Verlengde Dracht omstreeks 1850
HIP-TIME MAGAZINE 55
Verlengde Dracht omstreeks 1850
Kunt u zich verplaatsen naar de Straatweg, vanaf hier ook wel Traverse genoemd, in de jaren rond 1850 en door de ogen van Pieter Pieters Zijlstra meekijken naar de situatie van de plaats Heerenveen komend vanuit het zuiden ? Zonder enige kennis van het Heerenveen zal dat niet meevallen. Die ‘traverse’ is volgens Van Dale, 1982, een gedeelte van een doorgaande weg binnen de bebouwde kom. In dit geval is dat de straatweg van Zwolle naar Leeuwarden. Rond 1830 en daarna zijn de Schoterlandse en Aengwirder grietenijbesturen hard bezig de bewoners van die ‘traverse’ - Dracht, Vleeschmarkt, Achter de Kerk en de Fok - te bewerken om hun aandeel daarin te leveren. Dat valt nog niks mee omdat in de plaats de helft van de ‘straat’ over het algemeen particulier bezit is. Het is dus zaak om uit de eigenaren een commissie van gecommitteerden samen te stellen, die proberen om samen met Grietman en Assessoren de medebewoners op één lijn te krijgen. Eén van de meest invloedrijke inwoners ligt behoorlijk dwars, getuige een protestschrijven.
Citaat: “Ik Ondergeteekende Harmanus Hiddinga Eliaszn te Heerenveen benoeme mits dezen geene Heeren Gecommitteerden om met Grietman en Assessoren van Schoterland te confereren over de Vervloering der Straat te Heerenveen, aan den Straatweg van Leeuwarden op Zwolle aansluitende, en zoodanige schikkingen te treffen als zij nuttig en noodig zullen oordeelen, dewijl reken, dat de Straten op aanzegging van het Bestuur met repareeren best in order kunnen komen en dus in dezen tijd het verkieslijk wezen zal, dewijl de lasten over het algemeen zeer hoog zijn.” (SCO 2419) In klare taal dus: er is geen commissie nodig en helemaal geen nieuwe straat, nergens voor nodig, want gewoon repareren is afdoende en een stuk goedkoper !
Harmanus Hiddinga is de eigenaar in die tijd van zowel het eerste pand links als het volledige complex van de houtzaagmolen, en nog een aantal huizen op de Dracht tot aan de Romkessteeg. Bovendien staat aan de oostkant van de Dracht het uitgebreide familiebezit, bestaande uit huis (A-239, huisno. 163; A-240 , grote tuin met twee vijvers, en A-241, huisje no. 164) en langs de straatweg richting Oranjewoud in de kadastrale gemeente Knijpe, sectie B, ook nog enkele percelen. U begrijpt dat Harmanus Hiddinga een belangrijke schakel in die verbeteringen is en duidelijk niet van harte.
Aan de eyecatchers op dit olieverfschilderij op paneel (27.5 bij 32 cm), in het gelukkige bezit van museum Willem van Haren, inv. nr. 172, kunnen we niet meer visueel refereren. Ze zijn allen weggevaagd en vervangen door andere gebouwen.
Het boerderij-achtige pand links draagt de naam “Het Loo”, en heeft het huisnummer 166a. De aanslag in belasting ‘gebouwde waarde’ voor kad. A-431 is slechts fl.9,-, hetgeen in de ogen van de belastingheffer vergelijkbaar wordt geacht met een schuur of werkplaats. Het toponiem “Het Loo” is op een kaart van de landmeter Gosen van Terwisga uit 1788 niet te vinden. In dat jaar staat deze locatie bekend als “Pasveer”. Trouwens ook in de speciekohieren en al vanaf 1769, met de toelichting: huis door armen bewoond ! Hoe dit toponiem geïnterpreteerd moet worden is in deze omgeving nog niet duidelijk. Elders in Friesland komt deze term ook enkele malen voor. De betekenis leunt misschien aan tegen ‘voetveer’ en dan valt te denken aan een combinatie met het water de “Molenwijk”. Vraagtekens derhalve.
Anecdotisch zijn we goed op de hoogte gebracht door Jacob Hepkema (onder het pseudoniem Donia) in het Nieuw Advertentieblad van 21 april 1886. Hij ziet vanuit de houtzaagmolen zuidwaarts aan de rechterkant een ‘dubbele woning’ en noemt dit “Het Loo”, “waar de koffiekan met de haar omgevende kopjes en schoteltjes, voor den reizenden man uithing". We citeren verder nog uit dat artikel: "Wie de verblijfplaats van kermisgasten, kramers en muzikanten, scharenslijp en ander logée's met zoo vorstelijken naam heeft gedoopt, is onbekend gebleven. Maar snediger kon 't niet gezegd zijn. Bij 't "Haagje" (Friesch) behoorde immers een lusthof "Het Loo" en als sterksprekend contrast een 'koninklijk’ hotel tegenover: "De Laatste Stuiver". Laatstgenoemde staat dan van uit de molen gezien links van de weg, doch werd slachtoffer van de watervloed van 1825. "Het Loo" heeft het aanzienlijk langer uitgehouden. Menigmaal is geprobeerd het te doen verwijderen, maar de Hiddinga's als eigenaren laten zich moeilijk vinden”. Tot zover Hepkema.
Maar toen Harmanus in 1852 overleed, lieten zijn broers Johannes en Klaas in een circulaire d.d. 22 februari 1853 weten, dat de door hun ’broeder’ nagelaten “Houtzaagmolen met al deszelfs annexen, benevens den Handel in Hout, Steenen, enz,” in eigendom werd overgedragen aan A.R. van Voorst, notaris, en J. Gijse Weenink, houtkooper. Zij memoreerden het vertrouwen en de achting, welke de familie en de voorouders sedert een tijdvak van ruim 140 jaar hadden mogen ondervinden.
Iets meer dan twee jaar na de overname van de molen Fortuna en de annexen - inclusief ‘Het Loo’ dienen Antonius Reynier van Voorst en mede-eigenaar Jan Gijse Weenink een aanvraag in voor het amoveren van het woonhuis, kad. A-431. Kort voor 1858 komt er een herschikking van de percelen, die allemaal tot het houtzaagmolencomplex behoren. In kadastrale termen noemt men dat een ”grensverandering” en een “vereeniging en afbraak”. Er ontstond kortom een nieuw perceel A-960 met een grootte van 18.38 are, waarop Antonius Reynier van Voorst een groot herenhuis laat bouwen in 1857 en een perceel A-959 van 8.26 are creeërt dat als weiland de leggers in gaat. Eerste bewoner wordt schoonzoon - de 28 jarige - Jan Gijse Weenink (afkomstig uit Zutphen), die op 21 mei 1857 in Heerenveen huwt met de 21 jarige Wijmtje van Voorst, de dochter van Antonius Reynier van Voorst en Christina Johanna Abigaël Rameau. Wij kennen dat als het huis waar de tweede echtgenote van jhr. Onno Reint van Andringa de Kempenaer (eigenaar van Jagtlust in Oudeschoot) vanaf 27 juni 1970 enkele jaren heeft gewoond, maar ook als het ‘notarishuis’ van liefst vijf ambtsopvolgers in het notarisberoep. We noemen ze alle vijf, omdat het een eeuw heeft stand gehouden. Rinze Barends, 1876-1910; Lijkle Oppedijk, 1910-1924; Jacob Jouke de Heij, 1924-1957; Wibo H. de Boer, 1957-1977 en Nomdo Foppe Mulder, 1977-1978, alleen praktijk. Sindsdien is dit het kantoor van het adviesbureau voor verzekeringen c.a. Jan Henk Heddema op de hoek van de Burg. Falkenaweg met de Koornbeursweg.
Terug naar het schilderij, waar aan de linkerrand van de olieverf de zaag-en pelmolen ‘De Hoop’ van Sijbe Hendriks Tuijmelaar staat. In 1850 is de molen van Siebenga er immers nog niet, want deze komt pas in 1858 tot stand. De molengeschiedenis is behoorlijk uitputtend beschreven in ‘De sfeer van weleer. Over molens in Heerenveen”, door drs. D.M. Bunskoeke, 1991, en daarvan maken we natuurlijk dolgraag gebruik.
Ook voor de derde molen op dit schilderij hebben we de steun daarvan nodig. Het is de korenmolen die aan het westeinde van de Molensteeg heeft gestaan en de naam ‘De Windhond’ heeft gehad. Kort voor Pieter Pieters Zijlstra het schilderij maakt, staat in de Leeuwarder Courant van 9 januari 1849 de verkoop aangekondigd van een Wind-Korenmolen door notaris Gauke Peeting. De voorlopige toewijzing gaat plaats vinden op 28 januari in de Wijnberg van kastelein J.R. Boosman op de Dracht. Er is een woonhuis bij met twee kamers, erf, regenwatersbak, pomp en ruim bleekveld. Mocht het worden verkocht dan kan het per 12 mei worden aanvaard. Op 31 januari blijkt bij de finale verkoping (bij kastelein K.W. Feenstra) het bedrag van fl.8800,- voor de molen te moeten worden verhoogd en het huis meer dan fl.835,- te moeten opbrengen.
Uiteindelijk wordt de nieuwe eigenaar molenaar Siebe Jeips Hoekstra. Na de plotselinge dood van Hoekstra in 1858 wordt Jan Hendriks Langhout bezitter, maar deze blijkt niet uit het molenaarshout gesneden. Hij probeert de molen in 1860 te verkopen, vindt geen koper en legt de zaak stil. Pas twee jaar later is het IJme Kuiper uit Oldemarkt, die de wieken weer - en soms te snel - laat wentelen. In 1880 heeft dat een desastreuse brand tengevolge met een onherroepelijke nasleep. Er mag niet worden herbouwd !!!
Nog juist boven de daken van de huizen aan de westkant van de Dracht moet het U zijn opgevallen. Het dak met het torentje van de kruiskerk - de Nederlands Hervormde Kerk Schoterland - in het absolute centrum van Heerenveen. In die jaren rond 1850 is de kerkvoogdij bezig plannen te maken voor een verbetering van de toren. In 1859 komt het er uiteindelijk van en wordt er een nieuwe toren geplaatst aan de Herenwalzijde van het schip van de kerk. Ook de hoeken van het ‘kruis’ worden in die verbouwing meegenomen, zodat de ‘kruiskerk’ eigenlijk geen kruiskerk meer mag worden genoemd.
2013, april 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
Verlengde Dracht 1931
HIP-TIME MAGAZINE 122
Verlengde Dracht 1931
Dit ‘heerenhuis’ heeft een volledige metamorfose ondergaan ruim dertig jaar nadat freule Cornelia Anna Agatha Albertina de Vos van Steenwijk Heerenveens ‘eerste particuliere ziekenhuisje’ heeft moeten sluiten. Haar gezondheid heeft eronder geleden, ook al heeft ze met hulp van drie ziekenverpleegsters haar heilzame werkzaamheden drie jaar kunnen uitvoeren. Nadat ze - komend van Beetsterzwaag - vanaf 22 mei 1895 het bovenstaande pand (in een vroegere gedaante) aan de Verlengde Dracht nr. 289 heeft gehuurd van eigenaresse de weduwe Anne Meinesz, richt ze het in voor de verpleging van patiënten en legt goede contacten met de Heerenveense artsen. Ondanks tevredenheidsbetuigingen van zeer veel dankbare patiënten trekt na een interne verbouwing per 1 november 1899 Mr. Evert Joost Dorhout Mees, president bij de Arrondissementsrechtbank van Heerenveen in het huis. Initiatieven om het door de Heerenveense gemeenschap door de “Vereeniging Ziekenverpleging” voort te zetten worden niet beloond. Vele jaren later is het tuintje aan de voorkant efficiënt gesneuveld en dodelijk saai ingericht als parkeerplaats voor de klanten van de Citroëngarage van G.A. Overdiep.
Dat is de ‘Koos Overdiep’ waarmee we met deze foto kennis maken, dankzij de informatie in de rubriek van Dick Bunskoeke “Ut it Feanster Printeboek”. In De Koerier van 20 juli 1988 heeft hij fotonummer 02035 van het fotoarchief van het Museum Willem van Haren (thans Heerenveen Museum) voorzien van een passende tekst. Dat G.A. lijkt enigszins misleidend, maar wanneer je Gooitzen Andreas of Andries in Heerenveen heet, is ‘Koos’ een prima alternatief. Laten we de carrière van deze Gooitzen Andries Overdiep eens nader bekijken.
Hij is geboren in Heerenveen op 22 maart 1895. Zijn ouders zijn Jacob Overdiep, in leven ‘commies-titulair bij de Posterijen en Telegrafie’ en Christina Visser. Als enig kind krijgt hij de kans in juli 1909 toegelaten te worden tot de eerste klas van de RHBS. Tien jaar later adverteert hij in de Hepkemakrant van 7 november 1919, dat hij een werktuigbouwkundig en electrotechnisch bureau heeft, waar hij stationaire accumulatoren kan leveren en electrische licht-en krachtinstallaties. Verder levert hij Philips gloei-en glimlampen vanuit de Verlengde Dracht 267. Daar woont hij sinds november 1916 met zijn ouders. Op de gezinskaart staat in 1920 als zijn beroep electrotechnicus. Op 16 juni 1922 overlijdt vader Jacob Overdiep op 58 jarige leeftijd. Inmiddels is het huis Verlengde Dracht 267 hernummerd naar Verlengde Dracht 258 en vinden we advertentie op 20 oktober 1920, waarin G.A.Overdiep een 3-wielige auto te koop aanbiedt van het merk Cyklon voor 4 personen tegen een billijke prijs.
Voor zijn bedrijfsvoering krijgt hij per 12 mei 1921 van de Minister van Waterstaat vergunning voor het spannen van een laagspanningsdraad over de Rijksweg tussen sectienr. A-1236 (zijn huis) en A-2999 (aan de westkant van de Verl. Dracht).
In december 1922 is er in Heerenveen een ‘Electriciteitstentoonstelling’, waar G.A.Overdiep Jzn. in een stand o.a. een Koel-en IJsmachine voor hotels, slagerijen, zuivelfabrieken, ziekenhuizen, bakkerijen, enz. aanprijst. Aan zijn assortiment wijdt de Hepkemakrant ruimschoots aandacht in haar uitgave van 22 december 1922. Bovendien profiteert deze krant ook in 1923 regelmatig van door Overdiep geplaatste advertenties: electromotoren, electrische ornamenten, etc. Gevaarlijke pech heeft zijn monteur H., die zich ernstig aan de pols van zijn rechterhand verwond bij het vervoer van glazen potten met zwavelzuur. De dokter moet er aan te pas komen. Dat is in augustus 1923. Een persoonlijk verlies lijdt ‘Koos’ door het overlijden van zijn 87 jarige grootmoeder Tjitske Huizinga, de weduwe van oud Directeur van de Gasfabriek Gooitzen T. Visser op 15 oktober 1923. Na op de 16e mei 1924 in ondertrouw te zijn gegaan, treedt hij op de 26e in het huwelijk met Harmina Beusekamp, geboortig uit Amsterdam.
In 1925 maakt de carrière van Gooitzen Andries een complete ommezwaai, wanneer hij het agentschap voor Z.O. Friesland, Heerenveen, Steenwijk en omgeving verwerft voor het automerk “Citroën”. Hij zet zich middels de Hepkemakrant in de markt met ‘De zuinigste Auto ter wereld’. Met zijn deelname met stand nr. 13 aan de Automobielententoonstelling in Amsterdam in de RAI van 15 tot 24 januari 1926 promoot hij 14 nieuwe modellen
Verschillende keren dat jaar maakt hij reclame met het merk in de Hepkemakrant.
Naast de gewone modellen wordt dit jaar door hem - uiteraard als officieel agent van de N.V. Automobiles Citroën - ook de vrachtwagen ‘Normande’ geïntroduceerd, samen met collega’s in Leeuwarden, Dokkum en Sneek.
Een bijzondere promotie-uiting is de rijdende tentoonstelling van de nieuwste modellen B 14 & B 15, welke als de ‘Citroën Karavaan’ op dinsdag 3 mei 1927 Heerenveen komt binnenrijden. Overdiep kan zelfs bemiddelen bij het maken van een proefrit, volgens een technische uiteenzetting in het Nieuwsblad van Friesland van 6 mei 1927.
Als in augustus 1927 een vrachtauto van een ton draagvermogen op de markt komt, is dat het dubbele van bijna een jaar geleden bij de presentatie van de ‘Normande’. Het is aanleiding voor een grote landelijke advertentiecampagne. Op 24 april 1928 krijgt Overdiep concurrentie van Garage J. Vriesema aan de Schans, die ook een vorm van vertegenwoordiging krijgt van de N.V. Automobiles Citroën - Amsterdam.
1929 wordt een hoogtepunt voor G.A. Overdiep. Hij kondigt voor zaterdag 11 mei 1929 een NIEUWE SHOWROOM aan, staande aan de Verlengde Dracht 323.
Nu wij de foto opnieuw uit de kluis hebben gelicht, lezen we op de achterzijde een datering van ± 1930 en kijken we er met een frisse, maar beter ingelichte blik naar. Geen naam van een fotograaf, helaas. Hoewel er een kans is, dat Koos Overdiep zelf deze foto heeft gemaakt. In januari 1923 wordt namelijk in een advertentie opgeroepen lid te worden van de “Heerenveensche Fotoclub”. Eén van de bestuursleden blijkt G.A. Overdiep te zijn.
Wanneer we evenwel met hem door de lens kijken vallen wel een aantal bijzondere details op. Vanzelfsprekend het meer dan overtuigende gevelbord ‘GARAGE’ en aan de boom in duidelijke herfstoutfit het ovale ‘CITROEN’-bord. Met de tekst(en) op de benzinepomp weten we ons geen raad. Zelfs met de loupe is daar geen accurate tekst van te maken. Geen nood; er is stellig een hinderwetvergunning voor afgegeven en dus gaan we daarnaar op zoek in het gemeentearchief, daarbij geholpen met het huisnummer 323 van een van de vroegere bewoners van het pand. In het adresboek 1922 staat namelijk G.L. (Geert Lamberts) Brouwer, bewaarder der hypotheken en van het kadaster, die er tot de verkoop in 1928 heeft gewoond onder nr. 323 aan de Verlengde Dracht. Dat nummer met de toevoeging ‘a’ vinden in de hinderwetvergunning nr. 409 van de ’American Petroleum (Company)’, die toestemming krijgt bij het kadastrale perceel A-2865 (toegekend in het kadastrale dienstjaar 1917) een ondergrondse benzinereservoir aan te leggen. Dat wordt hen toegestaan per 28 mei 1929. Ruim een maand later op 3 juli 1929 wordt bij vergunning nr. 412 nog toegestaan uit te breiden met een 2e tank en een nieuwe pompinstallatie.
Jammer dat uw schrijver zo weinig verstand van automerken heeft, maar gelukkig mag hij dat compenseren door U te laten weten, dat de auto met nummer B-11395 toebehoort aan Johan Jacobus Gerhardus Sybrandus Falkena, aan wie het op 25 april 1927 is afgegeven. Hij is dan nog inwoner van Oosterwolde en burgemeester van de gemeente Ooststellingwerf. Op 30 maart wordt hij benoemd en op 30 april 1928 is hij geïnstalleerd als burgemeester van Schoterland. Bovendien gaat hij wonen in de onmiddellijke nabijheid van de garage aan de Verlengde Dracht nr. 318, welke in 1930 wordt hernummerd tot Verlengde Dracht nr. 40 en wanneer de raad besluit de naam van de Verlengde Dracht te wijzigen in Burgemeester Falkenaweg - en dat is op 24 juni 1935 - verhuist hij per 27 april 1939 naar nr. 36. Inmiddels is hij per 1 juli 1934 burgemeester van Heerenveen en woont dan dus nog steeds aan de straat, die naar hem is genoemd. Hij heeft zich bijzonder verdienstelijk gemaakt voor de éénwording van Heerenveen. Overigens blijkt de heer Falkena tevens klant te zijn geweest van Overdiep. Dat mag blijken uit een bericht in het Leeuwarder Nieuwsblad van 25 juni 1932, waarin beschreven wordt dat de heer burgemeester Falkena samen met secretaris Huizinga terugkomend van een bezoek aan Leeuwarden tussen Haskerdijken en Nieuwbrug door een ongelukkige inhaalmanoeuvre flinke schade oploopt. Zelf blijven ze ongedeerd, maar hun vernielde wagen wordt door Overdiep weggesleept naar Heerenveen.
Terug naar het hoofdpand van onze foto. Geert Lamberts Brouwer, onze kadasterman, verkoopt het pand volgens een bericht in het Nieuwsblad van Friesland van 30 november 1926 onderhands aan timmerman-aannemer Johannes de Haan aan de Heerenwal (Nijehaske) voor fl.10.000. De bedoeling is er een autogarage te vestigen, waaraan verbonden wordt een werkkring van vrijstaande boxen voor auto’s. Op 8 februari 1927 krijgt de Haan de gemeentelijke goedkeuring na interventie van de Provinciale Advies Commissie, die op een blauwdruk een aantal veranderingen heeft ingebracht. Bouwvergunning SCO nr. 1675 vermeldt, dat de gehele binnenbetimmering van de begane grond wordt weggebroken en er wordt een betonvloer ingelegd voor de berging van auto’s en autobussen. Ingrijpend is het uitbreken van de onderste vier glaskozijnen in de voor-en achtergevel en het plaatsen van vier in-en uitrijkozijnen. De bovenverdieping wordt ingericht tot een dubbele bovenwoning met voorkamer, suitekamer, keuken, slaapkamer, keuken en gang, met een trapopgang met twee gemetselde portalen en twee deurkozijnen. De ramen zijn schuiframen. De Heerenveense waterleiding mag water leveren en als sanitair wordt een privaat met watercloset aangesloten op een beerput. Aannemer de Haan blijft tot 1944 eigenaar en zet het geheel dus in de verhuur. Kandidaat voor de garage-showroom, maar beslist niet voor één van de bovenwoningen, blijkt Gooitzen Andreas Overdiep. Ten tijde van de foto is het woonadres van ‘Koos’ Overdiep opnieuw vernummerd, maar nu tot Dracht 119 (vlakbij de Koornbeurs).
Van de twee bovenwoningen boven de showroom is nog niet duidelijk aan wie deze zijn verhuurd direct na oplevering. Mogelijk ligt daar de oplossing bij de gezinskaarten, maar dan moet je wel een bewonersnaam hebben.
In de periode dat ‘Koos’ Overdiep zich ontwikkelt van electrotechnicus tot autohandelaar, zelfs Citroën-agent, is een andere Heerenvener eveneens een pioniersbestaan aan het opbouwen. En toevalligerwijze of misschien minder toevallig rond dezelfde locatie. Het is de persoon Willem Veenstra, die de concurrentie met de tram aandurft en het initiatief neemt voor een autobusdienst Heerenveen-Appelscha. Ook hem heeft recht op een korte levensschets over zijn aktieve periode.
Willem Veenstra is geboren in Oranjewoud 4 december 1896, als zoon van Jan Veenstra (1847) en Jantje Koopmans (1861). Bij de invoering van de gezinskaarten woont hij nog bij zijn ouders in het Oranjewoud nr. 61. Hij staat daar vermeld als chauffeur. Op 17 juli 1922 gaat hij naar Gorredijk. Hij trouwt in 1923 met Janke Jager. Vrij snel daarna vestigt hij zich te Nijehaske. Volgens een advertentie in de Hepkemakrant handelt hij in auto’s en motoren. In februari 1925 verruimt hij zijn mogelijkheden door een overeenkomst aan te gaan met de N.V. Acetylena te ‘s Gravenhage, welke een vergunning vraagt aan de Raad van Haskerland voor het plaatsen van een benzinepomp met tank in gemeentegrond. Hij heeft dan het bedrijfje van G. Jans op de Heerenwal A 100 overgenomen en het telefoonnummer 116. Jans handelt ook in motorrijwielen en fietsen. Daar begint Willem Veenstra op 20 juli 1925 met een dagelijksche autobusdienst Heerenveen-Appelscha met een ritduur van 1 uur en 35 minuten. Twee keer op een dag, zelfs.
In januari 1926 krijgt hij een aanrijding in Oranjewoud met de particuiere auto van Bieruma Oosting met flink wat schade. Begin maart 1927 vraagt hij bij Gedeputeerde Staten een vergunning voor deze route. Bij die aanvraag is de heer Andreas Willem Tjaarda van Hotel Heidewoud er als de kippen bij om de Staten te bewegen in die route te worden opgenomen. Bij de dienstregeling ingaande 12 juni 1927 blijkt de vergunning geregeld en lijkt ook Tjaarda er baat bij te hebben. De rit naar Appelscha wordt vier keer op een dag vice-versa gereden en duurt volgens die regeling één uur en 25 minuten. Een enkele reis kost fl.1,40 en een retourtje fl.2,00. Wil je de fiets meenemen dan is het tarief ongeacht de afstand fl.0.25.
Eind december 1927 is hij opnieuw betrokken bij een ernstig ongeluk. Deze keer in Jubbega, waar door de gladheid S. Brinksma in botsing komt met de tweede autobus, die - ingezet voor het grote aantal passagiers - vlak achter de eerste rijdt. Gelukkig blijft het bij materiële schade en een lekke benzinetank. In december 1928 - hij is san nog steeds gevestigd aan de tweede Heerenwal A-100, iets voorbij de Stationsbrug - raakt Veenstra verzeilt in een bezwaarprocedure, aangespannen tegen een nieuwe ondernemer die grotendeels dezelfde route wil rijden, maar dan vanuit Drachten. Ook in juli speelt zich eenzelfde procedure af tegen J.O. de Jong uit Jubbega, die een dienst Jubbega 3e sluis-Heerenveen wil starten van twee ritten per dag. Het Leeuwarder Nieuwsblad maakt op 31 juli 1929 bekend, dat J.O. de Jong die vergunning wordt geweigerd.
Op de 13 mei 1929 geeft zijn gezinskaart aan, dat hij van Nijehaske is verhuisd naar Heerenveen (SCO) no. 579b. Volgens de adreslijst van 1928 (Tresoar) woont daar onder Van Riesenstraat 579b de loodgieter A. Hofman. Veel later heeft A. Piek daar zijn werkplaats en is het Van Riesentsraat 7. Dat is een woning aan wat ook onofficieel de Verlengde Dekemalaan wordt genoemd, omdat het op de hoek staat van de Riesenstraat met de Dekemalaan. Kort daarna krijgt de noord-zuid lopende straat de naam Mr. Halbe Binnertsstraat. Zeer verwarrend allemaal. Op de gezinskaart staat als extra gegeven, dat het huis eerst nr. 19 heeft gehad en op 15 juli 1933 wordt vernummerd tot H. Binnertsstraat nr. 29.
Deze tweede afbeelding van het garagecomplex hebben we te danken de aanvraag voor een bouwvergunning door Fokke Brugge. Deze heeft bouwmeester J.M. Visser opdracht gegeven een woning te bouwen tussen de garage van Overdiep (nr. 20-22) en het huis van Bunt (nr. 16) aan de Verlengde Dracht. Zeer tot onze vreugde heeft Bunt (of misschien Jelmer M. Visser) gezorgd voor het meesturen van een foto van de situatie voor de bouw. Acther op de foto staat ten overvloede: “Behoort bij beschikking van Burgemeester en Wethouders der gemeente Schoterland, d.d. 23 Juli 1930, no. 122B. De Secretaris.” Die beschikking betreft dus vergunning nr. 2145 voor het perceel A-2864, welke op 7 augustus wordt verleend. Ook bij deze foto is het niet ondenkbaar, dat de fotograaf een lid is van dezelfde fotoclub als G.A. Overdiep, namelijk: J.M. Visser, de architect en aannemer. Ook hij behoort mee tot de oprichters daarvan. Brugge trekt er per 1 april 1931 in !
Zeer bijzonder op deze foto is de aanwezigheid van de (eerste) autobus van W. Veenstra, nr. 1. Op de zijkant staat goed leesbaar ‘Heerenveen - Appelscha’ . Minder goed leesbaar op de dakrand (maar op het origineel met vergrootglas niettemin: ‘Donkerbroek - Oosterwolde’ en boven de voorruit ten overvloede nog (met zeer veel moeite): ‘Heerenveen’.
Singulier is de aanwezigheid van de handkar van de ‘N.V. Normandia’ met ‘Karnemelkse pap’, ‘Boter’ en ‘Kaas’ in het assortiment. Ook daar hebben we even gezocht naar de expoitant en afhankelijk van de datum van het maken van de foto hebben we daarvoor twee kandidaten. K. de Heij op de Heerenwal 62 laat 30 april 1929 in de Hepkemakrant weten, dat hij een dag eerder is begonnen met het venten van melkproducten van de Zuivelfabriek N.V. ‘Normandia’ te Sneek. De toestand van de venterskar lijkt in ieder geval ‘nagelnieuw’ en ‘kakelvers’. Zijn prijs voor de
karnemelksche pap is 12 cent per fles. In dezelfde krant wordt op 3 juli 1930 door de N.V. ‘Normandia’ Zuivelfabriek bekend gemaakt dat met ingang van de 6e juli niet K. de Heij maar de melkventer A. van het Meer, eveneens uit Nijehaske, de flessenmelk van ‘Normandia’ zal leveren.
