Panorama, blik op Heerenveen-west in 1956
HIP-TIME MAGAZINE 39
Je kunt alsnog plaatsvervangend jaloers zijn op het watertorenpersoneel van Heerenveen (1956), die eigenlijk in elk jaargetijde een fantastisch uitzicht heeft gehad naar alle windstreken. De fotograaf (Jaco Bleeker), die toestemming heeft gekregen om dat moois vast te leggen, moet euforisch, watertandend en likkebaardend op die hoogte zijn werk hebben gedaan. Bij dit bezoek is de camera gericht geweest op het westelijke deel van Heerenveen met als gevolg dat de Jousterweg door Oudehaske vlak onder de horizon het beeld bepaald. Uiteraard vervagen daarbij de details van die lange lintbebouwing.
De landerijen die nu de ondergrond vormen van de wijk ‘Nijehaske’ verraden een moerassige samenstelling. De lichtgekleurde banen mag u gerust vertalen als ondergelopen land. Plaatselijk historicus A. Taconis schrijft in 1957 aan J. Hospes te Den Haag, dat aan te nemen valt dat de vervening rond 1718 in dat gebied al is afgelopen en hij verwijst daarbij naar het reeds voorkomen van een boerderij van een voorouder van hem ter plaatse. De ‘Heerenwalster polder’ is opgericht in 1720 voor 50 hectare gebied, verliest bij de aanleg van het spoor in de jaren 1867-1868 ruim elf hectare. En hoewel de spoorwegen volgens de wet zijn vrijgesteld van de waterschapslasten, krijgt de polder destijds toch een behoorlijke afkoopsom van de spoorwegen. In 1961 is volgens Taconis de polder opgeheven. Een “ Administratieboek van de Nijehaskerpolder achter de Herenwal” over de periode 1797-1961, is in 1995 overgedragen ten behoeve van de archivering van het waterschapsarchief uit deze omgeving.
Van links naar rechts ziet U de spoorportalen het baantracé markeren. Geheel links, achter het witte ‘zuurkoolpakhuis’ zijn eveneens goed waarneembaar het bedieningsgebouw voor de spoorbrug en de dienstwoningen van het personeel. Staan die panden op het grondgebied van Haskerland, of loopt de grens juist ten westen in of langs de spoorsloot ? Het kan bijna niet anders of de mensen moeten zich Heerenveners hebben gevoeld. Je vraagt je af hoe de werklieden en de bewoners hun onderkomens konden bereiken: langs een voetpad bij de spoorlijn langs naar het stationscomplex of met een bootje naar het Breedpad ? Na tips van Richard Hoekstra en Piet van der Land, mede-werkgroepleden van Oud-Heerenveen, blijken de adresboeken van Heerenveen sinds 1936 aan het Breedpad twee even nummers (4 en 6) te hebben. De zuidkant van Breedpad/Veenscheiding kent alleen oneven huisnummers. Kijken we dan naar de beroepen van de op nr. 4 en 6 huizende bewoners dan blijken dat inderdaad ‘spoormensen’ te zijn. In het geval van ons beschrijvingsjaar 1956 raadplegen we de adresboeken van 1954 en 1960. In beide gevallen woont op Breedpad nr. 4 de blokwachter der N.S. de heer Dirk Bergsma en op nr. 6 de brugwachter der N.S. de heer Willem Kalsbeek. Deze vertrekt op 29 juli 1971 naar de Jousterweg 5 en de beide huizen worden afgebroken. Het bestemmingsplan ‘Nijehaske’ dateert van 1972. De woningkaart van Breedpad nr. 2 noemt het dienstgebouw: seinhuis. Het grote aantal volkstuintjes aan de westkant van de spoorbaan, welke te zien zijn op een luchtfoto van 1964, wijst o.i. op bereikbaarheid via een voetpad langs de spoorbaan vanaf het station.
In een dossier “Delen van het gemeentelijk gebied (o.m. begrenzing dorpen:dorpsnamen) 1951-1980” hebben we gelezen, dat de eerste opschuiving van de grens met Haskerland pas is geweest in 1951. Het is toen verlegd naar de sloot of wijk die ten westen van het begraafplaatsje van Nijehaske van de Jousterweg naar de Veenscheiding loopt. De doortrekking van de Engelenvaart naar het noorden (Heerenveenster Kanaal) heeft in 1969 de grens opnieuw doen opschuiven, maar nu naar dat kanaal.
Eén van de N.T.M.-loodsen is grotendeels waarneembaar juist boven de boomkruinen in de tuin van meelhandelaar Kuiper aan de eerste Heerenwal, die meent in 1941 de rechterhelft van de pui voor economisch gebruik geschikt te moeten maken door twee ramen te veranderen in een brede deur om vrachtwagens toegang te kunnen geven in het pand te laden en lossen. Gelukkig heeft een naamgenoot die architectonische vergissing onlangs kunnen en mogen terugdraaien en het bijna classicistisch aanzien kunnen herstellen.
Wanneer we nu even de aandacht verleggen naar het linkermiddendeel van deze foto no. 262, dan valt heel erg op de schoorsteenpijp van de voormalige tabaksfabriek van Taconis. Rechtsbeneden daarvan zien we de talloze deuren van het garagecomplex van Johannes Wierda met bijna aansluitend daaraan de woningen en het bedrijfspand van de elektro-techniker S. Posthuma aan Breedpad en Gedempte Molenwijk. De achterkanten van de Breedpadpanden zijn niet zozeer mooi, dan wel bijzonder voor de mens, die daar nimmer toegang heeft gehad. Uit een Heerenveense Courant van 1977 lezen we bijvoorbeeld, dat slagerij Otto Hoekstra aan het Breedpad 13 dankzij het ook eigenaar zijn van het naastgelegen pand no. 15 (het oude achter-tuitgeveltje is goed te zien) een uitbreiding van het bedrijf kan laten realiseren door aannemer Telgenhof en verder gespecialiseerde aannemers. Er wordt gesproken van een uitbeenhal, worstmakerij met volautomatische rokerij, een ruimte voor het vacuümverpakken en inblikken, een afdeling voor de vlugklaarsector, een kantoor en een kantine met douches. Op deze foto is daarvan dus nog niets te zien. Ook de achtergevel van de vestiging van de Rotterdamsche bank N.V., die in 1956 nog volop functioneert, komt hier goed in beeld. A. Kuiper, accountant, heeft dan nog zijn bedrijf óf aan de Azaleastraat 35 (1954) óf aan de Van Maasdijkstraat 41 (1960)
Eigenlijk missen we op deze foto de ‘eyecatcher’ van het begin van de Dracht - de halsgevel met gebeeldhouwde, segmentvormige afdekking en aanzetkrullen, waaronder, op de draagstukken: het jaartal 1741 - . van de Rookende Moor. Maar ja ... de eigendomsverhoudingen veranderen. Op 6 maart 1939 krijgt R. Keizer vergunning om Munnikssteeg nr. 2 grondig te verbouwen. Het plan behelst het bouwen van een winkelpand met achter-en bovenwoning met een totaaloppervlakte van ± 288 m2. De “Provinciale Adviescommissie ter wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land” te Leeuwarden, betreurt het op 15 februari 1939 dat er geen oplossing gezocht is met behoud van de oude topgevel met ramen. Het efficiënte resultaat van Bosma’s Architectenbureau Drachten en Heerenveen (de heren J. Bosma en L. van Houten) ziet U in het donkere dak - als tweede van links - met de zeer lange 12-raams dakkapel. Aanvankelijk nummerde “De Rookende Moor” aan de Dracht, doch in 1934 woont A.IJ.M. Taconis, tabaksfabrikant, plotseling aan de Munnikssteeg nr. 2.
Plaatsvervangend kunnen we ons nu nog druk maken over de constante, onjuiste schrijfwijze van deze steeg. Al heel lang is bekend, dat in dat pand van Taconis in de 18e eeuw de grote vervener Hendrik Munniks (met een eind-s) woont. Niettemin maken de ambtenaren er steeds maar weer Munnik-steeg van en vergeten de dubbele -s in de schrijfwijze. Helemaal dol maakt de directeur van gemeentewerken het op 16 april 1953, wanneer hij in opdracht van B. & W. de steeg de ‘verhogende status’ Munnikstraat moet toekennen en ook dan weer zonder de dubbele -s.
Tot op de dag van vandaag is die omissie niet hersteld ! Maar het kan nog erger, als een grappenmaker - refererend aan de bedrijfsaktiviteiten in één van de panden - de geuzennaam ‘Frunniksteeg’ de wereld in slingert.
Naast de voormalige Rookende Moor met de witte dakkapel en de drie klassieke bovenramen het huisno. 20 van ‘koopman in manufacturen’ K.P. Keizer. Onmiddellijk ten noorden daarvan woont dan op nr. 18 de familie Jan A. Vrind, die als meelhandelaar ook grutterswaren en diervoeders verkoopt. Pas veel later hebben we op die locatie die prachtige bloemenzaak van Van der Weide: “De Zilveren Roos”. Daarnaast staat ingeklemd maar wel iets hoger Dracht no. 16, welke omstreeks 1937/38 is overgenomen door A.J. Popma, kruidenier, van de heer W.A. Koopman, die in de jaren twintig als winkelier-sigarenmaker het sigarenmagazijn “Deli” bemande en later als handelsreiziger ging werken. Adresboek 1960 vermeldt hem in ieder geval nog als kruidenier. De zaak “Naaldkunst” kende zekere Frans A. Vergnes als exploitant van april 1962 tot oktober 1970, waarvan Popma de eigenaar schijnt te zijn geweest. Daarna en nog niet eens zo lang geleden stuurt het Reisbureau Sijpersma, de Heerenveense vakantiegangers over de hele wereld. Die traditie tracht nu “Globe Reisbureau”, Dracht 16 in Heerenveen, gestalte te geven.
Het is verrassend om te zien hoe de zuidelijke eindgevel van Breedpad 9 op de hoek van de Gedempte Molenwijk tijdens de periode, dat kastelein Bote Jonkman de pilsjes tapte, er uitzag. Er blijkt een rechthoekige ‘moot’ uit de gevel te zijn, die op het hoogste punt een raampje op zolderverdiepinghoogte heeft gekregen. Het ontbreken van grondoppervlak moet daar de oorzaak van zijn geweest, gezien de wir-war van perceelsgrenslijnen. Mogelijk ook de noodzaak van een ‘plaatsje’ tussen de percelen ? Het cafébedrijf - waarin thans Sjoerd Nicolai zijn ‘Bar Oase’ aanstuurt, heeft een langgerekte vorm, die niet beconcurreerd kan worden door de andere, oostelijker gelegen Breedpadpercelen nr. 7, 5 en 3. Het aanzien van de nummers 5 en 7 is door de felle brand van enkele jaren geleden en een herbouw daarna compleet gewijzigd. Ten tijde van de fotograaf in 1956 is no. 7 bewoond door W. Wiegersma, ‘grutter’/koopman en no. 5 door slager Zijlstra, die een jaar eerder slager Nauta aflost.
Een bijzondere anecdote vertelt na een lezing van de Stichting Historie Heerenveeneen dochter van Bote Jonkman. Gerrit Sevensma heeft haar verteld, dat in het café Jonkman in de oorlog ook school is gehouden.
Deze keer zwijgen we over het Hotel Vernimmen en de Ned. Hervormde Kerk; hebben we niets te melden over de wed. F. Hiemstra-Hamburg op Heerenwal nr. 5 en de wed. C. Vlodder-Schippers op Heerenwal 6, die beiden zonder beroep, ten noorden van meelhandel Kuiper wonen en laten we Auke de Boer van no. 7 rustig de ‘Pottebakkersteeg’ doorwandelen op weg naar zijn achtergelegen stelpboerderijtje.
2013, januari 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
Panorama vanaf Stationsflat dec.2009
HIP-TIME MAGAZINE 80
Is dit het Heerenveen, dat wij van de prentbriefkaarten kennen ? Nee, beslist niet ! Het is een redelijk authentieke opname van onze webmaster Jel Mulder, die vanaf het toen pas gebouwde stationsappartementencomplex “Bellavista” de camera meerdere kanten laat observeren. Laten we eens moeite doen om herkenningspunten te vinden, wetende dat we schuin over de foto van rechtsonder naar linksboven te maken hebben met de Trambaan via de Trambaanbrug overgaand in een bocht van de K.R. Poststraat. Het massale aanzien van het vijf verdiepingen hoge gebouw plus de daarboven uitstekende liftentoren behoort toe aan een eerdere appartementencomplex tussen de Trambaan en de Bielzen. De toegang daartoe moet gezocht worden aan de Bielzen. Wat opvalt in die straat is het gigantische verschil tussen het beeld van de toegang van het appartementencomplex en de achteringangen van de panden aan de Heerenwal: twee werelden ! En dan werelden-van-verschil !
De lange uitbouw van wat eens de kantoorboekhandel van Van der Schaar is geweest, wordt nu geëxploiteerd door Cobra-Bike, en in het voorste gedeelte aan de Heerenwal tracht Uitzendbureau Flexwerk B.V. haar doelstellingen te realiseren.
Tegenover dat langgerekte Van der Schaarpand staan vanaf de Heerensloot gezien twee gebouwen (drie verdiepingen in rode steen, gevolgd door een van vier verdiepingen in een zeer donkere steen). Die oplopende structuur - van laag naar hoog - is in de naamgeving van het gebouw ‘La Pente’ (de helling) terug te vinden. Voor het leggen van een associatie naar het in de 18e eeuw daar gesitueerde scheepsbouwbedrijf van het type ‘langshelling’ is een zeer soepele geest vereist. Die soepelheid hebben we niet nodig, wanneer we het water van de Heerensloot overgaan via de brede ophaalbare ‘Trambaanbrug’. Deze heeft - zolang de tram dit tracé heeft bereden - de naam met eer gedragen. Met de opdracht aan de N.V. Noord Nederlandsche Machinefabriek te Winschoten voor het maken en stellen van een ongelijkarmige draaibrug over de Heerensloot op 8 augustus 1929 wordt voor fl.5540,- de route verlegd van het vele bochten tellende tracé door het centrum van de plaats naar een elegant slingerend verloop van de trambaan buitenom het centrum van de plaats. Het eerste ritje langs de nieuwe baan en over de nieuwe brug is op 13 mei 1931 en trekt een grote publieke belangstelling. Natuurlijk is die eerste brug over de Heerensloot er enkel en alleen voor de tram tot ..... de tramlijn naar Drachten per 31 augustus 1947 wordt opgeheven. De rails worden verwijderd en de trambrug wordt afgebroken. Vijf en twintig jaar later is de verkeerssituatie in Heerenveen dermate gewijzigd dat opnieuw op dezelfde plaats een brug wordt aangelegd. Deze keer is het een echte verkeersbrug - bussen, (vracht)auto’s, fietsers en wandelaars - gaan er gebruik van maken. In het verlengde van de K.R. Poststraat wordt in 1972 de 12 meter brede ophaalbrug met wegaanleg naar het station gerealiseerd. De herenhuizen Heerenwal 42 en Heerenwal 43 moeten daarvoor wijken. Vetsmelter Dirk Smilde en keel-neus-oorarts Auke Dekhuyzen laten zich uitkopen.
Aan de andere kant van de Heerensloot is ook het een en ander gewijzigd. Waar nu het luxe appartementencomplex
‘Residence Het Friesche Haagje’ staat, is in eerste instantie bij de verbreding van de K.R. Poststraat en de Trambaanbrug het voormalige grietenij-en later gemeentehuis van Aengwirden gesloopt en terwille van de plannen van ‘Het Friesche Haagje’ de Centrale Bakkerij.
De organisatie van de ‘lytse grietenije’ Aengwirden heeft lang gewikt en gewogen en is door de gouverneur van Friesland in de jaren dertig van de 19e eeuw ook wel een beetje onder druk gezet om toch een eigen grietenijhuis te realiseren. Zelf hebben ze daarvoor geen middelen, maar door in 1840 een lening te sluiten bij het Polderbestuur van het 4e en 5e Veendistrict en af te spreken, dat in het nieuwe gebouw ook een lokaal en archiefruimte wordt gereserveerd voor dat polderbestuur, kan aan timmerman Auke Bos uit ‘t Meer het pand te bouwen. Bovendien wordt een vergelijkbaar bedrag geleend van de Pastorie-administratie. Het kenmerkende monumentale gebouw met in het midden een door twee pilaren ondersteunde luifel met balcon heeft na zijn ambtelijke periode sinds 1934 nog enige tijd dienst gedaan als kantoor voor verschillende diensten. Het is het centrum geweest voor de sociale jeugdzorg in de dertiger jaren en in de oorlogsjaren is de stoep praktisch versleten wegens de vestiging van het distributiebureau. De dienst Sociale Zaken komt er na de oorlog in en vanaf 1951 tot haar afbraak in 1967 is de Oudheidkamer erin gehuisvest.
De geschiedenis van de Centrale Bakkerij is een kortere. De stichting van deze op een na oudste Centrale in Friesland brengt 16 van de 18 plaatselijke bakkers samen in een N.V., die op 7 mei 1920 vergunning krijgt om een bakkerijgebouw van 741 m2 en een conciergewoning van 21 m2 te bouwen. Het ontwerp van architect K.R. Post mag worden uitgevoerd door aannemer Johannes de Haan. Zij doen dat in een zakelijke stijl, maar met een uitgebouwde en verhoogde middenrisaliet en vier gemetselde torentjes.
Boven het Friesche Haagje ziet U nog net gedeelten van de bovenste verdieping van het stadskantoor en de verbinding naar Crackstate. Boven het dak van het stadskantoor is vervolgens ook een strookje zichtbaar van Haskestate en door bovenuit torent de telefoontoren.
Wanneer U op de rotonde in de K.R. Poststraat niet rechtsaf slaat de Nieuwstraat in, maar doorrijdt of -fietst, of -wandelt belandt U in de modernere hoogbouw tussen de Zonnebloemstraat en de rijksweg naar Zwolle. Houdt U er rekening mee, dat het daar ter plaatse allerminst een ontspannen wandelgebied is en eigenlijk heb je daar op de fiets ook weinig te zoeken. Twee fraaie kantoorkolossen dragen daar de nostalgische - niettemin pas in 2005 ontstane - klinkende namen Hearen State en Fean State of zo u wilt Hearenstate en Feanstate.
Wist U overigens, dat de K.R. Poststraat ontstaan is uit de ‘Heerenstraat’. Deze naam krijgt het stukje straat tot de kruising van de Crackstraat - Van Maasdijkstraat bij raadsbesluit van Aengwirden van 20 mei 1932. De aanleg van de trambaan over de Heerensloot om het centrum van Heerenveen is daarvoor de katalysator geweest. De uitbreidingsplannen van het gemeentebestuur van Aengwirden, waarin de gemeentearchitect Klaas Rienks Post voor de samenvoeging tot Heerenveen-één een leidende rol heeft gespeeld. Als de fusie een feit is geworden, wordt zijn rol in de nieuwe gemeente: directeur gemeentewerken. Op 4 december 1936 sterft hij aan een hartverlamming met de telefoon in de hand, welke hem het slechte nieuws van het overlijden van zijn vrouw eerder die morgen heeft medegedeeld. Op 8 december 1936 besluit de raad van Heerenveen zijn verdiensten te honoreren door de Heerenstraat zijn naam te geven: K.R. Poststraat. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de aansluiting van de Kleine Kerkstraat op de K.R. Poststraat, de doorbraak van de Nieuwstraat naar de trambaan-K.R. Poststraat, de opheffing van de tramlijn naar Drachten en de aansluiting van de K.R. Poststraat op de Rijksweg in latere jaren hebben een infrastructurele aardverschuiving teweeggebracht in dit gebied. Leest U de vele wijzigingen in de gemeentelijke straatnamenlijsten er maar op na !
2014, april 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
Panorama vanaf Crackstate omstr. 1910
HIP-TIME MAGAZINE 56
Van zo’n schitterende foto kunnen we dolenthousiast worden. Zelfs een krasje hier of daar op de foto brengt ons niet van ons stuk. Het is weer één van die juweeltjes uit het eerste kwart van de vorige eeuw, die Ys Sevensma met ons wil delen. Natuurlijk herkent iedereen hierin het absolute centrum van Heerenveen: Oude Koemarkt, Vleesmarkt, de Kruiskerk, de (toekomstige) Openbare Leeszaal, Hotel Jorissen, Café Transvaal, enzovoort. Deze foto zullen we eens goed in ons opnemen vanwege de aardige details, die aan het vroege ochtendlicht komen en uit de flarden ochtendmist opdoemen bij een absolute afwezigheid van menselijk leven.
Beginnen we met de ondergevel van het meest rechtse pand op de opname, onderdeel van de het bekende Hotel Jorissen. Die ondergevel wijkt naar achteren en wordt gestut door een aantal pilaren, zodat als het ware een nis is ontstaan. Het hotelreclamebord aan de gevel bezien we op de rugzijde, maar van andere foto’s weten we dat aan de andere kant als tekst staat:
“BONDS / HOTEL-CAFE / RESTAURANT / HEERENLOGEMENT / JORISSEN”.
Uit een bericht van de Hepkemakrant van 26 juli 1905 weten we, dat het Heerenlogement dan al Bondshotel is. Enkele dagen eerder zijn een flink aantal ‘Bondsfietsers’ in de tuin verwelkomd door een aantal Friese leden en afdelingsconsul R. Paehlig uit Sneek en genoten een ‘verfrissching’ onder de muzikale klanken van het Heerenveens Muziekkorps
Ook dat smeedijzeren hekje is een stukje vakbekwame ‘beauty’. Valt U ook die deur op helemaal aan het eind van de gevel voor de trapopgang naar de bovenverdieping? In het kadastrale dienstjaar 1910 maakt dit deel uit van kadastrale perceel Tjalleberd A-6447 en staat op naam van Trijntje Looxma, echtgenote van mr. J.F.A. van Panhuys, commissaris van de Koningin in Friesland. Zij schenkt het perceel van 1.63 are aan de minderjarige jonkheer Daniël de Blocq van Scheltinga te Velperoord. Noch mevrouw Van Panhuys, noch de Blocq van Scheltinga heeft er ooit gewoond. We weten dat uit het bevolkingsregister van Heerenveen-Aengwirden uit de periode 1890-1920, waarin de bewoners onder huisnummer 84 (vóór 1921) en nr. 184 (ná 1921) zijn terug te vinden. Het lijkt er sterk op, dat Hendrik Johannes Jorissen of zijn bedrijfsleider B.J.J. Janssen deze bovenetage in de verhuur heeft gehad. De korte gebruiksperioden van enkele bewoners wijzen in die richting. Zo staat Mr. Nicolas Johannes Laurentius Brantjes, officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank slechts ingeschreven van 1 augustus tot 31 augustus 1917. En notaris Jan Willem Schippers maakt er gebruik van in de periode van 11 oktober tot 5 november 1917. Na de vernummering in 1921 is leraar (en later directeur) van de Rijks H.B.S. W.G.A. Meijer er eveneens korte tijd gehuisvest (van 2 mei tot 16 juli 1921). Uit de notitie over Wildrik Goldhoorn, commissionair in effecten, blijkt de relatie met Hotel Jorissen zonneklaar door een extra vermelding. Goldhoorn heeft deze gemeubileerde verdieping gebruikt van 21 augustus tot 23 december 1921, daarna wordt zijn adres Lindegracht 46-boven (adresboek 1922) om als directeur van het kantoor van de Geldersche Credietbank de Heerenveense klanten te gerieven.
Van de beide, zuidelijk van het Hotel Jorissen staande huizen kan worden vastgesteld, dat no. 83 (ná 1921 dus 183) zijn adres aan de Oude Koemarkt heeft en in dezelfde tijd onderdak biedt aan de wed. Catharina Cornelisdr. Spandaw-de Jong. Zij is sinds 16 augustus 1919 de gebruikster en blijft dat tot haar overlijden op 8 juli 1926. Voor no. 82 (ná 1921 derhalve 182) zijn dat Grietje Scheenstra en Jantje van den Bosch, die gezamenlijk de befaamde winkel ‘De Stad Parijs’ exploiteerden. Het adres evenwel wordt in het eerste adresboek van 1922 vastgesteld als ‘Achter de Kerk 182’.
Verleggen we nu even onze focus naar de Nederlands Hervormde Kerk Heerenveen (Schoterland) en dan met name op datgene wat zichtbaar is als we over het dak in zuidwestelijke richting kijken. Onmiddellijk valt de molen van Siebenga op - half verscholen achter de hoog opgaande bomenrij langs de Propstrasingel (met een forse roekenkolonie aan de vele nesten te zien) en de immense tuin van het ‘Groote Huys’ aan het Breedpad. Daarachter bevindt zich een grote leegte en dat betekent, dat er nog geen sprake is van uitvoering van het plan van december 1920 van de Bouwvereniging Heerenveen: de oprichting van 21 type-2 (arbeiderswoningen) aan de Van Cuyckstraat, maar ook niet van 14 type-1 (arbeiderswoningen) aan de Compagnonsstraat. Daarvoor moet immers de tuin van het Groote Huys worden opgeofferd.
Een andere datering ontlenen we aan het toekomstige leeszaalgebouw. De gevelplaat boven de rechtse ramen ‘CAFE MET DRIE BILLARDS’ wijst samen met het opschrift in het bovenraam van de toegangsdeur ‘Café De Drie Gemeenten’ op een datering vóór 1 juni 1918. Waarom ? Omdat de laatste caféhoudster Maria Postma, wed. de Vries samen met enkele kinderen op die datum naar Nijehaske gaat verhuizen. Bovendien is er geen enkele aanduiding van de aanwezigheid van de ‘Openbare Leeszaal en Bibliotheek Friesland’s Zuid-Oosthoek.” Die tekst stond en staat (weer) op het boeideel van de omkleding van de goot. Bovendien worden op 3 oktober 1918 zowel de leeszaal op de bovenverdieping als de jeugdruimte beneden in gebruik genomen.
Nader bekeken is het niet mogelijk te volharden in een datering rond 1918. Wat is namelijk het geval ? We missen op deze opname het in 1912 door de ‘N.V. Heerenveensche Witte Bioscope’ verbouwde pand - de middelste van de vijf aan de Vleesmarkt staande panden - van voorheen bakker W. Taconis. Dit door aannemer J.M. Visser ontworpen gebouw spatte met haar ‘witte uitstraling‘ van de foto’s af - een opvallend pand dus!
