Surinamesingel
HIP-TIME MAGAZINE 44
Surinamesingel
Kijken we naar fotonummer 06743 uit de collectie van het Museum Willem van Haren dan kijken we naar een professionele opname van fotojournalist Dick Verton ! De eerste vraag die bij ons opkomt ligt voor de hand: is dit een luchtfoto (misschien vanuit een ballon?) of mogen we aannemen, dat Verton op het balkon heeft gestaan van één van de Muntflats. De meest oostelijke van “De Drie Gebroeders” - zoals de drie 14 verdiepingen hoge flats vanaf de bouw al worden genoemd - is de meest waarschijnlijke: dat is ‘Romsicht’ ! Hoe dan ook, Verton is er zeker in geslaagd om de lange strook langs de oostkant van de spoorlijn goed in beeld te brengen.
De heer Cees de Wolff liet in 1963 een woning en een fabriekshal bouwen aan de Hesselstraat. Op deze plaats heeft ooit een watermolen gestaan. Bij de bouw van de woning vindt men in de grond nog oude fundamenten van deze molen. In 1965 moet die fabriekshal van de heer De Wolff alweer worden uitgebreid voor zijn uitdijende konstruktiewerkzaamheden. De bestaande hal wordt dan langer gemaakt en er wordt een tweede hal bij gebouwd. Inmiddels is het bedrijf verplaatst naar It Dok 2 op Bedrijventerrein Kanaal, waar de meest uiteenlopende producten uit de gigantische hallen te voorschijn komen: schepen, hekwerken, bordessen, windmolens, etc. De Holding B.V. staat sinds 1993 ook bekend als De Wolff Verenigde Bedrijven B.V. Senior Cees is opgevolgd door zijn zoons Cees en Jan.
Inmiddels is het aanzien van hun Hesselstraatlocatie behoorlijk van aanzien veranderd door de bouw van de “Kempenaerstate”, de seniorenflats en de gebedsruimte met de minaret van de Turkse moskee “Diyanet Vakfi”. Evenwijdig met spoorsloot en spoorbaan loopt de Surinamesingel, welke is aangelegd in 1958 en waarvoor de raad besluit tot de naamgeving op 17 maart 1958. Diezelfde 17e maart hebben ook de andere straten van de ‘West-Indische buurt’ hun naam gekregen: Arubastraat, Bonairestraat, Curacaostraat, St. Eustatiusstraat, Sabastraat en St Maartenstraat.
Op deze foto is er nog geen sprake van de in 1996 aangenomen naam ‘Antillenstraat’ voor de ontsluiting van de woningen op het sterk gedecimeerde volkstuinencomplex bij de Rottumerweg.
Aan de oostkant van deze strook is als natuurlijke scheidingsgrens nog altijd aanwezig de herinnering aan de Kempenaerswyk als een langgerekte vijverpartij, met ten westen parallel daaraan de Francijntje de Boersingel en de baronesse de Vos van Steenwijksingel. Jonkheer Onno Reint van Andringa de Kempenaer, die eigenaar is geweest van het buiten ‘Jagtlust’ in Oudeschoot en exploitant van de modelboerderij die daarbij hoort, laat op de ‘opstrekkende’ kavels vanaf die boerderij een wijk graven naar de Veenscheiding. Ter hoogte van het Rottumer voetpad en in het Breedpad worden bruggetjes gelegd. Zelf spreekt jonkheer de Kempenaer, die in het eerste deel van de aanleg vanaf de Veenscheiding samenwerkt met de heer Tuymelaar, van de ‘Jagtlusteropvaart’. Die aanleg is tot stand gekomen in of kort vóór 1862. De functie van die vaart blijkt gericht op de aanvoer van mest, hooi, enz. en de afvoer van landbouwproducten, hout, enz. door middel van pramen. (SCO 2476) Later wordt de wijk consequent aangeduid als ‘Kempenaerswyk’.
De kinderrijke buurt komt zeer verdrietig in het nieuws als er kort na elkaar zes kinderen te water raken, waarvan eentje verdrinkt. In een jaarvergadering van de buurtvereniging “Plan Zuid” in maart 1962 wordt door de buurtbewoners aangedrongen op het aanbrengen van afrasteringen langs de Kempenaerswijk, de Spoorsloot en eventueel het ‘Roomse Gat’. Ook wordt gepleit voor een afsluitbaar speelterrein tussen de Baronesse de Vos van Steenwijksingel en de Surinamesingel.
Inmiddels is er door de bouwvereniging gedurende de laatste tien tot vijftien jaar een renovatie-en kwaliteitsslag uitgevoerd, die het aanzien van deze strook bewoning grondig heeft gewijzigd. In de onlangs gehouden tentoonstelling over ‘Heerenveen-midden’ in de HIP-afdeling van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek aan het Burg. Kuperusplein heeft u zich daarvan kunnen overtuigen.
Tussen het vele jonge voorjaarsgroen door ziet u de contouren van de bekendste gymnastiek-en sportzaal van ‘Plan Zuid Heerenveen’. Op de schooldagen is het heel lang gebruikt door de kinderen van de scholen en ‘s avonds en in het weekend is de sport van de jaren vijftig en zestig daar op een hoog nivo beoefend. Het is de thuisbasis van de volleybalclub PZH geweest ! De school waaraan deze zaal is gekoppeld draagt als officiële naam ‘Kempenaerschool’, maar de wijkbewoners zelf spreken van de ‘Halschool’ of naar de destijdse schoolhoofden ‘School van Delden’ en ‘School Dijksma’. Vergeet ook niet de geweldige animo van de wandelgroepen van de Kempenaerleerlingen door de drive van o.a. groepsleerkracht Zwier Dijkmeijer.
Aardig detail op deze foto is de van Wolvega komende trein op het dubbelspoor. In die tijd is dat steeds net voor het volle uur geweest, naar ik me meen te herinneren. Nog zo’n opvallend detail is het voetpad tussen de spoorsloot en het speelveld van het Bornego-college, en verderop lopend langs voetbalvelden van de v.v. Nieuweschoot tot aan de Rottumerweg. Menige hond heeft daar zijn baasje uitgelaten. Trouwens er loopt ook nog het haaks daarop liggende pad langs het trainingsveld van Nieuweschoot. Zelfs de plaatselijke softbalvereniging The Peattown Peppers heeft daar nog enige jaren hun trainings-en wedstrijdaktiviteiten kunnen botvieren. Het pad overigens komt uit op de Ds. Kingweg ter hoogte van de oversteek naar de Gruttostraat.
Tenslotte attenderen we ook nog even op de boven het groen uittorenende flats in de zuidelijker gelegen wijk De Akkers.
2013, februari 10 - wibbo westerdijk - hip-backup
Straatmeubilair is historisch randverschijnsel
HIP-TIME MAGAZINE 94
Kiosken 1925-1969
Sommige onderwerpen zullen in de algemene historische werken ten eeuwige dage een weeskinderenstatus blijven vervullen. Daartoe horen ongetwijfeld de verschillende vormen van straatmeubilair van de bewoningscentra. Vooral wanneer het architecturale uitingen betreft uit de catalogus van de grootwinkelbedrijven op dit terrein, welke zelden de monumentale status zullen verwerven.
Deze prentbriefkaart uit de collectie van het museum van de Kolk aan de Lindegracht (onder nr. 28) met datumstempel van 5-VII-1950 toont ons aan de walzijde van het Haringspad zo’n opvallend nietszeggend stuk straatmeubilair, welke niettemin onze nieuwsgierigheid wekte. Wat doe je dan in eerste instantie ? Je gaat de prentbriefkaartenverzameling van het museum bekijken ! Zijn er meer afbeeldingen die misschien vanuit een ander perspectief informatie leveren? Conclusie van die exercitie: zeer weinig ! Gelukkig kunnen we daarna onze zoektocht voortzetten in het fotoarchief. De belangrijkste vondst daarbij is fotonr. 819. Vanuit een bovenraam van het hoekpand is het onderstaande tafereel te bewonderen.
Het moet omstreeks 1950 zijn geweest, misschien zelfs iets eerder. De beide auto’s schatten we in als Ford’s type Prefect uit 1948 en de gevel van het hoekpand is nog niet gewijzigd in verband met verbreding van het Breedpad. Voor de datering van de kiosk zijn deze weggebruikers van belang. In het dossier 608-3 van de gemeente Heerenveen uit 1955 wordt gesproken van de amovering van de kiosk bij de hoofdbrug. In de communicatie van de dienst Gemeentewerken met B. en W. wordt gemeld, dat de eigendom van de kiosk naar de gemeente is overgegaan in 1947. Het is niet duidelijk welke organisatie deze kiosk heeft tot stand gebracht. Uit de correspondentie blijkt de kiosk te zijn verhuurd aan de Bruna Kioskenonderneming en Lectuurcentrale te Utrecht. Gemeentewerken Heerenveen geeft drie redenen aan B. en W. voor de afbraak van het gebouwtje. Het heeft een storende invloed op het straatbeeld; het uiterlijk van het gebouwtje is onesthetisch en het is een belemmering voor het verkeer en het uitzicht ter plaatse. Bovendien is hotel Vernimmen absoluut niet blij met het gebouwtje voor zijn deur met de daarin aangebrachte twee urinoirs.
De laatste foto van pagina 1 (met dan nog Hotel-Café-Restaurant Groen) die het bouwproces van de nieuwe hoofdbrug laat zien in 1933, toont duidelijk aan, dat de kiosk reeds daarvoor aan het Haringspad is verrezen. Wanhopig zoekend naar wanneer dat gebouwtje dan wel is tot stand gekomen, is er geen enkel krantenbericht op www.delpher.nl of op www.krantvantoen.nl te vinden, die ons daarover nieuws verschaft. Wanneer ook de bouwvergunningen van de gemeente Schoterland het laten afweten, wordt het een hachelijke onderneming voor ons amateurs daarover wat te vinden. Maar door een plotselinge geniale ingeving vinden we toch nog een opmerking - en dus toch in de krant - in het raadsverslag van Schoterland van 6 december 1928. Daar spreekt de heer Van der Kam woorden van waardering aan het adres van B. en W. over hun aanpak van de volkshuisvesting en het woningvraagstuk, doch hij keurt de houding van B. en W. volledig af bij het plaatsen van een kiosk bij de hoofdbrug te Heerenveen. De raad is terzijde geschoven en de overheid heeft zich gemengd in de onderlinge concurrentie voor wat betreft de distributie van een bepaald artikel. Dat is bestuurlijk en politiek gezien een doodzonde ! Zowel het Nieuwsblad van Friesland als de Leeuwarder Courant doen ons daarvan kond. Terug naar het dossier van de voorgenomen afbraak van 1955. Op dat moment is huurder de Algemene Spoorwegboekhandel, die zich bewust is van een opzegtermijn van vier weken. Gemeentewerken pakt meteen door, want op 5 november 1955 gaat er al een opzegging naar de Bruna Kioskenonderneming en Lectuurcentrale te Utrecht, die op 6 december de kiosk moet hebben ontruimd. Er wordt ook naar de toekomst gekeken, want B. en W. vinden toch wel dat de urinoirs hun nut hebben. De directeur gemeentewerken suggereert een tijdelijk oplossing op het terrein van de boerderij van Bakker midden op de Dracht (Boerehek) en stelt bovendien dat bij de Kolkdempingsplannen een ondergrondse voorziening bij de hoofdbrug een optie zou kunnen worden. Bovendien zijn er voorlopig ook nog urinoirs aan de K.R. Poststraat en bij het Burgemeester Kuperusplein. Zodra de raad zich er over mag uitspreken pleit raadslid de Jong voor een alternatief bij het Gemeenteplein (markt). Wisman vindt de huuropzegging zeer voorbarig en raadslid Zandstra pleit zonder meer voor behoud, omdat bij het hotel ook een belangrijke stopplaats is voor de bus. Uitbreiding met een damestoilet lijkt hem tevens zinvol. Raadslid Klaren verruimt het probleem door daarin ook het brugwachtershok te betrekken aan de Breedpadzijde van de hoofdbrug. B. en W. gaat na deze kritiek opnieuw in beraad met gemeentewerken. Het is duidelijk, dat dat beraad geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, want de kiosk is nog datzelfde jaar 1955 afgebroken en afgevoerd.
De onderstaande foto is tussen 1928 en 1933 gemaakt, dus voor de vervanging van de hoofdbrug. De metalenophaalbrug uit 1880 zal worden weggehaald en er komt een basculebrug voor in de plaats. (archief MWvH.)
AUTHENTIEK KIOSKNIEUWS HEERENVEEN
In de verzameling documenten van het museum bevindt zich een reclamekaartje met als tekst: ‘Opening der “Heerenveensche Kiosk”. Zaterdagmiddag a.s. 2 uur: groote sorteering Sigaren en Sigaretten, Pijpen in etui’s enz. Beleefd aanbevelend, Chr. Jager. Iedere 25e kooper ontvangt een verrassing’. Chris Jager pakt het meteen groots aan met een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 29 januari 1929: "De Heerenveensche Kiosk geeft iedere 50e koper een tabakspijp cadeau.” Tevens iedere 200e koper een fraaie pijp in etui. Degene die vanaf 26 januari tot en met 9 maart het meest in de kiosk koopt, mag een schitterend nieuwe Pathéfoon in ontvangst nemen. De tweede ontvangt een fraaie pijp in etui, t.w.v. f 25. De derde krijgt een luxe kist sigaren t.w.v. f 15. Tengevolge prijsbederving bij anderen worden ook bij mij pijpen beneden de verkoopprijs verkocht.
Conclusie volgens de eeuwigdurende kalender is dat de openingszaterdag de 26e januari 1929 is geweest ! Bijna zou je gaan denken, dat het vliegtuig van K.L.M. Aerocarta het de moeite waard vond om de kiosk vast te leggen op hun eerste centrumfoto van Heerenveen. Helaas is dat pas twee jaar later in 1931 (met fotonummer 7140) het geval, maar het staat er dan ook overtuigend op. Chris Jager, die later uitgever wordt van de naoorlogse Heerenveense Courant, is dus de eerst bekende exploitant.
Een tweede exploitant van de kiosk bij de hoofdbrug blijkt uit een advertentie in Van der Schaar’s Advertentieblad van 6 mei 1937. Dit reclameblad kopt met "De Kleine Zaak met de groote sortering is en blijft 'De Kiosk' bij de Hoofdbrug Heerenveen”. Meer dan 80 verschillende merken sigaretten worden door A. Piek aangeprezen. Het is duidelijk dat de kranten en tijdschriften een bijhandel zijn. Hoofdzaak is de tabakshandel. Laat dat duidelijk zijn.
Middels een artikel in de Heerenveense Koerier van 16 november 1955 komt dan tot ons het nieuws “ Kiosk bij de Hoofdbrug gaat verdwijnen”. In dit stuk wordt wel weer gesproken van de ‘lectuur-kiosk’, die lang geleden al op nominatie stond eenmaal gesloopt te worden, maar daarna zijn bestaan nog acht jaar wist te rekken. De heer Kuyt (de derde bekende exploitant) heeft van de gemeentelijke autoriteiten aanzegging gekregen het gebouwtje uiterlijk 6 december te ontruimen. Met het nog maar kortgeleden geverfde gebouwtje verdwijnt de enige lectuur-kiosk in het hartje van Heerenveen.
Wat valt er over ‘Kiosken in Heerenveen’ nou nog meer te melden ? Niet zo verschrikkelijk veel natuurlijk, want de kiosk is in feite een ‘stadsfenomeen’. Basis is de grote hoeveelheid mensen, die of niet in staat zijn zelf een abonnement op een krant te betalen of door andere omstandigheden daartoe niet geneigd zijn. In de dorpse omstandigheden van Heerenveen is het niet ongebruikelijk geweest, dat de plaatselijke nieuwsvoorziening (denk aan Hepkemakrant) door twee gezinnen wordt gedeeld. De nationale bladen - meestal meer kostbaar - zijn slechts voor de happy few op regelmatige basis te betalen. Pas na de tweede wereldoorlog wordt geleidelijk de behoefte aan nieuwsvoorziening voor landelijk nieuws meer uitgesproken en wordt de behoefte aan de losse verkoop groter. De Algemene Spoorboekhandel tracht daarin te voorzien door op de stations van de grote plaatsen een inpandige stationskiosk in te richten. Zo ook in Heerenveen! Dat blijkt ondermeer uit een advertentie in de Heerenveense Koerier van 12 april 1948 als de Algemene Spoor-wegboekhandel voor direct een net meisje vraagt voor de kiosk en een jongen voor perronwerk. Kandidaten kunnen zich aanbieden aan de Kiosk van het station Heerenveen.
DE OUDSTE KIOSK VAN HET HEERENVEEN
Tegenover het Posthuis in de bocht van de Fok naar Achter de Kerk wordt bij bouwvergunning van Aengwirden nr. 755 aan de N.V. Het Posthuis toegestaan bij besluit van 12 november 1925 op het kad. perceel Tjalleberd A-6908 een kiosk op te richten. Het wordt geëxploiteerd als sigarenkiosk door Willem de Ruiter, Jan de Ruiter en Harm Krekt. Een VVV-gids Mooi Friesland uit 1926 - “Neemt eens een proef met het serie-merk "Mooi-Gooi", verkrijgbaar in de Sigaren-Kiosk t.o. het Posthuis, Heerenveen. Reislectuur, Ansichtkaarten” - geeft een kijkje achter de schermen. In het N.v.Frl. van 28 oct. 1927 stond een advertentie: "Wat heeft de KIOSK voor nieuws. Dat voortaan alle zondagen omstreeks 5 uur reeds, alle 1e klas N.V.B. voetbaluitslagen bekend gemaakt worden. Jan de Ruiter, Sigaren- en Sigarettenmagazijn, Fok t.o. het Posthuis te Heerenveen." In het programma van het openluchtspel 'Yn Dagen fen Striid', 1933, staat een advertentie: "Sigarenmagazijn "'t Sporthuis" Kiosk, Fok-Heerenveen. Beleefd aanbevelend, Harm Krekt.", met een voetballer als illustratie. In het kadastrale dienstjaar 1935 wordt de exploitant van het Posthuis Hendrik Witteveen tevens eigenaar van de kiosk. In 1942 verhuurt hij het als kapsalon aan de heer H. Snijder. Deze blijft er tot de afbraak in 1969. De kiosk wordt dan aangekocht door de gemeente en zal worden afgebroken, ten dienste van parkeergelegenheid voor bezoekers van het gemeenschapshuis Het Posthuis.
De woningkaart van de gemeente Heerenveen vermeld voor de kiosk het nummer Fok 80, en geeft aan dat het is afgebroken, maar een exacte datum ontbreekt op de kaart.
In de cirkel op deze prentbriefkaart is de Kiosk aan de Fok uitgelicht.
Over de ‘mislukte’ poging, in 1907 en 1908 om ‘De Stadskiosk’ in Heerenveen op het Gemeenteplein te laten terugkeren, zullen we het maar niet meer hebben.
2014, oktober 26-wibbo westerdijk-hip-backup
Stationsweg omstreeks 1900
HIP-TIME MAGAZINE 17
Dankzij één element op deze museumfoto nr. 171 zijn we in staat aan deze weg nog een naam te koppelen. Zodra we die hebben genoemd zijn de betere Heerenveen-kenners in staat - mits de kwaliteit van het beeld dit toestaat - een tweede uniek kenmerk te noemen, waaraan deze weg zijn bekendheid heeft te danken.
Links staat het allereerste gebouw, dat tot stand komt als de hoofdingenieurs van de waterstaat hun plannen voor de aanleg van het spoorwegtracé Zwolle - Leeuwarden goedgekeurd zien door Z.M. de Koning. De uitwerking van de plannen-ter-plekke vindt plaats in een speciaal voor dat doel opgericht ‘kantoor’ (directiekeet) voor de spooringenieurs. Het blijkt een stenen gebouw met een volledige houten omkleding, die haar meer dan een eeuw lang het predikaat ‘het houten huis’ doet verwerven. Het begin ligt derhalve in 1866/1867 net als de bouw van het eerste spoorstation. De weg heet dus ‘Stationsweg’, later Stationsstraat genoemd. Nu is het een koud kunstje om het tweede kenmerk van de straat te noemen: de tramrails van het station naar de Fok. Dat lijkt een vreemde constructie, maar de N.T.M. slaagt er aanvankelijk niet in overeenstemming over het beheer te bereiken met de gemeenten Haskerland en Aengwirden. Als op 23 augustus 1882 de lijn Heerenveen-Gorredijk in gebruik wordt genomen moeten passagiers, die met de trein zijn aangekomen dus een eindje lopen van het spoorstation via de Stationsweg over de brug naar de Fok om daar te kunnen instappen. Pas als dat type basculebrug een echte ‘trambrug’ is geworden in 1883, kunnen de passagiers instappen op het Stationsplein.Het burgerhuis vooraan rechts in een lommerrijke omlijsting is tot stand gekomen na een aanbesteding in maart 1875 in opdracht van A. Propstra Hz. door de architect E. Kuiper uit ‘t Meer (zie L.C. 23-2-1875) Tegelijk wordt er door P.A.Korf te Nijehaske ook een burgerhuis van dezelfde architect aanbesteed. Uit aantekeningen van een bewoner van de eerste Heerenwal over de situatie rond 1900 - vermoedelijk uitgever Jacob Hepkema - lezen we, dat Pieter Korf de villa onder nr. 6 sticht. Adresboek 1922 en 1927 wijst (erfgenaam) Herman Korf de Jong aan als eigenaar-bewoner. Na zijn vertrek naar elders hebben er o.a. gewoond dr. F.E. Revers, arts en geneesheer-directeur van het ziekenhuis aan de Thialfweg; dr. Bonne Dijkstra, kinderarts met de gave van een kunstzinnige penseelvoering; alternatief-geneeskundige c.q. paranormaal genezer en auroloog Jelle Veeman en thans is het in gebruik bij Keesman Natuurarts, Acupuncturist. Daarnaast staan op Stationsstraat 6 ook enkele geregistreerde gebruikers, die profileren zich in een beroepssector waaraan nauwelijks een eenvoudig etiket kan worden gehangen. Bouma ra/rv Y G L staat voor ‘Register Valuator’/ ‘Register Accountant’ door dhr. Y.G.L. Bouma ; DSK Groep B.V. doet in ‘Zakelijke dienstverlening’ en over Free-texx B.V. bestaat geen enkel idee. Alles met elkaar lijkt de villa haar leven te slijten als een ‘kantorentuin-op-stand’. En vergeet vooral niet dat ze een beschermde Amerikaanse eik (Quercus rubra) op het erf hebben staan.*
Het ‘houten huis’ heeft de laatste jaren niet te klagen gehad over belangstelling en aandacht, met name door de inspanningen van het bureau Steenhuis en de gemeente Heerenveen voor het samenstellen van de Nota Cultuurhistorische Erfgoed van de gemeente Heerenveen. Wel zijn er zorgen dat de financiële crisis problemen gaat veroorzaken voor het behalen van de beschreven doelstellingen t.a.v. dat erfgoed.
Op 14 april 1901 is Marijke Propstra, de in 1873 geboren dochter van Albert Hendriks Propstra en Ymkje de Jong, de geadresseerde van een prentbriefkaart met een afbeelding van een heerenhuis met een bord aan de gevel “Kook-en Huishoudschool”. Het wordt haar toegestuurd op de Stationsweg door haar vriendin Elizabeth Overdiep. Enkele jaren geleden brengt een museumvriendin die kaart als een schenking met als toelichting, dat de getoonde huizen in deze Stationsstraat moeten hebben gestaan. Na alle beschikbare ansichtkaarten, foto’s en plattegronden met de vergrootglas, loep en andere hulpmiddelen te hebben ‘geröntgend’ blijft er slechts één conclusie over: die ‘kook-en huishoudschool’ heeft nimmer Heerenveense jongedames opgeleid in de huishoudelijke kunsten. Temeer omdat ook de kennis over het onderwijspalet omstreeks 1880 hardnekkig een dergelijke specialiteit blijft ontberen.
Geprikkeld door een intense nieuwsgierigheid hebben we zelfs de hulp ingeroepen van architectuurhistoricus Peter Karstkarel (“Drie bouwlagen op een souterrain is niet niks. Het kan alleen in een grote of middelgrote stad staan.
Dit herenhuis - naar ik schat van omstreeks 1880-1890 - is beslist niet gebouwd als school, maar als herenhuis en het is dus vrij snel als school in gebruik genomen.”) en van het Nationaal Onderwijsmuseum in Rotterdam (‘Helaas hebben we niets kunnen vinden.’ Adressenboeken, fotovergelijking met hun collectie levert niets op. In het ‘statige’ woonhuis is waarschijnlijk door dames een dergelijk schooltje opgericht.)
U zult moeten toegeven, dat het ‘raadselachtige’ stadsgezichtje van de onderkelderde Kook-en Huishoudschool met een vijftreden hoge stoep, smeedijzeren tuinhek, rijk versierde voordeur met bovenlicht en fors uitgebouwde balcon zelfs de Heerenveense patriciërs van de Stationsweg hun hoofd hebben doen schudden. De Propstra’s, de Taconissen, de Tuymelaars, de Korfen en andere zeer bemiddelde families uit het eind van de 19e eeuw prefereerden denkelijk iets meer ruimte om hun bezit: groot erf, royale tuin, etc.
Terugkomend op onze eigen Stationswegsituatiefoto moeten we wel constateren, dat het grote witte pand toch wel enige allure uitstraalt: een ‘Heerenhuizinge’ !
De gevel is dat van een vrijstaande woning met een klassieke indeling: beneden een deur met stoep en twee ramen; boven drie ramen en een grote tweeraamsdakkapel met zijraampje. En niet te vergeten een hoog uitgemetselde schoorsteen boven de westgevel.
Ten oosten van dit pand laat de aldaar staande boom zien, dat de drukkerij van Hepkema (Nieuwsblad van Friesland) nog niet is gebouwd. Voor de datering van deze foto is dat een cruciaal gegeven, want het besluit van B. en W. van Haskerland van 18 juni 1904 voor de plaatsing van twee gasmotoren in de courantdrukkerij aan de Stationsweg blijkt gehoneerd en vastgelegd in een ‘Register, betr. fabrieken en werkplaatsen, opgemaakt in gevolge de veiligheidswet (hinderwet)” (HAS inv. nr. 1626) Overigens belijdt Hepkema de ‘stadsallure’ voor de courantendrukkerij met de vormgeving van de hardstenen toegangsstoep met zeker vier treden en een opgaand hekwerk voor het middenrisaliet van de overigens zakelijk ogende voorgevel. Maar dat terzijde ...
Verder naar het oosten richting Stationsbrug is er voor 1904 ook al een hoogopgaand twee verdiepingen hoog dubbelpand met een 6 raamsgevelverdeling. Het ligt praktisch tegenover het machinegebouw van de Finsen-en Röntgen-inrichting van de arts dr. Gabriël Schouwen achter zijn woning op de hoek van de 2e Herenwal en de Stationsweg. Dat dubbelpand staat er tegenwoordig nog onder huisnummer 3 en 5 en wordt in de jaren dertig bewoond door accountant Swillens en advocaat-procureur de Geer. In de Haskerlandse periode - wijk C - blijken de panden nr. C 1 en C 3 op de deurpost te hebben gehad. Hoe lang de rijksontvanger S.D. Bijlsma (op nr. C 1) en de familie N. Felix (op nr. C 3) hebben gewoond is vooralsnog niet duidelijk. Daarvoor is nog onderzoek nodig in de Haskerlandse bevolkingsregisters. De eerder genoemde erfgoednota heeft alle beoordelingscategoriën van rake volzinnen voorzien, maar komt voor de geschiedenis van het dubbelpand niet verder dan een ‘bouwjaar omstreeks 1870’. Misschien dat de eveneens eerder genoemde aantekeningen van Hepkema (?) de sleutel zijn naar meer informatie als hij schrijft: “.....een bloeiende bakkerij. Hiernaast twee heerenhuizen van afbraak uit Beetsterzwaag of Olterterp, waar een bijzonder slot was verrezen op last van Jhr. Tinco van Lycklema à Nijeholt, die in Oostersche landen had gereisd.” Genoemde Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt blijkt in de jaren 1873 tot en met 1878 in de personele omslag te worden aangeslagen in Heerenveen (Aengwirden), waar hij als ‘kamerbewoner’ staat ingeschreven bij deurwaarder Klaas Willems Wierda op de Fok. Dat adres zal mogelijk om financieel-tactische redenen zijn gekozen. Hij is in 1875 namelijk gehuwd te Breda met een freule Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Tinco overlijdt op 7 december 1900 te Cannes.