Laatste bijzonderheid is de pomp. Er staat goed leesbaar APC (= American Petroleum Maatschappij) op en de benzine is van de ESSO.
Op 30 april 1932 raakt Willem Veenstra in Donkerbroek na een uitwijkmanoevre in de zachte berm en kantelt in een sloot. De tien passagiers en de chauffeur komen er onbeschadigd via het noodluik uit. De spiksplinternieuwe bus heeft ruitenschade en moet met de kraanwagen van de firma Wierda weer op de weg worden gezet. Inmiddels geeft Veenstra onderdak aan twee chauffeurs. Klaas Jacob Piersma, van maart 1930 tot mei 1932, en Jan Hoogenberg, van augutus 1931 tot juli 1933.
In september van datzelfde jaar moet Veenstra opnieuw in de verdediging. Zijn aanvraag voor een verlenging van zijn busdienst naar Assen is afgewezen waarvan hij in beroep is gegaan. De N.T.M. wil nu een autobusdienst starten op het traject Oosterwolde, Appelscha en Smilde, want ze wil de tram Meppel-Smilde opheffen. Veenstra vindt dat het beroep moet worden afgewacht, maar tevens dat de aanvraag van de N.T.M. moet worden afgewezen. Hij komt daarmee in aanvaring met de heer Biezeveld, directeur van de N.T.M. omdat hij vindt dat de N.T.M. met autobusdiensten niet meer rechten heeft dan de andere ondernemers.
Op 14 juni 1933 kopt het Leeuwarder Nieuwsblad, dat de N.V. Ned. Tramweg Maatschappij de autobusondernemer Veenstra te Heerenveen wil overnemen van het traject Heerenveen-Appelscha. Die overname wordt door de Gedeputeerde Staten goedgekeurd ! Een maand later op 24 juli 1933 gooit het Rijk roet in het eten door toegezegde subsidies in te trekken, zodat de overdracht niet tot stand kan komen en de Staten de goedkeuring tot overname moeten intrekken. Veenstra besluit door te gaan en krijgt zijn vergunning terug. Meteen probeert hij met een andere gegadigde opnieuw tot onderhandeling te komen voor een overname. De nieuwe beoogde ondernemers J. van der Hoek Jr. te Leeuwarden en G.A. Philippeau te Amsterdam, die al op 4 augustus 1933 op de Provinciale Griffie de vergunning tot overdracht hebben ingediend tot het in werking houden van een autobusdienst op het traject Heerenveen-Appelscha moeten een bezwaarprocedure afwachten. Op 6 september 1933 komt de autobuscommissie van G.S. met de toestemming voor de overdracht, omdat er geen bezwaren tegen zijn ingediend.
In een dossier van de Kamer van Koophandel, nr. 05632, lezen we dan dat Willem Veenstra is ingeschreven per 25 maart 1924 en het bedrijf tenslotte is opgeheven op 6 april 1934. Veenstra heeft kennelijk even afstand genomen van de zaak, want op 2 januari 1934 vertrekt hij met zijn gezin naar Lochem. Op 6 september 1935 komt hij terug naar Heerenveen en laat zich dan inschrijven op het adres Parallelweg nr. 6 in Nijehaske. Kort daarna verhuist hij naar de Burg. Falkenaweg no. 20, de noordelijke bovenwoning boven de garage. Daar overlijdt op 8 april 1936 zijn echtgenote Janke Jager. Hij blijft evenwel wonen in het pand nr. 22 tot hij op 16 juli 1942 vertrekt naar Kampen. Zijn moeder Jantje Koopmans, wed. van Jan Veenstra, aan wie hij kennelijk al enige tijd onderdak heeft geboden, blijft er nog tot 27 januari 1944 wonen.
De nieuwe ondernemers pakken de zaak zéér commercieel aan, want zij richten direct een Naamloze Vennootschap op en registreren dat op 12 maart 1934 bij de Kamer van Koophandel (dossier 11178) als “N.V. Autobedrijf “Heerenveen”. De allereerste aktie geeft dat al aan. Wij citeren de Hepkemakrant van 12 maart 1934: “ Per 12 Mei a.s. ruime Autoboxen met en zonder onderhoud. Vanaf fl.60,00 per jaar. N.V. Autobedrijf Heerenveen, Heideburen 83a, Telf, 116.” In het Nieuwsblad van het Noorden 17 maart 1934 vinden we de wijziging in het Handelsregister over de N.V. Autobedrijf Heerenveen. De directeuren zijn dan H.A. Philipsen (lees evenwel: Philippeau) en J. van der Hoek. De commissaris is H.W.D.J.G. Lubbers. Het betreft een maatschappelijk kapitaal van fl.50.000, waarvan gestort en geplaatst is fl.10.000.
Henricus Antonius Phillippeau (1899) is inmiddels op 13 september 1933 al ‘vol vertrouwen’ van Amsterdam naar Heerenveen gekomen, waar hij op de Heideburen 83a - vlakbij de Spekbrug - een onderkomen vindt voor zijn vrouw (1902), zijn dochter Petra (1931) zijn twee zwagers van Adelberg (de jongste van 1925 en de oudste van 1916 die als bediende bij het R.D.B. Theater wordt genoemd). Bij hen in woont mede-directeur Jan van der Hoek (1904) uit Leeuwarden, die op 18 juli 1934 trouwt en een eigen gezinskaart krijgt voor de Burg. Falkenaweg 20, samen met zijn vrouw en schoonmoeder). Philippeau is dan met zijn gezin al vanaf 12 mei 1934 bewoner van Burg. Falkenaweg 22.
De onderneming wordt beslist geen succes, wat duidelijk mag blijken uit het feit dat Philippeau volgens de Leeuwarder Courant op 29 juli 1935 als uittredend directeur de N.V. Autobedrijf “Heerenveen” verlaat en daarna per op 13 november 1935 teruggaat naar Amsterdam. Op 20 december 1935 kan de nieuwe directeur Lyckle Boersma, uit Bussum, met de sleutel de bovenwoning van Burg. Falkenaweg 22 betrekken. De Hepkemakrant heeft al eerder op 23 oktober 1935 gemeld, dat er sprake is van de overname van de autodienst Heerenveen-Appelscha v.v. door P. Blaauw uit Bussum. Hoe deze interim-deal moet worden beoordeeld, kunnen we niet duiden, want A. Jonkers is inmiddels al sinds augustus 1934 directeur, wat te lezen valt in een bericht in de Leeuwarder Courant van 14 augustus 1934. De krant neemt dan een wijziging van het Handelsregister op over de N.V. Autobedrijf “Heerenveen”. De uitgetreden commissaris H.W.D.J.G. Lubbers, wordt opgevolgd door F. de Haan. De uitgetreden directeur L. Boersma, wordt opgevolgd door A. Jonkers.
Deze betrekt twee dagen na het vertrek van Lyckle Boersma naar Bussum per 28 juli 1935 de bovenwoning van Burg. Falkenaweg 22.
Het merkwaardige is het dat L. Boersma als directeur van N.V. Autobusbedrijf “Heerenveen” als adres opgeeft: Burg. Falkenaweg 20-30. Vermoedelijk houdt dat verband met de grote hoeveelheid gebouwde autoboxen naast en achter de nieuwe showroom. Deze gedachte wordt gesteund door het Adresboek 1934, die de huisnummers Verlengde Dracht 24, 26, 28 een 30 niet kent. Wel weer nr. 32, want daarvoor geeft het adresboek de naam van A. de Boer en als zijn beroep: depothouder benzinehandel. Inmiddels is ook Jan van der Hoek zijn rol uitgespeeld en deze trekt uiteindelijk op 29 juli 1937 daarvan de consequentie door terug te gaan naar Leeuwarden.
Andries Jonkers maakt er werk van door in de krant van 4 september 1935 zijn eerste advertentie met ‘autokoopjes’ van verschillende merken in de garage aan de Verlengde Dracht onder huisnummer 20 aan te bieden. De opgaaf voor een uitstapje naar de R.A.I. met de N.V. Autobedrijf Heerenveen op donderdag 6 februari 1936 voor een retourprijs van fl.3,- moet daarentegen worden gedaan op adres Burg. Falkenaweg 22, waar op dat ogenblik de directeur Philippeau nog woont. U weet uiteraard dat inmiddels ‘Heerenveen-één’ is onstaan per 1 juli 1934 en dat heeft voor de administratie van het woninggebruik ook gevolgen gehad. De zogenaamde ‘woningkaart’ is geïntroduceerd en deze zijn tot ongeveer 1980 in gebruik gebleven. Samen met de maatregel van straatnaam en huisnummer weten we dus ook dat op 9 juli 1935 Burg. Falkenaweg 20 (noordelijke bovenwoning) wordt betrokken door Willem Veenstra. (zie eerder).
Directeur Andries Jonkers woont aanvankelijk op het adres Oranjewoud 172 (als inwonende bij zijn ouders, die een bakkerij hebben). Als zijn beroepen staan achtereenvolgens op de gezinskaart: monteur-bankwerker, assistent-machinist; bakker (o); chauffeur. Hij verhuist per 30 juli 1937 naar de zuidelijke bovenwoning nr. 22, welke Lyckle Boersma per 28 juli weer heeft vrijgemaakt voor een vertrek naar Bussum. Jonkers is de dag daarvoor (29 juli) gehuwd met Wietsche Krol.
Als laatste dossier van dit bedrijf nr. 12785 is de inschrijving van 16 maart 1942, waarvoor A. Jonkers v/h N.V. Autobedrijf “Heerenveen” als directeur optreedt. De opheffing vindt overigens pas plaats op 12 maart 1957. Het Vignet is van 16-10-1939.
De conclusie na de oprichting van de N.V. Autobedrijf Heerenveen dringt inmiddels wel door. De garage van Koos Overdiep is overgenomen en deze richt zich weer volledig op zijn electriciteitswerkzaamheden, samen met het door hem opgerichte taxibedrijf ‘Citax’. Hij maakt als automonteur naam in de Heerenveens brandweer, waarvan hij op 1 januari 1956 met pensioen gaat. Andries Jonkers zet zijn carrière voort bij de N.T.M. Busmaatschappij.
2015, december 13 - wibbo westerdijk - hip-backup
Verlengde Decamalaan in 1928
HIP-TIME MAGAZINE 43
Het heeft maar een haartje gescheeld of deze nieuwbouw zou hebben gestaan aan de ‘Foytsstraat’. De directeur Gemeentewerken van Schoterland heeft namelijk voorgesteld aan B. en W. om het verlengde van de Van Dekemalaan vanaf de Van Riesenstraat tot aan de huidige Mr. Halbe Binnertsstraat, of eigenlijk tot aan de Verlengde Dracht “Foytsstraat” te noemen. Het college neemt die suggestie niet over en legt aan de raad de naam ‘Mr. Halbe Binnertsstraat’ voor. Dat voorstel wordt door de raadsleden positief gehonoreerd, vanwege de betekenis die mr. Halbe Binnerts voor Heerenveen heeft gehad met name voor het project ‘Heerenveen-één’.
Op 13 november 1929 gaat de raad van Schoterland met deze straatnaam akkoord. Er staat dan aan de oostkant van bovenstaande, beklinkerde straat in het meest noordelijke deel dan al een behoorlijk rijtje woningen, waarvan de bouw is begonnen in 1927. Dat jaar vinden we toestemming voor de bouw van de huisnummers 579c tot en met 579n. Voor een goede oriëntatie in de tegenwoordige tijd vertellen we u erbij, dat de huidige Sieger van der Laanstraat nrs. 13, 15, 17, 19, 21, 23, 25, 27, 29, 31, 33 en 35 (alles oneven) dit rijtje dubbelwoningen nog steeds koestert.
Evenwel ..... niettemin ..... nochtans ..... zijn dat niet de huisnummers, die bij de systeemwijziging van begin 1931 zijn toegekend aan de Mr. Halbe Binnertsstraat. Uit de adresboekjes is dat op geen enkele manier terug te vinden, om de doodeenvoudige reden, dat er tussen 1927 en 1934 niet nog een adresboek is verschenen. Hoe zijn we dat dan te weten gekomen ? Wel door ‘dom’ geluk ! In een gesprek met een collega-vrijwilliger bij het museum Willem van Haren komt diens grootvader Fokke van der Werf ter sprake, die volgens het adresboek 1934 woont op het huisnummer Mr. Halbe Binnertsstraat 35. Kleinzoon Fokke de Groot, zelf ook bewoner geweest van de voormalige straat maar dan onder de gewijzigde naam Sieger van der Laanstraat, vertelt dat hij een kiekje heeft van het huis van pake en beppe met duidelijk het nummer 25 naast hun deur. Die kennis maakt ongelofelijk nieuwsgierig en bij het eerstvolgende bezoek aan het gemeentearchief vragen we de gezinskaart (over de periode 1920-1940) van Fokke van der Werf ter inzage. Bingo !!! In mei 1927 naar Heerenveen 579n (van nr. 658 = van Decamalaan); in 1929 wordt de straat Mr. Halbe Binnertsstraat genoemd; in 1931 Mr. Halbe Binnertsstraat no. 25 en op 15 juli 1933 vernummerd tot Mr. Halbe Binnertsstraat no. 35.
Dan de nieuwe stelling: als het huis van Fokke van der Werf deze behandeling heeft ondergaan, dan moeten de andere woningen uit 1927 hetzelfde hebben meegemaakt. Als steekproef twee andere bewoners: Ernst Ettema en Peter Kampman. Ettema woont eerst onder no. 579d, dan no. 5 en in 1933 op no. 15. Peter Kampman eerst no. 579f, dan no. 9 en in 1933 op no. 19. Klopt dus!
Het laatste probleem is tenslotte het ‘waarom’ van die tussentijdse vernummering. Ook daarvoor is een eenvoudige oplossing aan te wijzen. Tussen de Van Riesenstraat en de woning met nummer 1 liggen nog enkele bouwkavels en daar worden in 1933 nog een zestal nieuwe woningen opgericht. De verantwoordelijke ambtenaren zullen het wat slordig hebben gevonden om die huizen de nummers 0a tot en 0f toe te wijzen en daarom zal er zijn besloten een hernummering van de oostkant van de straat door te voeren. Merkwaardigerwijs is van een gemeenteraadsbesluit in die richting overigens niets te vinden in haar notulen. Waarschijnlijk is dat een gedelegeerde taak van de afdeling Gemeentewerken geweest, waarvoor evenmin verantwoording wordt afgelegd.
Het spits voor het bewoonbaar maken van deze nieuwe straat - als verlengde van de Dekemalaan - wordt door de ‘Onderlinge Bouwvereniging’ afgebeten bij bouwvergunning van 9 maart 1927. Het Nieuwsblad van Friesland van 11 maart 1927 maakt melding van het in ontwikkeling nemen van het westelijke gebied tussen rijksweg en spoordijk met de bouw van o.a. 12 woningen. De raad van Schoterland heeft in de vergadering van 16 maart 1927 besloten tot verkoop van bouwterrein aan de leden van de ‘Onderlinge Bouwvereniging’ te Heerenveen (L.C. 17-3-1927).
Dat aantal van 12 woningen komt overeen met de ambities van deze bouwvereniging om zes dubbele woningen te bouwen én ... laat dat nu precies de nummers zijn die bekend worden als Heerenveen (Verl. Dekemalaan) 579c tot en met 579n. Ze worden gebouwd bij vergunning 1691 d.d. 9-3-1927 door de ‘Onderlinge Bouwvereniging’ op kad. Heerenveen, sectie A, nr. 428. Die aanvraag is o.a. getekend door de secretaris van die Onderlinge: Karel Beck. Deze is zelf bouwkundig opzichter en treedt op als ‘bouwmeester’. Er wordt in korte tijd stevig doorgewerkt, want in mei trekken de eerste bewoners al in hun onderkomen. Eind 1927 is dit twaalftal woning volledig in gebruik genomen.
In 1928 worden daar nog aan toegevoegd een viertal met de nummers: 27, 29, 49 en 51, terwijl in 1929 daar nog bijkomen: 31, 41, 47, 53, 55, 61, 75, 77 en 99.
Helaas beschikken wij niet over een ledenlijst van deze Onderlinge om precies te weten, wie de pionier-bewoners van de nieuwe straat - met uitzicht op de spoorbaan - zijn. Wel wagen wij de veronderstelling, dat het tevredenheidsgehalte hoog is geweest mede door het gekozen lidmaatschap van de onderlinge vereniging. Enig zicht op sympathisanten van de Onderlinge krijgen we door de bewoners, die als pioniers de straat gaan bevolken. Een tussenconclusie daarbij is, dat het adresboek 1927 laat in dat jaar is verschenen. Wij stoelen die gedachte op de datum, dat de vergunning is afgegeven om te mogen bouwen: 9 maart 1927. In amper twee maanden is het toch niet mogelijk geweest om deze bouwstroom van 6 dubbelwoningen uit de grond te stampen. Het lijstje bewoners van 1927 ziet er dan als volgt uit - van noord naar zuid aan de oostzijde:
nr. 579c. E. van der Tuin, arbeider N.S.; nr. 579d. E. Ettema, metselaar; nr. 579e. H. P. Been, verzekeringsagent; nr. 579f. P. Kampman, timmerman bij de N.S.; nr. 579g. A. Oord, handelsreiziger; nr. 579h. IJ. Bosma, spoorwegarbeider; nr. 579i. C. Duursma, handelsreiziger; nr. 579j. H. van der Zwaag, timmerman; nr. 579k. D. de Vries, bouwkundig opzichter; nr. 579l. S. de Lang, letterzetter; nr. 579m. J. Swart, handelsreiziger en nr. 579n. F. van der Werf, meubelmaker. Een paar gezinskaarten van de families die vrij snel weer zijn vertrokken raadplegen we om te kijken hoe lang ze er hebben gewoond.
Hendrik Pieter Been met vrouw en drie kinderen komt in mei 1927 in huisno. 579e en verhuist 29 mei 1931 naar Apeldoorn. Cornelis Duursma, vrouw en twee kinderen betrekt de nieuwbouw 579i op 1 juni 1927 en begint op 7 september 1933 op de Heerenwal 35 een drogisterij is. Jan Swart is met vrouw en vier kinderen gekomen in augustus 1927 in huis 579m en besluit op 23 mei 1930 de verhuiswagen naar Leeuwarden te sturen. Hij is niet alleen handelsreiziger maar teven depôthouder-winkelier in chocola en suikerwerken.
Verder verdwijnen in de periode 1928 tot 1934 nog twee families, te weten E. van der Tuin en de bouwkundig opzichter D. de Vries. In een advertentie van de Hepkemakrant van 6 januari 1928 blijkt bewoner Ernst Ettema, Verl. Dekemalaan 579, al eerder van plan zijn werkmanswoning, voorzien van gas-en waterleiding en een vrije regenwatersbak te willen verkopen. Dat hij daarin niet is geslaagd mag blijken uit het adresboek van 1934.
De vervangende bewoners, die in 1934 in Mr. Halbe Binnertsstraat wonen en dus niet meer in de Verlengde Decamalaan, zijn: nr. 13. (oud nummer 579c) L. de Boer, brievenbesteller; nr. 17. (oud nummer 579e) W. Holtrop, hulpkeurmeester; nr. 25. (oud nummer 579i) J.M. Westhof, arbeider telegrafist; nr. 29. (579k) A. Hofstra, automonteur en nr. 33. (oud nummer 579m) H. Prins, kaashandelaar.
Er is alle kans, dat het echtpaar bij het tuinhekje van het pand 579d mevrouw en de heer Ettema zijn. Vanaf het ploegje nieuwsgierigen midden op de straat zijn ook nog zichtbaar enkele particuliere, eigen woningen, die in 1928 zijn gebouwd, te weten: nr. 27, 29. Het zijn er twee met een afwijkend dakprofiel en de bouwvergunningen geven daarvan de details. Vergunning 1824, d.d. 6-6-1928 staat op naam van K. Beuckens, melkventer, huisnr. 27, maar de aanvraag wordt gedaan door J. Ram, in 1927 vetsmelter en in 1934 winkelier in handwerken op de Dracht. De bouwmeester is in dit geval K. Telgenhof, timmerman op de Nieuwburen, die het blauwdrukontwerp van Bosma’s Architectenbureau, Dragten-Heerenveen, als leidend moet nemen.
Het pand daarnaast van vergunning 1862, d.d. 29-9-1928 op naam van D. Oostinga, nr. 29, tabakskerver, is ontworpen door bouwmeester H.J. Bakker te Knijpe, die enig commentaar moet verwerken van de Provinciale Friesche Adviescommissie ter wering van Inbreuk op de Schoonheid van Stad en Land. Een deel van de eisen van de adviescommissie zijn naderhand weer ingetrokken, omdat de eigenaar en zijn raadgever doorslaggevende argumenten op tafel hebben gelegd. Zo wil de eigenaar geen zijraam in de westelijke gevel, omdat deze op de kant van de erfscheiding zit. Die eis wordt dan ingetrokken.
Jammer genoeg zijn er niet meer details van de bewoning te ontdekken, waardoor we tot de slotsom komen dat deze foto eind 1928 is gemaakt. Deze sepiakleurige prentbriefkaart ‘Verl. Decamalaan’ uit de collectie Leo Leenes (code LL 79, uitgave van G. Brouwer & Zoon, Heerenveen, en met een datumstempel uit 1929) bevindt zich in het museum Willem van Haren.
Terwijl de voortuintjes van de woningen een beginnende begroeiing laten zien en een hekwerkje deze scheidt van het trottoir, is eraan de overkant van de straat nog slechts een kale berm aan een ogenschijnlijk eindeloze gracht of wijk in zuidelijke richting. Op één van de bouwtekeningen wordt dat een ‘zijtak van de Molenwijk’ genoemd, en dat is terecht. De dwarsgracht van de Molenwijk, die loopt naar het verbindingsbruggetje van de Compagnonsstraat en de Van Dekemalaan en daar afbuigt in zuidelijke richting, is precies dezelfde waterloop.
Boven de horizon in het zuiden steekt een of ander gevaarte de lucht in, maar details zijn daarvan niet waar te nemen. Wanneer we de Historische Atlas van Friesland ter hand nemen en daarvan kaartblad nr. 183 opslaan (verkend in 1922) dan blijkt daaruit dat waar de Binnertsstraat de haakse verbinding maakt naar de Verlengde Dracht de letters ‘Wt M’ staan bij het symbool van een ‘windmotor’-watermolen. Maar oppervlakkig gezien lijkt het het meest op een gigantische boom, die wel eens gestaan kan hebben bij het voormalige molenterrein aan het einde van de Molenstraat. Zou er nog een 90+ Heerenvener zijn, die daaraan een herinnering kan hebben? De luchtfoto’s geven ons daarover geen uitsluitsel. Deze zijn óf niet oud genoeg óf ze laten dat gebied niet zien.
Het is duidelijk dat er in 1928 nog geen aanwijzingen zijn, dat de wijk langs de Verlengde Decamalaan binnen afzienbare tijd zal worden gedempt. Dat onderwerp komt misschien nog wel eens aan de orde bij een andere foto of ansichtkaart van deze straat.
2013, februari 3 - wibbo westerdijk - hip-backup (met dank aan Fokke de Groot)
Veenscheiding vóór 1934
HIP-time 77
Het is inmiddels helemaal niet vreemd meer, dat je door de mogelijkheden van internet ontzettend breed georiënteerd raakt.
Een flink aantal jaren geleden is er in het museum Willem van Haren een regelmatige bezoeker bezig een lijst samen te stellen van foto’s uit de reportages over Heerenveen en haar dorpen. Met name het blad ‘Fen Fryske Groun’ - waarvan het museum een aantal jaargangen bezit - publiceert foto’s van een kwalitatief zeer hoogwaardig niveau. De sepiakleurige afbeeldingen trekken de aandacht van de abonnees uit die jaren. Er wordt meer dan driftig uitgeknipt en verzameld, maar gelukkig ontspringen ook complete jaargangen die dans en worden door de beter gesitueerde abonnee ‘ingebonden’.
De man die de lijst samenstelt, blijkt op verzoek bereid zijn inventarisatie met het museum te delen en sindsdien is zijn handschrift te vinden in de ringband ‘Collecties’ en kan worden geraadpleegd. Volgens de door Hendrik Jan Boer uit Groningerland samengestelde lijst van afbeeldingen afkomstig uit o.a. Fen Fryske Groun, maar ook uit de geïllustreerde weekbladen Het Noorden in Woord en Beeld en Eigen Erf in Woord en Beeld, beschikbaar als computerbestand op zijn website: www.noordnl.nl , zou onze foto zijn gepubliceerd op 29 juni 1934.
Voor de hand ligt dan, dat je het in dat exemplaar van Fen Fryske Groun kunt vinden. Minutieus nalopen van dat exemplaar in de bibliotheek van de jaargang 1934 levert veel mooie fotoos op, maar niet deze. Helaas ! Zou het mogelijk kunnen zijn, dat de foto in één van de andere tijdschriften is aangetroffen ?
Op 15 februari 2012 tijdens een surfsessie met het steekwoord ‘Heerenveen’ ontdekt schrijver van dit verhaal deze website en legt het beeld vast op zijn harde schijf. Eind december 2013 doet Ys W. Sevensma bij een ontdekkingstocht op internet hetzelfde en stelt ons daarvan meteen in kennis. Uiteraard valt hem onmiddellijk de ‘kreupele’ tekst als bijschrift op, maar vergevensgezind legt hij het toch maar vast als ‘De Veenscheiding’.
Uit prékadastrale informatie is in Heerenveen dan al bekend, dat de familie Engelen eigenaar is geweest van het water van die naam. Bovendien sluit deze Veenscheiding aan op de door deze familie gegraven verbinding naar het Tjongerkanaal, welke de naam ‘Engelenvaart’ heeft gekregen. Rond 1830 is Hermanus Hiddinga, onroerend goed bezitter en houtzaagmolenexploitant eerste kadastrale eigenaar van het water van de Veenscheiding (A-540), terwijl de Grietenij Haskerland dat is aan hun kant van het grietenijbezit.
Eerdere ‘gravers’ - niet alleen in het veen, maar ook in de geschiedenis van de vervening - zijn verantwoordelijk voor onze gebrekkige kennis over de veenscheiding tussen de grietenijen Haskerland en Schoterland. Erkend ‘nammekundige’ Karel F. Gildemacher, die in het boek ‘Haskerlân’ met ‘Feanskieding’ de zuidelijke grens van de gemeente Haskerland met die van Schoterland benoemt, verklaart de verschijningsvorm soms als een afscheiding met palen, soms als een brede greppel. In de loop van de tijd kan het vervolgens zijn uitgegroeid tot een vaart. Pas in een oorkonde uit 1539 komt de naam voor het eerst voor als ‘faenschedinge’. Spijtig genoeg rept hij niet over de meer zuidelijk gelegen ‘oude veenscheiding’ op het grondgebied van de latere wijk De Greiden in relatie tot de huidige waterverbinding als grens tussen de wijken De Greiden en Nijehaske. De samensteller van het Straatnamenboek van Heerenveen uit het vermoeden, dat de ‘oude veenscheiding’ eens de grens is geweest tussen Nijehaske en Nieuweschoot.
Pas in 1767 komt er enige duidelijkheid over het verloop van de Veenscheiding als een consortium van veenexploitanten, die de Heerenveense advocaat Johannes Munnik in de arm nemen, om een octrooi tot het graven van een vaart tussen Heerenveen en het Tjeukemeer, met het recht van tolheffing, aan te vragen bij de Staten van Friesland.
Dat consortium bestaat dan uit Jhr. Poppe Andreae van Canter, Arjen Buwalda, Nanne Dirks Drijfhout, Sybren Stapert, Sjoerd Stapert, Cornelis Witteveen en Frederik Witteveen. Uit de speciekohieren is bekend, dat Nanne Dirks Drijfhout langdurig inwoner is geweest van Heerenveen. Sindsdien wordt het traject van de ‘Veenscheiding’ langs het bekende huidige sluisje naar het ‘Nannewijd’, linksaf langs de Badweg naar Rottum en tenslotte als Hoogedijkstervaart evenwijdig langs de weg bij Vierhuis in het Tjeukemeer uitmondend, aangegeven. Ook die situatie behoort inmiddels al weer enige tijd tot het verleden.
Onze foto wordt dus op 29 juni 1934 gepubliceerd en we nemen daarbij aan, dat het een authentieke opname betreft. In Heerenveen weet iedereen in die tijd, dat aan het eind van het Breedpad een zestal aaneengebouwde huisjes staan tot aan de oostelijke spoorsloot. Over deze parallel aan de spoorbaan lopende sloot ligt een smal bruggetje. Nee, niet het bruggetje op deze foto, want deze ligt over de westelijke spoorsloot. Tussen beide bruggetjes ligt dus de goed zichtbare spoorbaan met de rails ingebed door een met korte bielzen gevormd pad. Suggereert de fotograaf met de stand van de bewaakte overweg, dat de trein net is gepasseerd of dat de trein op het punt staat binnen enkele momenten te gaan passeren? Is dat ook de reden, dat de ‘poserende’ man-met-pet zo ontspannen in de lens kijkt? Zou dat de bewoner kunnen zijn van het boerderijtje, dat is afgebeeld ? Wanneer dat het geval is, dan vertelt het adresboek van 1934 ons, dat we te maken hebben met veehouder Dirk Johannes van der Laan van huisnummer 79.
