijds met nr. 215, en vestigen daarin een logement, welke volgens een aantal berichten in de Leeuwarder Courant - de kennelijk vacant geworden - naam “Het Wapen van Schoterland” gaat voeren. Eerder heeft ook Dracht no. 207 deze erenaam gevoerd en heeft enige tijd de ‘grietenijkamer’ bevat, nadat deze uit moederdorp Oudeschoot is overgeplaatst naar Heerenveen. Helaas duurt het bestaan onder het bewind van de Looze en Veenendal slechts drie jaren, want op 21 september 1827 staat in de krant “Executoriale Verkooping Ter Rolle Van Geregtelijke Uitwinning Bij De Regtbank Van Eersten Aanleg Te Heerenveen” een nette en sterk doortimmerde Huizinge en Logement, genaamd het Wapen van Schoterland, ten noorden grenzend aan de Boelesteeg (een oud toponiem uit de 17e eeuw). Aan de ondergang ligt een geschil tussen eigenaar de Looze en huurderse Veenendal ten grondslag. De Looze wint de rechtsgang en Janneke Veenendal overlijdt twee dagen later op de 23e september 1927, oud 44 jaar en moeder van een 6 jarige dochter. Van haar echtgenoot Sies Broersma wordt gesteld, dat zijn woonplaats onbekend is. Het vermoeden dat hij evenmin de vader van Hendrika is, wordt bevestigd door de passage in haar geboorte-akte van 18 april 1821. De Vader wordt niet genoemd ! Overigens wordt haar dochter consequent als Venendal aangeduid.
Het volgende pand met de vier verdiepingsramen en de twee dakkapellen is van origine het pand, waar apotheker Jan Dornseiffen sinds 1795 zijn apotheek heeft gehad. Na zijn overlijden in 1826 blijft zijn weduwe met provisor Arie Willem Kraft de apotheek exploiteren, tot zoon Nicolaas in 1837 de ‘vijzel’ overneemt. Vervolgens herhaalt zich eigenlijk de geschiedenis. Als Nicolaas Dornseiffen namelijk zijn hoofd definitief ter ruste legt op 7 april 1855 zorgt zijn weduwe met behulp van provisoren zelfs tot 7 augustus 1888 voor een leefbaar inkomen.
De welstand van de familie mag als zeer behoorlijk worden ingeschat. Ten bewijze daarvan attenderen we U op het enorme schilderij in de bibliotheek van het museum Willem van Haren met een afbeelding van de Kruiskerk én een gezicht op een kermistafereel op het Breedpad. Dit schilderij heeft lang deel uitgemaakt van de aankleding van de apotheek van de grootvader en de vader van Foekje Dornseiffen (geb. 1847). Deze informatie is afkomstig uit het gedenkboek van J. Bruinsma over “De Nederl. Hervormde Kerk te Heerenveen (Schoterland), 1637-1937”, blz. 11. Wanneer Foekje rond 1910 verhuist, sticht Dodo Franciscus van der Kallen een bazar in dit pand na toestemming van de gemeente Schoterland te hebben gekregen voor een gedeeltelijke verbouwing en vergroting tot woon-en winkelhuis met bovenwoning (vergunning no. 322). Aannemer A. Brandsma Jzn. is in die tijd een vooraanstaand aannemersbedrijf en is verantwoordelijk voor het bouwmeesterschap, terwijl de werkzaamheden worden gegund aan timmerman E. Westra & Zoon voor fl.6324,-.
De tot stand gekomen bovenwoning heeft bekende Heerenveners gehuisvest, zoals D. Huizinga, gemeentesecretaris van Schoterland; mr. J. van der Geer, advocaat-procureur; J.L. de Jong, (befaamd) muziekonderwijzer en organist. Na bedrijfsbeëindiging van D.F. van der Kallen vestigt mej. Alida J. Tamboer er zich als ‘kapster’ en in april 1960 heropent De Gruyter jr. de zelfbedieningswinkel, waar kruidenier G. de Goed op Dracht 24-26 als representant van de De Gruyter-formule de scepter mag zwaaien. (F.K. 8-4-1960) Thans in 2013 is Hunkemöller Lingerie gevestigd op Dracht (24)-26.
Tenslotte nemen we ook nog even het pand Dracht 28 - met op de foto op de gevel de naam ‘Steenwijk’ duidelijk leesbaar - onder de loupe. Nu in 2013 is daar nog steeds gevestigd ‘Steenwijk Modeschoenen’. Overigens is dat niet altijd zo geweest, want de woningkaart van Dracht 28 laat Reijnardus Steenwijk het pand betrekken per 1 oktober 1969, na eerder in dezelfde branche te hebben geëxploiteerd in het pand Dracht 5 aan de oostkant. De vader van Reijnardus - Hendrik Steenwijk - staat daar in ieder geval ingeschreven vanaf 1934 (adresboek) en uiteraard ‘in schoenen’. Ook Reijnardus heeft daar van 1963 tot 1969 de zaken waargenomen.
Dracht 28 heeft onder een ander huisnummer overigens op 12 mei 1867 een bijzondere particuliere bestemming gekregen als ‘pastorie’ voor de Doopsgezinde predikant en dan met name de in 1866 benoemde heer Abraham Vis. Hij is in 1911 de veroorzaker van schokkend nieuws op de voorpagina van de krant door als (inmiddels emeritus predikant) in zijn functie als raadslid van Schoterland tijdens de raadszitting van 24 april 1911 zijn laatste adem uit te blazen.
De volgende bestemming van het pand is een strikt economische geweest. Notaris Verkouteren legde daarvoor op 29 mei 1911 de basis in een publieke veiling in opdracht van de Doopsgezinde Gemeente Heerenveen. Het sterk en goed onderhouden Heerenhuis aan de Dracht met nr. 399, groot 3.59 are, met talloze kamers en andere gerieflijkheden, wordt gekocht door de firma Jager en Wierda. Deze richten de volledige benedenruimten voor garagedoeleinden. Er verschijnt in 1923 voor de zaak op het trottoir zelfs een benzinepomp met een ondergronds reservoir van de Acetylena N.V. Na het overlijden van W.J. Jager in 1922 zet H. Wierda de firma voort en draagt pas op 1 maart 1963 zijn autoverhuurbedrijf, inclusief ambulance, lijkauto en VW-busje over aan de firma J. Oenema. Daarna is het de beurt aan Reijnardus Steenwijk, representant van een fikse schoenenketen. Tenslotte een vraag die zomaar bij ons opkomt: waar zijn die prachtige grote groene bomenpartijen toch gebleven in het gebied van de Zonnehoek?
2013, mei 19 - wibbo westerdijk - hip-backup