De woning op de hoek van de tweede Heerenwal is na maart 1872 - kort na de aanleg van de toegangsweg naar het station - al tot stand gekomen in opdracht van mr. Sikko Sleeswijk, procureur, met behulp van de architect D. Duursma uit Drachten. De opeenvolgende bestemmingen zijn vaker genoemd: doktershuis (dr. Rinkes, dr. Schouwen, dr. Veltman, dr. van Dijk), mr. W.T. van der Leij, Gewestelijk Arbeidsbureau, Belastingkantoor, Pension (J. de Vries), Chinees-Indisch Restaurant.
* Toevoeging: De heer Yme Bouma, als eigenaar-bewoner van Stationsweg 6, laat ons per email van 26 oktober 2014 weten, dat de DSK Groep en Free-Texx beleggings
BV’s zijn. Onze kennis over deze instellingen schiet tekort, zodat wij ten onrechte het pand als kantoor hebben geduid. Daarvoor onze excuses! Een bijzondere uitbreiding aan onze kennis geeft de heer Bouma door te laten weten, dat naast de Amerikaanse eik ook de 2 Rode Beuken als monument zijn geregistreerd. De Conceptnota Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen,deel 1, maakte daar nog geen melding van. Inmiddels is op de gemeentelijke website de definitieve nota in te zien, die de twee bruine beuken met hun latijnse equivalent Fagus sylvatica ‘Purpurea’ heeft vastgesteld.
2012, juli 7-wibbo westerdijk-hip- backup
Stationsplein 2009
HIP-TIME MAGAZINE 70
Na het verlies van de watertoren in 1980 als hoogste fotografische platform in Heerenveen op ruim 35 meter hoogte, is er de laatste jaren een nieuwe optie bijgekomen aansluitend ten noorden van het station door het veertien verdiepingen hoge flatgebouw met de naam ‘Bellavista’ . Richard Hoekstra, medewerker aan de te ontplooien activiteiten van de Stichting Historie Heerenveen, krijgt bij een open dag 30 oktober 2009 de kans op die bovenste etage met bonkend hart maar met vaste hand het ‘prachtige uitzicht’ op de omgeving op de gevoelige plaats vast te leggen. Dit plaatje van het westelijke deel van de (oude) Stationsstraat is daarvan het resultaat.
Het vijf verdiepingen hoge appartementencomplex staat er al een aantal jaren, doch wordt door veel Heerenveners nog steeds ervaren als een vreemde eend in het straatbeeld van de Stationsstraat. Het ontbreekt het gebouw aan een uitnodigend front. De massaliteit van het complex in het straatbeeld veroorzaakt onbalans, ondanks de pogingen om door hoogteverschillen en nuanceringen het gevelbeeld enigszins te individualiseren. Daarnaast werkt de geometrie van de afsluitende Talant-parkeerplaats met slagboom niet mee om enthousiast te worden. Neemt U als Heerenveen-belangstellende er nou eens een fotootje bij uit de prentbriefkaartencollecties, waarop het villaatje van Propstra tot haar afbraak in 1951 recht doet aan het straatbeeld. Het pand heeft dan niet meer de oorspronkelijk woonbestemming, maar als confectiefabriek van L. Petter wordt er nog optimaal gebruik van gemaakt. Een generatie leerlingen van de christelijke lagere school aan de Burgemeester Falkenaweg koestert zelfs nog oorlogsherinneringen aan het pand. Zij hebben er in de tweede wereldoorlog door de omstandigheden ‘improviserend’ onderwijs kunnen genieten. Als je als kind bij luchtalarm onder de banken moet duiken om je veiliger te kunnen voelen, maakt dat een onuitwisbare indruk op je.
Het ‘overslagkantoor voor Zuid-Friesland’ van de PTT, opgetrokken december 1965 in een semi-permanente barakkengebouw, wordt aanvankelijk eveneens ervaren als een vreemde eend in de bijt. Gelukkig weet men van te voren, dat het een tijdelijke oplossing zal zijn.
Overigens is op Hoekstra’s foto nog juist een klein stukje te zien van het provinciaal opererende Service-en Bestuursbureau van zorginstelling Talant aan de Trambaan 10. Dit kantoorcomplex - gebouwd door Van Wijnen - wordt in mei 2003 officieel geopend door commissaris Ed Nijpels en is in oktober van 2004 onderwerp van een incident. Er waaien twee glaspanelen van de gevel, volgens een onderzoek veroorzaakt door glazenwassers die na hun schoonmaakwerkzaamheden de bouten niet goed weer hebben vastgedraaid. Gelukkig hebben daarbij geen persoonlijke ongelukken plaats gevonden.
Het contrast met de supermoderne bouw vindt U aan de noordzijde van de Stationsstraat. Deze gebouwen ademen een historie, die teruggaat naar de 19e eeuw. Volledig verscholen in de prachtige herfstkleurige bomen staat de villa, die iets oudere Heerenveners zich herinneren als het huis van kinderarts Bonne Dijkstra. Het ruim bemeten perceel wordt in 1875 gekocht door vervener Pieter Adams Korf, die er kort daarna een ‘heerenhuizinge’ op laat bouwen.
De Leeuwarder Courant van 13 mei 1908 annonceert - vooruitlopend op de vergunning van de gemeente Haskerland van de 19e mei - de aanbesteding van het verbouwen van een woonhuis voor Herman Korf de Jong, oomzegger van P.A. Korf. Hij laat daarvoor de bekende architect H.H. Kramer uit Leeuwarden een ‘villa’ ontwerpen, welke in 1992 in het “Monumenten Inventarisatie Project van de Provincie Friesland, Regio Zevenwouden. Heerenveen” (pag. 59) gelabeld wordt als een product van de ‘vernieuwingsstijl’ en geprezen wordt om de ‘gaafheid van de bouwstijl’. Stationsweg wijk C, nr. 71 wordt vervolgens in 1911 hernummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 6.
Wanneer Herman Korf de Jong naar Holland gaat, dient de arts Floris Egbertus Revers - die de functie van geneesheer-directeur van het ziekenhuis enkele jaren later inneemt - zich aan als kandidaat. Deze ‘promoveert’ op 21 mei 1946 naar Utrecht en wordt vanaf 31 mei 1946 opgevolgd door kinderarts Bonne Dijkstra. Wanneer deze zich in 1973 terugtrekt in het Oranjewoud aan de Wilhelminaweg nr. 49, staat het enige tijd leeg tot alternatief genezer Jelle Veeman er zijn druk bezochte praktijk vestigt. Zelf wordt hij ingeschreven als bewoner op 4 januari 1977, komend uit Leeuwarden.
Eerste gebruikers van de “Directie-keet” aan de ontsluitingsweg naar het station zijn in 1867 de ingenieurs van de Staatsspoorwegen, die er de directie voeren over de aanleg van de spoorbaan Zwolle - Leeuwarden. Wij kennen het als het ‘houten huis’, maar realiseren ons dat het eigenlijk het enige restant is uit de oertijd van de geschiedenis van de trein in Heerenveen. Met uitzondering van de spoorbaan zijn alle sporen van gebouwen (station, dienstruimten, wachtkamers) zelfs bijna uit het collectieve geheugen van de Heerenveners verdwenen.
Op onze foto zien we een gepimpt ‘houten huis’, welke een grote dakkapel heeft gekregen. Oude prentbriefkaarten laten ons nog het oorspronkelijke beeld zien.
De huisnummeringsverordening van 1 november 1911 van de gemeente Haskerland vertelt ons, dat in dat jaar het pand twee huisnummers kent: nr. 70b en nr. 70a. Dat worden in dat jaar Stationsstraat 8 en 10. In 1922 - het jaar van het eerste Adresboek van Heerenveen (en Nijehaske) - geeft dan als bewoners J. Verdam, ambtenaar Staatsspoor, en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat. Latere bewoners - de familie Anne Haanstra - hebben er vanaf 1950 bijna een halve eeuw lang hun lief en leed gedeeld.
Het juiste bouwjaar van het pand op de hoek van Stationsstraat met het (voormalige) Stationsplein kennen we niet. De ouderdom is aan enige twijfel onderhevig. Ab Taconis, dorpshistoricus van Heerenveen, noemt dit in een krantenartikel ‘het huis van Padberg’ met als latere bewoner mr. J. Woltman, die het vóór 1901 zou hebben verbouwd. Het bevolkingsregister van Haskerland zal het antwoord daarop ongetwijfeld kunnen leveren.
In het “Monumenten Inventarisatie Project” uit 1998 wordt het woonhuis Stationsstraat 12 omschreven met als bouwjaar circa ‘1870’. Kijken we naar het gehanteerde huisnummer, dan weten we dat in november 1911 de Stationsweg, wijk C, nr. 70 wordt omgenummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 12. Dat nummer 12 staat nog steeds op het adresbordje op de gevel. De bewoning van het pand is blijft onduidelijk, wanneer we alleen gebruik maken van de beschikbare adresboeken. Zo kent het adresboek 1922 geen bewoner voor C 12; maar in 1927 staat als bewoner aangegeven J. Visser, opzichter Ned. Spoorwegen.
Wanneer Nijehaske deel gaat uitmaken van de gemeente Heerenveen door de ‘Heerenveen-één’-operatie wordt een woningkaart aangemaakt. Roelf G. Ekkens, tandarts, wordt daarop als ‘eerste’ bewoner aangewezen voor Stationsstraat 12. Hij verplaatst zijn praktijk naar Crackstraat 2 op 26 september 1936. Een jaar lang is er dan geen bewoner tot Feite Brekeveld, secretaris-ontvanger van de Grote St. Johannesgaster Veenpolder er een driekwart jaar komt wonen. Na zijn vertrek op 12 augustus 1938 neemt binnen twee weken aannemer Sipke W. de Jong het huis in gebruik. Hij komt van Lemmer en vertrekt in april 1940 naar Bolsward. Gerrit Jan Olsman, die als belasting-inspecteur op de Heerenwal woont en op 16 december 1939 zijn vrouw Louise Tacoma heeft verloren, gaat met zijn huishoudster Anna M. Mouw, wed. N. Brans en haar dochtertje Carla naar de Stationsstraat 12, maakt van het perceel woning én kantoor. Op 8 februari 1944 trouwt Olsman met de weduwe Brans-Mouw en ze vieren dit met een receptie in het nabije Hotel Vernimmen. Ruim een jaar na de oorlog in juli 1946 verhuizen ze naar Wageningen wegens overplaatsing. Bij een receptie ter gelegenheid van zijn afscheid voerde chef J. Sipkens het woord.
Een speciaal plaatsje in de geschiedenis van de trein heeft gekregen het befaamde Hotel Vernimmen, welke practisch recht tegenover het stationsgebouw is tot stand gekomen. De start in 1869 is gepaard gegaan met tegenslag, want de 17e december woedt er in de ochtend een storm in Heerenveen. Het in aanbouw zijnde stations-koffiehuis, bestaande uit een voorgebouw met twee verdiepingen en daarachter een schuur stort in tot een puinhoop. Gelukkig is het pand nog onbewoond, hoewel het wel onder dak is. Ondernemer J. Vernimmen moet besluiten puin te laten ruimen en opnieuw te beginnen. De gastvrijheid van het hotel Vernimmen wordt door M.A. Vernimmen in 1916 als een zakelijk feit beschreven in de gebruikelijke terminologie: “Hotel Vernimmen, vis à vis Station Heerenveen. Goed ingericht voor korter of langer verblijf van Familes. Ruime Friesche Kamers. Uitstekende Keuken. Badkamers. Auto-Garage. Aanbevelend, M.A. Vernimmen.” Opvolger E.V.J. Vernimmen voegt daar in het adresboek 1922 en de VVV-gids Mooi Friesland van 1926 nog het een en ander aan toe. “Stroomend warm en koud water - Centrale verwarming - Badkamer - Garage. Speciaal ingericht voor diners en vergaderingen”, en in 1926: “Speciaal bekend om zijn keuken. Electrisch licht. etc. ”
Hotel Vernimmen bestaat niet meer en op de huidige foto zijn we zelfs de opgang en afbraak van de bedrijfskledingfabriek van De Zee op deze locatie ook al gepasseerd en is er de Belastingdienst in een volledig nieuw gebouw gehuisvest. U ziet de panelen voor het winnen van zonne-energie op het dak.
2013, november 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
Stationsbrug naar Fok en Woltmanstraat 1975
HIP-Time Magazine 92
Gedegradeerde infrastructuur van een gemarginaliseerde oeverbinding tussen de Heerenwal en de Fok in het laatste kwart van de 20e eeuw. Hoe heeft het zover kunnen komen ?
Ruim honderd jaar geleden vallen er op de burelen van de gemeente Aengwirden en Haskerland brieven met een gelijkluidende strekking, afkomstig van de Minister van Binnenlandse Zaken en gedateerd 25 december 1865. Ze gaan over de voorwaarden voor een overeenstemming over het onderhoud en de bediening van een door het Rijk aan te leggen wip-of basculebrug in het verlengde van de beoogde Stationsweg over de Heerensloot. Natuurlijk mag U het idee hebben, dat het snel geregeld zal zijn. We kunnen aan de hand van een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 3 maart 1865 aantonen dat het plan al enige tijd ligt te rijpen. Notaris G. Boschloo maakt gebruik van die kennis als hij finaal wil verkopen “Eene Heerenhuizinge met Bleekveld en Erf en eene in volle werking zijnde Looijerij en Touwerij, met ruime Droogzolders, Pakhuis en 22 Kuipen, in eigen gebruik bij Jan B. de Vries en S. Hemminga”. “De te veilen percelen hebben een bijzonder gunstige stand op de Fok te Heerenveen, in de gemeente Aengwirden, nagenoeg tegenover de geprojecteerde Brug over de Heerensloot; die strekken zal tot verbinding met het Stationsgebouw spoorweg Heerenveen-Leeuwarden”. Laat die te verkopen percelen nou het terrein zijn, waar de ‘Fokkerk’ op zal worden gebouwd. De Pastorie-administratie van Aengwirden koopt het aan voor fl.10.825.
De werkelijkheid van een spoorbrug - van ‘plan’ en ‘uitvoering’ - is behoorlijk weerspannig, want pas op 28 mei 1867 (de aanleg van de spoorbaan Meppel - Leeuwarden is in volle gang - wordt onder de regie van J. Kalff, Ingenieur bij de Staatsspoorwegen, in deze zaak de Minister van Binnenlandse Zaken vertegenwoordigend de overeenkomst vastgelegd. De burgemeesters van Haskerland en Aengwirden worden het eens over de aanleg van een wip-of basculebrug in de geplande verbindingsweg van het station naar de rijksstraatweg (de Fok). Er ontstaat dan wel een ‘probleempje’ met de eigenaar van de Heerensloot - de Dekema-, Cuyck-en Foeyts Veencompagnie. Die organisatie wil er - volgens mededelingen van A. Taconis - op deze plaats geen brug overheen hebben. Ze gaan zelfs zover dat ze tegen de Spoorweg een proces aanspannen en ze laten schuttingen slaan op de Fok om de werkzaamheden te bemoeilijken. Gedeputeerde Staten van Friesland bemiddelen en geven er niettemin hun goedkeuring aan, nadat ze - samen met de Spoorwegen - de eigenaar van de Heerensloot - de D.C.F-Veencompagnie bereid hebben gevonden daaraan mee te werken. Die brug over de Heerensloot zal een wijdte krijgen van 6 el en zal door beide gemeenten samen worden onderhouden.
Onderdeel van dit ontsluitingsplan is natuurlijk een verbindingsweg van de rijksstraatweg aan de oostzijde van de Heerensloot naar het voorplein van het station. In eerste instantie is het een ongeplaveide zandweg, die eerst als ‘Toegangsweg’ op een topografische kaart staat en later in archiefstukken als Stationsweg wordt aangeduid. Uiteraard is ook hier het een en ander aan voorafgegaan. Nadat de Staat bij een viertal acten stukken grond en water aan weerskanten van de toegangsweg van de Heerensloot naar het station in mei-juni-juli 1866 heeft aangekocht, verkoopt ze deze weer door aan Haskerland en Aengwirden. De ontvanger der registratie en domeinen Johan Georg Wilhelm Zahn, op dat ogenblik als vertegenwoordiger van de Staat wonend aan de Vleesmarkt (pand Boekhuis ‘De Brug’) passeert een acte voor in totaal 49 are en 22 centiare voor fl.1300,- en krijgt daar de handtekeningen onder van burgemeester van Haskerland Marcus Laurens van de Woestijne Voerman en Wijtzo Benedictus van der Veen, secretaris, en namens Aengwirden Jhr. Mr. Frederik Hessel van Beijma thoe Kingma, burgemeester, en Sjoerd Hemminga, secretaris.
Dit fragment van een kaart van de situatie rond 1866 geeft het inmiddels gebouwde stationsgebouw weer en ook de houten ’keet’ met kadasternummer Nijehaske A-2737. (AEN 1395)
De brug komt er en bij de verpachting van de bediening van de basculebrug wordt als laagste inschrijver de functie van brugwachter gegund aan Jan Bunt. Hij is kort tevoren uit Blokzijl gekomen om een ‘nering’ als mattenmaker te beginnen aan de Fok vlakbij de plaats waar de brug zal worden gelegd. Zijn salaris wordt vastgesteld op een bedrag van 100 gulden ‘s jaars en voor een termijn van drie jaar. De andere 33 kandidaten grijpen dus mis. In november 1871 wordt hij overigens al weer herbenoemd.
Die eerste brug, die in 1867 in gebruik is gekomen, wordt in 1883 vervangen door een zwaarder exemplaar bij de komst van de tram (bron: H.C. 17-4-1975). Deze gebeurtenis vindt bepaald niet onopgemerkt plaats. Eind 1882 vindt de tram uit Joure zijn eindpunt op het Stationsplein. Reizigers die naar Gorredijk willen reizen vinden daar geen overstapmogelijkheid. Zij dienen zich wandelend een kwart kilometer langs de Stationsweg te begeven naar de Fok, waar de lijn naar Gorredijk haar beginpunt heeft. Twee strijdpunten liggen aan die situatie ten grondslag. Allereerst is er het geschil van de NTM met de gemeente Haskerland, die de onderhoudskosten van de bestrating als er tramrails in liggen niet volledig voor haar rekening wil nemen. Dan is er het geschil van de NTM met de gemeente Aengwirden over het medegebruik van de Stationsbrug. De gemeente Aengwirden acht zich gepasseerd bij het besluit de tramlijn aan te leggen over Schoterlands gebied (Achter de Kerk, Vleesmarkt, Lindegracht, Heideburen, ‘t Meer, Knijpe, enz.). Zij hebben hun voorkeur uitgesproken voor een verbinding over Tjalleberd naar Gorredijk. Het zoeken naar de juiste oplossing en de realisatie daarvan komt pas tot stand op 14 mei 1883. Op die datum is de overstap mogelijk naar Joure of Gorredijk op het Stationsplein. Dus ligt er over de Heerensloot een nieuwe, verstevigde brug met tramrails ! Uiteraard is daaraan in de loop der jaren technisch het een en ander veranderd, tot er in 1926 plannen voor een nieuw tracé en een nieuwe ‘trambrug’ worden gepresenteerd. In november 1926 komt het Nieuwsblad van Friesland al met een kaartje van het toekomstige tracé met een doorbraak van de Heerenwalbebouwing en een nieuwe trambrug ter hoogte van de Heerenstraat, later omgedoopt tot K.R. Poststraat. In 1929 wordt het gerealiseerd en in gebruik genomen. Dat betekent dat de Stationsbrug voortaan slechts met het gewone verkeer van voetgangers, fietsers en automobielen te maken heeft.
Omdat de tram door het toenemend autobusverkeer steeds meer in de verdringing komt en mede door de grotere mobiliteit van gezinnen met personenauto’s wordt de verkeersbelasting voor die zes ellen brede Stationsbrug precair. Na jaren van aarzeling worden tenslotte door gemeentewerken plannen voorbereid voor een dubbel zo brede brugverbinding ter hoogte van de K.R. Poststraat over de Heerensloot, practisch op de plaats waar de tram in 1929 zijn eigen brug heeft gehad. Een eerste ontwerpplan bereikt het college op 27 oktober 1967. De Friese Koerier van 14 februari 1968 brengt het nieuws: “B. en W. van H’veen willen “bottleneck” kwijt. Nieuwe brug over de Herensloot. Kosten een miljoen”. De raad gaat vlot accoord, want ze weet inmiddels dat de toestand rond de stationsbrug onhoudbaar is geworden. De N.T.M. haakt daar gretig op in bij brief aan B. en W. en staan te juichen bij het idee van een betere brug in het verlengde van K.R. Poststraat. Dagelijks manoeuvreren hun chauffeurs met het zweet in hun handen ca. 375 bussen over de veel te smalle trambrug.
De gevolgen van deze grote infrastructurele ingreep betreffen de afbraak van een tweetal panden aan de Heerenwal, nl. nr. 42 en 43; de plaatsing van een basculebrug met kademuren en bestratingen en twee verkeerslichtinstallaties. De rijweg is dan 10 meter breed en aan weerszijden een voetpad van 2.50 meter. Totale kosten worden geraamd op ca. een miljoen gulden. Op 5 september 1972 wordt het geheel aanbesteed en op 19 oktober van dat jaar wordt de Konstruktiewerkplaats “Bergum” de klus gegund. (G.A. Heerenveen, dossier 312-1)
De door de krant ‘bottleneck’ genoemde Stationsbrug wordt door de gemeentelijke bestuurders steeds meer ervaren als een ‘knellende strop’. Het voorstel in de raad om de Stationsbrug te slopen komt dan ook niet als een verrassing en wordt prompt beantwoord door een aktiegroep “Comité Behoud Oude Stationsbrug”, ondersteund door de Zakenclub Heerenwal met een handtekeningenaktie. Men rekent de gemeente voor dat voor de 70.000 gulden sloopgeld ook eenvoudig herstelwerk kan worden verricht om nog voor jaren de brug zijn functie van voetgangers-en (brom)fietsbrug te garanderen. Ouderen en scholieren, die naar het station moeten, hoeven dan niet onnodig om te lopen. Binnen twee weken wordt er bezwaar aangetekend, ondersteund door 2629 handtekeningen (bericht in de krant) óf 2457 (gemeentelijk dossier). Het gevolg is in ieder geval dat de raad terugkomt op haar aanvankelijke besluit en de Stationsbrug voor het lichtere verkeer in stand wil houden.
De situatie van het artikel in de Heerenveense Courant van 10 april 1975 “Oude ‘trambrug’ in revisie’ is op de foto op treffende wijze in beeld gebracht. De opknapbeurt moet er toe leiden, dat de gemeente er de komende vijftien jaar niet meer naar hoeft om te kijken. Een stuk van gemeentewerken noemt overigens een maximale termijn van tien jaren.
Zorgelijk blijken wel de geconstateerde breuken in het ijzerwerk, die te wijten zijn aan de gewetenloze behandeling aan het eind van de tweede wereldoorlog. Over de reparatie met vurenhout in opdracht van het Canadese leger in april 1945 wordt de N.V. Woltman pas in februari 1953 door het Ministerie van Financiën gecompenseerd. Enkele jaren later mag de dienst gemeentewerken een nieuwe gegoten kamrad bestellen bij de firma Th. Groothoff en Zn. in de wetenschap dat er een zeer lange levertijd aan is verbonden en de kosten ca. fl.1000,- gulden zullen bedragen.
Bij bestratingswerkzaamheden aan de eerste Heerenwal vindt een merkwaardig incident plaats in 1952 als een chauffeur van de fa. J. Jager met zijn vrachtwagen het dak van het brugwachtershuisje aan de zuidzijde van de oprit van de brug verplaatst en flinke schade aanricht. In het eerder genoemde gemeentelijke dossier 310-2 geeft een reconstructietekening uit juli 1963 door tekenaar C. Bijma de brug een breedte van vier en een halve centimeter bij een schaal van 1 op 20. Omgerekend is dat dus 9 meter en dus wel iets meer dan de eerder genoemde 6 ellen. In de loop der tijd is er dus wel sprake geweest van verbreding.
Een ander gevalletje van schade wordt veroorzaakt op 31 mei 1972, ‘s morgens al om vijf over negen. De rondvaartboot ‘De Prinsenhof’ komt in stevige aanvaring met de bewegingsinrichting én de bovenbouw. De verzekering moet worden aangesproken.
Eind april 1974 - na ongeveer twee weken revisiewerkzaamheden - kunnen de voetgangers en fietsers de brug weer moeiteloos passeren.
Toch verandert er wel het een en ander als de ‘Openbare kennisgeving Verkeersmaatregelen Gemeente Heerenveen’ de kolommen van de Leeuwarder Courant van 13 juni 1974 vullen. Er wordt een stopverbod ingesteld voor de zuidkant van de Stationsstraat; diverse oversteekplaatsen in de buurt van de brug worden opgeheven en er is geen sprake meer van een voorrangskruising. Ingetrokken wordt ook het parkeerverbod voor beide kanten van de Stationsstraat.
De inschatting van de directeur gemeentewerken dat er gedurende tien jaar gebruik gemaakt kan worden van de brug is een reële gebleken. Inderdaad komt de brug in 1984 opnieuw in het nieuws. Dat is mede te danken aan de buurtvereniging ‘Flora’, die kennelijk een halt wil toeroepen aan de geruchtenstroom, dat de brug in 1984 zal sneuvelen in het kader van de gemeentelijke bezuinigingen. B. en W. stelt ‘Flora’ gerust ! Het bewegingsmechanisme is weliswaar versleten en de onderhoudstoestand laat te wensen over en er zal minimaal onderhoud worden gepleegd, maar .... de brug blijft er ! Tot het in juli 1987 opnieuw op de politieke agenda wordt gezet bij de behandeling van de begroting van 1988. Er moet voor anderhalf miljoen gulden worden ingekrompen en in de prioriteitenlijst wordt een hoge urgentie toegekend aan o.a. de ontmanteling van de Stationsbrug. Men denkt daar een ton te bezuinigen. Resultaat: ook na 1988 blijft de Stationsbrug nog in gebruik. Zelfs de bezuinigingsvoorstellen van de VVD van juni 1994 om geen geld meer te steken in de oude Stationsbrug leiden niet tot daadwerkelijke sloop.
En zeg nou zelf ... het plaatje zou toch niet meer compleet zijn als de brug daar zou worden weggehaald ?
2014,september 28-wibbo westerdijk-hip-backup
Sleepboot "Jantje" opent vaarseizoen
HIP-TIME MAGAZINE 123
Sleepboot "Jantje" opent vaarseizoen
“Hé, wat is dit nou ? Deze foto hebben we al eens eerder gezien in deze rubriek ! Je moet wel een erg goede reden hebben om deze nog eens te gebruiken, ja toch?!”
Die reden is er inmiddels en daarvoor willen we dus ook graag even verantwoording afleggen. Wij hebben U als lezer met veel vragen en onduidelijkheden opgezadeld. De belangrijkste noemen we de boot, welke als eerste door de Stationsbrug op ons toe komt varen. Daarvoor hebben we een specialist benaderd in de persoon van de oud-voorzitter van de Heerenveense Watersport Vereniging “Nannewiid”, de heer Lourens van der Ley. Twee vragen hebben we hem voorgelegd in de hoop, dat òf hijzelf òf zijn ‘bootje-netwerk’ antwoord weet te geven op twee prangende vragen over deze foto van HIP-Time Magazine 101 van 8 februari 2015. Die twee vragen luiden: ...ten eerste: welke gebeurtenis is vastgelegd op de telefoto van een onbekende fotograaf; en...ten tweede: in welk jaar heeft deze gebeurtenis plaatsgevonden ?
Uiteraard hebben we hem enige tijd moeten geven om een gedegen en gefundeerd antwoord te geven, maar de eerste spontane reactie op het beeld is er meteen én tevens bemoedigend: die eerste boot die door de brug vaart is de sleepboot van de heer Spruyt ! Voor de heer van der Ley reden om contact op te nemen met de familie in de persoon van de heer Herman Spruyt jr., die spontaan zijn medewerking toezegt. In een eerste reactie schrijft deze: “Hier vaart Sleepboot ‘Jantje’ in de Herensloot.” Hij voegt daaraan toe: “Volgens mij was dit tijdens ‘de Molenroute’. Die werd in de jaren ’80 gehouden om aandacht voor het milieu te vragen. Dus ... geen afval in het water, etc.”. En hij vervolgt: “Mijn vader ‘Hein Spruyt’ voer dan met zijn sleepboot als kopboot, een stuk of 30 volgden hem.” Zoon Herman herinnert zich een leuke anecdote over die gebeurtenis, namelijk: “Het bestuur van ‘de Molenroute’ zat ook bij ons op de sleepboot. Toen nam mijn vader een flesje bier. Hij haalde de dop eraf en gooide die in het water. “Wat doet U nu mijnheer Spruyt ?”, vroeg het bestuur. “O, dat dopje maakt toch niets uit”, zei mijn vader. “Daar gaat deze dag juist over.” De toon was gezet voor de rest van de dag !!!