Vragen we ons af hoe dit agrarische bedrijf zo apart is komen te staan, dan gaan we eerst even terug in de tijd. Uit de speciekohieren weten we dat zekere Geert Paulus in 1779 op één van de hoogste specienummers aan de Heerenveen-zuidzijde op de ‘Conijnebergh’ als keuterboer met 5 koeien en 1 rier een boerenbedrijfje heeft gehad. Hij is daar in 1792 opgevolgd door Roel Klazes, na 1811 zich noemende Oostwoud. Deze pakt het duidelijk iets groter aan. In 1795 heeft hij een veestapel van 23 koeien en 3 rieren, en de hulp van 2 paarden. Wie destijds de eigenaar van de plaats met land is geweest, is niet duidelijk, maar wanneer de zathe en landen met huizinge en schuur c.a. in 1809 in de Leeuwarder Courant te huur staat is het Daniël de Blocq van Scheltinga, die de briefjes ‘vragtvrij’ op Pauwenburg te Oranjewoud wenst te ontvangen.
De nieuwe huurder blijkt Durk Hendriks (Pasma), die in een quotisatielijst van 1809, staat vermeld als ‘huisman’. Kort daarvoor heeft het bestuur van het ‘Franse’ Heerenveen-Schoterland besloten, dat de huizen in Heerenveen - beginnend bij de kerk en eindigend bij deze boerderij - een oplopende nummering moeten krijgen. Voor deze plaats wordt het huisnummer 281 vastgesteld. We mogen het gerust ‘bijzonder’ noemen, dat tot en met 1879 deze systematiek is gehandhaafd. Pasma blijkt uit het goede boerenhout gesneden, want tot zijn overlijden op 7 september 1854 blijft hij zijn verpachter trouw. In 1832 bij het opmaken van het kadaster blijkt dat te zijn: jonkheer Willem Alberda van Ekenstein, vrederegter te Loppersum in Groningerland. Het boerenhuis met erf is 17.80 are groot en heeft het kadasternummer A-517 gekregen. Wanneer je op de website: <www.hisgis.nl> gaat kijken, zul je ontdekken, dat er er een flinke strook landerijen bijhoort tot aan de Rottumerweg, zonder uitzondering weiland.
In de samenstelling van het gezin van Durk Hendriks Pasma en zijn vrouw Janke Wigles van der Velde is bijzonder opvallend, dat naast hun eigen nog thuiswonende kinderen (Wigle, Wybrigje en Hendrik) en de werkmeid ook deel uitmaken van het gezin twee jongens van Fokke Bienema uit Oudeschoot. Izaäk de Swart (van) Bienema, 9 jaar, en Frans Hendrik (van) Bienema, 7 jaar, zullen waarschijnlijk deel hebben uitgemaakt van het gezin Pasma. Vader Fokke Bienema heeft juist in die jaren een druk bestaan geleid als politicus en bestuurder in de Provinciale en Gedeputeerde Staten van Friesland en de jongens zullen op school zijn gegaan in de Oude Kerkstraat bij meester Peeting. Mogelijk dat moeder niet volledig in staat was een groeiend gezin te bestieren?
Met een sprongetje in de tijd belanden we bij zoon Wigle Durks Pasma (1815), die zijn vader (of eigenlijke zijn moeder in 1858) als pachter is opgevolgd. Hij krijgt te maken met een ingrijpende verandering door de aanleg van de spoorbaan in de lengterichting door een perceel van zijn bedrijf, zodat het bovenstaande beeld kan ontstaan. Jhr. Willem Alberda van Ekenstein verkoopt vóór 1867 al een aantal stroken weiland aan de Staat of eigenlijk het Departement van Binnenlandsche Zaken, die het de spoorwegbestemming geven.
We kunnen veilig aannemen, dat aan en afvoer van goederen naar en van de plaats merendeels heeft plaatsgevonden door middel van een (melk)praam langs de Veenscheiding. Ongetwijfeld zal ook de kruiwagen een beslissende rol hebben gespeeld in het vervoer van kleinere colli.
In het kadastrale dienstjaar 1871 verkoopt jhr. Alberda van Ekenstein de boerderij aan Klaas Sipkes Heida te Katlijk, die het in 1875 aan Sent Hanzes van den Berg doorverkoopt. Deze boert er op de ‘Konijnenpolle’ een flink aantal jaren, maar ziet in de avond van 11 november 1891 - volgens de Leeuwarder Courant van 13 november 1891 - door brand niet alleen het meubilair van zichzelf, maar ook van de naastwonende zilversmidsknecht Douwe Hansma en arbeider Siete Olkes van der Meer, in vlammen opgaan. De woning, bewoond door arbeider-sjouwerman Thijs de Jong, wordt eveneens een prooi van de vlammen. Gelukkig kan het bedrijfskapitaal - het vee worden gered.
Hoe de situering van de wooneenheden daar precies was valt niet af te leiden uit de huisnummers. Het bevolkingsregister laat Thijs de Jong wonen in nr. 537 (gaat na de brand naar ‘t Meer); Sent Hanzes van den Berg in nr. 538; Douwe Hansma in nr. 539 (gaat tijdelijk naar Nijehaske) en Siete Olkes van der Meer in nr. 540 (vindt kennelijk onderdak in de opstallen van pompmaker-molenaar Sipke Jetzes de Boer in nr. 540a om in mei 1892 naar Benedenknijpe te gaan).
De boerderij wordt herbouwd en in 1898 verkoopt Van den Berg de plaats aan Johanna Wilhelmina Bernardina Verbeek, gehuwd met Teunis Brandsma, apotheker, Wijk bij Duurstede. Twee broers van Teunis Brandsma - Lammert en Wytze (beiden vrijgezel) - gaan samen met hun moeder Grietje het bedrijf voortzetten nadat ze vanuit Drachten naar Heerenveen zijn verhuisd. Als Wytze in 1929 overlijdt en Lammert naar Terband gaat, koopt de gemeente Heerenveen het bedrijf en komt de boerderij in huur bij Dirk Johannes van der Laan, die er woont van 12 mei 1930 tot zijn vertrek op 17 maart 1947 naar de U.S.A. (California). Sake Heida krijgt daarna nog de kans het bedrijf te huren van de gemeente Heerenveen voor de periode 29 april 1948 tot 14 juni 1971. De Bouwvereniging Heerenveen Schoterland ontwikkelt in de jaren zestig - ongetwijfeld in samenwerking met de gemeente - plannen voor de bezittingen. Op 5 januari 1972 laat gemeentewerken op de woningkaart noteren: afgebroken ! De Bouwvereniging doet wat van haar wordt verwacht: huizen-en flatbouw aan de lusvormige ontsluitingsstraat ‘Wederik’. Ook de ‘Drie Gebroeders’ verschijnen op de percelen grenzend aan de Oude Veenscheiding.
Met de afsluitende prentbriefkaart van de Engelenvaart, ... pardon de Veenscheiding, krijgen we nog even een indruk van het uitzicht van de bewoners naar het westen. Deze kaart gebruikt Dick Bunskoeke op 27 september 1989 in de Koerier in de rubriek Ut it Feanster Printeboek. “Juf Hergarden” stuurt het in 1929 naar “Andreas” (Tjaarda) en schrijft haar laatste wensen op de rand van de afbeelding. Prominent in het midden - staat de bij bouwvergunning 811 opgerichte vellebloterij, die door slager en huidenkoopman Klaas Vrij was aangevraagd voor het perceel A-2049 aan de Veenscheiding. De verstrekte bouwvergunning blijkt van 23 november 1916. De milieu-eisen zijn voor de vervuilende locaties aan de Molenwijk flink opgeschroefd, zodat Klaas Vrij wel moest uitwijken. Overigens ook voor deze locatie aan de Veenscheiding geldt zijn eerste hinderwetvergunning ‘slechts’ voor één jaar. In volgende jaren wordt die toestemming wel weer verlengd. De afstand van de vellenbloterij - eigenlijk dus vellenploterij, waarbij veel water werd gebruikt om de (schapen)vellen van ongerechtigheden te reinigen - tot de boerderij is slechts ruim 100 meter.
Wanneer we de mededeling van molenkenner Bunskoeke over de sloop van de poldermolen ‘De Vooruitgang’ serieus nemen - en dat doen we -, dan zullen we onze eerste veronderstelling over de ouderdom van de FFG-foto moeten bijstellen tot ‘vóór 1934’. De aanleg van de eerste straten Wederik en Valeriaan in 1970 maakt dat boerderij en bloterij worden afgebroken en vervangen.
2014, februari 23 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan aangever Ys W. Sevensma
Veenpoldermolens vóór 1933
HIP-TIME MAGAZINE 58
Portret van twee veenpoldermolens.
Deze poldermolen - in het fotoarchief van het museum Willem van Haren nr. 00738 met een formaat van 9 bij 12 cm - heeft gestaan aan de Nijehasker zijde van de Veenscheiding - de waterverbinding van het centrum van Heerenveen naar het Nannewijd.Twee zaken vallen bij het nakijken van deze foto op, nl. de in handschrift op de beeldzijde aangebrachte term ‘Ketling’, het niet zo zuivere friese woord voor ‘ketting’. De friese spelling moet eigenlijk ‘keatling’ zijn, maar allez ! Deze ‘ketling’ zal in vroegere tijd een functie hebben gehad als voorloper van de ‘sluisgelden’. Wie als schipper de ketting laat lichten, zal tolgeld moeten betalen. Verder staat op de achterzijde van de foto eveneens in handschrift - maar met een vraagteken: S? Bruinsma. Hoe dit moet worden geïnterpreteerd is niet duidelijk: molenaar, fotograaf of schenker ??? Wie de gefotografeerde tien personen zijn die op de voorgrond staan is evenmin duidelijk. Temeer omdat de foto in het geheel niet is gedateerd (ja, vóór 1933 dus)!
Kaart no. 9 van de Groote of St. Johannesgaster Veenpolder, als bijlage bij het voorstel van Gedeputeerde Staten tot wijziging van het reglement W.Z. 1917, is daar heel duidelijk in. Deze grondzeiler op een houten onderbouw en met een rietgedekte bovenbouw laat zijn wieken dus draaien op het grondgebied van Nijehaske, schuin tegenover het sluisje in de Veenscheiding. De kaartenmaker van de Historische Atlas van Friesland, de chromotopografische kaart met een schaal van 1:25.000 van de Uitgeverij Robas Productie 1990 is bij de plaatsing van het symbool van de watermolen (WtM) enigszins onduidelijk. Op kaartblad no. 182 St. Johannesga wordt de suggestie gewekt, dat de molen aan de zuidzijde van de Veenscheiding staat.
Een groep molenkenners met een zeer instructieve site - ‘Database van Verdwenen Molens in Nederland’ - geven eveneens een opsomming van de vier molenaars, die tot de sloop in 1933 deze poldermolen hebben bediend. Inmiddels is er in 1930 wel een mechanisch gemaal naast de molen gebouwd. De molenhistorici schrijven ook dat deze molenaars eveneens zijn belast geweest met de bediening van het ‘sluisje’ in de Veenscheiding naar het Nannewijd - welke vanaf dit punt op het kaartblad no. 182 in latere jaren ‘Ringvaart’ wordt genoemd.
De achtkante bovenkruier wordt in 1860 als onderdeel van de drooglegging van de veenpolder gesticht en krijgt dan als naam “De Vooruitgang”, welke zijn water dient te lozen in de Veenscheiding. Destijds is deze watering nog privébezit van de familie Engelen, die bijna twintig jaar eerder tevens heeft gezorgd voor een fantastische kanaalverbinding naar de Tjonger met het graven van de “Engelenvaart”.
Deze foto van eveneens een poldermolen - in het fotoarchief van het museum Willem van Haren nr. 00725 met een formaat van 9 bij 12 cm - heeft gestaan aan de westkant van de in 1841 gegraven Engelenvaart - de waterverbinding van de Veenscheiding naar de Tjonger. Deze grondzeiler op een stenen onderbouw en met een rietgedekte bovenbouw laat zijn wieken dus draaien op het grondgebied van Rottum, ten zuiden van het sluisje in de Veenscheiding. De eerder genoemde molenhistorici geven eveneens een opsomming van de acht molenaars, die tot de sloop in 1933 deze molen hebben bediend. Het gebouwtje op de foto links van de molen wordt als een ‘diensthokje van de PEB’ beschouwd, althans volgens de opschrift achter op de foto. We moeten aannemen, dat bedoeld wordt het electrische gemaal die in 1929 is bijgebouwd.
De achtkante bovenkruier wordt ook in 1860 als onderdeel van de drooglegging van de veenpolder gesticht en krijgt dan als naam “Veenzigt” - in een latere spelling ‘Veenzicht’- , welke zijn water eveneens dient te lozen in de Veenscheiding. Deze molen wordt in de volksmond ook wel ‘De Lytse Mole’ of ‘De Kleine Molen’ genoemd.
Op het bijgevoegde kaartfragment wordt de grens van de St. Johannesgaster Veenpolder aangegeven met de lange platliggende streepjes. Duidelijk wordt daarmee dus dat deze veenpolder zich zowel in het gebied van Haskerland als in dat van Schoterland bevindt. Het speelt zich immers allemaal af vóór 1934 als de ‘Heerenveen-één’-wensen een wettelijke basis krijgen.
Als ‘toetje’ in deze historie over de poldermolens laten we U meegenieten van een glasdia van de hand van amateurfotograaf Jelmer Murks Visser (1877-1945), aannemer in Heerenveen. Het roeiboot-avontuur van een familie-uitje maakt onderdeel uit van de collectie Altena-Visser in het Museum Willem van Haren.
2013, juni 2 - wibbo westerdijk - hip-backup
Uitzicht vanaf Hotel Groen naar het Westen
HIP-TIME MAGAZINE 63
Uitzicht vanaf Hotel Groen naar het Westen vòòr of in 1927
In 1927 beschikt hotel Groen, wanneer een onbekende fotograaf fotonummer 01746 van het fotoarchief van het Museum Willem van Haren maakt, over een groot bijna obstakelvrij mansardedak, welke net even hoger is dan het aan de andere kant van de hoek Dracht-Breedpad staande eveneens beloopbare dak van de N.V. Velo Wasch(-en Wring)machine Maatschappij, gevestigd te Rotterdam. Deze firma heeft gedurende langere tijd ook Heerenveen voorzien van dit gewilde consumentenartikel. De Leeuwarder Courant van 4 oktober 1928 prijst in een advertentie dit en andere artikelen aan in de vestigingen van Leeuwarden, Sneek, Heerenveen, Franeker, Dokkum. Maar op 3 mei 1928 staat in het Nieuwsblad van Friesland zelfs al een stukje ‘middenstandspoëzie’. Met een vierregelig rijmpje “Verstandige menschen / En juist zij alleen / Zij koopen een VELO / en WRINGER meteen!” tracht de depôthouder aan de ‘Dracht, hoek Gracht’ de Heerenveense clientèle te verleiden. Waarschijnlijk is op dat ogenblik al in functie filiaalhouder E.J. Schipper, welke in ieder geval in het adresboek van 1934 staat inge-schreven als inwoner van de bovenwoning van Dracht 2.
Op 27 juli van datzelfde jaar 1934 treffen we een kostelijke anecdote in de Hepkemakrant aan. Wij laten U dat verhaaltje integraal lezen: “Heerenveen. Werd dezer dagen een groote spiegelruit van het filiaal der Velo-Waschmachine Mij. alhier door een aanrijding vernield, hedenmorgen kwam de filiaalhouder tot de minder aangename ontdekking, dat een ongewenschte bezoeker door de kapotte ruit naar binnen was gedrongen, terwijl een waschmachine werd vermist. In allerijl waarschuwde men de politie en het spoor leidde al spoedig naar de woning van den heer X. Zijn vrouw had de wasch al aan de kant (het was toen omstreeks 9 uur). De man verklaarde doodleuk, dat hij de machine maar geleend had om eens te kijken, of het voor zijn vrouw werkelijk zoo’n gemak was, als men zei. Het geval is toen maar van den gemoedelijken kant opgenomen en het spreekt vanzelf dat de machine bleef waar zij was. De Velo-Waschmachine Maatschappij stelt er prijs op hierbij te verklaren dat een dergelijke handelwijze volstrekt niet noodig was, aangezien hij haar filiaalhouders heeft opgedragen bij iedereen kosteloos en zonder verplichtingen te demonstreeren teneinde met de bijzondere eigenschappen van de Velo Waschmachine kennis te maken. (Adv.)” U mag zelf kiezen: een bijzondere ware gebeurtenis óf een geslepen ‘broodje-aap-verhaal’-advertentie ! Wat wel zeker is dat de vader van de latere bekende Nederlander ‘Gretta Nieuwenhuizen’ van juni 1938 tot februari 1943 eveneens als filiaalchef Dracht 2 heeft bewoond. De ambtenaar van de burgerlijke stand van Heerenveen heeft zelfs nog het genoegen beleefd ‘Greta, dochter van IJ. Nieuwenhuizen en M.E.J. Feijge’ te mogen inschrijven in de week van 2-7 november 1942.
Zeker is ook dat de N.V. Velo-Waschmachine Maatschappij het in Heerenveen heeft volgehouden tot de alg. vergadering van aandeelhouders op 22 dec. 1947 het besluit neemt het pand te verkopen aan de gemeente Heerenveen. Na de oorlog is wel enig gesteggel ontstaan over de onderhoudstoestand van het pand, mede door de oorlogsomstandigheden veroorzaakt. Bovendien wil de gemeente een plan realiseren om het Breedpad een betere aansluiting te geven bij de kruising Dracht-Hoofdbrug met Breedpad-Haringspad. Daarvoor moet de rooilijn van de Breedpadgevel meer in zuidelijke richting worden verplaatst. De N.V. wordt afgekocht voor fl.16975,-. Schoenenhandel Marcus Overdiep wordt na een grondige vernieuwbouw de nieuwe eigenaar-gebruiker van het pand.
In de rechter benedenhoek is de huidige toestand van het bakkerijcomplex van Lenes niet wezenlijk anders dan ten tijde van de directievoering door Albert en later Lucas Hoogkamp van de N.V. de Jong’s Bakkerijen. Vleesmarkt 1 is vanuit dit perspectief gezien nog steeds een kenmerkende lokatie. De verlaagde uitbouw is inmiddels wel uitgebreid over de gehele lengte van het achterste deel.
Het tijdstip van de dag valt nog af te leiden uit de schaduwen van de verschillende schoorsteentjes, die een zuidwest - noordoost richting laten zien. Is dat niet het begin van de middag ? De klok van de nederlands hervormde kerk geeft ons jammer genoeg te weinig duidelijkheid. Naar die klok kijkend valt ons oog opeens op de deur die kennelijk zijn dienst bewijst als er onderhoud aan het dak moet worden gepleegd.
Tachtig jaar na dato rest ons slechts van de eens zo majestueuze kruiskerk een als eerbetoon bedoelde reconstructie in het platte vlak van de parkachtige omgeving. We moeten evenwel met verontrusting, gêne, plaatsvervangende schaamte en onverholen boosheid constateren, dat de vermaaksindustriële inzichten van gemeentebestuur, politieke adviesorganen en belangenbehartigers van de horeca-sector niet stroken met de noodzakelijke terughoudendheid en het vanzelfsprekende respect voor deze bijzondere historische omgeving. Die vertegenwoordigers blijken keer op keer niet in staat te zijn hun toezeggingen voor de praktijk van toegekende vergunningen, handhaving van de reglementen en het toezicht daarop waar te maken.
Het is duidelijk dat het jaar 1933 betekent, dat het Herenwalsterbrugje in haar nadagen verkeert. Het besluit om de plaats van het brugje en het brugje zelf te vervangen is in voorbereiding. Het is een moeilijke weg als we het stuk van 10 januari 1934 nog eens doorlezen over de onhoudbare toestand, welke de heer W. van Riesen in de raad van Haskerland schetst. Het toegezegde onderzoek leidt tot een reactie van de opzichter van de Provinciale Waterstaat. Hij richt zich met een schrijven tot B. en W.: "Hierbij deel ik U mede dat mij door den hoofdingenieur van Provincialen Waterstaat, den heer D.F. Wouda machtiging is verleend tot uitruiming van het Heerenwalsterbrugje over de Veenscheiding te Heerenveen. Ik heb mij voorgenomen tot uitruiming over te gaan zodra het ijs uit de vaarwaters verdwenen zal zijn." Uit het vervolg van dit artikel krijgen we evenwel de indruk dat de opzichter lichtelijk voor zijn beurt praat, want de journalist stelt dat het besluit door Provinciale Staten nog moet worden genomen. Bovendien vindt Aengwirden, dat die gemeente niets hoeft bij te dragen en Haskerland laat zijn bijdrage afhangen van de oplossing van het Heerenveen-één probleem. Op 1 juli 1934 komt het probleem Heerenveen-één tot een oplossing en een jaar later op 6 juli 1935 wordt de Heerenwalsterbrug als basculebrug in gebruik genomen.
In 1933 is Gjalt Keimpema nog de dienstdoende brugwachter, die het ‘klappen van de brug’ door jarenlange oefening prima in de vingers heeft gekregen. Hij mag van zijn oudere dag blijven genieten in het zo kenmerkende ‘lytse húske’ aan de Veenscheiding. Voor de nieuwe basculebrug is meer een technisch geschoold man nodig en aan die kwalificatie zal oud-varensgezel A.J. Elzinga ongetwijfeld hebben voldaan.
Te lezen is het bord tussen de twee meest linkse ramen van het voormalige sociëteitsgebouw op Heerenwal A 5 niet, maar er zal ongetwijfeld informatie op staan over de openingsuren van de Raad van Arbeid. Nu nog komt ambtenaar G. van der Zwaag dagelijks van de Thialfweg nr. 21 naar kantoor, maar volgens het adresboek van 1934 verhuist hij dat jaar naar de Heerenwal A 5. Links langs de boom in de tuin van dit adres kijkend, ziet U een lange loods langs de spoorhaven staan. En aan de uiterste rand van de foto (links) kunt U een aparte blik op het ‘zuurkoolpakhuis’ aan de Veenscheiding werpen.
Met behulp van kaart no. 164 van de ‘Historische Atlas van Friesland’ van Uitgeverij Robas Producties (1990) krijgen we de zekerheid, dat op de zichtlijn van de fotograaf over het midden van de foto in het weilandengebied van Nijehaske een ‘WrM’ (watermolen) met een ‘Sl’ (een houten sluisje) staat voor polderbemaling. Het land waarin zich een (veronderstelde) bruine veenachtige aardlaag bevindt, is op 11 juni 1990 de basis voor het besluit tot naamgeving van een straat in dit deel van het uitbreidingsplan Nijehaske: het “Toellân”.
2013, augustus 11 - wibbo westerdijk - hip-backup
CORRECTIE EN AANVULLING 21 NOVEMBER 2013:
Jan Nauta uit Zwolle reageert op de ‘Foto met een verhaal’ van 11 augustus 2013 als HIP-Time Magazine 63 op de website van de Werkgroep Oud Heerenveen, met duidelijke aanwijzingen voor een veel exactere datering - dan 1933 - van de gebruikte foto. Hij geeft een stukje geschiedenis van het pand, waar zijn grootouders hun slagerij hebben gehad. Wij citeren uit zijn email van 21 november 2013: “Op de foto is het dak van een pand met 2 schoorstenen te zien, het pand vóór dat van café Prinsen, de slagerij van mijn grootvader Dirk Nauta, Breedpad 7. Dit pand heeft hij op 30-11-1915 gekocht van G. de Jong, ik weet niet of het toen al een slagerij was. Op 30-5-1927 is de verbouwing van zijn slagerij gegund aan A.Haringsma te Heerenveen voor fl. 14.482,-. Op 14-6-1927 adverteert mijn grootvader in de Hepkema dat hij in verband met de verbouwing zijn slagerij uitoefent bij P. Bos aan het Breedpad, de verbouwing is dan dus al gaande. De verbouwde slagerij kreeg een puntgevel en is enige jaren geleden bij de grote brand aan het Breedpad verwoest.”
De conclusie van zijn gegevens is: de foto moet derhalve in of vóór 1927 genomen zijn. Als bijzonderheid voegt Nauta nog een anecdote toe. Genoemde aannemer Haringsma is, zo vertelde zijn vader, tijdens de verbouwing failliet gegaan. Er moest daarna voor elke zak cement e.d. kontant worden betaald.
Graag willen wij nog bij hem de onzekerheid wegnemen over de bestemming van het huis vóór de koop door grootvader en hem bevestigen, dat het “huis, waarin slagerij met bergplaats, vrije steeg en opslag aan de oostkant aan het Breede Pad te Heerenveen, groot 1.21 are, in gebruik aan de mede-eigenaar Gerben de Jong” behoorde. De andere eigenaar vinden we in het kadaster: Gerrit Anes Witteveen, verver, Heerenveen. Op 16 november 1915 bij de provisionele veiling blijkt er fl.4040,- te zijn geboden. Gerben de Jong, die in de advertentie mede-eigenaar wordt genoemd, blijkt verwant aan Gerrit Anes Witteveen. Gerben was namelijk op 22 mei 1912 getrouwd met diens dochter Jeltje Witteveen.
Wibbo Westerdijk, HIP-Time back-up.
Uitzicht vanaf Crackstate-torentje omstreeks 1980
HIP-TIME MAGAZINE 64
Uitzicht vanaf Crackstate-torentje omstreeks 1980
Een segment van de oost-zuid-oostelijke richting wordt vanaf het torentje van Crackstate rond 1980 door de onbekende fotograaf in een panoramisch perspectief vastgelegd. Het gebied op de voorgrond nadert het stadium van de complete afbraak van een der dichtstbebouwde gedeelten van het voormalige Heerenveen-Aengwirden. Langs de bestuurderszijde en achter langs de kofferbak van de geparkeerde auto tegenover het pakhuis van ijzerhandel Gerrit Overdiep zou in een vroegere fase van het kaartbeeld de grens van Schoterland met Aengwirden zich hebben bevonden. Die haakse bocht in de grenslijn zal vervolgens zijn route in het midden van de Oude Kerkstraat kiezen. Alles wat zich daarvan ten zuiden bevindt wordt als Schoterlands grondgebied beschouwd en ten noorden daarvan als Aengwirdens domein.
In het laatste deel ziet U op de foto het - verbrede - profiel liggen wat ooit bekend heeft gestaan als ‘Koningsteeg’, de eerste verbinding tussen het Achterom (later Krugerkade) en de Oude Kerkstraat. Het pand dat nog overeind is gebleven is te beschouwen als een bedrijfsgebouw - ooit onder kadastraal nummer Tjalleberd A-5024 - waarvan de gemeente Heerenveen omstreeks 1968 het eigendom verwerft. De straatnaam is ook in dit geval een onderwerp van discussie, voor wat betreft de schrijfwijze. Het kadaster kiest in het eerste kwart van de 20e eeuw voor de schrijfwijze ‘Koningsteeg’. Eerder wordt in het ‘Huisregister 1890-1900. Aengwirden-deel Heerenveen’ ook de term ‘Koningsteeg’ gebruikt voor 22 wooneenheden (AEN 1333). Het ‘Straatnamenboek’ kiest voor de naam met dubbel-s ‘Koningssteeg’ en vertelt daarbij dat de naam zou zijn ontleend aan een aldaar gewoond hebbende persoon ‘Koning’. Het toponiem ‘Koningssteeg’ komt ook voor op een kadastrale kaart van circa 1890. Kortom: verwarring alom !
Die verwarring zou nog wel eens groter kunnen worden, want in dit gebied heeft nimmer een persoon met de naam ‘Konings’ gewoond, terwijl iets meer naar het oosten aan het Achterom op het kadastrale perceel Tjalleberd A-5088 - vlak achter de Chr. Afgescheiden Kerk wel kort vóór 1890 een persoon ‘Koning’ komt wonen. (AEN 1265. Staat van de Loop der Bevolking) Op huisnummer 141 vestigt zich eind oktober 1889 (AEN 1320) het gezin van de uit Tjalleberd afkomstige schoenmaker Jan Willems Koning, die in de periode 1890 tot 1920 ook nog te maken krijgt met twee keer een vernummering van zijn woonadres. Eerst van 141 naar 149 en daarna nog een keer naar nummer 145. Volgens het bevolkingsregister overlijdt hij op 31 oktober 1907 op 80 jarige leeftijd als weduwnaar van Pietertje Pijlman. Dat wordt bevestigt in zijn overlijdensacte AEN 2287, aktenummer A36. Eén mogelijke optie blijft dan nog open, die we slechts in vragende vorm aan U voor kunnen leggen. Heeft Jan Willems Koning misschien in de ‘Koningsteeg’ een bedrijfsruimte gebruikt voor het uitoefenen van zijn ambacht ???? Uit de bevolkingsregisters valt dat niet op te maken.
