HIP-TIME MAGAZINE 4
Wat ziet U op deze schitterende bijna pastorale foto van ‘ons’ Heerenveen ?
HIP TIME MAGAZINE 95
Het veertien verdiepingen hoge flatgebouw ‘Bellavista’ aan het Stationsplein biedt onze webmaster Jel Mulder op 11 december 2009 de gelegenheid enkele panorama-opnamen te maken. Eén daarvan legt de vertrekkende trein naar het centrum van het land vast met uitzicht op de einder. De loc heeft bijna de spoorbrug over de Veenscheiding bereikt. Eigenlijk is er nog slechts sprake van een oeververbinding, omdat de term ‘brug’ in de hoofden van de meeste Heerenveners voor deze locatie toch wel een andere lading heeft gekend. Van de ooit aanwezige bebouwing aan de Nijehasker kant van de spoorlijn is nog slechts een stukje ruigte overgebleven. De spoorsloot scheidt samen met de Veenscheiding en de Haskeruitgang zeer efficiënt de woningen van het stratenplan met de veenderijnaam ‘Jutte’ - het straatnamenboek gebruikt de term ‘ontsluitingsweg’- in de zuid-oostelijk hoek van het bestemmingsplan ‘Nijehaske’ van de rest van Heerenveen. De naamgeving Jutte is te danken aan een besluit van 22 november 1978, waarbij de inspiratie is ontleend aan de houten schop, waarmee de veenbrij uit de baggelbak wordt geschept en op het land wordt uitgespreid om - na droging - verder te worden verwerkt tot turven.
Het is niet toevallig, dat het gebied direct ten zuiden van de Veenscheiding straatnamen heeft gekregen die ontleend zijn aan moerasplanten. In seizoenen dat de waterstanden flink hoog zijn geweest, is het in het verleden niet ongebruikelijk dat de laaggelegen weilanden langs de spoorlijn regelmatig onder water staan. Als dus deze hoek van het bestemmingsplan De Greiden in ontwikkeling is genomen, wordt er door de raad van Heerenveen besloten daar twee straten aan te leggen. De eerste is de ‘Munt’ en de tweede - die als het ware met een lus loopt van de Munt naar het noorden en weer terug naar de Munt - wordt ‘Wederik’ genoemd. Beide zijn volwaardige moerasplanten. Het gebied ten zuiden van de Munt wordt het eerst in ontwikkeling genomen met de bouw van drie, zestien-verdiepingen hoge torenflats. De eerste woningen worden - volgens de Kernkrant van 2 april 1971 - op 1 mei daaraanvolgend opgeleverd voor bewoning in de huursector. De volksmond heeft voor de ongewoon hoge torenflats al snel de bijnaam ‘De Drie Gebroeders’ opgenomen in het spraakgebruik. Officieel worden daar later door de gemeente drie namen aan gegeven: ‘Romsicht’ (het dichtst bij de spoorbaan); ‘Lânsicht’ (parallel aan de Oude Veenscheiding) en ‘Heechsicht’ (het dichtst bij de aansluiting Munt op de Haskeruitgang). Ook zijn we tegengekomen de prozaïsche termen: flat A, flat B en flat C. Een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 7 juni 1997 van de Woning-en bedrijfsmakelaardij Leegstra & Bosma te Leeuwarden probeert met ‘aantrekkelijke prijzen’ appartementen aan de man te brengen te Heerenveen in ‘Romsicht, Lânsicht en Heechsicht’.
De bouw van de woningen aan de Wederik - genoemd naar een sleutelbloemige rietlandplant - vindt na de naamgeving van 16 november 1970 en met een uitbreiding per 10 april 1974 plaats in de jaren daarna.
Wanneer U op onze foto langs ‘Romsicht’ kijkt, ziet U in de verte de lichte contouren van de gebouwen van de Scholengemeenschap voor Beroepsvoorbereidend Onderwijs, achter de groene windsingels van sportpark ‘Nieuweschoot’ en Heerenveense sintelbaan. Inmiddels is door het opgaan van deze school per 1 augustus 2014 in het totaal van het ‘Vakcollege Sevenwolden’ en ‘Kingcollege’ al weer sprake van een volgende stap in de onderwijsgeschiedenis.
De winterse omstandigheden van deze opname maken het evenmin eenvoudig details waar te nemen, hoewel de bomen bladloos zijn. De uitzondering daarop is de beukenhaag in herfstbruin tussen de spoorbaan en parkeerterrein achter de busstationsfaciliteiten.
In de volgende regels gaan we Uw beeldend vermogen even flink op de proef stellen. Allereerst moet U meer dan honderd veertig jaar terug in de tijd: zo omstreeks 1873 ! De spoorbaan zoals op deze foto ligt er al met aan weerszijden de brede spoorsloot. Ook de Veenscheiding is er dan al als een gegraven kanaal. Aan de westkant van de spoorbaan liggen lange stroken grond, die worden aangeduid als ‘weidland’. De meeste van die stroken ‘weidland’ zijn in gebruik bij een boerderij, die via twee bruggetjes over de oostelijke en westelijke spoorsloot met daartussen de spoordijk met rails het Breedpad verbinden met het terrein van boer Sent Hanzes van den Berg. Hij weidt er zijn vee. Door de aanleg van de spoorbaan is er langs de westelijke spoorsloot niettemin nog een smalle strook ‘weidland’ het eigendom gebleven van de Staat (Departement van Binnenlandse Zaken Staatsspoorwegen). In het kadastrale dienstjaar 1873 besluit de Staat dat smalle lange perceel een zgn. ‘splitsing’ te laten ondergaan. Van één perceel worden er drie gemaakt. Wat precies de motieven daarvoor zijn geweest weten we niet, maar het is stellig niet ondenkbaar, dat pompmaker Sipke Jetzes de Boer van de Heerenwal in Nijehaske daarin de hand heeft gehad. Hij wordt namelijk eigenaar van één van de afgesplitste delen en krijgt het kadastrale perceel met het nieuwe nummer A-1365 op zijn naam. Dat wordt omschreven als ‘weiland en water’ en heeft een grootte van 38.69 are. Bij de daaropvolgende registratieregel in de eigendomslegger van Sipke Jetzes de Boer blijkt hij daarop in het kadastrale dienstjaar een ‘houtzaagmolen met erf’ te vestigen en gebruikt daarvoor 9.20 are. Bunskoeke heeft ons in zijn molengeschiedenis ‘De sfeer van weleer’ (1991) al eens gemeld van de toestemming van de Gedeputeerde Staten van Friesland van 6 maart 1874 voor deze zaagmolen van De Boer. Inmiddels krijgt dit nieuwe perceel ook een nieuw kadastraal nummer namelijk A-1479. De Boer ziet kans de financiering rond te krijgen met hulp van Geert Adams Korf, koopman en grondeigenaar, die hem een obligatie van 1000 gulden verschaft en waarvoor De Boer dus een schuldbekentenis tekent. Aangenomen moet worden dat de exploitatie geen daverend succes is geworden. De meeste industriële houtzagerijen zitten al in een periode van ombouw naar de stoommachines voor de aandrijving, hoewel de kolen voor de stoommachines ook kostbaar waren. In het kadastrale dienstjaar 1890 volgt (min of meer gedwongen) verkoop. De Boer heeft teveel schulden opgebouwd en op 4 januari 1889 (vgl. Bunskoeke) worden de bezittingen verkocht. De nieuwe eigenaar is de broer van Geert Adams Korf, namelijk Pieter Adams Korf voor wie het avontuur lokt. Deze is niet alleen grootgeldbezitter, maar ook een snelle beslisser, want in het kadastrale dienstjaar 1893 volgt de afbraak van de houtzaagmolen en wordt het terrein weer bestemd tot weiland.
Maar ..... stel dat de houtzaagmolen een succes was geworden en het bedrijf nog zou bestaan dan is de vraag: waar heeft hij gestaan ? Met behulp van de kadastrale netteplans van 1887 - te raadplegen op de website van It Tresoar - komen we dan terecht op het sportveld achter de uitbreidingsnieuwbouw van het Bornego-college en het daarom heen lopende voetpad. Vanaf de molenomloop zou je de minaret van de islamitische moskee Diyanet Vakfi aan de Hesselstraat hebben kunnen zien staan. Is dat niet een interessante gedachte ?
2014, november 16 -Wibbo Westerdijk-hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 34
Wie zal het ons kwalijk nemen als we zeggen, dat dit bepaald geen jeugdfoto van de mr. Halbe Binnertsstraat is. Fotonummer 1164 uit het archief van Museum Willem van Haren is evenmin een bejaard portret van deze degelijke levensader (hoewel het bankje tussen hoofdbaan en ventweg een ‘portret van bejaarden’ doet vermoeden).
De in de verte opdoemende flats aan het Kempenaersplein (aangelegd na 1958 en in het kader van een buurtverbeteringsplan in 1997 door Joost Visser en wijkbeheer grondig op de schop geweest en gerenoveerd), als het ware achter een brede dam in de voormalige Kempenaerswijk, vinden op die manier aansluiting via de Mr. Halbe Binnertsstraat naar de op de voorgrond aanwezige kruising met de Burgemeester Falkenaweg. De fotograaf heeft de foto kennelijk vanuit een automobiel in de Jan Mankeslaan geschoten.
Overigens is de ontstaansgeschiedenis van de Mr. H. Binnertsstraat een bijzondere. Niet zozeer vanwege de persoon van mr. Halbe Binnerts (1842-1922), die niet alleen een talentvol rechten-student is geweest, maar ook een voortreffelijke sociaal-maatschappelijke carrière in dienst stelde van de Heerenveense gemeenschap.
In 1927/1928 is de Van Dekemalaan naar het zuiden doorgetrokken en wordt eerst aangeduid als Verlengde Dekemalaan, doch de Directeur Gemeentewerken K. Straatsma stelt in een brief van 29 oktober 1929 voor deze aanleg de naam ‘Foijtstraat’ te geven, maar op voorstel van B. en W. wordt dat ‘Mr. Halbe Binnertsstraat’ en de raad gaat daarmee akkoord. Die noordwest-zuidoost lopende straat, waar aan de westkant parallel daarmee dan nog een sloot/wijk loopt, wordt in de jaren 1928-1933 flink dicht bebouwd. Een 50-tal bouwvergunningen worden afgegeven en er worden ettelijke vrijstaande woningen gesticht met - dan nog - een schitterend vrij uitzicht in de richting van de spoorbaan. Wel hebben de bouwplannenmakers en de bestuurders doorzien dat die verlenging een uitmonding moest krijgen naar de rijksstraatweg en dat gebeurt dan ook door de straat bij een dwarswijk een aftakking te laten maken naar de Verlengde Dracht. De totale haak heeft dan dus de naam mr. Halbe Binnertsstraat. Ternauwernood is die operatie tot stand gekomen, als we een bericht uit de Hepkemakrant van 17 augustus mogen geloven. Het gemeentebestuur heeft voor de aanleg van Verlengde Dekemalaan, die uiteindelijk uitkomt bij de heer van Dijk aan de Verlengde Dracht (zie verderop), een dam gemaakt in de Molenwijk. Als reactie daarop wordt het gemeentebestuur bij deurwaardersexploit gesommeerd door de heer Cornelis Romkes. Hij beweert recht te hebben op de wijk en wil dat de dam weer wordt verwijderd. Jammer dat de krant daar verder geen mededelingen over doet, maar kennelijk heeft Romkes dat recht niet hard kunnen maken of is om een andere reden in het ongelijk gesteld. De weg is er gekomen en ligt er nog.
Als een eerbetoon aan verzetsstrijder en oorlogsslachtoffer Sieger van der Laan (1907-1945) wordt het noordwest-zuidoost lopende deel van de straat naar hem genoemd. Het besluit daartoe dateert van 15 januari 1946. De korte haak vanaf de Burg. Falkenaweg naar de Kempenaersingel houdt dan de naam Mr. Halbe Binnertsstraat en wordt bovendien verlengd tot over de Kempenaerswijk. Uiteraard heeft dat ook gevolgen gehad voor de nummering van de huizen. Gelukkig voorzien de adresboekjes daarin.
De enorme behoefte aan nieuwe huizen maakt dat in 1948 de gronden ten westen van de Sieger van der Laanstraat in 1948 in ijltempo bouwrijp worden gemaakt. De aankoop van de gronden van de familie Tadema uit Oudeschoot betekent ook de demping van de sloot of wijk ten westen. De Woningbouwvereniging “Heerenveen” is bezig vorm te geven aan het Woningbouwplan 1947 en wil daar blokken van vier woningen bouwen en een enkele van twee. Tegelijk wordt er riolering aangelegd. Het jaar 1949 wordt voor de woningbouw een bijzonder vruchtbaar jaar. Maar liefst 18 woningen komen beschikbaar in de Sieger van der Laanstraat, in 1950 gevolgd door nog eens een twaalftal. Allemaal aan de westkant van de straat dus.
Nu onlangs de Erfgoednota is verschenen blijkt de Halbe Binnertsstraat bovenmatig bedeeld met gemeentelijke monumenten. Dat ligt aan de in 1952 door architectenbureau F. Klein uit Groningen in opdracht van de N.V. Bouwkas Nederlandse Gemeenten. Een aantal van 22 - een gedeelte van in totaal 36 in Heerenveen gebouwde panden - bevordert in deze straat het eigenwoningbezit. Het sleutelwoord is ‘standaardisatie’. Het betreft twee-onder-één-kap en rijtjeswoningen. Het rapport verschaft daarover de uitgebreide details in de architectonische terminologie van het Bureau Steenhuis. Voor de even nummers is door Steenhuis de keuze gevallen op de nrs. 8, 10, 12, 14 en verderop aan de zuidzijde van de straat de nrs. 28 t/m 52.