Minstens zo opvallend op de foto’s uit de eerste jaren van 1900 is het plantsoen op de Oude Koemarkt, welke in 1898 wordt aangelegd. Die aanleg op initiatief van het gemeentebestuur van Aengwirden is te danken geweest aan de vele klachten over het enorme lawaai en andere overlast op marktdag van de vele karhonden. Er is zelfs een contract met de aanwonende bewoners opgemaakt voor het onderhoud. Ondernemer A.W. Zanstra, die van het goud, zilver en de horloges, neemt die taak op zich, maar in 1902 is er niet al te veel van terechtgekomen. Het bestuur van de gemeente Aengwirden herinnert hem daaraan. Niettemin blijven de bloemen vertrapt, het gaas van de omheining verdwijnt en de gemeente besluit - volgens het Nieuwsblad van Friesland van 16 december 1905 - het contract maar op te heffen en de grond weer terug te nemen. Nieuwe plannen blijken niet de reden te zijn geweest. Als U nu op de foto naar de bestrating kijkt, ziet U nog waar het plantsoentje gesitueerd is geweest. In dezelfde oogopslag ziet U ook weer het tracé van de tram op dit punt van Heerenveen. Op twee andere opvallende kenmerken willen we U nog graag attenderen. De eerste is de ‘schoorsteen’ van tabaksfabriek ‘De Rookende Moor’, die als industrieel monument - herinnerend aan de aandrijving van machinerieën in het stoomtijdperk - zelfs het jaar 2013 heeft gehaald. Rechts daarvan ziet U net over de Molenwijk een gebouw met witte muren staan en wanneer U het vergootglas op het dak van dat gebouw richt, ontwaart U de letters: D R U K K E R IJ. De gemeente Schoterland heeft in haar vergadering van 11 november 1882 een positief besluit genomen op de aanvraag d.d. 7 oktober 1882 van Jacob Hepkema, boek-en courantdrukker te Heerenveen om een vergunning te mogen ontvangen voor een ‘stoomsnelpersdrukkerij’ op de kadastrale percelen Heerenveen A-1725 en A-1727. Hepkema heeft daar een erfpachtovereenkomst voor gesloten met Hendrik Alberts Propstra, eigenaar van ca. 4 are grond, reed, c.a. en bouwt daarop deze drukkerij. Bij een afbeelding van de Stationsstraat hebben we U al eens over de verhuizing naar de nieuwe drukkerij rond 1904 bijgepraat. Zo rond 1910 is in de kadastrale registratie de term ‘drukkerij en erf’ vervangen door de termen ‘huis, werkplaats, erf’. Wie er dan woont en waarvoor de werkplaats wordt gebruikt is daaruit niet op te maken, omdat de erven van Albert Hendriks Propstra het bezit nog steeds in de familie hebben. Uit het adresboek van 1922 worden we evenmin veel wijzer, zelfs de twee personen die worden aangewezen als wonende ‘Achter Breedpad’ op de nummers 516 en 517, resp. H.F. de Wit, zonder beroep, en R. Slagman, arbeidster, helpen ons niet verder. Tenzij we veronderstellen dat de vrouwelijke R. Slagman identiek is aan de 28 jarige Rigtje Slagman die op 8 september 1921 in het huwelijk treedt met spoorwegarbeider IJntze Bosma uit Oranjewoud.
Tenslotte willen we nog even onze lof uiten over het bijzondere ornament op het dak van Café-Restaurant & Billard ‘Paul Kruger’ met de ingebouwde klok in de koepelvormige kapel - links op de voorgrond. Bij de totstandkoming van deze horeca-gelegenheid heeft A.W. Zanstra een flinke vinger in de pap gehad.
Concluderend stellen we dus, dat deze zeer informatieve foto moet zijn gemaakt tussen 1905 (opheffing plantsoen) en 1912 (verbouw tot Witte Bioscope)!
2013, mei 5- wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Ys W. Sevensma
Panorama vanaf Crackstate 1972
HIP-TIME MAGAZINE 67
Deze keer valt de de keus op foto 01782 uit de collectie van het Museum Willem van Haren. Niet zozeer vanwege de scherpte van de gebouwen op de achtergrond. Fotograaf Bruyns heeft daarvan wel betere exemplaren in zijn collectie opnamen. Dit in september 1972 gemaakte beeld vanuit het torentje van Crackstate is een mengsel van binnen-en buitenopname. Het gros van de fotografen zouden de borstwering hebben gezocht om steun voor de ellebogen te zoeken en de focus hebben gelegd op de omgeving om het vanuit dit perspectief vast te leggen. Of is het denkbaar dat de heer Bruyns een dergelijke hoogte gevoelsmatig bedreigend heeft ervaren. Lichte gevoelens van hoogtevrees? Hoe ook ervaren, het tijdstip is gunstig geweest om binnen het kader van het raamvak de meest prominente gebouwen nog in een ongerepte staat vast te leggen. De uitzondering vormt de voormalige rooms-katholieke kerk, die al ruim dertig jaren (1941) eerder van haar torentje is beroofd. De Watertoren is er nog in een onbedreigde, ongenaakbare staat. Oenemastate ziet er na de renovatie en restauratie van 1968 weer ‘spic en span’ uit en heeft een verleden als kantongerecht, gemeentehuis, zetel van het kadaster en grietenijhuis volledig achter zich gelaten. Over haar verleden als Grovestinsslot en Moerborgh zullen we dan maar niet meer spreken. De toekomst is een representatief gebouw voor de Inspectie der Directe Belastingen, met als hoogtepunt het weer zichtbaar maken en de restauratie van de uit 1663 daterende plafondschildering van de schilder Matthias van Pelckum. Jarenlang is de afbeelding uit het zicht geweest in ‘het zaal’. Board en schroten hebben de verwaarloosde en verrookte verflagen in al die jaren geen goed gedaan. Tijdens de reinigingsoperatie moet de Rijksgebouwendienst nog een duivels dilemma oplossen. Tussen de eerst benoemde zeer voorzichtige opererende restaurateur heer Sikma en de door Monumentenzorg ingeroepen expertise van de heer Otter is een groot verschil. Laatstgenoemde, die een intensievere schoonmaakbeurt voorstaat, krijgt de steun van Monumentenzorg en voert de opdracht in die zin ook volledig uit. Tevens met het resultaat dat de signatuur van de maker kan worden blootgelegd en het jaartal 1663. Ook wordt het bijzondere monogram van de opdrachtgevers Ernst van Haren en Catharina van Oenema schitterend zichtbaar gemaakt. De volledige restauratie van het gebouw gebeurt door Architectenbureau Van Manen en Zwart uit Drachten, die haar medewerker S. Algra een boekje laat schrijven met de titel “In en Om Oenemastate te Heerenveen” en dat ter gelegenheid van de ingebruikname op 3 maart 1968 presenteert.
Tussen de kolommen van de borstwering door zien we weer enkele bekende panden: van links naar rechts het pakhuis van ijzerhandelaar Overdiep, de achteringang van de winkel van diezelfde Overdiep en de achteringang van herenmodezaak Van der Kam.
Crackstatetorentje komt in juni 1945 in de belangstelling van de carillonliefhebbers. J.L. de Jong Lzn., muziekleraar en uitvoerend musicus, oppert publiekelijk de gedachte om in het koepeltje van de toren een carillon te plaatsen. De klokken kunnen dan de namen van de gevallenen krijgen en worden zodoende geëerd. De commissie ter oprichting van een “Monument voor de gevallen strijders uit de gemeente Heerenveen” willen dit idee niet overnemen. Hun idee om door de kunstenaar M. Vreugde het monument van de Van Maasdijkstraat te ontwerpen krijgt de voorkeur. Het idee van een beiaard laat J.L. de Jong Lzn. niet los en door zijn inspanningen vereert in 1949 een reizende beiaard van de firma Eijsbouts uit Asten (N.B.) Heerenveen met een bezoek. De Sneker beiaardier Flucie van Bergen - aangezocht door de Cultuurgemeenschap - ontlokte de Jong een enthousiaste reactie in de Friese Koerier. Hij betreurt het dat de ‘stemmen’ van de gevallenen niet middels een beiaard worden gehoord en hij verzucht: “Is daarmede het laatste woord gezegd inzake een Heerenveens klokkenspel?” Dat blijkt ruim tien jaar later als op een kernavond in juni 1960 de heer Jouke Hiemstra, audicien te Heerenveen, zijn compositie “Het Carillon van Heerenveen” ten gehore brengt. Blijkbaar heeft hij een sluimerende, gevoelige snaar geraakt bij de aanwezigen. De organisatoren steken de koppen bij elkaar met als resultaat dat acht zakenmensen spontaan twee klokken aanbieden. Het bestuur van de Spaarbank Heerenveen volgt ter gelegenheid van haar jubileum deze geste door een 60 kilo zware klok aan te bieden aan de carilloncommissie. Er zijn dan nog 44 nodig, waarvoor steun bij de bevolking wordt gezocht. De ‘Commissie Carillon Heerenveen’ wordt opgericht met als voorzitter Ab Taconis, namens de Oudheidkamer; secretaris Jouke Hiemstra, namens Toonkunstkoor; penningmeester IJme Kuiper, vertegenwoordiger van de Heerenveense middenstand en leden G. Bongers, J. Borger, J. Brongersma, J.C. Overdiep, S.R. Steensma en J. Suwijn. Inmiddels zijn er al contacten gelegd met twee landelijke beiaardmakers Van Bergen's Carillon-, Torenluidklokken-en Torenuurwerkenfabriek A.H van Bergen te Heiligerlee en De N.V. Petit & Fritsen, klokkengieterij in Aarle-Rixtel (N.Br.). Beiden willen dolgraag de order binnenhalen. De commissie laat tevens een onderzoek doen naar de technische geschiktheid van het koepeltje als ophangplaats voor zo’n grote hoeveelheid klokken. De directeur gemeentewerken en animator Jasper D. Boot laten technische tekeningen maken van de totale constructie.
Kortgezegd kan de Friese Koerier van 24 december 1962 trots aankondigen: "Heerenveens carillon aan gemeente overgedragen". Burgemeester G.H. Kuperus aanvaardt de 37 klokken, die door Van Bergen voor fl.21.750,- zijn geleverd. De heren Antonissen en - toekomstig stadsbeiaardier - Bokelman laten het instrument ‘klinken en daverje fier yn it rûn’ met het ‘Frysk bloed tsjoch op’.
Bokelman krijgt voor fl.750,- per jaar even zo goed behoorlijk wat bevoegdheden als contrôle van het carillon en levering van muziek voor de automatische bespeling. Vouwboeken en ponswerk betaalt de gemeente dan weer wel. In 1970 zijn er zoveel ervaringsgegevens en insidermeningen, dat een Enschedese deskundige Rinus de Jong het aandurft de lat hoger te willen leggen. Het pianoklavier moet worden vervangen door een stokkenklavier en de klokken moeten een tooncorrectie ondergaan, omdat ze niet zuiver zijn. In april 1972 wordt een nieuwe beiaardier gevraagd te solliciteren op een basissalaris van fl.1128,- per jaar.
In april 1984 wordt door een aantal ‘prominente’ Heerenveners een Commissie Crackstate Beiaard opgericht, die de directeur van de klokkengieterij van de Koninklijke Eysbouts in Asten bereid vindt het restauratiewerk op zich te nemen van de 37 klokken. Voor de financiering van deze megaklus (één à twee ton) is één van de akties de uitgifte van 2000 genummerde ‘Duisenbergbiljetten’ of biljetten van vijftig ‘skeisen’ met de beeltenis en de handtekening van dr. Willem Duisenberg, oud-Heerenvener en directeur van de Nederlandse Bank.
Het kwaliteitsonderzoek betekent voor 17 klokken, dat ze niet meer geschikt zijn te maken. Deze zijn bij opbod verkocht onder de bewoners. Twintig andere worden in februari 1983 uit het koepeltje getild en op restauratie-transport gezet naar Eijsbouts in Asten. De commissie rekent erop, dat ze de middelen bijelkaar krijgt. Onder andere wordt een grote verloting georganiseerd, waarvan de trekking wordt gehouden op ‘Skoattermerke’ 1 juni 1985. Op 24 oktober 1985 is het dan eindelijk zover dat de Nieuwhornster beiaardier Wijnands met een concert de feestelijke overdracht van de Gemeente aan de Commissie cachet mag geven. Misschien heeft hij op die wekelijkse donderdagkoopavond ook het ‘Bruidskoor van Wagner’ ten gehore gebracht, terwijl dat bij huwelijksvoltrekkingen ook via de automatische band over de partners en hun gasten kan worden uitgestrooid.
De Commissie Crackstate Beiaard, later de Stichting Carillon Heerenveen, bedenkt steeds weer nieuwe akties om voldoende middelen ter beschikking te krijgen voor het beheer. Ook krijgt ze in 1988 van de Amrobank fl.2500,- ter gelegenheid van de opening van haar nieuwe kantoor aan het Burgemeester Kuperusplein. Een bijzondere aktie om aan nieuwe melodieën voor het computergestuurde carillon te komen is de aktie ‘Blij met de Beiaard’. Bedrijven en instellingen laten voor fl.99,- een lied programmeren, dat ze zelf hebben uitgezocht. Zo maakt rederij Holwerda de keus voor ‘Blowin’ in the wind’.
De laatste ontwikkeling in dit dossier is, dat de stichting in de Leeuwarder Courant van 7 juni 2013 bekend maakt het beheer van het carillon aan de gemeente te moeten teruggeven. Zij ziet geen kans meer bestuursleden bereid te vinden die taak op zich te nemen. De stichting is opgeheven. Zal de gemeente bereid blijken en in staat zijn dit ‘rijke bezit’ voor de toekomst te waarborgen?
2013, oktober 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
Oude Kerkstraat ca. 1900
HIP-TIME MAGAZINE 78
Oude Kerkstraat ca. 1900
In het meest oostelijke deel van de Oude Kerkstraat kun je rond 1900 deze situatie als fotograaf moeiteloos oproepen. De meeste huizen van deze straat en haar zijstraatjes zijn stevig bevolkt met hardwerkende handwerkslieden en hun gezinnen. Een groepsportret als de bovenstaande zal ongetwijfeld zijn ontstaan op een verzoek van de fotograaf. Het is stellig de zeldzaamheid van de opnames van de (Oude) Kerkstraat, dat alle liefhebberende Heerenveen-sneupers er een apart plekje voor hebben in hun verzameling.
Volgens onze gegevens is het Douwe Miedema als archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen, die in het fotoboekje ‘Heerenveen in oude ansichten’ in 1968 voor het eerst enkele zinnetjes wijdt aan ‘een merkwaardig volksbuurtje’. Hij doet dat weliswaar pas op de laatste bladzijde (80 ste) van het boekje en het zou best eens mogelijk kunnen zijn, dat conservator Leo Leenes hem op deze opname heeft geattendeerd. Laatstgenoemde heeft dit beeld ongetwijfeld talloze keren bij zijn ‘praatjes bij plaatjes’ getoond en van smeuïg commentaar voorzien.
Miedema blijkt schaars in zijn mededelingen over de locatie. Hij wijst slechts op het café van Lammert Brugge links en op het opvallende pand van de Spaar-en Voorschotbank rechts op de foto. Bij een eerdere opname op blz. 53 van hetzelfde fotoboekje bespreekt hij de situatie gezien vanuit het oosten naar het westen en benoemt dan de muur links op onze foto als onderdeel van de openbare lagere school van Heerenveen (Aengwirden). In het ‘Beeldverhaal van Nederlands oudste Veenkolonie’ - met de hoofdtitel ‘HEERENVEEN TOEN EN NU’ uit 2003, schrijft Jan de Jong die hoge muur ten onrechte toe aan de voormalige Gereformeerde Kerk en meent in de steegingang langs café Brugge de Kleine Kerkstraat te zien. Op grond van kadastraal onderzoek moeten we deze constateringen tegenspreken.
Het pand van Lammert Brugge, die als beroep ‘schilder’ in het bovenlicht van het raam heeft staan, heeft hij in mei 1897 gehuurd van ‘verver’ Jan Tjibbes Kerkhof. Brugge heeft daarvoor op 1 april 1897 - hij woont dan nog in Luinjeberd - bij de gemeente Aengwirden een koffie-en drankvergunning verkregen en het meteen op het uithangbord aan de gevel kenbaar gemaakt. Kerkhof gaat met een gezin van acht personen naar Hengelo en verkoopt in het dienstjaar 1906 het perceel aan Lammert Brugge. Die transactie wordt geheel volgens de traditie van het kadaster op 17 januari 1905 al vastgelegd door notaris Jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma bij repertoirenr. 7 (inv. nr. 57103 en toegangsnr. 26) Lambert - zoals hij ook in deze acte wordt genoemd - Brugge betaalt voor het winkelhuis met erf, steeg en bleek de som van fl.2550,-. Het perceel heeft in totaal een grootte van 1 are 24 centiare. Net als overal in Heerenveen heeft ook dit pand in de loop van de tijd een aantal huisnummers gekend. Sinds 1880 zijn dat successievelijk Heerenveen (AEN) nr. 149 (dat nummer staat ook in de drankwetvergunning van 1897), 162, 178 en 297. In 1930 wordt het Kerkstraat nr. 75. In het dienstjaar 1939 verkoopt Brugge het pand aan een drietal ‘beleggende’ kopers. Als opvolgende bewoner treffen we winkelier E. Doosje in het adresboek van 1938.
Het huis ten oosten van Brugge heeft rond 1900 als vaste eigenaar-bewoners de familie Gerrit van der Werf. Deze timmerman is gehuwd met Anna Hergarden, eveneens een timmermanstelg. Gerrit is in 1891 al overleden, maar Anna blijft hier met haar kinderen wonen. Na haar overlijden in augustus 1910 wordt de hulp van de notaris voor een boedelscheiding ingeroepen. Jhr. S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma kwijt zich van zijn taak en hoewel er vier kinderen in de acte worden genoemd is de enige ‘verkrijger’ van 6 woningen met erf, een huis met erf en een winkelhuis met erf de jongste dochter Anna Agatha van der Werf, van beroep modiste. Zij hakt snel de knoop door en verkoopt het ouderlijk huis op 11 maart 1911 aan koopman Freerk Gerbens Douma voor fl.2400,-. Deze laat zijn zoon Auke Douma met zijn vrouw het huis betrekken en zelf komt hij er in maart 1912 ook te wonen. De familie exploiteert een aardappelhandel en laat successievelijk een bergplaats en een schuur erbij bouwen.
Het pand dat hiernaast - richting Nieuwstraat - onder A-5133 in het dienstjaar 1900 wordt samengevoegd met het noordelijke gelegen A-5134 behoort tot het bezit van de Algemene Armvoogdij Heerenveen, net als nog een viertal noordelijk aansluitende woningen. Deze zijn allen gelegen aan het straatje Lanenburg, waarin totaal een zeventien wooneenheden hun verbinding met de Kerkstraat hebben. We focussen ons even op de samengevoegde twee perceeltjes, samen 0.89 are groot. In 1930 ontvangt het in 1900 nieuw gestichte huis het huisnummer Kerkstraat 85. Op dat moment woont Pieter de Vries, rijwielhersteller, er met zijn huishoudster H.Bos - de Lange, die het huis in 1922 van de Algemene Armvoogdij hebben kunnen kopen.
Van zeer veel straten is de betekenis van of het ontstaan van de straatnaam prima te herleiden of te verklaren. Over Lanenburg is niet zo’n duidelijk verhaal te vertellen.
Beginnen we met Gerrit Kramer’s manuscript ‘De Geschiedenis van Heerenveen’ dan worden we zeer teleurgesteld. Niet één keer komt het toponiem in die bijna duizend bladzijden tevoorschijn. Slechts één familienaam komt in aanmerking om in verbasterde vorm een mogelijk verband te kunnen leggen: de familie ‘Leemenburch’.
Het ‘Straatnamenboek van Heerenveen’ laat het bij: “Waarschijnlijk heeft deze buurt zijn naam ontleend aan een zekere Lanenburg, die tussen 1750 en 1800 in Heerenveen heeft gewoond”, zonder daarbij een mogelijke bron te noemen. De eerste bron, die concreet wordt, is de Leeuwarder Courant van 13 november 1802. Deze noemt in een verkoopadvertentie van twee notarissen als “VI. Eene HUIZINGE en SCHUUR cum annexis, ook aldaar (op het Heerenveen), LANENBURG genaamd, by Pieter J. Boender in Huur, dog May 1803 vry van Huuringe.” Lang daarna op 2 december 1836 is in een vergelijkbare advertentie onder no. 3 de volgende tekst gevonden: “Twee Woningen onder een dak, en schuur c.a., staande en gelegen op het gedeelte Heerenveen in Aengwirden, Lanenburg genaamd, no. 75, ten Kadaster sectie A, nrs. 1815 en 1816, bij Jacob Bansberg en Feike Brandsma, als huurders in gebruik”. In een geschil tussen Gedeputeerde Staten van Friesland en de Algemene Armvoogden van Heerenveen is Roelof Johannes Bansberg een getuige. In 1868 wordt er een kwestie tussen beide instellingen uitgevochten over het onderstandsdomicilie van Alida Lieuwes de Jong, die in 1867 in Amsterdam wegens krankzinnigheid is opgenomen om te worden verpleegd. Er kan geen geboortecertificaat worden overgelegd en dan heb je de poppen aan het dansen. Uiteindelijk komt de gehele kwestie, inclusief de tegenstrijdige getuigenverklaringen op het bordje van de Raad van State. De eindconclusie is - wegens het niet kunnen vaststellen van de verplichting tot onderhoud - dat Alida door de Staat zal worden verpleegd. Koning Willem tekent daarvoor de beschikking op “Het Loo, den 3 Augustus 1869”. Een tweede getuige is Sieger Popkes de Lang, die 74 jaar oud is in 1868, en verklaart, dat hij in de periode 1806 tot 1809 bijna dagelijks als knecht naar de tuin moet van zijn patroon de bakker Prins aan de Lindegracht. Die tuin is op Lanenburg en in die tijd wonen de ouders van Alida in een huisje van de armvoogdij op Lanenburg. Omdat een broer van Alida, zekere leerlooiersknecht Hartman Lieuwes de Jong, wel een overtuigende maar geen doorslaggevende duidelijkheid kan verschaffen waar precies zijn zuster is geboren, lijkt het een onontwarbare knoop te zijn geworden. R.J. Bansberg kan nog wel verklaren, dat zijn moeder na de dood van Alida’s moeder in 1847 een tijdje in hetzelfde huis heeft gewoond. Vader de Jong is in 1824 al in Hoorn overleden. Het kadaster van 1830 bevestigt dat het kadasternummer A-1808 het eigendom van de Armvoogdij van Heerenveen is (waar de familie de Jong heeft gewoond), terwijl de noordelijker gelegen nummers van de Diaconie van Aengwirden zijn.
Conclusie voor onze speurtocht naar Lanenburg: een bron uit 1803 en gegevens over 1806 tot 1809 !!!
Onmiddellijk ten oosten van de Lanenburg bezit verver Jozef Jans Franken sinds 1878 een groot perceel van 8 are 10 centiare. Hij heeft dat perceel gekocht van Maria Elizabeth Alberda van Menkema wed. Jacobus Johannes Canter Cremers, die op de zgn. ‘Kanselarij’ - hét grote huis - aan de Premierswijk heeft gewoond. Die transactie wordt notarieel vastgelegd door Gerrit Boschloo bij acte van 10 januari 1878. Jozef Franken - een van de kopers van een gedeelte van de tuin - laat op die 8.10 are een huis zetten, welke na de periode van vrijdom van belasting wordt gewaardeerd op een gebouwde waarde van fl.100,-. Na er bijna twintig jaar te hebben gewoond en inmiddels de tuin met een rijtje ‘sociale’ woningen te hebben bebouwd - krijgt Franken in 1916 van de ‘Werklieden Vereeniging Heerenveen’ een bod op zijn huis. Hij gaat daarop in en bij notaris Verkouteren wordt op 23 september 1916 de koop gesloten voor winkelhuis en erf ad. fl.5000,-. De Werklieden Vereeniging zit op 25 juli 1917 bij dezelfde notaris om het perceel over te dragen voor fl.5220,- aan de “Coöp. Producten en Verbruiksvereeniging Excelsior te Leeuwarden. In april 1917 heeft de Werkliedenvereniging zich aangesloten bij die coöperatie, hetgeen ze kennelijk zorgvuldig hebben voorbereid. Het pand is heel lang in eigendom gebleven van deze coöperatie, hoewel de naam op een gegeven ogenblik is gewijzigd in Coöp. Ver. Algemene Verbruikscoöperatie U.A. "Coöp. Noord-West". Het pand is dan al jaren genummerd als Kerkstraat 87. Bij het overzicht van het 25 jarig bestaan schrijft de Hepkemakrant op 22 april 1942, dat op 30 september 1939 een nieuwe winkel in gebruik genomen op de Lindegracht 27. Het pand in de Kerkstraat blijft nog even eigendom van de Coöperatie, maar in het kadastrale dienstjaar 1943 vindt uiteindelijk de verkoop daarvan plaats. Het voortbestaan is daarmee niet afgelopen, maar daarover misschien later nog eens meer.
Aan de overkant van onze Kerkstraatfoto ligt ook nog een boeiend stukje Heerenveense geschiedenis. De klant die bij café Brugge het pand verlaat en mogelijk lichtelijk beneveld een plekje zoekt voor een sanitaire stop krijgt bij de muur van het gebouw met de donkere deur een niet mis te verstane waarschuwing: “Verboden waterplaats”. Net voor de eeuwwisseling op 30 maart 1899 krijgt de afdeling Heerenveen van de Rooms Katholieke Vereniging van de Heilige Vincentius à Paulo de kans om van hun geloofsgenoten van de familie Padberg-Normann een huis met erf en grond aan de Kerkstraat aan te kopen en te bestemmen tot vergader-en verenigingslokaliteit. Voor deze eigendomsovergang verricht notaris Rinze Barends de wettelijke handelingen met als belanghebbende partij Hermanus Pot, boekhouder; Meindert Jozefs Witteveen en Sjoudicus Blomberg, beide koopman, namens Vincentius.