Het andere gebouw in het Aengwirder domein is de links op de foto staande met de boogramen. Dit ‘kerkje’ is door het kapitaalkrachtige lid van de afgescheiden gemeente - de koopman Otto de Boer - na aankoop van de grond in 1853 door hem gesticht voor ruim 3000 gulden. Schertsenderwijs wordt het ook wel het ‘pakhuis van Otto de Boer’ genoemd. In 1867 wordt het ‘godshuis’ te naam gesteld als de ‘Gereformeerde Kerk van Heerenveen (‘Chr. Afgescheiden Gemeente’) en wordt aan de heer de Boer de aflossing van de geldlening toegezegd. De opgemaakte overeenkomst maakt melding van een opzegtermijn van 12 maanden, waarop door de geldgever een beroep wordt gedaan wegens ontstane kerkelijke kwesties of onenigheid. Het brengt de gemeente weliswaar in grote verlegenheid, maar op het allerlaatste ogenblik kan elders nog een nieuwe lening worden afgesloten. In hetzelfde jaar wordt het kerkje ook nog vergroot en in 1900 wordt het verbreed. Door de geleidelijke groei van de gemeente wordt het in in 1921 afgestoten ten faveure van de nieuwe betonkerk aan de Verlengde Dracht.
In het gebouw in de Oude Kerkstraat vestigt zich de carrosseriefabiek van Herre Roest, wagenmaker, die de 9e januari 1922 een hinderwetvergunning krijgt voor het gebruik van een 6 pk-motor voor de aandrijving van diverse houtbewerkingsmachines. Tegelijk maakt hij ook gebruik van een bouwvergunning voor de verbouw tot woning door het aanbrengen van binnenbetimmeringen. In die vergunning wordt het oppervlakte van het gebouw gemeld: 69 m2 op een terreingrootte van 237 m2, en een nokhoogte van 8.20 meter. In de ‘vechtmarkt’ van de carrosseriebedrijven redt Roest het niet, zodat op 8 april 1924 deurwaarder J.D. Jongsma in opdracht van de curator mr. W.T. van der Leij een faillissementsboelgoed moet houden.
De verkoop van het pand in 1925 aan grossier Leendert Kooistra verschaft deze, zijn weduwe Andriesje de Jong en zijn dochter Trijntje in ieder geval voldoende armslag voor de komende 25 jaar. In 1948 wordt het gebouw aangekocht door de nieuw ontstane Gereformeerde kerk (art. 31) en krijgt het weer de kerkelijke bestemming. Het vervallen gebouw wordt dan met eigen middelen onder architectuur van Bugel uit Groningen en aannemer Telgenhof uit Heerenveen verbouwd en gerestaureerd. Met een kerkzaal voor 250 mensen, vergaderfaciliteit, keuken, garderobe en toiletten voldoet het een flink aantal jaren voor de bijeenkomsten van de art. 31-familie.
Op deze foto 01748 uit de collectie van het Museum Willem van Haren maakt het vier verdiepingen hoge pakhuis nog volledig deel uit van ‘ijzerhandel’ Overdiep. Enkele jaren later verkoopt de laatste Overdiep-telg bij gebrek aan opvolging het pand (met een bijna 200 jarige familiegeschiedenis) aan een videoverhuurbedrijf, welke er onder de naam ‘Video Thuis’ de consument zeer ver tegemoet komt in zijn keuzes. Het pakhuis heeft een face-lift gekregen en heeft als ‘Toko Sharma’ lange tijd de markt voorzien van ‘Oriental food en nonfood articles’ op het adres Kerkstraat 10. Ten oosten daarvan en pal ernaast heeft omstreeks 1980 Van der Kam zijn mode-imperium tot de Rodenburgsteeg. Over de drie vlaggen kijkend zien we een tweetal daken achterelkaar, waarbij opvalt dat op het dak aan de Lindegrachtzijde de westelijke schoorsteen mist. Ooit is het een schitterend ‘heerenhuis’ geweest met een classisistische uitstraling. De historisch geïnteresseerden weten inmiddels, dat het vanaf 1811 een cruciale rol heeft gespeeld in de bestuurlijke faciliteiten voor het franse bewind en het daaropvolgende grietenijbestuur. Eigenaar notaris Pieter Bootsman stelde het ter beschikking voor vergaderingen en het pand vervulde min of meer de rol van gemeente- of grietenijhuis. Vanaf 1 oktober 1816 wordt het zelfs bestuurscentrum met een vaste concierge of beheerder. Dat is de ‘gegageerd sergeant’ Coenraad Wilhelm Huppert (1768-1827), die tevens de functie van brievenbesteller voor het postkantoor erbij heeft, terwijl zijn vrouw Mijntje of Mientje Lentz als tapperse het familie-inkomen probeert aan te vullen. Na de dood van Coenraad blijft zij nog even als ‘concierge’ in functie en ziet kans een lening van 800 gulden af te sluiten bij grietman Pompejus Onno van Vierssen om in ‘t Meer een huisje te kunnen kopen.
De opvolger van Lindegracht 30 staat ook op deze foto, nl. Oenemastate, maar in die jaren veelal aangeduid als Grovestinsslot. De overgang naar dat pand loopt niet van een leien dakje, want het bestuur krijgt aanvankelijk van de Gedeputeerde Staten geen toestemming voor de aanschaf in 1828. De secretaris van Schoterland Daniël Engelen ‘nam’ het mandaat en kocht het slot voor eigen rekening in het vertrouwen, dat die toestemming er zou komen. Uiteindelijk wordt pas op 11 juli 1832 de goedkeuring van G.S. verkregen, maar het is wel eerder in gebruik genomen.
Sloop een oude school, egaliseer de bouwput, bestraat het met klinker(t)s en je hebt een ideale parkeerplaats gecreëerd. Het uitzicht op de achterkant van de blijvende bebouwing is natuurlijk niet je dat, maar om het gebruik van je ‘heilige koe’ te kunnen rechtvaardigen kost het weinig moeite om de andere kant op te kijken. En het moet gezegd: weinig mensen hebben de achtergevel met dat mooie ronde raampje en zijgevel van het pakhuis aan de Vermaningsteeg zo nauwkeurig kunnen bekijken.
Vermoeid van alle details ? Laat dan uw blik nog even dwalen langs de horizon. De bossen van het ‘t Woud zullen Uw ogen weer tot rust brengen.
2013, augustus 25 - wibbo westerdijk - hip-backup
Tussen 1921 en 1940
HIP-TIME MAGAZINE 118
Het afgelopen jaar is weer een stukje oud-Heerenveen door de ‘sloopkogels, shovels, happers en grijpers’ van de Heerenveense aardbodem verdwenen. Op deze foto heeft datzelfde lot de op de achtergrond zichtbare houtloods en molen van houtzager Siebenga al in een veel vroeger stadium getroffen. Dit doorkijkje naar het Badweggebied is van zijn agrarische bestemming (weilanden) ontheven. In de naoorlogse jaren - in de wederopbouwperiode dus - is in een gebied tussen de Kempenaerswijk en de Van Dekemalaan ‘woningbouw-in-stroom’ gepleegd door de aannemerscombinatie Van der Wijk, Schaap en Buwalda en onder architectuur van het bureau Bosma en van Houten. Twaalf blokken van 8 woningen komen op aanreiking van een Bussumse wethouder (Bouma) tot stand in de nieuwe straten: Van Dekemalaan-west; Melchior de Grotestraat en de Hiddingastraat. De Heerenveense Bouwvereniging geeft uiteindelijk de opdracht deze zgn. Bouma-systeemwoningen te realiseren en te exploiteren. In gerenoveerde staat behoren deze huizenblokken nog steeds tot het woningarsenaal van de bouwvereniging. De toen nog jonge boompjes zijn nu volwassen bladdragers geworden, waarvan we deze herfst weer rijkelijk zullen kunnen ‘genieten’.
Inderdaad U heeft al gezien, dat de laatste afbraak de zuidelijke eindwoning van de Van Dekemalaan betreft. Ooit is dat huis als type A-woning met winkel bij bouwvergunning van 23 januari 1919 tot stand gekomen - ook weer op initiatief van de Bouwvereniging Heerenveen (Schoterland) - en door de huisnummeraars voorzien van het adres Heerenveen huisno. 562k en in 1921 hernummerd tot Heerenveen no. 678. Op 6 mei 1919 komt Willem Hendrik Bregman (1884 Alkmaar), gasfitter, het huis in gebruik nemen, samen met zijn vrouw Trijntje de Haan (1883 Nieuwehorne) en hun vier kinderen Trijntje (1909), Piet (1911), Hendrika Johanna (1916) en Boele (1918). In 1930 krijgt de familie Bregman als adres: Van Dekemalaan 75, Heerenveen.
Die naamgeving is zelfs nog even een punt van discussie geweest. De bouwvereniging stelt voor de straat te noemen: Ridder Pieter van Dekemastraat, maar de raad besluit tot Van Dekemalaan.
De dubbelwoning rechts op deze afbeelding staat aan de Van Riesenstraat. Na een lange periode van dorpsuitbreiding aan de westkant van de Molenwijk, waarbij de ‘wijkjes’ namen uit de volksmond krijgen als ‘Krugersdorp’, ‘Roodedorp’ en ‘Blauwe-dorp’ (zoals ons wordt verteld in een artikel in het Nieuwsblad van Friesland van 29 november 1905), ontstaat er onder deze dorpelingen behoefte voor een goede verbinding (breder dan een barte) naar de hoofdstraat de Dracht. Een adres aan de raad van Schoterland suggereert die te leggen op een onbebouwd terrein op het voormalige molencomplex. De heer Cornelis Gerritsma is bereid dit terrein aan de gemeente Schoterland te verkopen, nadat de gemeente in een eerdere fase het gevraagde bedrag van de voorgaande eigenaar K. de Jong heeft geweigerd. Na de koop door Gerritsma heeft deze de gemeente toegestaan het terrein te gebruiken voor de opslag van tonnen. De raad van Schoterland besluit nu op 26 februari 1906 een straatuitgang naar de Dracht aan te leggen. Deze zal komen te liggen tussen de panden door van Libbertus Sijbranda (in 1905 gesticht en later blijkt het pand van drukkerij Gerben Brouwer te zijn, Dracht nr. 150) en Johannes Diderich Stöver (in 1906 gebouwd en is afgebroken en thans het nieuwgebouwde pand Dracht, nr. 148 van Unique Uitzendburo is). Bovendien komt er een brug over de Molenwijk, die uitmondt op Peaux’s gronden en de weg eindigt bij de Blauwedorpstraat, haaks op de nieuwe aan te leggen weg van drie meter breed. (N.v.Frl. 28-7-1906) Het is de bedoeling, dat het in 1907 zijn beslag zal krijgen. Wij kennen de Blauwedorpstraat als Korflaan, welke inmiddels al weer jaren deel uitmaakt van het Molenplein. Na de aanleg van de Van Dekemalaan in 1919 is de Van Riesenstraat vanaf de Blauwedorpstraat doorgetrokken naar deze straat.
Het boek ‘Straatnamen in de gemeente Heerenveen’ én zijn necrologie in het Nieuwsblad van Friesland van 19 maart 1902 helpt ons als we willen weten wie Andries van Riesen als naamgever van de straat is geweest. Hij is geboren in Rinsumageest in 1845 en overleden in 1902. Op 22 maart 1870 koopt hij volgens de toewijzingsacte door notaris Arjen Binnerts van Jan Gijse Weenink de houtzaagmolen ‘De Fortuyn’ met schuren, knechtswoningen, kantoor enz., samen 53.94 are, voor fl.9970,-.
Als houthandelaar onttakelt hij geleidelijk de gewiekte molen en wordt het een stoomzagerij. In 1874 sticht hij ook in het Badweggebied de zaagmolen ‘De Hoop’. Veel bekendheid krijgt Andries van Riesen als president van de IJsclub Thialf, maar de Heerenveners kennen hem ook als lid van de raad van Schoterland sinds 1887 en zelfs als wethouder sinds 1895. Verder is hij voorzitter van de Kamer van Koophandel, van Floralia, van de Vereniging Nijverheid én de Vereniging voor Feestelijkheden en ter bevordering van het Vreemdelingenverkeer, voorloper van de V.V.V. Ook vervult hij als lid of als boekhouder functies bij de Spaar-en Voorschotbank, Fonds tot Onderlinge Bijstand en als regent van het Huis van Bewaring. Een nierziekte heeft hem geveld.
Fragment van een kadastrale hulpkaart van het ontwerp voor de te bouwen woningen aan de Van Dekemalaan door de Bouwvereniging Heerenveen (Schoterland) in 1919.
A-2950 is Bregman; A-2951 is Kempes en A-2952 is Brouwer.
Terug naar onze foto, waar de dubbele woning aanvankelijk steeds wordt beschouwd als een ‘aanhangsel’ van de Van Dekemalaan. In 1919 krijgen ze het ‘doorlopende nummer’ (van oost naar west) 562a en 562b. Op 562a komt te wonen huisschilder Jacob Brouwer en op 562b schoenmaker Jacob Kempes. Zoals gebruikelijk in Heerenveen wordt in 1920 de nummering herzien (er zijn weer tien jaren verstreken !) en worden de nieuwe nummers 688 (Brouwer) en 687 (Kempes). Dan volgt in 1930 de volgende wijziging, die daarna niet meer is veranderd, evenmin trouwens als de bewoners. Jacob Brouwer krijgt A. van Riesenstraat nr. 2 en Jacob Kempes het volgende even nummer A. van Riesenstraat nr. 4.
Uit de woningkaarten van beide woningen blijkt dat Brouwer op 24 augustus 1953 is overleden. Zijn weduwe Anna M. Brouwer-Zwiers blijft er evenwel nog wonen tot 8 december 1956. Zij vertrekt naar de H. Hebbesstraat 2 (Marijkehiem) en maakt daarmee plaats voor haar zoon Cornelis Brouwer en zijn echtgenote Eugenia Tkatchenko, die op 21 juni 1945 in Haskerland zijn gehuwd. Wanneer Cornelis als schilder op 6 november 1958 failliet wordt verklaard, zijn de verhoudingen blijkbaar dermate verstoord, dat het huwelijk met zijn vertrek op 16 januari 1959 naar Haskerland uitmondt in een scheiding. In de Leeuwarder Courant van 16 februari 1959 wordt het een en ander uitvoerig uiteengezet. Mevrouw Eugenia Tkatchenko blijft op de van Riesenstraat 2 wonen. Ze biedt enkele maanden onderdak aan zoon Douwe Brouwer, dochter Hilda en haar man Albertus H. Smit, maar verhuist uiteindelijk op 17 januari 1983 naar de Wederik 74. Per 25 februari 1983 betrekt Grietje Mulder het huis. Inmiddels is het woonflat ‘De Fortuin’ daar vlak voor hun huis opgetrokken en is hun adres aangepast naar het adres: Fortuinpassage 1.
Jacob Kempes (1884) en zijn vrouw Jetske Klaassen (1886) zijn zelfs terug te vinden in alle adresboeken, welke door uitgever A. Binnert Overdiep sinds 1922 zijn uitgegeven. De laatste daarvan verschijnt in 1966. Het echtpaar trouwt begin juli 1905, krijgt twee dochters: Engeltje (eind november 1905) en Anna (maart 1907). Beide hebben ook gewoond aan de Van Riesenstraat 4. Engeltje wordt kantoorbediende en vestigt zich in januari 1926 in Zwolle, terwijl Anna als hulp in de huishouding steeds na een dienstje weer bij haar ouders terugkomt. Zelfs negen keer in de periode 1920-1939 (Gezinskaart).
Vader Jacob Kempes werkt als schoenmaker steeds aan huis, en overlijdt op 11 november 1967. Jetske Kempes-Klaassen blijft nog bijna vier jaar wonen en gaat dan net als haar voormalige buurvrouw Brouwer naar de H.Hebbesstraat 2. Dat is op 6 april 1972. Op 18 januari 1974 overlijdt ze in ‘Marijkehiem’. Engeltje woont dan in Bussum en Anna in Amsterdam.
Op 29 februari 1972 (schrikkeljaar) trekt de familie Albert Dijksma - Geertje Stobbe c.s. in de Van Riesenstraat 4. Zij zijn beide achter in de vijftig en hebben dan nog twee inwonende zoons, nl. Hendrik en Piet. ‘Heit’ Albert overlijdt daar op 14 januari 1979, oud 63 jaar en ‘mem’ Geertje volgt hem op 14 oktober 1979, oud 64 jaar. Piet verlaat het huis per 1 februari 1980 en als volgende bewoner komt Jan Dijkstra de volgende dag al van de Van Cuyckstraat.
Voor de dubbelwoning (2 en 4) geldt, dat deze nog jaren 35 jaar bewoond zijn geworden tot hun afbraak in het voorjaar van 2015.
Eén van die bewoners menen we ons te herinneren. Dat is Yda Plat, die bij een verkeersongeval met de motor dodelijk verongelukt. Dat is in juli 2002 geweest. Zij werkte toen bij Bos, Tuin en Dier. Haar feeling voor bloemschikken maakte haar tot een gewaardeerde medewerkster.
Het vijfde en meest linkse gebouw op de foto identificeren we als het pand dat bekend is geworden als de monteurswerkplaats met woning van A. Piek met als adres Van Riesenstraat 7. Ter vergelijking kunt de Aerocarto-luchtfoto nr. 30965 uit 1955 uit “Oud Heerenveen vanuit de lucht” er eens naast leggen en met het vergrootglas de contouren van dat schuine dak en het naastliggende ‘plaatsje’ vergelijken. Efficiënter is het om de website te bestuderen van mevr. Mieke Nijland, t.w. <http://www.heerenveenmidden.nl/laanstraat.htm>
Daar staan twee prachtige foto’s op, die het beeld van de zuidoostzijde van de A. van Riesenstraat op dit punt in beeld brengen. De moeite waard om op te zoeken en onze conclusies te onderschrijven.
Inmiddels heeft U zich misschien afgevraagd wie deze foto heeft gemaakt, vanuit welke positie en bij benadering wanneer.
De foto maakt deel uit van een schenking uit de nalatenschap van Jan Martens Woudstra (geb. 1901), die hoofd van de openbare lagere school is geweest te Mildam. Zijn betekenis voor Mildam kunt U lezen in het boek “Tusken wâld en wetter”, met als ondertitel “Schetsen uit de historie van Mildam en Brongerga”. Het is geschreven door een collectief van Mildamsters en Oud-Mildamster in 2009 en is een uitgave van de Stichting Meyledam. Zeer veel illustraties zijn te danken aan de fotografische hobby van de heer Woudstra. Deze foto is onlangs geschonken aan het Heerenveen Museum en is gezien het origineel een afdruk van een glasplaat. De kwaliteit daarvan blijkt - door de tand des tijds - zeer matig, maar met enige softwarematige ingrepen is er toch een goed herkenbare afbeelding te voorschijn gekomen. Overigens is er nog geen fotoarchiefnummer te geven, aangezien de foto nog niet is ingevoerd in het registratie-systeem.
Tijdens een bezoek aan zijn schoonvader, tevens oom Klaas (geb. 1872 en procureursklerk bij advocatenkantoor Van der Leij ? of Woltman?), broer van zijn vader (geb. 1863) Marten, installeert Jan Woudstra (die in 1929 getrouwd is met derde dochter Niesje Woudstra) zich met zijn fotoapparatuur op het bovenkamertje-achter van de woning op de hoek van de Van Riesenstraat met de Verlengde Korflaan-westzijde nr. 72 om dit ‘adembenemende’ vergezicht vast te leggen. Het moet in ieder geval plaats hebben gevonden vóór 19 mei 1940. Toen is zijn schoonmoeder en tante Sjoukje (de Vries) overleden. Zij is dan iets meer dan twee jaar weduwe, want haar man Klaas Woudstra in overleden op 14 februari 1938. Vanaf 1922 woont het echtpaar al in dit huis, welke in de periode 1920-1930 het huisnummer 578 op de deurpost heeft gehad en voor die tijd nr. 562. Sijbren Sipkes Woudstra is daar in 1918 komen wonen, maar hij overlijdt op 1 februari 1919 al. Zijn weduwe blijft er dan nog tot 1922 wonen. Zelfs zij zijn niet de eerste bewoners geweest, want het bevolkingsregister kent ook nog de namen van kleermaker Jan de Jong in 1917; en timmerman Feike Zuidersma, die van 1913 tot en met 1916 staat geregistreerd en zelfs Trijntje Keizer, weduwe van Klaas Harmens, van november 1910 tot 22 mei 1913. (SCO 1964)
Bewoner volgens de woningkaart - na 1940 - is vanaf het overlijden van mw. Woudstra-de Vries dochter Froukje, die in april 1941 naar Langweer is verhuisd. Zij heeft vanaf 19 juli 1940 nog onderdak verleend aan Jan Geerts, die in maart 1941 naar de Thialfweg is vertrokken. Ruim een halve maand heeft ook Willem Wartena bij haar ingewoond en neemt dan zelf de bewoning over tot zijn vertrek naar de Oude Molenweg in october 1948. Tegelijk met Wartena heeft ook Albert de Jong daar woonruimte gevonden van maart 1948 tot october 1951. En vanaf october 1948 tot october 1951 ook Jacob Ruiter. Vervolgens trekken in ieder geval koopman Marten Hettinga en zijn vrouw Tietje Schaap in het huis, mogelijk met kinderen (?) Als Hettinga op 17 mei 1968 overlijdt, blijft zijn weduwe er nog wonen tot 15 september om vervolgens naar de Wulpstraat te gaan. Het huis komt leeg te staan en wordt tenslotte afgebroken in maart 1970.
Ten aanzien van de datering houden we een ruime marge aan, omdat de jonge boompjes van de Van Dekemalaan nog niet zo lang hun wortels in de berm hebben, zeg maar sinds 1920. En het uiteenvallen van de familie Woudstra-Visser pas in 1940 duidelijk is. Over het tijdstip van de dag is geen misverstand, want de slagschaduw van het pand ‘Piek’ kan alleen bij een lage winterse morgenzon zijn veroorzaakt en met bladloze boompjes.
2015, oktober 18 - wibbo westerdijk - hip-backup
Tram op de Dracht
HIP-TIME MAGAZINE 103
Tram op de Dracht
Inderdaad, U heeft volkomen gelijk ! Deze foto - thans in de Leo Leenescollectie van het Museum Willem van Haren, onder nr. LL-106, heeft U bij meerdere gelegenheden afgedrukt gezien. Wanneer U Wereldoorlog II bewust heeft meegemaakt, heeft U deze zelfs als prentbriefkaart kunnen kopen. Fotoatelier G. Brouwer en zoon schijnt er destijds in 1940 een flink aantal van te hebben laten drukken. Uit de verhalen van de mensen, die er over hebben geschreven (we noemen ze straks nog nader) kunnen we opmaken, dat het het resultaat is van een aprilgrap van het fotoatelier. Het tramstel met toebehoren (bovenleiding, rails, steunpaal) is in een iets oudere foto van het zuidelijke deel van de Dracht gemonteerd. De tram rijdt zogenaamd in de richting van de hoofdbrug op weg naar het tramstation op het Stationsplein. De gedreven tramdeskundige de heer Souer, in 1999 wonend in Hascastate ( Haskestate) te Heerenveen, herkent uit zijn Leidse periode het afgebeelde materiaal. De trucagefoto mag als zeer geslaagd worden beschouwd.
Het meest rechtse pand op de afbeelding is het derde en meest noordelijke van een blok van drie heerenhuizen - de zogenaamde Hesselhuizen-, die in 1872 zijn tot stand gekomen op de plaats van de familieboerderij van de Hiddinga-familie. Het uithangbord ‘DROGIST’ markeert volgens het adresboek van 1938 de plaats van de drogisterij van de dames J.J. van der Goot (drogiste) en U. Sijbesma (drogiste), die als kamerbewoonster mej. F. Willemsen als landbouwhuishoudschoollerares woonfaciliteiten bieden op Dracht 99. Daarnaast staat het pand Dracht 97 (met luifel) van de modistes mej. Th.M. Laagland en mej. A. Kingma en daarboven woont J.C. Lequin met zijn vrouw, zonder beroep, op de bovenwoning Dracht 95. Jacobus Cornelis Lequin, geboren in Den Helder, overlijdt 28 november 1946 in Heerenveen op 75 jarige leeftijd, nalatende zijn echtgenote Maartje Maria Stam. Vervolgens zien we ten noorden daarvan het pand Dracht 93: het Manufacturenmagazijn “De Zon” van Jeroen de Vries.
Nog één detail, welke oudere Heerenveners zich vermoedelijk nog wel zullen herinneren, is het bord ‘Ingang Werkplaats’. Daarmee wordt de rijwielherstelplaats van Johannes de Vries gemarkeerd, die later wordt opgevolgd door zijn zoon Feitze de Vries. Dat is dus Dracht-westzijde nr. 122.
De man, die in de jaren zestig de Heerenveners met de rubriek ‘Heerenveen uit vroeger dagen’ in de Heerenveensche Courant met fotobeschrijvingen verwent, heeft ook een keer deze foto laten afdrukken en schrijft daar dan het volgende commentaar bij:
“Hierbij nog een foto van de Dracht uit het jaar 1940. De toen ter tijde electrische tram, die een dienst onderhield tussen het Friese Haagje (station) en Oranjewoud (speeltuin) bleek een gevaarlijk obstakel voor de toch al smalle hoofdstraat. Geen wonder dat door de gemeenteraad van Heerenveen werd besloten de vergunning in te trekken. Vooral des zomers werd van dit vervoermiddel een druk gebruik gemaakt door vakantiegangers.....” “Zo zou het onderschrift onder deze foto hebben kunnen luiden, ware het niet dat men hier te doen heeft met een geslaagde trucfoto. De kaart werd destijds in een aantal van 2000 stuks uitgegeven door het foto-atelier fa. G. Brouwer en zoon te Heerenveen. De foto werd ter beschikking gesteld door de Stichting Oudheidkamer Heerenveen.”
Vervolgens redigeert museumdirecteur Ad Geerdink in 1995 een fotoboekje ‘Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes’. Op pagina 38 en 39 van die uitgave lezen we inhoudelijk dezelfde tekst als die in de bovenaangehaalde tekst. Bovendien onthult hij het plan, dat het Noord Nederlandsche Tramweg Comité in 1884 presenteert. Een tramlijn op het traject Heerenveen-Oranjewoud-Mildam-Nieuwehorne-Oldeberkoop-Assen. Het plan haalt het niet en de Dracht blijft tenslotte tramvrij.
Deze foto blijkt ook koren-op-de-molen van redacteur en oud-journalist Jan de Jong in het fotoboek van Banga Book Producties Groningen uit 2003 met als titel “Heerenveen, Toen en Nu. Beeldverhaal van Nederlands oudste hoogveenkolonie”. Hij prijst de ‘lef’ van Heerenveense beleidsmakers, die niet alleen een electrische tram over de Dracht wil laten denderen, maar ook de eerste overdekte 400 meter kunstijsbaan initiëren of het prestigieuze project ‘Sportstad Heerenveen’. Dit tramplan is niet uitvoerbaar gebleken, maar de beide andere wel.
Bij de raadsvergadering van de gemeente Schoterland van 11 september 1883 blijken er diverse stukken te zijn binnengekomen betreffende de aanleg van stoomtramwegen in de gemeente. B. en W. stellen voor deze eerst in handen te stellen van de Kamer van Koophandel voor advies. Als dat is gebeurd zullen ze in de raad worden gebracht. Daarvoor moet een Commissie Tramwegen uit de Raad worden geformeerd. Staande de vergadering worden daarvoor aangewezen de heren Veenbaas, Uhl en Bieruma Oosting. Op 2 oktober d.a.v. blijken zowel de rapporten van de K.v.K. als die van Commissie Tramwegen beschikbaar, doch deze worden aangehouden tot een volgende raadsvergadering. Eén van de ingekomen stukken bevatten de inzichten van Tjepke Taconis Simonsz., tabaksfabrikant in Heerenveen. Hij richt zich op 21 september 1883 in een lang schrijven tot burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga te Oranjewoud over de verschillende voorstellen voor de tram-aanleg en maakt daaruit inhoudelijke keuzes.
Het lijkt hem een goed idee om een station te plaatsen in de tuin van de heer Hessel. Hij doelt hier op de zuidelijk gelegen tuin van het blokje van drie heerenhuizen aan de Verlengde Dracht tot de door (kastelein R.K.) van der Meer in 1877 gebouwde Hotel de Koornbeurs. Als er meer grond nodig zal zijn, kan dat daarvan ten oosten gevonden worden. Vandaar kan dan de tramweg gelegd worden door het land van de familie van Sminia en Bosma (Jan Hendriks Bosma is kastelein-boer in Huis ten Woude bij de Rottumerweg en vlakbij de toegang naar het Oranjewoudster voetpad). Daarna kan de baan het Oranjewoudster voetpad volgen tot de ‘Zandweg, die loopt van de Straatweg naar Oranjewoud’. Daarna zal het tracé linksom achter het buiten langs van de ‘Jonge Mijnh. Oosting’ (volgens Taconis) tot bijna aan het logement de Tent. Hij zal daarmee vermoedelijk bedoelen ‘Klein Jagtlust ‘. Vervolgens dan de rechte laan langs naar het logement Joustra (doorgehaald en vervangen door Tjaarda) om vandaar de weg te vervolgen naar Nieuwehorne, enz. Hetzij over Hoornsterzwaag naar de drie tolhekken of van Nieuwehorne over Oldeberkoop, Makkinga, Appelscha naar Assen.
Taconis stelt dat de tram de particuliere rijtuigen het minst hinderen. De landbouwers kunnen de weg langs Klemburg of die over Mildam gebruiken. Voordeel is dat twee logementen aan de tramweg liggen, want de toename van het bezoek aan Oranjewoud zal snel voor één gelegenheid teveel worden. Want ook zullen mensen uit verschillende standen van de maatschappij daar komen.