Laten we eens nagaan welke bewoners er hun onderkomen hebben in het jaar dat de foto is gemaakt. Volgens aantekeningen achterop de aan het Museum Willem van Haren geschonken foto is dat 1965. Het gedeelte van de Mr. Halbe Binnertsstraat afgebeeld op deze foto kent in het adresboek van 1964 aan de zuidkant - de even nummers 2 tot en met 42. Twee jaar later (1966) zijn daar nog bijgekomen de even nummers: 44 tot en met 48.
H.H. Kruis heeft er zijn garagebedrijf op nr. 2 (het huis met het mansardedak) en dealt voor Renault (zie bord aan de gevel), terwijl aan de straat de benzinepompen tot zijn bedrijf behoren. Kruis is in deze straat een pionier en een volhouder, want hij staat ook al in 1938 bekend als ‘monteur’ op dit adres. In 2012 kent de Handelsonderneming Sonmez (bandenservice) voor de garage het nummer 2a. No. 4 is in 1938 het huis van R. van Wijngaarden, bankwerker, die dan nog zijn constructiebedrijf en machinefabriek achter de Dracht aan de Gedempte Molenwijk moet opbouwen. In 1964 is de wed. G. Mebius-Brandsma hoofdbewoonster en in 1966 J. de Groot. veehouder. Het eerste dubbelpand 6-8 wordt in beide jaren bewoond door A. de Jong, assistent-bedrijfsleider (nr. 6) en de wed. G. Brouwer-Bos, zonder beroep (nr. 8). Het volgende blok 10-12 geeft K. Bouma, boekhouder van een ingenieursbureau (nr. 10) en J. Hoekstra, controleur (nr. 12), de mogelijkheid gerieflijk te wonen. Als buren in het blok 14-16 zijn K. Edens, leraar (nr. 14) en de wed. M. Steenstra-van de Woude - haar man P.S. Steenstra is eerder boekhouder geweest -(nr. 16) eveneens bevoorrecht. Datzelfde mag ook gelden voor de bewoners van het blok 18-20, te weten: wed. A. Postma-Braaksma, zonder beroep (nr. 18) en G.W. Veldhuis, ambtenaar (nr. 20).
No. 22 is de laatste woning net vóór de Waling Dijkstrastraat met als bewoner in ’64 en ’66 de veehouder K. Holtrop, terwijl na het oversteken van de zijstraat de beroepsloze G. Hof in ieder geval al vanaf 1938 zijn huiselijkheid vindt in nr 24. De schilder A. Bouwhuis, die daarvan juist iets ten westen woont, heeft met nr. 26 ook nog een vrijstaand pand. Vervolgens komen we weer in de Bouwkaswoningen. Eerst een blokje van twee woningen: nr. 28 P. van Sliedrecht, opzichter, en vader van de zo bekende PZH-volleyballer Paul van Sliedrecht, en nr. 30 A. de Boer, vertegenwoordiger van beroep. Als laatste rij - parallel aan de straat een blok van zes woningen, die resp. worden bewoond door: nr. 32 de wed. W.de Haan-de Vries, z.b.; nr. 34. de wed. A. Doeter-Fernhout, z.b.; nr. 36 S. de Boer, landmeter bij het kadaster; nr. 38. P. Veldhuis, ambtenaar; nr. 40. de wed. H.Steenwijk-Weggemans, z.b.; en nr. 42. J.Goslinga, vertegenwoordiger. Als afsluiting van de nummering staat er vervolgens nog een blok huizen met de zijkant naar de straat, die in 1964 nog niet in de nummering zijn opgenomen. In 1966 lezen we in het adresboek uitsluitende de namen van de bewoners zonder een toelichtend beroep: nr. 44. H.H. Fierweijer, nr. 46. R.de Groot, en nr. 48. G.Brouwer.
Speuren we nu de oneven nummers af, dan mag je veronderstellen, dat het enorme witte pand als hoekhuis met de ingang aan de zijkant zijn huisnummer aan de Mr. Halbe Binnertsstraat heeft. Dat is helaas niet juist, want deze wordt in 1938 bewoond door W. van Dijk, opzichter Veenpolder, met als adres Burg. Falkenaweg 74. Uit de jaren zestig kennen we de reder R. Holwerda en dierenarts IJ. Venema. Thans, 2012, vertelt Google ons dat er de accountancy is gevestigd van Falk bv en Havix bv.
Het eerste vrijstaande huis in de straat is nr. 1 en wordt beide jaren bewoond door A.J.W. Peenstra, z.b. en in 1966 in gezelschap van de wed. G.Heida-Brandsma. Daarnaast het 2-onder-1-kap woonhuis 3-5 met vrijstaande garage (bouwjaar c. 1940), waarvan op nr. 3. J. Breimer, assuradeur, zijn uitvalsbasis heeft, en op nr. 5 de koopman Homme Zuidersma. Deze overlijdt op 7 januari 1965 en laat het huis aan zijn weduwe G. Zuidersma-Oenema.
De vrijstaande woning met een kortgeleden (2012) geïnstalleerde leilinde is in 1965 nog het bezit van de gepensionneerde F.Akkerman. Ten westen daarvan komt de ingang naar de - in ere herstelde - Ete Kuipers-speeltuin, die op 5 mei 1958 zijn doop heeft gekregen doch later buiten gebruik wordt gesteld. Enkele jaren geleden is er een revival geweest. Huisnummer 9 wordt bewoond door P. G. van der Tang, waarschijnlijk eveneens genietend van z’n pensioen. Na het hoekhuis Binnertsstraat-Van der Laanstraat (met het huisnummer aan de laatste straat) treffen we na de uitrit van of - zo u wilt - de afslag naar de S. van der Laanstraat het dubbelwoonhuis nrs. 11-13. Daarvoor noteren de adresboeken 1964 en 1966 de kantoorbediende G. Troelstra (nr. 11) en de weduwe M. Zoete-Bakker, zonder beroep (nr. 13). Met een bredere openbare groenstrook voor het kleine voortuintje volgt dan een rijtje geschakelde woningen met de nummers 15 tot en met 25. Daarvan staat voor nr. 15 de onderwijzer K.G. Booij; nr. 17 de ambtenaar M. de Jong; nr. 19 de leraar engels aan de Ambachtsschool Jan van der Wal, opgevolgd door B. Sietzema (monteur); nr. 21 instrumentmaker J. Keijzer, met als opvolger H.H. Dalmolen (groothandelaar); nr. 23 gemeente-ambtenaar E.H. van Gijssel; en nr. 25 directeur van de ulo-school aan het Ernst van Harenplein en bekend oud-voetballer van de v.v. Heerenveen Henny Jonkman. Daarna komt de bouw aan de Kempenaersingel, waarvan het blok met de zuidelijke zijgevel naar de Halbe Binnertsstraat is gericht.
2012, nov. 18 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-Time Magazine 21
Molenwijk 1898
Het is een maandagmiddag in 1898, de lange schaduwen van de schoorstenen verraden een gevorderd tijdstip op deze dag. De zon is immers al doorgedraaid naar het zuidwesten en de meest ijverige vrouwen hebben het witgoed al weer van de waslijnen gehaald. De late starters van die morgen moeten nog even geduld hebben voor ze kunnen strijken en vouwen. We mogen ervan uitgaan, dat de fotograaf een plekje op een breder gedeelte van de wal heeft gevonden om dit beeld te kunnen vastleggen aan de zuid-noord stromende Molenwijk. Die noordelijke richting wordt verraden door het punt van de toren van de ‘grote kerk’ van de Nederlands Hervormde gemeente Heerenveen (Schoterland), nauwelijks uitpiekend boven één van de grotere pakhuizen van het Achterom.
Middenin het beeld markeert een donkere aangebouwde schoorsteenpijp en stoommachinekamer met ketelhuis de voormalige vellebloterij met drogerij van leerlooier Luitje Feits, welke door notaris Douma van Gorredijk op 30 oktober 1875 finaal ten verkoop wordt aangeboden bij logementhouder W. Feenstra te Heerenveen. In de advertentie in de Leeuwarder Courant van de 24e daaraanvoorafgaande wordt als bijzonderheid vermeld “Eene voor korte jaren geheel vernieuwde Vellenblooterij met Pakhuis en Bergplaats, ten westen van de Molenwijk te Heerenveen, ....”. Er worden al voorlopige biedingen in de aankondiging genoemd. Blijkbaar zijn deze bedragen in deze finale verkoop niet verhoogd en zijn de vastigheden ingehouden, want in de krant van 30 november worden exact dezelfde vastigheden (onder verwijzing naar de veiling op 16 october 1875) opnieuw aangeboden voor finale verkoop door Douma op zaterdag 4 december d.a.v. Ook nu weer bij de logementhouder W.K. Feenstra. Laatstgenoemde heeft net dat jaar 1875 de exploitatie overgenomen van zijn moeder de weduwe Klaas Wiebes Feenstra, die vele jaren samen met haar man de tap heeft bediend in het hoekpand van de Dracht met het Breedpad: Logement ‘s Lands Welvaren (1842-1875).
Die schoorsteen lijkt een noodzakelijk attribuut voor de drogerij van de ‘geblote’ vellen en voor de ‘wol’. We weten, uit een bericht van de Leeuwarder Courant van 19 februari 1867, dat een hevige brand op de 18e, ‘s ochtends om 6 uur, in de velleblooterij van L. Feits een naar beneden vallende stapel wol vernietigt. Het heeft boven een kachel te drogen gehangen. De brandspuit, ook die van Nijehaske, kan een aanzienlijke schade niet voorkomen, maar gelukkig kunnen ze een deel van de voorraad schapewol wel redden. De verzekering dekte de schade maar voor een deel.
Het is duidelijk dat de verkoop in 1875 daarom ook spreekt van ‘een voor korte jaren vernieuwde velleblooterij’.
Dick Bunskoeke heeft in 1987 fotonummer 173 ook eens van een tekst voorzien en schrijft, dat in 1891 bij de looijerij een stoommachine wordt geïnstalleerd. Dat verklaart ook de schoorsteen, die niet alleen voor de leerlooierij wordt gebruikt maar ook voor de schorsmaalderij. Deze datering is spijtig genoeg niet overeenkomstig het Schoterlandse archiefinventarisnummer 2383 en daarvan de hinderwetvergunning nr. 31. Deze door Lambertus Feits Gzn. aangevraagde vergunning voor de plaatsing van een stoommachine in de schorsmalerij en leerlooierij wordt hem gegund per 17 december 1887.
Op de valreep van het fabrikantenbestaan - veroorzaakt door een recessie in het looiersbedrijf, maar vermoedelijk mede door kerkelijke besoignes - investeert Luitje Feits Lzn. in het kadastrale dienstjaar 1872 nog wel in de bouw van in totaal 20 dienstwoningen langs de Molenwijk. De woningen worden gedekt met (goedkope, ongeglazuurde)rode pannen en sindsdien is dat gebied bekend in het Heerenveen als het "Roode Dorp". Op deze foto staan bijna al deze éénkamer woninkjes afgebeeld. Het gaat financieel evenwel volledig mis, zodat door notaris Arjen Binnerts op 10 en 11 april 1873 een boedelbeschrijving van Feit’s failliete boedel wordt opgemaakt. Na de verkopingen door notaris H. Douma uit Gorredijk in 1875 annonceert notaris Boschloo een verkoping op 4 en 11 mei 1876, met o.a. als derde perceel: twintig nieuw gebouwde woningen, het "Roode dorp" genoemd.
Het College van Diakenen der Hervormde Gemeente Heerenveen (N.A. Hingst, G. Matthijssen, S.W. Taconis, H. Lenos Hzn) kopen 18 kamers aan van L. Feits Lzn. en vragen op 8 mei 1877 aan het bestuur van Schoterland of ze de eindwoningen buiten de verordening om mogen verkleinen ten behoeve van uitwerkende weduwen. De stadsarchitect Willem de Graaf zal daarover adviseren. (SCO 563). In een handschrift van Anske Harmens Dijkstra wordt het wonen in de éénkamerwoningen onder de armoedegrens boeiend beschreven. De kerkelijke armvoogdijorganisatie of de diaconie plaatsen er die families, welke ondersteuning nodig hebben. De animo om er te wonen blijkt evenwel niet al te groot. Anske en zijn moeder dienen na de dood van man en vader Harmen de overstap te maken van de Konijnenpolle naar een woning op het Roode dorp. Reeds in 1893 worden door het college van diakenen van de Hervormde Gemeente Heerenveen deze diaconiewoningen aan het "Roode Dorp" te Heerenveen te huur aangeboden. Dat betekent dat ook anderen dan de kerkelijk gealimenteerden er kunnen huren.
Eén van de meest noordelijke woningen (onder kadasternummer A-3639) krijgt later bekendheid als ‘Logement, Bier-en Koffiehuis De Wekker’ van M. Jasper. In de rubriek van de Leeuwarder Courant "Heerenveen in vroeger dagen" heeft (vermoedelijk) Leo Leenes de tekst laten opnemen: “Na de pakhuizen aan de rechterhand volgde een huizenreeks. In het eerste pand was destijds (voor de demping) gevestigd het logement "De Wekker" waar veel pinda-Chinezen hun produkten (pinda-pinda-lekka-lekka) brouwden”. In 1934 is dat Roode Dorp no. 12. Een kleindochter van pake Jasper blijkt in 2002 erg teleurgesteld, dat er zo weinig beeldmateriaal van het logement is.
Het smalle stenen paadje komt naar ons toe vanaf het bruggetje over de wijk als verlengde van de Molensteeg en komt dan uit op de verbindingsstraat Van Riesenstraat, die ook weer met een bruggetje de Molenwijk overspant.
Langs het pad ziet u de zgn. ‘bjinstap’ op enkele plaatsen in de wal aangelegd en die in sommige gevallen wel eens een onvrijwillige tewaterlating tengevolge heeft gehad. Het spel van kinderen aan de waterkant loopt ook wel eens verkeerd af. Zo raakte in juni 1910 een knaapje bij de brug bij de Molensteeg in de vrij diepe Molenwijk. Die dag onderscheidt de 70 jarige Nathan Smeer zich door “zijn Sabbath-pak niet sparende” kloekmoedig de drenkeling na te springen en “hem naar het rijk der vasteland-bewoners terug te brengen”. De verslaggever spuugt zijn gal op alle kijkers die ruimschoots aanwezig zijn, doch niet ingrijpen. De oude Nathan levert een kranige daad.