Hun perceel staat omschreven met een grootte van 2.70 are en een gebouwde waarde van fl.120,-. Sinds 1867 houdt deze vereniging zich al bezig met het werven van gelden voor de roomse armenzorg en wordt door Ged. Staten beschouwd als een ‘instelling van weldadigheid volgens letter b van art. 2 van de armenwet’. Het bekendste middel van Vincentius om gelden te genereren zijn de jaarlijkse verlotingen. De advertenties in het Nieuw Advertentieblad trekken eind november steevast de aandacht van het Heerenveense publiek. Het verenigingsgebouw is bouwkundig ontstaan uit drie kleinere pandjes, die door de gebroeders Padberg (A-52, 0.90 are; A-53, 0.96 are en A-54, 1.17 are) omstreeks 1877 worden samengevoegd tot A-1537 (grootte 3.30 are). Na nog een aantal kadastrale manipulaties is er dus bij de verkoop aan Vincentius nog 2.70 are te beschrijven. Zelf neemt Vincentius à Paulo nog het initiatief tot uitbreiding van hun accommodatie, waarvoor bouwvergunning SCO nr. 1082 van 27 december 1921 hen de mogelijkheid biedt. In de huisnummering neemt het gebouw twee huisnummers in beslag. Sinds 1930 zijn dat Kerkstraat 24 en 26. Onze Heerenveense woningkaarten melden ons, dat nr. 24 (het meest westelijke deel) een winkel met bedrijfswoning is. Bernardus Stuivenwold (1892-1973) oefent daar zijn bakkersambacht uit van oktober 1935 tot juli 1951. Zoon Folcrerus (1921) zet de zaak nog voort tot november 1957. Slager Wisse Makkinga verkoopt er vervolgens nog een half jaartje zijn vleeswaren. Daarna staat op de kaart als bestemming ‘pakhuis smederij Dijkstra’. Voor Kerkstraat 26 geeft de kaart als bestemming ‘vergaderlokaal’ en nieuwe impulsen ontstaan pas in het kadastrale dienstjaar 1959 als Wilhelmina Snelten, de weduwe van Hendrik Leopold Dijkstra (overl. 6 maart 1945) het aankoopt en verbouwt tot een winkel met smederij. Per 15 juni 1964 is hoofdbewoner haar zoon Hendrik Dijkstra.
Het meest markante pand aan de westkant van de Kerkstraat is te danken aan de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. Na een aantal eerdere pogingen (1817, 1848, 1864) om een bank op te richten voor de mindervermogenden slagen doopsgezind voorganger ds. Abraham Vis, mr. S.Sleeswijk en mr. J. Kuipers, ambtsdragers bij de arrondissementsrechtbank er in 1871 in een vereniging voor een spaar-en voorschotbank op te richten. Het gemeenteverslag maakt er melding van dat de bank 15 april 1871 is begonnen, maar in de kranten valt daarover in 1871 niets te vinden. De bank gaat kantoor houden in de consistorie van de Doopsgezinde Kerk in de Vermaningsteeg. Merkwaardig is het uit Het Nieuws van den Dag van 30 Augustus 1879 te kunnen vernemen dat de koninklijke goedkeuring (K.B. nr. 24) aan de statuten van ‘Vereeniging tot instandhouding van de Spaar-en Voorschotbank Heerenveen en omstreken’ pas op 29 augustus 1879 is verleend. Is het denkbaar, dat de initiatiefnemers eerst hebben willen kijken of hun plannen levensvatbaar zijn ? Mogelijk dat de in de Leeuwarder Courant van 3 april 1888 aangekondigde wijziging in de statuten van de vereniging de ouverture is voor de aankoop van een bouwterrein. Op 9 januari 1890 blijkt de aan de Lindegracht wonende Wieger Jelles Ferwerda c.s. bereid om zijn grote moestuin onder kadasternummer A-61a (groot 3.10 are) achter zijn pand te verkopen. Het bestuur van de Vereniging Spaar-en Voorschotbank koopt daarvan 1.70 are, terwijl de rest wordt aangekocht door de Doopsgezinde Gemeente. Notaris Rinze Barends legt een aankoopbedrag van 900 gulden vast. De bankbestuurderen stichten daarop nog het zelfde jaar hun opvallende bankgebouw. Over de bouwmeester en de aannemer hebben we geen informatie kunnen vinden, maar gezegd moet worden, dat de vormgeving binnen deze omgeving een zeer bijzondere is. Een halsgevel met een rondboogtop boven in de middenpartij waarin een uurwerk (?) en aan beide kanten daarvan een deel van het jaartal 1871. De driedelige dakconstructie, met in de gevel een iets terugwijkend middendeel en links en rechts afgesloten met een fronton met timpaan op een voetstuk. Op dat voetstuk de woorden: (links) ‘SPAAR’, (in het midden) ‘EN VOORSCHOT’, en (rechts) ‘BANK’. Links en rechts een toegangsdeur, met daartussen twee ramen.
De bank profiteert aanvankelijk van de kadastrale regel van het ‘onbelastbaar’ zijn mogelijk wegens haar status van nutsinstelling, maar in het dienstjaar 1913 komt daaraan een eind. De ‘belastbaarstelling’ heeft als gevolg de aanwijzing van een ‘gebouwde waarde’ van fl.138,-. Twee conciërges hebben we kunnen opsporen. Adam Brouwer, van professie timmerman, heeft dat in ieder geval van 1910 tot 1933 gedaan en Klaas Kamminga, werkzaam in een bouwmaterialenhandel op de Badweg, heeft als laatste in Kerkstraat 28 dat werk verricht. Hij zal een flink aandeel hebben gehad in de verhuizing naar het in 1934 nieuw gebouwde en betrokken bankgebouw op de hoek van de Van Maasdijkstraat en de Heerenstraat, nu K.R. Poststraat. Hij is mee verhuisd. De architect C.J. Wierda, en de aannemer Johannes de Haan, bijgestaan door de schilder H.J. Douma en de electriciën Gebrs. Kras, leveren een functioneel gebouw af.
Kerkstraat 28 krijgt een nieuwe eigenaar-bewoner in de persoon van Wieger Schaap, ontvanger van het waterschap ‘De Schoterlandsche Compagnonsvaart’, die er per 12 mei 1936 intrekt. Volgens een aantekening op de woningkaart van gemeentewerken is het pand gesloopt 5 januari 1972.
Het laatste pand waarop we deze keer de aandacht vestigen is rond 1900 eigendom van de Doopsgezinde Gemeente, die bij verkoop omstreeks 1908 een deel overdraagt aan slager Oosterbaan en een ander deel zelf houdt. Dat deel wordt rond 1924 opnieuw gesplitst. Het stuk aan de Kerkstraat met huis en schuur wordt gekocht door schipper Sietze Jans de Vries, die zijn domicilie heeft in Heerenveen. Kort voor 1930 verkoopt hij het aan fabrieksbediende Fokke Joustra, die een aantal jaren later de schuur sloopt terwille van een bergplaats maar er wel heel erg lang blijft wonen. In het dienstjaar 1964 is Joustra (1894) flink op leeftijd en de gemeente wil het graag verwerven. Dus ....
Ziet U de twee metseltechnische details: eerst het ‘blinde’ raam en vervolgens een naar binnen gemetselde boog in halfsteensverband. Traditioneel is de ‘gelobde’ houten daklijst. De stoepen, in sommige gevallen met een ijzeren hekwerk, maken het volledig af.
2014, maart 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
Openbare Scholengemeenschap "Fedde Schurer" na 1982
HIP-time 90
In de categorie ‘jonge historie’ maakt dit complex een goede kans op een erevermelding. Deze kleurenfoto vanuit de lucht door Fotex Flying Camera -Tilburg (kenmerk: Luchtfoto 807-1) bevindt zich als prentbriefkaart in de collectie van het museum Willem van Haren. Bij een inventarisatie in de jaren negentig van de vorige eeuw rangschikt Oud Heerenveen-werkgroeplid Piet Zandhuis bij een scansessie het onder de ‘Heerenveense gebouwen’. Op de betreffende beelddrager krijgt het als toegangsnummer ‘Scholengem. 01’. Die titel kan in het begin van haar bestaan wel eens weinig resultaten opleveren als je het gebruikt als ‘trefwoord’ voor het zoeken van informatie over de geschiedenis van haar ontstaan. De schoolorganisatie zelf prefereert te spreken van het ‘Heerenveens lyceum’, net als de landelijke krant ‘De Tijd’ op 5 april 1966. In een artikel ‘Overleg over bouw lyceum Heerenveen’ laat de staatssecretaris van Onderwijs, mr. J.H. Grosheide - als antwoord op een verontrust telegram van burgemeester Hendrik Huisman van Heerenveen - weten dat de vertraging in de plannenmakerij voor een nieuw schoolgebouw niet worden veroorzaakt door zijn departement.
Het is nog steeds een zaak van overleg tussen drie ministeries, t.w. Financiën, Volkshuisvesting en Onderwijs. Mr. Grosheide is zeer bekend met de toestand van het schoolgebouw aan de Fok en zal op korte termijn het college van B. en W. op de hoogte stellen van de vorderingen..Begin augustus kopt de Leeuwarder Courant, dat ‘Nieuw lyceum Heerenveen in augustus aanbesteed’ zal worden. Het valt aan te nemen dat de uitingen van ongenoegen en een protestmars van de lyceïsten en gymnasiasten op 30 maart 1966 met de dag daarop een staking. Het zal burgemeester Huisman’s verontrusting hebben gevoed en gemotiveerd tot het sturen van een telegram. Dan duurt het nog tot eind oktober dat opnieuw de Leeuwarder Courant kan melden: “Bouw openbaar lyceum te Heerenveen kan beginnen”. Als bouwlocatie wordt onthuld, dat een perceel bij de verkeersrotonde van rijksweg 43 aan het Lyceumplein (ontsloten vanuit de Schans) is aangewezen. Dit plein is in 1964 al aangelegd met slechts één bestemming: bouw van het nieuwe lyceum! Zelfs het besluit van de straatnaam wordt snel genomen: 15 februari 1965. Tot architect wordt aangewezen J.W. de Gruyter van de Rijksgebouwendienst te Groningen en de bouw wordt opgedragen aan het aannemersbedrijf P. Ebbinge uit Enschede. De bouwkosten raamt men op 3.5 miljoen gulden. De bouwwerkzaamheden kunnen op 18 januari 1967 een aanvang nemen aan het Lyceumplein. Het plein - in 1968 voltooid bij gereedkomen van het nieuwe schoolgebouw - wordt op 17 juni 1968 bij raadsbesluit gewijzigd in "Fedde Schurerplein" als een eerbetoon aan de publicist Fedde Schurer (geboren 25 juli 1898 te Drachten en overleden te Heerenveen op 19 maart 1968).
Bij het maken van de voorbereidingen voor deze HIP-Time hebben we ons afgevraagd op welke plek het perceel zo vlak naast de verbindingsweg van de Schans naar de Aengwirderweg zou liggen. Met de tegenwoordige mogelijkheden van het overelkaar projecteren van topografische kaarten is het misschien mogelijk daar wat meer over te weten te komen. Met behulp van de internetsites www.hisgis.nl en www.watwaswaar.nl zij we aan het vergelijken geslagen. Daarbij is het
uitgangspunt geweest de kadastrale minuutkaart van 1830, waarop zo duidelijk het plassengebied van de Munnikspetten is aangegeven en ook het verloop van de weg door het Aengwirder gebied. Daarover heen is een plattegrond geprojecteerd met de situering van het scholencomplex na de bouw van 1968 ( zie afbeelding onder dit verhaal). We moeten toegeven dat het wel enige vaardigheid vereist om een aanvaardbaar resultaat te krijgen. Op het afgebeelde resultaat is niettemin te zien dat de school is tot stand gekomen op het meest noordelijke deel van de het plassengebied van de Munnikspetten. Aan de activiteiten van de vervener Hendrik Munniks, die eigenaar blijkt van dit gebied, is de naam ontleend. Tijdens de verveningswerkzaamheden in de 18e en 19e eeuw is door vervening met de Gieterse methode (baggelen) een plassengebied (petgaten) onstaan, waarvoor op 1 augustus 1883 een plan voor een gedeeltelijke droogmaking ter inzage wordt gelegd. Vanaf dat ogenblik wordt er een organisatie op touw gezet: de Terbandsterpolder. Pas op 2 maart 1887 brengt het Nieuw Advertentieblad het bericht, dat de droogmaking is begonnen.
Lyrisch wordt de verslaggever op 4 april 1888: "Terband. Vervuld van mannelijke krachten nog, onbesproken in het kwijten zijner plichten en dan te moeten wijken voor de eeuwige wet der veranderlijkheid - dit is een bitter lot. Eens stond hij moedig steeds het erf der vaderen tegen de vijand te beschieten, hoe schilderachtig troonde daar zijn fiere gestalte van verre en nabij. En thans - ontdaan van uiterlijke tooi, miskend en uitgestoten, vermagerd tot op het gebeente - een treurig beeld van vervallen grootheid. Spoedig zal niemand meer van hem gewagen, vergeten zal hij zijn, vegeteren voor altijd, slechts door een enkele in heugenis gehouden, naardien de stift eens tekenaars hem in de dagen zijner volle glorie naar het leven schetste. Met hem, de molen van Terband, sinds de drooglegging der Munnikspetten nutteloos geworden en nu gesloopt, verdwijnt wederom een pittoreske plek, waaraan onze omgeving helaas steeds armer wordt".
Mogelijk bedoelt de journalist ook - en betreurt hij - het verlies van de mogelijkheid van het organiseren van geruchtmakende schaatswedstrijden op de Munnikspetten. Spraakmakend is bijvoorbeeld geweest de wedstrijd voor paren op 5 januari 1871. Het is de doorbraak geweest van het koppel Jouke Schaap uit Kortezwaag (24) en Anke Beenen (17), die met de eerste prijs van fl.150,- huiswaarts keren. Een jaar eerder rijdt Jouke Schaap nog met IJmkje Veldman uit Uitwellingerga en eindigt dan in Heerenveen als tweede. Het legendarische paar Schaap en Beenen wordt in 1879 tot mythische hoogte gestuwd, als op 22 december 1879 voor de woning van burgemeester Daniël de Blocq van Scheltinga op de Heideburen een ijspoort wordt opgericht. Daarop op een drietal schilden, voorstellend de ijsgod Thialf, Anke Beenen en Jouke Schaap. Later heeft deze voorstelling jarenlang op de ijstent van de ijsbaan van Thialf gestaan.
Na deze uitglijer op het gladde ijs van Munnikspetten keren we terug naar het schoolgebouw van de fusieschool ‘OSG Sevenwolden’, waar voor de afdeling Havo-VWO in 2009 een volledig nieuwe accommodatie binnen een jaar uit de grond wordt gestampt naar een ontwerp van Daan Josee van het Deventer architectenbureau Kristinsson bv. De verhuizing van de inventaris vindt vlak voor de zomervakantie van juli 2010 in twee dagen plaats. De afbraak van het oude gebouw moet nog even wachten door de aanwezigheid van vleermuizen in de tussenruimten van de spouwmuren. Enkele maanden worden antikraakbewoners toegelaten alvorens het gebouw na het uitvliegen van de vleermuizen onder sloophamer sneuvelt. Dan pas kan het buitenterrein worden ingericht met zitjes, gras, een fietsenstalling en parkeerruimte. Begin januari 2011 lijkt het erop, dat de vleermuizen slachtoffer zijn van een ‘broodje-aap-verhaal’ en dat de ware reden voor uitstel van afbraak de aanwezigheid van asbest is geweest. Maar voor eind maart dient het afbraakproces te zijn voltooid. En alzo is geschied !
uitgangspunt de kadastrale minuutkaart van 1830, waarop zo duidelijk het plassengebied van de Munnikspetten is aangegeven en ook het verloop van de weg door het Aengwirder gebied. Daarover heen is een plattegrond geprojecteerd met de situering van het scholencomplex na de bouw van 1968
Wibbo Westerdijk, 31 augustus 2014
*****
Omstreeks 1970
HIP-TIME MAGAZINE 108
Vind je eens een interessante foto in het archiefmateriaal van museum Willem van Haren, blijkt de beschrijving op de achterkant van de gearchiveerde kaart bijna geen detailinformatie op te leveren. Het pleintje naast Hotel Vernimmen is hier gefotografeerd. De vermelding van een publicatie in de rubriek ‘Sneon en Snein’ van de Leeuwarder Courant zou kunnen duiden op een foto van een aan die krant verbonden journalist. Die rubriek heeft inmiddels zestig jaar het hart gevormd van de weekendkrant sinds het op 24 oktober 1953 voor het eerst als zodanig is gepresenteerd. Misschien is dat de reden, dat de steekwoordenmaker van Oudheidkamer of Museum achter op de foto schrijft: “doorreed bij Hotel Groen aan de Dracht jaren ’50”. Die constatering wordt echter volledig onderuit gehaald door het kentekennummer van de linkse auto - is dit niet een Citroën Dyane ? - op het pleintje: 52-87-TD. Dit kenteken wordt immers pas uitgegeven in de periode van 1965 tot 1973, althans volgens de informatie van het internetadres: https://www.rdw.nl/Particulier/Paginas/Uitleg-over-de-cijfers-en-letters-op-de-kentekenplaat.aspx.
Met de afbeelding in de hand proberen we ons voor te stellen wat er over te schrijven zou zijn als onderschrift bij de rubriek ‘Sneon en Snein’. Misschien kan daarin voorkomen het woordje ‘hotel’ of ‘Groen’ of ‘Vernimmen’ of ‘Van Ooijen’ of ‘doorreed’ of ‘meubel’ of ‘kledinghuis’ of ‘Sienema’ ? Helaas levert het met al deze zoektermen geen enkele foto op, zodat we moeten concluderen dat de pagina’s van de regio Zuid-Oost Friesland (met daarin berichtgeving over Heerenveen) niet zijn terug te vinden in de gescande exemplaren bij www.delpher.nl of bij http://www.dekrantvantoen.nl/index.do . Jammer !
Laten we ons dus maar tot het beeld en de geschiedenis daarvan bepalen.
Bekijken we dit stukje Heerenveen op de kadastrale minuutkaart van 1832 dan zien we dat de plattegrond van dit gebouw ‘Het Heerenlogement’ voor wat betreft het gedeelte aan de Dracht praktisch helemaal losstaat van het haaks daarop staande koetshuis en stallencomplex. Het op deze foto opgetrokken muurdeel, welke door de stompe hoek (vanaf de afvoerpijp langs de gevel tot het stallencomplex met de dubbele boogdeuren) het cafégedeelte verbindt met de stallen, is te danken aan een verbouwing.
De eigenaren sinds 1748 - ‘de Volmachten van Schoter-en Slijkenburgerzijl’ - gaan met hun tijd mee. In het laatst van 1838 vindt de eerste grote verbouwing na de invoering van het kadaster plaats en wordt het bestaande gebouw naar het oosten flink uitgebreid tot aan de bijgebouwen van het in 1836 afgebroken Scheltingahuis. De firma Boorsma en Stoett mogen voor 4800 gulden investeren. Het kadastrale nummer A-196 wordt dan vervangen door het nieuwe kadastrale nummer A-845. Mogelijk dat toen ook de open ruimte tussen ‘huis’ en ‘stallen’ is tot stand gekomen. Deze wijziging loopt praktisch gelijk op met het postmeesterschap van de exploitant en logementhouder Johan Heinrich Barlage. Dat houdt dus in dat hij de exploitatie van de postkoets van Zwolle op Leeuwarden heeft en daarvoor paarden en knechten moet kunnen leveren. In de Leeuwarder Courant van 3 mei 1833 laat de Hollandsche Postwagen Ondernemingen “Concordia” namelijk weten, dat J.H. Barlage te Heerenveen voor hen kantoor houdt. Talloze keren per week komen de diligences met hun vracht langs. Van Zwolle naar Leeuwarden op Maandag, Woensdag, Donderdag en Zaterdag,’s morgens om 10 uur vertrek en tegen de avond aankomst.
Van Leeuwarden naar Zwolle wordt op Zondag, Dingsdag, Donderdag en Vrijdag gereden, vertrek ‘s morgens om 8 uur om aan het eind van de middag tegen 6 uur in Zwolle te kunnen zijn voor de aansluiting naar Deventer of Zutphen.
De stallen krijgen dus een zware functie als wisselplaats voor verse paarden.
Vanaf februari 1864 is er door de ijsvereniging “Thialf” een commissie in het leven geroepen, die de mogelijkheden moet onderzoeken om tot een grote feestzaal in Heerenveen te komen. De directeuren-regenten proberen niet alleen zelf met plannen te komen, maar zorgen er ook voor dat de exploitanten van de grote café’s, herbergen en logementen geanimeerd worden om met plannen daarvoor te komen. Eind 1865 blijkt een eigen plan van de regenten om op het Gemeenteplein een zaal te bouwen niet haalbaar, maar vermoedelijk is dat wel de katalysator geweest voor het voormalige ‘Schoter-en Slijkenburgerzijl’ om tot de bouw van een grote zaal hij het Heerenlogement te geraken. Een begroot bedrag van 12.000 gulden is in dit verband een goede indicatie voor een forse uitbreiding van de mogelijkheden. In het kadastrale dienstjaar 1869 vinden we daarvan de uitwerking in het kadaster. Een verhoging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.654,00 naar fl.700,- is daarmee wel in overeenstemming.
De Leeuwarder Courant van 16 april 1878 vergroot de mogelijkheden van de exploitant Hendrik Johannes Jorissen - die zijn moeder Gijsbertha Blomberg (weduwe sinds 12 december 1864 van de in 1855 uit Enkhuizen overgekomen Wouter Jorissen) is opgevolgd in mei 1871. De aanbesteding van het maken van een verdieping op het gebouw - naar tekeningen van de Leeuwarder architect J. Douma - wordt gecoördineerd door de heer Anne Meinesz te Oudeschoot, oud-burgemeester van Schoterland, in zijn qualiteit als administrateur van de voormalige Schoter-of Slijkenburgerzijl. Na deze verbouwing zorgt de immer op belastinginkomsten draaiende schatkist, dat de ‘gebouwde waarde’ van het pand na een aantal jaren ‘vrijdom van belasting’ wordt gebracht op 1300 gulden. Die lasten drukken op de eigenaar en het zal mede reden zijn geweest voor het ‘zijl’ om tot verkoop te besluiten. Op 8 december 1893 staat er een zeer uitgebreide beschrijving in de Leeuwarder Courant , waarbij we enig zicht krijgen op waar de verschillende ruimten zich bevinden in het gebouw en de aanbouwen. Het Hotel heeft gelijkvloers de gelagkamer, een kantoor met kelder, de eetzaal, de ontvangkamer met kelder, de woonkamer, de keuken enz. Op de eerste étage bevinden zich 10 logeerkamers en op de tweede étage 14 logeerkamers en de groote Zaal. Notaris Rinze Barends biedt het te koop in vier percelen. Logement, stallen, koetshuis en groote Zaal vormen samen één kavel. De koffiekamer en gedeelte van de paardenstal aan het Marktplein de tweede. Het erf met een hooischuur (op afbraak te verkoopen) vormt de derde, en tenslotte een bergplaats met erf aan het Marktplein is het vierde perceel.
Op 27 december 1893 blijken de broers Pieter Adams Korf, wethouder en vervener, en Klaas Adams Korf, grossier, beide te Nijehaske voor fl.14.100,- eigenaren te zijn geworden. In een van de over deze transactie geschreven artikelen wordt vermeld, dat Klaas zich als eigenaar laat uitkopen door zijn broer Pieter. Deze probeert via het Nieuw Advertentieblad van uitgever Hepkema van 6 januari 1894 het logement met stalhouderij uit de hand te verhuren. Die eerste poging loopt op niets uit en op 17 maart wordt een tweede poging gedaan, niet alleen in de omgeving van Heerenveen, maar ook via het Nieuws van den Dag: kleine courant, zelfs al in de aflevering van 10 maart 1894. De condities voor het huren (vijf jaar) liggen ter inzage te Amsterdam in de Warmoesstraat in het Hotel “ ‘t Wapen van Friesland”. Per 12 mei kan het worden aanvaard. Inmiddels is Hendrik Johannes Jorissen zover, dat hij zijn bedrijf volledig overbrengt naar de Oude Koemarkt naar het ‘Slotsje’.
Gaat het Pieter Adams Korf lukken een huurder te vinden ? Pas op 5 mei 1894 wordt duidelijk, dat het Heeren-Logement en Uitspanning op 12 mei wordt voortgezet door J. ter Heege. Hij heeft zich als Amsterdammer in Heerenveen gevestigd, neemt een drietal verwanten mee uit Amsterdam, maar heeft het na drie jaar in Heerenveen wel bekeken. In mei lopen zijn drie huurjaren af en kennelijk heeft hij de heer Korf laten weten niet te willen verlengen, want op 8 februari 1897 staat het ‘Heerenlogement & Uitspanning’ te huur in Het Nieuws van den Dag. De laatste geruchtmakende gebeurtenis in het Heerenveense, dat waarvoor Ter Heege adverteert en faciliteert blijkt het “Grand Théâtre Edison”. De befaamde Chr. Slieker laat Heerenveen in de grote zaal gedurende drie dagen (16, 17 en 18 januari 1897) én door meerdere voorstellingen kennismaken met de kinématograaf: het grote succes van de 19e eeuw. Ter Heege draagt na 3 jaar op 12 mei 1897 de sleutel over aan Meine Hijlkes Groen, kastelein uit Hemrik. Deze begint zeer voortvarend met o.a. de exploitatie van de koffiekamer aan het marktplein (Gemeenteplein) te aktiveren. Hij wordt daarin gedwarsboomd door de gemeente Schoterland, die hem een vergunning weigert voor het tappen van ‘sterke drank in het klein’ in de tapkamer aan de koemarkt. Tijdens de marktdagen - als de vaste huurder (het Heilsleger) er geen gebruik van maakt - wil Groen de oude regel weer invoeren. Hij is evenwel zo zeker van zijn zaak, dat hij van die weigering in hoger beroep gaat bij de Gedeputeerde Staten. Die geven hem gelijk en vernietigen het besluit van B. en W. van Schoterland.
Meine Groen overlijdt op 61 jarige leeftijd op 22 december 1905; zijn weduwe Hinke Kuipers zet met hulp van zoon Fokke Sietze Groen de zaak voort. Wanneer zij in oktober 1913 eveneens overlijdt, wordt laatstgenoemde zelf de baas van het hotel. En het moet gezegd: het geslacht Jorissen doet het goed (van 1855 tot 1893), maar het geslacht Groen doet het beter en langer (van 1896 tot 1947). De doorgewinterde Bernard Louis Vernimmen, die tot dan de exploitatie heeft gehad van het stationskoffiehuis aan het Stationsplein, koopt het pand bij de Hoofdbrug. Met 35 bedden in 24 kamers weet hij zelfs in 1963 nog circa 5000 boekingen binnen te halen. Hij weet ook dat hij een dagje ouder wordt, net als het gebouw en hij vindt het niet meer verantwoord het volledig te gaan moderniseren. Het nieuwe fenomeen ‘motel’ heeft ook Heerenveen uitgekozen om langs de snelweg een gloednieuwe verblijfsaccomodatie te realiseren. Een luxe onderkomen voor de steeds meer eisende en reizende klanten. Op 26 september 1964 sluit het hotel op de hoek van de Dracht en op 16 december 1964 wordt het Postiljonmotel in gebruik genomen. Plannen om er een warenhuis in te vestigen van de UNIC-organisatie en een combinatie van warenhuis en hotel vinden te weinig steun, maar de firma E. van Ooyen uit Gorredijk brengt zijn handel in huishoudelijke artikelen en meubels naar Heerenveen. Schoonzoon Oege J. Offringa krijgt de leiding van het bedrijf en woont er tot 1973 ook. Wanneer het huurcontract in 1983 verloopt, vertrekt de firma van Ooijen naar Nieuweschoot in de boerderij bij de spoorwegovergang en gaat verder als een Vesta-vestiging. Het pand aan de Dracht geraakt in de versukkeling, wordt nog een tijdje gebruikt als ‘verkoopwinkel‘ van ongeregelde goederen (?). Op de woningkaart staat ‘Sienema Kledinghuis’ én ‘geen woning’. Dat is het naderende einde van het kenmerkende pand. In die periode van verval moet deze foto zijn gemaakt (zie het vervallen balkon boven de deuren van het stallencomplex).