Wil de tram evenwel rendabel zijn, dan moet wel zoveel mogelijk de bebouwde kom worden gehouden. Voor de aanleg daarvan moet uiteraard wel een subsidie van het Rijk worden gevraagd en mag die ook worden verwacht.
Lukt het om de tram langs die route te laten rijden, dan zullen kleine en grote renteniers zich daar geleidelijk steeds meer vestigen omdat de buurt niet meer geïsoleerd ligt. Zo noemt hij als voorbeeld zekere K. Kooi te Oudeschoot, die in dit buitengebied als rentenier nog een koe of schaap wil houden. Verder noemt hij nog een persoon, die op de Konijnenpolle heeft gewoond. Doordat hij daar met de wagen geen familie kon ontvangen, is die naar de Heerenwal verhuisd. Hij eindigt zijn brief met een lofzang op de prachtige gemeente Schoterland, die weliswaar de financiële toestand door zuinigheid in de hand moet houden, maar gezien de te verwachten voordelen voor de gemeente zijn enige gelden uit de gemeentekas beslist goed besteed.
Enkele jaren voordien rommelt het al heftig in zuid-oost Friesland en west Drenthe. Weliswaar niet van de locomotieven op spoorstaven, maar wel in de wereld van de plannen. De Leeuwarder Courant neemt in de berichtgeving het voortouw. Zo is er het bericht van 15 juli 1879 - in de krant van de 17e - dat de gemeente Schoterland aan de Belgische heren Mertens en Finet een vergunning heeft toegestaan voor de aanleg van tramwegen. Voorwaarde is dat zij zelf als concessionarissen de kosten en bezwaren voor hun rekening nemen. Ruim een jaar later laat dezelfde Leeuwarder Courant van 30 september 1880 weten, dat het bovenstaande ‘gerucht’ bewaarheid wordt. De twee initiatiefnemers leggen een ‘tramway’ aan voor het traject Heerenveen-Oudeschoot- Mildam-Nijehorne-Oudehorne-Oldeberkoop-Makkinga- Oosterwolde- Appelscha en Smilde naar Assen. Het blijkt voorlopig - althans- een luchtballon, welke voortijdig leegloopt.
Op 1 november 1883 wordt in de Schoterlandse raad het verzoek van de Ned. Tramwegmaatschappij om een vergunning voor het aanleggen van stoomtramwegen in de gemeente behandeld. Het gaat uiteraard te ver om de inhoud van vier foliovellen hier in extenso weer te geven. Duidelijk wordt wel dat er geen eenduidige mening. Twee boeren zijn niet 100% tegen, vrezen wel de overlast voor hun vee en vinden de ontsluiting van de dorpen zeer positief. Een grootgrondbezitter is tegen met als argument, dat de wegen die door hemzelf zijn aangelegd maar wel een publieke functie hebben niet zomaar geconfisqueerd kunnen worden voor de aanleg van een tram.
Na veel discussiëren stelt mr. Halbe Binnerts de volgende motie voor: “De Gemeenteraad van Schoterland spreekt de wenschelijk(heid) uit dat de tramlijn Heerenveen-Assen door deze Gemeente worde gelegd en draagt op aan Burgemeester en Wethouders in een volgende vergadering aan den Raad een voorstel te doen van de rigting, welke in het algemeen belang het meest wenschelijk is en het minst bezwaar oplevert voor de landbouwenden’. Deze motie wordt door de voorzitter in stemming gebracht en met algemene stemmen aangenomen.
Waar we niet aan voorbij willen gaan zijn de overwegingen van ‘Het Noord-Nederlandsche Tramweg-Comité’ te Witmarsum, die zich eveneens heeft bezig gehouden met de tramlijn Heerenveen-Assen. Zij reppen in een brief van 22 februari 1884 van drie alternatieven, die de raad van Schoterland bereid is aan te bevelen voor deze route. Dit comité vindt de meest verkieslijke die welke van het spoorwegstation langs de rijksstraatweg tot de (hoofd)brug bij Hotel Jorissen de spoorstaven volgt van de Ned. Tramweg Maatschappij. Daarna dient het door te lopen naar de eerste tolboom (de rijkstol noordelijk van de zandweg) om langs die zand-en grindwegen naar ‘de Tent’ te komen en dan zuidwaarts tot de grindweg ten westen van de ‘witte brug’ en op de berm van de grindweg tot - en daarna- langs de ‘Flapsingel’ tot de grindweg naar Oudeschoot-Mildam. Vervolgens dient het de berm van de grindweg te volgen tot de buitenweg bij de hoek van Nieuwehorne. Die buitenwegroute moet dan verder tot de brug van de Tjonger of de Berkoperbrug en de grens van Ooststellingwerf worden doorgetrokken. Het comité attendeert de gemeente op hun standpunt, dat alles in de berm van de weg moet worden aangelegd. Aanleg op particuliere grond is te kostbaar. Met een breedte van 90 centimeter op de totale breedte van deze weg is dat beter verantwoord. Er blijft voor rijtuigen voldoende ruimte beschikbaar.
Omdat het Comité ook in onderhandeling is met partijen in Wolvega en Peperga en in Drente met Smilde, Assen en ook het Provinciebestuur, die zelfs al subsidiebedragen hebben toegezegd, vraagt ze graag zo spoedig mogelijk een beslissing tegemoet te mogen zien.
Genoeg hierover, de conclusie achteraf is én blijft: de voorgestelde route is er nooit gekomen ! Herkent U het element van ‘de geschiedenis herhaalt zich’ in het nimmer tot stand gekomen treintraject ‘Dronten-Groningen’ langs Lemmer, Heerenveen en Drachten ?
2015, maart 8 - wibbo westerdijk - hip-backup
Tjepkema's molen 1950
HIP-time Magazine 102
Tjepkema's molen 1950
Over de stichting (van de voorganger) van deze molen verhaalt Dick Bunskoeke in het zeer lezenswaardige boekje ‘De sfeer van weleer. Over molens in Heerenveen’, een uitgave van de Stichting Molen Welgelegen Heerenveen uit 1991. Bij de stichting in 1849 laat molenaar Hermanus Hendrik Kok zijn oog vallen op een perceel achter en ten oosten van de Fok (kadastraal Tjalleberd A-1845 zijnde een stuk weiland), welke behoort tot het bezit van Jhr. Mr. van Beyma thoe Kingma. Notaris J.S. Bokma uit Akkrum passeert een koopakte, waarbij ‘een perceeltje grond en water’ voor 300 gulden van eigenaar wisselt. Procureur Fredrik Hessel van Beyma thoe Kingma verkoopt dat aan Hermanus H. Kok, molenaar te Almelo. Dat is op 26 januari 1849. Aansluitend op die dag wordt er door Bokma ook een transactie geregeld tussen twee broers Taconis Wijnout en Tjepke Taconis en Hermanus H. Kok. Daarbij gaat het om een huis voor 700 gulden, staand aan de Fok ten noorden van de Molenreed met kadasternummer A-1865. Op 20 augustus worden drie aktes opgemaakt. Daarbij doen Hermanus H. Kok en molenmaker Willem Frederik Looman, ook uit Almelo, zaken. Resp. als verkoper en koper, van twee stukken grond, en - uiterst merkwaardig - sluiten ze een huurcontract ‘voor de verhuur van de koren- en pelmolen "Welgelegen" met huis’; voor 6 jaar te Heerenveen, huursom fl. 650 per jaar. Looman is daarbij de verhuurder en Kok de huurder.
Uit deze financiële constructie maken wij op, dat Looman - vermoedelijk via een voorfinancieringsakte gepasseerd in Almelo (want niet in Friesland) tussen januari en augustus de molen heeft gerealiseerd. Wel vinden we opnieuw bij notaris Bokma een interessante akte, waarbij Looman middels een obligatie van 4000 gulden zich in de schulden steekt bij jhr. F.H. van Beyma thoe Kingma als schuldeiser. Ruim een jaar later probeert dezelfde Looman “Welgelegen” aan de jonkheer te verkopen, doch de transactie wordt ‘ingehouden’. Moeten we aannemen dat Looman van de verkoop afziet omdat de hoogte van de prijs hem niet aanstaat ? Bunskoeke schrijft namelijk dat in januari 1851 Gooitzen M. van Terwisga toestemming vraagt ‘tot het in werking brengen der molen op de Fok’. Tresoar biedt ons op haar internetsite evenwel geen koopacte om die transactie te bevestigen. Evenwel, uit een advertentie in de Leeuwarder Courant van 12 februari 1864, waarbij de “ hechte, zeer beklante Koren-en Pelmolen, in 1849 nieuw gebouwd en uitmuntend onderhouden, op de Fok te Heerenveen, met Wagenhuis, Stroohok, Steenen varkenshok, Stalling voor 2 paarden, Hooischuur, Tuin en Erf, enz.” door notaris G. Boschloo, op verzoek van notaris W.A. Evertsz te Oldeboorn op 24 februari 1864 in veiling wordt gebracht, blijkt dat G. van Terwisga inderdaad de eigenaar is geweest.
Het vervolg hierop is een beetje rommelig. Nieuwe eigenaar burgemeester jhr. mr. F.H. van Beyma thoe Kingma laat huurmolenaars Mulder en Slagman tot 1872 bedienen. Dat jaar koopt molenaar Johannes Melis Tjepkema, die in de Heerenveense gemeenschap een dermate invloed heeft gehad, dat de naam ‘Welgelegen’ zelfs door de volksmond vaak wordt ingeruild voor ‘Tjepkemamolen’.
Het was hij die na jaren hinder te hebben ondervonden van de groeiende bomen van met name het pand van de burgemeester “Mariënbosch” (die hem de wind uit de zeilen neemt), besluit tot het verhogen van het molenlichaam met circa 20 voet. Daardoor verbetert de windvang aanzienlijk. Dat is geweest in het jaar 1898. Rond 1911 neemt Tjepkema Sake Heemstra als molenaar in dienst. In 1920 verkoopt hij de molen aan Saakje Maat, de vrouw van koopman-in-veevoeder Abele A. Wisman. Jan van Dam Hzn. neemt het 1923 over, maar moet het in 1926 verkopen aan de N.V. Oliefabrieken D. Woltman, die het voor sloop aanbiedt aan Geert Reen. Door de overdracht aan de vereniging ‘De Hollandsche Molen’ te Amsterdam schrikt de gemeente Aengwirden wakker en komt in september 1931 in het bezit van de molen. In HIP-Time 73 hebben we daar al eens het een en ander over geschreven.
Regelmatig duiken er nieuwe plannen voor bestemmingen van het pand op. Soms om van te rillen en een andere keer hartverwarmend. In november 1933 concludeert het Nieuwsblad van Friesland een ‘staat van verval’ en meldt tegelijk dat de gemeente een nieuw rietdek zal laten aanbrengen en een aantal noodzakelijke reparaties doen uitvoeren. Het blijkt uit het bericht, dat er op dat ogenblik als bergplaats voor brandweermateriaal wordt gebruikt. Ter gelegenheid van de feestweek bij het 40 jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina van eind augustus 1938 wordt de molen smaakvol en feeëriek, dus sprookjesachtig verlicht met honderden elektrische lampjes langs de contouren van de wieken en de bovenbouw. Over de oorlogsbelevenissen van de molen is weinig bekend, maar naast de brandweer heeft vermoedelijk de plantsoenendienst het gebouw ook voor materiaalopslag gebruikt.
Maar op 26 januari 1948 richt het bestuur van de Cultuurgemeenschap Heerenveen zich tot de burgerij met een oproep om ook financieel te helpen de betekenis van de molen als bouwkundig element in het totaalbeeld van Heerenveen. Er is in totaal fl.6500,- nodig om het verval tegen te gaan en een grondige restauratie mogelijk te maken. De overheid belooft bij te dragen onder het voorbehoud, dat de burgerij daartoe het voortouw neemt. Enkele duizenden guldens vanuit de burgerij moeten duidelijk maken, dat de burgers het karakteristieke silhouet van de plaats kan worden behouden. Mej. A.G. Spiele, secretaresse van de Cultuurgemeenschap zal de penningen graag in ontvangst nemen en registreren, net als de Heerenveense Koerier. Regelmatig brengt zij via de krant een lijst van schenkingen met de initialen van de goede gevers onder de aandacht van de lezers. Het doel van duizenden guldens wordt weliswaar niet bereikt, maar bij een werkbezoek van de koningin in 1949 is reeds een deel van de restauratie door molenmaker Bremer uit Adorp afgerond. Naar aanleiding van die grote restauratieklus stelt de Heerenveense Koerier in haar nummer van 12 mei 1950 in haar rubriek ‘Vakmensen vertellen van hun beroep. (X) Molens bouwen leer je in de praktijk’ ruimte beschikbaar voor leden van de Firma Thomas Bremer - vader en twee zoons - om over hun ambacht te vertellen. De journalist vertelt gedesillusioneerd te zijn op twee terreinen. Allereerst worden er al jaren geen nieuwe molens meer gebouwd omdat daartoe geen opdrachten meer worden verstrekt. Er wordt enkel nog gerestaureerd ? De tweede teleurstelling van de krantenman is, dat ondanks de wieken en de stelling zeer decoratief is, maar dat de molen ‘zo dood is als een pier’. Het klepperen van de zeilen en het gekreun van de maalstenen kan alleen maar de zaak tot leven brengen.
In deze decoratieve toestand knipte onze fotograaf voor de Leeuwarder Courant de Tjepkemamolen of molen Welgelegen aan het Molenpad in 1950. Die foto is nu onderdeel van het fotoarchief van het Museum Willem van Haren met als fotonummer 01854.
Zoals de bomen van het buiten van Jonkheer van Beyma thoe Kingma de wind uit de zeilen heeft genomen van ‘molen Welgelegen’, heeft diezelfde molen gezorgd voor een geweldige slagschaduw. Het is voor de eerste of één van de latere bewoners reden geweest om het woonhuis met afgeknotte zadeldak op de zuidoostelijk hoek van het Molenpad en de Hepkemastraat de toepasselijke naam “Molenschauw” op de topgevel aan te laten brengen. De ‘Dikke van Dale’ kent het literaire woord ‘schauw’ en geeft als verklaring ‘schaduw'. Dat woonhuis met werkplaats is bij bouwvergunning nr. 417 door de gemeente Aengwirden toegestaan op 29 februari 1916 aan Albert Gerbens Landstra, verver te Heerenveen, maar afkomstig uit Grouw. Het kadastrale perceel Tjalleberd A-6667, groot 22.20 are - eigenaar Jacob Hepkema c.s. - wordt daarvoor aangewezen. Het kadaster stelt later vast dat Landstra 2 are 35 centiare van dat perceel heeft gekocht, maar de bouwvergunning spreekt van 240 m2. Landstra krijgt van de Heerenveensche Onderlinge Brandwaarborgvereniging een kapitaal van 2000 gulden, welke bij het verlaten van het huis wordt afgelost. Als bijzonderheid kunnen we Landstra nog de ‘credits’ toekennen, dat hij met zijn ‘bedrijfsbord’ aan de Fok ons ‘sneupers’ de mogelijkheid heeft geboden een prentbriefkaart redelijk nauwkeurig te kunnen dateren. Bovendien kennen we nu zijn specialismen: ‘huis-, rijtuig-en decoratieschilder’
Als huisnummer krijgt het vanaf 9 mei 1916 het huisnummer 47a aan de Fok. Het westelijke deel van dat straatje is al aangelegd door uitgever Jacob Hepkema vóór 1915 en het gemeentebestuur van Aengwirden besluit op 20 februari 1925 die straat de naam “Jacob Hepkemastraat” te geven. Landstra verhuist na ruim twee jaar op 8 mei 1918 en wordt in het huis opgevolgd door rustend-veehouder Jille Murks de Groot uit Oosterzee. Deze heeft het gekocht en verblijft er slechts gedurende één jaar. Misschien is voor de familie de Groot de ‘schaduw’ te deprimerend geweest, getuige een verkoopadvertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 10 september 1918. Deze keer is het de heer Jacob Hepkema c.s., die het twee jaar oude huis met stenen hok van 9 bij 4.5 meter op een vrij terrein per mei 1919 in de verhuur doet. Dr. A.M. Valeton, leeraar scheikunde aan de Rijks Hogere Burgerschool draagt met zijn vrouw er op 17 juli 1919 de koffers naar binnen. De heer en mevrouw Valeton-Mijsberg koesteren op 11 december 1921 niet alleen de geboorte van hun dochter Anna Maria, maar eveneens hun adres ‘Molenschâuw, Heerenveen’. (Advertentie 13-12-1921) Kort daarvoor hebben ze bovendien bericht gekregen, dat hun huis bij de Volkstelling nu het straatadres Fok 134 heeft gekregen. Op 22 juli 1922 vertrekt de familie Valeton naar elders en wordt Gerrit Overkamp, inspecteur Registratie en Domeinen de bewoner. Krap een jaar later verhuist deze naar Heerenveen-Schoterland en wordt Nicolaas Krop, amanuensis van de R.H.B.S. de nieuwe bewoner. Deze komt uit Amsterdam per 14 maart 1923. Zijn gezinskaart laat zien dat hij vanaf 1930 als adressering gebruik mag maken van de Jacob Hepkemastraat nr. 26 te Heerenveen (Aengwirden). Overigens krijgt Nico Krop ook bekendheid als brandweerman, die vanaf de molenstelling of omloop in het vangzeil springt die door zijn collega’s wordt bediend. De straat, waaraan de molen ‘Welgelegen’ is gesitueerd, is heel lang alleen bereikbaar geweest langs het ‘onofficiële’ Molenpad of Molenreed als verbinding naar de Fok. In 1932 komt daar verandering in omdat de straat wordt doorgetrokken naar de Van Maasdijkstraat. Bij besluit van 28 mei 1935 krijgt de straat vanaf de bocht van de Woltmanstraat tot de Van Maasdijkstraat als naam “Tjepkemastraat”. Een eerbetoon aan wijlen Johannes Melis Tjepkema (1845-1923).
2015, 20 februari-Wibbo Westerdijk-HIP- backup
Surinamesingel
HIP-TIME MAGAZINE 44
Surinamesingel
Kijken we naar fotonummer 06743 uit de collectie van het Museum Willem van Haren dan kijken we naar een professionele opname van fotojournalist Dick Verton ! De eerste vraag die bij ons opkomt ligt voor de hand: is dit een luchtfoto (misschien vanuit een ballon?) of mogen we aannemen, dat Verton op het balkon heeft gestaan van één van de Muntflats. De meest oostelijke van “De Drie Gebroeders” - zoals de drie 14 verdiepingen hoge flats vanaf de bouw al worden genoemd - is de meest waarschijnlijke: dat is ‘Romsicht’ ! Hoe dan ook, Verton is er zeker in geslaagd om de lange strook langs de oostkant van de spoorlijn goed in beeld te brengen.
De heer Cees de Wolff liet in 1963 een woning en een fabriekshal bouwen aan de Hesselstraat. Op deze plaats heeft ooit een watermolen gestaan. Bij de bouw van de woning vindt men in de grond nog oude fundamenten van deze molen. In 1965 moet die fabriekshal van de heer De Wolff alweer worden uitgebreid voor zijn uitdijende konstruktiewerkzaamheden. De bestaande hal wordt dan langer gemaakt en er wordt een tweede hal bij gebouwd. Inmiddels is het bedrijf verplaatst naar It Dok 2 op Bedrijventerrein Kanaal, waar de meest uiteenlopende producten uit de gigantische hallen te voorschijn komen: schepen, hekwerken, bordessen, windmolens, etc. De Holding B.V. staat sinds 1993 ook bekend als De Wolff Verenigde Bedrijven B.V. Senior Cees is opgevolgd door zijn zoons Cees en Jan.
Inmiddels is het aanzien van hun Hesselstraatlocatie behoorlijk van aanzien veranderd door de bouw van de “Kempenaerstate”, de seniorenflats en de gebedsruimte met de minaret van de Turkse moskee “Diyanet Vakfi”. Evenwijdig met spoorsloot en spoorbaan loopt de Surinamesingel, welke is aangelegd in 1958 en waarvoor de raad besluit tot de naamgeving op 17 maart 1958. Diezelfde 17e maart hebben ook de andere straten van de ‘West-Indische buurt’ hun naam gekregen: Arubastraat, Bonairestraat, Curacaostraat, St. Eustatiusstraat, Sabastraat en St Maartenstraat.
Op deze foto is er nog geen sprake van de in 1996 aangenomen naam ‘Antillenstraat’ voor de ontsluiting van de woningen op het sterk gedecimeerde volkstuinencomplex bij de Rottumerweg.
Aan de oostkant van deze strook is als natuurlijke scheidingsgrens nog altijd aanwezig de herinnering aan de Kempenaerswyk als een langgerekte vijverpartij, met ten westen parallel daaraan de Francijntje de Boersingel en de baronesse de Vos van Steenwijksingel. Jonkheer Onno Reint van Andringa de Kempenaer, die eigenaar is geweest van het buiten ‘Jagtlust’ in Oudeschoot en exploitant van de modelboerderij die daarbij hoort, laat op de ‘opstrekkende’ kavels vanaf die boerderij een wijk graven naar de Veenscheiding. Ter hoogte van het Rottumer voetpad en in het Breedpad worden bruggetjes gelegd. Zelf spreekt jonkheer de Kempenaer, die in het eerste deel van de aanleg vanaf de Veenscheiding samenwerkt met de heer Tuymelaar, van de ‘Jagtlusteropvaart’. Die aanleg is tot stand gekomen in of kort vóór 1862. De functie van die vaart blijkt gericht op de aanvoer van mest, hooi, enz. en de afvoer van landbouwproducten, hout, enz. door middel van pramen. (SCO 2476) Later wordt de wijk consequent aangeduid als ‘Kempenaerswyk’.
De kinderrijke buurt komt zeer verdrietig in het nieuws als er kort na elkaar zes kinderen te water raken, waarvan eentje verdrinkt. In een jaarvergadering van de buurtvereniging “Plan Zuid” in maart 1962 wordt door de buurtbewoners aangedrongen op het aanbrengen van afrasteringen langs de Kempenaerswijk, de Spoorsloot en eventueel het ‘Roomse Gat’. Ook wordt gepleit voor een afsluitbaar speelterrein tussen de Baronesse de Vos van Steenwijksingel en de Surinamesingel.
Inmiddels is er door de bouwvereniging gedurende de laatste tien tot vijftien jaar een renovatie-en kwaliteitsslag uitgevoerd, die het aanzien van deze strook bewoning grondig heeft gewijzigd. In de onlangs gehouden tentoonstelling over ‘Heerenveen-midden’ in de HIP-afdeling van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek aan het Burg. Kuperusplein heeft u zich daarvan kunnen overtuigen.
Tussen het vele jonge voorjaarsgroen door ziet u de contouren van de bekendste gymnastiek-en sportzaal van ‘Plan Zuid Heerenveen’. Op de schooldagen is het heel lang gebruikt door de kinderen van de scholen en ‘s avonds en in het weekend is de sport van de jaren vijftig en zestig daar op een hoog nivo beoefend. Het is de thuisbasis van de volleybalclub PZH geweest ! De school waaraan deze zaal is gekoppeld draagt als officiële naam ‘Kempenaerschool’, maar de wijkbewoners zelf spreken van de ‘Halschool’ of naar de destijdse schoolhoofden ‘School van Delden’ en ‘School Dijksma’. Vergeet ook niet de geweldige animo van de wandelgroepen van de Kempenaerleerlingen door de drive van o.a. groepsleerkracht Zwier Dijkmeijer.
Aardig detail op deze foto is de van Wolvega komende trein op het dubbelspoor. In die tijd is dat steeds net voor het volle uur geweest, naar ik me meen te herinneren. Nog zo’n opvallend detail is het voetpad tussen de spoorsloot en het speelveld van het Bornego-college, en verderop lopend langs voetbalvelden van de v.v. Nieuweschoot tot aan de Rottumerweg. Menige hond heeft daar zijn baasje uitgelaten. Trouwens er loopt ook nog het haaks daarop liggende pad langs het trainingsveld van Nieuweschoot. Zelfs de plaatselijke softbalvereniging The Peattown Peppers heeft daar nog enige jaren hun trainings-en wedstrijdaktiviteiten kunnen botvieren. Het pad overigens komt uit op de Ds. Kingweg ter hoogte van de oversteek naar de Gruttostraat.
Tenslotte attenderen we ook nog even op de boven het groen uittorenende flats in de zuidelijker gelegen wijk De Akkers.
2013, februari 10 - wibbo westerdijk - hip-backup
Straatmeubilair is historisch randverschijnsel
HIP-TIME MAGAZINE 94
Kiosken 1925-1969
Sommige onderwerpen zullen in de algemene historische werken ten eeuwige dage een weeskinderenstatus blijven vervullen. Daartoe horen ongetwijfeld de verschillende vormen van straatmeubilair van de bewoningscentra. Vooral wanneer het architecturale uitingen betreft uit de catalogus van de grootwinkelbedrijven op dit terrein, welke zelden de monumentale status zullen verwerven.
Deze prentbriefkaart uit de collectie van het museum van de Kolk aan de Lindegracht (onder nr. 28) met datumstempel van 5-VII-1950 toont ons aan de walzijde van het Haringspad zo’n opvallend nietszeggend stuk straatmeubilair, welke niettemin onze nieuwsgierigheid wekte. Wat doe je dan in eerste instantie ? Je gaat de prentbriefkaartenverzameling van het museum bekijken ! Zijn er meer afbeeldingen die misschien vanuit een ander perspectief informatie leveren? Conclusie van die exercitie: zeer weinig ! Gelukkig kunnen we daarna onze zoektocht voortzetten in het fotoarchief. De belangrijkste vondst daarbij is fotonr. 819. Vanuit een bovenraam van het hoekpand is het onderstaande tafereel te bewonderen.
Het moet omstreeks 1950 zijn geweest, misschien zelfs iets eerder. De beide auto’s schatten we in als Ford’s type Prefect uit 1948 en de gevel van het hoekpand is nog niet gewijzigd in verband met verbreding van het Breedpad. Voor de datering van de kiosk zijn deze weggebruikers van belang. In het dossier 608-3 van de gemeente Heerenveen uit 1955 wordt gesproken van de amovering van de kiosk bij de hoofdbrug. In de communicatie van de dienst Gemeentewerken met B. en W. wordt gemeld, dat de eigendom van de kiosk naar de gemeente is overgegaan in 1947. Het is niet duidelijk welke organisatie deze kiosk heeft tot stand gebracht. Uit de correspondentie blijkt de kiosk te zijn verhuurd aan de Bruna Kioskenonderneming en Lectuurcentrale te Utrecht. Gemeentewerken Heerenveen geeft drie redenen aan B. en W. voor de afbraak van het gebouwtje. Het heeft een storende invloed op het straatbeeld; het uiterlijk van het gebouwtje is onesthetisch en het is een belemmering voor het verkeer en het uitzicht ter plaatse. Bovendien is hotel Vernimmen absoluut niet blij met het gebouwtje voor zijn deur met de daarin aangebrachte twee urinoirs.
De laatste foto van pagina 1 (met dan nog Hotel-Café-Restaurant Groen) die het bouwproces van de nieuwe hoofdbrug laat zien in 1933, toont duidelijk aan, dat de kiosk reeds daarvoor aan het Haringspad is verrezen. Wanhopig zoekend naar wanneer dat gebouwtje dan wel is tot stand gekomen, is er geen enkel krantenbericht op www.delpher.nl of op www.krantvantoen.nl te vinden, die ons daarover nieuws verschaft. Wanneer ook de bouwvergunningen van de gemeente Schoterland het laten afweten, wordt het een hachelijke onderneming voor ons amateurs daarover wat te vinden. Maar door een plotselinge geniale ingeving vinden we toch nog een opmerking - en dus toch in de krant - in het raadsverslag van Schoterland van 6 december 1928. Daar spreekt de heer Van der Kam woorden van waardering aan het adres van B. en W. over hun aanpak van de volkshuisvesting en het woningvraagstuk, doch hij keurt de houding van B. en W. volledig af bij het plaatsen van een kiosk bij de hoofdbrug te Heerenveen. De raad is terzijde geschoven en de overheid heeft zich gemengd in de onderlinge concurrentie voor wat betreft de distributie van een bepaald artikel. Dat is bestuurlijk en politiek gezien een doodzonde ! Zowel het Nieuwsblad van Friesland als de Leeuwarder Courant doen ons daarvan kond. Terug naar het dossier van de voorgenomen afbraak van 1955. Op dat moment is huurder de Algemene Spoorwegboekhandel, die zich bewust is van een opzegtermijn van vier weken. Gemeentewerken pakt meteen door, want op 5 november 1955 gaat er al een opzegging naar de Bruna Kioskenonderneming en Lectuurcentrale te Utrecht, die op 6 december de kiosk moet hebben ontruimd. Er wordt ook naar de toekomst gekeken, want B. en W. vinden toch wel dat de urinoirs hun nut hebben. De directeur gemeentewerken suggereert een tijdelijk oplossing op het terrein van de boerderij van Bakker midden op de Dracht (Boerehek) en stelt bovendien dat bij de Kolkdempingsplannen een ondergrondse voorziening bij de hoofdbrug een optie zou kunnen worden. Bovendien zijn er voorlopig ook nog urinoirs aan de K.R. Poststraat en bij het Burgemeester Kuperusplein. Zodra de raad zich er over mag uitspreken pleit raadslid de Jong voor een alternatief bij het Gemeenteplein (markt). Wisman vindt de huuropzegging zeer voorbarig en raadslid Zandstra pleit zonder meer voor behoud, omdat bij het hotel ook een belangrijke stopplaats is voor de bus. Uitbreiding met een damestoilet lijkt hem tevens zinvol. Raadslid Klaren verruimt het probleem door daarin ook het brugwachtershok te betrekken aan de Breedpadzijde van de hoofdbrug. B. en W. gaat na deze kritiek opnieuw in beraad met gemeentewerken. Het is duidelijk, dat dat beraad geen nieuwe gezichtspunten heeft opgeleverd, want de kiosk is nog datzelfde jaar 1955 afgebroken en afgevoerd.