Aan de Drachtzijde van de Molenwijk eindigt het voetpad van het Achterom met de laatste steeg haaks op de Dracht. Dat is de Zwartesteeg, die zelfs in een raadsverslag van Schoterland van 6 juni 1929 de naam ‘Zwarte Paardensteeg’ wordt genoemd. De steegwoningen zijn in de dertiger jaren van de vorige eeuw voor een groot deel al ‘onbewoonbaar verklaard’, omdat ze niet meer aan de meest minimale voorwaarden kunnen voldoen. Twee panden aan de noordzijde van de steeg en het meest westelijk gelegen vlakbij de wijk hebben aanvankelijk een bestemming als pakhuis met erf van koopman Lambertus Feits (rond 1840) en komen na een aantal keren te zijn doorverkocht uiteindelijk in handen van Thomas Hendriks Kroon in 1929.
Het is dan al een aantal jaren een zogenaamd ‘Volkslogement’. Kroon noemt het overigens ‘Kosthuis’, hij biedt ‘nachtlogies’ voor 40 cent met 9 koppen koffie. Bij een overdrachtacte van eerdere eigenaar K. Sikkema in juli 1928 krijgen we enig inzicht in de indeling van het pand/de panden. Beneden een woonkamer, alkoof, gelagkamer en keuken; boven: opgang met overloop, grote slaapkamer, zolder en grote slaapzaal. Die laatste is dus zo ingericht geweest, dat je voor weinig geld een bed kunt huren en ‘s morgensvroeg uitgebreid koffie kunt drinken. U kunt zich voorstellen, dat dit klanten aantrekt met een kleine portemonnee. De extra foto is afkomstig uit de Leo Leenescollectie nr. 1267, die is opgenomen in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren onder nr. 12654. Het is geweldig om in een oktoberkrant van 1964 te lezen, dat Leo Leenes van de Oudheidkamer op een Kernavond juist met deze plaat van het Volkslogement de blitz maakte: overnachten voor 40 cent en 9 koppen koffie !!!
Het grote ‘pakhuis’ of ‘schuur’ (rechts) maakt omstreeks 1900 deel uit van de bezittingen van de erven van Haring Pieters Romkes, waarvan zoon Pieter voor meer dan de helft het eigendom heeft en tevens gebruiker is. Hij blijkt veehouder en winkelier en wordt later opgevolgd door zijn zoon Kees Romkes, die ook veehouder is. De kavels tussen de Zwartesteeg en de Romkessteeg hebben geen achterompad meer, d.w.z. de bebouwing loopt van de Dracht door tot de oever van de Molenwijk.
De bevaarbaarheid van de Molenwijk is in 1898 nog behoorlijk gewaarborgd, omdat de houtzaagmolen “De Fortuyn” van Andries van Riesen er toch nog veel gezaagd hout moet opslaan. De molen is dan al een tiental jaren geleden onttakeld, maar nieuwe machines hebben er hun plaats wel gevonden. Maar in het eerste kwart van de twintigste eeuw verandert er voor de Molenwijk veel: het onderhoud loopt terug, er treedt een verlandingsproces op en er wordt ontstellend veel vuil in het water gedumpt. Het resultaat is tenslotte demping in 1934/1935.
2012, augustus 5 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 68
September 1918
Het interieur van deze grote ruimte wordt op foto 01792 uit de collectie van het museum Willem van Haren voorzien van de kernachtige toelichting ‘Leeszaal 30er jaren’. Het is weer zo’n natte vinger datering en daar moeten we het mee doen. We achten dit evenwel iets te mager om er om die reden aandacht aan te besteden. Nadrukkelijk willen we van deze foto enkele details noemen, die op de originele foto goed waarneembaar zijn. Op de leestafel - ongeveer in het midden staat een bordje met de tekst NIET ROOKEN. Op de toegangsdeur naast de schoorsteenmantel staat GNAGEOT NEEG RAAJ 81 NEDENEB NENOSREP. Omdat het op buitenkant van de ruit staat (voor ons in spiegelschrift) dienen we te lezen: PERSONEN BENEDEN DE 18 JAAR GEEN TOEGANG. Ten overvloede zit naast de tweede toegangsdeur tegen de zijkant van de boekenstelling nogmaals een bordje met NIET ROOKEN.
Om te kunnen vergelijken hebben we het fotoarchief van het museum uitgekamd op zoek naar meer exemplaren van dat interieur. Uit het beeld van fotonr. 04693 kunnen we opmaken, dat de fotograaf van ‘onze’ foto 01792 met zijn rug tegen de oostelijke muur van de leeszaal heeft gestaan. Hij heeft namelijk de gehele leestafel in beeld kunnen brengen. Gelukkig hebben we er ook nog eentje (in drievoud MWvH., nr. 00711, 00852 en 00861)) kunnen vinden, die bijna hetzelfde beeld laat zien met een aantal verschillen. Het accent van deze andere foto ligt op het achterste deel van het vertrek, waarbij de linkerzijkant van de foto de verticale lijn van het ophangsnoer van de linkse lamp vormt. Een tweede opvallend verschil is de complete afwezigheid van de meer dan prominente zwarte kachelpijp en de daaraan gekoppelde hoge allesbrander. De achterwand als publicatiebord is op onze foto zeer bescheiden in gebruik, terwijl onze vergelijkingsfoto het beeld vertoont van een zeer goed gevuld aanplakbord. Evenwel het meest opvallende verschil is het op ‘onze’ bovenstaande foto volstrekte gemis aan menselijke aanwezigheid, terwijl dat op ons vergelijkingsexemplaar totaal anders is. Niet alleen zit daar de bibliothecaresse K. Sipma aan haar desk vlakbij de toegangsdeur met het bureaulampje op het blad, terwijl in de verste hoek voorbij de toegangsdeur een vergadertafel met een zestal stoelen er omheen een aantal heren met ‘vadermoordenaars’ zitplaats biedt voor een ‘ongedwongen pose’. Tevens zit in diezelfde hoek ook een tweede dame - Mejufr. Maria Welmoed van der Hardt Aberson, oudste dochter (geb. 1897) van de Rijksontvanger op de Heerenwal - te werken aan een tafeltje. Het herengezelschap is ons voorgesteld door de in 1989 hoogbejaarde, eerste directrice mw. K. Venhuis-Sipma. Zij noemt de namen van mr. M. de Muinck, de heer B. van der Pol; ds. te H.W. te Winkel (Nijehaske), ds. Simon Winkel (Fok-kerk); mr. H. Binnerts en J.J. Veenenbos. (Mr. Halbe Binnerts is één van de initiatiefnemers van het eerste uur en wordt later voor zijn verdiensten benoemd tot ‘eere-voorzitter’). Eén van de heren staat bij een boekenkast geïntresseerd te lezen en een besnorde heer heeft alleen aandacht voor de aktie van de fotograaf. De andere vier heren zitten aan de tafel te lezen. Deze namen geven al een indicatie, dat ook onze foto van oudere datum moet zijn. De overeenkomsten zijn opvallend, hoewel we ook weten dat men vroeger minder geneigd is om een interieur snel te veranderen.
Voor een authentieke passage uit het verslag van een journalist van het Nieuwsblad van Friesland op de 26e september 1918 citeren we: ...”In de zaal met in 't midden een groote tijdschriftentafel, aan den wand een aantal kleinere tafels, wat meer achteraf een paar schrijftafels ten behoeve van studeerenden. Een menigte gemakkelijke stoelen noodigt tot een zitje. Een fraaie reuzepalm verlevendigt het aanzien. Drie hoofdlampen en een aantal kleinere lampjes aan den wand, welker licht door stemmige kappen getemperd wordt, de gebloemde gordijnen voor de ramen, zullen op de lange, donkere winteravonden, welke wij tegemoet gaan, het geheel maken tot een knusse gezelligheid, waarvan het scheiden moeilijk valt.” ...
Mevrouw K. Venhuis-Sipma vertelt in 1989, dat de reuzepalm al snel dood was door luis; dat de lampekapjes gemaakt zijn van batik en de gordijntjes van cretonne (een sterke katoenen stof). Duidelijk is aan beide foto’s te zien dat de lichtinval van de rechterkant van de foto komt. Daar bevinden zich de vensters van de hoge ramen aan de straat ‘Achter de Kerk’.
Het kan niet langer verhuld worden: de “Vereeniging Openbare Leeszaal en Bibliotheek Frieslands Zuidoosthoek” is in 1918 gestart in het gebouw op de hoek van de Vleesmarkt met de straat Achter de Kerk. Onze laatste horeca-exploitant (eetcafé) Harry Kuiper - inmiddels ook al weer elders werkzaam - zet het gebouw nog weer eens op de kaart door als naam ‘De Bieb’ te kiezen.
De volledige bovenverdieping krijgt in 1918 de functie van leeszaal voor volwassenen, bereikbaar via een smalle en steile trap. De jeugdleeszaal bevindt zich op de begane grond, waar in een latere fase in de tijd de Oudheidkamer gebruiksrecht krijgt. In hoeverre de oorspronkelijke grote bovenzaal van het koffiehuis of café “De Drie Gemeenten” in de foto is terug te herkennen staat niet beschreven, maar we weten uit de krant dat in 1879 al een bovenzaal aanwezig is onder de voorlaatste kastelein Tjitze Pieters de Vries. Dat wordt nog eens bevestigd door een door B. en W. van Schoterland op 16 februari 1882 verstrekte vergunning voor de ‘verkoop in het klein van sterken drank voor de benedenkamer en bovenzaal zijner woning’, kad. Heerenveen A-1660 en gemerkt met no. 2. Of toen de geometrische figuren op het plafond zijn aangebracht weten we niet. De drievoudige herhaling doet vermoeden, dat het de laatste grote bouwkundige verandering van de bovenverdieping is geweest. Mogelijk ook op het moment dat de leeszaal er in wordt gevestigd. Dan is het 1918. Na de Koninklijke Goedkeuring op de statuten van de vereniging per 14 januari 1918 worden leeszaal en bibliotheek op 3 oktober 1918 officieël geopend.
De reeds eerder genoemde bibliothecaresse-directrice is mej. K. Sipma, die de functie bekleedt tot ze op 1 december 1924 trouwt met J.G. Venhuis, biologieleraar aan de Rijks-HBS. Een maand eerder heeft ze ontslag genomen. Daarna komt mej. N. van der Endt op 1 april 1925, die op 1 maart 1927 wordt opgevolgd door mej. Winkel. Laatstgenoemde is er van 15 juni 1927 tot 1 augustus 1932 om daarna te trouwen met de arts Dijkstra in Donkerbroek. Vanaf 1 november 1932 is directrice mevr. C.A.J. Thierens, welke na twee jaar vertrekt als ega van de heer Meijer. Mevr. H.J. Dijk staat in de lijst van functionarissen van 1934 in het adresboek onder de ‘Openbare Leeszaal ...’, maar staat niet in de alfabetische naamlijst. Zij verbindt zich na een periode van veertien jaar aan de heer Keuning. Zou ze buiten Heerenveen hebben gewoond ? Zij heeft tijdens haar lange carrière van 1934 tot 1948 diverse assistenten gehad, o.a. mej. M.J. van der Laan, mej. H. van Dam (1923-1942), Th. de Vries, T. Brandsma, B. Compaan, M. Bakker, J. Edinga, C. Dijksma en S. van der Werf.
Nu we toch even wat namen noemen, laten we U ook nog even kennismaken met de personen van het eerste bestuur van 1918 ! Mw. Venhuis-Sipma noemt de heren Mr. M. de Muinck, ds. H.W. te Winkel (Nijehaske), ds. S. Winkel (Fok-kerk), B. van der Pol, S.M. Noach, mw. F.A.D. de Gréve-de Sturler en J.G. Veenenbos als de eerste bestuursleden van de ‘Vereeniging’. In 1922 staan in het adresboek al enkele wijzigingen: afgetreden zijn dan al Mr. M. de Muinck, ds. H.W. te Winkel, B. van der Pol, en mw. de Gréve-de Sturler. Nieuw in het bestuur zijn A. Smilde, penningmeester; Ds. R.K.M. Hummelen, D. van Dijk en J.K. Dijkstra.
De adresboeken van de jaren dertig bewijzen hun bijzondere nut voor het vaststellen van de bestuursleden en veelal het personeel van instellingen, verenigingen en andere organisaties. Zo ook van onze Openbare Leeszaal en Bibliotheek “Frieslands Zuid-Oosthoek”. Drie adresboeken uit de jaren 1934/35, 1936/37 en 1938/39 voorzien in die informatiebehoefte.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog komen er allerlei voorschriften van hogerhand over welke boeken verwijderd en vernietigd moeten worden. Als verzetsdaad worden genoemde werken verborgen in de bedstee op de zolder van het bibliotheekgebouw. Werken die door de NSB worden aanbevolen zijn door de oorlogsoverheid gratis verstrekt en komen in de bibliotheek in een aparte kast te staan.
Van 1948 tot 1961 is mevrouw W.Th. Vlasveld directrice en zij wordt opgevolgd door mevrouw M. Hartman die deze functie tot 1970 heeft vervuld. Het werk in de bibliotheek wordt beschouwd als “vrijwillige arbeid met liefde gebracht”. Loon is dan ook geen eerste vereiste, en blijft ook ver onder de maat.
Zo bestaat in 1952 het personeel uit een directrice en 3 personeelsleden en zijn er 15.093 boeken. Het aantal uitleningen bedraagt dat jaar 50.666 en er staan 1.380 leden geregistreerd.