Lourens van der Ley voegt er nog enige informatie aan toe. “De sleepboot deed ook mee aan de ‘himmelaksjes’ langs de Heerensloot naar Akkrum en Snitsermar. Elk jaar.”
Gelukkig kunnen we uit perspublicaties van de Leeuwarder Courant nog een korte uitbreiding geven aan het fenomeen ‘molenroute’. Op 30 mei 1979 vinden we namelijk in de L.C. een artikel met de kop: “Watersportpassanten krijgen boekje. Heerenveen vaart ‘molenroute’ open.” Daarin wordt uitgelegd, dat de zakenclub Heerenwal het initiatief nam tot deze route om de doorvaart door Heerenveen te populariseren. Hun angst (en van de door hen vertegenwoordigde middenstanders) bleek te schuilen in de plannen om een passantenhaven te stichten aan de rand van de plaats. De oude historische veenvaart door Heerenveen zou daardoor bij de watersporters in de vergetelheid kunnen raken. Er zou dus voortdurend gehamerd moeten worden op het behoud ervan door een goede bevaarbaarheid en voldoende aanlegmogelijkheden. De zakenclub heeft met medewerking van de Oudheidkamer een informatieboekje samengesteld met authentiek fotomateriaal over de Heerensloot en de sfeer daar omheen in voorbije tijden. De organisatoren van de Zakenclub Heerenwal hebben voor de 16e juni een maritieme manifestatie gepland van zoveel mogelijk botenbezitters, voorafgegaan door een sleepboot met muziek, die door het centrum zal trekken. Ook de stichting Heerenveen Promotion schaart zich achter dit initiatief, want na de opening van het Nieuwe Kanaal om Heerenveen blijkt 50 procent van de schepen de kortere route om Heerenveen te kiezen.
De vrijdag voor de aangekondigde ‘molenroute’-aktie gaat een delegatie van de middenstanders van de Heerenwal naar burgemeester Henk Hellinga van Heerenveen op de koffie om hem ‘een jampot vol vervuild, inktzwart Heerenslootwater’ aan te bieden. Uiteraard wordt gewezen op de snelle vervuiling en de stank bij warmere dagen. De provincie, die tot nu toe het beheer heeft gehad, draagt het over aan de gemeente en de vrees van de middenstand is achteruitgang omdat het water van de oude veenvaart minder snel stroomt en ververst door de aanleg van het Nieuwe Kanaal. Hellinga verzekert hen, dat van afsluiting van de vaarroute door Heerenveen beslist geen sprake zal zijn. Deskundigen zien in het ‘stilstaande’ water en een overbelaste rioolwaterzuiveringsinstallatie mede redenen van de problemen. Er zijn al plannen voor de bouw van een tweede waterzuiveringsinstallatie.
De keuze voor de naam ‘molenroute’ is ontleend aan het gegeven, dat Heerenveen in het verleden talloze molens in haar ‘dorpsbeeld’ heeft gehad. Langs de Heerensloot, de Badweg, de Veenscheiding, de Compagnonsvaart en niet te vergeten de Molenwijk.
Kortom, deze berichtgeving lijkt naadloos aan te sluiten op de werkelijke gang van zaken die wordt weergegeven op onze bovenstaande foto. Stellig met in de hoofdrol de “Sleepboot Jantje” van de familie Spruyt, die in 1941 werd gebouwd op de bouwwerf van Bodewes te Foxhol in de provincie Groningen voor de eerste eigenaar de heer S. Zoer in Wolvega. In 1978 verwierf de heer Hendericus M. Spruyt te Heerenveen het eigendom. Tien jaar later verkocht hij het aan de heer W. Marinus in Zwartsluis.
Heerlijk dat we onze kennis over de ‘Sleepboot Jantje’ door bemiddeling van de heren van der Ley en Spruyt mochten slijpen op de website van de Vereniging “De Binnenvaart” (http://www.debinnenvaart.nl/schip_detail/6921/). Niet alleen lezen we daar de meetgegevens (lengte, breedte en diepgang), maar ook de voortstuwing door een Brons-motor van 120 pk. Daarover schrijft de heer Van der Ley nog een waargebeurd verhaal, met in de slachtofferrol de eerste eigenaar de heer Zoer. Van der Ley: “De heer Zoer heeft een klap tegen zijn been gehad bij het aanslaan van de motor. De motor werd ‘voorgegloeid’ en dan met een kruk aangeslagen. Op het moment, dat het verkeerd ging, lag de boot op stroom op de Waddenzee voor anker. De stoomkracht bracht het vliegwiel uit zichzelf op gang, waardoor de motor aansloeg en schipper Zoer een beste klap van de krukas kreeg. De schipper verloor z’n been en raakte dus gehandicapt. De boot werd daarop in 1978 verkocht aan de heer Spruyt sr.”
Verder verhaalt de heer Van der Ley ook nog, dat de boot (vermoedelijk kort na de bouw. Wd) ook nog door de Duitse marine is gebruikt in de oorlog. De Duitsers hadden een vloot in de Eems en Wezermonding.
Bij de door de Spruyt jr. beschikbaar gestelde stukken aan de heer Van der Ley zit ook een overdruk van een niet gedateerd krantenartikel (helaas zonder bronvermelding: Tubantia ??? ) met de titel: “Schipper Soer (lees: Zoer. Wd) deed “baanbrekend” werk. IJsbreker “Jantje” zette dapper koers door dichtgevroren Twentekanaal”. Daarin wordt melding gemaakt van de capaciteiten van de “Jantje” als ijsbreker in het Twentekanaal , vanaf de winter van 1946/1947 voor een reeks van jaren.
U zult begrijpen, dat Spruyt sr. en Spruyt jr. de sleepboot Jantje niet alleen nodig hadden en gebruikten voor het deelnemen aan de ‘molenroute’ als openingsgebeuren van het recreatieve watersport-of vaarseizoen. In de tien jaar dat ze het in hun bezit hadden, heeft het ook daadwerkelijk zijn sleperscapaciteiten bewezen. In augustus 1979 werd daar overigens door watersporters en sluispersoneel in Blokzijl ernstig aan getwijfeld toen arkenbouwer Spruyt met ‘De Jantje’ en de gebroeders Bolt met ‘De Hoop’ uit Drachten met hun sleepboot langs wachtende jachten naar de sluis voeren en als ‘beroepsvaarders’ te kennen gaven als eerste geschut te willen worden. Die actie schoot de jachtenbezitters en de sluismeester in het verkeerde keelgat. De sleepbootkapiteins hadden verzuimd de sluismeester het doel van hun reis op te geven. De twijfel bleek nog groter omdat de boten zo goed waren onderhouden dat er ogenschijnlijk van sleepwerk geen sprake kon zijn. Bovendien kon één van de beide kapiteins geen meetbrief tonen.
Het oponthoud werd nog verergerd, omdat de sluismeester de adjunct-inspecteur voor de scheepvaart in Overijssel uit Steenwijk liet komen, die geacht werd de problemen op te kunnen lossen. Beide kapiteins moesten hun bestemming openbaren. Spruyt verklaarde naar het Ganzendiep bij Kampen te moeten om een ark op te halen en Bolt wilde in Eemnes een jacht ophalen. De inspecteur achtte dit voldoende beroepsmatig om de gevraagde voorschutting te verlenen.
Nu we toch even een kijkje achter de schermen van de firma Spruyt hebben kunnen nemen, lijkt het een goede gelegenheid een korte schets te geven van hun bedrijfsmatige activiteiten in Heerenveen.
Als Hendrikus M. Spruyt zich op 13 maart 1963 vestigt aan de Leeuwarderstraatweg 33 woont daar vanaf 30 januari van dat jaar zijn echtgenote Christine C. Wiegmans al. Zij is uit Breukelen gekomen en hij wordt dan ingeschreven vanuit Diemen. (Woningkaart). De voorbereidingen voor de start van het bedrijf zijn dan al gaande. Dat valt op te maken uit een advertentie in de Friese Koerier van 9 maart 1963, waarin H. Spruijt (lees: Spruyt) te huur aanbiedt ‘schuren en loodsen aan weg en water, voor alle doeleinden geschikt’. Tevens vraagt hij een bod op 300 m3 zwarte grond. In een advertentie in diezelfde krant zet hij kort maar krachtig zijn bedoelingen neer:
“H.SPRUIJT. Beton - Casco’s; Drijvende - bungalows; Woon - weekend; Kantoorarken. Inl.: Leeuwarderstraatweg 31-35, Heerenveen.” Overigens is de firma Spruyt (of Spruijt) een regelmatige adverteerder, niet alleen in de Friese Koerier of de Leeuwarder Courant, maar ook in De Telegraaf. We kunnen rustig spreken van een bedrijf met de ambitie om niet alleen een regionale markt van dienst te zijn, maar ook de landelijke markt te veroveren: van betonnen casco’s van arken tot compleet afgewerkte en ingerichte waterbungalows op basis van beton. Een voorbeeld van de gedurig, nieuwe innovatieve ontwikkelingen, blijkt in 1991 een woonark met een rieten dak.
Nog even teruggaand naar de begintijd van het bedrijf speuren we in de gemeentelijke bouwvergunningen dossier 1-65 van 11 januari 1965 op, waarbij H.M. Spruyt (senior dus !) een werkplaats wil bouwen op kadastraal Tjalleberd A-8034 voor ‘overdekte arkenbouw’. Hij neemt daarvoor aannemer Fa. G. Bos en zoon, betonbouw in Gorredijk en Siegerswoude in de arm. Er moet van de bestaande droogdok aan de Leeuwarderstraatweg 31 een aanbouwloods worden gemaakt. Een staalconstructie met asbestgolfplaten en buitenmuren in grijze duroxsteen met een sluisdeur als verbinding naar de Heerensloot wordt in de vergunning genoemd. De stalen spanten zullen worden gemonteerd en geplaatst door de fa. IJbema van de Tijnje.
In april 1966 krijgt Spruyt van de gemeente een schrijven, dat voor werkzaamheden in de loods nog geen hinderwetvergunning is aangevraagd, hoewel dat in de aanvraag voor de bouwvergunning wel als eis is gesteld. In september 1966 levert Spruyt beschrijvingen en tekeningen in en dan blijken er ook vier - verschillend krachtige - electromotoren in te staan van een half, vijf, vijf en een half en tien pk. (Gemeentearchief Heerenveen, dossier 1.777.13, nr. 94.02043).
In mei 1978 neemt Spruyt een optie op een perceel industrieterrein ten behoeve van bedrijfsuitbreiding. Het is vlakbij het voormalige vuilstortterrein van de gemeente Heerenveen en net voorbij de Jachthaven van de H.W.N.
Spruyt verklaart zich in juli 1978 akkoord op zijn eigen briefpapier met bedrijfslogogram.
In november 1979 krijgt het z’n notariële afronding. Na voltooiing van de opstallen wordt in september 1981 het adres van het bedrijf de Windas 6. Het bedrijf kan zich verder ontwikkelen en doet dat ook.
Tot .... in februari 2015 Spruyt Arkenbouw B.V. onderwerp wordt van een rampscenario. De Leeuwarder Courant maakt in een bericht van de 7e februari bekend, dat Spruyt zijn faillissement heeft aangevraagd als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 16 april 2014. Daarin wordt bepaald dat arken met een dubbele woonlaag vallen onder het bouwbesluit. Deze schrijft voor een minimumhoogte van verblijfsruimtes van 2.60 meter. Arken met etage - ook de huidige voorraad - moeten vanaf dan voldoen aan een minimale hoogte van 2 x 2.60, plus nog de dikte van de tussenvloer en de dakrand. De ark krijgt dan een minimale hoogte van ± 5.60 meter. De tekeningen en het productie proces moeten daar rekening mee houden, omdat de woonboot instabiel dreigt te worden door de hoogte.
Voor het volledig over een andere boeg gooien van de bedrijfsorganisatie heeft het bedrijf onvoldoende tijd gekregen met als desastreus gevolg, dat directeur-eigenaar Herman Spruyt op 5 februari 2015 het faillissement heeft aangevraagd voor zijn bedrijf, dat al 52 jaar woonarken bouwde. 27 werknemers komen op straat te staan. De blijken van waardering voor het bedrijf in 2013 toen het werd genomineerd als ‘Friese Onderneming van het Jaar’ zijn daarmee overigens geenszins weggepoetst.
Als een eerbetoon aan dit voor Heerenveen unieke bedrijf laten we U kennis nemen van de tekst van de nominatie:
“Spruyt Arkenbouw BV te Heerenveen werd opgericht in 1962 door Hein en Stien Spruyt. De afgelopen jaren staat het bedrijf onder leiding van zoon Herman Spruyt. Spruyt ontwerpt, bouwt en installeert energiezuinige en onderhoudsarme woonarken. Door energievoorziening uit oppervlaktewater en het gebruik van zonnepanelen en mossedum op de daken van de arken wordt energiezuinig gebouwd. Het casco van de schepen wordt op specifieke wijze gebouwd waardoor een garantietermijn van 20 jaar kan worden geboden, hetgeen uniek is in deze markt. Spruyt levert arken aan particulieren en bedrijven zowel in als ook buiten Nederland.”
2016, januari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Lourens van der Ley
Sint Nicolaas in Heerenveen 1919
HIP-TIME MAGAZINE 71
Stationsplein 1919. Deze stereoscopische, sepiakleurige foto-opname is gemaakt door de in het volgende verhaal beschreven fotograaf. Het is de Heerenveense architect-aannemer-molenmaker Jelmer Murks Visser, die fotografie als hobby beoefent in de eerste decennia van de 20e eeuw. Niet alleen dit beeld - onder nr. 07105 - bevindt zich in het museum Willem van Haren, maar ook nog een aantal andere door hem gemaakte topografische afbeeldingen en beelden van bijzondere gebeurtenissen. De heer Visser (geb. 1877) neemt de fotografie zeer serieus en wordt samen met o.a. de arts H.A. Veltman en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat, in januari 1923 mede-oprichter van de Heerenveensche Fotoclub. Deze groep toegewijde amateurfotografen noemen hun vereniging dan H.A.F.V. “Reflex”, voluit dus: Heerenveensche Amateur Fotografen Vereniging “Reflex”.
De ‘bijzondere’ gebeurtenis wordt beschreven in het Nieuwsblad van Friesland van dinsdag 2 december 1919 en speelt zich af op zaterdagmiddag de 29e november daaraanvoorafgaand. We willen U graag mee laten genieten van de authentieke tekst van het bericht. Het luidt als volgt:
“Heerenveen, 1 december. - Wie te Heerenveen een kindertelling had willen houden, behoefde Zaterdagmiddag slechts naar het spoorstation te gaan. Daar waren ze, voor zoover ze loopen konden, nagenoeg allemaal. Want Sinterklaas zou komen, rechtstreeks uit Spanje, met den trein van 1.27. De trein kwam binnen en met de andere reizigers kwam de vriendelijke oude bisschop in vol ornaat naar buiten, vergezeld van Pikkie, zijn roetzwarten knecht, en een heele bagage van zware koffers en doozen medevoerende. Een fotograaf stond al gereed, om hem te kieken! Nadat onder luid gejubel de eerste kennis was gemaakt, namen Sinterklaas en zijn knecht plaats in een open galakoets naast den gastheer te dezer plaatse, bij wien hij deze heele week logeeren zal. Twee fraaie schimmels voor de koets, koetsier en palfrenier in zware livrei op den bok. De blijde intocht had plaats, de koets voortdurend omstuwd door honderden en honderden kinderen.
Elken dag deze week zullen de grijze „bisschop uit Spanje" en zijn knecht een rondetocht houden door onze plaats en verschillende winkels bezoeken. En op Sinterklaasdag zelf zal hij in hoogst eigen persoon zijn cadeautjes brengen aan ieder „die daarvoor in aanmerking komt'', maar helaas alleen in die straten, waar zijn koets en paarden doortocht vinden kunnen, terwijl men hem in de nauwere straatjes en steegjes juist het allerliefst zou zien verschijnen. Maar het rijden over daken en schoorsteenen is nu eenmaal verboden bij politie verordening van Heerenveen-één.”
Er blijken meerdere redenen te zijn om van een ‘bijzondere’ gebeurtenis te spreken. Publicitair interessant is het onder het kopje ‘Geschiedenis van de week’ in de Graafschapsbode van vrijdag 5 December 1919 (in het eerste blad) te zien vermeld: “Ook te Heerenveen is een heusche Sinterklaas geweest en men had het luid gejubel der overgelukkige schare moeten hooren, waarmee door de kleuters de blijde inkomste van den braven Sint werd begroet.” Vervolgens wordt het volledige artikel uit het Nieuwsblad van Friesland van 2 december 1919 letterlijk overgenomen.
Een tweede reden om het tot een ‘bijzonder’ gebeuren te bestempelen ligt in een royale advertentie van de pas opgerichte ‘Winkeliers-Vereeniging’ in het Nieuwsblad van Friesland van vrijdagavond 21 november 1919, tweede blad. Daarin wordt over de breedte van de kolommen 4, 5 en 6 (17.1 cm breedte) een in het oog springende tekst met illustratie van 18.5 cm hoogte geplaatst, met als slogan: St. Nicolaas komt !
Om het tot de meest ‘bijzondere’ gebeurtenis te kunnen bestempelen moeten alle credits worden gegeven aan de in tekst genoemde fotograaf. Hij kan geen persfoto afleveren, omdat het Nieuwsblad van Friesland in dat jaar nog geen foto’s in haar krant publiceert. De illustraties in de berichtgeving worden uitsluitend gevormd door zogenaamde ‘cliché’s’, die binnen het zetwerk zijn opgenomen. Er zit voor fotograaf Visser dus niets anders op, dan de prent af te drukken en te bewaren om mogelijk in kleine kring te kunnen laten bekijken.
Nu - vele jaren later - beseffen we dat de afbeelding is genomen voor de noordelijke helft van het stationsgebouw. Een detail van een prentbriefkaart uit die periode geeft ons de zekerheid door vergelijking van de architectonische vorm van de raamnissen en de plaats van de muurankers. Een medewerker van het museum heeft deze opname van J.M. Visser in het fotoarchief ingevoerd en daaraan als bijschrift op de achterkant van fotokaart nr. 07105 in algemene termen toegevoegd: “Aankomst Sint Nicolaas bij ‘t Spoor. Voor de 1e keer in haar bestaan organiseerde de H’veense Winkeliersvereniging Sinterklaasfeesten. Foto Sint bij intocht bij het station vergezeld van de heer Fokke Groen. De schimmels afkomstig van Bauke Woudstra uit Brongerga, en vroeger eigendom geweest van burgemeester H.W. de Blocq van Scheltinga van Schoterland. 29 nov. 1919.”
Uit vergelijkend internetonderzoek lijkt het erop, dat St. Nicolaas en zijn knecht worden afgehaald door een eenvoudige, doch functionele zgn. ‘glaslandauer’ die zowel dicht als half open kan worden gereden.
Overigens bestaat er nog een tweede foto van deze unieke gebeurtenis, welke staat afgedrukt in het St. Nicolaasnummer van het advertentieblad ‘De Schakel’ van november 1956. De stoet ‘volgers’ heeft zich verplaatst naar het begin van de Dracht bij Hotel Groen, waar St. Nicolaas zal uitrusten van zijn lange reis. Ook deze foto komt uit de camera van de heer J.M. Visser.
Voor de goede orde bevestigen we nog even, dat de heer Fokke Groen in 1919 de exploitant is van ‘Grand-Hôtel Groen’ op de hoek van het Haringspad met de Dracht, tot 1893 bekend als ‘Het Heerenlogement’. Bauke Woudstra - de eigenaar van het paard - is de zoon van Jan Woudstra, geb. 1869 te Mildam, getrouwd in 1900 met Pietje Siebenga. Hij was van 1912 tot 1928 boer (veehouder-koopman) op Marijke Muoiwei 5 (bron: ‘t Gea van Bronger, blz. 238)
Over de precieze datum van stichting van de ‘Heerenveensche Winkelvereeniging’ hebben we geen bericht kunnen vinden. Wel is in het museum Willem van Haren aanwezig een ‘Officieel programma voor de Handel-, Nijverheids- en Industrie Tentoonstelling’, georganiseerd door de Winkelvereniging. Gezien de festiviteiten vanaf 27 juli tot en met 31 juli 1929 ter gelegenheid van de viering van het 10 jarig jubileum, kunnen we veronderstellen, dat in de zomer van 1919 de vereniging zijn eerste bijeenkomsten heeft gehad.
2013, december 1 - wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Tiny van der Laan.
Sieger vd Laanstraat 1967
HIP-TIME MAGAZINE 51
Zodra bij een foto-of prentbriefkaart als straatnaam ‘Sieger van der Laanstraat’ staat, heb je te maken met een opname van ná 15 januari 1946. Die dag besluit de raad van Heerenveen namelijk het verlengde van de Van Dekemalaan, dat sinds 1929 bekendheid heeft gekregen als Mr. Halbe Binnertsstraat, te hernoemen door verzetsstrijder Sieger van der Laan te eren. Ruim twintig jaar later (± 1967) maakt een fotograaf van Van Kampen en Zn. uit Leeuwarden deze vroegochtendlijke opname (MWvH., no. 01484) . Dat valt op te maken uit de schaduwval in deze zuidoostelijk - noordwestelijke richting lopende straat. We staan hier op het meest noordelijke deel van de straat tussen de Bouwe van Ensstraat en de Jan Gijse Weeninkstraat. Dat concluderen we aan de hand van de huizenblokken links (= westelijk) van de weg, die in het patroon van 4-4-2-4-4 blokwoningen zijn neergezet. De huisnummers die daar in 1949 bij de bouw van de woningen mee corresponderen zijn de even nummers 2 tot en met 36. Luchtfoto nr. 18687 uit 1951 van het album “Oud Heerenveen vanuit de lucht” steunt deze waarneming volledig. Een tweede duidelijke aanwijzing vinden we in het blokvormige gebouw aan het einde van Sieger van der Laanstraat op de hoek van de van Riesenstraat. Het is van 1950 tot 1971 de werkplaats van Age Piek, die als monteur te boek staat en zijn adres is Van Riesenstraat 7. Volgens gemeentewerken is dat pand afgebroken op 5 januari 1972 met het oog op de doorbraak van de Koornbeursweg naar de Jan Gijze Weeninkstraat. Die doorbraak blijkt noodzakelijk omdat de snelste verbinding van het centrum van Heerenveen via de Van Riesenstraat naar de van Dekemalaan en dan met een kort bochtje naar de Jan Gijze Weeninkstraat geen grote verkeersdruk kan verwerken. Vanaf
1965 wordt er door de gemeente al gewerkt aan het nieuwe uitbreidingsplan De Greiden en de NS wordt daar in mee gezogen door het aanleggen van een tunnel onder de spoorbaan naar die wijk. In januari 1966 wordt in de Friese Koerier bekendgemaakt, dat de aanleg van de tunnel een jaar gaat duren en dat half april 1966 daarmee een begin wordt gemaakt. In dat halve jaar is de spoorbaan over een afstand van 800 meter een halve meter opgehoogd om vervolgens de tunnelaanleg te kunnen realiseren.
Halverwege het jaar 1967 meldt de Leeuwarder Courant, dat de bedoelde tunnel naar de Greiden in het voorjaar van 1968 gereed zal zijn. De plannenmakers hebben inmiddels ook in de gaten gekregen, dat de Van Riesenstraat verre van de ideale verbinding is naar een zich explosief ontwikkelende wijk. Zij beraden zich dan ook op een brede doorbraak vanaf de Koornbeursweg naar de Jan Gijze Weeninkstraat. Het is duidelijk, dat daarvoor enkele panden moeten worden aangekocht in de overgang van de Dracht naar de Burgemeester Falkenaweg en aan de Verlengde Molenwijk, de Verlengde Korflaan en aan de Sieger van der Laanstraat. Het verlengde deel van de Molenwijk en de Korflaan - ten zuiden van de Van Riesenstraat - ondergaan een volledige kaalslag in het jaar 1972. Archiefambtenaar Jan Werkman noemt dit jaartal in zijn lijst van huisnummering uit 1996, terwijl hij voor de volgende panden latere jaartallen noemt.
De eerste twee puntdakwoningen aan de Sieger van der Laanstraat (1a en 3), die in 1955 op luchtfotonr. 30965 de eerste twee panden in de oneven genummerde serie zijn, zijn in april 1973 aan die doorbraak geofferd. De introductie van de Koornbeursflat gaat gepaard met de afbraak in 1976 van de volgende dubbelwoning (nr. 5 en 7).
Voorafgaand aan de bouw van de blokwoningen zijn de gronden aangekocht van de familie Tadema om aan de spoorkant van de Van Dekemalaan en Sieger van der Laanstraat een formidabele infrastructurele operatie plaats te laten vinden, namelijk de demping van de gracht en de aanleg van een riolering. Het blijkt een knap stuk naoorlogs werk op het gebied van grondverzet, want het betreft de afstand vanaf de Rooms Katholieke lagere school tot aan de huidige Mr. Halbe Binnertsstraat. In het archiefdossier 718-4 noemen de bestuurderen en de mensen van gemeentewerken, dat met een zeker eufemisme: het bouwrijp maken van de gronden langs de Sieger van der Laanstraat en de Van Dekemalaan, 1948. Het besluit voor de demping van de ‘sloot’ ten westen dateert van juni 1948 en de aanbesteding is in november 1948. De demping en de aanleg van de riolering gaan derhalve hand in hand.
Een eerste ansichtkaart van kort na de bouw van dit stukje straat, waarop ook de ‘Bouma-woningen’ aan de Van Dekemalaan - gebouwd door de firma van der Wijk, Schaap en Buwalda - te zien zijn en zelfs een fragment van het Industrie-of Werkplaatsengebouw, is een niet gedateerde kaart van een onbekende uitgever.
2013, maart 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
Sieger van der Laanstraat 1963
HIP-time 93
Twee luchtfoto’s van Aero-carta uit “Oud Heerenveen vanuit de lucht” geven ons een goed beeld van de ontwikkeling van het meest zuid-westelijke deel van de Sieger van der Laanstraat, meer speciaal vanaf de Bouwe van Ensstraat tot de Mr. Halbe Binnertsstraat. Het beeld op kaartnummer 18676 uit 1951 bestaat nog slechts uit de blokjes huizen (4-4-2-4-4 en 1 losstaande) in het noordwestelijke deel van de straat, aansluitend gebouwd aan het befaamde ‘werkplaatsengebouw’, thans ‘De Broedstoof’. Die ene losstaande éénsgezinswoning op de hoek van de van Ensstraat met de van der Laanstraat is nr. 38, waar Gerhard Pal, per 30 juni 1951 naar toe is verhuisd.
Vervolgens is er in zuidelijke richting slechts weiland, met uitzondering van het meest zuidwestelijke deel van de Sieger van der Laanstraat. Daar bevinden zich de drie blokken van vier woningen, die in de tegenwoordige huisnummering staan geregistreerd onder de nrs. 74 tot en met 96. De woningkaarten geven ons inzicht in de periode, dat ze door hun eerste bewoners zijn betrokken. De eerste is geweest nr. 76 op 24 juli 1950 en de twaalfde en laatste nr. 86 op 24 juli 1957.
Kijken we nu twee bladen verder in de Aero-carta luchtfotomap naar het jaartal 1955 en het fotonummer 30965 dan zien we dat imiddels een metamorfose heeft plaatsgevonden op het perceel tussen de Sieger van der Laanstraat en de Kempenaerswijk. Niet alleen is daar tot stand gekomen de dwarsverbinding van de Bouwe van Ensstraat met daaraan het in het oog springende drie etages hoge appartementengebouw. Bovendien is de aanleg van de straat (1953/1954) klaar, maar ook het besluit voor de naam door de raad van Heerenveen (19 november 1953) genomen.
Kijkend uit de ramen van woning nr. 38 in zuidelijke richting zien de bewoners - op een afstand van krapaan 100 meter over het bestaande grasveld - eveneens een nieuwe ééngezinswoning - en gescheiden door een oost-westelijk verbindingsstraatje naar de onlangs vervangen ‘kippenhokken’ van het Taconishof - ook aan de zuidkant daarvan een tweede identieke éénsgezinswoning. Die twee woningen met huisnummer 70 en 72 krijgen hun eerste bewoners onder hun dak, resp. op 17 januari 1955 (Hendrik Faber) en 22 oktober 1955 (Taeke Oosterdijk).