Gelukkigerwijs woont in Oranjewoud Christiaan Hendrik de Vries, die door het verval heen in 1984 de schoonheid van het pleintje en het ‘Koetshuis bij voormalig hotel Vernimmen’ ziet en vastlegt in een ets van 19 bij 13,5 cm. Dat beeld maakt deel uit van de collectie van het Museum Willem van Haren (inv. nr. 4101) en staat afgebeeld in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’, 1992
Inmiddels worden er plannen uitgebroed door het gemeentebestuur en de middenstand voor een grootscheepse ‘uplift’ van de zgn. ‘acht-lus’ gevormd door de Dracht Zuid, Pleinweg, Sieversstraat, Minckelersstraat, Dracht Noord, van Harenspad en Gemeenteplein. Projectontwikkelaars uit Rotterdam, Amsterdam en Weert en de plaatselijke Bouwvereniging Heerenveen en Woningstichting Patrimonium lopen in en uit het “Stadskantoor” voor het ABC-complex in de Sieversstraat; het woning-en winkelcomplex Wettertoer; het woon-en winkelcomplex Bellefleur (voorheen Het Baken) en het project Hoofdbrug. Burgemeester Herman Reinders betitelt de miljoenenprojecten als de ‘klavertje-vier’ werken.
Eind 1986 is het dan zover, dat het hotelcomplex te maken krijgt met de nietsontziende slopershamers. Dat deplorabele beeld willen we U niet onthouden, want voor onze kennis van de periode van transitie van ‘vlekke’ naar ‘provincie kernplaats’ is het helaas onontbeerlijk ! Het beeld - nu deel uitmakend van de collectie van het museum Willem van Haren onder nr. 04149 (15 bij 23 cm) - heeft vermoedelijk een artikel begeleid van de Leeuwarder Courant (1987?).
2015, mei 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
Omsteeks 1913-1915
HIP-TIME MAGAZINE 121 \
Het zal U niet verrassen, dat op de achterkant van deze foto 02051 uit het fotoarchief van het Museum Heerenveen aan de Minckelersstraat als fotograaf staat vermeld de arts H.A. Veltman.
Aan het stukje noordmuur uiterst rechts op de foto ziet U dat dit onderdeel van het nog slechts twee verdiepingen hoge ‘oliepakhuis’ van de olieslagerij van Woltman is. Daaraan kunnen we zien, dat deze foto is gemaakt ná de bouw in 1907 (vergunning Aengwirden nr. 83 op Tj. A-5909 aan de Fok) en vóór de in de hoogte uitgebreide versie met de ‘schijntoren’ van de vergunning van 12 juli 1915 (Aengwirden nr. 394). Het is een absoluut raadsel, waarom op diezelfde achterkant van de foto het jaartal 1930 voorkomt. Immers, de toren van de Fokkerk is er al wel. Daarvan weten we dat het is gebouwd in 1909. De toestemming voor vergunning nr. 146 is afgegeven aan de Kerkvoogden van de Hervormde Gemeente voor de bouw van die toren op kadastraal nummer Tjalleberd A-5912. Bouwmeester C.J. Wierda ontwerpt een 22.50 meter hoge toren. Dit alles combinerend houdt in dat de periode 1910-1915 is voorbestemd voor deze knappe foto, die ongetwijfeld is ‘geschoten’ door arts Hubert Adriaan Veltman vanaf zijn balcon op de hoek van de Stationsstraat en de Heerenwal. Er is nog wel een kleine beperking te geven op die periode, want de voorganger van dr. H.A. Veltman de befaamde röntgenoloog en lupusdeskundige dr. Gabriël Schouwen vertrekt in 1910 naar Leeuwarden en overlijdt in 1913. Veltman vestigt zich pas in 1913 in dit huis op de hoek van de Stationsstraat. Dat zou de periode voor het maken van de foto zelfs nog kunnen beperken tot een tijdsspanne van 1913-1915. Raadselachtig is het dat deze foto geen deel uitmaakt van de collectie Veltman van het Frysk Fotoarchief. Om een volledig beeld van de toren te kunnen laten zien voegen we een afdruk van de originele tekening uit het bouwvergunningendossier van Aengwirden toe zoals de architect C.J. Wierda het vooraanzicht voor ogen heeft gehad.
Het op de foto kenmerkende ‘witte pakhuis’ is al van oudere datum. Deze komt tot stand in het jaar 1868 en in het kadastrale dienstjaar 1905 wordt daar dan de ‘stal’ als bijbouw aan toegevoegd. In 1910 wordt er opnieuw herschikt op het terrein van het familiehuis van de Woltman’s, met als gevolg, dat de stal wordt afgebroken en opnieuw meer westelijk en dichter naar de Fok wordt opgebouwd tot ‘koetshuis’ met stallingsfaciliteiten voor de familie. U ziet daarvan de iets teruggeplaatste toegangsdeur tussen de kerk en het witte pakhuis.
De Kerk aan de Fok te Heerenveen heeft er 120 jaar over gedaan om het huidige uiterlijk te krijgen. De ingebruikneming was in 1867, maar de toren verscheen pas rond 1910. En de luifel in 1953. De aanbouw achter de kerk is van nog latere datum. En we weten dat de haan op de toren fl. 150,- gekost heeft. De klok wordt geluid vanaf een moeilijk bereikbare zolder, tot de koster op het idee komt een gat in de zoldervloer te zagen en het klokkentouw te verlengen.
Vervolgens zien we tussen de kerk en het pakhuis de pastorie. Een twee verdiepingen hoog Heerenhuis met zolderverdieping, voorzien van een dakkapel en zo te zien vier schoorstenen. Deze is gebouwd tegelijk met de kerk rond 1867 met als eerste bewoner de Nederlands Hervormde predikant Pompejus Johan Diederik van Slooten.
Bij de start van de bouw woont de olieslager Dirk Woltman op nr. 15, het pakhuis nr. 16, de kerk nr. 17, de kosteres Martje Tammes Keimpema-Heida nr. 18, en dominee P.J.D van Slooten nr. 19
In de periode, waarin onze foto is gemaakt is de huisnummering al wat geëvolueerd, want er is inmiddels flink bijgebouwd aan de Fok en dan met name aan het noordelijke deel daarvan. Tot 1910 heeft het heerenhuis links (van de weduwe D. Woltman) het huisnummer 27; het pakhuis met koetshuis nr. 28; de kerk nr. 29, de kosterij achterzijde nr. 30 (Jarings) ; de pastorie nr. 31 (nog steeds ds. van Slooten) en het grote oliepakhuis nr. 32. Verder reikt het bevolkingsregister van Aengwirden 1890-1920 ook nog aan, dat in 1910 voor Catharina Amalia Sievers, wed. sinds 1908 van Dirk Woltman het nieuwe nummer 50 geldt (was 27), voor Tjeerd Jarings Jarings in de kosterswoning nr. 53 (was 30); voor de pastorie sinds 18 november 1912 met ds. Winkel nr. 54 (was 31). De tussenliggende nummers zijn wel uitgereikt maar niet verantwoord in het bevolkingsregister. Ook het vergrote pakhuis heeft wel een nummer, maar daar woont immers niemand.
De foto reikt ons ook nog een bijzonder detail aan, namelijk de los-en laadplaats langs de oostelijke oever van de Heerensloot. Het ziet eruit of het een uur geleden is opgeleverd. Het ziet er perfect uit. De olievaten staan klaar om zo door een schip te worden opgehaald. Merkwaardig is het dat we noch in de kranten, maar ook in het Aengwirder archief geen enkele aanwijzing hebben kunnen vinden, dat het in de periode 1910-1915 is aangelegd. Het zal toch niet zo zijn, dat exploitant Dirk Woltman in zijn functie van burgemeester van Aengwirden zonder overleg met zijn raad zo’n houten beschoeide kade heeft mogen aanleggen om een los-en laadplaats te creëren ? Op latere foto’s zien we langzamerhand de kade overigens weer vervallen.
In het Nieuwsblad van Friesland van 20 oktober 1909 vinden we in de de Berichten uit Stad en Dorp’ wel een gebeurtenis van enkele dagen eerder (de 16e) beschreven. Jongens hebben de olievaten op de wal voor de fabriek van de heer Woltman op de Fok tot speelterrein uitgekozen. Een gevaarlijk speelterrein, want plotseling klinkt een schreeuw als één van de jongens met een leeg vat te water geraakt en naar de wal spartelt. Het toegesnelde publiek heeft voldoende aan een handreiking om hem op het droge te helpen. De journalist heeft er niet veel vertrouwen in, dat het niet weer zal gebeuren, hoewel het terrein er na de plons wel snel verlaten bijligt. De jongens zullen - als ze van de schrik zijn bekomen - stellig weer terug komen.
In het foto-archief van het museum Heerenveen bevindt zich nog een foto van de heer H.A. Veltman, waarin de relatie tussen de oliefabriek van Woltman met de Fok en de betekenis van de scheepvaart voor dit bedrijf van essentieel belang blijken. In dit geval is dat fotonummer 06604 met als ontstaansjaar 1930. Ten opzichte van onze hoofdfoto ligt het accent nu op het in 1915 vergrote pakhuis met die bijzondere schijntoren en de eigenlijke fabriek met tevens het kantoorgebouw, die tot het complex behoren. Het schip ligt praktisch met z’n neus tegen de noordelijke reling van de oude stationsbrug. Door middel van een zuig-of pers-leiding is het pakhuis verbonden met het scheepsruim. Kenners zullen ongetwijfeld kunnen vertellen, wat er precies gebeurt. Ons valt meteen op dat op de opslagplaats aan de Fok ook nu talloze olievaten staan opgesteld voor vervoer. Dick Bunskoeke heeft deze foto in de Koerier van 30 maart 1988 al eens uitgebreid besproken in zijn rubriek ‘Ut it Feanster Printeboek’. Wat op beide foto’s tevens opvalt brengt ons wel een beetje in verwarring, want op beide afbeeldingen is een paal te zien met de essentiële materialen van de telefonie: de witte keramische telefoonpaalisolatoren.
Op de ‘streetview’-prentbriefkaart van de 2e Fok hebben we twee palen aan de oostkant van de weg aangegeven met een rood streepje met hetzelfde model isolatoren. Ten opzichte van de oliefabriek zijn we iets verder naar het noorden en dat is te zien aan het meest rechtse huis. Het is het woonadres vanaf 1 augustus 1919 voor Richtje Hoekstra weduwe Jacob Hepkema. Het huis heeft dan het huisnummer Fok 47 en staat op de hoek van de Fok met de Hepkemastraat. Echtgenoot Jacob is op 13 juli 1919 overleden te Leeuwarden. Vorige bewoner is geweest Fokke de Vries, leraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool, die er vanaf 28 januari 1903 heeft gewoond en op 12 april 1919 is vertrokken. Hij is dan vanaf 1917 overigens al districtsschoolopziener. (L.C.) In 1920 is hij verhuist naar de Heideburen no. 99. Op 28 januari 1921 overlijdt zijn vrouw Adriana Verheij in het Academische Ziekenhuis te Groningen. In november 1924 gaan vader Fokke en dochter Jacoba Antje, vergezeld van de huishoudster mevrouw Prikken, samen naar Assen, waar hij opnieuw inspecteur L.O. is. Zelf overlijdt Fokke de Vries op 4 juni 1937 te Hilversum op 76 jarige leeftijd. (L.C.) Hij wordt op een zaterdag begraven in Terband.
De eerste eigenaar van het pand ‘Hepkema’ is geweest Harmen Kornelis Otter. Hij koopt in 1888 een wagenhuis met erf en bouwt daarop direct een huis. Wanneer hij op 11 april 1908 komt te overlijden, zorgt de notaris in 1909 voor een scheiding der goederen. Zoon Wigle Harmens Otter erft het pand Tjalleberd A-5918 en verkoopt het in het kadastrale dienstjaar 1911 aan Jacob Tjebbes Hepkema. Deze neemt de huurder Fokke de Vries over en pleegt in het dienstjaar 1915 verbouw. Spijtig is het dat we de bouwvergunning daarvoor niet in het Aengwirder archief hebben aangetroffen. Het nieuwe kadastrale nummer is vervolgens Tjalleberd A-6668. Tegenwoordig staat als huisnummer Fok 43 aan de gevel.
2015, november 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
Nog eens jaren 20
HIP-TIME MAGAZINE 10
Nieuwbouw Vleeschmarkt rond 1921
HIP-TIME MAGAZINE 126
Nieuwbouw Vleeschmarkt rond 1921
Na een intensieve zoektocht in het fotoarchief van het Museum Heerenveen kunnen we U ook zo’n prachtig portret van de kruidenierswinkel van de N.V. J. Zijlstra Hzn laten zien. Iets minder fraai als die zijn voorganger Boersma ons heeft overgeleverd. De tand des tijds heeft - ondanks een poging tot enige verfraaiing - zijn sporen nagelaten. Deze foto stamt uit de periode kort na de bouw in 1920. Jammer genoeg is van dit staande model ‘portret’ van 16 bij 11 cm geen fotograaf bekend (archiefnummer 03388), althans de documentatie van de achterzijde reikt ons die niet aan. Mogelijk dat de winkelketen zelf daarvoor verantwoordelijk is geweest. Het huisnummer 43 op de linker deur heeft er opgestaan tot 1930, aangezien er in 1930 is vernummerd. De westkant krijgt dan volgens het adresboek van 1934 de oneven nummers Vleesmarkt 1, 3, 5, 7 en 9. De oostkant Vleesmarkt 2 (Palma), 4 (winkel Zijlstra), 6 (bovenwoning S. van der Werf, filiaalhouder Zijlstra), 8 (J. Sevensma) en 10 (Otto de Wrede, kapper, vanaf november 1931, voorheen V.E. de Vries,). Op de rechterdeur is het bouwjaar ‘1920’ duidelijk te onderscheiden.
De architectuur van deze nieuwbouw naar een bouwtekening van de Amsterdamse architect Jan Kuiler Mzn. wijkt op een aantal essentiële punten behoorlijk af van het afgebroken pand. De voorgevel van kleurige handvormsteen (klinker van 22 cm dik) zijn o.a. verwerkt in de brede pilasters aan weerszijden van de voorgevel, welke doorlopen tot aan de schuinte van het dak en de verkorte en smallere versie daarvan tussen de ramen van de eerste verdieping. Beiden zijn als het ware gekroond in een afwijkende steensoort of tegelornament. Ook is er behoorlijk avontuurlijk omgesprongen met de metseltechnieken, ondermeer in de top van de puntgevel boven de dicht opelkaar staande ramen. Een tikje overdreven en overdadig geornamenteerd, zo niet protserig, komt de firmanaam over de gehele breedte van de winkelpui over. In een latere fase van haar bestaan is die balk vervangen door een gestileerde letter ‘Z’. Bouwmeester is de aannemersfirma R. Post en Zn., die bij onderhandsche aanbesteding het amoveren en weer opbouwen van het woon-en winkelhuis opgedragen hebben gekregen door de N.V. Handelsvereniging J. Zijlstra Hzn. te Amsterdam (sinds 1911). Soms komen we ook de term ‘Handelsonderneming tegen.
De bouwvergunning (nr. 960), die daaraan ten grondslag ligt, is aangevraagd voor het kadastrale perceel Heerenveen, sectie A-20 als ‘verbouwing woning’ op 4 oktober 1919 en vergund door B. en W. van Schoterland op 19 oktober daaraanvolgend.
Feite de Haan, die al een flinke staat van dienst bij D. Boersma’s winkels heeft doorgemaakt, regelt de verkoop van de inventaris van de winkel aan de Vleesmarkt. Zijn carrière krijgt een naadloos vervolg door de overname beschreven in de volgende advertentie van 6 januari 1920:
“Hiermede deelt ondergetekende mede dat de Kruidenierszaken te Heerenveen (Vleeschmarkt 43 en Dracht 360) vanaf 12 januari aan de heer J. Zijlstra Hzn zullen overgaan. Dankend voor het genoten vertrouwen. D. Boersma.”
“Naar aanleiding van bovenstaande advertentie beveelt ondergeteekende zich beleefd aan voor het leveren van prima Kruidenierswaren. Wegens verbouwing van perceel Vleeschmarkt 43 zal de zaak tijdelijk overgebracht worden naar Dracht 411. Opening van deze zaak Maandag 12 Januari. J. Zijlstra Hzn.”
Deze advertentie wekt overtuigend de indruk, dat Feite de Haan in dienst is getreden van J. Zijlstra Hzn. Hij zal zelf ook enige tijd in verband met de verbouwing elders ebben gewoond dan zijn vaste woonadres op Vleesmarkt 43, zoals in de Personele Omslagen staat. Het adresboek 1922 laat hem terugkeren op Vleeschmarkt 43 (als boekhouder), en in die van 1927 (in dat jaar overlijdt zijn vrouw), 1928 en 1934 neemt hij als ‘controleur van Zijlstra’s winkels’alle honneurs waar voor die organisatie. De Haan vertrekt op 22 sept. 1931 naar Nijehaske en komt in mei 1934 aan de Lindelaan nr. 13. Hij heeft op de Vleeschmarkt plaats moeten maken voor Stoffel van der Werf (geb. 1904), die eerst in Joure nu de baan van filiaalhouder in Heerenveen gaat vervullen. Deze staat vermeld in 1934, 1936 en 1938 als bewoner van de bovenwoning Vleesmarkt 6 en de gezinskaart laat ons weten, dat het echtpaar van der Werf en hun twee kinderen er op de dag van de Haan’s vertrek bezit nemen van de bovenwoning van Zijlstra’s winkel. Het afscheid van de Boersma-winkels is dus ook een afscheid van het pand Dracht nr. 360 (tot 1920) en (vanaf 1920) nr. 370. Boersma heeft dat perceel A-2453 (huis, schuur, erf, 1.90 are) gekocht in het dienstjaar 1910 van Hendrik Lenos Hendriksz., koopman-winkelier, die er ongeveer 30 jaar zijn affaire heeft gehad. Boersma verkoopt het nu in 1920 aan Johannes Egbertus Bronswijk, Dracht 370, letterzetter of typograaf, wat wordt bevestigd door het adresboek 1922. Bronswijk heeft er later - na enige uitbreiding - een manufacturenhandel in gevestigd.
De tijdelijke winkel op de Dracht 411 duurt zo lang als R. Post bezig is met de grote verbouwing van de winkel aan de Vleeschmarkt. Vóór januari is het nog Dracht 396 en al enkele jaren in eigen gebruik voor een bescheiden ‘Handel in Banket, Chocolade en Suikerwerken, Wijnen, Likeuren, Boter, Kaas, Eieren. Smilde’s Rundvet, enz.” door Berend Nijenhuis. Voor de rest van het inkomen verhuurt hij ook een gemeubileerde zit-en slaapkamer van de bovenwoning, b.v. in 1916 aan Geesje Langeraap, in 1917 en 1918 aan Elske de Jonge, in 1919-1921 aan Rinze Fokkema en tenslotte in 1922 aan Uilkje Sijbesma, lerares aan de landbouwhuishoudschool. Zelfs de directeur van de Boazbank Leendert Brouwer heeft er ruim vier jaar ingeschreven gestaan (dec. 1923 tot febr. 1928).
Ruim 9 maanden duurt de verbouwing van de nieuwe winkel van J. Zijlstra Hzn. De opening van ‘onzen modernen Kruidenierswinkel’ is op Maandag 13 september 1920. Uiteraard gaat ook dat gepaard met een cadeau voor de klanten, die bij aankoop van twee gulden kruidenierswaren (met uitzondering van suiker) een heerlijke koek krijgen.
De keten Zijlstra maakt handig gebruik van de modernste advertentietechnieken, waarvan illustraties en suggestieve teksten bijna een standaardonderdeel zijn geworden. Een doorslaand succes zal de spaarzegelactie voor het fraaie Engelsche ontbijtservies zijn geweest.
Vanuit de hoofdvestiging van J. Zijlstra Hzn. aan de Heerengracht 72 in Amsterdam wordt in de Leeuwarder Courant van 18 september 1920 een wervingsactie door de N.V gelanceerd in Friesland met het oogmerk depots voor koloniale waren te vestigen. Kruideniers, die hun bestaande winkel willen omzetten, maar ook nieuwbeginnende kunnen zich vertrouwelijk tot het hoofdkantoor wenden. Inmiddels zijn er al in filialen in Friesland in Bergum, Bolsward, Dokkum, Drachten, Franeker, Harlingen, Heerenveen, Joure en Sneek. In de decembermaand wordt zelfs bezorgd zonder prijsverhoging. Nieuw zijn de fijne Zijlstra-repen voor 7 cent, maar ook luxe potten gember voor fl.1,- worden als zodanig gepresenteerd. In mei 1921 trekt een aardige illustratie de aandacht met de slogan ‘Kippen houden is voordeelig’ als U de resultaten ziet in de vorm van eieren en uiteraard bij gebruik van de voerproducten van Zijlstra in een gevarieerd assortiment.
Minstens zo indrukwekkend is de kreet “Goed en niet duur”. Het wordt zelfs geclaimd als ‘Onze “wapenspreuk” !’
Maar ook de reclametekening met de uitroep ‘Ja ! ... Beslist ! ‘ kan er mee door... en natuurlijk steeds de naam “ZIJLSTRA” prominent in beeld. Zelfs het belerende vingertje en de indringende blik wordt gebruikt om onder de aandacht te brengen, dat “DE KWALITEIT. Dáár komt ‘t op aan !” Om de klant te overtuigen wordt deze op 22 maart 1929 uitgedaagd 1 gratis pak Fransche vermicelli OF 1 pak macaroni van 20 cent bij elke fl.1,- gemengde boodschappen te vragen.
Niet alleen draait de hele winkel op de verkoop van producten. Ook maatschappelijk speelt de zaak zo nu en dan een rol, zoals bijvoorbeeld bij een Landdag van het Volksonderwijs op 27 juli 1930 te Sneek. Kaarten voor de tram zijn door het afdelingbestuur van Heerenveen ter beschikking gesteld en kunnen worden afgehaald o.a. in Zijlstra’s winkel. In een advertentie van 8 mei 1931 wordt duidelijk gemaakt, dat er inmiddels landelijk gezien reeds 75 kruidenierswinkels actief zijn
De ZIJLSTRA SPAARZEGEL spat in elke advertentie van de pagina af.
Terzijde melden wij U even, dat de collegiale Berend Nijenhuis op 24 maart 1933 zijn flinke Comestibleszaak annex Kruidenierswaren te koop heeft gezet. Hij geeft ons even een kijkje in de aantrekkelijkheden voor overname en somt dan op: een ruime winkel, modern ingericht, voorzien van een Nat. Kasregister met optel-systeem, een Vleesch-snijmachine en twee Snelwegers. We wisten het al dat hij kamerverhuur heeft gehad en nu bevestigt hij dat het huis desgewenst ‘mandeelig’ bewoond kan worden. We kunnen nu ook de link naar het huidige nummer leggen en dan moeten we koersen op Dracht 36. Google verwijst ons dan naar Yok Yok-damesmode, maar ook wordt genoemd CeX, die op 7 april 2015 een zaak opent op Dracht 36 in Heerenveen! Het assortiment is gericht op geeks, filmfanatici en gamers met gaming, telefoons, electronica, film & tv, computers en beeld & geluid. En als derde gebruiker voor Dracht 36 wordt opgevoerd ‘The Long Island Company’. (whatever!)
De oorlog werpt zijn schaduwen al vroeg vooruit. In de jaren dertig neemt het aantal grote aanbiedingsadvertenties snel af. Dat zal te maken hebben gehad met de crisisjaren. In de jaren 1937 tot en met 1939 legt de exploitant - de familie van der Werf - alleen aan het eind van het jaar de standaardwens voor het nieuwe jaar de link nog te leggen met de zin: “Fam. van der Werf, Heerenveen. Zijlstra-winkel”. Vervolgens heerst er stilte in het Nieuwsblad van Friesland vanaf 1941 tot 1945. Pas 15 augustus 1945 pakt Van der Werf de draad weer op met een oproep: “Zijlstra vr. een Leerling-Winkeljuffrouw en Bediende om in het vak te worden opgeleid. Vleeschmarkt 4, Heerenveen”. Heeft van der Werf plannen voor een nieuwe carrière gemaakt ? Je zou het bijna gaan denken, want op 1 augustus 1946 laat de Heerenveensche Koerier ons weten: “Ondergetekende dankt bij deze voor het vele vertrouwen als Chef bij J. Zijlstra Hzn N.V. ondervonden en hoopt in de toekomst dit vertrouwen te mogen houden als Vertegenwoordiger der Verzekerings Mij. Utrecht en Holland. Het adres blijft voorlopig Vleesmarkt 6. 1 augustus 1946. S. van der Werf.”
De adresboeken van 1949 tot en met 1966 bevestigen onontkoombaar, dat Stoffel van der Werf de zaak van Sytske Jonkers heeft overgenomen of als bedrijfsleider runt. In 1949 zijn ze inmiddels wel verhuisd naar de overkant naar Vleesmarkt 3. Daar is al heel lang mej. c.q. mevr. S. Jonkers - die op 30 september 1937 is gescheiden van Berend Noppert en de winkel samen met hem vanaf november 1926 heeft geëxploiteerd - gevestigd met een sigarenmagazijn en chocolaterie. Het is duidelijk dat Stoffel van der Werf opnieuw een switch heeft gemaakt in zijn leven. Het beroep ‘winkelier’ wordt nu ingevuld met tabaksartikelen en chocolateriepecialiteiten. In ieder geval doet hij dat in de eerste jaren (in 1956 vinden we daarvan een voorbeeld) onder de naam ‘Firma S. Jonkers’. In 1962 vinden we een advertentie in de Friese Koerier van 7 maart dat de winkel wegens familieomstandigheden a.s. donderdag is gesloten: ‘S. van der Werf v/h S. Jonkers, Vleesmarkt 3, Heerenveen’. Overigens is hij volgens het kadaster in 1961 toch nog eigenaar geworden, want Sietske Jonkers verkoopt huis en erf in het kadastrale dienstjaar aan de nieuwe eigenaar Stoffel van der Werf. Deze verkoopt het in het dienstjaar 1969 aan de wijnhandelaar Lambertus Bouwhuis.