De onderstaande foto is tussen 1928 en 1933 gemaakt, dus voor de vervanging van de hoofdbrug. De metalenophaalbrug uit 1880 zal worden weggehaald en er komt een basculebrug voor in de plaats. (archief MWvH.)
AUTHENTIEK KIOSKNIEUWS HEERENVEEN
In de verzameling documenten van het museum bevindt zich een reclamekaartje met als tekst: ‘Opening der “Heerenveensche Kiosk”. Zaterdagmiddag a.s. 2 uur: groote sorteering Sigaren en Sigaretten, Pijpen in etui’s enz. Beleefd aanbevelend, Chr. Jager. Iedere 25e kooper ontvangt een verrassing’. Chris Jager pakt het meteen groots aan met een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 29 januari 1929: "De Heerenveensche Kiosk geeft iedere 50e koper een tabakspijp cadeau.” Tevens iedere 200e koper een fraaie pijp in etui. Degene die vanaf 26 januari tot en met 9 maart het meest in de kiosk koopt, mag een schitterend nieuwe Pathéfoon in ontvangst nemen. De tweede ontvangt een fraaie pijp in etui, t.w.v. f 25. De derde krijgt een luxe kist sigaren t.w.v. f 15. Tengevolge prijsbederving bij anderen worden ook bij mij pijpen beneden de verkoopprijs verkocht.
Conclusie volgens de eeuwigdurende kalender is dat de openingszaterdag de 26e januari 1929 is geweest ! Bijna zou je gaan denken, dat het vliegtuig van K.L.M. Aerocarta het de moeite waard vond om de kiosk vast te leggen op hun eerste centrumfoto van Heerenveen. Helaas is dat pas twee jaar later in 1931 (met fotonummer 7140) het geval, maar het staat er dan ook overtuigend op. Chris Jager, die later uitgever wordt van de naoorlogse Heerenveense Courant, is dus de eerst bekende exploitant.
Een tweede exploitant van de kiosk bij de hoofdbrug blijkt uit een advertentie in Van der Schaar’s Advertentieblad van 6 mei 1937. Dit reclameblad kopt met "De Kleine Zaak met de groote sortering is en blijft 'De Kiosk' bij de Hoofdbrug Heerenveen”. Meer dan 80 verschillende merken sigaretten worden door A. Piek aangeprezen. Het is duidelijk dat de kranten en tijdschriften een bijhandel zijn. Hoofdzaak is de tabakshandel. Laat dat duidelijk zijn.
Middels een artikel in de Heerenveense Koerier van 16 november 1955 komt dan tot ons het nieuws “ Kiosk bij de Hoofdbrug gaat verdwijnen”. In dit stuk wordt wel weer gesproken van de ‘lectuur-kiosk’, die lang geleden al op nominatie stond eenmaal gesloopt te worden, maar daarna zijn bestaan nog acht jaar wist te rekken. De heer Kuyt (de derde bekende exploitant) heeft van de gemeentelijke autoriteiten aanzegging gekregen het gebouwtje uiterlijk 6 december te ontruimen. Met het nog maar kortgeleden geverfde gebouwtje verdwijnt de enige lectuur-kiosk in het hartje van Heerenveen.
Wat valt er over ‘Kiosken in Heerenveen’ nou nog meer te melden ? Niet zo verschrikkelijk veel natuurlijk, want de kiosk is in feite een ‘stadsfenomeen’. Basis is de grote hoeveelheid mensen, die of niet in staat zijn zelf een abonnement op een krant te betalen of door andere omstandigheden daartoe niet geneigd zijn. In de dorpse omstandigheden van Heerenveen is het niet ongebruikelijk geweest, dat de plaatselijke nieuwsvoorziening (denk aan Hepkemakrant) door twee gezinnen wordt gedeeld. De nationale bladen - meestal meer kostbaar - zijn slechts voor de happy few op regelmatige basis te betalen. Pas na de tweede wereldoorlog wordt geleidelijk de behoefte aan nieuwsvoorziening voor landelijk nieuws meer uitgesproken en wordt de behoefte aan de losse verkoop groter. De Algemene Spoorboekhandel tracht daarin te voorzien door op de stations van de grote plaatsen een inpandige stationskiosk in te richten. Zo ook in Heerenveen! Dat blijkt ondermeer uit een advertentie in de Heerenveense Koerier van 12 april 1948 als de Algemene Spoor-wegboekhandel voor direct een net meisje vraagt voor de kiosk en een jongen voor perronwerk. Kandidaten kunnen zich aanbieden aan de Kiosk van het station Heerenveen.
DE OUDSTE KIOSK VAN HET HEERENVEEN
Tegenover het Posthuis in de bocht van de Fok naar Achter de Kerk wordt bij bouwvergunning van Aengwirden nr. 755 aan de N.V. Het Posthuis toegestaan bij besluit van 12 november 1925 op het kad. perceel Tjalleberd A-6908 een kiosk op te richten. Het wordt geëxploiteerd als sigarenkiosk door Willem de Ruiter, Jan de Ruiter en Harm Krekt. Een VVV-gids Mooi Friesland uit 1926 - “Neemt eens een proef met het serie-merk "Mooi-Gooi", verkrijgbaar in de Sigaren-Kiosk t.o. het Posthuis, Heerenveen. Reislectuur, Ansichtkaarten” - geeft een kijkje achter de schermen. In het N.v.Frl. van 28 oct. 1927 stond een advertentie: "Wat heeft de KIOSK voor nieuws. Dat voortaan alle zondagen omstreeks 5 uur reeds, alle 1e klas N.V.B. voetbaluitslagen bekend gemaakt worden. Jan de Ruiter, Sigaren- en Sigarettenmagazijn, Fok t.o. het Posthuis te Heerenveen." In het programma van het openluchtspel 'Yn Dagen fen Striid', 1933, staat een advertentie: "Sigarenmagazijn "'t Sporthuis" Kiosk, Fok-Heerenveen. Beleefd aanbevelend, Harm Krekt.", met een voetballer als illustratie. In het kadastrale dienstjaar 1935 wordt de exploitant van het Posthuis Hendrik Witteveen tevens eigenaar van de kiosk. In 1942 verhuurt hij het als kapsalon aan de heer H. Snijder. Deze blijft er tot de afbraak in 1969. De kiosk wordt dan aangekocht door de gemeente en zal worden afgebroken, ten dienste van parkeergelegenheid voor bezoekers van het gemeenschapshuis Het Posthuis.
De woningkaart van de gemeente Heerenveen vermeld voor de kiosk het nummer Fok 80, en geeft aan dat het is afgebroken, maar een exacte datum ontbreekt op de kaart.
In de cirkel op deze prentbriefkaart is de Kiosk aan de Fok uitgelicht.
Over de ‘mislukte’ poging, in 1907 en 1908 om ‘De Stadskiosk’ in Heerenveen op het Gemeenteplein te laten terugkeren, zullen we het maar niet meer hebben.
2014, oktober 26-wibbo westerdijk-hip-backup
Stationsweg omstreeks 1900
HIP-TIME MAGAZINE 17
Dankzij één element op deze museumfoto nr. 171 zijn we in staat aan deze weg nog een naam te koppelen. Zodra we die hebben genoemd zijn de betere Heerenveen-kenners in staat - mits de kwaliteit van het beeld dit toestaat - een tweede uniek kenmerk te noemen, waaraan deze weg zijn bekendheid heeft te danken.
Links staat het allereerste gebouw, dat tot stand komt als de hoofdingenieurs van de waterstaat hun plannen voor de aanleg van het spoorwegtracé Zwolle - Leeuwarden goedgekeurd zien door Z.M. de Koning. De uitwerking van de plannen-ter-plekke vindt plaats in een speciaal voor dat doel opgericht ‘kantoor’ (directiekeet) voor de spooringenieurs. Het blijkt een stenen gebouw met een volledige houten omkleding, die haar meer dan een eeuw lang het predikaat ‘het houten huis’ doet verwerven. Het begin ligt derhalve in 1866/1867 net als de bouw van het eerste spoorstation. De weg heet dus ‘Stationsweg’, later Stationsstraat genoemd. Nu is het een koud kunstje om het tweede kenmerk van de straat te noemen: de tramrails van het station naar de Fok. Dat lijkt een vreemde constructie, maar de N.T.M. slaagt er aanvankelijk niet in overeenstemming over het beheer te bereiken met de gemeenten Haskerland en Aengwirden. Als op 23 augustus 1882 de lijn Heerenveen-Gorredijk in gebruik wordt genomen moeten passagiers, die met de trein zijn aangekomen dus een eindje lopen van het spoorstation via de Stationsweg over de brug naar de Fok om daar te kunnen instappen. Pas als dat type basculebrug een echte ‘trambrug’ is geworden in 1883, kunnen de passagiers instappen op het Stationsplein.Het burgerhuis vooraan rechts in een lommerrijke omlijsting is tot stand gekomen na een aanbesteding in maart 1875 in opdracht van A. Propstra Hz. door de architect E. Kuiper uit ‘t Meer (zie L.C. 23-2-1875) Tegelijk wordt er door P.A.Korf te Nijehaske ook een burgerhuis van dezelfde architect aanbesteed. Uit aantekeningen van een bewoner van de eerste Heerenwal over de situatie rond 1900 - vermoedelijk uitgever Jacob Hepkema - lezen we, dat Pieter Korf de villa onder nr. 6 sticht. Adresboek 1922 en 1927 wijst (erfgenaam) Herman Korf de Jong aan als eigenaar-bewoner. Na zijn vertrek naar elders hebben er o.a. gewoond dr. F.E. Revers, arts en geneesheer-directeur van het ziekenhuis aan de Thialfweg; dr. Bonne Dijkstra, kinderarts met de gave van een kunstzinnige penseelvoering; alternatief-geneeskundige c.q. paranormaal genezer en auroloog Jelle Veeman en thans is het in gebruik bij Keesman Natuurarts, Acupuncturist. Daarnaast staan op Stationsstraat 6 ook enkele geregistreerde gebruikers, die profileren zich in een beroepssector waaraan nauwelijks een eenvoudig etiket kan worden gehangen. Bouma ra/rv Y G L staat voor ‘Register Valuator’/ ‘Register Accountant’ door dhr. Y.G.L. Bouma ; DSK Groep B.V. doet in ‘Zakelijke dienstverlening’ en over Free-texx B.V. bestaat geen enkel idee. Alles met elkaar lijkt de villa haar leven te slijten als een ‘kantorentuin-op-stand’. En vergeet vooral niet dat ze een beschermde Amerikaanse eik (Quercus rubra) op het erf hebben staan.*
Het ‘houten huis’ heeft de laatste jaren niet te klagen gehad over belangstelling en aandacht, met name door de inspanningen van het bureau Steenhuis en de gemeente Heerenveen voor het samenstellen van de Nota Cultuurhistorische Erfgoed van de gemeente Heerenveen. Wel zijn er zorgen dat de financiële crisis problemen gaat veroorzaken voor het behalen van de beschreven doelstellingen t.a.v. dat erfgoed.
Op 14 april 1901 is Marijke Propstra, de in 1873 geboren dochter van Albert Hendriks Propstra en Ymkje de Jong, de geadresseerde van een prentbriefkaart met een afbeelding van een heerenhuis met een bord aan de gevel “Kook-en Huishoudschool”. Het wordt haar toegestuurd op de Stationsweg door haar vriendin Elizabeth Overdiep. Enkele jaren geleden brengt een museumvriendin die kaart als een schenking met als toelichting, dat de getoonde huizen in deze Stationsstraat moeten hebben gestaan. Na alle beschikbare ansichtkaarten, foto’s en plattegronden met de vergrootglas, loep en andere hulpmiddelen te hebben ‘geröntgend’ blijft er slechts één conclusie over: die ‘kook-en huishoudschool’ heeft nimmer Heerenveense jongedames opgeleid in de huishoudelijke kunsten. Temeer omdat ook de kennis over het onderwijspalet omstreeks 1880 hardnekkig een dergelijke specialiteit blijft ontberen.
Geprikkeld door een intense nieuwsgierigheid hebben we zelfs de hulp ingeroepen van architectuurhistoricus Peter Karstkarel (“Drie bouwlagen op een souterrain is niet niks. Het kan alleen in een grote of middelgrote stad staan.
Dit herenhuis - naar ik schat van omstreeks 1880-1890 - is beslist niet gebouwd als school, maar als herenhuis en het is dus vrij snel als school in gebruik genomen.”) en van het Nationaal Onderwijsmuseum in Rotterdam (‘Helaas hebben we niets kunnen vinden.’ Adressenboeken, fotovergelijking met hun collectie levert niets op. In het ‘statige’ woonhuis is waarschijnlijk door dames een dergelijk schooltje opgericht.)
U zult moeten toegeven, dat het ‘raadselachtige’ stadsgezichtje van de onderkelderde Kook-en Huishoudschool met een vijftreden hoge stoep, smeedijzeren tuinhek, rijk versierde voordeur met bovenlicht en fors uitgebouwde balcon zelfs de Heerenveense patriciërs van de Stationsweg hun hoofd hebben doen schudden. De Propstra’s, de Taconissen, de Tuymelaars, de Korfen en andere zeer bemiddelde families uit het eind van de 19e eeuw prefereerden denkelijk iets meer ruimte om hun bezit: groot erf, royale tuin, etc.
Terugkomend op onze eigen Stationswegsituatiefoto moeten we wel constateren, dat het grote witte pand toch wel enige allure uitstraalt: een ‘Heerenhuizinge’ !
De gevel is dat van een vrijstaande woning met een klassieke indeling: beneden een deur met stoep en twee ramen; boven drie ramen en een grote tweeraamsdakkapel met zijraampje. En niet te vergeten een hoog uitgemetselde schoorsteen boven de westgevel.
Ten oosten van dit pand laat de aldaar staande boom zien, dat de drukkerij van Hepkema (Nieuwsblad van Friesland) nog niet is gebouwd. Voor de datering van deze foto is dat een cruciaal gegeven, want het besluit van B. en W. van Haskerland van 18 juni 1904 voor de plaatsing van twee gasmotoren in de courantdrukkerij aan de Stationsweg blijkt gehoneerd en vastgelegd in een ‘Register, betr. fabrieken en werkplaatsen, opgemaakt in gevolge de veiligheidswet (hinderwet)” (HAS inv. nr. 1626) Overigens belijdt Hepkema de ‘stadsallure’ voor de courantendrukkerij met de vormgeving van de hardstenen toegangsstoep met zeker vier treden en een opgaand hekwerk voor het middenrisaliet van de overigens zakelijk ogende voorgevel. Maar dat terzijde ...
Verder naar het oosten richting Stationsbrug is er voor 1904 ook al een hoogopgaand twee verdiepingen hoog dubbelpand met een 6 raamsgevelverdeling. Het ligt praktisch tegenover het machinegebouw van de Finsen-en Röntgen-inrichting van de arts dr. Gabriël Schouwen achter zijn woning op de hoek van de 2e Herenwal en de Stationsweg. Dat dubbelpand staat er tegenwoordig nog onder huisnummer 3 en 5 en wordt in de jaren dertig bewoond door accountant Swillens en advocaat-procureur de Geer. In de Haskerlandse periode - wijk C - blijken de panden nr. C 1 en C 3 op de deurpost te hebben gehad. Hoe lang de rijksontvanger S.D. Bijlsma (op nr. C 1) en de familie N. Felix (op nr. C 3) hebben gewoond is vooralsnog niet duidelijk. Daarvoor is nog onderzoek nodig in de Haskerlandse bevolkingsregisters. De eerder genoemde erfgoednota heeft alle beoordelingscategoriën van rake volzinnen voorzien, maar komt voor de geschiedenis van het dubbelpand niet verder dan een ‘bouwjaar omstreeks 1870’. Misschien dat de eveneens eerder genoemde aantekeningen van Hepkema (?) de sleutel zijn naar meer informatie als hij schrijft: “.....een bloeiende bakkerij. Hiernaast twee heerenhuizen van afbraak uit Beetsterzwaag of Olterterp, waar een bijzonder slot was verrezen op last van Jhr. Tinco van Lycklema à Nijeholt, die in Oostersche landen had gereisd.” Genoemde Tinco Martinus Lycklama à Nijeholt blijkt in de jaren 1873 tot en met 1878 in de personele omslag te worden aangeslagen in Heerenveen (Aengwirden), waar hij als ‘kamerbewoner’ staat ingeschreven bij deurwaarder Klaas Willems Wierda op de Fok. Dat adres zal mogelijk om financieel-tactische redenen zijn gekozen. Hij is in 1875 namelijk gehuwd te Breda met een freule Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Tinco overlijdt op 7 december 1900 te Cannes.
De woning op de hoek van de tweede Heerenwal is na maart 1872 - kort na de aanleg van de toegangsweg naar het station - al tot stand gekomen in opdracht van mr. Sikko Sleeswijk, procureur, met behulp van de architect D. Duursma uit Drachten. De opeenvolgende bestemmingen zijn vaker genoemd: doktershuis (dr. Rinkes, dr. Schouwen, dr. Veltman, dr. van Dijk), mr. W.T. van der Leij, Gewestelijk Arbeidsbureau, Belastingkantoor, Pension (J. de Vries), Chinees-Indisch Restaurant.
* Toevoeging: De heer Yme Bouma, als eigenaar-bewoner van Stationsweg 6, laat ons per email van 26 oktober 2014 weten, dat de DSK Groep en Free-Texx beleggings
BV’s zijn. Onze kennis over deze instellingen schiet tekort, zodat wij ten onrechte het pand als kantoor hebben geduid. Daarvoor onze excuses! Een bijzondere uitbreiding aan onze kennis geeft de heer Bouma door te laten weten, dat naast de Amerikaanse eik ook de 2 Rode Beuken als monument zijn geregistreerd. De Conceptnota Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen,deel 1, maakte daar nog geen melding van. Inmiddels is op de gemeentelijke website de definitieve nota in te zien, die de twee bruine beuken met hun latijnse equivalent Fagus sylvatica ‘Purpurea’ heeft vastgesteld.
2012, juli 7-wibbo westerdijk-hip- backup
Stationsplein 2009
HIP-TIME MAGAZINE 70
Na het verlies van de watertoren in 1980 als hoogste fotografische platform in Heerenveen op ruim 35 meter hoogte, is er de laatste jaren een nieuwe optie bijgekomen aansluitend ten noorden van het station door het veertien verdiepingen hoge flatgebouw met de naam ‘Bellavista’ . Richard Hoekstra, medewerker aan de te ontplooien activiteiten van de Stichting Historie Heerenveen, krijgt bij een open dag 30 oktober 2009 de kans op die bovenste etage met bonkend hart maar met vaste hand het ‘prachtige uitzicht’ op de omgeving op de gevoelige plaats vast te leggen. Dit plaatje van het westelijke deel van de (oude) Stationsstraat is daarvan het resultaat.
Het vijf verdiepingen hoge appartementencomplex staat er al een aantal jaren, doch wordt door veel Heerenveners nog steeds ervaren als een vreemde eend in het straatbeeld van de Stationsstraat. Het ontbreekt het gebouw aan een uitnodigend front. De massaliteit van het complex in het straatbeeld veroorzaakt onbalans, ondanks de pogingen om door hoogteverschillen en nuanceringen het gevelbeeld enigszins te individualiseren. Daarnaast werkt de geometrie van de afsluitende Talant-parkeerplaats met slagboom niet mee om enthousiast te worden. Neemt U als Heerenveen-belangstellende er nou eens een fotootje bij uit de prentbriefkaartencollecties, waarop het villaatje van Propstra tot haar afbraak in 1951 recht doet aan het straatbeeld. Het pand heeft dan niet meer de oorspronkelijk woonbestemming, maar als confectiefabriek van L. Petter wordt er nog optimaal gebruik van gemaakt. Een generatie leerlingen van de christelijke lagere school aan de Burgemeester Falkenaweg koestert zelfs nog oorlogsherinneringen aan het pand. Zij hebben er in de tweede wereldoorlog door de omstandigheden ‘improviserend’ onderwijs kunnen genieten. Als je als kind bij luchtalarm onder de banken moet duiken om je veiliger te kunnen voelen, maakt dat een onuitwisbare indruk op je.
Het ‘overslagkantoor voor Zuid-Friesland’ van de PTT, opgetrokken december 1965 in een semi-permanente barakkengebouw, wordt aanvankelijk eveneens ervaren als een vreemde eend in de bijt. Gelukkig weet men van te voren, dat het een tijdelijke oplossing zal zijn.
Overigens is op Hoekstra’s foto nog juist een klein stukje te zien van het provinciaal opererende Service-en Bestuursbureau van zorginstelling Talant aan de Trambaan 10. Dit kantoorcomplex - gebouwd door Van Wijnen - wordt in mei 2003 officieel geopend door commissaris Ed Nijpels en is in oktober van 2004 onderwerp van een incident. Er waaien twee glaspanelen van de gevel, volgens een onderzoek veroorzaakt door glazenwassers die na hun schoonmaakwerkzaamheden de bouten niet goed weer hebben vastgedraaid. Gelukkig hebben daarbij geen persoonlijke ongelukken plaats gevonden.
Het contrast met de supermoderne bouw vindt U aan de noordzijde van de Stationsstraat. Deze gebouwen ademen een historie, die teruggaat naar de 19e eeuw. Volledig verscholen in de prachtige herfstkleurige bomen staat de villa, die iets oudere Heerenveners zich herinneren als het huis van kinderarts Bonne Dijkstra. Het ruim bemeten perceel wordt in 1875 gekocht door vervener Pieter Adams Korf, die er kort daarna een ‘heerenhuizinge’ op laat bouwen.
De Leeuwarder Courant van 13 mei 1908 annonceert - vooruitlopend op de vergunning van de gemeente Haskerland van de 19e mei - de aanbesteding van het verbouwen van een woonhuis voor Herman Korf de Jong, oomzegger van P.A. Korf. Hij laat daarvoor de bekende architect H.H. Kramer uit Leeuwarden een ‘villa’ ontwerpen, welke in 1992 in het “Monumenten Inventarisatie Project van de Provincie Friesland, Regio Zevenwouden. Heerenveen” (pag. 59) gelabeld wordt als een product van de ‘vernieuwingsstijl’ en geprezen wordt om de ‘gaafheid van de bouwstijl’. Stationsweg wijk C, nr. 71 wordt vervolgens in 1911 hernummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 6.
Wanneer Herman Korf de Jong naar Holland gaat, dient de arts Floris Egbertus Revers - die de functie van geneesheer-directeur van het ziekenhuis enkele jaren later inneemt - zich aan als kandidaat. Deze ‘promoveert’ op 21 mei 1946 naar Utrecht en wordt vanaf 31 mei 1946 opgevolgd door kinderarts Bonne Dijkstra. Wanneer deze zich in 1973 terugtrekt in het Oranjewoud aan de Wilhelminaweg nr. 49, staat het enige tijd leeg tot alternatief genezer Jelle Veeman er zijn druk bezochte praktijk vestigt. Zelf wordt hij ingeschreven als bewoner op 4 januari 1977, komend uit Leeuwarden.
Eerste gebruikers van de “Directie-keet” aan de ontsluitingsweg naar het station zijn in 1867 de ingenieurs van de Staatsspoorwegen, die er de directie voeren over de aanleg van de spoorbaan Zwolle - Leeuwarden. Wij kennen het als het ‘houten huis’, maar realiseren ons dat het eigenlijk het enige restant is uit de oertijd van de geschiedenis van de trein in Heerenveen. Met uitzondering van de spoorbaan zijn alle sporen van gebouwen (station, dienstruimten, wachtkamers) zelfs bijna uit het collectieve geheugen van de Heerenveners verdwenen.
Op onze foto zien we een gepimpt ‘houten huis’, welke een grote dakkapel heeft gekregen. Oude prentbriefkaarten laten ons nog het oorspronkelijke beeld zien.
De huisnummeringsverordening van 1 november 1911 van de gemeente Haskerland vertelt ons, dat in dat jaar het pand twee huisnummers kent: nr. 70b en nr. 70a. Dat worden in dat jaar Stationsstraat 8 en 10. In 1922 - het jaar van het eerste Adresboek van Heerenveen (en Nijehaske) - geeft dan als bewoners J. Verdam, ambtenaar Staatsspoor, en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat. Latere bewoners - de familie Anne Haanstra - hebben er vanaf 1950 bijna een halve eeuw lang hun lief en leed gedeeld.
Het juiste bouwjaar van het pand op de hoek van Stationsstraat met het (voormalige) Stationsplein kennen we niet. De ouderdom is aan enige twijfel onderhevig. Ab Taconis, dorpshistoricus van Heerenveen, noemt dit in een krantenartikel ‘het huis van Padberg’ met als latere bewoner mr. J. Woltman, die het vóór 1901 zou hebben verbouwd. Het bevolkingsregister van Haskerland zal het antwoord daarop ongetwijfeld kunnen leveren.
In het “Monumenten Inventarisatie Project” uit 1998 wordt het woonhuis Stationsstraat 12 omschreven met als bouwjaar circa ‘1870’. Kijken we naar het gehanteerde huisnummer, dan weten we dat in november 1911 de Stationsweg, wijk C, nr. 70 wordt omgenummerd naar Stationsstraat wijk C, nr. 12. Dat nummer 12 staat nog steeds op het adresbordje op de gevel. De bewoning van het pand is blijft onduidelijk, wanneer we alleen gebruik maken van de beschikbare adresboeken. Zo kent het adresboek 1922 geen bewoner voor C 12; maar in 1927 staat als bewoner aangegeven J. Visser, opzichter Ned. Spoorwegen.
Wanneer Nijehaske deel gaat uitmaken van de gemeente Heerenveen door de ‘Heerenveen-één’-operatie wordt een woningkaart aangemaakt. Roelf G. Ekkens, tandarts, wordt daarop als ‘eerste’ bewoner aangewezen voor Stationsstraat 12. Hij verplaatst zijn praktijk naar Crackstraat 2 op 26 september 1936. Een jaar lang is er dan geen bewoner tot Feite Brekeveld, secretaris-ontvanger van de Grote St. Johannesgaster Veenpolder er een driekwart jaar komt wonen. Na zijn vertrek op 12 augustus 1938 neemt binnen twee weken aannemer Sipke W. de Jong het huis in gebruik. Hij komt van Lemmer en vertrekt in april 1940 naar Bolsward. Gerrit Jan Olsman, die als belasting-inspecteur op de Heerenwal woont en op 16 december 1939 zijn vrouw Louise Tacoma heeft verloren, gaat met zijn huishoudster Anna M. Mouw, wed. N. Brans en haar dochtertje Carla naar de Stationsstraat 12, maakt van het perceel woning én kantoor. Op 8 februari 1944 trouwt Olsman met de weduwe Brans-Mouw en ze vieren dit met een receptie in het nabije Hotel Vernimmen. Ruim een jaar na de oorlog in juli 1946 verhuizen ze naar Wageningen wegens overplaatsing. Bij een receptie ter gelegenheid van zijn afscheid voerde chef J. Sipkens het woord.
Een speciaal plaatsje in de geschiedenis van de trein heeft gekregen het befaamde Hotel Vernimmen, welke practisch recht tegenover het stationsgebouw is tot stand gekomen. De start in 1869 is gepaard gegaan met tegenslag, want de 17e december woedt er in de ochtend een storm in Heerenveen. Het in aanbouw zijnde stations-koffiehuis, bestaande uit een voorgebouw met twee verdiepingen en daarachter een schuur stort in tot een puinhoop. Gelukkig is het pand nog onbewoond, hoewel het wel onder dak is. Ondernemer J. Vernimmen moet besluiten puin te laten ruimen en opnieuw te beginnen. De gastvrijheid van het hotel Vernimmen wordt door M.A. Vernimmen in 1916 als een zakelijk feit beschreven in de gebruikelijke terminologie: “Hotel Vernimmen, vis à vis Station Heerenveen. Goed ingericht voor korter of langer verblijf van Familes. Ruime Friesche Kamers. Uitstekende Keuken. Badkamers. Auto-Garage. Aanbevelend, M.A. Vernimmen.” Opvolger E.V.J. Vernimmen voegt daar in het adresboek 1922 en de VVV-gids Mooi Friesland van 1926 nog het een en ander aan toe. “Stroomend warm en koud water - Centrale verwarming - Badkamer - Garage. Speciaal ingericht voor diners en vergaderingen”, en in 1926: “Speciaal bekend om zijn keuken. Electrisch licht. etc. ”
Hotel Vernimmen bestaat niet meer en op de huidige foto zijn we zelfs de opgang en afbraak van de bedrijfskledingfabriek van De Zee op deze locatie ook al gepasseerd en is er de Belastingdienst in een volledig nieuw gebouw gehuisvest. U ziet de panelen voor het winnen van zonne-energie op het dak.