Niet minder dan een kleine ‘ramp’ vindt plaats als een deel van het gips van het plafond in de leeszaal naar beneden stort in 1959 (L.C. 16-12-1959), omdat de onderhoudstoestand niet zo goed meer is. Het plan voor nieuwbouw wordt nog niet goedgekeurd, want in september 1959 is meubelmaker F. Wierda verhuist uit de woning in het pand naar elders. Er mag voor fl.10.000 worden verbouwd. Pas op 6 januari 1964 neemt de buitengewone algemene ledenvergadering een aantal besluiten, die de bouw van een nieuwe leeszaal mogelijk maken. De firma Tj. Smits uit Sloten gaat de bouw voor fl.367.000 realiseren aan de K.R. Poststraat in het parkje van Crackstate. Op 9 juni 1965 wordt daar de nieuwe leeszaal in gebruik genomen.
Voor de beschrijving bij deze foto hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de informatie van wijlen ds. H. Keuning. Hij heeft voor De Veenbrief van april 1998 een artikel samengesteld “Uit de geschiedenis van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Heerenveen”.
2013, oktober 20 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 54
Met dit ongewone beeld van 14 bij 19 cm komen we in het Heerenveen van het laatste kwart van de vorige eeuw. Of eigenlijk is wat hier te zien valt al een paar jaar ouder. Deze foto zal omstreeks 1970 zijn gemaakt: het jaar waarin ook de rondleiding door de ‘tuin’ van start zijn gegaan. Het is het ongetwijfeld meest besproken plantsoenexperiment van Heerenveen ooit. En het heeft bovendien een lange voorgeschiedenis gehad.
Eén kilometer lang en 13 meter breed is de middenberm van twee in elkaars verlengde liggende lanen, die van noord naar zuid, zijn aangelegd in 1958/1959 en vervolgens verlengd in 1961/1962. Vanaf het ‘Burgemeester Kuperusplein’ ligt de westelijke helft van de laan in het verlengde van de Van Kleffenslaan. Deze ontvangt bij besluit van 17 november 1957 de naam ‘Europalaan’, tegelijk met - de door een grasstrook gescheiden middenberm en een oostelijk daarvan gelegen rijbaan. Op een aantal punten wordt de middenberm onderbroken door een toegang naar de haaks daarop aangelegde oostelijke straten: Gerritsmastraat, Engelenstraat en Jan Mankeslaan en aan de westkant de Engelmanstraat.
Op elke noordelijke hoek van de drie oostelijke straten is een vier verdiepingen hoog flatgebouw geplaatst. Daarvan zijn er twee op de foto (MWvH., nr. 04210) duidelijk herkenbaar: de dichtstbijzijnde op de hoek van de Engelenstraat en de verste op de hoek van de Jan Mankeslaan.
Tussen het struikgewas en de beplanting door zien wij ook nog net een gedeelte van de bestrate doorbraak van de middenberm naar de Gerritsmastraat. Parallel met de oostelijke weghelft attenderen we op de geschakelde één-gezinswoningen langs de - stille - kant van de Europalaan.
In de jaren 1961/1962 wordt de Europalaan doorgetrokken tot de Rembrandtlaan en op 23 december 1963 krijgt het nieuwe gedeelte de naam: “John F. Kennedylaan”, naar de op 22 november 1963 in Dallas vermoorde geliefde 46 jarige wereldleider. Het vergt dan nog even tijd om de bouwplannen voor het tweede gedeelte afgerond en bewoond te krijgen.
De Raad van Heerenveen uit in 1963 bij monde van wethouder Henk Hofstra de wens om in de open lucht een ruimte te bestemmen om beelden te kunnen exposeren “als een karakteristieke versiering van de plaats” (citaat uit een artikel in het Nieuwsblad van het Noorden van 5 oktober 1968). Aanvankelijk wordt er een speciale commissie benoemd, welke weer wordt opgeheven als in 1965 de ‘Culturele Raad’ wordt ingesteld. De ideeën-stroom voor de invulling van het plan omvat steeds meer aspecten: uitleenvergoeding voor beelden, gevarieërde vegetatie, aanleg van een kruidentuin voor de aanpalende scholen (twee basisscholen en een lagere landbouwschool). Louis le Roy, docent tekenen aan de Rijksscholengemeenschap, adviseert en gaat samenwerken met de geestdriftige leider van de plantsoenendienst B. Hartstra, die het vertrouwen van de raad hebben gekregen.
De werkzaamheden gaan van start en vanaf dat moment is het de meest unieke en controversiële groenvoorziening door haar radicale en experimentele aanpak van de Heerenveense plantsoencultuur, en zelfs de stedebouwkundige de Ranitz uit Rotterdam wordt enthousiast. De reacties van bewoners en de pers lopen uiteen van hartgrondige afkeuring tot lyrisch enthousiasme. Le Roy drukt zich daarover als volgt uit: we maken geen vooropgezet plan, het is een activeringsproject en wij provoceren de omgeving. Het is een experiment, die door de natuur wordt overgenomen. Een ijzersterke quote is wel: “Gras is de vervelendste cultuur die er is”. En “als je in de stad een lapje gras gaat aanleggen, heb je eigenlijk niks gedaan”.
En dan probeert de Culturele Raad zelfs in een - ambtelijk -reglement haar ideeën vast te leggen, waardoor het ‘plan’ enorm heeft ingeboet aan spontaniteit. Wanneer het met de uitvoering toe is aan de realisering van het Europalaan gedeelte wordt er door een inspraakronde alsnog een vertragend en spontaniteitremmend element ingebracht. Het is mede daardoor, dat dat gedeelte van een ander gehalte is geworden dan het Kennedylaan gedeelte. Duidelijk minder muurtjes e.d.
Lid van de Culturele Raad Louis le Roy, kunstenaar en als docent verbonden aan de Rijksscholengemeenschap.
Uit eigen aanschouwing - sinds 1966 wonend aan de ‘stille’ kant van de Kennedylaan - herinner ik me de aanleg van kronkelpaadjes van puin, houtsnippers, stenen muurtjes, kuilen, heuveltjes, trappetjes en een allemachtige verscheidenheid van planten, struikjes, (on)kruid, bodembedekkers, berenklauwen, rietsoorten, graspollen, enz. enz. En de onvermoeibare en altijd goedgehumeurde ‘tuinologen’ Jippe Dijkstra en Hartstra. Buiten de waarneming van de burger zijn er niettemin ook enige communicatieve problemen op te lossen geweest in de sfeer van het ideaal en het haalbare.
De natuur zou na de aanleg zijn gang moeten gaan. Dat doet het ook, zelfs zo, dat het de gemeente te dol wordt en argumenten als hinder voor het verkeer, overlast voor aanwonenden, enge plekken, etc. aangrijpt om weer flink te gaan snoeien. Begin 1997 besluiten Burgemeester en Wethouders om een nieuwe beheersvorm te kiezen, die het midden zal houden tussen de twee denkwijzen. Slechts minimale ingrepen zullen dan nog plaatsvinden.
Samenvattend stellen we een vraag: Waar hebben we hier boven over geschreven ? Beslist niet over datgene wat in de archiefinventaris van de gemeente Heerenveen is terechtgekomen: “Beplantingsplan/beeldenplan Pres. Kennedylaan/Europalaan, 1964-1984”, maar slechts en uitsluitend over ‘De tuinen van Le Roy’ !!!!
Kijkt U in de huidige tijd nog eens goed om U heen als U langs of door het openbaar groen gaat en vraag U af welke stijl de huidige gemeentelijke hoveniers aanhangen. Kaalslag in de ongeremde groei, snoei-operaties van ongekende omvang, maai-machinecultuur op bermen, enz. En ... Louis le Roy schijnt vergeten ...
Wilt U zich nog eens laten informeren over de totstandkoming - inclusief kennis over de rafelrandjes van het plan - dan heeft U met het dossiernummer 93-6 nog slechts de hulp nodig van de gemeentelijke archiefbeambte. Zij legt U dan de betrekkelijke stukken voor inclusief krantenartikelen, fotomateriaal, kaartplattegrond, besluiten, brieven, requesten, verslagen, enz.
2013, april 21 - wibbo westerdijk - hip-backup
Zie ook de website van de Le Roy tuin Heerenveen.
HIP-Time Magazine 105
Het is zomer 2006. Fotograaf Richard Hoekstra komt van de Badweg tussen Rottum en Oudehaske, slaat bij de brug het fietspad in dat in rechte lijn - van west naar oost - ongeveer twee en een halve kilometer meet en rijdt langs het fietspad met de naam ‘Ketting’ langs deze poldervaart. Het is het verlengde van de verbinding, die via het sluisje de Veenscheiding tussen het plan de Greiden en het plan Nijehaske verbindt met het Nannewijd. Ondanks het dreigende weer en een lekker rugwindje blijkt Richard oog te hebben voor dit bijzondere landschappelijke beeld. Hij stapt van zijn fiets om de camera te richten. Het eindeloze fietspad met de lage waterstand van de linker bermsloot en de hoge waterstand van de Feanskieding, die alle drie hun verdwijnpunt vinden aan de horizon in de voet van een flinke boompartij. Rechts daarvan zien we het immense complex van serviceflat ‘Heerenhage’ van 10 verdiepingen hoog en iets verder naar het zuiden staan daar de massieve ‘Drie Gebroeders’ (Romsicht, Lânsicht en Heechsicht). Voorts zijn bepalend voor het beeld de twee gigantische hoogspanningsmasten in een spannend lijnenspel, die middels een andersoortige diagonaal het beeld verdelen en meteen ook bepalen.
De vaart maakt een onderdeel uit van de Groote Sint Johannesgaster Veenpolder. In 1854 wordt bij Koninklijk Besluit van 19 augustus 1854, nr. 71 het reglement daarvoor goedgekeurd. De bepoldering van de veenpolder begint in 1856 kort na het moment dat een aantal bestekken worden goedgekeurd door de Gedeputeerde Staten van Friesland. Een daarvan betreft het bouwen van o.a. een schutsluis in de Veenscheiding en de bouw van de watermolen “De Veenzigt” in de hoek van de Engelenvaart en de Veenscheiding voor de bemaling van de veenpolderboezem. Op 11 maart 1856 wordt door Gedeputeerde Staten goedgekeurd het besluit nr. 5 voor de bouw van de deze schutsluis. In 1858 wordt de droogmaking voltooid en in 1860 wordt poldermolen ‘De Veenzigt’ gebouwd. Deze houdt het vol tot het in 1933 wordt afgebroken en vervangen door een gemaaltje. Dit kunstwerk bemaalt de droogmaking van 225 ha op een peil van 1.40 beneden zomerpeil. Taconis laat ons in 1968 in een L.C. artikel weten “Naar Nannewijd: één van Frieslands mooiste meertjes”, dat ‘It Ketling’ een watertol zou zijn geweest met een in de vaarweg gespannen ketting, die slechts zo nu en dan werd bediend.
De ouderdom van de ‘vaarweg’ van Heerenveen in de richting van het Tjeukemeer vindt zijn begin in een verzoek van de Heerenveense advocaat Johannes Munniks. Namens vele invloedrijke burgers in de Vlekke Heerenveen worden de Staten van Friesland gevraagd om een octrooi te verlenen tot het graven van een vaart tussen Heerenveen en het Tjeukemeer met het recht van tolheffing. Drs. Gerrit Kramer dateert dat verzoek op 26 februari 1767. De resolutie laat nog wel enige tijd op zich wachten, want pas op 17 maart 1769 krijgen Jhr. Jan Poppe Andreae van Canter ‘cum sociis’ dat octrooi. Die ‘cum sociis’ aanduiding geldt een consortium van personen die ‘met het veen’ hun geld verdienen. Dat zijn Arjen Buwalda, Nanne Dirks Drijfhout, Jan Poppe Andreae van Canter, Sybren Stapert, Sjoerd Stapert, Cornelis Witteveen en Frederik Witteveen. Het drietal - Buwalda en de beide Staperts - is ‘besibbet’, in die zin dat Buwalda met zus Janke Stapert is getrouwd, en ze komen alle drie uit De Lemmer.
De heren besluiten de ‘veenscheiding’ tussen Haskerland en Schoterland, welke naar alle waarschijnlijkheid niet eens bevaarbaar was en niet meer dan een slootje of brede greppel, te verbreden en verdiepen en dan langs de grens van de beide grietenijen. Pas veel later krijgt dit watertje de naam “Veenscheiding”. Overigens zal de functie geweest zijn: het ontsluiten van de veenderijen onder Oudehaske en Rottum, en de afvoer van water uit die veengebieden. Met turfpramen moet een geringe diepgang voldoende zijn geweest om zelfs de afvoer van turf naar andere streken mogelijk te maken. We mogen aannemen, dat de eerste bestemming Lemmer zal zijn geweest en door overladen op Zuiderzee bestendige schepen het westen des lands heeft bereikt om tegen goed geld op de markt te zijn gebracht.
Vaststaat dat Richard de dreiging van het weer niet heeft weerstaan, hij zal weer zijn opgestapt na zijn geslaagde oponthoud om zo snel mogelijk over het ‘heechhout’ naar de Vogelzangweg te komen en vervolgens langs het deel wat parallel loopt met de Engelenvaart de Binnenweg te bereiken. Daar linksaf te slaan en via de Rottumerbrug de Rottumerweg te vervolgen naar de kruising met de Burgemeester Falkenaweg.
Misschien heeft hij de omstandigheden goed ingeschat - de bui trekt weg - en kiest hij voor de route langs het sluisje om vervolgens de linkse bocht te maken op het fietspad - ‘Ketting’- langs het Heerenveenster Kanaal te gaan.
Daar stapt hij nog even af en heeft een prachtig gezicht op dat vermaarde sluisje met de woning van de sluiswachter.
Weer opgestapt vervolgt hij zijn weg met de bedoeling bij de Haskerbrug in de Jousterweg te komen om daarna door het plan Nijehaske naar huis te peddelen.
Noot: De afbeelding van het sluisje is afkomstig uit de collectie van de gemeente Heerenveen, waar het is te vinden op het oud-archief onder codenummer A-VI-5-15-foto 2.