Vervolgens duurt het enige tijd dat de huisnummers 54 tot en met 69 hun sleutels in de hun toegezegde voordeur kunnen steken. Voor die acht panden gebeurt dat vanaf 13 maart 1957 tot en met 18 april 1957. Het laatste blokje van vier kan worden bewoond tussen 18 november 1963 en 24 januari 1964. Helemaal aan het eind van dit bebouwde perceel zien we dat ook de geschakelde woningen van het ‘witte’ huizenblok aan de doorgetrokken Mr. Halbe Binnertsstraat zijn gerealiseerd.
Het straatnamenboek vertelt ons over de ‘misgreep’, die de commissie maakt bij het toekennen van straatnamen binnen het plan van de ‘strokenbouw’ met de ‘lessenaarsdaken’. Bij gelegenheid van dezelfde vergadering van de raad van 19 november 1953 worden de zeven verbindingen naar de Kempenaerssingel vanaf de Nagtegaalstraat (parallel aan de S.van der Laanstraat) getooid met de vogelnamen: Lijster, Merel, Rietvink, Leeuwerik, Wielewaal, Karekiet en Koolmees. Eind jaren zestig wordt in het plan De Greiden ook weer gebruik gemaakt van vogelnamen. Dat blijkt aanleiding tot verwarring. Er is toen besloten bovenbeschreven vogelnamen buiten gebruik te stellen en dit gehele wijkje ‘Taconishof’ te noemen, als een eerbetoon aan lokaal historicus Ab Taconis.
Uit een en ander kunnen we dus voorlopig even concluderen, dat de VéGé-winkel en de zichtbare woningen ten zuiden daarvan op ‘onze’ foto pas in gebruik zijn genomen ná 1955. De feiten over ‘onze’ foto 01505 uit het archief van Museum Willem van Haren zijn de volgende: de opname dateert uit 1963; de fotograaf is niet bekend; de winkel is een ’10% VéGé 10%’-winkel van een zelfstandige winkelier, die is aangesloten bij de landelijke organisatie ‘VErkoop GEmeenschap’. Wikipedia vertelt ons, dat de organisatie in 1938 is opgericht door een grossier uit Breda en dat er in 1939 al 2.400 winkels bij de organisatie zijn aangesloten. De formule wordt na de oorlog ook in het buitenland uitgerold en in 1961 worden ze aangetroffen in 10 verschillende landen met 28900 aangesloten kruideniers.
De website van ‘Heerenveen-midden’ laat ons weten, dat van 1962 tot en met 1966 de VéGé-winkel van Fennema is geweest. Deze heeft eerder als kruidenier aan de Dubbele Regel nr. 64 een VéGé-winkel geëxploiteerd en vertrekt daar medio september. Een advertentietje in de Leeuwarder Courant van 1 juni 1962 meldt dat. Waar de krant zich niet mee bezig houdt, is het ontstaan van de bouw van deze woning met winkel voor een levensmiddelenbedrijf aan de S. van der Laanstraat 44. Het wordt gebouwd in opdracht van Martinus Fennema (of eigenlijk de N.V H.E. Sipkes te Dokkum), die architectenbureau Van Manen en Zwart te Drachten opdracht geeft daarvoor een plan te ontwerpen. Als aannemer wordt de fa. Tj.Smits en Zn. de bouw gegund bij besluit van 16 april 1962.
De woningkaart van de S. van der Laanstraat geeft een iets exactere nuancering aan de gebruiksduur van winkel en woning. Martinus Fennema start op 15 oktober 1962 en laat zich naar Smallingerland uitschrijven per 15 december 1964. Zijn opvolger komt op 18 december 1964 uit Leeuwarden en gaat daar op 13 maart 1970 ook weer naar terug. Zijn naam is Isaäk de Jager, die als ‘De Jager’s Zelfbediening’ op het adres Sieger van der Laanstraat 44 met een advertentie in de Friese Koerier van 8 februari 1966, aanvankelijk aangesloten is bij deze VéGé-organisatie. Later blijkt deze zelfbedieningszaak ook een filiaal te bezitten in Jubbega en zelfs in Yde/de Punt in Groningerland. De volgende bewoner blijkt Geert van der Wal, die er van 1 april tot 24 oktober 1977 verblijft. Of hij er alleen woont of er ook zakelijk gebruik van maakt, blijft nog in het ongewisse.
Van 1978 tot 1984 is het pand bestemd geweest voor de drukkerij Jaroff. In dat verband zal de bewoner-gebruiker Roelof Oosterhof daarin een rol hebben gespeeld. Hij staat op de woningkaart van 21 april 1978 tot en met 16 november 1984. Uit een advertentie van 30 augustus 1986 kunnen we opmaken, dat Jaroff inmiddels is verkast naar de Heerenwal nr. 88. Ze vestigen zich in de gebouwen van kaashandel Prins.Dat moet zich al hebben voorgedaan vóór februari 1985, want op de 11e van die maand vinden we in de Leeuwarder Courant een oproep voor een ‘Enthousiaste freelance vertegenwoordiger, voor de verkoop van ± 200 artikelen vrijetijdskleding, door markten en winkeliers te bezoeken’. De oproep is afkomstig van Schroor B.V. Textielimport, Sieger v.d. Laanstraat 44, 8442 EB Heerenveen. Het bedrijf toont zich ambitieus getuige een advertentie van 29 januari 1987 (ook in de L.C.), waarbij het importeren van baby-, kleuter-, kinder-, dames-en herenvrijetijdskleding, mode uit het Verre Oosten vertegenwoordigers voor het unieke assortiment noodzakelijk maken. Ronkend wordt door ‘ons succesvol groeiend bedrijf’ slechts gezocht naar top-Vertegenwoordigers. De heer Bakker van de afdeling Personeelszaken wacht de sollicitaties graag in. De zaken lopen zelfs zo ‘goed’, dat de textielgroothandel Schroor B.V. in Heerenveen een claim legt op het kantoor van het koninklijk Fries Rundvee Syndicaat te Akkrum door een voorlopig koopcontract te tekenen. (L.C. 6 mei 1987) Het is spijtig te moeten vernemen uit diezelfde krant, dat 7 maanden later eerst een surseance van betaling de Handelsmaatschappij Schroor B.V. treft. Onontkoombaar gevolgd door het uitspreken van het faillissement op 7 januari 1988.
In ieder geval is sinds 1998 het adres Sieger van der Laanstraat 44 de uitvalsbasis van de autorijschool van Dick Hielkema. (Gemeentegids Heerenveen) Met de huidige reclamemiddelen laat Dick Hielkema weten meer dan 25 jaar in deze branche aktief te zijn. Dat zou kunnen betekenen, dat ze na het failleren van Schroor in 1988 meteen op deze locatie zijn begonnen. Helaas staat dat in de bedrijfsgeschiedenis niet vermeld.
Aanvulling: Deze laatste zin doet Alfred Plantinga besluiten via Facebook onze geschiedkundige kennis bij te stellen: “Vóór rijschool Hielkema in het pand Sieger van der Laanstraat 44 gevestigd is, is het een onderdeel van Wits schilders geweest. Wits schildersafdeling in Heerenveen is begonnen in de Sieger van der Laanstraat 57.” Vervolgens vult de heer Dick Hielkema op ons verzoek die informatie nog aan met de mededeling: “Wij hebben het pand in 1992 gekocht van Wits schilders. Wits schilders heeft het pand in bezit gehad tussen 1988 en 1992.” Beide heren hartelijk dank voor hun belangstellende medewerking ! Tegenwoordig is het vestigingsadres van Wits Schilders aan de Opslach (het bedrijventerrein in de hoek Het Meer - Stadionweg).
2014,oktober 11-wibbo westerdijk-hip-backup
Schilderij van Goffe Struiksma ca 1945
HIP-TIME magazine 100
Foto: collectie Museum Heerenveen
Schilderij van Goffe Struiksma, ca 1945
Bij het zien van de strook grond langs de Veenscheiding vanaf de spoorbaan gingen - als een reactie op HIP-Time Magazine 95 - de sluizen van jeugdherinneringen wagenwijd open bij oud-Heerenwalster Jan Prins. Zijn lagere schoolperiode was een avontuurlijke en samen met zijn kameraden beleefden ze van alles. De tochten die ze maakten, gingen soms in de richting van de bruggetjes tussen het Breedpad en de boerderij van Van der Laan aan de westkant bij de spoorbrug. Het pad langs de boerderij ging door de landerijen langs de Veenscheiding tot voorbij de vellebloterij / leerlooierij van Piet de Vrij. Het doel van de tocht was dan het Kattebos. Een andere route was met de roeiboot over de Veenscheiding langs het skûtsje van de weduwe Vermaning.
De familie Prins heeft het voorrecht gehad tot de kennissenkring te behoren van gemeente-ambtenaar Goffe Struiksma, die naast zijn kwaliteit als recensent van kunst-en culturele gebeurtenissen zelf ook een verdienstelijk schilder blijkt te zijn. Jan Prins heeft eens bij hem thuis een aquarel (of gouache ?) mogen uitzoeken uit een grote lade. Vermoedelijk als een verjaardagscadeau. Hij kiest dan bovenstaande afbeelding en maakt de opmerking, dat het huis op de achtergrond aan de overkant van de Veenscheiding er toch eigenlijk niet op hoort te staan. Struiksma geeft dan toe, dat hij die erbij heeft verzonnen. Op de voorgrond zie je de westelijke Spoorsloot met woonschip en werkschuur van Jetze Pompmaker, zijn bijnaam dus. (Tot zover Jan Prins). Tijd dus om eens in het beschikbare archiefmateriaal te duiken om wat zaken te verduidelijken. Bij dit schilderij vinden we in de Adresboeken van 1934 en 1938 eerst het adres van veehouder D.J. van der Laan, die de boerderij bewoont en gebruikt aan de westkant van de spoorbaan en bereikbaar is via de twee bruggetjes over de oostelijke en de westelijke spoorsloot. Dat blijkt Breedpad 79 te zijn.
Op numero Breedpad 77 is dat Jetze de Boer, pompmaker, die in de herinneringen van Jan Prins met zijn beroepsnaam Jetze Pompmaker wordt aangeduid. Ook dit adres ligt ten westen van de spoorbaan en blijkt dus in de jeugd van Prins in een woonboot met schuur op de wal zijn werk te doen als pompmaker. Deze conclusie ten aanzien van het huisnummer is correct, want het laatste huisje aan de oostkant van de spoorbaan heeft het huisnummer 75. Een gemeentelijke kaart uit april 1968 bevestigt dat.
De Woningkaart van Breedpad 77 kent geen aanvangsjaar. De hoofdbewoner is Jetze de Boer, die op 9 augustus 1958 vertrekt naar de Burg. Falkenaweg 56 en aanvaardt dat de ‘onbewoonbaar verklaard’ -status is gedateerd 13 februari 1959. Dat leidt tot afbraak.
Als ‘inwonend’ bij nr. 1 staat vermeld Geeske Scheper, ingekomen juli ’39 van Thialfweg 44 (ziekenhuis) met de vermelding: abus (abusievelijk)?
Afsluitend geven we U nog enige informatie over de creator van het tafereel ! Goffe Struiksma is geboren in Leeuwarden op 25 februari 1907. Zijn vader Nicolaas Struiksma is op dat ogenblik "commies der 2e klasse ter provinciale griffie" ( huwelijksakte) maar promoveert tot hoofdcommies volgens het bevolkingsregister. Zijn moeder heet Maria Miedema Goffedr.en komt uit St.Annaparochie. Het gezin is doopsgezind. Goffe doorloopt de driejarige H.B.S. succesvol en krijgt een baan op de gemeentesecretarie van Leeuwarderadeel. Na voortzetting van zijn ambtelijke carrière in Ooststellingwerf en Baarderadeel komt hij tenslotte in Heerenveen. Daar trouwt hij op 4 juni 1934 met Catharina Margaretha Stöver. Inmiddels houdt hij zich al enige tijd bezig met schilderen, getuige zijn deelname aan een schilderijententoonstelling van “Horizon” op de bovenzaal van het paviljoen in de Prinsentún. Op 22 september 1933 hangen daar een viertal werken van hem. In zijn verdere leven blijft hij de kunst trouw en bouwt een vriendenkring van kunstenaars op naast zijn baan van gemeenteambtenaar. Frédérique van der Palm heeft in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’ ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan van de Oudheidkamer, c.q. het Museum Willem van Haren in 1992 enkele werken opgenomen en tevens enkele biografische aantekeningen toegevoegd. Hij overlijdt op 23 februari 1972.
In de Oudheidkamer van Heerenveen wordt in januari-februari 1981 een royale tentoonstelling gewijd aan het werk van Goffe Struiksma. Harry de Jong verantwoordt en begeleidt dat in de Heerenveense Courant met vijf artikelimpressies in de rubriek - Wetenswaardigheden uit het streekmuseum “De Oudheidkamer” van 21 en 28 januari én 4, 11 en 18 februari 1981.
2015, januari 24 - wibbo westerdijk - hip-backup, op aangeven van Jan Prins
Schansterbrug, opgeblazen in 1945
HIP-TIME MAGAZINE 76
Schansterbrug, opgeblazen in 1945
Het is de fotograaf van nr. 01858 - een fotoformaat van 17.7 x 12.5 cm uit de collectie van het Museum Willem van Haren - bij voorbaat vergeven, dat hij om allerlei redenen trillende handen heeft gehad en bovendien slechts de beschikking over vermoedelijk oorlogsmateriaal om deze opname te kunnen maken. Het moet een emotioneel moment voor de ‘man’ zijn geweest om de zinloze verwoesting van de oeververbinding in ogenschouw te nemen.
Terugtrekkende, verliezende duitse troepen besluiten op 13 april 1945 - één dag vóór de bevrijding van Heerenveen - bij hun aftocht zo veel mogelijk de bruggen te ontregelen, zodat ze tijd kunnen winnen voor een roemloze terugtrekking.
Verder zoekend in het fotoarchief komt dit beeld nog twee keer voor. Onder no. 04127 is als toelichtende tekst op de achterzijde geschreven: ‘Brug Terbandsterschans vernield door Belgische reservisten, foto mevr. Engelen’ (formaat 29.4 x 21.0 cm). De derde aanwezige foto 07431 blijkt een matige foto van de originele foto met het formaat 15.0 x 9.8 cm. De ‘hij’ -fotograaf moet dus een ‘zij’-fotografe worden !
De opgeblazen brug blijkt getransformeerd tot verwrongen staal. Het brugdek is in de Heerensloot gestort. Kennelijk zijn de werkzaamheden voor ruiming begonnen, gezien het vaartuig dat met zijn neus de vernauwde doorgang is genaderd. Hoe de positie van de man bovenop het brugdeel moet worden geïnterpreteerd weten we niet. Misschien is het een moedige poging om naar de overkant te komen, omdat de latere noodbrug - een pontonbrug voor fietsers en voetgangers (kippenloopje) - misschien nog niet is geïnstalleerd. Op 10 augustus 1945 maakt de voorzitter van ‘Dorpsbelang Nijehaske’ met zekere trots bekend, dat dankzij ‘t gemeentebestuur er een nieuwe ‘overloop’ over de Heerensloot is gelegd, want de brug is nog niet gerepareerd.
Het gemotoriseerde verkeer dient zich via de Stationsbrug, de Stationsstraat, het Stationsplein en de Parallelweg naar de Jousterweg te begeven. Lokaal verkeer blijft ook nog mogelijk langs de Heerenwal en de Dubbele Regel. Drie en een half jaar hebben rijk, provincie en gemeente nodig gehad te zorgen voor een nieuwe en verbeterde verbinding. Uiteindelijk wordt op donderdag 24 september 1948 na voorbereidende organisatorische maatregelen van ‘Dorpsbelang Nijehaske’ en de ‘Buurtvereniging De Vrijstaat’ de brug op feestelijke wijze in gebruik genomen door de Commissaris der Koningin mr. H.P. Linthorst Homan. De nieuwe ‘basculebrug’ heeft zijn draaipunt aan de zijde van de Fok gekregen en aan die kant verzamelen zich de genodigden om de welkomstspeech van Jacob Waterlander, als vertegenwoordiger van de beide verenigingen, te mogen aanhoren. Vervolgens noemt hij de aktie van de terugtrekkende Duitse militairen er eentje van ‘dom geweld’ en ‘onnodige vernielzucht’ en schetst ook de verbeteringen door de nieuwe maatvoering van de brug. De breedte van 3.5 meter van de oude brug wordt practisch verdubbeld met een wegdek van 6 meter met aan weerszijden trottoirs van 75 centimeter. Niet alleen het wegverkeer profiteert, ook het scheepvaartverkeer spint garen bij een doorvaartwijdte van 6.20 naar 7.10 meter. Op de onderbouw van de firma Gebr. Leemburg te Leeuwarden heeft het Heerenveense constructiebedrijf C. Groothoff de bovenbouw geplaatst, terwijl Werkspoor de beweeginrichting heeft verzorgd. Brugwachter Veenema bedient op verzoek van de commissaris het mechanisme en laat de openstaande brug zakken. Het dochtertje Marietje van hotelier Jan Smid presenteert de commissaris ‘het kussen met de schaar’ om het gespannen lint midden op de brug door te kunnen knippen. Na deze officiële symbolische handeling trekken de genodigden zich terug in Hotel Smid om tijdens een koffiemaaltijd nog enkele redevoeringen aan te horen. De dienstdoende tafelpresident de heer J. Duursma neemt de vrijheid het gezelschap te wijzen op het belang van de vereniging ‘Dorpsbelang Nijehaske’, welke is opgericht op 12 augustus 1915 om zaken van belang voor Nijehaske aan te kaarten bij het gemeentebestuur - eerst dat van Haskerland (met als zetel Joure) en sinds 1934 dat van Heerenveen. Duursma geeft daarna het woord aan Burgemeester Kuperus, die niet alleen de commissaris dankt voor de moeite naar Heerenveen te willen komen, maar feliciteert ook ‘De Vrijstaat’ met deze schitterende brug. Interessant is zijn visie op het ontstaan van de naam ‘De Vrijstaat’. Het vroegere dorp ‘Nijehaske’ was een dorp op zichzelf, veraf van de zetel van het bestuur van de grietenij of gemeente. Zo voelden de bewoners het en ze gingen zich daarnaar gedragen. De volksmond zorgde - vlak na de Boerenoorlog in Zuid-Afrika - voor de naam van ‘De Vrijstaat’. Als men in het Haskerlandse deel van Heerenveen - volgens Kuperus - eens echt onder elkaar wilde zijn zonder ‘potkijkerij’, draaide men alle drie bruggen omhoog. Alle bruggen, zowel de Schansterbrug, de Stationsbrug als de Heerenwalster brug (kippenloop) hadden hun draaipunt aan de Haskerlandse kant van de Heerensloot of Veenscheiding. Op die manier konden de inwoners van de ‘Vrijstaat’ even hun gang gaan. De verenigingsstatus krijgt het als de bewoners van Dubbele Regel, 2e Heerenwal, Schoolstraat en Parallelweg op 30 oktober 1945 het plan maken om ‘feesten’ te gaan organiseren. De buurtvereniging op basis van saamhorigheid is geboren en neemt de geuzennaam ‘De Vrijstaat’ aan !!! Liefst zeven personen worden als bestuurslid geïnstalleerd. Het originele reglement wordt nog steeds gekoesterd in het archief van museum Willem van Haren. Daarin blijkt dat de ‘grenzen’ van het Vrijstaatgebied ter wille van de vereniging iets zijn opgerekt. Ook de Jousterweg tot de grens van de gem. Heerenveen en de Leeuwarder Straatweg tot en met de Christelijke School mogen zich aansluiten.
Terug naar onze foto, die we als een kapstok gebruiken voor een stukje historie over de brug. In het Dekema-, Cuyck en Foeytsarchief vinden we onder inv. nr. 2163 een aanbesteding van de Heeren Compagnons uit 28 mei 1701. Zij gunnen het drietal Nanne Jacobs, Claes Sickes en Sicke Clases het maken van een nieuwe ‘valbrug’ in de Bandsterschans in de zeer oude verbindingsweg van Joure naar de dorpen van de streek van Aengwirden (en verder). Kramer, de onderzoeker van de Oudheidkamer, vindt in het D.C.F.-archief onder nr. 2271 ook nog een beschrijving over een publicatie van de Heeren Compagnons over de nieuwe brug op de Schans, met als datum 8 november 1758. Bijna 50 jaar later meldt de Leeuwarder Courant van 8 april 1804 opnieuw een aanbesteding. Bij Durk Elzinga, ‘castelein’ in de Terbandsterschans - ... inderdaad de exploitant van dezelfde herberg die caféhouder Jan Smid in 1948 runt - vindt op 14 augustus de aanbesteding plaats van een nieuwe ‘flabbrug en gebynt’ en reparatie van het muurwerk van de Haskerschans. Regelmatig onderhoud bij zo’n frequent gebruik zal de drijfveer zijn geweest van de aanbesteding op verzoek van Hendrik Dalmolen in oktober 1814. Deze is dan schout van de gemeente Haske en op de Heerenwal woonachtig. De brug in de rijweg te Nijehaske moet worden gemaakt en hij gaat met timmerman Sijmen Marten Koksma naar notaris L.J. Mooi in Oldeboorn om een akte op te laten maken voor een aannemingsbedrag van fl.40,-.
De ‘flabbrug’ is in 1839 aan vernieuwing toe, waarvoor de secretaris C.L. van Beijma thoe Kingma in opdracht van de grietman van Haskerland, P.B.J. Vegelin van Claerbergen, drie dagen in november annonceert in de Leeuwarder Courant. Woensdag de 27e, Donderdag de 28e en Vrijdag de 29e zullen rijtuigen een andere weg moeten nemen. Gelukkig komt dat bericht niet zomaar uit de lucht vallen, want op 18 augustus daaraan voorafgaand hebben de Heeren Compagnons - woordvoerder M.J. Hogeveen in de Bonteboksluis - een aanbesteding in de Leeuwarder aangekondigd. In een bestek staat beschreven, dat er een volledig nieuwe balans met balansgebint en nog wat andere reparaties moeten worden geleverd. Ten huize van de ‘bruggewipper’ Iebele Gerrits de Haan - ook in 1816 al in functie - ligt het bestek ter lezing, maar de inschrijvingsbriefjes moeten franco worden gestuurd naar de Bontebok. Marcus Jacobs Hogeveen regelt het dan verder.
Niet alleen de brug is een onderwerp van voortdurende zorg, ook het water waarover de Terbandsterbrug de oevers verbindt, is dat. Zo pleit de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Heerenveen in de zomerzitting van juli 1867 bij de Provinciale Staten voor verdieping van de vaart. Hun verzoek leidt tot een machtiging aan Gedeputeerde Staten voor een bedrag van fl.850,-. In oktober 1876 is het opnieuw de Heerenveense Kamer van Koophandel, die van zich doet spreken. Zij willen dat de provincie het gedeelte Compagnonsvaart van de Terbandsterbrug door Heerenveen - dus de Heerensloot - overneemt in onderhoud en beheer. Het duurt dan nog wel een aantal jaren voor dat is geregeld. Ook hier ligt weer een krantenbericht ter bevestiging (L.C. 25-10-1887). Bij een voorstel van Provinciale Staten van 23 augustus 1887, no. 12 wordt de goedkeuring tot het overnemen van het eigendom, het onderhoud en het beheer van de Heerensloot en de daarover gelegen Terbandsterbrug door de provincie geregeld.
Wanneer we bijna 50 jaar na de aanbesteding van de brug in 1839 in de Leeuwarder Courant van 28 mei 1888 lezen, dat in Lemmer op 22 mei in opdracht van de provincie een begin is gemaakt met het afbreken van een van de twee bruggen over een te dempen kanaal, gaat onze hartslag zelfs nu nog met sprongen omhoog. De ‘Truitjeszijlsbrug’ is nog maar een paar jaar oud en grotendeels van ijzer gemaakt. Het wordt onttakeld en daarna vervoerd naar Heerenveen, waar het in de Schans over de Heerensloot (provinciaal vaarwater inmiddels) weer wordt opgebouwd. Uit enkele regels in de Leeuwarder Courant van 31 mei 1888 vernemen we, dat de werkzaamheden door de werkstaking van de baggeraars van de Heerensloot worden beïnvloed. Die hebben, volgens het bericht van de 29e, de timmerlieden overgehaald ook het werk neer te leggen, maar deze hebben kort daarna tegen ‘t zelfde loon hun werkzaamheden hervat. Alleen het metselwerk aan de brugwachterswoning is door intimidatie van de baggeraars langer stil blijven staan. De baggeraars, die werken aan het verbreden en uitdiepen van de Heerensloot, en in feite niets te maken hebben met de werkers aan de brug en het brugwachtershuis, zetten hun staking nog even door. De Standaard meldt op 2 juni dat er nog slechts een vijftal baggeraars hun werk hebben hervat, doch dat de rest halsstarrig blijft weigeren ondanks stevig politie-optreden. De aannemer wenst evenmin hun eisen in te willigen. Jammer dat de kranten verder geen positief bericht bevatten, dat het werk klaar is gekomen. Maar ... uit het feit dat de decoratieve gedenksteen in 1888 is geplaatst toen de Provincie Friesland het brugwachtershuis heeft overgenomen van de Dekema-, Cuyck- en Foeyts Veencompagnie, mogen we concluderen dat het in orde is gekomen.
Voor de opbouw van de nieuwe brug blijkt er het een en ander te zijn afgebroken, waarvoor plaatselijk deurwaarder Wierda op zaterdag 11 augustus 1888 ‘bij de nieuw gemaakte brug’ publiek tegen contante betaling flink wat hout mag verkopen. (zie advertentie L.C. 7 aug. 1888)
Twee incidenten verdienen in latere jaren anecdotische aandacht in de landelijke pers. Dat is te danken aan de sterke versmalling in de Heerensloot op de plaats van de Terbandsterbrug. De donkere zaterdagmiddag van 23 november 1903 zorgt door de asgrauwe luchten en ‘hozigwindgeruk’ voor een gedenkwaardige zaterdag met veel schade aan huis en gewas. Rond een uur of acht ‘s avonds komt van de kant van Nieuwebrug een reusachtige ‘zodde’ of ‘rietpolle’ van wel ‘n veertig vierkante meter, die ergens van een walkant is losgerukt, met grote snelheid richting Schans drijven. Er wordt wel geprobeerd het gevaarte te enteren, maar daarin slaagt men niet. De ‘polle’ drijft door en zet zich vast in de nauwe brugdoorgang naar de Heerenwal. Alle scheepvaart wordt daardoor onmogelijk. De brugwachter brengt de opzichter van de provinciale waterstaat in Joure ijlings op de hoogte, die onmiddellijk handelend optreedt. De zondagochtend daarna nemen enkele vissers voor fl.12,50 het karwei aan om de verstopping op te ruimen. In een humorvolle bui noemt de dienstdoende journalist ‘het eiland’ onbewoond: “geen leeuw, geen tijger, geen onschuldige haas zit er op, zelfs geen na-neef van Robinson Crusoë ”.
Het tweede incident wordt op 1 december 1909 gemeld in het Nieuwsblad van Friesland onder het kopje “Waar blijft het grootscheepsvaarwater naar Heerenveen?” De 27e november is zowel het voetgangersverkeer als het scheepvaartverkeer gedurende vier uren gestremd geweest. Een 220 ton metende tweemaster met zaad geladen voor de oliefabriek van firma Woltman, is zo breed en zo diep geladen dat het niet door de brugopening kan. Er ontstaat een enorme rij van wachtende schepen, zodat teneinde raad wordt besloten de tweemaster achteruit te trekken om de vaarweg vrij te krijgen. De passage is daarmee weer mogelijk. De dag erna wordt het zaadschip ‘gelicht’ in de zin van lichter gemaakt en dan kan het z’n weg vervolgen naar de kade voor de oliefabriek van Woltman.
Het opblazen van de brug heeft aan de gebouwen vlakbij de brug zichtbaar flinke glasschade veroorzaakt. De schade aan de ramen van de woning van garage Jan Vriesema op Schans 1 (vóór 14 november 1938: Grindweg 1) zijn met platen aan het oog onttrokken. Details van het stukje brugwachtershuis (aan de Dubbele Regelzijde) zijn niet te zien, maar U kunt er zeker van zijn dat de prachtige gedenksteen er ook nu nog steeds is terug te vinden.