Op eerste kerstdag verwisselt Sietske Jonkers op 90 jarige leeftijd haar tijdelijke leven met het eeuwige en wordt drie dagen later begraven bij de kerk van Terband. De laatste jaren heeft ze gewoond aan de Jan Mankeslaan nr. 15.
2016, februari 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
Muntflats in de Greiden, 11-12-2009
HIP TIME MAGAZINE 95
Het veertien verdiepingen hoge flatgebouw ‘Bellavista’ aan het Stationsplein biedt onze webmaster Jel Mulder op 11 december 2009 de gelegenheid enkele panorama-opnamen te maken. Eén daarvan legt de vertrekkende trein naar het centrum van het land vast met uitzicht op de einder. De loc heeft bijna de spoorbrug over de Veenscheiding bereikt. Eigenlijk is er nog slechts sprake van een oeververbinding, omdat de term ‘brug’ in de hoofden van de meeste Heerenveners voor deze locatie toch wel een andere lading heeft gekend. Van de ooit aanwezige bebouwing aan de Nijehasker kant van de spoorlijn is nog slechts een stukje ruigte overgebleven. De spoorsloot scheidt samen met de Veenscheiding en de Haskeruitgang zeer efficiënt de woningen van het stratenplan met de veenderijnaam ‘Jutte’ - het straatnamenboek gebruikt de term ‘ontsluitingsweg’- in de zuid-oostelijk hoek van het bestemmingsplan ‘Nijehaske’ van de rest van Heerenveen. De naamgeving Jutte is te danken aan een besluit van 22 november 1978, waarbij de inspiratie is ontleend aan de houten schop, waarmee de veenbrij uit de baggelbak wordt geschept en op het land wordt uitgespreid om - na droging - verder te worden verwerkt tot turven.
Het is niet toevallig, dat het gebied direct ten zuiden van de Veenscheiding straatnamen heeft gekregen die ontleend zijn aan moerasplanten. In seizoenen dat de waterstanden flink hoog zijn geweest, is het in het verleden niet ongebruikelijk dat de laaggelegen weilanden langs de spoorlijn regelmatig onder water staan. Als dus deze hoek van het bestemmingsplan De Greiden in ontwikkeling is genomen, wordt er door de raad van Heerenveen besloten daar twee straten aan te leggen. De eerste is de ‘Munt’ en de tweede - die als het ware met een lus loopt van de Munt naar het noorden en weer terug naar de Munt - wordt ‘Wederik’ genoemd. Beide zijn volwaardige moerasplanten. Het gebied ten zuiden van de Munt wordt het eerst in ontwikkeling genomen met de bouw van drie, zestien-verdiepingen hoge torenflats. De eerste woningen worden - volgens de Kernkrant van 2 april 1971 - op 1 mei daaraanvolgend opgeleverd voor bewoning in de huursector. De volksmond heeft voor de ongewoon hoge torenflats al snel de bijnaam ‘De Drie Gebroeders’ opgenomen in het spraakgebruik. Officieel worden daar later door de gemeente drie namen aan gegeven: ‘Romsicht’ (het dichtst bij de spoorbaan); ‘Lânsicht’ (parallel aan de Oude Veenscheiding) en ‘Heechsicht’ (het dichtst bij de aansluiting Munt op de Haskeruitgang). Ook zijn we tegengekomen de prozaïsche termen: flat A, flat B en flat C. Een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 7 juni 1997 van de Woning-en bedrijfsmakelaardij Leegstra & Bosma te Leeuwarden probeert met ‘aantrekkelijke prijzen’ appartementen aan de man te brengen te Heerenveen in ‘Romsicht, Lânsicht en Heechsicht’.
De bouw van de woningen aan de Wederik - genoemd naar een sleutelbloemige rietlandplant - vindt na de naamgeving van 16 november 1970 en met een uitbreiding per 10 april 1974 plaats in de jaren daarna.
Wanneer U op onze foto langs ‘Romsicht’ kijkt, ziet U in de verte de lichte contouren van de gebouwen van de Scholengemeenschap voor Beroepsvoorbereidend Onderwijs, achter de groene windsingels van sportpark ‘Nieuweschoot’ en Heerenveense sintelbaan. Inmiddels is door het opgaan van deze school per 1 augustus 2014 in het totaal van het ‘Vakcollege Sevenwolden’ en ‘Kingcollege’ al weer sprake van een volgende stap in de onderwijsgeschiedenis.
De winterse omstandigheden van deze opname maken het evenmin eenvoudig details waar te nemen, hoewel de bomen bladloos zijn. De uitzondering daarop is de beukenhaag in herfstbruin tussen de spoorbaan en parkeerterrein achter de busstationsfaciliteiten.
In de volgende regels gaan we Uw beeldend vermogen even flink op de proef stellen. Allereerst moet U meer dan honderd veertig jaar terug in de tijd: zo omstreeks 1873 ! De spoorbaan zoals op deze foto ligt er al met aan weerszijden de brede spoorsloot. Ook de Veenscheiding is er dan al als een gegraven kanaal. Aan de westkant van de spoorbaan liggen lange stroken grond, die worden aangeduid als ‘weidland’. De meeste van die stroken ‘weidland’ zijn in gebruik bij een boerderij, die via twee bruggetjes over de oostelijke en westelijke spoorsloot met daartussen de spoordijk met rails het Breedpad verbinden met het terrein van boer Sent Hanzes van den Berg. Hij weidt er zijn vee. Door de aanleg van de spoorbaan is er langs de westelijke spoorsloot niettemin nog een smalle strook ‘weidland’ het eigendom gebleven van de Staat (Departement van Binnenlandse Zaken Staatsspoorwegen). In het kadastrale dienstjaar 1873 besluit de Staat dat smalle lange perceel een zgn. ‘splitsing’ te laten ondergaan. Van één perceel worden er drie gemaakt. Wat precies de motieven daarvoor zijn geweest weten we niet, maar het is stellig niet ondenkbaar, dat pompmaker Sipke Jetzes de Boer van de Heerenwal in Nijehaske daarin de hand heeft gehad. Hij wordt namelijk eigenaar van één van de afgesplitste delen en krijgt het kadastrale perceel met het nieuwe nummer A-1365 op zijn naam. Dat wordt omschreven als ‘weiland en water’ en heeft een grootte van 38.69 are. Bij de daaropvolgende registratieregel in de eigendomslegger van Sipke Jetzes de Boer blijkt hij daarop in het kadastrale dienstjaar een ‘houtzaagmolen met erf’ te vestigen en gebruikt daarvoor 9.20 are. Bunskoeke heeft ons in zijn molengeschiedenis ‘De sfeer van weleer’ (1991) al eens gemeld van de toestemming van de Gedeputeerde Staten van Friesland van 6 maart 1874 voor deze zaagmolen van De Boer. Inmiddels krijgt dit nieuwe perceel ook een nieuw kadastraal nummer namelijk A-1479. De Boer ziet kans de financiering rond te krijgen met hulp van Geert Adams Korf, koopman en grondeigenaar, die hem een obligatie van 1000 gulden verschaft en waarvoor De Boer dus een schuldbekentenis tekent. Aangenomen moet worden dat de exploitatie geen daverend succes is geworden. De meeste industriële houtzagerijen zitten al in een periode van ombouw naar de stoommachines voor de aandrijving, hoewel de kolen voor de stoommachines ook kostbaar waren. In het kadastrale dienstjaar 1890 volgt (min of meer gedwongen) verkoop. De Boer heeft teveel schulden opgebouwd en op 4 januari 1889 (vgl. Bunskoeke) worden de bezittingen verkocht. De nieuwe eigenaar is de broer van Geert Adams Korf, namelijk Pieter Adams Korf voor wie het avontuur lokt. Deze is niet alleen grootgeldbezitter, maar ook een snelle beslisser, want in het kadastrale dienstjaar 1893 volgt de afbraak van de houtzaagmolen en wordt het terrein weer bestemd tot weiland.
Maar ..... stel dat de houtzaagmolen een succes was geworden en het bedrijf nog zou bestaan dan is de vraag: waar heeft hij gestaan ? Met behulp van de kadastrale netteplans van 1887 - te raadplegen op de website van It Tresoar - komen we dan terecht op het sportveld achter de uitbreidingsnieuwbouw van het Bornego-college en het daarom heen lopende voetpad. Vanaf de molenomloop zou je de minaret van de islamitische moskee Diyanet Vakfi aan de Hesselstraat hebben kunnen zien staan. Is dat niet een interessante gedachte ?
2014, november 16 -Wibbo Westerdijk-hip-backup
Mr.Halbe Binnertsstraat ± 1965
HIP-TIME MAGAZINE 34
Wie zal het ons kwalijk nemen als we zeggen, dat dit bepaald geen jeugdfoto van de mr. Halbe Binnertsstraat is. Fotonummer 1164 uit het archief van Museum Willem van Haren is evenmin een bejaard portret van deze degelijke levensader (hoewel het bankje tussen hoofdbaan en ventweg een ‘portret van bejaarden’ doet vermoeden).
De in de verte opdoemende flats aan het Kempenaersplein (aangelegd na 1958 en in het kader van een buurtverbeteringsplan in 1997 door Joost Visser en wijkbeheer grondig op de schop geweest en gerenoveerd), als het ware achter een brede dam in de voormalige Kempenaerswijk, vinden op die manier aansluiting via de Mr. Halbe Binnertsstraat naar de op de voorgrond aanwezige kruising met de Burgemeester Falkenaweg. De fotograaf heeft de foto kennelijk vanuit een automobiel in de Jan Mankeslaan geschoten.
Overigens is de ontstaansgeschiedenis van de Mr. H. Binnertsstraat een bijzondere. Niet zozeer vanwege de persoon van mr. Halbe Binnerts (1842-1922), die niet alleen een talentvol rechten-student is geweest, maar ook een voortreffelijke sociaal-maatschappelijke carrière in dienst stelde van de Heerenveense gemeenschap.
In 1927/1928 is de Van Dekemalaan naar het zuiden doorgetrokken en wordt eerst aangeduid als Verlengde Dekemalaan, doch de Directeur Gemeentewerken K. Straatsma stelt in een brief van 29 oktober 1929 voor deze aanleg de naam ‘Foijtstraat’ te geven, maar op voorstel van B. en W. wordt dat ‘Mr. Halbe Binnertsstraat’ en de raad gaat daarmee akkoord. Die noordwest-zuidoost lopende straat, waar aan de westkant parallel daarmee dan nog een sloot/wijk loopt, wordt in de jaren 1928-1933 flink dicht bebouwd. Een 50-tal bouwvergunningen worden afgegeven en er worden ettelijke vrijstaande woningen gesticht met - dan nog - een schitterend vrij uitzicht in de richting van de spoorbaan. Wel hebben de bouwplannenmakers en de bestuurders doorzien dat die verlenging een uitmonding moest krijgen naar de rijksstraatweg en dat gebeurt dan ook door de straat bij een dwarswijk een aftakking te laten maken naar de Verlengde Dracht. De totale haak heeft dan dus de naam mr. Halbe Binnertsstraat. Ternauwernood is die operatie tot stand gekomen, als we een bericht uit de Hepkemakrant van 17 augustus mogen geloven. Het gemeentebestuur heeft voor de aanleg van Verlengde Dekemalaan, die uiteindelijk uitkomt bij de heer van Dijk aan de Verlengde Dracht (zie verderop), een dam gemaakt in de Molenwijk. Als reactie daarop wordt het gemeentebestuur bij deurwaardersexploit gesommeerd door de heer Cornelis Romkes. Hij beweert recht te hebben op de wijk en wil dat de dam weer wordt verwijderd. Jammer dat de krant daar verder geen mededelingen over doet, maar kennelijk heeft Romkes dat recht niet hard kunnen maken of is om een andere reden in het ongelijk gesteld. De weg is er gekomen en ligt er nog.
Als een eerbetoon aan verzetsstrijder en oorlogsslachtoffer Sieger van der Laan (1907-1945) wordt het noordwest-zuidoost lopende deel van de straat naar hem genoemd. Het besluit daartoe dateert van 15 januari 1946. De korte haak vanaf de Burg. Falkenaweg naar de Kempenaersingel houdt dan de naam Mr. Halbe Binnertsstraat en wordt bovendien verlengd tot over de Kempenaerswijk. Uiteraard heeft dat ook gevolgen gehad voor de nummering van de huizen. Gelukkig voorzien de adresboekjes daarin.
De enorme behoefte aan nieuwe huizen maakt dat in 1948 de gronden ten westen van de Sieger van der Laanstraat in 1948 in ijltempo bouwrijp worden gemaakt. De aankoop van de gronden van de familie Tadema uit Oudeschoot betekent ook de demping van de sloot of wijk ten westen. De Woningbouwvereniging “Heerenveen” is bezig vorm te geven aan het Woningbouwplan 1947 en wil daar blokken van vier woningen bouwen en een enkele van twee. Tegelijk wordt er riolering aangelegd. Het jaar 1949 wordt voor de woningbouw een bijzonder vruchtbaar jaar. Maar liefst 18 woningen komen beschikbaar in de Sieger van der Laanstraat, in 1950 gevolgd door nog eens een twaalftal. Allemaal aan de westkant van de straat dus.
Nu onlangs de Erfgoednota is verschenen blijkt de Halbe Binnertsstraat bovenmatig bedeeld met gemeentelijke monumenten. Dat ligt aan de in 1952 door architectenbureau F. Klein uit Groningen in opdracht van de N.V. Bouwkas Nederlandse Gemeenten. Een aantal van 22 - een gedeelte van in totaal 36 in Heerenveen gebouwde panden - bevordert in deze straat het eigenwoningbezit. Het sleutelwoord is ‘standaardisatie’. Het betreft twee-onder-één-kap en rijtjeswoningen. Het rapport verschaft daarover de uitgebreide details in de architectonische terminologie van het Bureau Steenhuis. Voor de even nummers is door Steenhuis de keuze gevallen op de nrs. 8, 10, 12, 14 en verderop aan de zuidzijde van de straat de nrs. 28 t/m 52.
Laten we eens nagaan welke bewoners er hun onderkomen hebben in het jaar dat de foto is gemaakt. Volgens aantekeningen achterop de aan het Museum Willem van Haren geschonken foto is dat 1965. Het gedeelte van de Mr. Halbe Binnertsstraat afgebeeld op deze foto kent in het adresboek van 1964 aan de zuidkant - de even nummers 2 tot en met 42. Twee jaar later (1966) zijn daar nog bijgekomen de even nummers: 44 tot en met 48.
H.H. Kruis heeft er zijn garagebedrijf op nr. 2 (het huis met het mansardedak) en dealt voor Renault (zie bord aan de gevel), terwijl aan de straat de benzinepompen tot zijn bedrijf behoren. Kruis is in deze straat een pionier en een volhouder, want hij staat ook al in 1938 bekend als ‘monteur’ op dit adres. In 2012 kent de Handelsonderneming Sonmez (bandenservice) voor de garage het nummer 2a. No. 4 is in 1938 het huis van R. van Wijngaarden, bankwerker, die dan nog zijn constructiebedrijf en machinefabriek achter de Dracht aan de Gedempte Molenwijk moet opbouwen. In 1964 is de wed. G. Mebius-Brandsma hoofdbewoonster en in 1966 J. de Groot. veehouder. Het eerste dubbelpand 6-8 wordt in beide jaren bewoond door A. de Jong, assistent-bedrijfsleider (nr. 6) en de wed. G. Brouwer-Bos, zonder beroep (nr. 8). Het volgende blok 10-12 geeft K. Bouma, boekhouder van een ingenieursbureau (nr. 10) en J. Hoekstra, controleur (nr. 12), de mogelijkheid gerieflijk te wonen. Als buren in het blok 14-16 zijn K. Edens, leraar (nr. 14) en de wed. M. Steenstra-van de Woude - haar man P.S. Steenstra is eerder boekhouder geweest -(nr. 16) eveneens bevoorrecht. Datzelfde mag ook gelden voor de bewoners van het blok 18-20, te weten: wed. A. Postma-Braaksma, zonder beroep (nr. 18) en G.W. Veldhuis, ambtenaar (nr. 20).
No. 22 is de laatste woning net vóór de Waling Dijkstrastraat met als bewoner in ’64 en ’66 de veehouder K. Holtrop, terwijl na het oversteken van de zijstraat de beroepsloze G. Hof in ieder geval al vanaf 1938 zijn huiselijkheid vindt in nr 24. De schilder A. Bouwhuis, die daarvan juist iets ten westen woont, heeft met nr. 26 ook nog een vrijstaand pand. Vervolgens komen we weer in de Bouwkaswoningen. Eerst een blokje van twee woningen: nr. 28 P. van Sliedrecht, opzichter, en vader van de zo bekende PZH-volleyballer Paul van Sliedrecht, en nr. 30 A. de Boer, vertegenwoordiger van beroep. Als laatste rij - parallel aan de straat een blok van zes woningen, die resp. worden bewoond door: nr. 32 de wed. W.de Haan-de Vries, z.b.; nr. 34. de wed. A. Doeter-Fernhout, z.b.; nr. 36 S. de Boer, landmeter bij het kadaster; nr. 38. P. Veldhuis, ambtenaar; nr. 40. de wed. H.Steenwijk-Weggemans, z.b.; en nr. 42. J.Goslinga, vertegenwoordiger. Als afsluiting van de nummering staat er vervolgens nog een blok huizen met de zijkant naar de straat, die in 1964 nog niet in de nummering zijn opgenomen. In 1966 lezen we in het adresboek uitsluitende de namen van de bewoners zonder een toelichtend beroep: nr. 44. H.H. Fierweijer, nr. 46. R.de Groot, en nr. 48. G.Brouwer.
Speuren we nu de oneven nummers af, dan mag je veronderstellen, dat het enorme witte pand als hoekhuis met de ingang aan de zijkant zijn huisnummer aan de Mr. Halbe Binnertsstraat heeft. Dat is helaas niet juist, want deze wordt in 1938 bewoond door W. van Dijk, opzichter Veenpolder, met als adres Burg. Falkenaweg 74. Uit de jaren zestig kennen we de reder R. Holwerda en dierenarts IJ. Venema. Thans, 2012, vertelt Google ons dat er de accountancy is gevestigd van Falk bv en Havix bv.
Het eerste vrijstaande huis in de straat is nr. 1 en wordt beide jaren bewoond door A.J.W. Peenstra, z.b. en in 1966 in gezelschap van de wed. G.Heida-Brandsma. Daarnaast het 2-onder-1-kap woonhuis 3-5 met vrijstaande garage (bouwjaar c. 1940), waarvan op nr. 3. J. Breimer, assuradeur, zijn uitvalsbasis heeft, en op nr. 5 de koopman Homme Zuidersma. Deze overlijdt op 7 januari 1965 en laat het huis aan zijn weduwe G. Zuidersma-Oenema.
De vrijstaande woning met een kortgeleden (2012) geïnstalleerde leilinde is in 1965 nog het bezit van de gepensionneerde F.Akkerman. Ten westen daarvan komt de ingang naar de - in ere herstelde - Ete Kuipers-speeltuin, die op 5 mei 1958 zijn doop heeft gekregen doch later buiten gebruik wordt gesteld. Enkele jaren geleden is er een revival geweest. Huisnummer 9 wordt bewoond door P. G. van der Tang, waarschijnlijk eveneens genietend van z’n pensioen. Na het hoekhuis Binnertsstraat-Van der Laanstraat (met het huisnummer aan de laatste straat) treffen we na de uitrit van of - zo u wilt - de afslag naar de S. van der Laanstraat het dubbelwoonhuis nrs. 11-13. Daarvoor noteren de adresboeken 1964 en 1966 de kantoorbediende G. Troelstra (nr. 11) en de weduwe M. Zoete-Bakker, zonder beroep (nr. 13). Met een bredere openbare groenstrook voor het kleine voortuintje volgt dan een rijtje geschakelde woningen met de nummers 15 tot en met 25. Daarvan staat voor nr. 15 de onderwijzer K.G. Booij; nr. 17 de ambtenaar M. de Jong; nr. 19 de leraar engels aan de Ambachtsschool Jan van der Wal, opgevolgd door B. Sietzema (monteur); nr. 21 instrumentmaker J. Keijzer, met als opvolger H.H. Dalmolen (groothandelaar); nr. 23 gemeente-ambtenaar E.H. van Gijssel; en nr. 25 directeur van de ulo-school aan het Ernst van Harenplein en bekend oud-voetballer van de v.v. Heerenveen Henny Jonkman. Daarna komt de bouw aan de Kempenaersingel, waarvan het blok met de zuidelijke zijgevel naar de Halbe Binnertsstraat is gericht.
2012, nov. 18 - wibbo westerdijk - hip-backup
Molenwijk 1898
HIP-Time Magazine 21
Molenwijk 1898
Het is een maandagmiddag in 1898, de lange schaduwen van de schoorstenen verraden een gevorderd tijdstip op deze dag. De zon is immers al doorgedraaid naar het zuidwesten en de meest ijverige vrouwen hebben het witgoed al weer van de waslijnen gehaald. De late starters van die morgen moeten nog even geduld hebben voor ze kunnen strijken en vouwen. We mogen ervan uitgaan, dat de fotograaf een plekje op een breder gedeelte van de wal heeft gevonden om dit beeld te kunnen vastleggen aan de zuid-noord stromende Molenwijk. Die noordelijke richting wordt verraden door het punt van de toren van de ‘grote kerk’ van de Nederlands Hervormde gemeente Heerenveen (Schoterland), nauwelijks uitpiekend boven één van de grotere pakhuizen van het Achterom.
Middenin het beeld markeert een donkere aangebouwde schoorsteenpijp en stoommachinekamer met ketelhuis de voormalige vellebloterij met drogerij van leerlooier Luitje Feits, welke door notaris Douma van Gorredijk op 30 oktober 1875 finaal ten verkoop wordt aangeboden bij logementhouder W. Feenstra te Heerenveen. In de advertentie in de Leeuwarder Courant van de 24e daaraanvoorafgaande wordt als bijzonderheid vermeld “Eene voor korte jaren geheel vernieuwde Vellenblooterij met Pakhuis en Bergplaats, ten westen van de Molenwijk te Heerenveen, ....”. Er worden al voorlopige biedingen in de aankondiging genoemd. Blijkbaar zijn deze bedragen in deze finale verkoop niet verhoogd en zijn de vastigheden ingehouden, want in de krant van 30 november worden exact dezelfde vastigheden (onder verwijzing naar de veiling op 16 october 1875) opnieuw aangeboden voor finale verkoop door Douma op zaterdag 4 december d.a.v. Ook nu weer bij de logementhouder W.K. Feenstra. Laatstgenoemde heeft net dat jaar 1875 de exploitatie overgenomen van zijn moeder de weduwe Klaas Wiebes Feenstra, die vele jaren samen met haar man de tap heeft bediend in het hoekpand van de Dracht met het Breedpad: Logement ‘s Lands Welvaren (1842-1875).
Die schoorsteen lijkt een noodzakelijk attribuut voor de drogerij van de ‘geblote’ vellen en voor de ‘wol’. We weten, uit een bericht van de Leeuwarder Courant van 19 februari 1867, dat een hevige brand op de 18e, ‘s ochtends om 6 uur, in de velleblooterij van L. Feits een naar beneden vallende stapel wol vernietigt. Het heeft boven een kachel te drogen gehangen. De brandspuit, ook die van Nijehaske, kan een aanzienlijke schade niet voorkomen, maar gelukkig kunnen ze een deel van de voorraad schapewol wel redden. De verzekering dekte de schade maar voor een deel.
Het is duidelijk dat de verkoop in 1875 daarom ook spreekt van ‘een voor korte jaren vernieuwde velleblooterij’.
Dick Bunskoeke heeft in 1987 fotonummer 173 ook eens van een tekst voorzien en schrijft, dat in 1891 bij de looijerij een stoommachine wordt geïnstalleerd. Dat verklaart ook de schoorsteen, die niet alleen voor de leerlooierij wordt gebruikt maar ook voor de schorsmaalderij. Deze datering is spijtig genoeg niet overeenkomstig het Schoterlandse archiefinventarisnummer 2383 en daarvan de hinderwetvergunning nr. 31. Deze door Lambertus Feits Gzn. aangevraagde vergunning voor de plaatsing van een stoommachine in de schorsmalerij en leerlooierij wordt hem gegund per 17 december 1887.
Op de valreep van het fabrikantenbestaan - veroorzaakt door een recessie in het looiersbedrijf, maar vermoedelijk mede door kerkelijke besoignes - investeert Luitje Feits Lzn. in het kadastrale dienstjaar 1872 nog wel in de bouw van in totaal 20 dienstwoningen langs de Molenwijk. De woningen worden gedekt met (goedkope, ongeglazuurde)rode pannen en sindsdien is dat gebied bekend in het Heerenveen als het "Roode Dorp". Op deze foto staan bijna al deze éénkamer woninkjes afgebeeld. Het gaat financieel evenwel volledig mis, zodat door notaris Arjen Binnerts op 10 en 11 april 1873 een boedelbeschrijving van Feit’s failliete boedel wordt opgemaakt. Na de verkopingen door notaris H. Douma uit Gorredijk in 1875 annonceert notaris Boschloo een verkoping op 4 en 11 mei 1876, met o.a. als derde perceel: twintig nieuw gebouwde woningen, het "Roode dorp" genoemd.
Het College van Diakenen der Hervormde Gemeente Heerenveen (N.A. Hingst, G. Matthijssen, S.W. Taconis, H. Lenos Hzn) kopen 18 kamers aan van L. Feits Lzn. en vragen op 8 mei 1877 aan het bestuur van Schoterland of ze de eindwoningen buiten de verordening om mogen verkleinen ten behoeve van uitwerkende weduwen. De stadsarchitect Willem de Graaf zal daarover adviseren. (SCO 563). In een handschrift van Anske Harmens Dijkstra wordt het wonen in de éénkamerwoningen onder de armoedegrens boeiend beschreven. De kerkelijke armvoogdijorganisatie of de diaconie plaatsen er die families, welke ondersteuning nodig hebben. De animo om er te wonen blijkt evenwel niet al te groot. Anske en zijn moeder dienen na de dood van man en vader Harmen de overstap te maken van de Konijnenpolle naar een woning op het Roode dorp. Reeds in 1893 worden door het college van diakenen van de Hervormde Gemeente Heerenveen deze diaconiewoningen aan het "Roode Dorp" te Heerenveen te huur aangeboden. Dat betekent dat ook anderen dan de kerkelijk gealimenteerden er kunnen huren.