HIP-TIME MAGAZINE 50
Om onze 50e bijdrage voor HIP-Time Magazine te vieren, trakteren we U op één van de bekendere werken van Heerenveens kunstschilder Durk Piebes Sjollema (1760-1840). Hij combineert in deze olieverf op doek met een formaat van 47.5 x 64 cm (Jaarboek FSM 1997) of 48 x 65 cm (Vereeuwigd) of 49 x 65 cm spieraam (inventariskaart MWvHaren) zijn liefde voor topografische taferelen én zijn passie voor het schilderen van schepen. Het museum Willem van Haren mag zich de trotse eigenaar noemen van dit symbool van haar rijke geschiedenis. Onder inventarisnummer 219 wordt het nautische deel van haar historie geïllustreerd met - van links naar rechts - op het schilderij een beurtscheepje aan de wal van de Fok. Een beurtschip, een smakschip en het dichtst bij het Heerenwalsterbrugje een open jacht liggen afgemeerd aan de naar de Heerensloot aflopende brede oever. Aan het Breedpad zien we de achtersteven van een hektjalk. Dankzij de uitgebreide omschrijving van Sytse ten Hoeve in het Jaarboek 1997 van het Fries Scheepvaartmuseum kunnen we U van deskundig commentaar en goede terminologie voorzien.
Op of bij alle schepen is sprake van menselijke aktiviteit. De beurtschippersknecht aan de Fok is zo te zien doende met het fokzeil, terwijl aan het roer de schipper zit. Het dichterbij liggende beurtschip aan de Heerenwal, de man met de mand of korf en de platte kruiwagen lijken deel uit te maken van een turflossingsritueel. Op de smak zijn zeker twee personen te zien en een derde staat met zijn handen op de rug de bezigheden te bekijken of mogelijk een gesprek te voeren met één van de zich aan boord bevinden personen. Trouwens ook elders op het schilderij is sprake van enige menselijke aanwezigheid. Het pad langs de muur, die het kerkterrein afbakent, wordt bewandeld door een manspersoon met een hond en een echtpaar. Verder lijkt het erop alsof een viertal personen staat te kijken naar een (vissers?)man in een sloep of roeiboot vlakbij het iets verhoogd liggende Heerenwalsterbrugje. Daarover schrijdt een heer richting Breedpad, terwijl tegen de achtergrond van de deur van het ‘Grote Huys’ ook nog het silhouet van een vrouwelijk (?) persoon valt waar te nemen. Zelfs vlak achter roer van de hektjalk lijkt een spelend kind op de kade bezig te zijn.
Op de geschiedenis van de Kruiskerk zullen we deze keer niet ingaan, maar we attenderen U wel weer even op de twee zichtbare metalen stangen, waarvan we bij een vorige gelegenheid de details hebben gegeven. Aan de Heerenwalzijde zien we naast de twee hoog opgaande bomen ook nog een fraai geknotte leilinde dichterbij de brug. Die boom zien we ook later in de tijd van de fotografie nog regelmatig in beeld gebracht.
In de beschrijving in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’ wordt het jaartal 1815 genoemd. Daarvan durven we te stellen, dat de bebouwing op het eerste stukje van de Heerenwal daarmee volledig in tegenspraak is. De inventariskaart van het museum geeft ons een plusminus datering: ± 1830. Op deze afbeelding is zelfs zonder loupe overtuigend vast te stellen, dat het derde pand alle kenmerken vertoont van de in 1819 gebouwde sociëteit “De Eensgezindheid”, o.a. vijf ramen op de bovenverdieping. Het gearmde echtpaar is er net voorbij gewandeld. Datering derhalve: ná 1819 !
Het achter de geknotte leilinde staande huis op het Breedpad vangt alle licht van de namiddag, waardoor ook de bijzondere hoge extra schoorsteenpijpenconstructie opvalt. De reden moet zijn gelegen in het verbeteren van de ‘trek’ van de pijpen, die eveneens met schoorlijnen zijn verstevigd. Het relatief kleine pandje voert het huisnummer 268 en is in mei 1819 onderwerp van een woningruil tussen Willem van Doesburgh, controleur bij de accijnsen en directe belastingen, later arrondissementsinspecteur, én Frederik Semler, wijnkoper. Semler komt van huisno. 137 aan de Dracht en van Doesburgh gaat daar met zijn jonge gezin naartoe. Frederik Semler is ongehuwd, heeft in de Franse tijd de functie van maire vervuld en aansluitend daarop die van schout. In 1819 is hij weer gewoon burger en bedient hij het Heerenveense publiek weer vanuit zijn wijnkoperij.
Het huis aan het Breedpad heeft meer bekende bewoners gehuisvest in de 19e eeuw. We noemen u bijvoorbeeld ‘Rieke Simmelaar’ (synoniem voor Frederika Willemina Semler en zuster van Frederik Semler), die enige tijd onderverhuurt aan de bekende Fokke Bienema en de controleur der rijksbelastingen Johan Leonard van Schayk. Erg bekend blijkt de notaris Arjen Binnerts, die er niet alleen lang woont, maar tevens de vader is van de latere advocaat Mr. Halbe Binnerts en de schoonvader van de fabrikant Jacob Woltman. Diens zoon Arjen heeft er ook nog gewoond. Inmiddels zijn er wel enkele verbouwingen aan te pas gekomen.
Van een inhoudelijke beschrijving van het ‘Grote Huys’ achten we ons ontslagen, omdat daaraan in allerlei media meerdere keren aandacht is geschonken. Huisno. 267 wordt in 1819 bewoond door Bartholomeus Cornelis Gerardus van Haeften, directeur der Posterijen. Voor de personele omslag behoort hij tot de 20 hoogstaangeslagen personen van Heerenveen, wat betekent dat hij een behoorlijke welstand kent. Naast ambtelijk aanzien mag hij ook genieten van een grote tuin met 100 fijne vruchtbomen, een wandelbos en een zomerhuis op ruim 80 are en volledig omgracht.
Het huis ten oosten daarvan (nr. 266) wordt in 1819 betrokken door de vader van Bartholomeus, die overigens ook eigenaar is van het ‘Grote Huys’. Oud-raadsheer Jacobus van Haeften, oorspronkelijk uit het Utrechtse en bij de geboorte van zijn zoon B.C.G. in een hoge functie te Antwerpen, is nu al een aantal jaren rechter bij de Rechtbank van eerste aanleg in Heerenveen en vervult daarin een belangrijke rol.
Het volgende huis met nr. 265 is dat van de chirurgijn of genees-en heelmeester Johan Christiaan Mann. Hij is afkomstig uit Amsterdam, en trouwt met Pietje Gosses de Groot. Pietje krijgt op 24 juni 1803 een zoon Johan Christoffel en overlijdt kort daarna. Op 10 juni 1804 (DTB 599) hertrouwt hij met Hiltje Roelofs Offringa. Zij blijven hier in ieder geval wonen tot 1835.
Het daaropvolgende huisnummer 264 wordt in het latere kadaster omschreven als ‘huis en schuur’. Deze staat niet zichtbaar aan het Breedpad, want het is een zuidelijker gelegen pand. De broers Bonne Oepkes van der Schoot (1775) en gehuwd met Aaltje Jans Piebenga, en Eile Oepkes bewonen samen dat huis. Bonne’s beroep wordt beschreven als ‘plaatselijk omroeper’ of ‘plaatselijk tamboer’, terwijl Eile als beroepskwalificatie moet dulden de termen ‘klerk’, ‘kantoorbediende’ en ‘commies-griffier bij de regtbank’. In 1822 trouwt ook Eile en wel met de jongere zuster Baukje Jans Piebenga. Beide broers gaan dan elders wonen.
Wel aan het Breedpad staat huisnr. 263 en daar woont de weduwe Jacob Karsten Pleunenburg, die haar bestaan vindt in het verhuren van woonruimte aan commensalen. Haar man is bekend geworden als ‘veerschipper’ op Leeuwarden. Anthoon Willems Kelder, meester-timmerman, en zijn vrouw, maar ook Johan Conrad Sultemeyer, kramer, maken van haar diensten gebruik, doch als op 15 maart 1819 het 6 weken oude dochtertje van Kelder overlijdt, laat hij zich uitschrijven. De 27 jarige Sultemeyer, geboren te Mettingen in het Graafschap Lingen, Duitsland, trouwt op 26 april 1820 de 21 jaar oudere Janke Klazes, weduwe Pleunenburg. Als bij U de gedachte is opgekomen, dat hij met twijfelachtige bedoelingen die relatie in aangegaan, dan helpen de notariële acten door een zakelijke aanpak van de weduwe u uit de droom. Het blijkt zelfs, dat Janke haar jonge echtgenoot nog enkele jaren heeft overleefd. Hij overlijdt in 1835 en zij in 1861.
Met de zijkant van het gebouw staat - als afsluiting van dit deel van het Breedpad - aan de Molenwijk het huis met met nummer 262. Bote Sibles Spandaw koopt voor fl.3215,- de tapperij “De Drie Kroonen” van Johannes Kalverboer, stoker (distillateur) en tapper. Als graankoopman zal Spandaw zijn oog hebben laten vallen op de advertentie in de Leeuwarder Courant van 26 februari 1818, waarin een winkel, een stalling voor zes koeien en een uitmuntende graan-, mout-, turf-en hooizolder worden aangeprezen. De 5e maart 1818 laat hij het na de finale verkoop beschrijven bij notaris J.P.J. Greydanus.
Is er in 1790 nog sprake van het zogenaamde ‘Witte Brugje’, op een kaartje uit c. 1797 wordt het ‘Notaris J.G. Semlers Bruggie’ genoemd, terwijl de Molenwijk wordt aangeduid als ‘Molenvaart’ en zelfs ‘Schotervaart’. Maar vanaf 1819 sluipt in de Feenster volksmond het begrip ‘Spandaw(s)brug’ het dialect binnen. Negentig jaar later vertrekt de laatste Spandaw uit dit huis, maar hun naam blijft verbonden aan deze brug over de Molenwijk.
Precies voorbij het brugje staat in 1819 eveneens nog een tuitgeveltje. Daar woont Rinse Stoffels Koopmans. In de Personele Omslag van 1816 wordt hij als ‘koopman’ betiteld, maar wordt in andere bronnen ook wel ‘winkelier’ genoemd. Hij woont dan al bijna tien jaar op huisnummer 228. Hij is in 1770 al getrouwd met Hijlkje Pieters, afkomstig uit het Heerenveen, en heeft samen met haar tot 1799 in Oldeboorn een bakkerij geëxploiteerd. Na overdracht van de bakkerij aan een zoon verhuizen ze naar Heerenveen. Wanneer zijn eerste vrouw in 1802 overlijdt, hertrouwt hij met Grietje Roels. In 1819 is hij dus al behoorlijk op leeftijd: 70 jaar.
Uiteraard vraagt u zich af hoe het komt dat aan de oostkant van de brug het laatste huisnummer 228 is, terwijl aan de westkant het eerste nummer 262 is. Wel de systematiek blijkt zo te zijn, dat het bestuur in die tijd aan het Achterom (de oostkant van de Molenwijk dus) daar de tussenliggende huisnummers te hebben toegekend. En omdat er aan de westkant van de Molenwijk nog geen enkele bebouwing is te vinden in het vroege begin van de 19e eeuw, vallen daar ook geen huisnummers te verdelen.
2013, maart 24 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 35
Schilderij van Durk Piebes Sjollema (1760-1840)
Dick Bunskoeke heeft in De Koerier van 24 februari 1988 in zijn rubriek ‘Ut it Feanster Printeboek’ de Heerenveense primeur van het kunnen tonen van deze feestelijke afbeelding. Hij geeft daarmee door, wat het dagblad “Tubantia” eind 1987 in haar krant afdrukte uit een particuliere verzameling. Hij oppert de waarschijnlijkheid van de maker als zijnde Durk Piebes Sjollema (1760-1840) uit Heerenveen. Daarbij dateert hij het schilderij rond 1810. Hij rept niet over de stangen, omdat ze waarschijnlijk op de krantenafbeelding ook niet zichtbaar zijn.
Als in 1993 het boek ‘Vereeuwigd’ verschijnt, schrijft Frédérique van der Palm bij afbeelding 35 op pagina 36 ‘De oude Koemarkt te Heerenveen ca. 1810’ (olieverf op doek, 70 x 90 cm, particuliere collectie). Sytse ten Hoeve is in het Jaarboek 1997 van het Fries Scheepvaart Museum en Oudheidkamer in zijn overzicht van het oevre van “Dirk Piebes Sjollema (1760-1840). Fries schepenschilder’ bij dezelfde afbeelding op bladzijde 37 ‘Veemarkt te Heerenveen’ (olieverf op doek; 70 x 90 cm; ongesigneerd en ongedateerd; collectie particulier Almelo) specifieker. In de toelichting bij het doek vult hij aan met “Voorstelling van de Oude Koemarkt te Heerenveen. Op de voorgrond de veemarkt: een groot aantal koeien en mensen. Links op de voorgrond een vrouw aan een tafel. In het midden een koopvrouw en een man met een houten been. Centraal op de achtergrond de Schoterlandse Kruiskerk in de gedaante die het gebouw tot 1859 had. De bij de toren aangebrachte stangen moeten geplaatst zijn in 1816, zodat het schilderij van na dit jaar dateert. Links en rechts van de kerk een aantal huizen. Achter de kerk de Heerenwal met de woning van D.P. Sjollema.” Ten Hoeve verwijst voor literatuur naar Frédérique Bruyel-van der Palm, Vereeuwigd., p. 35.