Aan de geschiedenis van de Schansterbrug blijft niettemin nog een stukje mysterie hangen. Bij enkele teksten van vroegere prentbriefkaarten (ansichtkaarten) wordt gesproken van de ‘houten wipbrug’, zoals ‘Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes, 1995, blz. 32, 33; en ‘De Heerenwal. Bruggen en gekromde ruggen. 2001, blz. 149. Mogelijk is er een bruggenkundige onder onze lezers, die deze misverstanden kan ontzenuwen ?
2014, februari 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
Schans vòòr 1905
HIP-TIME MAGAZINE 107
Schans vòòr 1905
Bij deze prachtige oude foto uit de Leo Leenes-collectie van het Museum Willem van Haren zou zomaar de tekst hebben kunnen staan van de foto, die afgedrukt staat op bladzijde 44 van het fotoboekje uit 1968: ‘Heerenveen in oude ansichten’. Douwe Miedema, archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen schreef toen in de jubileumeditie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de uitgeverij Europese Bibliotheek-Zaltbommel zeer beknopt: “Het einde van de 2e Fok. Op dit punt heet het al “Schans”. Het grote hotel in het midden (J. Smid) is uiterlijk weinig gewijzigd. Rechts een nu lang verdwenen boerderij met café; links is ook veel veranderd. Op de plek grond links tussen vaart en weg stond heel vroeger ook nog een café”.
Echter, bovenstaande foto wordt in 1995 gebruikt door museumdirecteur Ad Geerdink ter gelegenheid van een eerbetoon aan de man die in de jaren zestig en zeventig het ‘gezicht’ van de Oudheidkamer is geweest: Leo Leenes. Diens kinderen hebben zijn privé-collectie destijds toevertrouwd aan het beheer van het museum, die in 1995 daaruit een keuze hebben gemaakt voor het fotoboekje met de titel “Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes”. Op bladzijde 35 van dit boekje en op de tegenoverliggende bladzijde heeft Ad Geerdink de volgende tekst samengesteld:
“Op de Schans stonden eertijds diverse uitspanningen. Op de foto is geheel links nog net de hoek van café en logement ‘De Veehandel’ van F. de Jong te zien. Ook op de hoek van de Fok en de Terbandsterschans heeft een herberg gestaan. De naam daarvan is onbekend. Centraal op de ansicht staat het café, logement en stalling van Jeen de Jong. Dit nog steeds bestaande horecapand werd in 1881 in opdracht van kastelein Staas van Diggelen gebouwd op de plek van een zeer oude herberg, waarvan rond 1835 de beroemde buikspreker Simon Lantinga eigenaar was. De opeenvolgende eigenaars van deze horecagelegenheden hebben steeds oog gehad voor de behoefte van hun klanten om zich ook sportief te ontspannen. In 1811 beschikte de herberg over een overdekte kolfbaan, die in de jaren 1830 werd vervangen door een kegelbaan. In de tweede helft van de 19e eeuw organiseerden de kasteleins billiardwedstrijden, schutjaspartijen om wild. En in 1900 werd zowaar een wielerwedstrijd bij de uitspanning gehouden”.
De kenmerken van deze foto maken dat we spreken van een ‘oude’ prentbriefkaart. Het begint met de vermelding van de naam van de afzender op de voorkant van de kaart: “A.G. Vollema, p.f.”. De postwet van 1905 zorgde voor een verandering van de adreszijde van de kaart. Voor die tijd is het een ‘ongescheiden‘ (dus zonder verticale streep), na de invoering van de wet wordt de adreszijde verdeeld in twee helften: rechts voor naam, adres en woonplaats plus postzegel, en links de mededelingen voor de geadresseerde. Dat is bij onze kaart van de Uitg. Heerenv. Boekh. v.h. A.L. Land duidelijk het geval. Inmiddels weten we ook, dat deze tekst van de uitgever afkomstig is van de directeur sinds oktober 1901: Isaäk Sevensma, 1861 (-1927). Deze laat op 1 juli 1903 aan de lezers van de Hepkemakrant weten, dat de ‘Nieuwe Prentbriefkaarten’ gereed zijn. Wij denken dat omdat in 1904 geen nieuwe prentbriefkaarten zijn aangekondigd, maar in oktober 1905 wel, zij het dat deze speciaal zijn uitgegeven ter ere van het Koninklijk bezoek en speciaal met Leeuwarder en Harlinger beelden. Spijtig genoeg blijkt de datumstempel van ons exemplaar niet voldoende duidelijk te zijn. Omdat de maand augustus wel is te ontcijferen houden wij het op ‘augustus 1903 of 1904’.
Wat maakt deze en andere oude foto’s van deze locatie nou zo historisch bijzonder, dat we er zoveel aandacht aan besteden ? Dat eist uiteraard enige uitleg ! Om te beginnen is de Aengwirderweg (‘de Streek’ in de volksmond) en diens verlengde door Terband ‘de Schans’ (in 1922 ‘Grintweg‘ genoemd ) een onderdeel van een zeer oude verbinding tussen Gorredijk en de Joure. Op de kaart van Schotanus - Halma uit 1718 staat weliswaar geen naam bij de weg, maar in de Tegenwoordige Staat van Friesland van 1788 wordt de “rydweg van de Joure naar het Heerenveen” in de Grietenij Haskerland “een der drie voornaame rydwegen” genoemd. De waterverbinding wordt destijds kennelijk veel belangrijker gevonden, want b.v. ‘Hurdspytsje’ en ‘Overspitting’ (1646) zijn al wel oude toponiemen.
Bovendien hebben we op dit punt, waar de weg van Zwolle naar Leeuwarden de weg Gorredijk-Joure kruist - met daarin de ‘flapbrug’ over de Heerensloot - te maken met de grens tussen de twee grietenijen Aengwirden en Haskerland. In het rapport van de grensbepaling uit 1828 van Aengwirden (AEN 545) ligt het begin bij de hoek van het Kerkhof van Heerenveen (het zgn. drie grietenijenpunt). De scheiding tussen Aengwirden en Haskerland volgt de oostelijke ‘boord’ (oever) van de Heerensloot in noordwestelijke richting tot halverwege de Fok - destijds bij het huis van Doeke Jans Algra. Daar gaat de grens naar de oostkant van de ‘rijdweg’ - tegenwoordig ter hoogte van Fok 38 en 39, vervolgt in noord-westelijke richting zijn loop vlak langs het logement van Pieter Elzinga (thans Chinees Specialiteitenrestaurant “Rose Garden”) en komt ter hoogte van de splitsing Heerensloot - Leeuwarder Straatweg weer terug naar de oostelijke oever van de Heerensloot.
Dat betekent dat alles wat oostelijk van die grensscheiding ligt behoort onder Aengwirden en alles wat zich daarvan westelijk bevindt is Haskerlands grondgebied. Met andere woorden een flink stuk tweede Fok en Leeuwarderstraatweg was van de grietenij / gemeente Haskerland. Voor onze foto leidt dat tot de volgende conclusie: het grasveld plus de achterliggende weg behoort tot Nijehaske, dus ook het café en logement ‘De Veehandel’ (A-1745).
Dat grasveld echter is op de kadastrale minuutkaart van 1832 wel bebouwd en geregistreerd als kadastrale gemeente Nijehaske, sectie A, no. 1744. Op dat ogenblik blijkt Hendrik van Diggelen, landmeter te Leeuwarden, de eigenaar te zijn van een ‘huis’ met een gebouwde waarde van fl.90,-. Uit een notarieel huurcontract opgemaakt op 27 maart 1829 door notaris P.J. Metz maken we op, dat Hendrik van Diggelen, landmeter eerste klasse en gestationeerd te Sint Johannesga, dit huis als herberg te Nijehaskerschans verhuurt aan Meine Tienstra en vrouw uit Sneek voor een periode van twee jaar voor een jaarlijkse huur van fl.185,-. (Tresoar T.26, inv. 56009, akte 127). Enkele maanden later passeert dezelfde notaris een pachtcontract tussen Marcus Jacobs Hoogeveen te Bontebokssluis en Hendrik van Diggelen, van ‘zekere huisstede en grond, bebouwd met een huis, c.a.’ voor een jaarlijkse pacht van fl.2,80.
In december 1830 wordt de huurperiode met kastelein Meine Tienstra en vrouw al beeindigd. Zij zijn niet in staat de huur op te brengen, hetgeen leidt tot de verkoop van meubelen en huisraad door de deurwaarder-executant Johannes Cancrinus. De opbrengst fl.266,50 wordt gebruikt voor de betaling van de achterstallige huur. Op 15 januari 1831 wordt Hendrik Arends Raadsveld, veenbaas te Nijehaske, huurder van huis en herberg voor de periode 12 mei 1831 tot 12 mei 1833. De huur wordt door Van Diggelen verhoogd tot fl.200.50.
Hierna maken we - wegens gebrek aan goede aansluitende informatie over de kadastrale eigendomssituatie en gebruiksgegevens - met de hulp van Sietse Krikke een stap naar 24 mei 1881. Die datum heeft Krikke in de bevolkingsboekhouding van Nijehaske vastgesteld als de datum, dat Jan Wolters Bosscha verhuist van Opsterland (Langezwaag) naar Nijehaske. Met zijn vrouw Jacobjen van den Berg, geboren te Hoornsterzwaag 29 maart 1852. Jan Wolters Bosscha is afkomstig uit Oldemarkt (Overijssel) en blijkt later van boerenbedrijf te zijn. Met vier kinderen komt hij in Nijehaske, waar op 22 februari 1882 nog een jongen wordt geboren. Volgens het kohier van de hoofdelijke omslag van 1881 (H.1545) wordt het huisnummer 217 onder Nijehaske bewoont door de wed. Tjeerd Raadsveld, tappersche. Zij - Hendrika Nijmeijer - heeft haar man verloren op 22 juli 1880 en in zijn overlijdensacte staat dat hij ‘logementhouder’ is geweest. In dat beroep is hij zijn vader Christoffel Willems Raadsveld opgevolgd, die op 30 juni 1868 reeds is overleden. Vermoedelijk heeft hij dat gedaan met zijn moeder Bjenke Tjeerds Kuiper (1798-1894), die in 1883 en 1884 nog een afzonderlijke kamer (onder no. 217a) bewoont.
Over het jaar 1882 ontbreekt het kohier, maar in 1883 en ook in 1884 staat op huisno. 217 genoteerd Jan W. Bosscha als tapper met een gezin van vijf personen. In 1884 vermeldt het kohier geen bewoner onder dit nummer. Op 16 mei van dat jaar 1884 wordt Jan W. Bosscha uitgeschreven naar Opsterland.
Een acte van notaris G. Boschloo van januari 1881 meldt ons dat Berendje (lees: Bjenke Tjeerds Kuiper, wed. van Christoffel Willems Raadsveld, samen met een echtgenoot van haar overleden dochter Jacoba en zijn kinderen, maar ook haar schoondochter Hendrika Nijmeijer (echtgenote van Tjeerd Raadsveld) en twee kinderen, tot verkoop overgaan van dit onroerend goed. De nieuwe eigenaren blijken Franke Bouwes van der Laan en Poppe Makkinga.
De Leeuwarder Courant bevat eveneens enkele bewijzen van Bosscha’s aanwezigheid in die jaren. Zo organiseert J. Bosscha, samen met Staas van Diggelen, beide logementhouders, op 10 oktober 1883 een harddraverij met paard en chais te Terbandsterschans en Nijehaske. Op 2 februari 1884 wordt duidelijk uit een veilingadvertentie, dat de eigenaren van de huizinge en herberg met schuur, stalling en erf (welke Jan Bosscha nog tot 12 mei huurt) eigendom is van Franke B. van der Laan en P. Makkinga. Bij de veiling wordt geboden fl.2000,-. Veertien dagen later op de 16e februari worden enkele eigenaren van omliggende panden ook eigenaar van deze herberg en stalling en ze hebben het plan de ‘afgeleefde taveerne’ af te breken. Die nieuwe eigenaren passeren ook weer de acte bij notaris G. Boschloo en wel op 30 januari 1884. Hun namen zijn Geert Adams Korf op de Fok, Wybrand Jelkes van der Duim op de Fok, Klaas Adams Korf te Nijehaske, en Jacob Woltman op de Fok, en leggen voor de herberg met schuur en stalling etc. te Nijehaske een koopsom van fl. 2046,- op het kleed. Alle vier hebben ze hun verdienste gevonden in de vervening (vervener, veenbaas, koopman).
Ongelofelijk ... dat je je zo druk kunt maken om een stuk gras op de foto, zult U zeggen. Maar over datgene wat er nog aanwezig is, zoals de twee gebouwen aan weerszijden van de toegang tot de Leeuwarderstraatweg, valt natuurlijk ook wel het een en ander op papier te zetten. Er zijn evenwel nog wel een aantal prentbriefkaarten, waarbij dat verhaal ongetwijfeld beter tot zijn recht zal komen. Bovendien in samenhang met het logement met veranda tussen de bomen, waar de witte toegangspalen voor staan. Dat bewaren we voor een toekomstige aflevering !
2015, mei 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
Schans omstreeks 1930
HIP-TIME MAGAZINE 37
Schans omstreeks 1930
Onmiskenbaar heeft dit formidabele pand omstreeks 1930 nog de allure van een gebouw met een voorname bestemming. Strategisch is de plaats, waar de straatweg van Leeuwarden overgaat in de Fok en de weg van Joure vanuit de Dubbele Regel over de Heerensloot zijn weg vervolgt als Grintweg onder Terband. Een sleutelrol heeft daarbij het zgn. “Bandster gangholt” vervuld, welke in 1629 reeds wordt genoemd in verband met reparaties daaraan. (Manuscript Kramer). Inmiddels ligt er natuurlijk al een degelijke klapbrug, die overigens in juli 1929 bijna een werkweek voor onderhoudswerkzaamheden buiten gebruik is geweest. Rij-en voertuigen blijken daar het meest door gehinderd.
Deze kruising van wegen is een historisch kruispunt, omdat deze het zuiden van Friesland in de zeventiende eeuw al verbindt via een stelsel van wegen met Groningen. Deze museumfotono. 268 heeft een formaat van 16 x 9 cm en het pand wordt als Café H. Hielkema geduid. De geveltekst op de originele foto geeft met de loep te lezen: “Stalling Café H. Hielkema Garage “. Ondanks de imposante grootte van het ‘hotel’ is het rond 1930 nog betrekkelijk jong. Op 21 februari 1881 brengt David J. Sterk als kastelein zijn herberg ‘onder de hamer’ en vertrekt vrijwel onmiddellijk naar Leeuwarden. De nieuwe eigenaren besluiten om het zeer oude en bouwvallige logement af te breken en op de fundamenten een nieuw gebouw te stichten met dezelfde bestemming. Exploitant Staas van Diggelen vraagt onmiddellijk een vergunning aan voor de verkoop van sterke-drank-in-het-klein en betrekt in de maand december 1881 het nieuwe logement.
Dat leidt tot een merkwaardig conflict met Jan Wolters Bosscha, die als kastelein te Nijehaske van een eveneens bouwvallige ‘gelegenheid’ schuin tegenover Van Diggelen op het zuidwestelijke perceel van de kruising, een adres richt aan de Commissaris der Koning. De gemeente Aengwirden heeft volgens hem volledig onjuist gehandeld bij de vergunningverstrekking. Aengwirden verdedigt zich in uitgebreide stukken, meent dat de motieven van Bosscha berusten op ‘broodroof’ en krijgt uiteindelijk gelijk van de Commissaris. Het register van de Haskerlandse drankwetvergunning wijst zeer tegenstrijdig Jan B. Boscher aan als kastelein in 1882-1883, die onder Nijehaske 217 voor twee ‘localen’ drank mocht schenken. Dat blijkt niet waar, want de Personele Omslag van 1883 noemt voor die twee ‘localen’ als tapper Jan W. Bosscha met een gezin van 5 personen onder no. 217 en de voormalige tapster de Wed. Chr. Raadsveld, dan zonder beroep, als bewoonster onder no. 217a. Beide ‘gezinnen’ blijven tot ‘âlde maaie’ 1884 en weten dan dat de nieuwe eigenaren (de broers Geert en Klaas Adams Korf, Wijbrand Jelkes van der Duim en Jacob Woltman) hun plannen om de afgeleefde taveerne af te breken zullen doorzetten. In die zelfde tijd heeft het latere Garage Vriesema het nummer Nijehaske no. 218.
Om dit conflict helemaal goed te kunnen begrijpen moeten we ons even verdiepen in de gemeentelijke zeggenschap van dat gebied. Dat hangt samen met het verloop van de grens tussen Aengwirden en Haskerland. In 1828 blijkt dat door het kadaster goed te zijn geregeld. In het “Procesverbaal van de grensbepaling”, 1828, blijkt de grensscheiding te beginnen bij de hoek van het kerkhof van Heerenveen om langs de oostelijk oever van de Heerensloot in noordwestelijke richting te lopen. Ter hoogte van het huis van Doeke Jans Algra (later ongeveer de R.H.B.S.) gaat
de grens praktisch haaks over de rijweg om aan de andere kant van die weg weer de noordoostelijke richting te vervolgen. Die richting blijft de grens gaan zelfs vlak langs het Hotel Hielkema en dan helemaal tot de plaats waar de tol van Terband is geweest, net onder het viaduct van de rijksweg naar Sneek toe. Daar zocht de grens opnieuw de oostelijke oever van de Heerensloot. Het mysterieuse kruisje op de foto in het wegdek van de Fok is er vermoedelijk met deze grensreden opgezet. Het is niet ondenkbaar dat een vroegere presentator van de ‘Praatjes bij Plaatjes’ daarom het kenmerkje heeft gezet.
De gevolgen van dat bijzondere verloop van de grens zijn kortgeschetst: een flink stuk Fok behoort bestuurlijk onder Haskerland, inclusief de huizen en bedrijven westelijk van het begin van de Leeuwarderstraatweg, met name het garagebedrijf van Vriesema (in 1934 heeft deze het adres Nijehaske, wijk E, no. 44 en in 1938 -na de samenvoeging tot Heerenveen-één - het adres Grintweg 1). Overigens heeft ook Garage Vriesema zowel vóór als ná 1900 nog een horeca-verleden voor één ‘locaal’. Het ‘Register van Vergunningen tot verkoop van sterke drank in het klein, in de gemeente Haskerland: Nijehaske, 1882-1931, vermeldt de namen van de opeenvolgende kasteleins: Jentje Siedsma (1883), Sietze Hendriks van der Laan (1883-1884), Jan Jans Foppes (1890-1894), Haitze Jans de Vries (1895-1898), Haije Glas (1899-1911) en Beene Sanders Krikke (1912-1920). In de periode dat Haije Glas het bedrijf exploiteert voert het de naam Café “De Veehandel”. Wanneer we in het Register op huisnummers van Nijehaske (1911) de nummers 44, 45, 46 en 47 zoeken, staat daarbij als verklaring resp. Rijkstraatweg 44, schuur 45, turfschuur 46 en wagenmakerij 47. Met deze geheugensteuntjes weten we dat nr. 47 gerelateerd is aan de fa. Hainje, er tegenover begonnen met het maken van kruiwagens, handkarren, boerenwagens in 1907 - na het vertrek van de fa. Langenberg naar Amerika - en gaandeweg uitgebreid aan de overzijde. De Rijtuig-en Wagenmakerij van de firma ontwikkelde zich later tot grote bussenbouwer, via VDL Berkhof BV thans VDL Groep BV.
Het houten hek op de voorgrond omzoomt het terrein van Hendrikje Blok, de wed. van W.J. Brouwer, veehouder. Na de dood van haar man op 19 november 1924 verlengt zij het huurcontract een aantal keren tot 1934 onder één beding. Er kunnen eventueel veranderingen aan het erf en het verkeer over het erf worden gedaan als de gemeente dat nodig oordeelt. Daar staat geen schadevergoeding tegenover. De bijzondere situatie van de wed. Brouwer wordt prachtig geïllustreerd door een luchtfoto uit 1931 (nr. 7133), waar de Grindweg scheef wegloopt in de richting noord en de Hoofdstraat (sinds 1946 J.H. Kruisstraat) langs haar perceel aan de zuidkant. Ze komt daarmee als het ware te wonen op een schiereiland. In mei 1934 wordt een afbraakvergunning afgegeven en Jac. van der Heide vervult die taak voor fl.211.-. Zelfs deze locatie heeft een logementsfunctie gehad onder het beheer van Jeen Rinzes de Jong van omstreeks 1907 tot 1916.
Er valt nog meer te lezen op de foto, wanneer we de handwijzer met de loeptest onder handen nemen. Glashelder staat op het naar links wijzend bord (van boven naar beneden): Joure 9; St. Nicolaasga 15.1; Sloten 22.1; Stavoren 46 en op het rechtse bord staat uitsluitend: Tjalleberd 4.2. Nieuwsgierig geworden naar de opvallende en merkwaardige vormen op het achteruitstaande pand rechts van het logement is de enige conclusie, dat er een drietal aanplakbiletten tegen de muur of wand zijn bevestigd met daarop het hoofd van een dame met een bijzonder fraaie hoed. Film-of hoedenreclame ?
2012, december 16 - wibbo westerdijk - hip-backup (met dank aan Sietse Krikke)
Saskiaflat 1977
HIP-TIME MAGAZINE 36
Saskiaflat 1977
Het gemeentelijke archiefdossier van het flatgebouw voor vrijgezellen (Saskiaflat) gaat slechts over de stichting van het gebouw van de AKZO Pensioenfondsen. Een dergelijke instelling wordt gelijkgesteld met een particuliere instelling, waarvan het beheer van de exploitatie door die instelling zelf ter hand moet worden genomen. Dat is derhalve de reden, dat het gemeentelijke dossier nr. 181-3 van deel 1 van Inventaris van het Archief van de secretarie van de gemeente Heerenveen ((1913) 1934-1985 (1995) slechts de jaren 1975 tot en met 1977 omvat.
De aanvraag voor de bouw van 23 particuliere huurwoningen op de hoek Rembrandtlaan - Falkenaweg wordt op 13 mei 1975 gedaan door Projektgroep Noord B.V., Leeuwarden. De bouwtekeningen laten flats zien van 5 meter breed en 16 meter lang, waarvan de indeling is: galerij, hal, slaapkamer, woonkamer, wasgelegenheid, douche, keuken, berging, terras. Het bestek van januari 1975 kent het ontwerp toe - voor wat betreft de architectuur - aan Buro voor Architektuur en Ruimtelijke Ordening H. Kluiwstra, Veluwelaan 5, Heerenveen. De bouw wordt uitgevoerd door de Leeuw en Jellema, Bouwmaatschappij b.v., Gorredijk. Op 1 mei 1977 wordt de zaak opgeleverd en hangt er een kostenplaatje aan van fl.1.481.721,65. Voor dat bedrag wordt op 4 augustus 1977 de Stichting AKZO Pensioenfonds te Arnhem de eigenaar. Voor de huisnummers 12 tot en met 18 (7 stuks) geldt dan een huurprijs van fl.285,-, terwijl voor de rest (16 stuks) een prijs geldt van fl.250,-. Uiteraard zijn er ook een aantal dienstruimten in het gebouw: fietsenberging, c.v.-ruimte, liftschacht, enz.
De Rembrandtlaan uitmondend op de Burgemeester Falkenaweg en schuin tegenover de Rottumerweg - op de foto de straat links van de zwart-witte tegels van de voorrangskruising - heeft zijn naam al gekregen bij besluit van 19 maart 1962, tegelijk met de haaks daarop uitkomende Van Goghlaan (de op deze foto van rechts komende straat). Inderdaad, we bevinden ons in de ‘schildersbuurt’ oostelijk van de Burgemeester Falkenaweg. Pas op 25 april 1977 valt er een besluit over de naamgeving van de 24 wooneenheden, die een huisnummer ontvangen gekoppeld aan de term “Saskiaflat”. Het volstrekt duidelijk dat de associatie met de schilder Rembrandt en zijn echtgenote Saskia een logische is, maar een associatie met ‘vrijgezellen’ lijkt in de huidige tijd te moeten worden vervangen door ‘alleengaanden’. Het Postcodeboek van 1978 geeft voor de Saskiaflat de oneven nummers 13 - 37 en de even nummer 12 - 38, samen betekent dat 28 eenheden. Welke van de beide tellingen geldigheid heeft, moet nog worden vastgesteld.
Een leuk bericht is te vinden op internet - zonder dat precies is aangegeven in welk jaar dit zich heeft afgespeeld - over de vernieuwingen, die zijn aangebracht door of in opdracht van FriesBouw. De bergingen zijn daarbij opnieuw bekleed, de plafonds van de galerij en loggia's vernieuwd en ook de keuken, het toilet en de badkamer aangepakt. Samen met Hoekstra Installaties en Tichelaar schilders heeft FriesBouw ervoor gezorgd dat de flat er weer netjes bij staat voor de komende jaren. Het staande houtwerk van de daken-in-zigzagvorm heeft een helderblauwe tint gekregen. Aan de eindmuur langs de Burg. Falkenaweg staat in goed leesbare, wit geschilderde letters ‘saskia flat’
Bijzonder aan deze opname is die ene oudere meneer, die op de hoek van de straat zeer overtuigend een hemelwaartsgerichte blik demonstreert, alsof hij de fotograaf uitnodigt hetzelfde te doen. Wat is de reden van zijn act ? Een vliegtuig of een vlucht zuidwaarts trekkende ganzen ? Dan zitten we tegen een invallende winter aan en de toestand van de kale bomen geven ons daarin dan min of meer gelijk.
De omgeving van de drie verdiepingen hoge flat heeft een duidelijke jonge aanleg. De enkele aanwezige bomen belemmeren ons in ieder geval niet een vrij uitzicht op het pand Burg. Falkenaweg 136, de meest zuidelijke van een viertal in 1924 door aannemer Johannes de Haan gebouwde burgerwoningen. Daar heeft in ieder geval in 1925 de bedrijfsleider van een ‘rijwielfabriek’ de heer D. Brandligt enige tijd gewoond. Het kan bijna niet anders, dan dat de fabriek van Gaastra is geweest. De fusies en overnames zijn immers allemaal in het voordeel van Batavus afgerond.
Ten tijde van de ‘geboorte’ van het Saskiaflat woont in het pand Burgemeester Falkenaweg 136 de familie Johannes Sijtsema en echtgenote Grietje de Vries. Die zijn er in getrokken op Oudjaarsdag 1965 - als we de woningkaart mogen geloven - vanuit Hennaarderadeel. Hoe hebben zij deze verandering van het uitzicht beleefd ?
Aan de andere kant langs het flat is nog juist een fragment te zien van één van de aan de oostkant staande huizen aan de Burg. Falkenaweg. Vermoedelijk is dat de achterzijde van huisnummer 131.
Om de Rembrandtlaan te kunnen aanleggen is in 1961/1962 het door bierhandelaar en caféhouder Arend Meester in eerdere jaren bekend geworden ‘Huis ten Woude’ afgebroken. Dat was het adres Burgemeester Falkenaweg 139 met als laatste bewoner zekere Harmen Dijkstra, die naar de Hiddingastraat verhuist. Ook het huis met nummer 135, laatst bewoond door L. Buis, is door de slopershamers gesneuveld. Overigens komt dit pand nog wel voor in het adresboek van 1964.
HIP-TIME MAGAZINE 36
2012, december 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
Rijksdagnormaalschool 1916
HIP-TIME-MAGAZINE 24
Rijksdagnormaalschool 1916
Mochten we al twijfels hebben over de datering van fotonummer 267 van de collectie van museum Willem van Haren, dan is dat meer gebaseerd op de rest van de informatie achterop het formulier van het gearchiveerde exemplaar. Over de locatie Thialfweg gaan we beslist niet twisten; dat bewijst de aanwezigheid van dit pand in een modern ge’style’de vorm ook nu nog. De term Rijkskweekschool komt - volgens de manuscriptgegevens van oud-hoofd der ULO-school in Wommels én opgeleid als onderwijzer in Heerenveen - in Heerenveen pas in gebruik in 1923 ten koste van de term Rijksdagnormaalschool. Laatstgenoemde term staat achter op de foto, maar ook het jaartal: ± 1925. Zou het kunnen zijn, dat de man op de ladder een huisschilder is met de opdracht de bovenste helft van de muur wit te schilderen voor een opknapbeurt anticiperend op de naamswijziging? De menselijke entourage is zo te zien te jong of te oud of van de verkeerde professie om in aanmerking te komen voor de term ‘kwekelingen’.