Eén van de meest noordelijke woningen (onder kadasternummer A-3639) krijgt later bekendheid als ‘Logement, Bier-en Koffiehuis De Wekker’ van M. Jasper. In de rubriek van de Leeuwarder Courant "Heerenveen in vroeger dagen" heeft (vermoedelijk) Leo Leenes de tekst laten opnemen: “Na de pakhuizen aan de rechterhand volgde een huizenreeks. In het eerste pand was destijds (voor de demping) gevestigd het logement "De Wekker" waar veel pinda-Chinezen hun produkten (pinda-pinda-lekka-lekka) brouwden”. In 1934 is dat Roode Dorp no. 12. Een kleindochter van pake Jasper blijkt in 2002 erg teleurgesteld, dat er zo weinig beeldmateriaal van het logement is.
Het smalle stenen paadje komt naar ons toe vanaf het bruggetje over de wijk als verlengde van de Molensteeg en komt dan uit op de verbindingsstraat Van Riesenstraat, die ook weer met een bruggetje de Molenwijk overspant.
Langs het pad ziet u de zgn. ‘bjinstap’ op enkele plaatsen in de wal aangelegd en die in sommige gevallen wel eens een onvrijwillige tewaterlating tengevolge heeft gehad. Het spel van kinderen aan de waterkant loopt ook wel eens verkeerd af. Zo raakte in juni 1910 een knaapje bij de brug bij de Molensteeg in de vrij diepe Molenwijk. Die dag onderscheidt de 70 jarige Nathan Smeer zich door “zijn Sabbath-pak niet sparende” kloekmoedig de drenkeling na te springen en “hem naar het rijk der vasteland-bewoners terug te brengen”. De verslaggever spuugt zijn gal op alle kijkers die ruimschoots aanwezig zijn, doch niet ingrijpen. De oude Nathan levert een kranige daad.
Aan de Drachtzijde van de Molenwijk eindigt het voetpad van het Achterom met de laatste steeg haaks op de Dracht. Dat is de Zwartesteeg, die zelfs in een raadsverslag van Schoterland van 6 juni 1929 de naam ‘Zwarte Paardensteeg’ wordt genoemd. De steegwoningen zijn in de dertiger jaren van de vorige eeuw voor een groot deel al ‘onbewoonbaar verklaard’, omdat ze niet meer aan de meest minimale voorwaarden kunnen voldoen. Twee panden aan de noordzijde van de steeg en het meest westelijk gelegen vlakbij de wijk hebben aanvankelijk een bestemming als pakhuis met erf van koopman Lambertus Feits (rond 1840) en komen na een aantal keren te zijn doorverkocht uiteindelijk in handen van Thomas Hendriks Kroon in 1929.
Het is dan al een aantal jaren een zogenaamd ‘Volkslogement’. Kroon noemt het overigens ‘Kosthuis’, hij biedt ‘nachtlogies’ voor 40 cent met 9 koppen koffie. Bij een overdrachtacte van eerdere eigenaar K. Sikkema in juli 1928 krijgen we enig inzicht in de indeling van het pand/de panden. Beneden een woonkamer, alkoof, gelagkamer en keuken; boven: opgang met overloop, grote slaapkamer, zolder en grote slaapzaal. Die laatste is dus zo ingericht geweest, dat je voor weinig geld een bed kunt huren en ‘s morgensvroeg uitgebreid koffie kunt drinken. U kunt zich voorstellen, dat dit klanten aantrekt met een kleine portemonnee. De extra foto is afkomstig uit de Leo Leenescollectie nr. 1267, die is opgenomen in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren onder nr. 12654. Het is geweldig om in een oktoberkrant van 1964 te lezen, dat Leo Leenes van de Oudheidkamer op een Kernavond juist met deze plaat van het Volkslogement de blitz maakte: overnachten voor 40 cent en 9 koppen koffie !!!
Het grote ‘pakhuis’ of ‘schuur’ (rechts) maakt omstreeks 1900 deel uit van de bezittingen van de erven van Haring Pieters Romkes, waarvan zoon Pieter voor meer dan de helft het eigendom heeft en tevens gebruiker is. Hij blijkt veehouder en winkelier en wordt later opgevolgd door zijn zoon Kees Romkes, die ook veehouder is. De kavels tussen de Zwartesteeg en de Romkessteeg hebben geen achterompad meer, d.w.z. de bebouwing loopt van de Dracht door tot de oever van de Molenwijk.
De bevaarbaarheid van de Molenwijk is in 1898 nog behoorlijk gewaarborgd, omdat de houtzaagmolen “De Fortuyn” van Andries van Riesen er toch nog veel gezaagd hout moet opslaan. De molen is dan al een tiental jaren geleden onttakeld, maar nieuwe machines hebben er hun plaats wel gevonden. Maar in het eerste kwart van de twintigste eeuw verandert er voor de Molenwijk veel: het onderhoud loopt terug, er treedt een verlandingsproces op en er wordt ontstellend veel vuil in het water gedumpt. Het resultaat is tenslotte demping in 1934/1935.
2012, augustus 5 - wibbo westerdijk - hip-backup
Leeszaal jaren 30
HIP-TIME MAGAZINE 68
September 1918
Het interieur van deze grote ruimte wordt op foto 01792 uit de collectie van het museum Willem van Haren voorzien van de kernachtige toelichting ‘Leeszaal 30er jaren’. Het is weer zo’n natte vinger datering en daar moeten we het mee doen. We achten dit evenwel iets te mager om er om die reden aandacht aan te besteden. Nadrukkelijk willen we van deze foto enkele details noemen, die op de originele foto goed waarneembaar zijn. Op de leestafel - ongeveer in het midden staat een bordje met de tekst NIET ROOKEN. Op de toegangsdeur naast de schoorsteenmantel staat GNAGEOT NEEG RAAJ 81 NEDENEB NENOSREP. Omdat het op buitenkant van de ruit staat (voor ons in spiegelschrift) dienen we te lezen: PERSONEN BENEDEN DE 18 JAAR GEEN TOEGANG. Ten overvloede zit naast de tweede toegangsdeur tegen de zijkant van de boekenstelling nogmaals een bordje met NIET ROOKEN.
Om te kunnen vergelijken hebben we het fotoarchief van het museum uitgekamd op zoek naar meer exemplaren van dat interieur. Uit het beeld van fotonr. 04693 kunnen we opmaken, dat de fotograaf van ‘onze’ foto 01792 met zijn rug tegen de oostelijke muur van de leeszaal heeft gestaan. Hij heeft namelijk de gehele leestafel in beeld kunnen brengen. Gelukkig hebben we er ook nog eentje (in drievoud MWvH., nr. 00711, 00852 en 00861)) kunnen vinden, die bijna hetzelfde beeld laat zien met een aantal verschillen. Het accent van deze andere foto ligt op het achterste deel van het vertrek, waarbij de linkerzijkant van de foto de verticale lijn van het ophangsnoer van de linkse lamp vormt. Een tweede opvallend verschil is de complete afwezigheid van de meer dan prominente zwarte kachelpijp en de daaraan gekoppelde hoge allesbrander. De achterwand als publicatiebord is op onze foto zeer bescheiden in gebruik, terwijl onze vergelijkingsfoto het beeld vertoont van een zeer goed gevuld aanplakbord. Evenwel het meest opvallende verschil is het op ‘onze’ bovenstaande foto volstrekte gemis aan menselijke aanwezigheid, terwijl dat op ons vergelijkingsexemplaar totaal anders is. Niet alleen zit daar de bibliothecaresse K. Sipma aan haar desk vlakbij de toegangsdeur met het bureaulampje op het blad, terwijl in de verste hoek voorbij de toegangsdeur een vergadertafel met een zestal stoelen er omheen een aantal heren met ‘vadermoordenaars’ zitplaats biedt voor een ‘ongedwongen pose’. Tevens zit in diezelfde hoek ook een tweede dame - Mejufr. Maria Welmoed van der Hardt Aberson, oudste dochter (geb. 1897) van de Rijksontvanger op de Heerenwal - te werken aan een tafeltje. Het herengezelschap is ons voorgesteld door de in 1989 hoogbejaarde, eerste directrice mw. K. Venhuis-Sipma. Zij noemt de namen van mr. M. de Muinck, de heer B. van der Pol; ds. te H.W. te Winkel (Nijehaske), ds. Simon Winkel (Fok-kerk); mr. H. Binnerts en J.J. Veenenbos. (Mr. Halbe Binnerts is één van de initiatiefnemers van het eerste uur en wordt later voor zijn verdiensten benoemd tot ‘eere-voorzitter’). Eén van de heren staat bij een boekenkast geïntresseerd te lezen en een besnorde heer heeft alleen aandacht voor de aktie van de fotograaf. De andere vier heren zitten aan de tafel te lezen. Deze namen geven al een indicatie, dat ook onze foto van oudere datum moet zijn. De overeenkomsten zijn opvallend, hoewel we ook weten dat men vroeger minder geneigd is om een interieur snel te veranderen.
Voor een authentieke passage uit het verslag van een journalist van het Nieuwsblad van Friesland op de 26e september 1918 citeren we: ...”In de zaal met in 't midden een groote tijdschriftentafel, aan den wand een aantal kleinere tafels, wat meer achteraf een paar schrijftafels ten behoeve van studeerenden. Een menigte gemakkelijke stoelen noodigt tot een zitje. Een fraaie reuzepalm verlevendigt het aanzien. Drie hoofdlampen en een aantal kleinere lampjes aan den wand, welker licht door stemmige kappen getemperd wordt, de gebloemde gordijnen voor de ramen, zullen op de lange, donkere winteravonden, welke wij tegemoet gaan, het geheel maken tot een knusse gezelligheid, waarvan het scheiden moeilijk valt.” ...
Mevrouw K. Venhuis-Sipma vertelt in 1989, dat de reuzepalm al snel dood was door luis; dat de lampekapjes gemaakt zijn van batik en de gordijntjes van cretonne (een sterke katoenen stof). Duidelijk is aan beide foto’s te zien dat de lichtinval van de rechterkant van de foto komt. Daar bevinden zich de vensters van de hoge ramen aan de straat ‘Achter de Kerk’.
Het kan niet langer verhuld worden: de “Vereeniging Openbare Leeszaal en Bibliotheek Frieslands Zuidoosthoek” is in 1918 gestart in het gebouw op de hoek van de Vleesmarkt met de straat Achter de Kerk. Onze laatste horeca-exploitant (eetcafé) Harry Kuiper - inmiddels ook al weer elders werkzaam - zet het gebouw nog weer eens op de kaart door als naam ‘De Bieb’ te kiezen.
De volledige bovenverdieping krijgt in 1918 de functie van leeszaal voor volwassenen, bereikbaar via een smalle en steile trap. De jeugdleeszaal bevindt zich op de begane grond, waar in een latere fase in de tijd de Oudheidkamer gebruiksrecht krijgt. In hoeverre de oorspronkelijke grote bovenzaal van het koffiehuis of café “De Drie Gemeenten” in de foto is terug te herkennen staat niet beschreven, maar we weten uit de krant dat in 1879 al een bovenzaal aanwezig is onder de voorlaatste kastelein Tjitze Pieters de Vries. Dat wordt nog eens bevestigd door een door B. en W. van Schoterland op 16 februari 1882 verstrekte vergunning voor de ‘verkoop in het klein van sterken drank voor de benedenkamer en bovenzaal zijner woning’, kad. Heerenveen A-1660 en gemerkt met no. 2. Of toen de geometrische figuren op het plafond zijn aangebracht weten we niet. De drievoudige herhaling doet vermoeden, dat het de laatste grote bouwkundige verandering van de bovenverdieping is geweest. Mogelijk ook op het moment dat de leeszaal er in wordt gevestigd. Dan is het 1918. Na de Koninklijke Goedkeuring op de statuten van de vereniging per 14 januari 1918 worden leeszaal en bibliotheek op 3 oktober 1918 officieël geopend.
De reeds eerder genoemde bibliothecaresse-directrice is mej. K. Sipma, die de functie bekleedt tot ze op 1 december 1924 trouwt met J.G. Venhuis, biologieleraar aan de Rijks-HBS. Een maand eerder heeft ze ontslag genomen. Daarna komt mej. N. van der Endt op 1 april 1925, die op 1 maart 1927 wordt opgevolgd door mej. Winkel. Laatstgenoemde is er van 15 juni 1927 tot 1 augustus 1932 om daarna te trouwen met de arts Dijkstra in Donkerbroek. Vanaf 1 november 1932 is directrice mevr. C.A.J. Thierens, welke na twee jaar vertrekt als ega van de heer Meijer. Mevr. H.J. Dijk staat in de lijst van functionarissen van 1934 in het adresboek onder de ‘Openbare Leeszaal ...’, maar staat niet in de alfabetische naamlijst. Zij verbindt zich na een periode van veertien jaar aan de heer Keuning. Zou ze buiten Heerenveen hebben gewoond ? Zij heeft tijdens haar lange carrière van 1934 tot 1948 diverse assistenten gehad, o.a. mej. M.J. van der Laan, mej. H. van Dam (1923-1942), Th. de Vries, T. Brandsma, B. Compaan, M. Bakker, J. Edinga, C. Dijksma en S. van der Werf.
Nu we toch even wat namen noemen, laten we U ook nog even kennismaken met de personen van het eerste bestuur van 1918 ! Mw. Venhuis-Sipma noemt de heren Mr. M. de Muinck, ds. H.W. te Winkel (Nijehaske), ds. S. Winkel (Fok-kerk), B. van der Pol, S.M. Noach, mw. F.A.D. de Gréve-de Sturler en J.G. Veenenbos als de eerste bestuursleden van de ‘Vereeniging’. In 1922 staan in het adresboek al enkele wijzigingen: afgetreden zijn dan al Mr. M. de Muinck, ds. H.W. te Winkel, B. van der Pol, en mw. de Gréve-de Sturler. Nieuw in het bestuur zijn A. Smilde, penningmeester; Ds. R.K.M. Hummelen, D. van Dijk en J.K. Dijkstra.
De adresboeken van de jaren dertig bewijzen hun bijzondere nut voor het vaststellen van de bestuursleden en veelal het personeel van instellingen, verenigingen en andere organisaties. Zo ook van onze Openbare Leeszaal en Bibliotheek “Frieslands Zuid-Oosthoek”. Drie adresboeken uit de jaren 1934/35, 1936/37 en 1938/39 voorzien in die informatiebehoefte.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog komen er allerlei voorschriften van hogerhand over welke boeken verwijderd en vernietigd moeten worden. Als verzetsdaad worden genoemde werken verborgen in de bedstee op de zolder van het bibliotheekgebouw. Werken die door de NSB worden aanbevolen zijn door de oorlogsoverheid gratis verstrekt en komen in de bibliotheek in een aparte kast te staan.
Van 1948 tot 1961 is mevrouw W.Th. Vlasveld directrice en zij wordt opgevolgd door mevrouw M. Hartman die deze functie tot 1970 heeft vervuld. Het werk in de bibliotheek wordt beschouwd als “vrijwillige arbeid met liefde gebracht”. Loon is dan ook geen eerste vereiste, en blijft ook ver onder de maat.
Zo bestaat in 1952 het personeel uit een directrice en 3 personeelsleden en zijn er 15.093 boeken. Het aantal uitleningen bedraagt dat jaar 50.666 en er staan 1.380 leden geregistreerd.
Niet minder dan een kleine ‘ramp’ vindt plaats als een deel van het gips van het plafond in de leeszaal naar beneden stort in 1959 (L.C. 16-12-1959), omdat de onderhoudstoestand niet zo goed meer is. Het plan voor nieuwbouw wordt nog niet goedgekeurd, want in september 1959 is meubelmaker F. Wierda verhuist uit de woning in het pand naar elders. Er mag voor fl.10.000 worden verbouwd. Pas op 6 januari 1964 neemt de buitengewone algemene ledenvergadering een aantal besluiten, die de bouw van een nieuwe leeszaal mogelijk maken. De firma Tj. Smits uit Sloten gaat de bouw voor fl.367.000 realiseren aan de K.R. Poststraat in het parkje van Crackstate. Op 9 juni 1965 wordt daar de nieuwe leeszaal in gebruik genomen.
Voor de beschrijving bij deze foto hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de informatie van wijlen ds. H. Keuning. Hij heeft voor De Veenbrief van april 1998 een artikel samengesteld “Uit de geschiedenis van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Heerenveen”.
2013, oktober 20 - wibbo westerdijk - hip-backup
Le Roy-tuin Kennedylaan ±1977
HIP-TIME MAGAZINE 54
Met dit ongewone beeld van 14 bij 19 cm komen we in het Heerenveen van het laatste kwart van de vorige eeuw. Of eigenlijk is wat hier te zien valt al een paar jaar ouder. Deze foto zal omstreeks 1970 zijn gemaakt: het jaar waarin ook de rondleiding door de ‘tuin’ van start zijn gegaan. Het is het ongetwijfeld meest besproken plantsoenexperiment van Heerenveen ooit. En het heeft bovendien een lange voorgeschiedenis gehad.
Eén kilometer lang en 13 meter breed is de middenberm van twee in elkaars verlengde liggende lanen, die van noord naar zuid, zijn aangelegd in 1958/1959 en vervolgens verlengd in 1961/1962. Vanaf het ‘Burgemeester Kuperusplein’ ligt de westelijke helft van de laan in het verlengde van de Van Kleffenslaan. Deze ontvangt bij besluit van 17 november 1957 de naam ‘Europalaan’, tegelijk met - de door een grasstrook gescheiden middenberm en een oostelijk daarvan gelegen rijbaan. Op een aantal punten wordt de middenberm onderbroken door een toegang naar de haaks daarop aangelegde oostelijke straten: Gerritsmastraat, Engelenstraat en Jan Mankeslaan en aan de westkant de Engelmanstraat.
Op elke noordelijke hoek van de drie oostelijke straten is een vier verdiepingen hoog flatgebouw geplaatst. Daarvan zijn er twee op de foto (MWvH., nr. 04210) duidelijk herkenbaar: de dichtstbijzijnde op de hoek van de Engelenstraat en de verste op de hoek van de Jan Mankeslaan.
Tussen het struikgewas en de beplanting door zien wij ook nog net een gedeelte van de bestrate doorbraak van de middenberm naar de Gerritsmastraat. Parallel met de oostelijke weghelft attenderen we op de geschakelde één-gezinswoningen langs de - stille - kant van de Europalaan.
In de jaren 1961/1962 wordt de Europalaan doorgetrokken tot de Rembrandtlaan en op 23 december 1963 krijgt het nieuwe gedeelte de naam: “John F. Kennedylaan”, naar de op 22 november 1963 in Dallas vermoorde geliefde 46 jarige wereldleider. Het vergt dan nog even tijd om de bouwplannen voor het tweede gedeelte afgerond en bewoond te krijgen.
De Raad van Heerenveen uit in 1963 bij monde van wethouder Henk Hofstra de wens om in de open lucht een ruimte te bestemmen om beelden te kunnen exposeren “als een karakteristieke versiering van de plaats” (citaat uit een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden van 5 oktober 1968). Aanvankelijk wordt er een speciale commissie benoemd, welke weer wordt opgeheven als in 1965 de ‘Culturele Raad’ wordt ingesteld. De ideeën-stroom voor de invulling van het plan omvat steeds meer aspecten: uitleenvergoeding voor beelden, gevarieërde vegetatie, aanleg van een kruidentuin voor de aanpalende scholen (twee basisscholen en een lagere landbouwschool). Louis le Roy, docent tekenen aan de Rijksscholengemeenschap, adviseert en gaat samenwerken met de geestdriftige leider van de plantsoenendienst B. Hartstra, die het vertrouwen van de raad hebben gekregen.
De werkzaamheden gaan van start en vanaf dat moment is het de meest unieke en controversiële groenvoorziening door haar radicale en experimentele aanpak van de Heerenveense plantsoencultuur, en zelfs de stedebouwkundige de Ranitz uit Rotterdam wordt enthousiast. De reacties van bewoners en de pers lopen uiteen van hartgrondige afkeuring tot lyrisch enthousiasme. Le Roy drukt zich daarover als volgt uit: we maken geen vooropgezet plan, het is een activeringsproject en wij provoceren de omgeving. Het is een experiment, die door de natuur wordt overgenomen. Een ijzersterke quote is wel: “Gras is de vervelendste cultuur die er is”. En “als je in de stad een lapje gras gaat aanleggen, heb je eigenlijk niks gedaan”.
En dan probeert de Culturele Raad zelfs in een - ambtelijk -reglement haar ideeën vast te leggen, waardoor het ‘plan’ enorm heeft ingeboet aan spontaniteit. Wanneer het met de uitvoering toe is aan de realisering van het Europalaan gedeelte wordt er door een inspraakronde alsnog een vertragend en spontaniteitremmend element ingebracht. Het is mede daardoor, dat dat gedeelte van een ander gehalte is geworden dan het Kennedylaan gedeelte. Duidelijk minder muurtjes e.d.
Lid van de Culturele Raad Louis le Roy, kunstenaar en als docent verbonden aan de Rijksscholengemeenschap.
Uit eigen aanschouwing - sinds 1966 wonend aan de ‘stille’ kant van de Kennedylaan - herinner ik me de aanleg van kronkelpaadjes van puin, houtsnippers, stenen muurtjes, kuilen, heuveltjes, trappetjes en een allemachtige verscheidenheid van planten, struikjes, (on)kruid, bodembedekkers, berenklauwen, rietsoorten, graspollen, enz. enz. En de onvermoeibare en altijd goedgehumeurde ‘tuinologen’ Jippe Dijkstra en Hartstra. Buiten de waarneming van de burger zijn er niettemin ook enige communicatieve problemen op te lossen geweest in de sfeer van het ideaal en het haalbare.
De natuur zou na de aanleg zijn gang moeten gaan. Dat doet het ook, zelfs zo, dat het de gemeente te dol wordt en argumenten als hinder voor het verkeer, overlast voor aanwonenden, enge plekken, etc. aangrijpt om weer flink te gaan snoeien. Begin 1997 besluiten Burgemeester en Wethouders om een nieuwe beheersvorm te kiezen, die het midden zal houden tussen de twee denkwijzen. Slechts minimale ingrepen zullen dan nog plaatsvinden.
Samenvattend stellen we een vraag: Waar hebben we hier boven over geschreven ? Beslist niet over datgene wat in de archiefinventaris van de gemeente Heerenveen is terechtgekomen: “Beplantingsplan/beeldenplan Pres. Kennedylaan/Europalaan, 1964-1984”, maar slechts en uitsluitend over ‘De tuinen van Le Roy’ !!!!
Kijkt U in de huidige tijd nog eens goed om U heen als U langs of door het openbaar groen gaat en vraag U af welke stijl de huidige gemeentelijke hoveniers aanhangen. Kaalslag in de ongeremde groei, snoei-operaties van ongekende omvang, maai-machinecultuur op bermen, enz. En ... Louis le Roy schijnt vergeten ...
Wilt U zich nog eens laten informeren over de totstandkoming - inclusief kennis over de rafelrandjes van het plan - dan heeft U met het dossiernummer 93-6 nog slechts de hulp nodig van de gemeentelijke archiefbeambte. Zij legt U dan de betrekkelijke stukken voor inclusief krantenartikelen, fotomateriaal, kaartplattegrond, besluiten, brieven, requesten, verslagen, enz.
2013, april 21 - wibbo westerdijk - hip-backup
Zie ook de website van de Le Roy tuin Heerenveen.
Langs de Veenscheiding 2006
HIP-Time Magazine 105
Het is zomer 2006. Fotograaf Richard Hoekstra komt van de Badweg tussen Rottum en Oudehaske, slaat bij de brug het fietspad in dat in rechte lijn - van west naar oost - ongeveer twee en een halve kilometer meet en rijdt langs het fietspad met de naam ‘Ketting’ langs deze poldervaart. Het is het verlengde van de verbinding, die via het sluisje de Veenscheiding tussen het plan de Greiden en het plan Nijehaske verbindt met het Nannewijd. Ondanks het dreigende weer en een lekker rugwindje blijkt Richard oog te hebben voor dit bijzondere landschappelijke beeld. Hij stapt van zijn fiets om de camera te richten. Het eindeloze fietspad met de lage waterstand van de linker bermsloot en de hoge waterstand van de Feanskieding, die alle drie hun verdwijnpunt vinden aan de horizon in de voet van een flinke boompartij. Rechts daarvan zien we het immense complex van serviceflat ‘Heerenhage’ van 10 verdiepingen hoog en iets verder naar het zuiden staan daar de massieve ‘Drie Gebroeders’ (Romsicht, Lânsicht en Heechsicht). Voorts zijn bepalend voor het beeld de twee gigantische hoogspanningsmasten in een spannend lijnenspel, die middels een andersoortige diagonaal het beeld verdelen en meteen ook bepalen.
De vaart maakt een onderdeel uit van de Groote Sint Johannesgaster Veenpolder. In 1854 wordt bij Koninklijk Besluit van 19 augustus 1854, nr. 71 het reglement daarvoor goedgekeurd. De bepoldering van de veenpolder begint in 1856 kort na het moment dat een aantal bestekken worden goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Friesland. Een daarvan betreft het bouwen van o.a. een schutsluis in de Veenscheiding en de bouw van de watermolen “De Veenzigt” in de hoek van de Engelenvaart en de Veenscheiding voor de bemaling van de veenpolderboezem. Op 11 maart 1856 wordt door Gedeputeerde Staten goedgekeurd het besluit nr. 5 voor de bouw van de deze schutsluis. In 1858 wordt de droogmaking voltooid en in 1860 wordt poldermolen ‘De Veenzigt’ gebouwd. Deze houdt het vol tot het in 1933 wordt afgebroken en vervangen door een gemaaltje. Dit kunstwerk bemaalt de droogmaking van 225 ha op een peil van 1.40 beneden zomerpeil. Taconis laat ons in 1968 in een L.C. artikel weten “Naar Nannewijd: één van Frieslands mooiste meertjes”, dat ‘It Ketling’ een watertol zou zijn geweest met een in de vaarweg gespannen ketting, die slechts zo nu en dan werd bediend.