2013, november 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
Stationsbrug naar Fok en Woltmanstraat 1975
HIP-Time Magazine 92
Gedegradeerde infrastructuur van een gemarginaliseerde oeverbinding tussen de Heerenwal en de Fok in het laatste kwart van de 20e eeuw. Hoe heeft het zover kunnen komen ?
Ruim honderd jaar geleden vallen er op de burelen van de gemeente Aengwirden en Haskerland brieven met een gelijkluidende strekking, afkomstig van de Minister van Binnenlandse Zaken en gedateerd 25 december 1865. Ze gaan over de voorwaarden voor een overeenstemming over het onderhoud en de bediening van een door het Rijk aan te leggen wip-of basculebrug in het verlengde van de beoogde Stationsweg over de Heerensloot. Natuurlijk mag U het idee hebben, dat het snel geregeld zal zijn. We kunnen aan de hand van een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 3 maart 1865 aantonen dat het plan al enige tijd ligt te rijpen. Notaris G. Boschloo maakt gebruik van die kennis als hij finaal wil verkopen “Eene Heerenhuizinge met Bleekveld en Erf en eene in volle werking zijnde Looijerij en Touwerij, met ruime Droogzolders, Pakhuis en 22 Kuipen, in eigen gebruik bij Jan B. de Vries en S. Hemminga”. “De te veilen percelen hebben een bijzonder gunstige stand op de Fok te Heerenveen, in de gemeente Aengwirden, nagenoeg tegenover de geprojecteerde Brug over de Heerensloot; die strekken zal tot verbinding met het Stationsgebouw spoorweg Heerenveen-Leeuwarden”. Laat die te verkopen percelen nou het terrein zijn, waar de ‘Fokkerk’ op zal worden gebouwd. De Pastorie-administratie van Aengwirden koopt het aan voor fl.10.825.
De werkelijkheid van een spoorbrug - van ‘plan’ en ‘uitvoering’ - is behoorlijk weerspannig, want pas op 28 mei 1867 (de aanleg van de spoorbaan Meppel - Leeuwarden is in volle gang - wordt onder de regie van J. Kalff, Ingenieur bij de Staatsspoorwegen, in deze zaak de Minister van Binnenlandse Zaken vertegenwoordigend de overeenkomst vastgelegd. De burgemeesters van Haskerland en Aengwirden worden het eens over de aanleg van een wip-of basculebrug in de geplande verbindingsweg van het station naar de rijksstraatweg (de Fok). Er ontstaat dan wel een ‘probleempje’ met de eigenaar van de Heerensloot - de Dekema-, Cuyck-en Foeyts Veencompagnie. Die organisatie wil er - volgens mededelingen van A. Taconis - op deze plaats geen brug overheen hebben. Ze gaan zelfs zover dat ze tegen de Spoorweg een proces aanspannen en ze laten schuttingen slaan op de Fok om de werkzaamheden te bemoeilijken. Gedeputeerde Staten van Friesland bemiddelen en geven er niettemin hun goedkeuring aan, nadat ze - samen met de Spoorwegen - de eigenaar van de Heerensloot - de D.C.F-Veencompagnie bereid hebben gevonden daaraan mee te werken. Die brug over de Heerensloot zal een wijdte krijgen van 6 el en zal door beide gemeenten samen worden onderhouden.
Onderdeel van dit ontsluitingsplan is natuurlijk een verbindingsweg van de rijksstraatweg aan de oostzijde van de Heerensloot naar het voorplein van het station. In eerste instantie is het een ongeplaveide zandweg, die eerst als ‘Toegangsweg’ op een topografische kaart staat en later in archiefstukken als Stationsweg wordt aangeduid. Uiteraard is ook hier het een en ander aan voorafgegaan. Nadat de Staat bij een viertal acten stukken grond en water aan weerskanten van de toegangsweg van de Heerensloot naar het station in mei-juni-juli 1866 heeft aangekocht, verkoopt ze deze weer door aan Haskerland en Aengwirden. De ontvanger der registratie en domeinen Johan Georg Wilhelm Zahn, op dat ogenblik als vertegenwoordiger van de Staat wonend aan de Vleesmarkt (pand Boekhuis ‘De Brug’) passeert een acte voor in totaal 49 are en 22 centiare voor fl.1300,- en krijgt daar de handtekeningen onder van burgemeester van Haskerland Marcus Laurens van de Woestijne Voerman en Wijtzo Benedictus van der Veen, secretaris, en namens Aengwirden Jhr. Mr. Frederik Hessel van Beijma thoe Kingma, burgemeester, en Sjoerd Hemminga, secretaris.
Dit fragment van een kaart van de situatie rond 1866 geeft het inmiddels gebouwde stationsgebouw weer en ook de houten ’keet’ met kadasternummer Nijehaske A-2737. (AEN 1395)
De brug komt er en bij de verpachting van de bediening van de basculebrug wordt als laagste inschrijver de functie van brugwachter gegund aan Jan Bunt. Hij is kort tevoren uit Blokzijl gekomen om een ‘nering’ als mattenmaker te beginnen aan de Fok vlakbij de plaats waar de brug zal worden gelegd. Zijn salaris wordt vastgesteld op een bedrag van 100 gulden ‘s jaars en voor een termijn van drie jaar. De andere 33 kandidaten grijpen dus mis. In november 1871 wordt hij overigens al weer herbenoemd.
Die eerste brug, die in 1867 in gebruik is gekomen, wordt in 1883 vervangen door een zwaarder exemplaar bij de komst van de tram (bron: H.C. 17-4-1975). Deze gebeurtenis vindt bepaald niet onopgemerkt plaats. Eind 1882 vindt de tram uit Joure zijn eindpunt op het Stationsplein. Reizigers die naar Gorredijk willen reizen vinden daar geen overstapmogelijkheid. Zij dienen zich wandelend een kwart kilometer langs de Stationsweg te begeven naar de Fok, waar de lijn naar Gorredijk haar beginpunt heeft. Twee strijdpunten liggen aan die situatie ten grondslag. Allereerst is er het geschil van de NTM met de gemeente Haskerland, die de onderhoudskosten van de bestrating als er tramrails in liggen niet volledig voor haar rekening wil nemen. Dan is er het geschil van de NTM met de gemeente Aengwirden over het medegebruik van de Stationsbrug. De gemeente Aengwirden acht zich gepasseerd bij het besluit de tramlijn aan te leggen over Schoterlands gebied (Achter de Kerk, Vleesmarkt, Lindegracht, Heideburen, ‘t Meer, Knijpe, enz.). Zij hebben hun voorkeur uitgesproken voor een verbinding over Tjalleberd naar Gorredijk. Het zoeken naar de juiste oplossing en de realisatie daarvan komt pas tot stand op 14 mei 1883. Op die datum is de overstap mogelijk naar Joure of Gorredijk op het Stationsplein. Dus ligt er over de Heerensloot een nieuwe, verstevigde brug met tramrails ! Uiteraard is daaraan in de loop der jaren technisch het een en ander veranderd, tot er in 1926 plannen voor een nieuw tracé en een nieuwe ‘trambrug’ worden gepresenteerd. In november 1926 komt het Nieuwsblad van Friesland al met een kaartje van het toekomstige tracé met een doorbraak van de Heerenwalbebouwing en een nieuwe trambrug ter hoogte van de Heerenstraat, later omgedoopt tot K.R. Poststraat. In 1929 wordt het gerealiseerd en in gebruik genomen. Dat betekent dat de Stationsbrug voortaan slechts met het gewone verkeer van voetgangers, fietsers en automobielen te maken heeft.
Omdat de tram door het toenemend autobusverkeer steeds meer in de verdringing komt en mede door de grotere mobiliteit van gezinnen met personenauto’s wordt de verkeersbelasting voor die zes ellen brede Stationsbrug precair. Na jaren van aarzeling worden tenslotte door gemeentewerken plannen voorbereid voor een dubbel zo brede brugverbinding ter hoogte van de K.R. Poststraat over de Heerensloot, practisch op de plaats waar de tram in 1929 zijn eigen brug heeft gehad. Een eerste ontwerpplan bereikt het college op 27 oktober 1967. De Friese Koerier van 14 februari 1968 brengt het nieuws: “B. en W. van H’veen willen “bottleneck” kwijt. Nieuwe brug over de Herensloot. Kosten een miljoen”. De raad gaat vlot accoord, want ze weet inmiddels dat de toestand rond de stationsbrug onhoudbaar is geworden. De N.T.M. haakt daar gretig op in bij brief aan B. en W. en staan te juichen bij het idee van een betere brug in het verlengde van K.R. Poststraat. Dagelijks manoeuvreren hun chauffeurs met het zweet in hun handen ca. 375 bussen over de veel te smalle trambrug.
De gevolgen van deze grote infrastructurele ingreep betreffen de afbraak van een tweetal panden aan de Heerenwal, nl. nr. 42 en 43; de plaatsing van een basculebrug met kademuren en bestratingen en twee verkeerslichtinstallaties. De rijweg is dan 10 meter breed en aan weerszijden een voetpad van 2.50 meter. Totale kosten worden geraamd op ca. een miljoen gulden. Op 5 september 1972 wordt het geheel aanbesteed en op 19 oktober van dat jaar wordt de Konstruktiewerkplaats “Bergum” de klus gegund. (G.A. Heerenveen, dossier 312-1)
De door de krant ‘bottleneck’ genoemde Stationsbrug wordt door de gemeentelijke bestuurders steeds meer ervaren als een ‘knellende strop’. Het voorstel in de raad om de Stationsbrug te slopen komt dan ook niet als een verrassing en wordt prompt beantwoord door een aktiegroep “Comité Behoud Oude Stationsbrug”, ondersteund door de Zakenclub Heerenwal met een handtekeningenaktie. Men rekent de gemeente voor dat voor de 70.000 gulden sloopgeld ook eenvoudig herstelwerk kan worden verricht om nog voor jaren de brug zijn functie van voetgangers-en (brom)fietsbrug te garanderen. Ouderen en scholieren, die naar het station moeten, hoeven dan niet onnodig om te lopen. Binnen twee weken wordt er bezwaar aangetekend, ondersteund door 2629 handtekeningen (bericht in de krant) óf 2457 (gemeentelijk dossier). Het gevolg is in ieder geval dat de raad terugkomt op haar aanvankelijke besluit en de Stationsbrug voor het lichtere verkeer in stand wil houden.
De situatie van het artikel in de Heerenveense Courant van 10 april 1975 “Oude ‘trambrug’ in revisie’ is op de foto op treffende wijze in beeld gebracht. De opknapbeurt moet er toe leiden, dat de gemeente er de komende vijftien jaar niet meer naar hoeft om te kijken. Een stuk van gemeentewerken noemt overigens een maximale termijn van tien jaren.
Zorgelijk blijken wel de geconstateerde breuken in het ijzerwerk, die te wijten zijn aan de gewetenloze behandeling aan het eind van de tweede wereldoorlog. Over de reparatie met vurenhout in opdracht van het Canadese leger in april 1945 wordt de N.V. Woltman pas in februari 1953 door het Ministerie van Financiën gecompenseerd. Enkele jaren later mag de dienst gemeentewerken een nieuwe gegoten kamrad bestellen bij de firma Th. Groothoff en Zn. in de wetenschap dat er een zeer lange levertijd aan is verbonden en de kosten ca. fl.1000,- gulden zullen bedragen.
Bij bestratingswerkzaamheden aan de eerste Heerenwal vindt een merkwaardig incident plaats in 1952 als een chauffeur van de fa. J. Jager met zijn vrachtwagen het dak van het brugwachtershuisje aan de zuidzijde van de oprit van de brug verplaatst en flinke schade aanricht. In het eerder genoemde gemeentelijke dossier 310-2 geeft een reconstructietekening uit juli 1963 door tekenaar C. Bijma de brug een breedte van vier en een halve centimeter bij een schaal van 1 op 20. Omgerekend is dat dus 9 meter en dus wel iets meer dan de eerder genoemde 6 ellen. In de loop der tijd is er dus wel sprake geweest van verbreding.
Een ander gevalletje van schade wordt veroorzaakt op 31 mei 1972, ‘s morgens al om vijf over negen. De rondvaartboot ‘De Prinsenhof’ komt in stevige aanvaring met de bewegingsinrichting én de bovenbouw. De verzekering moet worden aangesproken.
Eind april 1974 - na ongeveer twee weken revisiewerkzaamheden - kunnen de voetgangers en fietsers de brug weer moeiteloos passeren.
Toch verandert er wel het een en ander als de ‘Openbare kennisgeving Verkeersmaatregelen Gemeente Heerenveen’ de kolommen van de Leeuwarder Courant van 13 juni 1974 vullen. Er wordt een stopverbod ingesteld voor de zuidkant van de Stationsstraat; diverse oversteekplaatsen in de buurt van de brug worden opgeheven en er is geen sprake meer van een voorrangskruising. Ingetrokken wordt ook het parkeerverbod voor beide kanten van de Stationsstraat.
De inschatting van de directeur gemeentewerken dat er gedurende tien jaar gebruik gemaakt kan worden van de brug is een reële gebleken. Inderdaad komt de brug in 1984 opnieuw in het nieuws. Dat is mede te danken aan de buurtvereniging ‘Flora’, die kennelijk een halt wil toeroepen aan de geruchtenstroom, dat de brug in 1984 zal sneuvelen in het kader van de gemeentelijke bezuinigingen. B. en W. stelt ‘Flora’ gerust ! Het bewegingsmechanisme is weliswaar versleten en de onderhoudstoestand laat te wensen over en er zal minimaal onderhoud worden gepleegd, maar .... de brug blijft er ! Tot het in juli 1987 opnieuw op de politieke agenda wordt gezet bij de behandeling van de begroting van 1988. Er moet voor anderhalf miljoen gulden worden ingekrompen en in de prioriteitenlijst wordt een hoge urgentie toegekend aan o.a. de ontmanteling van de Stationsbrug. Men denkt daar een ton te bezuinigen. Resultaat: ook na 1988 blijft de Stationsbrug nog in gebruik. Zelfs de bezuinigingsvoorstellen van de VVD van juni 1994 om geen geld meer te steken in de oude Stationsbrug leiden niet tot daadwerkelijke sloop.
En zeg nou zelf ... het plaatje zou toch niet meer compleet zijn als de brug daar zou worden weggehaald ?
2014,september 28-wibbo westerdijk-hip-backup
Sleepboot "Jantje" opent vaarseizoen
HIP-TIME MAGAZINE 123
Sleepboot "Jantje" opent vaarseizoen
“Hé, wat is dit nou ? Deze foto hebben we al eens eerder gezien in deze rubriek ! Je moet wel een erg goede reden hebben om deze nog eens te gebruiken, ja toch?!”
Die reden is er inmiddels en daarvoor willen we dus ook graag even verantwoording afleggen. Wij hebben U als lezer met veel vragen en onduidelijkheden opgezadeld. De belangrijkste noemen we de boot, welke als eerste door de Stationsbrug op ons toe komt varen. Daarvoor hebben we een specialist benaderd in de persoon van de oud-voorzitter van de Heerenveense Watersport Vereniging “Nannewiid”, de heer Lourens van der Ley. Twee vragen hebben we hem voorgelegd in de hoop, dat òf hijzelf òf zijn ‘bootje-netwerk’ antwoord weet te geven op twee prangende vragen over deze foto van HIP-Time Magazine 101 van 8 februari 2015. Die twee vragen luiden: ...ten eerste: welke gebeurtenis is vastgelegd op de telefoto van een onbekende fotograaf; en...ten tweede: in welk jaar heeft deze gebeurtenis plaatsgevonden ?
Uiteraard hebben we hem enige tijd moeten geven om een gedegen en gefundeerd antwoord te geven, maar de eerste spontane reactie op het beeld is er meteen én tevens bemoedigend: die eerste boot die door de brug vaart is de sleepboot van de heer Spruyt ! Voor de heer van der Ley reden om contact op te nemen met de familie in de persoon van de heer Herman Spruyt jr., die spontaan zijn medewerking toezegt. In een eerste reactie schrijft deze: “Hier vaart Sleepboot ‘Jantje’ in de Herensloot.” Hij voegt daaraan toe: “Volgens mij was dit tijdens ‘de Molenroute’. Die werd in de jaren ’80 gehouden om aandacht voor het milieu te vragen. Dus ... geen afval in het water, etc.”. En hij vervolgt: “Mijn vader ‘Hein Spruyt’ voer dan met zijn sleepboot als kopboot, een stuk of 30 volgden hem.” Zoon Herman herinnert zich een leuke anecdote over die gebeurtenis, namelijk: “Het bestuur van ‘de Molenroute’ zat ook bij ons op de sleepboot. Toen nam mijn vader een flesje bier. Hij haalde de dop eraf en gooide die in het water. “Wat doet U nu mijnheer Spruyt ?”, vroeg het bestuur. “O, dat dopje maakt toch niets uit”, zei mijn vader. “Daar gaat deze dag juist over.” De toon was gezet voor de rest van de dag !!!
Lourens van der Ley voegt er nog enige informatie aan toe. “De sleepboot deed ook mee aan de ‘himmelaksjes’ langs de Heerensloot naar Akkrum en Snitsermar. Elk jaar.”
Gelukkig kunnen we uit perspublicaties van de Leeuwarder Courant nog een korte uitbreiding geven aan het fenomeen ‘molenroute’. Op 30 mei 1979 vinden we namelijk in de L.C. een artikel met de kop: “Watersportpassanten krijgen boekje. Heerenveen vaart ‘molenroute’ open.” Daarin wordt uitgelegd, dat de zakenclub Heerenwal het initiatief nam tot deze route om de doorvaart door Heerenveen te populariseren. Hun angst (en van de door hen vertegenwoordigde middenstanders) bleek te schuilen in de plannen om een passantenhaven te stichten aan de rand van de plaats. De oude historische veenvaart door Heerenveen zou daardoor bij de watersporters in de vergetelheid kunnen raken. Er zou dus voortdurend gehamerd moeten worden op het behoud ervan door een goede bevaarbaarheid en voldoende aanlegmogelijkheden. De zakenclub heeft met medewerking van de Oudheidkamer een informatieboekje samengesteld met authentiek fotomateriaal over de Heerensloot en de sfeer daar omheen in voorbije tijden. De organisatoren van de Zakenclub Heerenwal hebben voor de 16e juni een maritieme manifestatie gepland van zoveel mogelijk botenbezitters, voorafgegaan door een sleepboot met muziek, die door het centrum zal trekken. Ook de stichting Heerenveen Promotion schaart zich achter dit initiatief, want na de opening van het Nieuwe Kanaal om Heerenveen blijkt 50 procent van de schepen de kortere route om Heerenveen te kiezen.
De vrijdag voor de aangekondigde ‘molenroute’-aktie gaat een delegatie van de middenstanders van de Heerenwal naar burgemeester Henk Hellinga van Heerenveen op de koffie om hem ‘een jampot vol vervuild, inktzwart Heerenslootwater’ aan te bieden. Uiteraard wordt gewezen op de snelle vervuiling en de stank bij warmere dagen. De provincie, die tot nu toe het beheer heeft gehad, draagt het over aan de gemeente en de vrees van de middenstand is achteruitgang omdat het water van de oude veenvaart minder snel stroomt en ververst door de aanleg van het Nieuwe Kanaal. Hellinga verzekert hen, dat van afsluiting van de vaarroute door Heerenveen beslist geen sprake zal zijn. Deskundigen zien in het ‘stilstaande’ water en een overbelaste rioolwaterzuiveringsinstallatie mede redenen van de problemen. Er zijn al plannen voor de bouw van een tweede waterzuiveringsinstallatie.
De keuze voor de naam ‘molenroute’ is ontleend aan het gegeven, dat Heerenveen in het verleden talloze molens in haar ‘dorpsbeeld’ heeft gehad. Langs de Heerensloot, de Badweg, de Veenscheiding, de Compagnonsvaart en niet te vergeten de Molenwijk.
Kortom, deze berichtgeving lijkt naadloos aan te sluiten op de werkelijke gang van zaken die wordt weergegeven op onze bovenstaande foto. Stellig met in de hoofdrol de “Sleepboot Jantje” van de familie Spruyt, die in 1941 werd gebouwd op de bouwwerf van Bodewes te Foxhol in de provincie Groningen voor de eerste eigenaar de heer S. Zoer in Wolvega. In 1978 verwierf de heer Hendericus M. Spruyt te Heerenveen het eigendom. Tien jaar later verkocht hij het aan de heer W. Marinus in Zwartsluis.
Heerlijk dat we onze kennis over de ‘Sleepboot Jantje’ door bemiddeling van de heren van der Ley en Spruyt mochten slijpen op de website van de Vereniging “De Binnenvaart” (http://www.debinnenvaart.nl/schip_detail/6921/). Niet alleen lezen we daar de meetgegevens (lengte, breedte en diepgang), maar ook de voortstuwing door een Brons-motor van 120 pk. Daarover schrijft de heer Van der Ley nog een waargebeurd verhaal, met in de slachtofferrol de eerste eigenaar de heer Zoer. Van der Ley: “De heer Zoer heeft een klap tegen zijn been gehad bij het aanslaan van de motor. De motor werd ‘voorgegloeid’ en dan met een kruk aangeslagen. Op het moment, dat het verkeerd ging, lag de boot op stroom op de Waddenzee voor anker. De stoomkracht bracht het vliegwiel uit zichzelf op gang, waardoor de motor aansloeg en schipper Zoer een beste klap van de krukas kreeg. De schipper verloor z’n been en raakte dus gehandicapt. De boot werd daarop in 1978 verkocht aan de heer Spruyt sr.”
Verder verhaalt de heer Van der Ley ook nog, dat de boot (vermoedelijk kort na de bouw. Wd) ook nog door de Duitse marine is gebruikt in de oorlog. De Duitsers hadden een vloot in de Eems en Wezermonding.
Bij de door de Spruyt jr. beschikbaar gestelde stukken aan de heer Van der Ley zit ook een overdruk van een niet gedateerd krantenartikel (helaas zonder bronvermelding: Tubantia ??? ) met de titel: “Schipper Soer (lees: Zoer. Wd) deed “baanbrekend” werk. IJsbreker “Jantje” zette dapper koers door dichtgevroren Twentekanaal”. Daarin wordt melding gemaakt van de capaciteiten van de “Jantje” als ijsbreker in het Twentekanaal , vanaf de winter van 1946/1947 voor een reeks van jaren.
U zult begrijpen, dat Spruyt sr. en Spruyt jr. de sleepboot Jantje niet alleen nodig hadden en gebruikten voor het deelnemen aan de ‘molenroute’ als openingsgebeuren van het recreatieve watersport-of vaarseizoen. In de tien jaar dat ze het in hun bezit hadden, heeft het ook daadwerkelijk zijn sleperscapaciteiten bewezen. In augustus 1979 werd daar overigens door watersporters en sluispersoneel in Blokzijl ernstig aan getwijfeld toen arkenbouwer Spruyt met ‘De Jantje’ en de gebroeders Bolt met ‘De Hoop’ uit Drachten met hun sleepboot langs wachtende jachten naar de sluis voeren en als ‘beroepsvaarders’ te kennen gaven als eerste geschut te willen worden. Die actie schoot de jachtenbezitters en de sluismeester in het verkeerde keelgat. De sleepbootkapiteins hadden verzuimd de sluismeester het doel van hun reis op te geven. De twijfel bleek nog groter omdat de boten zo goed waren onderhouden dat er ogenschijnlijk van sleepwerk geen sprake kon zijn. Bovendien kon één van de beide kapiteins geen meetbrief tonen.
Het oponthoud werd nog verergerd, omdat de sluismeester de adjunct-inspecteur voor de scheepvaart in Overijssel uit Steenwijk liet komen, die geacht werd de problemen op te kunnen lossen. Beide kapiteins moesten hun bestemming openbaren. Spruyt verklaarde naar het Ganzendiep bij Kampen te moeten om een ark op te halen en Bolt wilde in Eemnes een jacht ophalen. De inspecteur achtte dit voldoende beroepsmatig om de gevraagde voorschutting te verlenen.
Nu we toch even een kijkje achter de schermen van de firma Spruyt hebben kunnen nemen, lijkt het een goede gelegenheid een korte schets te geven van hun bedrijfsmatige activiteiten in Heerenveen.
Als Hendrikus M. Spruyt zich op 13 maart 1963 vestigt aan de Leeuwarderstraatweg 33 woont daar vanaf 30 januari van dat jaar zijn echtgenote Christine C. Wiegmans al. Zij is uit Breukelen gekomen en hij wordt dan ingeschreven vanuit Diemen. (Woningkaart). De voorbereidingen voor de start van het bedrijf zijn dan al gaande. Dat valt op te maken uit een advertentie in de Friese Koerier van 9 maart 1963, waarin H. Spruijt (lees: Spruyt) te huur aanbiedt ‘schuren en loodsen aan weg en water, voor alle doeleinden geschikt’. Tevens vraagt hij een bod op 300 m3 zwarte grond. In een advertentie in diezelfde krant zet hij kort maar krachtig zijn bedoelingen neer:
“H.SPRUIJT. Beton - Casco’s; Drijvende - bungalows; Woon - weekend; Kantoorarken. Inl.: Leeuwarderstraatweg 31-35, Heerenveen.” Overigens is de firma Spruyt (of Spruijt) een regelmatige adverteerder, niet alleen in de Friese Koerier of de Leeuwarder Courant, maar ook in De Telegraaf. We kunnen rustig spreken van een bedrijf met de ambitie om niet alleen een regionale markt van dienst te zijn, maar ook de landelijke markt te veroveren: van betonnen casco’s van arken tot compleet afgewerkte en ingerichte waterbungalows op basis van beton. Een voorbeeld van de gedurig, nieuwe innovatieve ontwikkelingen, blijkt in 1991 een woonark met een rieten dak.
Nog even teruggaand naar de begintijd van het bedrijf speuren we in de gemeentelijke bouwvergunningen dossier 1-65 van 11 januari 1965 op, waarbij H.M. Spruyt (senior dus !) een werkplaats wil bouwen op kadastraal Tjalleberd A-8034 voor ‘overdekte arkenbouw’. Hij neemt daarvoor aannemer Fa. G. Bos en zoon, betonbouw in Gorredijk en Siegerswoude in de arm. Er moet van de bestaande droogdok aan de Leeuwarderstraatweg 31 een aanbouwloods worden gemaakt. Een staalconstructie met asbestgolfplaten en buitenmuren in grijze duroxsteen met een sluisdeur als verbinding naar de Heerensloot wordt in de vergunning genoemd. De stalen spanten zullen worden gemonteerd en geplaatst door de fa. IJbema van de Tijnje.
In april 1966 krijgt Spruyt van de gemeente een schrijven, dat voor werkzaamheden in de loods nog geen hinderwetvergunning is aangevraagd, hoewel dat in de aanvraag voor de bouwvergunning wel als eis is gesteld. In september 1966 levert Spruyt beschrijvingen en tekeningen in en dan blijken er ook vier - verschillend krachtige - electromotoren in te staan van een half, vijf, vijf en een half en tien pk. (Gemeentearchief Heerenveen, dossier 1.777.13, nr. 94.02043).
In mei 1978 neemt Spruyt een optie op een perceel industrieterrein ten behoeve van bedrijfsuitbreiding. Het is vlakbij het voormalige vuilstortterrein van de gemeente Heerenveen en net voorbij de Jachthaven van de H.W.N.
Spruyt verklaart zich in juli 1978 akkoord op zijn eigen briefpapier met bedrijfslogogram.
In november 1979 krijgt het z’n notariële afronding. Na voltooiing van de opstallen wordt in september 1981 het adres van het bedrijf de Windas 6. Het bedrijf kan zich verder ontwikkelen en doet dat ook.
Tot .... in februari 2015 Spruyt Arkenbouw B.V. onderwerp wordt van een rampscenario. De Leeuwarder Courant maakt in een bericht van de 7e februari bekend, dat Spruyt zijn faillissement heeft aangevraagd als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 16 april 2014. Daarin wordt bepaald dat arken met een dubbele woonlaag vallen onder het bouwbesluit. Deze schrijft voor een minimumhoogte van verblijfsruimtes van 2.60 meter. Arken met etage - ook de huidige voorraad - moeten vanaf dan voldoen aan een minimale hoogte van 2 x 2.60, plus nog de dikte van de tussenvloer en de dakrand. De ark krijgt dan een minimale hoogte van ± 5.60 meter. De tekeningen en het productie proces moeten daar rekening mee houden, omdat de woonboot instabiel dreigt te worden door de hoogte.
Voor het volledig over een andere boeg gooien van de bedrijfsorganisatie heeft het bedrijf onvoldoende tijd gekregen met als desastreus gevolg, dat directeur-eigenaar Herman Spruyt op 5 februari 2015 het faillissement heeft aangevraagd voor zijn bedrijf, dat al 52 jaar woonarken bouwde. 27 werknemers komen op straat te staan. De blijken van waardering voor het bedrijf in 2013 toen het werd genomineerd als ‘Friese Onderneming van het Jaar’ zijn daarmee overigens geenszins weggepoetst.