De teksten van alledrie geciteerden geven aanleiding tot nadere beschouwing. Van der Palm dateert de afbeelding op ca. 1810, naar het voorbeeld van Bunskoeke, maar geeft daarvoor evenmin argumenten. Ten Hoeve geeft in de opsomming van kenmerken de term ‘ongedateerd’, doch in de toelichting op de afbeelding het jaartal 1816, waarop de stangen moeten zijn geplaatst. Op een ander schilderij van Durk Piebes Sjollema - Gezicht op de Heerenwal en de Kruiskerk - van ca. 1815 zien we eveneens dat het torentje wordt gestut door meerdere stangen, bevestigd aan het kerkedak. Bezien we die afbeelding iets nauwkeuriger en dan met name het kleine stukje bewoning van de Heerenwal, dan valt op dat de ‘Sociëteit De Eensgezindheid’ is afgebeeld. Dat betekent dat de datering moet worden bijgesteld, omdat de sociëteit is gebouwd in 1819. Conclusie: ná 1819.
Het jaartal 1816 blijkt inderdaad een cruciaal jaar voor de toren te zijn geweest. De bouwvalligheid van het torentje is op dat ogenblik zo groot, dat de kerkvoogden besluiten tot het bouwen van een nieuwe toren. De resultaten van de uitvoering vinden we terug in ‘Jaarrekeningen van de Kerkvoogdij 1795-1816’ (inv. nr. 2609). Op 31 december 1816 worden gemeld de rekeningen van Beerend Jacobs Niks (arbeidsloon aan de toren), Jan Wiltjes Nauta (arbeidsloon aan de toren), W.S. Gorter (verkoop van oud hout van de toren en van registratie) en de weduwe van P. Greijdanus (voor geleverde jenever tot de toren over de periode 19 september tot 28 december). Als totaal van de uitgaven voor de toren staat er een bedrag van 169 gulden 19 stuivers en 12 penningen. Ook in de jaren erna worden er nog rekeningen betaald voor de bouw en de afwerking. De daarbij het meest in het oog springende is..... “op 1 september 1817 aan O.M. Wagenaar betaald weegens geleeverd ijzerwerk aan de toorn volgens kwitantie no. 15 ... fl.118,86.” (Wagenaar is sterk betrokken bij het wel en wee van de kerk: hij woont er practisch tegenover op nr. 30; hij doet de boekhouding van de kerkvoogdij en hij levert het ijzerwerk voor de toren.) Op grond van deze gegevens mogen we dus wel vaststellen, dat ‘zelfs’ bij de nieuwbouw van de toren in 1816 er in ieder geval stangen zijn geplaatst. Als de toren ook voordien al is ondersteund, kan dat betekenen, dat de datering c. 1815 en zelfs c. 1810 een juiste kan zijn.
Wat wel uit de correspondentie met de grietenij Schoterland duidelijk is geworden, dat er over het onderhoud van de toren jarenlang gesteggel is geweest over de rechten en plichten van de kerkvoogdij en de grietenij (dorpsadministratie). In een stuk uit 1835 blijkt dat de kerkvoogdij tot dan toe het onderhoud van toren, zonnewijzer en uurwerk uit hun middelen hebben betaald. Als reden wordt opgegeven, dat zij niet voldoende op de hoogte zijn geweest van de wettelijke bepalingen maar wel meerdere keren hun twijfel hebben uitgesproken over de rechtmatigheid. Zelfs in 1816 is daarover geamendeerd. Kerkvoogd Gerrit Gooitzens Attema is erbij geweest in 1816. Alle dorpstorens in de grietenij worden immers onderhouden door de gemeente. Heerenveen zal daarop geen uitzondering mogen maken. Kerkvoogden hebben geen wettelijke bepalingen kunnen vinden, maar gaan uit van de bepalingen op de administratie der kerkelijke en plaatselijke fondsen. De grietman stuurt in 1835 aan op een interventie door de gouverneur van Friesland.
Uiteindelijk blijkt bij resolutie van de Grietenijraad van 9 sept. 1839, no. 52/154 de grietenij bereid tot overname van alles wat bovendaks aan toren en uurwerk is. Zij achten het alleszins billijk, dat de toren en het uurwerk ten algemenen nutte en gebruike voor de plaats dienstbaar zijn. De kerkvoogden blijven vinden dat de dwarsbalken tot de toren behoren. Hun eis tot restitutie van voorschotten wordt door de grietenij van de hand gewezen. Wel geeft de grietenij nog 500 gulden om het benedendakse te verbeteren.
Daarmee blijkt het vertrouwen tussen kerkvoogdij en grietenij niet hersteld, noch minder als de grietenijraad kennis krijgt van het adres van de kerkvoogden aan de Gedeputeerde Staten over de bezwaren van de overname door de grietenij. De raad is zwaar gepikeerd en trekt alle aanbiedingen in. Zelfs de timmerman die net was begonnen met het herstel van de toren, krijgt de opdracht zijn werk onmiddellijk te stoppen. Hoe de kerkvoogden de machtiging door Gedeputeerde Staten hebben ervaren - om de overeenkomst aan te gaan met het grietenijbestuur op de door dat bestuur gemelde voorwaarden - wordt verder duidelijk door het volgende.
In 1840 maakte het grietenijbestuur van Schoterland in de persoon van grietman mr. Hans Willem de Blocq van Scheltinga en secretaris mr. Anne van der Laan een overeenkomst op met de kerkvoogden Anne Braaksma, Halbe de Vrieze en Lambertus Feits. Laatstgenoemden waren daartoe gemachtigd bij resolutie van Gedeputeerde Staten van Friesland van 27 februari 1840. De kerkvoogden dragen over aan de dorpsadministratie van Heerenveen de toren, voorzover deze boven het dak van het kerkgebouw uitrijst, met inbegrip van het daaronder geplaatste uurwerk. Zij ontvangen daarvoor een bedrag van 500 gulden van het grietenijbestuur. De rest blijft eigendom van de kerkvoogden. Op de tekeningen van de kerk zijn met de kleuren rood en geel de eigendomssituaties precies aangegeven. Omdat de kerkvoogden enorme kosten hebben gehad aan reparaties en herstellingen wordt uit de dorpskas 500 gulden besteed, die reeds tegen kwitantie door hen zijn ontvangen. Het initiatief tot reparaties zal bij de kerkvoogden blijven. Helaas blijkt de overeenkomst niet getekend en komen er in latere jaren moeilijkheden over bij de verbouw van kerk en toren. Het Schoterlandse bestuur onttrekt zich aan deze niet getekende overeenkomst. Daarbij moet worden vermeld, dat in 1851 de grietenijen worden vervangen door de gemeenten met alle gevolgen van dien. Genoeg nu over de gedurige kwesties tussen de verschillende invloedrijke colleges.
De twee achterelkaarstaande en verbonden panden staan op een historische zeer interessante plaats. Op een plattegrondtekening uit het Dekema-archief (nr. 1754) met de uitnodigende titel “Caerte van de Caercke op ‘t Heeren Veen op de Camp after de school”, uit het jaar 1634 is dit de locatie van -‘t gemene huis - op een perceel van 8.1.2 diepte en 2.2.- breedte. Uitgaande van de koningsroede van 3.9127 meter, verdeeld in 12 voeten en de voet in 12 duimen als lengtemaat, levert dat een diepte op van 31.6547 meter en voor de breedte 8.5774 meter. Berekenen we daaruit de totale oppervlakte - aannemende dat er sindsdien niets zou zijn veranderd - dan komen we op circa 271,5150 m2 = 2 are 71 ca. De latere kadastrale grootte werd in 1832 gewaardeerd op 1 are 80 ca. Bij de plaatsgehad hebbende veranderingen dienen we dan te bedenken, dat in ieder geval de halve straat niet meer tot het eigendom behoorde en evenmin de helft van de vroegere kerkhofshaven, hetgeen eerder wel het geval was. Overigens stelt drs. D.M. Bunskoeke, dat de maten ook wel eens zouden kunnen zijn aangegeven in de Utrechtse roede van 3.76 meter. Als dat het geval is geweest, komen we uiteraard tot kleinere getallen: ruim 2 are 60 ca.
In zijn aflevering van 15 juli 1987, gebaseerd op fotonr. 3468 uit het foto-archief van het museum Willem van Haren, schrijft Dick Bunskoeke o.a.: "In 1636 spreekt men van "het Hooghuijs" alwaar toen een bord met Benthem uithing, wat zoveel wil zeggen dat daar toen een herberg van die naam was, op dezelfde hoek. In 1689 bleek die herberg afgebroken.
Veel later vanaf 1766 - volgens de speciekohieren - is de bewoner van het pand Jelle Pieters, afkomstig uit Leeuwarden, die in 1796 in kerkelijke stukken voor het eerst voorkomt met de familienaam Regnery. Hij wordt daarin opgevoerd als koopman, die een financiële verantwoordelijkheid draagt als administrerend kerkvoogd. Bovendien wordt hem ook een positie toebedeeld binnen de Municipaliteit van Aengwirden.
In maanden oktober tot en met december 1811 geeft de Leeuwarder Courant ons enig inzicht in de afloop van dit bezit van Jelle Pieters Regnery als H.L. van Eekma, “praktizijn bij de Regtbank ter eerste instantie in het Arrondissement Heerenveen” op de rol van de “Geregtelyke uitwinningen by des Arrondissements vierschaar” ten verkoop houdt de Huizinge met no. 6 op ‘t Heerenveen. Hendrik Ekkes, eveneens koopman, heeft redenen Regnery op deze manier te treffen. U moet dan denken aan te hoog opgelopen schulden. De kopers moeten zijn geworden Klaas Adams Korf en zijn vrouw, die het op 13 april 1812 doorverkopen aan Jacob de Looze, meester horologiemaker. De acte geeft een beschrijving, welke op deze prent voor een deel goed herkenbaar is: “een ruim voorhuis, zijdkamertje aan de Straat, waarin een bedsteed en kast; een kelderskamer met twee bedsteden en kasje; een kelder en keuken of doorlopende gang, met een bedsteed; een winkel hebbende eenen vrijen uitgang op de straat ten noorden; een bovenzolder, lopende van voren tot achteren over gedachte huizinge voorzien van een bedsteed, en op de plaats een stookhok; verders met put en regenwatersbak en uitlopend secreet”.
De Looze wordt in 1814 niet alleen horlogemaker en koopman genoemd, maar tevens ‘tapper’. Met hem heeft Heerenveen een kleurrijke figuur binnen haar grenzen gehad, die zijn sporen een halve eeuw in het zakelijke leven van de herbergen, logementen, tapperijen, e.d. heeft getrokken. Hij is regelmatig cliënt van het notariaat, maar soms ook van het gerecht. Zijn leven moet nimmer saai zijn geweest, zelfs als het hem fysiek minder voor de wind gaat, zorgt hij voor reuring ‘waarover bijna een boek valt te schrijven’. Niettemin is er ten aanzien van bovengenoemde ‘tapperij’ een eigendomsovergang vastgesteld in 1822. Klaas Luiten Krikke is door koop eigenaar geworden.
Rechts op de hoek staat het huis - Aengwirden nr. 31 - van Jelle Petrus Jacobus Greydanus, die in januari 1815 volledig eigenaar is geworden door de helft van het huis van zijn broer Harmen uit Wolvega over te nemen. Collega-notaris W.B. Kool van Heerens maakt de acte daarvan op. J.P.J. blijkt op 10 maart 1811 in een ingekomen stuk genoemd te worden als ‘keizerlijk notaris’. Hij is dan 25 jaar en 4 maanden oud. Dit is ook het huis, waar vader Petrus Greijdanus op 25 december 1814 overlijdt en de weduwe de jenever verschaft aan de werkers van de toren. Dochter Grietje Geertruida (1812) trouwt in 1832 met Giel Conelis de Vrieze, die later in ditzelfde pand zijn apothekerschap vorm zal geven. Oudere Heerenveners hebben aan het pand plezierige associaties met het assortiment van bazar “De Stad Parijs” of aan het Chinees-Indisch restaurant “Hong Kong” van Tak K. Chan (1972-1979).
We maken nog even een uitstapje naar de huizen op de achtergrond. Inderdaad, deze staan op de eerste Heerenwal en zelfs daarvan kunnen we aangeven wie er destijds wonen. In een Lijst van Gebouwen van Haskerland uit 1816 is het een huis, waarin twee gezinnen zijn gehuisvest. Als bewoners staan dan vermeld: Hendrik J. Boetje en Jacob J. Kokjen. In het repertorium van familienamen van 1812 staat Hendrik Jochums Boetje ingeschreven met een gezin van 3 personen. Voor Jacob Gerbrants Kokjen is een gezin van 5 personen genoteerd. Een meer aansprekende naam vinden we in een transportakte van 18 februari 1817. De koopman Sijbe Tuijmelaar wordt dan door koop eigenaar van het huis Heerenwal nr. 1. Een schitterend gegeven is dat het huis nr. 2 wordt bewoond door de schilder van dit tafereel Durk Piebes Sjollema. Het feit dat hij zijn achternaam op 29 januari 1811 in het Registre Civique van Nijehaske heeft laten vastleggen en op 2 en 7 maart in Nijehaske heeft laten registreren, betekent dat hij zich bewust moet zijn geweest van deze bijzondere afbeelding.
Maar ... er zijn nog veel vragen te stellen over deze boeiende afbeelding. Wie is die heer als ruiter te paard en wie de heer in de open calèche verderop in de straat ? Bent u ook zo nieuwsgierig naar de man met de krukken en het houten been ? Is het de marktmeester of is het de dorpsomroeper ? Verkoopt die mevrouw met het tafeltje links vooraan koek uit de mand onder haar tafel ? Hoe zit dat met het doorgaande verkeer langs de straat langs de kerk ?
Gelukkig mogen we heerlijk speculeren !!! Voor de datering zijn we langzamerhand overtuigd van een datum na 1816 !!! En het tijdstip van deze marktdag ligt duidelijk in de ochtend !!!
2012, december 2 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 88
Inderdaad; deze foto heeft U meer gezien. In alle boeken, krantenartikelen en publicaties over de gebeurtenissen in Heerenveen in de Tweede Wereldoorlog vindt U een beschrijving van foto-object 01823 uit het Museum Willem van Haren. Het is één van de zeldzame interieurfoto’s van de centrale ruimte van de gevangenis achter Crackstate.