De ouderdom van de ‘vaarweg’ van Heerenveen in de richting van het Tjeukemeer vindt zijn begin in een verzoek van de Heerenveense advocaat Johannes Munniks. Namens vele invloedrijke burgers in de Vlekke Heerenveen worden de Staten van Friesland gevraagd om een octrooi te verlenen tot het graven van een vaart tussen Heerenveen en het Tjeukemeer met het recht van tolheffing. Drs. Gerrit Kramer dateert dat verzoek op 26 februari 1767. De resolutie laat nog wel enige tijd op zich wachten, want pas op 17 maart 1769 krijgen Jhr. Jan Poppe Andreae van Canter ‘cum sociis’ dat octrooi. Die ‘cum sociis’ aanduiding geldt een consortium van personen die ‘met het veen’ hun geld verdienen. Dat zijn Arjen Buwalda, Nanne Dirks Drijfhout, Jan Poppe Andreae van Canter, Sybren Stapert, Sjoerd Stapert, Cornelis Witteveen en Frederik Witteveen. Het drietal - Buwalda en de beide Staperts - is ‘besibbet’, in die zin dat Buwalda met zus Janke Stapert is getrouwd, en ze komen alle drie uit De Lemmer.
De heren besluiten de ‘veenscheiding’ tussen Haskerland en Schoterland, welke naar alle waarschijnlijkheid niet eens bevaarbaar was en niet meer dan een slootje of brede greppel, te verbreden en verdiepen en dan langs de grens van de beide grietenijen. Pas veel later krijgt dit watertje de naam “Veenscheiding”. Overigens zal de functie geweest zijn: het ontsluiten van de veenderijen onder Oudehaske en Rottum, en de afvoer van water uit die veengebieden. Met turfpramen moet een geringe diepgang voldoende zijn geweest om zelfs de afvoer van turf naar andere streken mogelijk te maken. We mogen aannemen, dat de eerste bestemming Lemmer zal zijn geweest en door overladen op Zuiderzee bestendige schepen het westen des lands heeft bereikt om tegen goed geld op de markt te zijn gebracht.
Vaststaat dat Richard de dreiging van het weer niet heeft weerstaan, hij zal weer zijn opgestapt na zijn geslaagde oponthoud om zo snel mogelijk over het ‘heechhout’ naar de Vogelzangweg te komen en vervolgens langs het deel wat parallel loopt met de Engelenvaart de Binnenweg te bereiken. Daar linksaf te slaan en via de Rottumerbrug de Rottumerweg te vervolgen naar de kruising met de Burgemeester Falkenaweg.
Misschien heeft hij de omstandigheden goed ingeschat - de bui trekt weg - en kiest hij voor de route langs het sluisje om vervolgens de linkse bocht te maken op het fietspad - ‘Ketting’- langs het Heerenveenster Kanaal te gaan.
Daar stapt hij nog even af en heeft een prachtig gezicht op dat vermaarde sluisje met de woning van de sluiswachter.
Weer opgestapt vervolgt hij zijn weg met de bedoeling bij de Haskerbrug in de Jousterweg te komen om daarna door het plan Nijehaske naar huis te peddelen.
Noot: De afbeelding van het sluisje is afkomstig uit de collectie van de gemeente Heerenveen, waar het is te vinden op het oud-archief onder codenummer A-VI-5-15-foto 2.
Kruiskerk, Breedpad en Heerenwal na 1819
HIP-TIME MAGAZINE 50
Om onze 50e bijdrage voor HIP-Time Magazine te vieren, trakteren we U op één van de bekendere werken van Heerenveens kunstschilder Durk Piebes Sjollema (1760-1840). Hij combineert in deze olieverf op doek met een formaat van 47.5 x 64 cm (Jaarboek FSM 1997) of 48 x 65 cm (Vereeuwigd) of 49 x 65 cm spieraam (inventariskaart MWvHaren) zijn liefde voor topografische taferelen én zijn passie voor het schilderen van schepen. Het museum Willem van Haren mag zich de trotse eigenaar noemen van dit symbool van haar rijke geschiedenis. Onder inventarisnummer 219 wordt het nautische deel van haar historie geïllustreerd met - van links naar rechts - op het schilderij een beurtscheepje aan de wal van de Fok. Een beurtschip, een smakschip en het dichtst bij het Heerenwalsterbrugje een open jacht liggen afgemeerd aan de naar de Heerensloot aflopende brede oever. Aan het Breedpad zien we de achtersteven van een hektjalk. Dankzij de uitgebreide omschrijving van Sytse ten Hoeve in het Jaarboek 1997 van het Fries Scheepvaartmuseum kunnen we U van deskundig commentaar en goede terminologie voorzien.
Op of bij alle schepen is sprake van menselijke aktiviteit. De beurtschippersknecht aan de Fok is zo te zien doende met het fokzeil, terwijl aan het roer de schipper zit. Het dichterbij liggende beurtschip aan de Heerenwal, de man met de mand of korf en de platte kruiwagen lijken deel uit te maken van een turflossingsritueel. Op de smak zijn zeker twee personen te zien en een derde staat met zijn handen op de rug de bezigheden te bekijken of mogelijk een gesprek te voeren met één van de zich aan boord bevinden personen. Trouwens ook elders op het schilderij is sprake van enige menselijke aanwezigheid. Het pad langs de muur, die het kerkterrein afbakent, wordt bewandeld door een manspersoon met een hond en een echtpaar. Verder lijkt het erop alsof een viertal personen staat te kijken naar een (vissers?)man in een sloep of roeiboot vlakbij het iets verhoogd liggende Heerenwalsterbrugje. Daarover schrijdt een heer richting Breedpad, terwijl tegen de achtergrond van de deur van het ‘Grote Huys’ ook nog het silhouet van een vrouwelijk (?) persoon valt waar te nemen. Zelfs vlak achter roer van de hektjalk lijkt een spelend kind op de kade bezig te zijn.
Op de geschiedenis van de Kruiskerk zullen we deze keer niet ingaan, maar we attenderen U wel weer even op de twee zichtbare metalen stangen, waarvan we bij een vorige gelegenheid de details hebben gegeven. Aan de Heerenwalzijde zien we naast de twee hoog opgaande bomen ook nog een fraai geknotte leilinde dichterbij de brug. Die boom zien we ook later in de tijd van de fotografie nog regelmatig in beeld gebracht.
In de beschrijving in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’ wordt het jaartal 1815 genoemd. Daarvan durven we te stellen, dat de bebouwing op het eerste stukje van de Heerenwal daarmee volledig in tegenspraak is. De inventariskaart van het museum geeft ons een plusminus datering: ± 1830. Op deze afbeelding is zelfs zonder loupe overtuigend vast te stellen, dat het derde pand alle kenmerken vertoont van de in 1819 gebouwde sociëteit “De Eensgezindheid”, o.a. vijf ramen op de bovenverdieping. Het gearmde echtpaar is er net voorbij gewandeld. Datering derhalve: ná 1819 !
Het achter de geknotte leilinde staande huis op het Breedpad vangt alle licht van de namiddag, waardoor ook de bijzondere hoge extra schoorsteenpijpenconstructie opvalt. De reden moet zijn gelegen in het verbeteren van de ‘trek’ van de pijpen, die eveneens met schoorlijnen zijn verstevigd. Het relatief kleine pandje voert het huisnummer 268 en is in mei 1819 onderwerp van een woningruil tussen Willem van Doesburgh, controleur bij de accijnsen en directe belastingen, later arrondissementsinspecteur, én Frederik Semler, wijnkoper. Semler komt van huisno. 137 aan de Dracht en van Doesburgh gaat daar met zijn jonge gezin naartoe. Frederik Semler is ongehuwd, heeft in de Franse tijd de functie van maire vervuld en aansluitend daarop die van schout. In 1819 is hij weer gewoon burger en bedient hij het Heerenveense publiek weer vanuit zijn wijnkoperij.
Het huis aan het Breedpad heeft meer bekende bewoners gehuisvest in de 19e eeuw. We noemen u bijvoorbeeld ‘Rieke Simmelaar’ (synoniem voor Frederika Willemina Semler en zuster van Frederik Semler), die enige tijd onderverhuurt aan de bekende Fokke Bienema en de controleur der rijksbelastingen Johan Leonard van Schayk. Erg bekend blijkt de notaris Arjen Binnerts, die er niet alleen lang woont, maar tevens de vader is van de latere advocaat Mr. Halbe Binnerts en de schoonvader van de fabrikant Jacob Woltman. Diens zoon Arjen heeft er ook nog gewoond. Inmiddels zijn er wel enkele verbouwingen aan te pas gekomen.
Van een inhoudelijke beschrijving van het ‘Grote Huys’ achten we ons ontslagen, omdat daaraan in allerlei media meerdere keren aandacht is geschonken. Huisno. 267 wordt in 1819 bewoond door Bartholomeus Cornelis Gerardus van Haeften, directeur der Posterijen. Voor de personele omslag behoort hij tot de 20 hoogstaangeslagen personen van Heerenveen, wat betekent dat hij een behoorlijke welstand kent. Naast ambtelijk aanzien mag hij ook genieten van een grote tuin met 100 fijne vruchtbomen, een wandelbos en een zomerhuis op ruim 80 are en volledig omgracht.
Het huis ten oosten daarvan (nr. 266) wordt in 1819 betrokken door de vader van Bartholomeus, die overigens ook eigenaar is van het ‘Grote Huys’. Oud-raadsheer Jacobus van Haeften, oorspronkelijk uit het Utrechtse en bij de geboorte van zijn zoon B.C.G. in een hoge functie te Antwerpen, is nu al een aantal jaren rechter bij de Rechtbank van eerste aanleg in Heerenveen en vervult daarin een belangrijke rol.
Het volgende huis met nr. 265 is dat van de chirurgijn of genees-en heelmeester Johan Christiaan Mann. Hij is afkomstig uit Amsterdam, en trouwt met Pietje Gosses de Groot. Pietje krijgt op 24 juni 1803 een zoon Johan Christoffel en overlijdt kort daarna. Op 10 juni 1804 (DTB 599) hertrouwt hij met Hiltje Roelofs Offringa. Zij blijven hier in ieder geval wonen tot 1835.
Het daaropvolgende huisnummer 264 wordt in het latere kadaster omschreven als ‘huis en schuur’. Deze staat niet zichtbaar aan het Breedpad, want het is een zuidelijker gelegen pand. De broers Bonne Oepkes van der Schoot (1775) en gehuwd met Aaltje Jans Piebenga, en Eile Oepkes bewonen samen dat huis. Bonne’s beroep wordt beschreven als ‘plaatselijk omroeper’ of ‘plaatselijk tamboer’, terwijl Eile als beroepskwalificatie moet dulden de termen ‘klerk’, ‘kantoorbediende’ en ‘commies-griffier bij de regtbank’. In 1822 trouwt ook Eile en wel met de jongere zuster Baukje Jans Piebenga. Beide broers gaan dan elders wonen.
Wel aan het Breedpad staat huisnr. 263 en daar woont de weduwe Jacob Karsten Pleunenburg, die haar bestaan vindt in het verhuren van woonruimte aan commensalen. Haar man is bekend geworden als ‘veerschipper’ op Leeuwarden. Anthoon Willems Kelder, meester-timmerman, en zijn vrouw, maar ook Johan Conrad Sultemeyer, kramer, maken van haar diensten gebruik, doch als op 15 maart 1819 het 6 weken oude dochtertje van Kelder overlijdt, laat hij zich uitschrijven. De 27 jarige Sultemeyer, geboren te Mettingen in het Graafschap Lingen, Duitsland, trouwt op 26 april 1820 de 21 jaar oudere Janke Klazes, weduwe Pleunenburg. Als bij U de gedachte is opgekomen, dat hij met twijfelachtige bedoelingen die relatie in aangegaan, dan helpen de notariële acten door een zakelijke aanpak van de weduwe u uit de droom. Het blijkt zelfs, dat Janke haar jonge echtgenoot nog enkele jaren heeft overleefd. Hij overlijdt in 1835 en zij in 1861.
Met de zijkant van het gebouw staat - als afsluiting van dit deel van het Breedpad - aan de Molenwijk het huis met met nummer 262. Bote Sibles Spandaw koopt voor fl.3215,- de tapperij “De Drie Kroonen” van Johannes Kalverboer, stoker (distillateur) en tapper. Als graankoopman zal Spandaw zijn oog hebben laten vallen op de advertentie in de Leeuwarder Courant van 26 februari 1818, waarin een winkel, een stalling voor zes koeien en een uitmuntende graan-, mout-, turf-en hooizolder worden aangeprezen. De 5e maart 1818 laat hij het na de finale verkoop beschrijven bij notaris J.P.J. Greydanus.
Is er in 1790 nog sprake van het zogenaamde ‘Witte Brugje’, op een kaartje uit c. 1797 wordt het ‘Notaris J.G. Semlers Bruggie’ genoemd, terwijl de Molenwijk wordt aangeduid als ‘Molenvaart’ en zelfs ‘Schotervaart’. Maar vanaf 1819 sluipt in de Feenster volksmond het begrip ‘Spandaw(s)brug’ het dialect binnen. Negentig jaar later vertrekt de laatste Spandaw uit dit huis, maar hun naam blijft verbonden aan deze brug over de Molenwijk.
Precies voorbij het brugje staat in 1819 eveneens nog een tuitgeveltje. Daar woont Rinse Stoffels Koopmans. In de Personele Omslag van 1816 wordt hij als ‘koopman’ betiteld, maar wordt in andere bronnen ook wel ‘winkelier’ genoemd. Hij woont dan al bijna tien jaar op huisnummer 228. Hij is in 1770 al getrouwd met Hijlkje Pieters, afkomstig uit het Heerenveen, en heeft samen met haar tot 1799 in Oldeboorn een bakkerij geëxploiteerd. Na overdracht van de bakkerij aan een zoon verhuizen ze naar Heerenveen. Wanneer zijn eerste vrouw in 1802 overlijdt, hertrouwt hij met Grietje Roels. In 1819 is hij dus al behoorlijk op leeftijd: 70 jaar.
Uiteraard vraagt u zich af hoe het komt dat aan de oostkant van de brug het laatste huisnummer 228 is, terwijl aan de westkant het eerste nummer 262 is. Wel de systematiek blijkt zo te zijn, dat het bestuur in die tijd aan het Achterom (de oostkant van de Molenwijk dus) daar de tussenliggende huisnummers te hebben toegekend. En omdat er aan de westkant van de Molenwijk nog geen enkele bebouwing is te vinden in het vroege begin van de 19e eeuw, vallen daar ook geen huisnummers te verdelen.
2013, maart 24 - wibbo westerdijk - hip-backup
Koemarkt na 1816
HIP-TIME MAGAZINE 35
Schilderij van Durk Piebes Sjollema (1760-1840)
Dick Bunskoeke heeft in De Koerier van 24 februari 1988 in zijn rubriek ‘Ut it Feanster Printeboek’ de Heerenveense primeur van het kunnen tonen van deze feestelijke afbeelding. Hij geeft daarmee door, wat het dagblad “Tubantia” eind 1987 in haar krant afdrukte uit een particuliere verzameling. Hij oppert de waarschijnlijkheid van de maker als zijnde Durk Piebes Sjollema (1760-1840) uit Heerenveen. Daarbij dateert hij het schilderij rond 1810. Hij rept niet over de stangen, omdat ze waarschijnlijk op de krantenafbeelding ook niet zichtbaar zijn.
Als in 1993 het boek ‘Vereeuwigd’ verschijnt, schrijft Frédérique van der Palm bij afbeelding 35 op pagina 36 ‘De oude Koemarkt te Heerenveen ca. 1810’ (olieverf op doek, 70 x 90 cm, particuliere collectie). Sytse ten Hoeve is in het Jaarboek 1997 van het Fries Scheepvaart Museum en Oudheidkamer in zijn overzicht van het oevre van “Dirk Piebes Sjollema (1760-1840). Fries schepenschilder’ bij dezelfde afbeelding op bladzijde 37 ‘Veemarkt te Heerenveen’ (olieverf op doek; 70 x 90 cm; ongesigneerd en ongedateerd; collectie particulier Almelo) specifieker. In de toelichting bij het doek vult hij aan met “Voorstelling van de Oude Koemarkt te Heerenveen. Op de voorgrond de veemarkt: een groot aantal koeien en mensen. Links op de voorgrond een vrouw aan een tafel. In het midden een koopvrouw en een man met een houten been. Centraal op de achtergrond de Schoterlandse Kruiskerk in de gedaante die het gebouw tot 1859 had. De bij de toren aangebrachte stangen moeten geplaatst zijn in 1816, zodat het schilderij van na dit jaar dateert. Links en rechts van de kerk een aantal huizen. Achter de kerk de Heerenwal met de woning van D.P. Sjollema.” Ten Hoeve verwijst voor literatuur naar Frédérique Bruyel-van der Palm, Vereeuwigd., p. 35.
De teksten van alledrie geciteerden geven aanleiding tot nadere beschouwing. Van der Palm dateert de afbeelding op ca. 1810, naar het voorbeeld van Bunskoeke, maar geeft daarvoor evenmin argumenten. Ten Hoeve geeft in de opsomming van kenmerken de term ‘ongedateerd’, doch in de toelichting op de afbeelding het jaartal 1816, waarop de stangen moeten zijn geplaatst. Op een ander schilderij van Durk Piebes Sjollema - Gezicht op de Heerenwal en de Kruiskerk - van ca. 1815 zien we eveneens dat het torentje wordt gestut door meerdere stangen, bevestigd aan het kerkedak. Bezien we die afbeelding iets nauwkeuriger en dan met name het kleine stukje bewoning van de Heerenwal, dan valt op dat de ‘Sociëteit De Eensgezindheid’ is afgebeeld. Dat betekent dat de datering moet worden bijgesteld, omdat de sociëteit is gebouwd in 1819. Conclusie: ná 1819.
Het jaartal 1816 blijkt inderdaad een cruciaal jaar voor de toren te zijn geweest. De bouwvalligheid van het torentje is op dat ogenblik zo groot, dat de kerkvoogden besluiten tot het bouwen van een nieuwe toren. De resultaten van de uitvoering vinden we terug in ‘Jaarrekeningen van de Kerkvoogdij 1795-1816’ (inv. nr. 2609). Op 31 december 1816 worden gemeld de rekeningen van Beerend Jacobs Niks (arbeidsloon aan de toren), Jan Wiltjes Nauta (arbeidsloon aan de toren), W.S. Gorter (verkoop van oud hout van de toren en van registratie) en de weduwe van P. Greijdanus (voor geleverde jenever tot de toren over de periode 19 september tot 28 december). Als totaal van de uitgaven voor de toren staat er een bedrag van 169 gulden 19 stuivers en 12 penningen. Ook in de jaren erna worden er nog rekeningen betaald voor de bouw en de afwerking. De daarbij het meest in het oog springende is..... “op 1 september 1817 aan O.M. Wagenaar betaald weegens geleeverd ijzerwerk aan de toorn volgens kwitantie no. 15 ... fl.118,86.” (Wagenaar is sterk betrokken bij het wel en wee van de kerk: hij woont er practisch tegenover op nr. 30; hij doet de boekhouding van de kerkvoogdij en hij levert het ijzerwerk voor de toren.) Op grond van deze gegevens mogen we dus wel vaststellen, dat ‘zelfs’ bij de nieuwbouw van de toren in 1816 er in ieder geval stangen zijn geplaatst. Als de toren ook voordien al is ondersteund, kan dat betekenen, dat de datering c. 1815 en zelfs c. 1810 een juiste kan zijn.
Wat wel uit de correspondentie met de grietenij Schoterland duidelijk is geworden, dat er over het onderhoud van de toren jarenlang gesteggel is geweest over de rechten en plichten van de kerkvoogdij en de grietenij (dorpsadministratie). In een stuk uit 1835 blijkt dat de kerkvoogdij tot dan toe het onderhoud van toren, zonnewijzer en uurwerk uit hun middelen hebben betaald. Als reden wordt opgegeven, dat zij niet voldoende op de hoogte zijn geweest van de wettelijke bepalingen maar wel meerdere keren hun twijfel hebben uitgesproken over de rechtmatigheid. Zelfs in 1816 is daarover geamendeerd. Kerkvoogd Gerrit Gooitzens Attema is erbij geweest in 1816. Alle dorpstorens in de grietenij worden immers onderhouden door de gemeente. Heerenveen zal daarop geen uitzondering mogen maken. Kerkvoogden hebben geen wettelijke bepalingen kunnen vinden, maar gaan uit van de bepalingen op de administratie der kerkelijke en plaatselijke fondsen. De grietman stuurt in 1835 aan op een interventie door de gouverneur van Friesland.
Uiteindelijk blijkt bij resolutie van de Grietenijraad van 9 sept. 1839, no. 52/154 de grietenij bereid tot overname van alles wat bovendaks aan toren en uurwerk is. Zij achten het alleszins billijk, dat de toren en het uurwerk ten algemenen nutte en gebruike voor de plaats dienstbaar zijn. De kerkvoogden blijven vinden dat de dwarsbalken tot de toren behoren. Hun eis tot restitutie van voorschotten wordt door de grietenij van de hand gewezen. Wel geeft de grietenij nog 500 gulden om het benedendakse te verbeteren.
Daarmee blijkt het vertrouwen tussen kerkvoogdij en grietenij niet hersteld, noch minder als de grietenijraad kennis krijgt van het adres van de kerkvoogden aan de Gedeputeerde Staten over de bezwaren van de overname door de grietenij. De raad is zwaar gepikeerd en trekt alle aanbiedingen in. Zelfs de timmerman die net was begonnen met het herstel van de toren, krijgt de opdracht zijn werk onmiddellijk te stoppen. Hoe de kerkvoogden de machtiging door Gedeputeerde Staten hebben ervaren - om de overeenkomst aan te gaan met het grietenijbestuur op de door dat bestuur gemelde voorwaarden - wordt verder duidelijk door het volgende.
In 1840 maakte het grietenijbestuur van Schoterland in de persoon van grietman mr. Hans Willem de Blocq van Scheltinga en secretaris mr. Anne van der Laan een overeenkomst op met de kerkvoogden Anne Braaksma, Halbe de Vrieze en Lambertus Feits. Laatstgenoemden waren daartoe gemachtigd bij resolutie van Gedeputeerde Staten van Friesland van 27 februari 1840. De kerkvoogden dragen over aan de dorpsadministratie van Heerenveen de toren, voorzover deze boven het dak van het kerkgebouw uitrijst, met inbegrip van het daaronder geplaatste uurwerk. Zij ontvangen daarvoor een bedrag van 500 gulden van het grietenijbestuur. De rest blijft eigendom van de kerkvoogden. Op de tekeningen van de kerk zijn met de kleuren rood en geel de eigendomssituaties precies aangegeven. Omdat de kerkvoogden enorme kosten hebben gehad aan reparaties en herstellingen wordt uit de dorpskas 500 gulden besteed, die reeds tegen kwitantie door hen zijn ontvangen. Het initiatief tot reparaties zal bij de kerkvoogden blijven. Helaas blijkt de overeenkomst niet getekend en komen er in latere jaren moeilijkheden over bij de verbouw van kerk en toren. Het Schoterlandse bestuur onttrekt zich aan deze niet getekende overeenkomst. Daarbij moet worden vermeld, dat in 1851 de grietenijen worden vervangen door de gemeenten met alle gevolgen van dien. Genoeg nu over de gedurige kwesties tussen de verschillende invloedrijke colleges.
De twee achterelkaarstaande en verbonden panden staan op een historische zeer interessante plaats. Op een plattegrondtekening uit het Dekema-archief (nr. 1754) met de uitnodigende titel “Caerte van de Caercke op ‘t Heeren Veen op de Camp after de school”, uit het jaar 1634 is dit de locatie van -‘t gemene huis - op een perceel van 8.1.2 diepte en 2.2.- breedte. Uitgaande van de koningsroede van 3.9127 meter, verdeeld in 12 voeten en de voet in 12 duimen als lengtemaat, levert dat een diepte op van 31.6547 meter en voor de breedte 8.5774 meter. Berekenen we daaruit de totale oppervlakte - aannemende dat er sindsdien niets zou zijn veranderd - dan komen we op circa 271,5150 m2 = 2 are 71 ca. De latere kadastrale grootte werd in 1832 gewaardeerd op 1 are 80 ca. Bij de plaatsgehad hebbende veranderingen dienen we dan te bedenken, dat in ieder geval de halve straat niet meer tot het eigendom behoorde en evenmin de helft van de vroegere kerkhofshaven, hetgeen eerder wel het geval was. Overigens stelt drs. D.M. Bunskoeke, dat de maten ook wel eens zouden kunnen zijn aangegeven in de Utrechtse roede van 3.76 meter. Als dat het geval is geweest, komen we uiteraard tot kleinere getallen: ruim 2 are 60 ca.
In zijn aflevering van 15 juli 1987, gebaseerd op fotonr. 3468 uit het foto-archief van het museum Willem van Haren, schrijft Dick Bunskoeke o.a.: "In 1636 spreekt men van "het Hooghuijs" alwaar toen een bord met Benthem uithing, wat zoveel wil zeggen dat daar toen een herberg van die naam was, op dezelfde hoek. In 1689 bleek die herberg afgebroken.
Veel later vanaf 1766 - volgens de speciekohieren - is de bewoner van het pand Jelle Pieters, afkomstig uit Leeuwarden, die in 1796 in kerkelijke stukken voor het eerst voorkomt met de familienaam Regnery. Hij wordt daarin opgevoerd als koopman, die een financiële verantwoordelijkheid draagt als administrerend kerkvoogd. Bovendien wordt hem ook een positie toebedeeld binnen de Municipaliteit van Aengwirden.
In maanden oktober tot en met december 1811 geeft de Leeuwarder Courant ons enig inzicht in de afloop van dit bezit van Jelle Pieters Regnery als H.L. van Eekma, “praktizijn bij de Regtbank ter eerste instantie in het Arrondissement Heerenveen” op de rol van de “Geregtelyke uitwinningen by des Arrondissements vierschaar” ten verkoop houdt de Huizinge met no. 6 op ‘t Heerenveen. Hendrik Ekkes, eveneens koopman, heeft redenen Regnery op deze manier te treffen. U moet dan denken aan te hoog opgelopen schulden. De kopers moeten zijn geworden Klaas Adams Korf en zijn vrouw, die het op 13 april 1812 doorverkopen aan Jacob de Looze, meester horologiemaker. De acte geeft een beschrijving, welke op deze prent voor een deel goed herkenbaar is: “een ruim voorhuis, zijdkamertje aan de Straat, waarin een bedsteed en kast; een kelderskamer met twee bedsteden en kasje; een kelder en keuken of doorlopende gang, met een bedsteed; een winkel hebbende eenen vrijen uitgang op de straat ten noorden; een bovenzolder, lopende van voren tot achteren over gedachte huizinge voorzien van een bedsteed, en op de plaats een stookhok; verders met put en regenwatersbak en uitlopend secreet”.