Als een eerbetoon aan dit voor Heerenveen unieke bedrijf laten we U kennis nemen van de tekst van de nominatie:
“Spruyt Arkenbouw BV te Heerenveen werd opgericht in 1962 door Hein en Stien Spruyt. De afgelopen jaren staat het bedrijf onder leiding van zoon Herman Spruyt. Spruyt ontwerpt, bouwt en installeert energiezuinige en onderhoudsarme woonarken. Door energievoorziening uit oppervlaktewater en het gebruik van zonnepanelen en mossedum op de daken van de arken wordt energiezuinig gebouwd. Het casco van de schepen wordt op specifieke wijze gebouwd waardoor een garantietermijn van 20 jaar kan worden geboden, hetgeen uniek is in deze markt. Spruyt levert arken aan particulieren en bedrijven zowel in als ook buiten Nederland.”
2016, januari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan Lourens van der Ley
Sint Nicolaas in Heerenveen 1919
HIP-TIME MAGAZINE 71
Stationsplein 1919. Deze stereoscopische, sepiakleurige foto-opname is gemaakt door de in het volgende verhaal beschreven fotograaf. Het is de Heerenveense architect-aannemer-molenmaker Jelmer Murks Visser, die fotografie als hobby beoefent in de eerste decennia van de 20e eeuw. Niet alleen dit beeld - onder nr. 07105 - bevindt zich in het museum Willem van Haren, maar ook nog een aantal andere door hem gemaakte topografische afbeeldingen en beelden van bijzondere gebeurtenissen. De heer Visser (geb. 1877) neemt de fotografie zeer serieus en wordt samen met o.a. de arts H.A. Veltman en J. de Ringh, opzichter bij Rijkswaterstaat, in januari 1923 mede-oprichter van de Heerenveensche Fotoclub. Deze groep toegewijde amateurfotografen noemen hun vereniging dan H.A.F.V. “Reflex”, voluit dus: Heerenveensche Amateur Fotografen Vereniging “Reflex”.
De ‘bijzondere’ gebeurtenis wordt beschreven in het Nieuwsblad van Friesland van dinsdag 2 december 1919 en speelt zich af op zaterdagmiddag de 29e november daaraanvoorafgaand. We willen U graag mee laten genieten van de authentieke tekst van het bericht. Het luidt als volgt:
“Heerenveen, 1 december. - Wie te Heerenveen een kindertelling had willen houden, behoefde Zaterdagmiddag slechts naar het spoorstation te gaan. Daar waren ze, voor zoover ze loopen konden, nagenoeg allemaal. Want Sinterklaas zou komen, rechtstreeks uit Spanje, met den trein van 1.27. De trein kwam binnen en met de andere reizigers kwam de vriendelijke oude bisschop in vol ornaat naar buiten, vergezeld van Pikkie, zijn roetzwarten knecht, en een heele bagage van zware koffers en doozen medevoerende. Een fotograaf stond al gereed, om hem te kieken! Nadat onder luid gejubel de eerste kennis was gemaakt, namen Sinterklaas en zijn knecht plaats in een open galakoets naast den gastheer te dezer plaatse, bij wien hij deze heele week logeeren zal. Twee fraaie schimmels voor de koets, koetsier en palfrenier in zware livrei op den bok. De blijde intocht had plaats, de koets voortdurend omstuwd door honderden en honderden kinderen.
Elken dag deze week zullen de grijze „bisschop uit Spanje" en zijn knecht een rondetocht houden door onze plaats en verschillende winkels bezoeken. En op Sinterklaasdag zelf zal hij in hoogst eigen persoon zijn cadeautjes brengen aan ieder „die daarvoor in aanmerking komt'', maar helaas alleen in die straten, waar zijn koets en paarden doortocht vinden kunnen, terwijl men hem in de nauwere straatjes en steegjes juist het allerliefst zou zien verschijnen. Maar het rijden over daken en schoorsteenen is nu eenmaal verboden bij politie verordening van Heerenveen-één.”
Er blijken meerdere redenen te zijn om van een ‘bijzondere’ gebeurtenis te spreken. Publicitair interessant is het onder het kopje ‘Geschiedenis van de week’ in de Graafschapsbode van vrijdag 5 December 1919 (in het eerste blad) te zien vermeld: “Ook te Heerenveen is een heusche Sinterklaas geweest en men had het luid gejubel der overgelukkige schare moeten hooren, waarmee door de kleuters de blijde inkomste van den braven Sint werd begroet.” Vervolgens wordt het volledige artikel uit het Nieuwsblad van Friesland van 2 december 1919 letterlijk overgenomen.
Een tweede reden om het tot een ‘bijzonder’ gebeuren te bestempelen ligt in een royale advertentie van de pas opgerichte ‘Winkeliers-Vereeniging’ in het Nieuwsblad van Friesland van vrijdagavond 21 november 1919, tweede blad. Daarin wordt over de breedte van de kolommen 4, 5 en 6 (17.1 cm breedte) een in het oog springende tekst met illustratie van 18.5 cm hoogte geplaatst, met als slogan: St. Nicolaas komt !
Om het tot de meest ‘bijzondere’ gebeurtenis te kunnen bestempelen moeten alle credits worden gegeven aan de in tekst genoemde fotograaf. Hij kan geen persfoto afleveren, omdat het Nieuwsblad van Friesland in dat jaar nog geen foto’s in haar krant publiceert. De illustraties in de berichtgeving worden uitsluitend gevormd door zogenaamde ‘cliché’s’, die binnen het zetwerk zijn opgenomen. Er zit voor fotograaf Visser dus niets anders op, dan de prent af te drukken en te bewaren om mogelijk in kleine kring te kunnen laten bekijken.
Nu - vele jaren later - beseffen we dat de afbeelding is genomen voor de noordelijke helft van het stationsgebouw. Een detail van een prentbriefkaart uit die periode geeft ons de zekerheid door vergelijking van de architectonische vorm van de raamnissen en de plaats van de muurankers. Een medewerker van het museum heeft deze opname van J.M. Visser in het fotoarchief ingevoerd en daaraan als bijschrift op de achterkant van fotokaart nr. 07105 in algemene termen toegevoegd: “Aankomst Sint Nicolaas bij ‘t Spoor. Voor de 1e keer in haar bestaan organiseerde de H’veense Winkeliersvereniging Sinterklaasfeesten. Foto Sint bij intocht bij het station vergezeld van de heer Fokke Groen. De schimmels afkomstig van Bauke Woudstra uit Brongerga, en vroeger eigendom geweest van burgemeester H.W. de Blocq van Scheltinga van Schoterland. 29 nov. 1919.”
Uit vergelijkend internetonderzoek lijkt het erop, dat St. Nicolaas en zijn knecht worden afgehaald door een eenvoudige, doch functionele zgn. ‘glaslandauer’ die zowel dicht als half open kan worden gereden.
Overigens bestaat er nog een tweede foto van deze unieke gebeurtenis, welke staat afgedrukt in het St. Nicolaasnummer van het advertentieblad ‘De Schakel’ van november 1956. De stoet ‘volgers’ heeft zich verplaatst naar het begin van de Dracht bij Hotel Groen, waar St. Nicolaas zal uitrusten van zijn lange reis. Ook deze foto komt uit de camera van de heer J.M. Visser.
Voor de goede orde bevestigen we nog even, dat de heer Fokke Groen in 1919 de exploitant is van ‘Grand-Hôtel Groen’ op de hoek van het Haringspad met de Dracht, tot 1893 bekend als ‘Het Heerenlogement’. Bauke Woudstra - de eigenaar van het paard - is de zoon van Jan Woudstra, geb. 1869 te Mildam, getrouwd in 1900 met Pietje Siebenga. Hij was van 1912 tot 1928 boer (veehouder-koopman) op Marijke Muoiwei 5 (bron: ‘t Gea van Bronger, blz. 238)
Over de precieze datum van stichting van de ‘Heerenveensche Winkelvereeniging’ hebben we geen bericht kunnen vinden. Wel is in het museum Willem van Haren aanwezig een ‘Officieel programma voor de Handel-, Nijverheids- en Industrie Tentoonstelling’, georganiseerd door de Winkelvereniging. Gezien de festiviteiten vanaf 27 juli tot en met 31 juli 1929 ter gelegenheid van de viering van het 10 jarig jubileum, kunnen we veronderstellen, dat in de zomer van 1919 de vereniging zijn eerste bijeenkomsten heeft gehad.
2013, december 1 - wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Tiny van der Laan.
Sieger vd Laanstraat 1967
HIP-TIME MAGAZINE 51
Zodra bij een foto-of prentbriefkaart als straatnaam ‘Sieger van der Laanstraat’ staat, heb je te maken met een opname van ná 15 januari 1946. Die dag besluit de raad van Heerenveen namelijk het verlengde van de Van Dekemalaan, dat sinds 1929 bekendheid heeft gekregen als Mr. Halbe Binnertsstraat, te hernoemen door verzetsstrijder Sieger van der Laan te eren. Ruim twintig jaar later (± 1967) maakt een fotograaf van Van Kampen en Zn. uit Leeuwarden deze vroegochtendlijke opname (MWvH., no. 01484) . Dat valt op te maken uit de schaduwval in deze zuidoostelijk - noordwestelijke richting lopende straat. We staan hier op het meest noordelijke deel van de straat tussen de Bouwe van Ensstraat en de Jan Gijse Weeninkstraat. Dat concluderen we aan de hand van de huizenblokken links (= westelijk) van de weg, die in het patroon van 4-4-2-4-4 blokwoningen zijn neergezet. De huisnummers die daar in 1949 bij de bouw van de woningen mee corresponderen zijn de even nummers 2 tot en met 36. Luchtfoto nr. 18687 uit 1951 van het album “Oud Heerenveen vanuit de lucht” steunt deze waarneming volledig. Een tweede duidelijke aanwijzing vinden we in het blokvormige gebouw aan het einde van Sieger van der Laanstraat op de hoek van de van Riesenstraat. Het is van 1950 tot 1971 de werkplaats van Age Piek, die als monteur te boek staat en zijn adres is Van Riesenstraat 7. Volgens gemeentewerken is dat pand afgebroken op 5 januari 1972 met het oog op de doorbraak van de Koornbeursweg naar de Jan Gijze Weeninkstraat. Die doorbraak blijkt noodzakelijk omdat de snelste verbinding van het centrum van Heerenveen via de Van Riesenstraat naar de van Dekemalaan en dan met een kort bochtje naar de Jan Gijze Weeninkstraat geen grote verkeersdruk kan verwerken. Vanaf
1965 wordt er door de gemeente al gewerkt aan het nieuwe uitbreidingsplan De Greiden en de NS wordt daar in mee gezogen door het aanleggen van een tunnel onder de spoorbaan naar die wijk. In januari 1966 wordt in de Friese Koerier bekendgemaakt, dat de aanleg van de tunnel een jaar gaat duren en dat half april 1966 daarmee een begin wordt gemaakt. In dat halve jaar is de spoorbaan over een afstand van 800 meter een halve meter opgehoogd om vervolgens de tunnelaanleg te kunnen realiseren.
Halverwege het jaar 1967 meldt de Leeuwarder Courant, dat de bedoelde tunnel naar de Greiden in het voorjaar van 1968 gereed zal zijn. De plannenmakers hebben inmiddels ook in de gaten gekregen, dat de Van Riesenstraat verre van de ideale verbinding is naar een zich explosief ontwikkelende wijk. Zij beraden zich dan ook op een brede doorbraak vanaf de Koornbeursweg naar de Jan Gijze Weeninkstraat. Het is duidelijk, dat daarvoor enkele panden moeten worden aangekocht in de overgang van de Dracht naar de Burgemeester Falkenaweg en aan de Verlengde Molenwijk, de Verlengde Korflaan en aan de Sieger van der Laanstraat. Het verlengde deel van de Molenwijk en de Korflaan - ten zuiden van de Van Riesenstraat - ondergaan een volledige kaalslag in het jaar 1972. Archiefambtenaar Jan Werkman noemt dit jaartal in zijn lijst van huisnummering uit 1996, terwijl hij voor de volgende panden latere jaartallen noemt.
De eerste twee puntdakwoningen aan de Sieger van der Laanstraat (1a en 3), die in 1955 op luchtfotonr. 30965 de eerste twee panden in de oneven genummerde serie zijn, zijn in april 1973 aan die doorbraak geofferd. De introductie van de Koornbeursflat gaat gepaard met de afbraak in 1976 van de volgende dubbelwoning (nr. 5 en 7).
Voorafgaand aan de bouw van de blokwoningen zijn de gronden aangekocht van de familie Tadema om aan de spoorkant van de Van Dekemalaan en Sieger van der Laanstraat een formidabele infrastructurele operatie plaats te laten vinden, namelijk de demping van de gracht en de aanleg van een riolering. Het blijkt een knap stuk naoorlogs werk op het gebied van grondverzet, want het betreft de afstand vanaf de Rooms Katholieke lagere school tot aan de huidige Mr. Halbe Binnertsstraat. In het archiefdossier 718-4 noemen de bestuurderen en de mensen van gemeentewerken, dat met een zeker eufemisme: het bouwrijp maken van de gronden langs de Sieger van der Laanstraat en de Van Dekemalaan, 1948. Het besluit voor de demping van de ‘sloot’ ten westen dateert van juni 1948 en de aanbesteding is in november 1948. De demping en de aanleg van de riolering gaan derhalve hand in hand.
Een eerste ansichtkaart van kort na de bouw van dit stukje straat, waarop ook de ‘Bouma-woningen’ aan de Van Dekemalaan - gebouwd door de firma van der Wijk, Schaap en Buwalda - te zien zijn en zelfs een fragment van het Industrie-of Werkplaatsengebouw, is een niet gedateerde kaart van een onbekende uitgever.
2013, maart 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
Sieger van der Laanstraat 1963
HIP-time 93
Twee luchtfoto’s van Aero-carta uit “Oud Heerenveen vanuit de lucht” geven ons een goed beeld van de ontwikkeling van het meest zuid-westelijke deel van de Sieger van der Laanstraat, meer speciaal vanaf de Bouwe van Ensstraat tot de Mr. Halbe Binnertsstraat. Het beeld op kaartnummer 18676 uit 1951 bestaat nog slechts uit de blokjes huizen (4-4-2-4-4 en 1 losstaande) in het noordwestelijke deel van de straat, aansluitend gebouwd aan het befaamde ‘werkplaatsengebouw’, thans ‘De Broedstoof’. Die ene losstaande éénsgezinswoning op de hoek van de van Ensstraat met de van der Laanstraat is nr. 38, waar Gerhard Pal, per 30 juni 1951 naar toe is verhuisd.
Vervolgens is er in zuidelijke richting slechts weiland, met uitzondering van het meest zuidwestelijke deel van de Sieger van der Laanstraat. Daar bevinden zich de drie blokken van vier woningen, die in de tegenwoordige huisnummering staan geregistreerd onder de nrs. 74 tot en met 96. De woningkaarten geven ons inzicht in de periode, dat ze door hun eerste bewoners zijn betrokken. De eerste is geweest nr. 76 op 24 juli 1950 en de twaalfde en laatste nr. 86 op 24 juli 1957.
Kijken we nu twee bladen verder in de Aero-carta luchtfotomap naar het jaartal 1955 en het fotonummer 30965 dan zien we dat imiddels een metamorfose heeft plaatsgevonden op het perceel tussen de Sieger van der Laanstraat en de Kempenaerswijk. Niet alleen is daar tot stand gekomen de dwarsverbinding van de Bouwe van Ensstraat met daaraan het in het oog springende drie etages hoge appartementengebouw. Bovendien is de aanleg van de straat (1953/1954) klaar, maar ook het besluit voor de naam door de raad van Heerenveen (19 november 1953) genomen.
Kijkend uit de ramen van woning nr. 38 in zuidelijke richting zien de bewoners - op een afstand van krapaan 100 meter over het bestaande grasveld - eveneens een nieuwe ééngezinswoning - en gescheiden door een oost-westelijk verbindingsstraatje naar de onlangs vervangen ‘kippenhokken’ van het Taconishof - ook aan de zuidkant daarvan een tweede identieke éénsgezinswoning. Die twee woningen met huisnummer 70 en 72 krijgen hun eerste bewoners onder hun dak, resp. op 17 januari 1955 (Hendrik Faber) en 22 oktober 1955 (Taeke Oosterdijk).
Vervolgens duurt het enige tijd dat de huisnummers 54 tot en met 69 hun sleutels in de hun toegezegde voordeur kunnen steken. Voor die acht panden gebeurt dat vanaf 13 maart 1957 tot en met 18 april 1957. Het laatste blokje van vier kan worden bewoond tussen 18 november 1963 en 24 januari 1964. Helemaal aan het eind van dit bebouwde perceel zien we dat ook de geschakelde woningen van het ‘witte’ huizenblok aan de doorgetrokken Mr. Halbe Binnertsstraat zijn gerealiseerd.
Het straatnamenboek vertelt ons over de ‘misgreep’, die de commissie maakt bij het toekennen van straatnamen binnen het plan van de ‘strokenbouw’ met de ‘lessenaarsdaken’. Bij gelegenheid van dezelfde vergadering van de raad van 19 november 1953 worden de zeven verbindingen naar de Kempenaerssingel vanaf de Nagtegaalstraat (parallel aan de S.van der Laanstraat) getooid met de vogelnamen: Lijster, Merel, Rietvink, Leeuwerik, Wielewaal, Karekiet en Koolmees. Eind jaren zestig wordt in het plan De Greiden ook weer gebruik gemaakt van vogelnamen. Dat blijkt aanleiding tot verwarring. Er is toen besloten bovenbeschreven vogelnamen buiten gebruik te stellen en dit gehele wijkje ‘Taconishof’ te noemen, als een eerbetoon aan lokaal historicus Ab Taconis.
Uit een en ander kunnen we dus voorlopig even concluderen, dat de VéGé-winkel en de zichtbare woningen ten zuiden daarvan op ‘onze’ foto pas in gebruik zijn genomen ná 1955. De feiten over ‘onze’ foto 01505 uit het archief van Museum Willem van Haren zijn de volgende: de opname dateert uit 1963; de fotograaf is niet bekend; de winkel is een ’10% VéGé 10%’-winkel van een zelfstandige winkelier, die is aangesloten bij de landelijke organisatie ‘VErkoop GEmeenschap’. Wikipedia vertelt ons, dat de organisatie in 1938 is opgericht door een grossier uit Breda en dat er in 1939 al 2.400 winkels bij de organisatie zijn aangesloten. De formule wordt na de oorlog ook in het buitenland uitgerold en in 1961 worden ze aangetroffen in 10 verschillende landen met 28900 aangesloten kruideniers.
De website van ‘Heerenveen-midden’ laat ons weten, dat van 1962 tot en met 1966 de VéGé-winkel van Fennema is geweest. Deze heeft eerder als kruidenier aan de Dubbele Regel nr. 64 een VéGé-winkel geëxploiteerd en vertrekt daar medio september. Een advertentietje in de Leeuwarder Courant van 1 juni 1962 meldt dat. Waar de krant zich niet mee bezig houdt, is het ontstaan van de bouw van deze woning met winkel voor een levensmiddelenbedrijf aan de S. van der Laanstraat 44. Het wordt gebouwd in opdracht van Martinus Fennema (of eigenlijk de N.V H.E. Sipkes te Dokkum), die architectenbureau Van Manen en Zwart te Drachten opdracht geeft daarvoor een plan te ontwerpen. Als aannemer wordt de fa. Tj.Smits en Zn. de bouw gegund bij besluit van 16 april 1962.
De woningkaart van de S. van der Laanstraat geeft een iets exactere nuancering aan de gebruiksduur van winkel en woning. Martinus Fennema start op 15 oktober 1962 en laat zich naar Smallingerland uitschrijven per 15 december 1964. Zijn opvolger komt op 18 december 1964 uit Leeuwarden en gaat daar op 13 maart 1970 ook weer naar terug. Zijn naam is Isaäk de Jager, die als ‘De Jager’s Zelfbediening’ op het adres Sieger van der Laanstraat 44 met een advertentie in de Friese Koerier van 8 februari 1966, aanvankelijk aangesloten is bij deze VéGé-organisatie. Later blijkt deze zelfbedieningszaak ook een filiaal te bezitten in Jubbega en zelfs in Yde/de Punt in Groningerland. De volgende bewoner blijkt Geert van der Wal, die er van 1 april tot 24 oktober 1977 verblijft. Of hij er alleen woont of er ook zakelijk gebruik van maakt, blijft nog in het ongewisse.
Van 1978 tot 1984 is het pand bestemd geweest voor de drukkerij Jaroff. In dat verband zal de bewoner-gebruiker Roelof Oosterhof daarin een rol hebben gespeeld. Hij staat op de woningkaart van 21 april 1978 tot en met 16 november 1984. Uit een advertentie van 30 augustus 1986 kunnen we opmaken, dat Jaroff inmiddels is verkast naar de Heerenwal nr. 88. Ze vestigen zich in de gebouwen van kaashandel Prins.Dat moet zich al hebben voorgedaan vóór februari 1985, want op de 11e van die maand vinden we in de Leeuwarder Courant een oproep voor een ‘Enthousiaste freelance vertegenwoordiger, voor de verkoop van ± 200 artikelen vrijetijdskleding, door markten en winkeliers te bezoeken’. De oproep is afkomstig van Schroor B.V. Textielimport, Sieger v.d. Laanstraat 44, 8442 EB Heerenveen. Het bedrijf toont zich ambitieus getuige een advertentie van 29 januari 1987 (ook in de L.C.), waarbij het importeren van baby-, kleuter-, kinder-, dames-en herenvrijetijdskleding, mode uit het Verre Oosten vertegenwoordigers voor het unieke assortiment noodzakelijk maken. Ronkend wordt door ‘ons succesvol groeiend bedrijf’ slechts gezocht naar top-Vertegenwoordigers. De heer Bakker van de afdeling Personeelszaken wacht de sollicitaties graag in. De zaken lopen zelfs zo ‘goed’, dat de textielgroothandel Schroor B.V. in Heerenveen een claim legt op het kantoor van het koninklijk Fries Rundvee Syndicaat te Akkrum door een voorlopig koopcontract te tekenen. (L.C. 6 mei 1987) Het is spijtig te moeten vernemen uit diezelfde krant, dat 7 maanden later eerst een surseance van betaling de Handelsmaatschappij Schroor B.V. treft. Onontkoombaar gevolgd door het uitspreken van het faillissement op 7 januari 1988.
In ieder geval is sinds 1998 het adres Sieger van der Laanstraat 44 de uitvalsbasis van de autorijschool van Dick Hielkema. (Gemeentegids Heerenveen) Met de huidige reclamemiddelen laat Dick Hielkema weten meer dan 25 jaar in deze branche aktief te zijn. Dat zou kunnen betekenen, dat ze na het failleren van Schroor in 1988 meteen op deze locatie zijn begonnen. Helaas staat dat in de bedrijfsgeschiedenis niet vermeld.
Aanvulling: Deze laatste zin doet Alfred Plantinga besluiten via Facebook onze geschiedkundige kennis bij te stellen: “Vóór rijschool Hielkema in het pand Sieger van der Laanstraat 44 gevestigd is, is het een onderdeel van Wits schilders geweest. Wits schildersafdeling in Heerenveen is begonnen in de Sieger van der Laanstraat 57.” Vervolgens vult de heer Dick Hielkema op ons verzoek die informatie nog aan met de mededeling: “Wij hebben het pand in 1992 gekocht van Wits schilders. Wits schilders heeft het pand in bezit gehad tussen 1988 en 1992.” Beide heren hartelijk dank voor hun belangstellende medewerking ! Tegenwoordig is het vestigingsadres van Wits Schilders aan de Opslach (het bedrijventerrein in de hoek Het Meer - Stadionweg).
2014,oktober 11-wibbo westerdijk-hip-backup
Schilderij van Goffe Struiksma ca 1945
HIP-TIME magazine 100
Foto: collectie Museum Heerenveen
Schilderij van Goffe Struiksma, ca 1945
Bij het zien van de strook grond langs de Veenscheiding vanaf de spoorbaan gingen - als een reactie op HIP-Time Magazine 95 - de sluizen van jeugdherinneringen wagenwijd open bij oud-Heerenwalster Jan Prins. Zijn lagere schoolperiode was een avontuurlijke en samen met zijn kameraden beleefden ze van alles. De tochten die ze maakten, gingen soms in de richting van de bruggetjes tussen het Breedpad en de boerderij van Van der Laan aan de westkant bij de spoorbrug. Het pad langs de boerderij ging door de landerijen langs de Veenscheiding tot voorbij de vellebloterij / leerlooierij van Piet de Vrij. Het doel van de tocht was dan het Kattebos. Een andere route was met de roeiboot over de Veenscheiding langs het skûtsje van de weduwe Vermaning.
De familie Prins heeft het voorrecht gehad tot de kennissenkring te behoren van gemeente-ambtenaar Goffe Struiksma, die naast zijn kwaliteit als recensent van kunst-en culturele gebeurtenissen zelf ook een verdienstelijk schilder blijkt te zijn. Jan Prins heeft eens bij hem thuis een aquarel (of gouache ?) mogen uitzoeken uit een grote lade. Vermoedelijk als een verjaardagscadeau. Hij kiest dan bovenstaande afbeelding en maakt de opmerking, dat het huis op de achtergrond aan de overkant van de Veenscheiding er toch eigenlijk niet op hoort te staan. Struiksma geeft dan toe, dat hij die erbij heeft verzonnen. Op de voorgrond zie je de westelijke Spoorsloot met woonschip en werkschuur van Jetze Pompmaker, zijn bijnaam dus. (Tot zover Jan Prins). Tijd dus om eens in het beschikbare archiefmateriaal te duiken om wat zaken te verduidelijken. Bij dit schilderij vinden we in de Adresboeken van 1934 en 1938 eerst het adres van veehouder D.J. van der Laan, die de boerderij bewoont en gebruikt aan de westkant van de spoorbaan en bereikbaar is via de twee bruggetjes over de oostelijke en de westelijke spoorsloot. Dat blijkt Breedpad 79 te zijn.
Op numero Breedpad 77 is dat Jetze de Boer, pompmaker, die in de herinneringen van Jan Prins met zijn beroepsnaam Jetze Pompmaker wordt aangeduid. Ook dit adres ligt ten westen van de spoorbaan en blijkt dus in de jeugd van Prins in een woonboot met schuur op de wal zijn werk te doen als pompmaker. Deze conclusie ten aanzien van het huisnummer is correct, want het laatste huisje aan de oostkant van de spoorbaan heeft het huisnummer 75. Een gemeentelijke kaart uit april 1968 bevestigt dat.
De Woningkaart van Breedpad 77 kent geen aanvangsjaar. De hoofdbewoner is Jetze de Boer, die op 9 augustus 1958 vertrekt naar de Burg. Falkenaweg 56 en aanvaardt dat de ‘onbewoonbaar verklaard’ -status is gedateerd 13 februari 1959. Dat leidt tot afbraak.
Als ‘inwonend’ bij nr. 1 staat vermeld Geeske Scheper, ingekomen juli ’39 van Thialfweg 44 (ziekenhuis) met de vermelding: abus (abusievelijk)?
Afsluitend geven we U nog enige informatie over de creator van het tafereel ! Goffe Struiksma is geboren in Leeuwarden op 25 februari 1907. Zijn vader Nicolaas Struiksma is op dat ogenblik "commies der 2e klasse ter provinciale griffie" ( huwelijksakte) maar promoveert tot hoofdcommies volgens het bevolkingsregister. Zijn moeder heet Maria Miedema Goffedr.en komt uit St.Annaparochie. Het gezin is doopsgezind. Goffe doorloopt de driejarige H.B.S. succesvol en krijgt een baan op de gemeentesecretarie van Leeuwarderadeel. Na voortzetting van zijn ambtelijke carrière in Ooststellingwerf en Baarderadeel komt hij tenslotte in Heerenveen. Daar trouwt hij op 4 juni 1934 met Catharina Margaretha Stöver. Inmiddels houdt hij zich al enige tijd bezig met schilderen, getuige zijn deelname aan een schilderijententoonstelling van “Horizon” op de bovenzaal van het paviljoen in de Prinsentún. Op 22 september 1933 hangen daar een viertal werken van hem. In zijn verdere leven blijft hij de kunst trouw en bouwt een vriendenkring van kunstenaars op naast zijn baan van gemeenteambtenaar. Frédérique van der Palm heeft in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’ ter gelegenheid van het 50 jarig bestaan van de Oudheidkamer, c.q. het Museum Willem van Haren in 1992 enkele werken opgenomen en tevens enkele biografische aantekeningen toegevoegd. Hij overlijdt op 23 februari 1972.
In de Oudheidkamer van Heerenveen wordt in januari-februari 1981 een royale tentoonstelling gewijd aan het werk van Goffe Struiksma. Harry de Jong verantwoordt en begeleidt dat in de Heerenveense Courant met vijf artikelimpressies in de rubriek - Wetenswaardigheden uit het streekmuseum “De Oudheidkamer” van 21 en 28 januari én 4, 11 en 18 februari 1981.
2015, januari 24 - wibbo westerdijk - hip-backup, op aangeven van Jan Prins