Met stelligheid kunnen we in ieder geval de stichting van het gebouw baseren op een aantal stukken uit het archief van de voormalige gemeente Aengwirden. Het proces-verbaal van aanbesteding en gunning voor de bouw van een Rijksdagnormaalschool te Heerenveen dateert van 3 januari 1916. Burgemeester J. Drijber en secretaris J. Bergsma hebben de eer 17 inschrijvingen te mogen beoordelen en kiezen voor de laagste van Hendrik Buwalda uit Nijehaske voor een prijs van fl.15.992,-. De acte van gunning van 10 januari 1916 noemt als ‘verver’ Hendrik Comello van Benedenknijpe, terwijl de risico’s van de bouw worden afgedekt door de borgen Jacob Pasveer, aannemer, en de wed. S. Buwalda, zonder beroep, beiden te Nijehaske. Het ontwerp blijkt te zijn van R. Post en Zoon, dec. 1915.
Ontwerper en bouwers hebben in ieder geval gezorgd voor een zgn. BBP (Beeld Bepalend Pand) in de termen van de Erfgoednota 2012. Linker-en rechtergevelhelft zijn elkaars volmaakte spiegelbeeld met een risaliet als middenpartij, uitgebouwd boven de dakgoot met een wolfeind van de kapel. De prominente vlaggemast spietst als het ware de toegangspartij met dubbele deur en boogvormig bovenlicht met ruitverdeling. De vier dakvensters breken op een sympathieke manier het grote dakvlak en voegen zich in het patroon van lage en hoge (schoorstenen) accenten. De eindgevels zijn eveneens afgesloten met een wolfeind. Kortom: een echt schoolgebouw van het goede soort! Het eerste adresboek van de gemeenten Aengwirden, Haskerland en Schoterland heeft in 1922 als huisnummer voor het gebouw afgedrukt nr. 57 aan de Thialfweg. Begin jaren dertig is dat vernummerd naar Thialfweg nr. 17.
De gebruikers - docenten en kwekelingen - denken er een beperkt aantal jaren later beslist anders over. Zij nemen per 1 september 1930 hun intrek in de nieuwe vleugel van de Rijks H.B.S. aan de Fok, omdat het gebouw aan de Thialfweg niet meer voldoet aan de eisen. Welke veranderingen dat nou precies zijn, wordt uit de stukken niet duidelijk. Edoch ... de op 9 december 1929 opgerichte Vereniging voor Landbouwhuishoudkundig Onderwijs, die in de oude school in de Kerkstraat al van start is gegaan, ziet betere mogelijkheden in de ontruimde kweekschool. Daarvoor is het wel nodig de gemeentebesturen van de drie gemeenten, die het gemeenschappelijk bezit hebben van de oude kweekschool, de minister te overtuigen van de noodzaak van de nieuwe school volgens de Nijverheidsonderwijswet. Uiteraard is het een financieel probleem, omdat de inrichting van de nieuwe landbouwhuishoudschool bepaalde eisen stelt. Bovendien wil de vereniging het gebouw natuurlijk huren. Enfin, de verbouwing komt er, de school is op 12 december 1932 klaar en op 1 januari 1933 wordt het door de meiden in gebruik genomen met als directrice mej. A.H. Veenbaas. De vaart zit er in, want op 1 januari 1934 wordt het al een zelfstandige school en nog maar net begonnen worden er al plannen gesmeed om tegenover de gedenknaald van Van Maasdijk een nieuwe school te bouwen. Dat wordt in 1938 niet goedgekeurd. Daarna is wereldoorlog II uiteraard een remmende factor, zodat tenslotte pas in 1950 de school aan de Anjelierstraat onder architectuur van A. Baart uit Leeuwarden kan worden gebouwd. De zwerftocht langs allerlei dislocaties (gebouw aan de Stationsstraat, gebouw Ned. Herv. Gemeente Heerenwal, Landbouwschool aan de Schans, en school Walle-van Maasdijkschool) kan worden beëindigd op 5 juli 1950. Het schoolgebouw lijkt even op adem te kunnen komen ?! Wie er in de periode juli 1950 tot halverwege 1954 gebruik van heeft gemaakt, is vooralsnog een groot vraagteken.
Tot de Leeuwarder Courant in haar exemplaar van 24 februari 1955 in een artikel over allerlei aktiviteiten op bouwgebied de nieuwe BLO-school ‘De Reinbôge’ aan de Thialfweg noemt als ‘haar voltooiing naderend’. Zes lokalen maar liefst, waarvan huishoudonderwijs en handenarbeid de twee grootste zijn. En een overblijflokaal, omdat veel kinderen uit de omgeving van Heerenveen komen. In 1956 wordt in een ander bericht nog even bevestigd, dat ‘De Reinbôge’ in de oude rijkskweekschool zit. Inhoudelijk betekent ‘De Reinbôge’ in 1967, dat ze zicht richt op de scholing van zeer moeilijk lerende kinderen en dat het Hoofd der school M.T. Smidt heet.
Overigens blijkt het christelijk nijverheidsonderwijs zich in 1964 al te oriënteren op de tot standkoming van een technische school. Een adres aan de raad van Heerenveen om mee te werken aan de stichting van een dergelijke school wordt door B. en W. - na het vragen advies aan een 12-tal instanties - afwijzend beantwoordt. Ze vindt het vooralsnog onnodig: de cijfermatige onderbouwing onvoldoende en ze wenst niet mee te werken aan een ‘kwijnende’ start. Dat er ook andere sentimenten en argumenten een rol hebben gespeeld, blijkt uit een uitspraak van de Kroon van 17 augustus 1972. Bij K.B. wordt bericht, dat in het eerstvolgende scholenplan een protestant christelijke dagschool voor lager technisch onderwijs in Heerenveen is opgenomen. De verwachting van het bestuur van de CLTS-in-oprichting is, dat in 1975 met de bouw kan worden begonnen. Door deze lange inleiding heeft u inmiddels wel in de gaten wie de volgende huurder is van Thialfweg nr. 17: de Christelijke Lagere Technische School met ingang van het schooljaar 1977-1978. Maar ... om het pand geschikt te maken moet de gemeente wel eerst nog even 24.036 gulden investeren; een bedrag dat in twee jaar zal worden afgeschreven omdat het er naar uitziet dat er slechts twee jaar gehuurd gaat worden. Daarmee is de financiële kous niet af, want voor achterstallig onderhoud en vervanging van de c.v. ketel is ook nog eens 24.800 gulden nodig.
Directeur van de school W. de Vries laat in een wervingsadvertentie voor handvaardigheid, engels, wis-en natuurkunde en a.v.o. (algemeen vormend onderwijs) - gedateerd 8 april 1978 - weten, dat per 1 augustus 1977 is gestart. De aan te stellen leerkrachten zullen pas op de tweede klassers worden losgelaten, moeten we aannemen.
Wanneer we de Gemeentegidsen mogen geloven, dan heeft de inwoning op de Thialfweg 17 toch nog langer geduurd dan verwacht. De laatste vermelding is in de gids van 1980/81 en in de gids 1981/82 is voor het eerst sprake van Beugel (64), Nijehaske. Maar u kent het probleem met dit soort gidsen: er in komen is nooit een probleem, maar iets laten veranderen .....! De Leeuwarder Courant van donderdag 29 oktober 1981 reikt ons de juiste oplossing aan door het verslag van de opening van één dag eerder in ronkende volzinnen aan ons bekend te maken. De school heeft dan al een omvang bereikt van 265 leerlingen en de school is eigenlijk al weer te klein ! Er is al wel afscheid genomen van de Thialfweg. Daarna hebben we nog weinig zicht op wie de gebruikers zijn geweest. Er is nog een krantenberichtje uit januari 1986, dat de MEAO-MMO opnieuw schreeuwt om extra ruimte en een claim legt op ‘onder hoge ouderdom kreunende Reinbôge’ ... een wijkplaats voor scholen met ruimtegebrek.
Maar dan wordt het 4 mei 1995 en de Leeuwarder Courant meldt, dat Thialfweg 17 te Heerenveen in gebruik is genomen door Dantuma - al enkele jaren gevestigd in Leeuwarden in de Borniastraat. De advertentie belooft ‘orthopedie, hoortechniek en voorzorg’. De huidige veelomvattende medische hulp die kan worden gegeven, laat zich het beste omschrijven als Dantuma Medische Speciaalzaken. Het is een compleet en professioneel zorgkundig bedrijf. Met vestigingen in Leeuwarden, Heerenveen en Alkmaar is het de grootste leverancier van medische hulpmiddelen in de regio: orthopedie, elastische kousen, hoortechniek, orthopedische schoenen, diabetes hulpmiddelen, wondmaterialen, incontinentiematerialen, stoma materialen.
En ze zitten in een prachtige, hergebruikte school ! In de Erfgoednota is het aangewezen als Beeldbepalend Pand 235.
2012, aug.26 - wibbo westerdijk - hip-backup
RHBS 1975
HIP-TIME MAGAZINE 61
R.H.B.S.met conciergewoning en gymnastiekzaal c.1975
Het oog van fotograaf Henk Bruyns voegt beslist iets toe aan deze afbeelding door de focus van de camera op de scheiding van het gebouw met de begane grond te richten. Dit camerastandpunt maakt het mogelijk door het bladstille wateroppervlak een imposante, scherp gesneden afbeelding én haar spiegelbeeld te maken. Museum Willem van Haren heeft met fotonummer 01726 (formaat van 14.0 bij 11.9 cm) een fantastisch beeld van de laatste jaren van de Rijks Hogere Burgerschool in haar kluis.
Op deze foto zijn alle uitbreidingen en verbouwingen gerealiseerd. Er zijn een flink aantal bouwvergunningen nodig geweest om tot dit uiterlijk te komen van het pand op de 2e Fok. De eerste accommodatie is gericht geweest op de faciliteiten voor een 3 jarige hogere Burgerschool. Notaris Arjen Binnerts, die tevens lid is geweest van de Gemeenteraad van Schoterland, vertelt in een brief van 25 februari 1867 aan zijn in Leiden studerende zoon Halbe. dat de raad van Schoterland een verzoek heeft ingediend bij de minister om oprichting van een hogere burgerschool ten koste van het rijk. Bovendien heeft hij ‘officieus vernomen’ dat op de staatsbegroting 1867 een hogere burgerschool Heerenveen voorkomt. Daarmee is de raad van Schoterland niet de initiator voor een dergelijke opleiding, want eerder heeft de burgemeester van Aengwirden Jhr. mr. F.H. van Beyma thoe Kingma, tevens schoolopziener, in de raad van Aengwirden al plannen gepresenteerd voor een drie jarige opleiding. Dat is al geweest op 22 april 1865. Door van Beyma thoe Kingma is voorgesteld het ‘Slotsje’ op de Oude Koemarkt daarvoor aan te kopen, doch Aengwirden is niet in staat alleen de kar te trekken. Schoterland en Haskerland geven aan dit plan geen medewerking.
Het kadastrale ontstaan van de gebouwen aan de Fok op de foto ligt in een ver verleden. Oliemolenexploitant en koopman Jacob Woltman gaat in op het bod door ‘s Rijks Domein gedaan op een stuk weiland van 17.40 are. De afsplitsing vóór 1869 wordt geregistreerd onder het kadastrale nummer Tjalleberd A-4260. De Staat der Nederlanden - waartoe ‘s Rijks Domein behoort - heeft meer bezit aanpalend en brengt via een tweede ‘splitsing’ en een ‘overboeking’ een perceel weiland tot stand van 28.10 are. Na veel vergaderen achter de schermen wordt tenslotte in de Staatscourant de aanbesteding van het “Bouwen van eene Rijks-Hoogere Burgerschool te Heerenveen” aangekondigd. Op 26 februari 1869 wordt in de aanwezigheid van de Hoofdingenieur van de Waterstaat in het Provinciehuis de enkele inschrijving gehouden.
In de Leeuwarder Courant van 1 juni van dat jaar staat een berichtje: ....”aan het gebouw voor ‘s rijks hoogere burgerschool wordt met kracht gewerkt. De fondamenten zijn reeds gelegd en enkele kozijnen geplaatst. Met het einde dezes jaars moet het werk opgeleverd worden.” Maar zover is het nog niet, want er komt op 10 september 1869 nog een tweede aanbesteding voor “het leveren en stellen van Meubelen, Gas-en Waterleidingen, enz.”. De 12e september schrijft ook nu weer de Leeuwarder Courant erover. De aannemer J. Jaarsma te Sneek is voor fl.14.150,- gekozen uit 12 inschrijvingen. Drie maand later - op 2 januari 1870 - opnieuw een berichtje. “De hoogere burgerschool (te Heerenveen) nadert met rassche schreden hare voltooijing en maakt aan den straatweg van hier naar Leeuwarden eene uitmuntende vertooning.” Iedereen begrijpt dat het tot een finale komt, als je op 8 april 1870 in de krant leest dat de te openen hoogere burgerschool over de 100 sollicitanten heeft voor een docentschap.
Kort voor de start van de eerste cursus bericht het Algemeen Handelsblad op 2 augustus, dat een benoeming van een beoogd docent is ingetrokken en per 1 september aangenomen is J. Bubberman uit Veere. Hij is de laatste van het team, waarvan de directeur en leraar dr. H.J. Nassau Noordewier uit Dordrecht - conrector gymnasium - al bij K.B. van 10 april 1870 is benoemd. De andere docenten zijn Dr. J.E. Enklaar, W.H. Wisselink, J.N. Valkhoff, J.H. Muller van der Haas en J. van der Berg. Twee klassen melden zich de eerste schooldag - 24 voor de eerste klasse en 7 voor de tweede - om het nagelnieuwe gebouw langs de drie granieten stoeptreden via de imposante entrée in het middenrisaliet te mogen binnengaan.
Wat betreft de accommodatie is er in de loop van de honderd jaar wel het een en ander veranderd. We beschikken gelukkig over de Waterleidingkaart uit 1913, die heel duidelijk laat zien dat alleen het meest linkse deel van onze foto als school in gebruik is. Fortuinlijk bezit van het museum is de toespraak gehouden ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan der R.H.B.S. te Heerenveen door de Directeur W.H. Wisselink. Dit pamflet is verluchtigd met een foto van het gebouw uit 1895 door uitgever A. Binnert Overdiep. In een onvoorstelbaar ‘kale’ setting - slechts jonge bomen in bladerloze toestand, maar tot onze vreugde ook het contour van de Tjepkemamolen - staat het forse gebouw aan de Fok - in feite een gebouw met annexen. Daartoe behoort ook het gymnastieklokaal, waar Johannes van der Berg niet alleen de leerlingen van de H.B.S. les heeft gegeven o.a. in wat men noemt de ‘wapenhandel’. Hij spant zich vanaf 1873 ook erg in - uiteraard om voor zichzelf een beter bestaan te verwerven - om de gemeentebesturen en plaatselijke schoolcommissies te overtuigen van de noodzaak om de kinderen van de minvermogende stand de gelegenheid te geven op regelmatige en gesubsidieerde basis (SCO 289) aan gymnastiek en exerceren te doen. De raden van Schoterland en Aengwirden willen graag van hem weten onder welke voorwaarden hij genegen is dat onderwijs te geven. De Schoterlandse schoolcommissie omarmt het idee en adviseert positief. Het voorstel van Van der Berg is om 40 kinderen uit Heerenveen tegen fl.100,- ‘s jaars twee keer per week te laten oefenen. Aengwirden wordt iets later benaderd o.a. met de zinsnede, dat er “eene uitmuntende gelegenheid tot het ontvangen van gymnastiekonderwijs” is, die “zoo door particulieren als van gemeentewege, namelijk die van Haskerland” wordt gebruikt. Hij legt ook hier een plan voor van 40 minvermogende kinderen; 2 uren ‘s weeks telkens 20 leerlingen. Hij benadrukt de omstandigheid van een uitmuntend lokaal, het kosteloos genot van vuur en licht, de mogelijkheid buiten de schooluren of in overleg les te krijgen en het grote aantal te plaatsen leerlingen. Het college van de gemeente Aengwirden verwacht een gering aantal deelnemers uit hun gemeente en wil alleen leerlingen op basis van een bewijs van toelating van B. en W. én tegen een vergoeding van fl.3,- ‘s jaars per leerling daarvan laten profiteren. Van den Berg probeert Aengwirden nog te overtuigen, dat het hem niet goed lijkt de schijn te wekken Aengwirden voordelen toe te kennen ten opzichte van Schoterland (40 à 2 uren ‘s weeks) en Haskerland (35). Het ‘exerceren’ en de ‘wapenhandel’ zijn twee aktiviteiten ter bevordering van de weerbaarheidsgedachte onder burgers, studenten en ook leerlingen van middelbare scholen. Het wordt in die tijd beschouwd als een voorbereiding op de krijgsdienst gericht op de landsverdediging. Er wordt dan geoefend in het marcheren, exerceren en met ‘wapens’ omgaan. Drs. W. Prosé vertelt in “De Heertjes van ‘t Veen. 100 jaar Heerenveense R.H.B.S.” in 1970, dat een aantal antieke ‘achterladers’ op de zolder van het af te breken gebouw in 1969 zijn geveild door de inspecteur der Domeinen te Leeuwarden. In het depôt van het museum Willem van Haren is in ieder geval nog één van die ‘wapens’ uit de R.H.B.S. opgeslagen als historisch voorwerp.
De omzetting van de 3-jarige naar de 5-jarige opleiding in 1916 maakt een grote verbouwing noodzakelijk. De Rijksbouwkundige voor de gebouwen van Onderwijs, enz. te ‘s Gravenhage wil een conciergewoning en een nieuw gymnastieklokaal realiseren. De gemeente Aengwirden geeft op 9 juni 1916 z’n fiat aan de aanvraag en bewaart daarvan nog steeds drie bouwtekeningen onder no. 422. De gymnastiekzaal wordt meer verplaatst naar het zuiden aan de achterzijde, zodat het geheel een winkelhaakmodel krijgt. De conciergewoning met uitzicht op de Heerensloot vervangt de inpandige woning.
De eerste conciërge Jacobus Engelsma Mebius staat ingeschreven onder het huisnummer 6 aan de Fok en woont dus inpandig. Zijn overlijden op 3 mei 1879 maakt ruimte voor zijn opvolger Douwe van Dijk, die van 1879 tot 1915 de school samen met de elkaar opvolgende directeuren runde ! Zijn inpandig adres is een drietal keren gewijzigd wegens vernummeringen door de uitbreidende woningbouw. Van 6 naar 8, van 8 naar 18 en van 18 naar 41. Pieter Postma, die per 17 juni 1915 als concierge wordt ingeschreven, heeft eventjes buiten de school gewoond maar kan op 9 mei 1917 in de gloednieuwe conciergewoning op het ‘campus’-terrein huisnummer 41a inwijden. Op 25 september 1929 is Pieter Postma rijp voor pensionering en wordt zijn opvolger Pieter Nicolai geïnstalleerd. Deze wordt op 26 september 1929 ingeschreven vanuit Warffum, niet in huisnummer 41a maar in huisnummer 115. In 1931 wordt dat nummer Fok 33. Noodgedwongen ontruimt hij op 7 december 1942 de woning én de school, die door de bezetter geconfisqueerd zijn voor kazerne en later voor lazaret. Op 1 juni 1945 komt hij weer terug om per 11 oktober 1951 te worden opgevolgd door Hessel Bosma. De wooncarrières worden korter na diens vertrek op 15 augustus 1968. Dat zal te maken hebben met de voorgenomen afbraak van het schoolcomplex, wat aanvankelijk nog weer als noodonderkomen van de van start gegane MEAO heeft gediend.
Fok 33 is één van de vier huisnummers die in 1934 aan het scholencomplex zijn toegekend. De bevoegdheid van de burgemeester van Aengwirden voor het vaststellen van de huisnummers in zijn gemeente legt hij voor wat betreft de daadwerkelijk aanwijzing in handen van de man, die daarover de meeste kennis heeft: de gemeenteveldwachter. Deze vereert de hoofdingang met nr. 31, de zij-ingang achter de conciergewoning met nr. 32, de conciergewoning met nr. 33 en tenslotte een ingang of uitgang van de in 1920 nieuw gebouwde gymnastiekzaal met het nr. 34. Deze nummers blijven geldig tot de afbraak. Spijtig genoeg hebben we geen tekening kunnen vaststellen van de oorspronkelijke bouw in 1870. Onze hoop op het gemeente-archief van Aengwirden blijkt ijdel en waarschijnlijk omdat het om een ‘rijksgebouw’ gaat. Bovendien is er in 1870 nog geen wet over bouwvergunningen.
Van een drietal ingrepen in het bouwkundig aanzien van de school bewaart de gemeente Heerenveen uit 1919, 1920 en 1921 wel nog een aantal blauwdrukken. Het in 1916 verplaatste gymnastieklokaal krijgt een metamorfose naar drie lokalen (no. 490), een uitbreiding naar de ideeën van rijksbouwmeester J.A. Vrijman (no. 500) betreft een winkelhaakvormige zuidwestelijke verlenging. Daarin bevinden zich ondermeer toiletten, trappenhuis, gang, dienstruimten en de brede en hoge schoorsteen voor de afvoer van centrale verwarmingsdampen en ontluchting van de toiletten. En ... een nieuw gymnastieklokaal (de derde !!!) met toestellenbergplaats en op twee plaatsen kleedkamers. In de zichtbare uitbouw zit een buitendeur, die toegang geeft tot de garderobe voor de ‘buitenleerlingen’. Moeten we denken aan laarzen, klompen, regenkleding, e.d. ???
De uitbreiding volgens een tekening van bouwkundig ambtenaar Hendrikus Willem de Nekker (no. 520), betreft o.a. een verbouwing van het middendeel naar de nieuwe vestibule met aanpalend de kamer van de concierge aan de oostelijke gang, een wachtkamer voor bezoekers, de directeurskamer en een leslokaal. Op de eerste verdieping zijn eveneens drie leslokalen gecreëerd. Laatstgenoemde heeft zelfs van 12 mei 1920 tot 6 januari 1922 ingeschreven gestaan als inwonende ‘rijksopzichter’ onder het huisnummer 116 van het gymnastieklokaal.
Anno 2013 is ter plaatse er enkel nog de straatnaam ‘HBS-straat’, welke herinneringen kan oproepen aan de meer dan 100 jarige aanwezigheid van de Rijks Hogere Burgerschool in Heerenveen. (zie Gemeenteplattegrond - 7e editie - kwadrant 8-E9)
2013, juli 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
Postkantoor Afbraak 1974
HIP-TIME MAGAZINE 66
Postkantoor Afbraak 1974
Drie architectonisch iconen op hetzelfde beeld tijdens de ‘ontploffing’ van 17 december 1974. Terwijl het torentje van het Postkantoor aan het Haringspad gecontroleerd tot een hoop puin wordt getransformeerd, maakt de Watertoren de balans op. Oenemastate kijkt met vele ogen toe in het besef, dat zijn monumentale status voldoende waarborg is voor zijn toekomst. De twee korte stoten van het geluidssignaal - ‘er wordt gesprongen’ - zijn gegeven. Die trieste gebeurtenis op foto 01767 uit het archief van museum Willem van Haren is het begin van een deplorabele ontwikkeling aan het Gemeenteplein en het Haringspad.
Oenemastate heeft beide boven de skyline uittorende gebouwen zien komen. Intern - het bestuur en het personeel van de gemeente Schoterland zetelt dan immers in de state - weet men zelfs van de beide vergunningsaanvragen alles af. Het spits wordt na een goed overleg tussen Rijksbouwmeester Peters en het gemeentebestuur afgebeten door het post-en telegraafkantoor: 13 januari 1913. Het gemeentelijk waterleidingbedrijf, dat de van oorsprong Gorredijkster architect Roelof Kuipers het ontwerp gunt, rondt de voorbereidingen voor de bouw af met een vergunningsaanvraag d.d. 24 februari 1914.
Overigens maken beide gebouwen in het Heerenveen wel de tongen los. In het geval van de Watertoren komt het zelfs zover dat het Rooms Katholieke kerkbestuur de vrees voor de belemmering van de godsdienstoefeningen door de geplande dieselmotor zo hoog opneemt, dat ze een proces aanspant en dat tot voor de Raad van State doorzet. Ze bereiken slechts dat het waterleidingbedrijf een voorwaardelijke vergunning krijgt. Het verlies van dit proces zal het zaadje hebben geplant om elders een ongestoorde kerkgang te kunnen verwerven. De incubatietijd voor dat plan heeft overigens wel 20 jaar nodig gehad.
Bij de bouw van het post-en telegraafkantoor blijven de zich wijzigende gezichtspunten voornamelijk binnen de kring van bestuurders en deskundigen. De discussie over de esthetiek van het gebouw is een onderwerp, waaraan de inspecteur een zinvolle bijdrage heeft geleverd door te stellen, dat het front van het gebouw moet zijn gericht op het Gemeenteplein en niet op het Haringspad. Zelfs na de start van de bouw wordt er nog besloten het kenmerkende torentje toe te voegen.
1 mei 1914 wordt aannemer B. Zwikker uit Meppel tijdens de opening bedankt voor zijn diensten en hebben de Heerenveners een waardige opvolger van hun postkantoor aan de oostelijke kant van het Gemeenteplein. Iets meer dan een jaar later komt in de maanden september en oktober 1915 de levering van water aan de afnemers tot stand.
Veel van onze kennis over de geschiedenis van postkantoren in Heerenveen hebben we te danken aan de aktieve directeuren van deze instelling. Verder wijdt Johan Tj. Engwerda aan de geschiedenis van de ‘Postkantoren in Friesland. Een inventarisatie.’ een post-academiale doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis. De Rijksuniversiteit Utrecht verleent hem daarvoor in 1990 de titel doctorandus. Het museum Willem van Haren is zo fortuinlijk daarvan een exemplaar te kunnen opnemen in haar bibliotheek. Daarin lezen we ondermeer, dat in 1970 de inzichten over en de practijk van het postverkeer dusdanig zijn gewijzigd, dat ze gevolgen krijgen voor de gebouwen. Zonder precies aan te geven welke veranderingen dat zijn, weten we dat aan het Burgemeester Kuperusplein, hoek Van Oenemastraat een lokettenkantoor verrijst (de huidige Openbare Bibliotheek) en aan de Stationsstraat (dicht bij het spoor) een overslagkantoor van en voor Zuid-Friesland. Uiteraard zijn er allerlei plannen gemaakt om het architectonisch interessante gebouw meerdere bestemmingen te geven. De practijk blijkt weerspanniger, want het gebouw staat van 1970 tot haar afbraak leeg. Nu gelden termen als niet meer representabel, onpractisch, verouderd.
Wordt de start van het Watertoren-gebouw gekenmerkt door rumoer in rooms-katholieke kring, bij de voornemens tot afbraak komt het bijna tot een volksoproer. Geëmotioneerde raadsvergaderingen, aktiecomité tot behoud, kunstenaarsprotest, persuitingen en manipulatieve verwijten kleuren het verzet. Niet alleen wethouder Boltendal wijdt er een hoofdstuk aan in het boek “De Heeren en de anderen” vanuit bestuurdersgezichtshoek. Ook de destijdse politieke coming-man en contra-activist Lykele Buwalda legde verantwoording af in een knipselboek met alle uitingen van beroering. Uiteraard is ook voor deze bronnen het museum Willem van Haren het adres. De meest zure conclusie is dat met één stem verschil de meerderheid in de raad besluit tot afbraak. Een nare geur van een prestigekwestie blijft nog jaren in Heerenveen hangen. In 1980 wordt definitief de skyline van Heerenveen nog meer geanonimiseerd.
Dit is te meer wrang omdat in een krantenartikel uit april 1914 - wanneer het nieuwe postkantoor wordt opgeleverd - de redacteur-journalist met een flinke dosis creatief enthousiasme het plein schertsend het ‘Torenplein’ noemt.
Door het hek van het postkantoorcomplex kijkend ziet u boven de rookwolk en tegen de achtergrond van de watertoren het huis van koopman-ijzerhandelaar Gerardus Johannes Pothaar G.J.zn. Deze zakenman heeft - of eigenlijk zijn toekomstige echtgenote Anna Margaretha van den Aardweg uit Haarlem - dat huis laten bouwen bij vergunning nr. 1951 van 27 juni 1929. In de loop van oktober van dat jaar zijn ze in Haarlem getrouwd, vinden in dit huis hun onderdak en wij zien in het adresboek van 1934 dat het adres dan is: Haringspad 16.