De Looze wordt in 1814 niet alleen horlogemaker en koopman genoemd, maar tevens ‘tapper’. Met hem heeft Heerenveen een kleurrijke figuur binnen haar grenzen gehad, die zijn sporen een halve eeuw in het zakelijke leven van de herbergen, logementen, tapperijen, e.d. heeft getrokken. Hij is regelmatig cliënt van het notariaat, maar soms ook van het gerecht. Zijn leven moet nimmer saai zijn geweest, zelfs als het hem fysiek minder voor de wind gaat, zorgt hij voor reuring ‘waarover bijna een boek valt te schrijven’. Niettemin is er ten aanzien van bovengenoemde ‘tapperij’ een eigendomsovergang vastgesteld in 1822. Klaas Luiten Krikke is door koop eigenaar geworden.
Rechts op de hoek staat het huis - Aengwirden nr. 31 - van Jelle Petrus Jacobus Greydanus, die in januari 1815 volledig eigenaar is geworden door de helft van het huis van zijn broer Harmen uit Wolvega over te nemen. Collega-notaris W.B. Kool van Heerens maakt de acte daarvan op. J.P.J. blijkt op 10 maart 1811 in een ingekomen stuk genoemd te worden als ‘keizerlijk notaris’. Hij is dan 25 jaar en 4 maanden oud. Dit is ook het huis, waar vader Petrus Greijdanus op 25 december 1814 overlijdt en de weduwe de jenever verschaft aan de werkers van de toren. Dochter Grietje Geertruida (1812) trouwt in 1832 met Giel Conelis de Vrieze, die later in ditzelfde pand zijn apothekerschap vorm zal geven. Oudere Heerenveners hebben aan het pand plezierige associaties met het assortiment van bazar “De Stad Parijs” of aan het Chinees-Indisch restaurant “Hong Kong” van Tak K. Chan (1972-1979).
We maken nog even een uitstapje naar de huizen op de achtergrond. Inderdaad, deze staan op de eerste Heerenwal en zelfs daarvan kunnen we aangeven wie er destijds wonen. In een Lijst van Gebouwen van Haskerland uit 1816 is het een huis, waarin twee gezinnen zijn gehuisvest. Als bewoners staan dan vermeld: Hendrik J. Boetje en Jacob J. Kokjen. In het repertorium van familienamen van 1812 staat Hendrik Jochums Boetje ingeschreven met een gezin van 3 personen. Voor Jacob Gerbrants Kokjen is een gezin van 5 personen genoteerd. Een meer aansprekende naam vinden we in een transportakte van 18 februari 1817. De koopman Sijbe Tuijmelaar wordt dan door koop eigenaar van het huis Heerenwal nr. 1. Een schitterend gegeven is dat het huis nr. 2 wordt bewoond door de schilder van dit tafereel Durk Piebes Sjollema. Het feit dat hij zijn achternaam op 29 januari 1811 in het Registre Civique van Nijehaske heeft laten vastleggen en op 2 en 7 maart in Nijehaske heeft laten registreren, betekent dat hij zich bewust moet zijn geweest van deze bijzondere afbeelding.
Maar ... er zijn nog veel vragen te stellen over deze boeiende afbeelding. Wie is die heer als ruiter te paard en wie de heer in de open calèche verderop in de straat ? Bent u ook zo nieuwsgierig naar de man met de krukken en het houten been ? Is het de marktmeester of is het de dorpsomroeper ? Verkoopt die mevrouw met het tafeltje links vooraan koek uit de mand onder haar tafel ? Hoe zit dat met het doorgaande verkeer langs de straat langs de kerk ?
Gelukkig mogen we heerlijk speculeren !!! Voor de datering zijn we langzamerhand overtuigd van een datum na 1816 !!! En het tijdstip van deze marktdag ligt duidelijk in de ochtend !!!
2012, december 2 - wibbo westerdijk - hip-backup
Interieur Crackstate-Gevangenis
HIP-TIME MAGAZINE 88
Inderdaad; deze foto heeft U meer gezien. In alle boeken, krantenartikelen en publicaties over de gebeurtenissen in Heerenveen in de Tweede Wereldoorlog vindt U een beschrijving van foto-object 01823 uit het Museum Willem van Haren. Het is één van de zeldzame interieurfoto’s van de centrale ruimte van de gevangenis achter Crackstate.
R.Boltendal heeft in zijn boek over de geschiedenis van Heerenveen “De Heeren en de anderen” op bladzijde 217
als bijschrift de volgende tekst geplaatst: “De cellenafdeling van het Huis van Bewaring achter Crackstate. Het gebouw is later afgebroken om ruimte te krijgen voor de uitbreiding van het gemeentehuis”. In een uitgave ter gelegenheid van de onthulling van het gedenkteken ter herinnering aan de slachtoffers van de voormalige gevangenis achter Crackstate onder redactie van drs. A.T Geerdink, directeur van het Museum Willem van Haren in april 1995 staat op bladzijde 8 bij de paginagrote afbeelding: “Het interieur van het hoofdgebouw van de Crackstate-gevangenis”. De titel van de publicatie “Oord van verschrikking. De gevangenis achter Crackstate 1944/1945” vertelt van de gruwelijke en onmenselijk behandeling door de duitse bezetters.
Als de Staat der Nederlanden op 7 november 1832 een schriftelijke volmacht verleent aan de heer Staatsraad, gouverneur van Friesland, J.A. Baron van Zuijlen van Nijevelt, en dat notarieel laat vastleggen door Heerenveens notaris Gauke Peeting, is het doel de koop en overdracht van een ‘groot heerenhuis met aanhorigheden “Crackstate” genaamd’. Het ministerie van Binnenlandse Zaken wil in het pand een ‘Paleis van Justitie (voor de Rechtbank van eerste aanleg en het Vredegerecht) vestigen met daaraan verbonden een ‘Huis van Arrest’ en een ‘Huis van Bewaring’ voor 30 gevangenen. Voor de laatste twee functies is het nodig dat het gebouw een aan-en verbouw ondergaat, waarvoor een aanbesteding wordt gehouden op 18 januari 1833 aan het lokaal van het Gouvernement te Leeuwarden. Heerenveens timmerman Anne Meints Dijkstra weet de opdracht in de wacht te slepen voor fl.11.000,-. De verbouw van “Crackstate” betreft onder meer op de bovenverdieping een ‘kamer voor correctioneel veroordeelde mannen en jongens’ (voor 4 personen), idem voor vrouwen en meisjes (4 personen), twee ziekenkamers en een kamer voor veroordeelden lichte graad. In de nieuwe aan-of uitbouw van de benedenverdieping zijn er vier vertrekken voor gevangenen (in de terminologie van toen: ‘passerende mannen’, ‘passerende vrouwen’ en zware gedetineerden van beiderlei kunne). Verder is er een wandelplaats (of luchtplaats) gecreëerd van 13 bij 13 meter met een ringmuur.Voor de cipier-concierge (en zijn assistenten) zijn in de noordoostelijke benedenkamer woon-, keuken-en wasfaciliteiten beschikbaar. Tot 1888 blijkt deze indeling - met uiteraard kleine verbeteringen in de loop van bijna 60 jaar - houdbaar. In een uitgaande brief van het College van Regenten van het Huis van Bewaring te Heerenveen
d.d. 23 oktober 1886 wordt evenwel een klacht over de gebrekkige en ondoelmatige inrichting geuit. Er zijn 7 cellen, zodat soms zelfs zieke en gewone gevangenen in dezelfde cel zitten, omdat er geen ziekencel is. Voor de behandeling van zieken en speciaal besmettelijke zieken maakt de Heerenveense arts Dr. Hessel zich bijzonder sterk door o.a. aan de Minister een brief daarover te schrijven. De grote verandering wordt ingezet bij de Staatsbegroting voor 1889 als de krant De Tijd van 29 juli 1888 laat weten, dat in het Hoofdstuk IV (Justitie) wordt uitgetrokken: “... fl.17.000 als eerste termijn van een som van fl.60.000 voor de stichting van een nieuw huis van bewaring te Heerenveen en verbouwing van de tegenwoordige gevangenis tot localiteiten voor rechtbank en kantongerecht, ....” Enkele maanden later bericht Het Nieuws van de Dag op 31 oktober 1889, dat op de bouw het laagst is ingeschreven door de firma J.B. Welmers te Gelselaar en J. Polman te Delden voor fl.43.737,-. De heren uit Gelderland zoeken voor de glas-, verf-en behangwerken nog een onderaannemer via een aanbesteding in het Logement van J.P. Fonk te Heerenveen op woensdag 15 januari 1890. Nadat de herbouw van het Huis en de inrichting daarvan zijn voltooid besluiten de regenten in hun avondvergadering van 2 april 1891, waarbij ze de procedure afronden met een visuele inspectie, de bevolking uit het oude ‘gesticht’ op de 4e april over te brengen. Met trots wordt gemeld, dat het nieuwe gebouw is voorzien van gasverlichting.
De trots op de aanwezigheid van een rechtbank in het Heerenveen en dan met name in Crackstate slaat om in verontrusting en teleurstelling als de Leeuwarder Courant op 20 februari 1923 melding maakt van een ingediend wetsontwerp, die de opheffing beoogt van de rechtbanken in Zierikzee en Heerenveen ! Bezuiniging is het motief voor deze reorganisatie. Terwijl een onderzoekscommissie nog bezig is, worden er al maatregelen genomen om het arrondissement Heerenveen op te delen onder Leeuwarden en Zwolle. Zodra de ernst van deze maatregel doordringt bij de bevolking worden er acties begonnen en protestvergaderingen belegd door zeer veel verschillende instellingen en organisaties. Het brede draagvlak leidt tot het indienen van een adres bij de Eerste en Tweede Kamer. Zelfs de gedeputeerden van de Friese Staten achten de optie van de bezuinigingen zeer problematisch. Zeer veel burgemeesters van de zuidelijke gemeenten in Friesland sluiten zich aan bij het protest. Het blijkt allemaal vergeefs, want op 22 juni 1923 wordt het Koninklijke besluit afgekondigd in ‘Staatsblad’ no 315, waarbij als datum van de in werking treding van de wet is gesteld op 1 september 1923. Het daadwerkelijk verhuizen van de ‘dossiers’, ‘portefeuilles’ en ‘folianten’ uit het Paleis van Justitie op de 30e en 31e augustus naar Zwolle en Leeuwarden is voor de Leeuwarder Courant reden om zelfs daar een bericht op te nemen in de krant. Uiteraard heeft dit ook enorme gevolgen voor de functie van het ‘Huis van Bewaring. Het gebouw komt ‘leeg’ te staan.
Laat nou uitgerekend ‘DeTelegraaf van 24 Januari 1928’ als enige Nederlandse krant in een rubriek “Leger en Vloot” een voor Heerenveen bijzonder hoopgevend bericht plaatsen. De Divisiecommandant van het wapen der Marechaussee te Groningen, de districtscommandant van dat wapen te Leeuwarden, een hoofdofficier en Fortificatieopzichter van het wapen der Genie te Utrecht hebben hun oog laten vallen op het ‘vroegere’ Huis van Bewaring te Heerenveen. Zij hebben enkele dagen geleden gekeken of het gebouw geschikt is om in te richten tot kazerne van de Heerenveense brigade van de bereden marechaussee.
Ambtelijke en in het bijzonder ‘rijks’-molens draaien in die tijd verbazend langzaam, want pas op 28 maart 1930 geeft het Nieuwsblad van Friesland het bericht, dat het Rijk per 12 mei de huur van de kazerne aan de Fok niet verlengd. Voor de commandant is een bovenwoning gehuurd op de Heerenwal en de manschappen en hun paarden worden ondergebracht bij een herbergier in de Schans. In een later bericht blijkt de wachtmeester te wonen in een gedeelte van een huis aan de Fok.
Notaris J.W. Schippers brengt - in opdracht van de Gebr. Aberson, architecten te Steenwijk, die niet alleen de bouwers maar ook de particuliere eigenaren van de kazerne aan de Fok zijn - het complex ter veiling. Op 8 april 1930 komt de kazerne, met paardenstal, erf en grond, samen 10.80 are groot, bij café “Paul Kruger” ter beschikking. Hoogste bieder is J. Bosma, architectenbureau te Drachten én Heerenveen, met een bod van fl.10.002,- in opdracht van een niet genoemde lastgever. De gunning wordt zeven dagen aangehouden en uiteindelijk niet toegewezen. De Aberson’s hebben hun plannen gewijzigd: de woning wordt verhuurd en de stallen komen via onderhandse koop in het bezit van de Gebrs. van der Meulen, die grossiers worden genoemd. De ‘fabriek’ die de Gebrs. van der Meulen er vestigen blijkt een ‘vetsmelterij’ te zijn.
Het jaar 1931 wordt een verwarrend jaar voor de degenen, die benieuwd zijn wat er met het Huis van Bewaring gaat gebeuren. Voor degenen, die betrokken zijn bij het gebeuren en regelmatig kennis nemen van de gemeentelijke ‘afkondigingsvitrine’, zien in januari 1931 het besluit van de 13e hangen. Daarin wordt onder nr. 1073 vergunning verleent aan de Staat der Nederlanden op het kadastrale perceel A-5751 tot het verbouwen van het Huis van Bewaring tot marechausseekazerne. Lezers van het landelijke kranten Algemeen Handelsblad, De Telegraaf en Het Vaderland worden daarover op de 17 januari bijgepraat. De leukste formulering valt te lezen in het laatstgenoemde blad onder het humoristische kopje: “De marechaussee zelf in de gevangenis.” Regionaal geeft de Leeuwarder Courant zelfs een tamelijk uitgebreid overzicht van het gepasseerde in een bericht van de 16e januari en noemt ook - naast de gevangenis in het centrum - de bekeken optie van de decentraal gelegen Rijkskweekschool aan de Thialfweg. Uiterst merkwaardig is dat het Nieuwsblad van Friesland over dit plan met geen woord rept.
Gelukkig krijgt de Hepkema de kans zich te revancheren op 17 augustus 1931 met het bericht, dat er besprekingen gaande zijn over de verkoop van een bouwterrein aan de Verlengde Dracht voor de bouw van een ‘nieuwe’ marechausseekazerne. Eén dag later voegt De Telegraaf daaraan toe, dat het aan de westzijde van de Rijksstraatweg is en dat er aan de verbouw van de voormalige strafgevangenis teveel bezwaren zijn verbonden. Op de 21 november is het opnieuw de Hepkemakrant, die een principiële overeenstemming meldt tussen het gemeentebestuur van Schoterland en de betrokken minister. Op de hoek van Verlengde Dracht met de Oude Molenweg laat Schoterland een kazernement bouwen en her rijk gaat dat huren voor fl.3100,- per jaar. Moeilijkheden met het lenen van geld zorgt voor opnieuw uitstel, maar als de Bank voor Nederlandse Gemeenten bereid wordt gevonden fl.46.000,- te financieren stelt B. en W. de raad voor hen te machtigen. Op 25 november wordt na debat én stemming met 14 stemmen vóór en 3 tégen het voorstel aangenomen. Rest nog te vermelden, dat de aanbesteding voor de bouw van de kazerne op maandag 20 maart 1933 in Oenemastate op het Gemeenteplein plaats vindt.
Terug nu naar ons ‘voormalige’ Huis van Bewaring’, die vanaf 1923 niet is gebruikt en bovendien in 1931 niet is verbouwd tot kazerne. Dat geeft vanaf nu ruimte voor ander gebruik en andere doeleinden. Daarover worden we pas geïnformeerd in een Hepkemabericht van 4 januari 1936. De directeurswoning (het voorste, lage gedeelte)wordt nog wel bewoond en een van de grotere gevangenisvertrekken wordt inmiddels gebruikt voor repetities van een muziekcorps en een mandolineclub. Het noordelijke, achterste gedeelte wordt gebruikt als stoffeerderij van de firma Wierda en Van der Werf en een andere gedeelte als opslagruimte voor de firma Sybren Potma van de ‘Stad Parijs’. De J.V.O. (Jeugdbond voor Onthouding) - drankbestrijding - houdt hier haar vergaderingen en een andere ruimte is ingericht als lokaal voor sljödlessen van de heer Wierda. Verder wordt er door de Zweefclub Heerenveen, een onderafdeling van de Eerste Friesche Luchtvaartvereeniging een zweefvliegtuig gebouwd. Zelfs boekbinderij en papierhandel Sijtsema vestigt zich per mei 1936 op dit adres Oude Koemarkt 18.
De oorlogsdreiging in 1939 zorgt ervoor, dat de luchtbeschermingsorganisatie haar oog eveneens laat vallen op de gevangenis. Het is zeer geschikt als schuilplaats door haar degelijke bouw en er worden uiteraard een aantal voorzieningen gedaan om er een veilige bergplaats te creëren voor zowel personen als archiefmateriaal.
De afsluitende regels willen we deze keer wijden aan het ‘lezen’ van de opvallende bouwkenmerken. We doen dat met de hulp van fotograaf Piet Wiersma, die het museumarchief heeft verrijkt met fotonr. 01371 genomen vanuit de K.R. Poststraat met als flankerende panden de Schouwburg en het gemeentehuis ‘Crackstate’.
Het beeld met het ramenpatroon in het bovendeel van de achtergevel - twee rijen van drie ramen vlak naast en bovenelkaar - wijst ons de weg tot de juiste interpretatie: de interieurfoto is gemaakt van zuid naar noord ! Verder ziet U aan weerszijden van het rompgebouw van de gevangenis een uitbouw. De rechter wordt in die jaren gebruikt ten dienste van de gemeentereiniging en de linkse door de Heerenveense Brandweer. Op de linkse foto ziet U een wagen van de gemeentereiniging.
2014, aug.3 - wibbo westerdijk - hip-backup
Hotel Smid 1939-1972 Hip-time 112
HIP-TIME MAGAZINE112
Een enkele keer krijg je het idee voor een verhaaltje voor de HIP-Time Magazine in de schoot geworpen. Zo komt een paar maanden geleden werkgroeplid Alie van Dijk plotseling met een envelopje, waarin een dertigtal kiekjes blijken te zitten. Op een aantal daarvan staan wat gegevens en Alie geeft aan, dat het afkomstig is van een goede bekende van haar. Wat de foto’s blijken gezamenlijk te hebben, is hun relatie met de familie Jan Smid (geb.te Weststellingwerf), exploitant van “Hotel Sportpark” aan de Schans 11a. Ik mag ze scannen voorzover ze van waarde zijn voor onze historische achtergronden. Daarna krijgt Alie ze terug om ze terug te bezorgen, maar wel met de vraag of zij nog informatie los kan peuteren over sommige beelden.
Het eerste beeld is uit het jaar 1970 in een bladerloze setting. Het zal aan het einde van de winter zijn. We kennen allemaal de kade van de tweede Heerenwal met een opslag van tonnen (van oliehandelaar Beuving) en een witte particuliere auto met daarachter het brugwachtershok en de brugwachterswoning aan het begin van de Dubbele Regel. Tussen de brugwachterswoning en het huis van de vroegere bewoner Vriesema zien de Verlengde Heerensloot en de bebouwing tussen de Heerensloot en de Leeuwarder Straatweg. Tegen de uitermate grijze lucht zien we de masten voor de hoogspanningskabels, die komen van het grondstation van de electriciteitscentrale aan de Schans (de vroegere grintweg). Het meest prominent is niettemin het markante hotel en zelfs - op deze allerminst heldere foto - met de reclamezuil van Caltex.
De gebeurtenis van de plaatsing blijkt in de Friese Koerier van 13 november 1958 te leiden tot de krantenkop: “In de Schans kwam nieuw benzine-pompstation”. Weliswaar wordt het nieuwe . benzine-station van Caltex naast café Smid zonder vertoon in gebruik genomen en er wordt nog even gemeld, dat een plan om er een servicestation te stichten geen genade heeft kunnen vinden van de kant van de gemeente. Wel wordt er op gewezen, dat het pompstation gunstig is gelegen. Het bestaat ondergronds uit drie tanken; één voor benzine, één voor super-benzine en een andere voor dieselolie. Bovendien is er ruimte gereserveerd voor een pomp voor gemengde smering. Verder hoort er een bescheiden kantoortje en een bergplaats voor smeerolie bij. De blikvanger voor het verkeer wordt gevormd door een grote Caltex-lichtzuil en de bediening zal worden toevertrouwd aan vrouwelijk personeel.(foto 2)
De gelukkige eerste klant is Klaas Mulder, eigenaar van een Volkswagen-kever met kenteken ZT-31-34, wordt bediend door Marie Veldhuizen ( dienstbode)
Een kiekje uit 1974 (foto 3) levert de gegevens voor een nieuwe leverancier. Althans zo lijkt het, maar het blijkt iets te kunnen worden genuanceerd. Sinds 1934 hebben de Chevron en de Texaco - beide oliemaatschappijen - samen een dochterbedrijf met de naam Caltex, welke de raffinage en de verkoop buiten de Verenigde Staten coördineerde. (Met dank aan Wikipedia Die pomp voor gemengde smering voor de bromfiets wordt in juli 1974 vernield en leeg gestolen, maar snel weer gerepareerd, waar de rechtse foto van getuigt. Over de daders hebben we in de kranten niets kunnen vinden.
Bij het raadplegen van de adresboeken en de woningkaart worden we gewaar, dat het adres van het café in 1922 voor het ‘café, stalhouderij en verhuizingen’ van Hessel Hielkema het huisnummer Schans 29 wordt gehanteerd. Het adresboek van 1934 reserveert voor J. Hielkema en H. Hielkema het adres Grintweg no. 1. De ‘Heerenveen-één’ operatie heeft voor de nieuwe exploitant Jacob IJpeij, die per 12 mei 1934 de exploitatie van het café heeft overgenomen, meteen ook een nieuw huisnummerbordje beschikbaar. Per juli wordt het adres Grintweg 3 onder het dorp Terband. Immers de gemeentegrens wordt verlegd verder naar het westen en zo gaat garage Vriesema behoren tot het dorp Terband. Deze krijgt nu het huisnummer Grintweg 1.
Omdat Jacob IJpeij zijn contract op 22 februari 1939 beëindigd - hij vertrekt per die datum uit het café - krijgt Jan Smid, komend uit Wolvega, de kans het kasteleinschap over te nemen. Het kadaster registreert een verkoop ten faveure van Jan Smid in het dienstjaar 1940. We mogen op grond van de woningkaart van het adres Schans 11a aannemen, dat Smid tot 3 januari 1972 het bewind heeft gevoerd over hotel “Sportpark”. Daarna vestigt hij zich op Schans 13, welk pand in 1970 is verbouwd naar een plan van architect Tj. Hoogeveen.
Bij de ter inzage ontvangen foto’s zijn er een aantal interessante deelverzamelingen, die de moeite waard zijn om even onder de loupe te leggen. Allereerst is daar de gebeurtenis, waar dochter Marrij Smid een hoofdrol speelt (foto 4). Zij is het meisje met de-schaar-op-het-kussen, dat ter gelegenheid van de heropening van de nieuwe Terbandsterbrug op 24 september 1948 de Commissaris der Koningin de schaar mag presenteren om het lint door te knippen. Zij is zich duidelijk zeer bewust van die vererende opdracht en bepaald camerageniek te noemen. Want gelooft U ons, dat het niet meevalt om tijdens de redevoering van de pommeranten geconcentreerd te blijven.
Dan is er ook de geheel verbouwde nieuwe eetzaal.(foto 5) Een bouwvergunning van eind 1963 spreekt van vernieuwing en uitbreiding van de keuken en de restauratieafdeling van het hotel-café-restaurant. Constructiebedrijf IJbema te Tijnje en architect Tj. Hoogeveen pakken de zaak aan en de westelijke zijgevel van de aanbouw wordt daardoor gewijzigd. W kunnen U geen oordeel geven over de kwaliteit van de inrichting van de betreffende ruimte.
Naast de gebruikers van de eetzaal heeft Hotel-Café Smid ook zijn vaste klantenkring voor de gelagkamer, waar de biljartclub (foto 6) regelmatig met veel plezier haar bijeenkomsten organiseert. Dit ongebruikelijke beeld met enkele bekers op het groene laken is duidelijk geënsceneerd. Namen, voorzover Jan Willem Smid zich herinnert, zijn van rechts naar links: Jan Smid, dan een kappersbediende,(naam weet Jan niet meer, wel dat hij naar Amsterdam is verhuisd en daar trambestuurder is geworden), daarnaast 2 onbekende heren en dan Marie Veldhuizen, de heer Braam (depothouder van Amstelbier,) Jelle van der Velde, kruidenier in Iepenlaan en als laatste Langenberg, notarisklerk.
Het schilderstuk achter dit tafereel maakt nieuwsgierig. Het lijkt een zeer landelijk tafereel en suggereert een schoorsteenstuk te zijn.
Het valt aan te nemen, dat de keuken de basis is voor de culinaire tevredenheid van de klanten van de eetzaal."De twee beelden van de aktiviteit in de nieuwe keuken laten in ieder geval zien op de bovenste foto (foto 7): v.l.n.r. Wiep Veenstra; Zus v.d. Velde; Marie Veldhuizen; moeder Smid, en op de onderste foto (foto 8): v.l.n.r. Zus v.d. Velde; Wiep Veenstra; Marie Veldhuizen.
Tenslotte: de basis van een goed lopend bedrijf is de personele bezetting. Uiteraard zal deze in de lange exploitatieperiode stellig wisselingen hebben ondergaan. Links op de foto (foto 9) staat links Fokke de Roos, in het midden Marie Veldhuizen en rechts achter de tap Bauke de Vries.
Afsluitend willen we U nog voorstellen aan de personen, welke hebben gezorgd voor het bestaan van het Hotel Smid. De namen achter op de betreffende foto’s (foto 10) zijn onze gids, omdat wij de exploitanten persoonlijk niet hebben gekend. De man met bril op beide foto’s in Jan Willem Smid in het midden Moeder Smid en daarnaast Johan Sietsma (die op bezoek was uit Amerika en voorheen woonde op de Leeuwarderstraatweg naast de Christelijke school)
2015, juli 26 - wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Alie van Dijk c.s.
2018, januari 14: Aanvullingen en correcties aangeleverd op 14 januari ( inmiddels in de tekst verwerkt) door Jan Willem Smid, waarvoor hij deze HIP-Time 112 nog waardevoller maakte, hiervoor hartelijk dank!