R.Boltendal heeft in zijn boek over de geschiedenis van Heerenveen “De Heeren en de anderen” op bladzijde 217
als bijschrift de volgende tekst geplaatst: “De cellenafdeling van het Huis van Bewaring achter Crackstate. Het gebouw is later afgebroken om ruimte te krijgen voor de uitbreiding van het gemeentehuis”. In een uitgave ter gelegenheid van de onthulling van het gedenkteken ter herinnering aan de slachtoffers van de voormalige gevangenis achter Crackstate onder redactie van drs. A.T Geerdink, directeur van het Museum Willem van Haren in april 1995 staat op bladzijde 8 bij de paginagrote afbeelding: “Het interieur van het hoofdgebouw van de Crackstate-gevangenis”. De titel van de publicatie “Oord van verschrikking. De gevangenis achter Crackstate 1944/1945” vertelt van de gruwelijke en onmenselijk behandeling door de duitse bezetters.
Als de Staat der Nederlanden op 7 november 1832 een schriftelijke volmacht verleent aan de heer Staatsraad, gouverneur van Friesland, J.A. Baron van Zuijlen van Nijevelt, en dat notarieel laat vastleggen door Heerenveens notaris Gauke Peeting, is het doel de koop en overdracht van een ‘groot heerenhuis met aanhorigheden “Crackstate” genaamd’. Het ministerie van Binnenlandse Zaken wil in het pand een ‘Paleis van Justitie (voor de Rechtbank van eerste aanleg en het Vredegerecht) vestigen met daaraan verbonden een ‘Huis van Arrest’ en een ‘Huis van Bewaring’ voor 30 gevangenen. Voor de laatste twee functies is het nodig dat het gebouw een aan-en verbouw ondergaat, waarvoor een aanbesteding wordt gehouden op 18 januari 1833 aan het lokaal van het Gouvernement te Leeuwarden. Heerenveens timmerman Anne Meints Dijkstra weet de opdracht in de wacht te slepen voor fl.11.000,-. De verbouw van “Crackstate” betreft onder meer op de bovenverdieping een ‘kamer voor correctioneel veroordeelde mannen en jongens’ (voor 4 personen), idem voor vrouwen en meisjes (4 personen), twee ziekenkamers en een kamer voor veroordeelden lichte graad. In de nieuwe aan-of uitbouw van de benedenverdieping zijn er vier vertrekken voor gevangenen (in de terminologie van toen: ‘passerende mannen’, ‘passerende vrouwen’ en zware gedetineerden van beiderlei kunne). Verder is er een wandelplaats (of luchtplaats) gecreëerd van 13 bij 13 meter met een ringmuur.Voor de cipier-concierge (en zijn assistenten) zijn in de noordoostelijke benedenkamer woon-, keuken-en wasfaciliteiten beschikbaar. Tot 1888 blijkt deze indeling - met uiteraard kleine verbeteringen in de loop van bijna 60 jaar - houdbaar. In een uitgaande brief van het College van Regenten van het Huis van Bewaring te Heerenveen
d.d. 23 oktober 1886 wordt evenwel een klacht over de gebrekkige en ondoelmatige inrichting geuit. Er zijn 7 cellen, zodat soms zelfs zieke en gewone gevangenen in dezelfde cel zitten, omdat er geen ziekencel is. Voor de behandeling van zieken en speciaal besmettelijke zieken maakt de Heerenveense arts Dr. Hessel zich bijzonder sterk door o.a. aan de Minister een brief daarover te schrijven. De grote verandering wordt ingezet bij de Staatsbegroting voor 1889 als de krant De Tijd van 29 juli 1888 laat weten, dat in het Hoofdstuk IV (Justitie) wordt uitgetrokken: “... fl.17.000 als eerste termijn van een som van fl.60.000 voor de stichting van een nieuw huis van bewaring te Heerenveen en verbouwing van de tegenwoordige gevangenis tot localiteiten voor rechtbank en kantongerecht, ....” Enkele maanden later bericht Het Nieuws van de Dag op 31 oktober 1889, dat op de bouw het laagst is ingeschreven door de firma J.B. Welmers te Gelselaar en J. Polman te Delden voor fl.43.737,-. De heren uit Gelderland zoeken voor de glas-, verf-en behangwerken nog een onderaannemer via een aanbesteding in het Logement van J.P. Fonk te Heerenveen op woensdag 15 januari 1890. Nadat de herbouw van het Huis en de inrichting daarvan zijn voltooid besluiten de regenten in hun avondvergadering van 2 april 1891, waarbij ze de procedure afronden met een visuele inspectie, de bevolking uit het oude ‘gesticht’ op de 4e april over te brengen. Met trots wordt gemeld, dat het nieuwe gebouw is voorzien van gasverlichting.
De trots op de aanwezigheid van een rechtbank in het Heerenveen en dan met name in Crackstate slaat om in verontrusting en teleurstelling als de Leeuwarder Courant op 20 februari 1923 melding maakt van een ingediend wetsontwerp, die de opheffing beoogt van de rechtbanken in Zierikzee en Heerenveen ! Bezuiniging is het motief voor deze reorganisatie. Terwijl een onderzoekscommissie nog bezig is, worden er al maatregelen genomen om het arrondissement Heerenveen op te delen onder Leeuwarden en Zwolle. Zodra de ernst van deze maatregel doordringt bij de bevolking worden er acties begonnen en protestvergaderingen belegd door zeer veel verschillende instellingen en organisaties. Het brede draagvlak leidt tot het indienen van een adres bij de Eerste en Tweede Kamer. Zelfs de gedeputeerden van de Friese Staten achten de optie van de bezuinigingen zeer problematisch. Zeer veel burgemeesters van de zuidelijke gemeenten in Friesland sluiten zich aan bij het protest. Het blijkt allemaal vergeefs, want op 22 juni 1923 wordt het Koninklijke besluit afgekondigd in ‘Staatsblad’ no 315, waarbij als datum van de in werking treding van de wet is gesteld op 1 september 1923. Het daadwerkelijk verhuizen van de ‘dossiers’, ‘portefeuilles’ en ‘folianten’ uit het Paleis van Justitie op de 30e en 31e augustus naar Zwolle en Leeuwarden is voor de Leeuwarder Courant reden om zelfs daar een bericht op te nemen in de krant. Uiteraard heeft dit ook enorme gevolgen voor de functie van het ‘Huis van Bewaring. Het gebouw komt ‘leeg’ te staan.
Laat nou uitgerekend ‘DeTelegraaf van 24 Januari 1928’ als enige Nederlandse krant in een rubriek “Leger en Vloot” een voor Heerenveen bijzonder hoopgevend bericht plaatsen. De Divisiecommandant van het wapen der Marechaussee te Groningen, de districtscommandant van dat wapen te Leeuwarden, een hoofdofficier en Fortificatieopzichter van het wapen der Genie te Utrecht hebben hun oog laten vallen op het ‘vroegere’ Huis van Bewaring te Heerenveen. Zij hebben enkele dagen geleden gekeken of het gebouw geschikt is om in te richten tot kazerne van de Heerenveense brigade van de bereden marechaussee.
Ambtelijke en in het bijzonder ‘rijks’-molens draaien in die tijd verbazend langzaam, want pas op 28 maart 1930 geeft het Nieuwsblad van Friesland het bericht, dat het Rijk per 12 mei de huur van de kazerne aan de Fok niet verlengd. Voor de commandant is een bovenwoning gehuurd op de Heerenwal en de manschappen en hun paarden worden ondergebracht bij een herbergier in de Schans. In een later bericht blijkt de wachtmeester te wonen in een gedeelte van een huis aan de Fok.
Notaris J.W. Schippers brengt - in opdracht van de Gebr. Aberson, architecten te Steenwijk, die niet alleen de bouwers maar ook de particuliere eigenaren van de kazerne aan de Fok zijn - het complex ter veiling. Op 8 april 1930 komt de kazerne, met paardenstal, erf en grond, samen 10.80 are groot, bij café “Paul Kruger” ter beschikking. Hoogste bieder is J. Bosma, architectenbureau te Drachten én Heerenveen, met een bod van fl.10.002,- in opdracht van een niet genoemde lastgever. De gunning wordt zeven dagen aangehouden en uiteindelijk niet toegewezen. De Aberson’s hebben hun plannen gewijzigd: de woning wordt verhuurd en de stallen komen via onderhandse koop in het bezit van de Gebrs. van der Meulen, die grossiers worden genoemd. De ‘fabriek’ die de Gebrs. van der Meulen er vestigen blijkt een ‘vetsmelterij’ te zijn.
Het jaar 1931 wordt een verwarrend jaar voor de degenen, die benieuwd zijn wat er met het Huis van Bewaring gaat gebeuren. Voor degenen, die betrokken zijn bij het gebeuren en regelmatig kennis nemen van de gemeentelijke ‘afkondigingsvitrine’, zien in januari 1931 het besluit van de 13e hangen. Daarin wordt onder nr. 1073 vergunning verleent aan de Staat der Nederlanden op het kadastrale perceel A-5751 tot het verbouwen van het Huis van Bewaring tot marechausseekazerne. Lezers van het landelijke kranten Algemeen Handelsblad, De Telegraaf en Het Vaderland worden daarover op de 17 januari bijgepraat. De leukste formulering valt te lezen in het laatstgenoemde blad onder het humoristische kopje: “De marechaussee zelf in de gevangenis.” Regionaal geeft de Leeuwarder Courant zelfs een tamelijk uitgebreid overzicht van het gepasseerde in een bericht van de 16e januari en noemt ook - naast de gevangenis in het centrum - de bekeken optie van de decentraal gelegen Rijkskweekschool aan de Thialfweg. Uiterst merkwaardig is dat het Nieuwsblad van Friesland over dit plan met geen woord rept.
Gelukkig krijgt de Hepkema de kans zich te revancheren op 17 augustus 1931 met het bericht, dat er besprekingen gaande zijn over de verkoop van een bouwterrein aan de Verlengde Dracht voor de bouw van een ‘nieuwe’ marechausseekazerne. Eén dag later voegt De Telegraaf daaraan toe, dat het aan de westzijde van de Rijksstraatweg is en dat er aan de verbouw van de voormalige strafgevangenis teveel bezwaren zijn verbonden. Op de 21 november is het opnieuw de Hepkemakrant, die een principiële overeenstemming meldt tussen het gemeentebestuur van Schoterland en de betrokken minister. Op de hoek van Verlengde Dracht met de Oude Molenweg laat Schoterland een kazernement bouwen en her rijk gaat dat huren voor fl.3100,- per jaar. Moeilijkheden met het lenen van geld zorgt voor opnieuw uitstel, maar als de Bank voor Nederlandse Gemeenten bereid wordt gevonden fl.46.000,- te financieren stelt B. en W. de raad voor hen te machtigen. Op 25 november wordt na debat én stemming met 14 stemmen vóór en 3 tégen het voorstel aangenomen. Rest nog te vermelden, dat de aanbesteding voor de bouw van de kazerne op maandag 20 maart 1933 in Oenemastate op het Gemeenteplein plaats vindt.
Terug nu naar ons ‘voormalige’ Huis van Bewaring’, die vanaf 1923 niet is gebruikt en bovendien in 1931 niet is verbouwd tot kazerne. Dat geeft vanaf nu ruimte voor ander gebruik en andere doeleinden. Daarover worden we pas geïnformeerd in een Hepkemabericht van 4 januari 1936. De directeurswoning (het voorste, lage gedeelte)wordt nog wel bewoond en een van de grotere gevangenisvertrekken wordt inmiddels gebruikt voor repetities van een muziekcorps en een mandolineclub. Het noordelijke, achterste gedeelte wordt gebruikt als stoffeerderij van de firma Wierda en Van der Werf en een andere gedeelte als opslagruimte voor de firma Sybren Potma van de ‘Stad Parijs’. De J.V.O. (Jeugdbond voor Onthouding) - drankbestrijding - houdt hier haar vergaderingen en een andere ruimte is ingericht als lokaal voor sljödlessen van de heer Wierda. Verder wordt er door de Zweefclub Heerenveen, een onderafdeling van de Eerste Friesche Luchtvaartvereeniging een zweefvliegtuig gebouwd. Zelfs boekbinderij en papierhandel Sijtsema vestigt zich per mei 1936 op dit adres Oude Koemarkt 18.
De oorlogsdreiging in 1939 zorgt ervoor, dat de luchtbeschermingsorganisatie haar oog eveneens laat vallen op de gevangenis. Het is zeer geschikt als schuilplaats door haar degelijke bouw en er worden uiteraard een aantal voorzieningen gedaan om er een veilige bergplaats te creëren voor zowel personen als archiefmateriaal.
De afsluitende regels willen we deze keer wijden aan het ‘lezen’ van de opvallende bouwkenmerken. We doen dat met de hulp van fotograaf Piet Wiersma, die het museumarchief heeft verrijkt met fotonr. 01371 genomen vanuit de K.R. Poststraat met als flankerende panden de Schouwburg en het gemeentehuis ‘Crackstate’.
Het beeld met het ramenpatroon in het bovendeel van de achtergevel - twee rijen van drie ramen vlak naast en bovenelkaar - wijst ons de weg tot de juiste interpretatie: de interieurfoto is gemaakt van zuid naar noord ! Verder ziet U aan weerszijden van het rompgebouw van de gevangenis een uitbouw. De rechter wordt in die jaren gebruikt ten dienste van de gemeentereiniging en de linkse door de Heerenveense Brandweer. Op de linkse foto ziet U een wagen van de gemeentereiniging.