Oudere Heerenveners, die hun rijvaardigheid moeten demonstreren om hun rijbewijs te kunnen halen, krijgen te maken met de heer Pothaar als examinator van het CBR. Eén kandidaat heeft eens verteld, dat hij om zijn motorrijbewijs te kunnen halen zich meldt aan de voordeur van nr. 16. Hij heeft zijn motor voor het huis geparkeerd. De heer Pothaar-in-hemdsmouwen posteert zich op de stoep van zijn huis en geeft hem de opdracht de motor te starten en langs de Bewaarschool en het Postkantoor te rijden, vervolgens rechts om het Waaggebouw te sturen en daarna terug te keren naar zijn toegangshek. Bij terugkomst - binnen twee minuten - wordt de kandidaat meegedeeld, dat hij is geslaagd voor zijn rijproef. Een anecdotische gebeurtenis of een broodje-aap-verhaal ???
Het langst aan afbraak ontkomen is dat huis van Pothaar, die het overigens volgens de kadastrale administratie in het dienstjaar 1956 blijkt te hebben verkocht aan Cornelis Evert Peters, directeur van de NTM, die eerst in Groningen woont en later in Heerenveen. Pothaar vertrekt half augustus 1955 naar Arnhem en Peters betrekt begin september van hetzelfde jaar de woning. Hij blijft er wonen tot 3 november 1969 om vervolgens zijn pensioen in Haren (Gr.) te ontvangen. De dag na Nieuwjaar 1970 neemt de arts Jan P. Molenaar bezit van de woning in het vooruitzicht een jaar later naar de Zevenwouden te kunnen verhuizen. Na enkele maanden leegstand komt Bernard Smits uit Curacao. Hij gaat nieuwe impulsen geven aan de Streekmuziekschool “Schoterwerven” met vestigingen in Heerenveen (de oude landbouwschool aan de Schans), Oosterwolde en Wolvega. Smits verhuist in mei 1976 naar Rottum (HAS) en beleeft in maart 1980 een glorieus moment, als de nieuwe muziekschool “De Rinkelbom” in de wijk de Greiden feestelijk in gebruik wordt genomen. Dat jaar 1980 vinden er niet alleen bouwkundig grote veranderingen plaats aan het Gemeenteplein, maar ook de daarmee gepaard gaande administratieve veranderingen. De bestaande nummering ‘Van Harenspad’ - voorzover op het plein - wordt door een raadsbesluit per 1 januari 1980 hernoemd als ‘Gemeenteplein’. De woningkaart van het ‘huis Pothaar’ krijgt dan het adres ‘Gemeenteplein 33’.
Vanaf het moment dat de afbraakplannen in de projectontwikkelingswereld gaan rondzoemen is het de ontwikkelaar Dijkoma-beheer b.v., die zijn ogen laat vallen op het gebied van en met het postkantoorterrein tot en met dat van de watertoren. De dossiers 692-2 en 648.2 in het gemeentearchief getuigen daarvan. Tussen het eerste bericht van Dijkoma van 11 april 1974 met de mededeling, dat het perceel van Harenspad 14 (voormalige bewaarschool, later Van der Vegt & Overdiep) nu is afgebroken. De verkoop van een perceel bouwterrein aan het Van Harenspad voor de bouw van winkels met 29 bovenwoningen op 17 april 1978 betekent circa vier jaar ‘gesteggel’ over voorwaarden, prijzen, oppervlakten, enz. enz. De woorden ‘het is in kannen en kruiken’ behoort niet tot de termen van gemeentelijke bouwplannenmakers. Bovendien vallen buiten deze plannen nog het pand Pothaar en de watertoren, hoewel Dijkoma beweert dat het college in oktober 1977 al heeft besloten tot afbraak van de watertoren.
De vroegere Nutsbewaarschool, waarvan de eerste steen wordt gelegd op 2 oktober 1878 door Petronella Adriana de Blocq van Scheltinga - dochter van burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga, wordt half mei 1973 een prooi van de vlammen tijdens de werkzaamheden van drukkerij Van der Vegt & Overdiep. De schade was te groot om te herstellen en de basis voor de afbraak wordt hiermee gelegd. De drukkerij vindt - in de niet meer als zuivelfabriek functionerende boterfabriek “Jagtlust” in Oudeschoot - zelfs nog mogelijkheden om te groeien.
2013, september 22 - wibbo westerdijk - hip-backup
Plein bij Crackstate omstreeks 1976
HIP-TIME MAGAZINE 32
Plein bij Crackstate omstreeks 1976
Dit ‘maagdelijke’ plein in de late middagzon ligt als-het-ware te wachten op de gasten voor de opening van de in gebruikneming van de uitbreiding van het gemeentehuis met het administratiegebouw. Deze fotonr. 302 heeft een ‘plusminus’-datering meegekregen van de fotobeheerders van het museum Willem van Haren. Waarom? Wel, dat is simpel: de fotograaf is niet bekend; het lijkt waarschijnlijk dat het een foto is die in de krant heeft gestaan; het heeft jaren gelegen in een ‘schoenendoos’ zonder dat er iemand naar omkeek ! Ziedaar, de simpele verklaring van de datering ± 1979. Dat het achter Crackstate ligt, leidt onvermijdelijk tot de conclusie dat de fotograaf op de K.R. Poststraat heeft gestaan. Links langs het nieuwe kantoorgebouw vangen we nog net een glimp op van het pakhuis van ijzerhandel Gerrit Overdiep aan de zuidkant van de Oude Kerkstraat. Rechts een iets forsere glimp van een der R.K.-kerktorens.
Het bestuurlijke traject naar bovenstaand resultaat is - zoals gebruikelijk in de kleinstedelijke politiek - er eentje geweest van tien jaar. Na de officiële ingebruikname van het Gemeentehuis ‘Crackstate’ door Commissaris der Koningin mr. H.P. Linthorst Homan op 4 december 1952, nadat het in 1949 door een ruil (Crackstate tegen Oenemastate) met het rijk in het bezit is gekomen van de gemeente Heerenveen, blijkt al snel dat het gebouw weer te klein gaat worden voor de volledige secretarie. In 1966 wordt daarom al een commissie ingesteld ter voorbereiding van een plan tot uitbreiding van het bestaande, eventueel bouw van een nieuw gemeentehuis. Die commissie - bouwtechnisch begeleidt door directeur gemeentewerken ir. Baars - komt na een voorbereidende analyse van de bestaande toestand (tekortkomingen, gebreken, toekomstverwachtingen, enz.) in mei 1967 tot een behoefteplan met als conclusie: restauratie én uitbreiding Crackstate. Voor die optie wordt aangetrokken het destijds bekende Architectenbureau Kuiper en de Ranitz uit Rotterdam. In 1969 komen zij met een foeilelijke uitbreiding van Crackstate, vormgegeven in een fotomontage. De voorstellen worden uiteraard door de commissieleden Boltendal, van der Glas, Bruinenberg-van Renssen, de Bruyne, de Haan, Wierda-Haanstra, ir. Baars, en met secretaris J. Nauta ‘uit en te na’ besproken. Het resulteert tenslotte in een voorstel, welke door de Schoonheidscommissie van commentaar wordt voorzien. In een brief van 26 juni 1972 laten ze dat in niet mis te verstane bewoordingen weten. Wij citeren in de ‘wollige taal’ en de eindconclusie:
“Nevenbedoelde adviesaanvraag heeft een onderwerp van bespreking uitgemaakt in de dezer dagen gehouden vergadering van de Centrale Werkgroep onzer commissie. Het voorliggende ontwerp laat een gebouw zien van nogal aanzienlijke afmetingen. De commissie vreest dat de grote massa een te grote concurrentie zal aandoen aan het zeer waardevolle monument Crack State, waarvan de barokke beweeglijkheid bovendien vraagt om rustige achtergronden. De commissie is dan ook van oordeel dat naar de beperking van de bouwhoogte dient te worden gestreefd, alsmede naar een rustige eenvoudige hoofdvorm. Het hier voorliggende ontwerp schiet naar de mening der commissie zowel naar massawerking als naar gevelbehandeling ten enenmale tekort. Eén en ander moet waarschijnlijk mede worden verklaard uit de samenstelling der plattegronden, welke eveneens onrustig en gecompliceerd aandoen.
De commissie acht dit ontwerp onaanvaardbaar en is van oordeel dat een totale bewerking van het plan noodzakelijk is om tot een gebouw te komen, dat zich op bevredigende wijze zal voegen naar Crackstate en dat daarbij een aanwinst kan betekenen voor het geheel daarbij aansluitende complex van gebouwen. De Commissie meent Uw college derhalve te moeten raden verwezenlijking van dit ontwerp niet te bevorderen.” Kortom: niet doen !
Het gevolg van een en ander wordt dat gemeentewerken zelf aan de slag gaat voor het maken van een plan naar de ideeën van architect E. Bootsma, en onder mede-verantwoordelijkheid van den nieuwe directeur gemeentewerken W. Wagenaar. De resultaten zijn terug te vinden in een dossier met de titel ‘Uitbreiding gemeentehuis met administratiegebouw achter Crackstate’, o.a. de aanbestedingsadvertentie van 9 mei 1974 die daar nog aan toevoegt ‘aan de K.R. Poststraat’. De aanbesteding vindt plaats op een 40 pagina’s tellende, gestencilde ‘Bestek en Voorwaarden’. Diverse grote aannemers in Heerenveen en omgeving halen in het Posthuis de voorwaarden en schrijven erop in. Er wordt een bouwheer aangewezen en de gehele procedure wordt ‘afgerond’ met de officiële opening op 19 augustus 1976 door de Commissaris van de Koningin mr. Hedzer Rijpstra. Gastheren burgemeester Henk Hellinga en oudste raadslid Y.H. Jelsma spreken ook lovende woorden over dit initiatief; de eerste in het Nederlands, de laatste ‘yn it Frysk’.
We kunnen er op basis van dit gegeven rustig van uitgaan, dat bovenstaande foto omtrent de opening is genomen.
Wat is er na die bouwkundige ingrepen nu verdwenen ? Van de aardbodem verdwenen is het huis van bewaring, oftewel de ‘gevangenis’ die in Wereldoorlog II zo’n angstaanjagende reputatie heeft gehad. Kunt u zich de ambivalente reacties voorstellen van degenen, die er direct of indirect mee te maken hebben gehad ? Het puin is afgevoerd naar het perceel in Katlijk, waar wijlen Louis le Roy de basis legt voor de ‘ecokathedraal’. Sinds 15 april 1995 dient een authentiek brokstuk van één van de gevangenismuren - teruggehaald naar Heerenveen en geplaatst op de oorspronkelijke plek van de gevangenis - als gedenkteken ter nagedachtenis aan de slachtoffers van dit ‘Oord der Verschrikking’.
In de nieuw gebouwde vleugel is sinds 1976 de secretarie gehuisvest. Zij heeft de beschikking over de begane grond en één verdieping. Het oude gebouw behoudt enkele bureau’s, maar ook de kamers van de leden van het college van B. en W. en die van de gemeentesecretaris blijven daar. Representatie wordt voor die functies van essentieel belang geacht. Ook de vergaderkamer voor het college blijft in ‘Crackstate’, terwijl de huidige trouwzaal eerst ook wordt gebruikt als raadzaal. De uitbreiding van het aantal raadsleden en de groeiende belangstelling van de burgerij voor de raadsvergaderingen is de reden voor het zoeken naar een ruimere accommodatie voor de gemeenteraad. Als voorlopige oplossing is een ruimte gevonden in het gebouw van gemeentewerken vlakbij de spoorbaan, destijds Hiddingastraat/J.G. Weeninkstraat 2/Koornbeursweg 84.
Ter gelegenheid van deze uitbreiding van de administratieve ruimten is er tevens besloten een kunstwerk aan te kopen. Het wordt een keramiek-muurreliëf van Han Boerrigter, die wordt geplaatst bij de ingang van het gebouw naast de toegangsdeur op de westelijke gevelmuur. Als we uitgaan van de 1%-regeling van de bouwsom en lezen dat er fl.22.280.- voor moet worden betaald, dan kunnen we ons een voorstelling maken van de totale bouwsom.
Eind december wordt eveneens bij de hoofdingang van dit gebouw aan de K.R. Poststraat ook een bronzen beeldje van Sjouke Gabbes van Nijehaske geplaatst, naar een ontwerp van Suze Bosma-Berkhout, met verwijzing naar de avonturen van Robinson Crusoë op Zuidland in het boek van Daniël Defoe.
Amper 15 jaar later dienen de gemeentelijke ambities opnieuw te worden bijgesteld en worden niet alleen deze administratieve ruimten geamoveerd, maar sneuvelt ook de Schouwburg. Er moet plaats gemaakt worden voor ‘het stadskantoor’.
Stel ... dat de samenstelling van de Provinciale Schoonheidscommissie niet is veranderd sinds 1976, kan hun conclusie dan voor het huidige ontwerp van 1992 in dezelfde volzinnen luiden..????:
“Het voorliggende ontwerp laat een gebouw zien van nogal aanzienlijke afmetingen. De commissie vreest dat de grote massa een te grote concurrentie zal aandoen aan het zeer waardevolle monument Crack State, waarvan de barokke beweeglijkheid bovendien vraagt om rustige achtergronden. De commissie is dan ook van oordeel dat naar de beperking van de bouwhoogte dient te worden gestreefd, alsmede naar een rustige eenvoudige hoofdvorm.”
2012, oktober 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
Pastorielaan ca 1926
HIP-TIME MAGAZINE 114
Pastorielaan ca 1926
Zeer ongebruikelijk zijn de verhoudingen van deze prentbriefkaart: 7 cm. hoog en 17 cm. breed. Een uitgave van ‘Bromc grafia, Amst.’ Het opschrift is onmiskenbaar ‘Heerenveen. Pastorielaan.’ Het is een exemplaar uit de collectie van het Heerenveen Museum, maar het is ook vertegenwoordigd in de collectie Leenes nr. 1021. Helaas geen enkel gestempeld exemplaar ! De situatie ziet er wel erg strak en nieuw uit. Een voorbeeldig geplaveid wegdek van waalse klinkerts en vier meter breed, een magnifiek trottoir aan de kant van de huizen, die met de frontgevel naar het oosten staan en de royale Pastoriewijk, welke weg én berm scheidt van de uitgestrekte weilanden. De vernieuwde Pastorielaan loopt kaarsrecht ongeveer 350 meter tussen de bomenlaan door in de richting van het arm-en verplegingshuis, waarvan we de contouren achter de persoon op het trottoir kunnen zien. In de rechteronderhoek van het beeld zien we een gedeelte van het sluishoofd, waarin de meest noordelijke sluisdeur is opgehangen. We zijn al wat later op de dag want we zien de schaduwen van een praktisch westelijke zon. We kunnen ons vergissen, maar het heeft er alle schijn van dat de boompjes in het trottoir van zeer jonge datum zijn.
Uit de krant hebben we geen aanwijzing kunnen vinden wanneer die smetteloze bestrating tot stand is gekomen. Wel echter uit het archief van de ‘Pastorie van Aengwirden’, nr. 1336. In het bestek en voorwaarden van het bestraten van een gedeelte van de Pastorielaan te Heerenveen van 26 oktober 1924 staat het werk omschreven als volgt: “het afgraven en vervoeren van de aanwezige verharding, het inbrengen van de nodige riolering, het leggen van een bestrating met trottoir, het aanwerken van het gedeelte gelegen naast de sluis en het afwerken van de berm van een gedeelte der Pastorielaan te Heerenveen”. Een tweede stuk zet ons ook op het spoor van een nauwkeuriger datering. Uit hetzelfde archief biedt nr. 1346 een inschrijvingsbiljet van Jacob A. Stuiver van 28 mei 1924 voor het dempen van een gedeelte van de bermsloot langs de Pastorielaan (en dat is dan de westelijke kant, want anders zou er hebben gestaan ‘berm van de wijk’) schrijft deze: “Zoo als het plan nu voorlopig bestaat, dat de sluis in de Pastorielaan dicht komt den 9 juni, zoo als opzichter Zwarts heeft meegedeeld, dan zou het zand moeten worden overgekruit....”.
En omdat het eerste (linkse) huis op de foto het door S.D. le Fébre in 1926 aanbestede huis is, dan is de conclusie dat deze foto van 1926 of kort daarna moet zijn.
De discussie over het plaatsen van lantaarns aan de Pastorielaan door het gemeentebestuur van Aengwirden dateert al van oudere datum. In 1912 namelijk heeft de raad besloten dat het zelfs aan een straat, welke particulier bezit is van de Pastorij van Aengwirden zinvol kan zijn van gemeentewege straatlantaarns te plaatsen. Bovendien zitten de bestuurderen dan nog wel een beetje met een ongemakkelijk gevoel over het verdrinkingsongeval in september 1908 van het jonge meisje Rika Broekman, welke na een ziekenbezoek in het verplegingshuis bij duisternis in het koude water van de Pastoriewijk geraakt en dat niet heeft overleefd.
De lantaarn op onze foto is prima zichtbaar boven het hoofd van de tegen een boom steun zoekende fietser in een wit jasje. Overigens is het strak geplaveide wegdek ook onderwerp geweest van de gemeenteraadsbesprekingen. De voorloper hiervan is een particuliere ‘boerenreed’, maar door de inspanningen en de invloed van de ziekenhuisregenten is het sterk verbeterd. Zij kwamen op voor het lot van de patiënten die met de koets naar de verplegingsinrichting moesten worden gebracht.
Voor we ons richten op de bebouwing willen we nog even de aandacht vestigen op het reclamebord van “(..)CTORIA” aan de zijmuur van het blokje van vijf huizen. Jan Zwerver vertelt in zijn fotoboekje “Heerenveen, zo was het” op de allerlaatste pagina, dat het bord reclame maakte voor “Victoria Verzekeringen”. De eerste bewoner van Pastorielaan 11 - de heer J. Porte - blijkt inspecteur van de levensverzekeringsmaatschappij ‘Victoriabank’. Deze is voortgekomen uit een Amsterdams Verzekeringsfonds en voert sinds 1896 deze naam. In 1925 wordt de naam uitgebreid tot de ‘NV Algemeene Verzekering Maatschappij Victoria’, terwijl in 1938 alle aandelen van Victoria in het bezit van het verzekeringsconcern De Nederlanden van 1845 komen. Inspecteur Porte verhuist in 1935 naar Zwolle (volgens Jan Zwerver) en oud-brigadier-titulair bij de Rijksveldwacht L.J.J. Verplanke betrekt vervolgens het huis. Dankzij een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 29 april 1935, waarin de heer Porte de burgerwoning per 1 juni te huur zet, weten we dat de begane grond een ‘kamer en suite’, ruime gang, keuken, kelder en bergplaats bevat. Boven zijn er drie slaapkamers en een kantoortje. Tenslotte een flinke tuin met vruchtbomen.
Richten we ons nu verder op de overige bebouwing, dan dienen we in de bouwvergunningen te duiken. Huizen met platte daken zijn in Heerenveen in de jaren na 1900 geen alledaags verschijnsel. Voor het kadastrale perceel Tjalleberd A-6802 worden door de heren J. Porte, A. Nauta, F. Zandbergen en K. Beck vergunning gevraagd en verkregen op 21 mei 1924 voor de bouw van vier woningen. M. Hoogeveen sluit zich daar bij aan met een vergunning gedateerd 10 juli 1924. Namens Hoogeveen regelt de heer K. Beck de vergunningsaanvraag en het blijkt uit de nieuwe tekening, dat Hoogeveen het vierde huis van het zuiden gaat krijgen, terwijl Beck de meest noordelijk eindwoning blijft claimen. Na de voltooiing blijken deze eigenaren de destijds - ook nog in 1927 - gebruikelijke doorgaande nummering te hebben gekregen aan de Pastoriesingel of Pastorielaan (van zuid naar noord): Porte 366, Nauta 367, Zandbergen 368, Hoogeveen 369, Beck 369 a.
We moeten aannemen, dat het in het adresboek van 1922 aangewezen nummer Pastoriedwars-straat 365 - als woonplaats van de heer S.D. le Fèbre, leraar aan de Rijksdagnormaalschool (onderwijzersopleiding) te Heerenveen - onderdeel uitmaakte van de door de Bouwvereniging Aengwirden gebouwde 11 dubbele woningen. Deze veronderstelling is gebaseerd op het gegeven, dat 9 dubbele woningen van het type A in deze zijstraat van de Pastoriesingel of Pastorielaan zijn gebouwd en twee dubbele woningen van het type B aan weerszijden van de zuidoostelijke en noordoostelijke hoek met de Pastorielaan tot stand zijn gekomen in 1917 en 1918.
Dat nummer ‘365’ is toegekend in 1920, terwijl het daarvoor in de periode na de bouw het huisnummer 247 heeft gehad. Deze zienswijze is in overeenstemming met de ook toegekende nummers 226 tot en met 246 voor alle zuidelijke en noordelijke dubbele woningen, behorende tot de Pastoriedwarsstraat.
De eerste bevestiging vinden we in het Bevolkingsregister van Aengwirden (deel II: Heerenveen) uit de periode 1890-1920. Daarin staat Simon Dirk le Fèbre op het huisnummer 247 per 21 februari 1918, komend van de Nieuwburen, waar hij vanaf 5 juni 1916 heeft gewoond. De gezinskaart (1920-1939) kan ons nu verder helpen. Daar namelijk staat als eerste adres: Luinjeberd 365a. Dat is het door hem gebouwde huis ten noorden van de door hem bewoonde type A-woning van de Bouwvereniging Aengwirden. Bij de vernummeringsronde van 1930 krijgt het dan als adres: Pastorielaan 10.
Met een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 12 januari 1926 kondigt de heer S.D. le Fèbre een aanbesteding aan - behoudens goedkeuring van B. en W. van Aengwirden - voor het bouwen van een ‘Burgerwoning’ aan de Pastoriesingel te Heerenveen. De gemeente heeft er een maandje over nagedacht, heeft wat problemen met het platte dak en de oversteek daarvan, maar ook met de ramenverdeling van de bovenverdieping. Als bouwmeester heeft hij de hulp ingeroepen van J. Moet, opzichter te Oosterwolde. Gemeenteopzichter K.R. Post van Aengwirden is de gemeentelijke woordvoerder. Na een gedegen verweerschrift en kleine aanpassingen wordt op 19 februari daaropvolgend toestemming verleend bij vergunning nr. 763. Enkele data van het nieuwe huis: terrein ± 1000 m2; grondoppervlak huis 104 m2; muren van waalsteen; bouwprijs fl.6000.-.
Simon Dirk le Fèbre is geboren op 5 maart 1882 in Bolsward, waar zijn vader Fedde le Fèbre onderwijzer is geweest. Zelf wordt hij ook opgeleid in dat vak. Als hij zijn benoeming tot hoofd der school te Boornbergum aanvaardt, blijkt hij als onderwijzer te Hoornsterzwaag van de gemeente Schoterland een eervol ontslag per 1 maart 1904 te ontvangen. Hij heeft daar als onderwijzer de hoofden Heiner en de Vries bijgestaan. In zijn Boornbergumer periode krijgt hij de kans - waarom is nog niet opgehelderd - een reis te maken naar Nederlandsche Indië.
Volgens het Algemeen Handelsblad scheept hij zich op 10 februari 1906 in als passagier te Genua op het s.s. Koning Willem III voor de reis naar Batavia, waar hij op 21 maart overstapt op het s.s. De Carpentier naar Soerabaja. Van de reis naar en het verblijf in Oost-Indië zal hij een aantal dagboeken bijhouden, waarvan twee exemplaren - over 1906/1907 en 1908 - zijn gearchiveerd in het Heerenveen Museum. Na zijn terugkeer blijkt hij ook artikelen te hebben geschreven over zijn ervaringen daar. Zo noemt het Nieuws van den Dag van 17 januari 1910 b.v. “Boon’s Geïllustreerd Magazine” met een bijdrage van S.D. le Fèbre: “Midden-Java”. De Leeuwarder Courant van 24 mei 1910 bericht, dat Mork’s Magazijn in zijn 5e aflevering ruimte heeft geboden aan een bijdrage “De installatie van den nieuwen Regent” met tekeningen en foto’s van de schrijver. Ook redacteur Waling Dijkstra van ‘it Fryske tydskrift Sljucht en Rjucht’ heeft le Fèbre uitgenodigd om met ingang van het nummer van 3 december 1910 te publiceren. Het artikel heet: “In reiske troch midden-Java”. In zeven afleveringen vertelt hij boeiend over zijn ervaringen aldaar.
Een Chinese feestdag beschrijft en illustreert hij in zijn eerste dagboek met een tekening van een ‘drakendans’.
Later lezen we in zijn necrologie in het Nieuwsblad van Friesland van 11 juni 1931 (maar ook in zijn dagboek), dat de reden voor de reis naar Nederlandsch Oost-Indië zijn onderwijzerschap is geweest. Op medisch advies (nierkwaal) is hij eind december 1908 naar Nederland teruggekeerd en heeft hij zich opnieuw in Boornbergum gevestigd.
Op 18 april 1913 trouwt hij met Sibbeltje Leistra, dochter van een bakker uit St. Johannesga, en op 30 januari 1914 wordt zijn zoon Hedzer (in 1931 is zijn roepnaam overigens Henk) geboren.
In 1916 wordt aan Heerenveen het voorrecht verleend per 1 mei als eerste Friese plaats een Rijksdagnormaalschool te openen. Werden voorheen onderwijzers en onderwijzeressen opgeleid in de avonduren en op de zaterdagmiddagen, nu kunnen kwekelingen zich inschrijven voor dag-onderwijs en zullen ze 111 uren per week in vier klassen worden voorbereid op hun toekomstige onderwijsbaan. Behalve in de vakken, vereist voor de examens ter verkrijging van de akten van bekwaamheid als onderwijzer(es), voor de nuttige handwerken en de ‘vrije en orde-oefeningen’, zal les worden gegeven in Frans, Engels, Wiskunde, Algemeene geschiedenis, Gymnastiek en Gezondheidsleer. Simon Dirk le Fèbre wordt naast directeur J. Dijkstra Wzn één van de kernleerkrachten. Volgens het adresboek van 1922 is zijn opdracht: Algemene en Vaderlandsche Geschiedenis, Schrijven, Zang en Tekenen. Verder verbinden er zich nog tien leerkrachten aan de opleiding, meestal met een deeltaak in een bepaald vak.
In de loop der jaren heeft hij zich ook weten te ontwikkelen als een autoriteit op het gebied van de pluimveeteelt. Diverse berichten in de kranten getuigen daarvan. Onder andere treedt hij op als jurylid en zelfs het secretariaat van de V.P.N. (Vereniging tot bevordering van de Pluimveehouderij in Nederland) heeft hij waargenomen. Nadat hij zich in 1916 permanent in Heerenveen heeft gevestigd, zet hij ook zijn werklust in als secretaris van de ‘Commissie voor Heerenveen-één’ en voor de loge der Vrijmetselaars. Verder neemt hij duidelijk stelling voor de gelijkberechtiging van het openbaar en het bijzonder onderwijs in de tijd, dat de bijzondere kweekscholen door de overheid prioriteit is toegekend. Dat blijkt uit een artikel in het Nieuwsblad van Friesland van 4 april 1924, waarin sprake is van de opheffing van opleidingsscholen voor onderwijzers.
Stukjesschrijver Fré Joustra (1891) heeft hem gekend en rept in zijn anekdotische verhalenbundel “Uit mijn schetsboek” (1980) van de grote tuin met door de jeugd geliefde perenbomen. Een portretje van de man lijkt me gepast (een detail uit een klassefoto van de Rijksdagnormaalschool van omstreeks 1920).
Na het overlijden van le Fèbre wordt zijn weduwe onder curatele gesteld den 27 Juli 1931 (veranderingen opgeven a.d. officier van justitie). Zij verhuist per 2 december 1932 naar de Korteweg 28 in Heerenveen (SCO). Zoon Hedzer - inmiddels 18 jaar - vestigt zich in Groningen.
Sijtze Huizinga, bedrijfsleider bij N.V. Woltman’s Fabriek van en Handel in Bouwmaterialen en Hout, betrekt het huis Pastorielaan 10 per 11 jan. 1932, komend van Gorredijk, Opsterland.
Hij woont er ook nog met zijn gezin in 1938 (volgens het adresboek), maar dan als adjunct-directeur van dezelfde N.V. Een bericht van de Kamer van Koophandel in het Nieuwsblad van Friesland van 6 september 1939 meldt zelfs zijn benoeming tot directeur. Minder dan een jaar later verhuist Sijtze Huizinga naar een huurhuis op de Fok. Op no. 6a huurt Huizinga vanaf 26 mei 1940 van koopman Abel Wisman.
Aanzienlijk korter zullen we zijn over de bewoning van het ‘blok van vijf’ ten noorden. We hebben U in eerdere instantie al voorgesteld aan de personen, die de vergunning voor de bouw hebben aangevraagd in 1924 en bovendien hun betrokkenheid met de woning in 1927 (adresboek).
In het Adresboek 1928 (zie Tresoar) is er nog geen sprake van veranderingen. Twee grote veranderingen kunnen we constateren in het adresboek van 1934. M. Hoogeveen is verhuisd naar de Pastoriedwarsstraat nr. 21 en wordt vervangen door J. Dassen, wiens functie “assistent Directe Belastingen” waarschijnlijk zijn chef M. Hoogeveen “commies Directe Belastingen” heeft doen besluiten het huis beschikbaar te stellen. De belangrijkste wijziging zit ‘m in de hernummering van de hoge, doorlopende nummers naar straatgebonden lage huisnummers. Nr. 366 blijkt nu Pastorielaan 11; nr. 367: Pastorielaan 12; nr. 368: Pastorielaan 13; nr. 369: Pastorielaan 14 en
nr. 369a: Pastorielaan 15.
Vier jaar later in 1938 geeft het adresboek voor nr. 11 als bewoner: H. Bosga, procuratiehouder; voor nr. 12: de wed. J. Sijtsma-Mink, zonder beroep, en - vermoedelijk - haar kinderen G. Sijtsma, onderwijzer, en J. Sijtsma, kantoorbediende; voor nr. 13: E. van Zandbergen, brievenbesteller, met inwonend J. Loopstra, klerk van het kadaster; voor nr. 14: J. Dassen, assistent Directe Belastingen, en voor nr. 15 nog steeds de bouwkundig opzichter K. Beck.
Het volgende drietal huizen, dat op onze foto staat, zijn alle drie gebouwd dankzij vergunning uit 1926. P. Bles is de uitzondering met een vergunning van 19 maart 1925 en het huisnummer 369b. Sierd Minkes krijgt zijn vergunning op 10 maart 1926; is zo onfortuinlijk te overlijden op 18 november van dat jaar op 75 jarige leeftijd en zijn weduwe krijgt huisnummer 369c. H.J. de Vries is beurtschipper en mag vanaf 14 april 1926 gaan bouwen en krijgt nr. 369d.
Ook deze families blijken in 1934 het straatnaamgebonden nummer te hebben zonder lettertoevoeging: Bles nr. 16; wed. Minkes-Hof nr. 17 en de Vries, nr. 18.
De wijziging in 1938 is opnieuw te wijten aan het overlijden van een bewoner. Deze keer is het Pieter Bles, die op 12 september 1935 in Zwolle op 77 jarige leeftijd zijn echtgenote Jantje ten Boom tot weduwe maakt. De weduwe Antje Minkes-Hof en de Vries als buren kunnen haar gelukkig tot steun zijn.
Maken we de sprong naar het adresboek van 1949, dan wordt Pastorielaan 10 bewoond door A.J. Nijdam; nr. 11 door H. Bosga; nr. 12 door S. Kuiken; nr. 13 door E. van Zandbergen; nr. 14 door M. Hoogeveen (opnieuw dus!); 15 door K.Beck; nr. 16 door mej. Sj. Bles; nr. 17 door S. Minkes en nr. 18 door H.J. de Vries. Vijf jaar later in 1954 opnieuw enkele veranderingen. Op nr. 10 M.J. Engelman; nr. 11 H. Bosga (een blijvertje); nr. 12 E. Bosga (broer van nr. 11); nr. 13 F. Ensing; nr. 14 M. Hoogeveen; nr. 15 K. Beck; nr. 16 wed. P. Boermans-Slager; nr. 17 wed. G. Minkes-Krikke; en nr. 18 H. de Lange.
Op 27 december 1956 besluit de gemeenteraad van Heerenveen het stuk Pastorielaan, wat parallel loopt met de rijksweg (waar de nieuw aangelegde Zonnebloemstraat zich met een flauwe bocht bijvoegt) eveneens ‘Zonnebloemstraat’ te noemen. Het laatste stukje, waar de houten ‘Oostenrijkse woningen’ - nr. 57 en 59 - staan, houdt de naam Pastorielaan tot aan de Van Beyma thoe Kingmaweg. Bovendien wordt besloten ook de huisnummering te moderniseren, zo ... dat de westelijke kant van de Zonnebloemstraat de oneven huisnummers krijgt en de oostelijke/noordelijke kant de even nummers. Die omnummering van de door ons beschreven woningen ziet er dan als volgt uit: Pastorielaan 10 wordt Zonnebloemstraat 13 (J.H.H. Kramer); 11 wordt 15 (H. Bosga); 12 wordt 17 (E. Bosga); 13 wordt 19 (D. Rentenaar); 14 wordt 21 (M. Hoogeveen); 15 wordt 23 (K. Beck); 16 wordt 25 (R. en G. Bles); 17 wordt 27 (wed. G. Minkes-Krikke) en 18 wordt 29 (J. van der Tempel).
Is uw nieuwsgierigheid inmiddels zo groot, dat U ook de adresboeken van 1964 en 1966 door wilt spitten op wijzigingen, dan kunt U zowel terecht op de studiezaal van het Gemeentearchief in Crackstate (kamer 12) op donderdagen als in de bibliotheek van het Heerenveen Museum tijdens de openingstijden (na afspraak).
2015, augustus 23 - wibbo westerdijk - hip-backup
Pastorielaan ca 1925
HIP-TIME MAGAZINE 115
Opnieuw zo’n bijzondere opname uit de fotocollectie van het Heerenveen Museum. Het moet (volgens de informatie achterop dit archiefmateriaal) een foto zijn van een professionele fotograaf van vóór 1920, afgedrukt op het niet alledaagse formaat van 11 bij 18 cm. Die datering moet - gezien de aanleg van de bestrate Pastorielaan in 1924 en beschreven in de vorige HIP-Time 113 - met een flinke korrel zout worden genomen. Meer waarschijnlijk is het jaartal 1925.
In beeld is het meest zuidelijke deel van de Pastoriewijk, met het eveneens zuidelijke sluishoofd met de openstaande sluisdeuren en de onder verantwoordelijkheid van de pastorievoogden klinkerbestrating met trottoir en jonge boompjes. Aan het einde van de uitloop van de wijk ligt goed zichtbaar de ‘Spekbrug’, met daarachter het huidige nummer Nieuwburen 64.
Na een lange periode als onverharde weg met de naam Pastoriesingel of Pastorielaan, langs de Pastoriewijk (welke de Heideburen heeft verbonden met de Aengwirderweg door de Streek), langs het diaconie-armhuis (later ook ziekenhuis) en langs het kerkje van Terband heeft gelopen, wordt in het tweede decennium van de 20e eeuw de laan grotendeels getransformeerd van een min of meer particuliere publieke weg tot een straatweg.
Voor een goed begrip is het nodig te weten, dat de twee dubbele sluisdeuren in de Pastoriewijk beide op Aengwirdens grondgebied hebben gelegen. De grens van Aengwirden met Schoterland heeft dus zuidelijk van de deuren aan de kant van de Heideburen gelopen. Niet alleen de kaart ‘van de te vormen gemeente Heerenveen’, uit circa 1918 geeft dat duidelijk aan, maar ook Eekhof’s ‘Grietenijkaart van Aengwirden’ uit 1854.
Het dubbele woonhuis met de dakkapellen staat er nog niet zo erg lang. Op die plek namelijk is sprake geweest van een stoomzuivelfabriek(je), dat opgericht is aan de Pastoriesingel te Heerenveen (SCO) door een 29 jarige boer uit Katlijk - Jeep Riekles Heida. Het eerste nieuws, dat we daarover hebben vernomen is een berichtje in het Nieuw Advertentieblad van 11 september 1897 (uitgegeven door Jacob Hepkema). Op de vierdaagse tentoonstelling te Steenwijk is een bekroning uitgereikt bij een wedstrijd voor boterbereiding aan de ‘stoomzuivelfabriek te Heerenveen’. Een 2e prijs met een zilveren medaille. Dit bericht wordt bevestigd door een zoek-aktie van www.delpher.nl in één van de kranten van Nederland, nl. in “Het Nieuws van den Dag - kleine courant” van 7 augustus 1897. Daar wordt gesproken van ‘stoomboterfabriek’ Heerenveen.
We kunnen de verleiding niet weerstaan om sneuper Arjen Fetzes Koopmans aan het woord te laten uit de Heerenveensche Koerier van 19 april 1946 met een citaat over “It âlde slúske” en natuurlijk in het Tsjalberter Frysk:
“Alhiel oan 'e ein (fan ‘e Pastoryleane), dêr't nou in slachter húsmannet (hij bedoelt Jac. van der Laan in 1946!), stie in âlde boerepleats mei it bûthûs oan 'e westkant; oan 'e eastkant waerd it hea sa fan it paed dêr't wy lâns giene, yn 'e golle brocht, dat paed wie sa to sizzen hwat by in oare pleats de telle is. Yn it lest fan de njuggentiger jierren is de skuorre hwat forboud en dêr hat wrychtsjes (Fr. Wurdboek: warempel) in bûterfabrykje yn west, dreaun troch in hynsdêr yn 'e tsjernmoune, wy miene dat twa as trije mannen fan it Fean dêr de baes fan wiene. ....................... In tiidlang letter is dat ek wer fordwoun. De âld skuorre is ofbrútsen en dêr binne in pear hûzen op dat plak boud, dy't, sa't wy nou wol sjogge, ek al wer oan kant rekke binne.”
Die oude boerenplaats kunt U - in de interpretatie van (kunst)schilder Klaas Krikke - zelf nog eens bekijken als de afbeelding van HIP-Time Magazine 60 van 30 juni 2013.
Voortgezette berichtgeving op 2 april 1898 - ook weer in het Nieuw Advertentieblad - betreft een bericht van 31 maart: “Door drie personen uit deze omgeving, waaronder één onderwijzer,wordt voortaan in de Terbandsterlaan (is dus de Pastorielaan) een handkrachtboterfabriek opgericht !” Jeep Riekles Heida is al genoemd en de onderwijzer blijkt de 21 jarige Fedde Jans Bosma, zoon van een veehouder onder Katlijk. Hij verhuist per mei naar Heerenveen (Bev. Reg. 1880-1900. Hij is de man die op 15 juni een oproep doet om zich aan te melden aan de fabriek als ochtendventer met ondermelk en karnemelk. Een week later laat dezelfde weten, dat de boter 50 centen per halve kilogram (per pond dus) kost en dat het thuis bezorgd kan worden. De derde persoon wordt Tinus Pieters Agter, die na in 1843 te zijn geboren als smidszoon te Mildam al sinds 1872 als ‘grofsmid’ probeert een bestaan op te bouwen aan de Heideburen (kad. A-118 en A-117 (huis, erf, schuur, en tuin) woont. Eind april 1898 veilt hij zijn smidsinventaris en neemt hij de dagelijkse technische leiding kennelijk op zich van het handkrachtfabriekje. Ook verbindt hij zijn naam aan de aanvrage voor een hinderwetvergunning, welke op 21 november 1898 is gedateerd. Voor de boter-en kaasfabriek met stoom als beweegkracht op het kadastrale perceel Heerenveen A-2273 is de procedure, dat de omwonenden hun bezwaren kunnen uiten. Die komen er dan ook wel, want de wasvrouw Nicasia Keller, wed. R. Westra vreest de neerslag van roet, ‘asch’ en vuilnis voor de op de bleek liggende was en zij woont er maar 20 meter vanaf. Hate J.P. van der Woude ondersteunt die bezwaren- mede namens zijn vrouw die ook wasvrouw is en wijst op de regenwatersbak en de volksgezondheid. De weduwe IJ. Groen, eveneens wasvrouw, sluit zich hier graag bij aan. Harmen Klazes Post - tevens bedienaar van de sluis - heeft een in de nabijheid gelegen tuinbouwbedrijf en stelt dat de roetstoffen zijn groenten schade toebrengen als hij het bovendien moet wassen in een vervuilde sloot. Hendrik Fokkes Groen is verver en zeer huiverig voor het nadelige effect op zijn schilderwerk. Hij woont er ten zuidwesten van en in het pand naast de slagerij van Hendrik Johannes de Jong aan de Heideburen, kad. Tjalleberd A-1612.
De aanvraag wordt besproken door B. en W. van Schoterland in de vergadering van 16 december 1898 en het college besluit de aanvraag door te sturen aan de Inspecteur van Arbeid. Deze tekent geen bezwaar aan en het college van B. en W. geeft zijn toestemming aan het plan. Kennelijk hebben de bezwaren van de omwonenden geen enkele schorsende werking of beperkende voorwaarden opgeleverd.
Zeer verrassend en eigenlijk totaal onverwacht is het bericht van 14 januari 1899 te lezen, welke notaris Rinze Barends in het Nieuw Advertentieblad plaatst over de zuivelfabriek “Heerenveen”. Citaat: “Eerlang zal bovenbedoelde, in volle werking zijnde fabriek in veiling worden gebracht en verkocht met volledige inventaris, zullende de veiling plaats hebben in de Koornbeurs van S.G. Bosma te Heerenveen”. Het blijkt, dat directeur Fedde Bosma is beland in een faillissementsprocedure, waarvan op 30 januari 1899 het vonnis van de Arrondissements-Rechtbank afkomt. Voor de afwikkeling zijn benoemd de rechter-commissaris mr. N. van Hasselt, en als curator mr. J. Woltman, beide te Heerenveen. Het Nieuw Advertentieblad heeft met deze mededeling de primeur op woensdag 1 februari 1899.
In diezelfde krant wordt door de journalist ook een boekje opengedaan over de niet wettig geregelde vennootschap tussen de drie participanten. Een paar weken eerder is op aandringen van de directeur Fedde Bosma een stoommachine geleverd, maar nog voor deze wordt opgesteld komt er onenigheid tussen de directeur en zijn maten. Bovendien hapert het met de financiën. Aannemer van het gebouw en de machineleverancier dringen vergeefs aan op betaling en de buren krijgen hun melkgeld niet. Bovendien staat de fabriek op met een hypotheek bezwaarde grond. Het wordt gesloten en komt in de verkoop. Inmiddels is Bosma er op zaterdag 28 januari al met de fiets op uitgetrokken en niet teruggekeerd. Verder is bekend dat hij van te voren een pas heeft aangevraagd en ook gekregen, zodat men denkt dat hij naar Duitsland is gegaan. Eind 1900 blijkt hij zich te hebben gevestigd in Dronrijp. Eind van dat jaar wordt door de curator aangekondigd, dat de enige uitdelingslijst in het faillissement ‘een einde heeft genomen’. Fedde kan weer verder met zijn leven en in 1903 blijkt hij te Dronrijp een bestaan op te bouwen als ‘melkonderzoeker’. (Notariaat T.26, 56101, 6/13 jan. 1903)
Inmiddels heeft uiteraard de verkoop van het pand van de zuivelfabriek c.a. plaatsgevonden en de koper is geworden de verver Hendrik Fokkes Groen voor fl.1154,-. Een schuur met erf voor fl.860,- komt in het bezit van Siebolt Ids de Boer, koopman en taxateur te Makkum. Het geheel wordt beschreven in een notarisacte van Rinze Barends van 1 maart 1899. In mei volgt dan nog een verkoping van roerende goederen ten laste van de gefailleerde en z’n maten voor een bedrag van fl.287,-.
Het tijdperk Hendrik Fokkes Groen, die overigens al behoorlijk op leeftijd is in 1899 (geb. 1830), en zijn zoon Fokke - die hem in het verversvak opvolgt en geboren is in 1861 - kan worden bekroond. Er moet eerst nog wel even een transactie geregeld worden met taxateur de Boer. Deze is tenslotte bereid voor fl.550,- aan hen een woning met erf, grond en wijk te Heerenveen te verkopen voor fl.550,-. Notaris Verkouteren regelt dat per 29 juni 1899.
Zo U weet, kijkt het kadaster voor de gang van zaken soms net even iets anders tegen transacties aan, maar zij beschouwen de drie compagnons Agter, Heida en Bosma eerst als eigenaren van A-2273 (huis, schuur, erf, boterfabriek, erf, samen groot 5.90 are) met gebouwde waarden van fl.100,- en fl.60,- én na de officiële stichting in dj. 1900 dus ook van de - gesplitste - kadastrale percelen A-2353 (1.60 are) en A-2354 (3.40 are). Verder verkopen de nieuwe eigenaren Groen c.s. 90 centiare aan de slager Hendrik Johannes de Jong, ten behoeve van diens slachterij op de hoek van de Heideburen-Pastorielaan. Zelf hebben zij duidelijk plannen voor uitbreiding van hun bedrijfsaktiviteiten, want in het dj. 1901 is er reeds sprake van de ‘verbouw’ van met name de boterfabriek op het kad. perceel A-2353. Hoe die ingreep er precies heeft uitgezien valt door een gebrek aan documentatie van bouwvergunningen niet na te gaan, maar de omschrijving na de verbouw luidt ‘huis, schuur en erf’. U mag er vanuit gaan, dat die beide elementen voorkomen op onze foto. De schuur is reeds een onderdeel van hun westelijk gelegen perceel A-1612. U ziet daarbij een lange hoge “schoorsteenpijp”, die hoog boven de bebouwing zijn kwalijke dampen mag uitbraken. De overlevering - helaas (nog) niet bevestigd door hinderwetvergunning of dergelijke - zegt, dat het schildersbedrijf in de schuur een verfwinkel met een ‘lakstokerij’ zijn gevestigd. Wikipedia vertelt ons dat de ‘Hinderwet’ uit 1875 stamt en regels stelt over bedrijfsactiviteiten die hinderlijk, gevaarlijk en/of schadelijk zijn voor de omgeving of het leefmilieu. Dat is met verhoogd brandgevaar, kwalijke dampen en roet bij lakstoken duidelijk het geval.
Gelukkig kunnen we in de administratie van de kadastrale leggers enkele aktiviteiten van de Groen’s los peuteren. Zo is er in het dienstjaar 1900 al sprake van ‘slooping’, maar ook in het dienstjaar 1901 van ‘verbouw‘ en ‘gedeeltelijke slooping en verkoop’ op de uit perceel A-2273 voortgekomen heringedeelde percelen A-2353 en A-2354. Daarmee evenwel is het einde nog niet in zicht want in het kadastrale dienstjaar 1906 en ook 1907 is er opnieuw sprake van ‘verbouw’. Het resultaat daarvan is dat door de ‘sloping en verbouw’ op het nieuw gevormde perceel A-2382 zelfs twee huizen met erven zijn gerealiseerd, waaraan het kadaster volgens de regels opnieuw twee nieuwe nummers toekent, nl. A-2539 (grootte 0.51 are) en A-2540 (grootte 4.49 are). Die toekenning dateert uit het kadastrale dienstjaar 1907 en betreft het dubbelwoonhuis met de twee dakkapellen (zoals op onze foto is afgebeeld).
Bovenbeschreven situatie kunnen we met een detail uit de Waterleidingkaart van Heerenveen uit het jaar 1913 prachtig als plattegrond illustreren.De x x x x markeren de gemeentegrens tussen Aengwirden en Schoterland (zie afb)
Met behulp van de door Jan Werkman, oud-archiefbeheerder van de gemeente Heerenveen, samengestelde “Huisnummering Heerenveen 1501-1986”, is het mogelijk na te gaan welke personen en/of families de hier getoonde panden hebben bewoond. Het zichtbare deel van de woning met de gebroken kap en de uitgebouwde serre met plat dak is de helft van het type A-woning van de bouwvergunning 408, toegekend op 14 februari 1916, aan de Bouwvereniging Aengwirden als onderdeel van de bouwstroom voor de Pastoriedwarsstraat. Het na de bouw toegekende huisnummer 226 (in 1920 vernummerd tot nr. 344) wordt op naam gesteld van de secretaris van de Polder van het 4e en 5e Veendistrict, de heer B.A.L. van der Woude. We mogen aannemen, dat hij pas na de aankoop van de villa “Zonneheem” in 1925/26 als secretaris-ontvanger van het polderbestuur naar Thialfweg 71 is verhuisd. In het adresboek van 1927 komt namelijk zijn opvolger de aannemer M. de Groot als nieuwe bewoner voor. Ook in 1934 is dat het geval. In 1938 blijkt het huisnummer aan de straatnaam te zijn gekoppeld en dus Pastorielaan 6. De bewoner is dan J. Molenaar, monteur van beroep.
Aan de andere kant van de grens met Schoterland moeten we de huisnummers en de bewoners eerst zoeken in de bevolkingsregisters bij de voorlopers van de op de foto afgebeelde dubbelwoning. Dan stuiten we allereerst op huisno. 153a - want nr. 153 blijkt de slagerij te zijn op de hoek. In mei 1897 komt daar wonen de straatreiniger Meine Bleeker met zijn gezin, die in januari 1900 weer vertrekt. In potlood heeft de bevolkingsambtenaar erbij gezet: vervallen. Dat kan alleen maar betekenen, dat het pand geen woonbestemming meer heeft en dat komt overeen met de nieuwe bestemming: boterfabriek. Er is tegelijk nog een tweede bewoonbaar perceel met het nummer 153b, welke in mei 1900 wordt betrokken door de 37 jarige - in Tjalleberd geboren - kantoorbediende Hendrik Hendriks Dam met vrouw, vier kinderen en een dienstbode. Ze komen dan uit Oudeschoot, terwijl hun kinderen in de periode 1891 tot 1895 zijn geboren in Rottum. Hun verblijf op 153b is van korte duur, want in mei 1901 gaan ze terug naar Oudeschoot. Een achttal jaren later komen we dezelfde Dam nog eens tegen als hij in 1909 in de functie van ‘huismeester’ met onderwijskwaliteiten in dienst treedt van ‘Huize Violetta’, de bekende inrichting te Terband voor de genezing van lupuspatiënten, waar dr. Gabriël van Schouwen zich aan heeft gewijd en later dr. Hubert Adriaan Veltman. (Bericht N.v.Frl. 1-12-1909)
Na Dam’s vertrek in mei 1901 uit de Pastorielaan 153b komt diezelfde maand de pas gehuwde (op 23 mei) Marius van Oostrum met zijn bruid Jeltje Sijtema er wonen. Zij blijven tot mei 1905 om te worden opgevolgd door kapper Hugo Willem Jonker, die in Gijsberta Hendrika Jorissen een partner vindt met een bekende Heerenveense naam. Hun eerste kind wordt geboren in Arnhem, maar hun tweede komt hier ter wereld. Vanaf november 1907 komt de tweelingzuster van Gijsberta Hendrika bij hen inwonen en samen met het hele gezin gaan ze op 12 februari 1909 naar hun nieuwe bestemming: Amsterdam.
Lang staat het huis niet leeg, want per 6 mei 1909 vestigt er zich Andreas Luiken met vrouw en één dochter. Hij staat al sinds 1891 als onderwijzer aan de roomse school aan de Nieuwburen. Meester Luiken staat zelfs nog afgebeeld samen met zijn collega Duffels en 21 leerlingen op een groepsfoto in het “Jubileumboek 125 jaar Katholiek Onderwijs in Heerenveen” op bladzijde 27.
Zijn gezin groeit in de periode tot zijn overlijden in de nacht van 7 op 8 maart 1922 om twee uur ‘s nachts tot vier kinderen. Al die jaren zal hij zijn wandeling naar de school aan de Nieuwburen, langs de Heideburen naar de overkant van de Compagnonsvaart via de Garstenbrug, hebben gemaakt. Overigens is er in 1910 sprake geweest van een hernummering van zijn huis van 153b naar 136, terwijl dat in 1920 opnieuw gebeurt. Dan wordt Pastorielaan 136 omgenummerd naar Pastorielaan 134. De wijziging van de bebouwing door ‘verbouw’ in het kadastrale dienstjaar 1906 van het perceel Heerenveen A-2382 (van huis, schuur, erf náár 2 huizen met erf) is - zoals gebruikelijk - in de bevolkingsboekhouding terug te vinden. In de periode 1900-1910 van het bevolkingsregister (SCO 1945) vinden we namelijk op folio 298 in de kolom ‘aanmerkingen’ van het nieuw ontstane huis nr. 153c de tekst: “in 1905 gesticht”. Deze aantekening betreft de komst naar dit nieuwe, verbouwde huis van Pieter Edinga (1869), opzichter bij de N.T.M., zijn vrouw Aaltje van den Berg (1869) en hun twee kinderen Harmen Piet (1897) en Janke Grietje (1899).
Ook de familie Edinga maakt twee adreswijzigingen mee; de eerste in 1910 doet het nr. 153c veranderen in nr. 137, terwijl in 1920 de omzetting van Pastorielaan 137 naar Pastorielaan 135 een feit wordt. We weten uit het de adresboeken van 1922 en 1927, maar ook uit die van 1928 (Tresoar) dat P. Edinga dan nog steeds op nr. 135 staat geadresseerd.
Wanneer de weduwe Luiken en haar buurman Pieter Edinga op de 19 november 1926 bij de gaslamp in de Hepkemakrant het artikel over de nieuwe trambaan spellen, voelen beide een zekere spanning bij het lezen van de zin: “Zij kruist ten slotte (waar precies, is nog niet definitief bepaald) den Pastoriesingel en de Pastoriewijk en sluit ongeveer ter hoogte van „Voormeer" bij de bestaande lijn aan”. De soep blijkt echter niet zo heet te worden gegeten als het wordt opgediend, want uit latere berichtgeving blijkt dat onteigening, beschikbaar stellen van subsidie door het rijk en opkopen van gronden, e.d. een zaak van de lange adem wordt. Pas in 1931 vinden we in de krant van 23 maart het bericht: “De tramlijn om Heerenveen. Waarschijnlijk met 15 Mei a.s. in gebruik”. Uit het verdere bericht wordt dan al duidelijk, dat zowel het huis van de weduwe Luiken als dat van Pieter Edinga reeds zijn afgebroken.
Het ‘thuis-zijn’ in de Pastorielaan van de familie Edinga en mw. de wed. Luiken is dan ingeruild voor een nieuw adres. De familie Edinga is als eerste op 10 mei 1928 verhuisd naar Heerenveen no. 342 naar het huis aan het brede deel van de Dracht-west (waar burgemeester Hebbes heeft gewoond) en maken daar ook de vernummering mee in 1930 naar Dracht 128. Mevrouw Luiken blijft nog wel iets dichter in de buurt, want zij neemt per mei 1929 haar intrek bij de familie L. Wouda, conciërge van de Boaz-bank op de Lindegracht met no. 58 (boven). In 1934 vervangt architect Reinalda daar het voormalige herenhuis door de in Haagse schoolstijl gebouwde Noord-Friesche Middenstandsbank. Mevrouw Luiken-van der Heide is in verband met die bouw tijdelijk naar de Nieuwstraat nr. 9 gegaan om met mei 1934 zich te vestigen op de Dracht nr. 124a. Enkele huizen verder zuidelijk wonen dan nog haar eerdere buren de familie Edinga op nr. 128.
Inmiddels is de aanleg van de tramlijn in 1930 zover gevorderd, dat de familie Groen (Fokke, Catharina en Richtje) wel enig bezit aan de Ned. Tramweg Maatschappij heeft moeten afstaan. De Nederlandsche Staatscourant van 23 juli 1930 publiceert de claims van het Ministerie van Waterstaat tot in detail: 85 centiare van A-1612 (een deel van de tuin met de schuur); A-2539 (huis van 51 centiare); A-2540 (het huis met een deel van het erf , samen 2 are) en nog een stuk van de wijk van 1 are). Op de plaats van de schuur wordt de zogenaamde ‘schuilplaats’ (wachthuisje) gecreëerd, waar de in-en uitstapplaats van passagiers is.
Tenslotte is de 13e mei 1931 het voorlopige hoogtepunt. De tram van Drachten, die rond half drie bij Huize Voormeer wordt opgewacht door een groot aantal mensen, buigt nu af tussen de boerderij en de laatste huizen van de Heideburen, rammelt vervolgens via de nieuwe trambrug over de Pastoriewijk en pikt bij de nieuwe ‘schuilplaats’ en ook bij de volgende naast het gemeentehuis van Aengwirden, een aantal passagiers op, die voor een dubbeltje hun ‘finest hour’ beleven door met ‘de eerste rit’ langs de nieuwe route naar het station te worden gebracht. Daar komt de tram om 20 voor drie tot stilstand, stellig onder applaus van de daar aanwezige belangstellenden.
Een maand later wordt door raadsleden (één, tevens bewoner van de laan) het kruispunt Pastorielaan met de trambaan als ‘gevaarlijk’ bestempeld.
2015, september 6 - wibbo westerdijk - hip-backup