2014, aug.3 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE112
Een enkele keer krijg je het idee voor een verhaaltje voor de HIP-Time Magazine in de schoot geworpen. Zo komt een paar maanden geleden werkgroeplid Alie van Dijk plotseling met een envelopje, waarin een dertigtal kiekjes blijken te zitten. Op een aantal daarvan staan wat gegevens en Alie geeft aan, dat het afkomstig is van een goede bekende van haar. Wat de foto’s blijken gezamenlijk te hebben, is hun relatie met de familie Jan Smid (geb.te Weststellingwerf), exploitant van “Hotel Sportpark” aan de Schans 11a. Ik mag ze scannen voorzover ze van waarde zijn voor onze historische achtergronden. Daarna krijgt Alie ze terug om ze terug te bezorgen, maar wel met de vraag of zij nog informatie los kan peuteren over sommige beelden.
Het eerste beeld is uit het jaar 1970 in een bladerloze setting. Het zal aan het einde van de winter zijn. We kennen allemaal de kade van de tweede Heerenwal met een opslag van tonnen (van oliehandelaar Beuving) en een witte particuliere auto met daarachter het brugwachtershok en de brugwachterswoning aan het begin van de Dubbele Regel. Tussen de brugwachterswoning en het huis van de vroegere bewoner Vriesema zien de Verlengde Heerensloot en de bebouwing tussen de Heerensloot en de Leeuwarder Straatweg. Tegen de uitermate grijze lucht zien we de masten voor de hoogspanningskabels, die komen van het grondstation van de electriciteitscentrale aan de Schans (de vroegere grintweg). Het meest prominent is niettemin het markante hotel en zelfs - op deze allerminst heldere foto - met de reclamezuil van Caltex.
De gebeurtenis van de plaatsing blijkt in de Friese Koerier van 13 november 1958 te leiden tot de krantenkop: “In de Schans kwam nieuw benzine-pompstation”. Weliswaar wordt het nieuwe . benzine-station van Caltex naast café Smid zonder vertoon in gebruik genomen en er wordt nog even gemeld, dat een plan om er een servicestation te stichten geen genade heeft kunnen vinden van de kant van de gemeente. Wel wordt er op gewezen, dat het pompstation gunstig is gelegen. Het bestaat ondergronds uit drie tanken; één voor benzine, één voor super-benzine en een andere voor dieselolie. Bovendien is er ruimte gereserveerd voor een pomp voor gemengde smering. Verder hoort er een bescheiden kantoortje en een bergplaats voor smeerolie bij. De blikvanger voor het verkeer wordt gevormd door een grote Caltex-lichtzuil en de bediening zal worden toevertrouwd aan vrouwelijk personeel.(foto 2)
De gelukkige eerste klant is Klaas Mulder, eigenaar van een Volkswagen-kever met kenteken ZT-31-34, wordt bediend door Marie Veldhuizen ( dienstbode)
Een kiekje uit 1974 (foto 3) levert de gegevens voor een nieuwe leverancier. Althans zo lijkt het, maar het blijkt iets te kunnen worden genuanceerd. Sinds 1934 hebben de Chevron en de Texaco - beide oliemaatschappijen - samen een dochterbedrijf met de naam Caltex, welke de raffinage en de verkoop buiten de Verenigde Staten coördineerde. (Met dank aan Wikipedia Die pomp voor gemengde smering voor de bromfiets wordt in juli 1974 vernield en leeg gestolen, maar snel weer gerepareerd, waar de rechtse foto van getuigt. Over de daders hebben we in de kranten niets kunnen vinden.
Bij het raadplegen van de adresboeken en de woningkaart worden we gewaar, dat het adres van het café in 1922 voor het ‘café, stalhouderij en verhuizingen’ van Hessel Hielkema het huisnummer Schans 29 wordt gehanteerd. Het adresboek van 1934 reserveert voor J. Hielkema en H. Hielkema het adres Grintweg no. 1. De ‘Heerenveen-één’ operatie heeft voor de nieuwe exploitant Jacob IJpeij, die per 12 mei 1934 de exploitatie van het café heeft overgenomen, meteen ook een nieuw huisnummerbordje beschikbaar. Per juli wordt het adres Grintweg 3 onder het dorp Terband. Immers de gemeentegrens wordt verlegd verder naar het westen en zo gaat garage Vriesema behoren tot het dorp Terband. Deze krijgt nu het huisnummer Grintweg 1.
Omdat Jacob IJpeij zijn contract op 22 februari 1939 beëindigd - hij vertrekt per die datum uit het café - krijgt Jan Smid, komend uit Wolvega, de kans het kasteleinschap over te nemen. Het kadaster registreert een verkoop ten faveure van Jan Smid in het dienstjaar 1940. We mogen op grond van de woningkaart van het adres Schans 11a aannemen, dat Smid tot 3 januari 1972 het bewind heeft gevoerd over hotel “Sportpark”. Daarna vestigt hij zich op Schans 13, welk pand in 1970 is verbouwd naar een plan van architect Tj. Hoogeveen.
Bij de ter inzage ontvangen foto’s zijn er een aantal interessante deelverzamelingen, die de moeite waard zijn om even onder de loupe te leggen. Allereerst is daar de gebeurtenis, waar dochter Marrij Smid een hoofdrol speelt (foto 4). Zij is het meisje met de-schaar-op-het-kussen, dat ter gelegenheid van de heropening van de nieuwe Terbandsterbrug op 24 september 1948 de Commissaris der Koningin de schaar mag presenteren om het lint door te knippen. Zij is zich duidelijk zeer bewust van die vererende opdracht en bepaald camerageniek te noemen. Want gelooft U ons, dat het niet meevalt om tijdens de redevoering van de pommeranten geconcentreerd te blijven.
Dan is er ook de geheel verbouwde nieuwe eetzaal.(foto 5) Een bouwvergunning van eind 1963 spreekt van vernieuwing en uitbreiding van de keuken en de restauratieafdeling van het hotel-café-restaurant. Constructiebedrijf IJbema te Tijnje en architect Tj. Hoogeveen pakken de zaak aan en de westelijke zijgevel van de aanbouw wordt daardoor gewijzigd. W kunnen U geen oordeel geven over de kwaliteit van de inrichting van de betreffende ruimte.
Naast de gebruikers van de eetzaal heeft Hotel-Café Smid ook zijn vaste klantenkring voor de gelagkamer, waar de biljartclub (foto 6) regelmatig met veel plezier haar bijeenkomsten organiseert. Dit ongebruikelijke beeld met enkele bekers op het groene laken is duidelijk geënsceneerd. Namen, voorzover Jan Willem Smid zich herinnert, zijn van rechts naar links: Jan Smid, dan een kappersbediende,(naam weet Jan niet meer, wel dat hij naar Amsterdam is verhuisd en daar trambestuurder is geworden), daarnaast 2 onbekende heren en dan Marie Veldhuizen, de heer Braam (depothouder van Amstelbier,) Jelle van der Velde, kruidenier in Iepenlaan en als laatste Langenberg, notarisklerk.
Het schilderstuk achter dit tafereel maakt nieuwsgierig. Het lijkt een zeer landelijk tafereel en suggereert een schoorsteenstuk te zijn.
Het valt aan te nemen, dat de keuken de basis is voor de culinaire tevredenheid van de klanten van de eetzaal."De twee beelden van de aktiviteit in de nieuwe keuken laten in ieder geval zien op de bovenste foto (foto 7): v.l.n.r. Wiep Veenstra; Zus v.d. Velde; Marie Veldhuizen; moeder Smid, en op de onderste foto (foto 8): v.l.n.r. Zus v.d. Velde; Wiep Veenstra; Marie Veldhuizen.
Tenslotte: de basis van een goed lopend bedrijf is de personele bezetting. Uiteraard zal deze in de lange exploitatieperiode stellig wisselingen hebben ondergaan. Links op de foto (foto 9) staat links Fokke de Roos, in het midden Marie Veldhuizen en rechts achter de tap Bauke de Vries.
Afsluitend willen we U nog voorstellen aan de personen, welke hebben gezorgd voor het bestaan van het Hotel Smid. De namen achter op de betreffende foto’s (foto 10) zijn onze gids, omdat wij de exploitanten persoonlijk niet hebben gekend. De man met bril op beide foto’s in Jan Willem Smid in het midden Moeder Smid en daarnaast Johan Sietsma (die op bezoek was uit Amerika en voorheen woonde op de Leeuwarderstraatweg naast de Christelijke school)
2015, juli 26 - wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Alie van Dijk c.s.
2018, januari 14: Aanvullingen en correcties aangeleverd op 14 januari ( inmiddels in de tekst verwerkt) door Jan Willem Smid, waarvoor hij deze HIP-Time 112 nog waardevoller maakte, hiervoor hartelijk dank!
HIP-TIME MAGAZINE 117
Voor de geschiedschrijving van de wijk Heerenveen-noord is deze foto van november 1930 - de bomen werken mee door hun bladerloze uiterlijk - een uitstekend begin van hun zoektocht naar authentieke beelden van hun oorspronkelijke leefgebied. Fotonummer 01980 van het Heerenveen Museum is misschien fototechnisch gezien niet het beste exemplaar van de onbekende fotograaf, maar gevoelsmatig zou het best eens een opname kunnen zijn van de in die jaren actieve Christiaan Weijer (1894-1947). De opname heeft zelfs de potentie een uitstekende illustratie te zijn voor een boekje als ‘Heerenveense fotografen in de 19e en 20e eeuw’, welke nu als titel draagt “Verstilde tijd”. Het heeft niet zo mogen zijn !
Dit panoramische beeld van een groot deel van de Heerenveense horizon of met een hedendaagse term ‘skyline’ is tot stand gekomen vanaf een positie ten noorden van de westelijke dwarswijk van de Pastoriewijk ergens tussen het arm-en verplegingshuis aan de Pastorielaan en de Thialfweg. Die dwarswijk ligt tegenwoordig parallel met de huidige van Beyma thoe Kingmaweg, achter de bebouwing van de Primulastraat. Rond 1930 liep die vaart bijna tot aan de latere van Maasdijkstraat door. Een poging om de plaats van het fotostatief vast te stellen, rekening houdend met de volgorde waarin de kenmerkende gebouwen langs de horizon zijn gerangschikt, levert - bij benadering - de slootkant in de nabijheid van het schoolplein op van de in 1921 gebouwde en begin 1922 in gebruik genomen Openbare Lagere School Heerenveen (Aengwirden) of kortweg School Tuinstra, later wordt dit de Maasdijkschool (aan het begin van de Thialfweg of eigenlijk het eind van de Thialfweg bij het hek van de ijsbaan). De notitie achterop de op fotokarton geplakte foto vermeldt slechts: Thialfweg, maar die aantekening is pas enkele jaren geleden in potlood er achterop geschreven.
Op de foto is nog goed waarneembaar een sloot (smalle wijk), die van het midden-rechts door de weilanden loopt in de richting van globaal gezien de Kleine Kerkstraat en doodloopt op de nieuw aangelegde aardebaan voor de buiten de bebouwing langslopende tram. Het is nuttig om dit fotobeeld te vergelijken met luchtfotonummer 7143 uit 1931 van de publicatie “Oud Heerenveen vanuit de lucht”.
Laten we eerst eens de kenmerkende bebouwing van rechts naar links benoemen. Opvallend is de (nep)geveltoren van het oliepakhuis van fabrikant Woltman naar het ontwerp van E. Schaap uit Roordahuizum, waarbij een hoogte van 15.70 meter wordt bereikt. (AEN Bouwvergunning 1915, no. 394). De machinekamer met ketelhuis daarnaast is ietsje lager, maar de schoorsteen van de oliefabriek met een hoogte van 22 meter (AEN Bouwvergunning 1912, no. 311) wedijvert met de kaphoogte van de in 1898 verhoogde molen Welgelegen. Vervolgens naar het centrum van de foto zien we hoog opgaand geboomte met de daken van een aantal herenhuizen aan de eerste Fok, waarbij het meest prominent uiteraard is de voormalige villa “Mariënbosch” van jhr. F.H. van Beyma thoe Kingma. Daarna vestigt er zich notaris jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma en is het sinds 1920 kantoor en woning van notaris J.W. Schippers geworden. De onderpui van de spitse toren van de Nederlands Hervormde Kerk (Schoterland) wordt in het beeld afgedekt door de gevel van het voormalige Hotel Jorissen aan de Oude Koemarkt, welke in 1926 onder de hamer komt en verkocht wordt aan de Roomsch Katholieke Parochie van den Heiligen Geest. Voor de bouw van een roomse kerk met twee torens en annexen betekent een besluit tot sloping voor een groot deel van het complex een flinke amputatie. Anno 2015 horen we van voornemens om door afbraak van het huidige gebouw “‘t Skûtsje” de rooilijn van de noordelijke gevelhelft van het voormalige hotel Jorissen weer naar voren te halen. Zal het ooit mogelijk zijn die gevel in harmonie te herstellen zonder het zuidelijke deel daarin te betrekken ?
De grandeur van Crackstate maakt de horizon van de plaats Heerenveen in 1930 praktisch vanuit iedere hoek tot ‘oh ja, dit is Heerenveen’. In deze opname is zelfs het ‘aangehechte huis van bewaring’ terug te vinden. Enkele jaren later kan ook de lagere horizon kenmerkend worden genoemd door de in 1934 gebouwde Schouwburgbioscoop met toneeltoren. De naar het oosten lopende dakenlijn wordt vooral gedomineerd door het langs het Haringspad staande Hotel Groen.
Tenslotte volgen dan nog drie door de afbraak gesneuvelde ‘skyliners’, te weten het slanke torentje van het postkantoor, de kolossale watertoren medebepalend voor het Heerenveense luchtruim en - in alle bescheidenheid - het in etages opgebouwde houten torentje met luidklok van de Rooms Katholieke Kerk aan het Gemeenteplein.
Terugkomend op het maken van deze opname brengen we nog graag in herinnering één van onze eerste HIP-time afleveringen, namelijk nr. 9 van 12 mei 2012, welke als prentbriefkaart ‘Gezicht op Heerenveen’ is verkocht. In dat geval wordt de datering mede bepaald door de datumstempel uit 1924. De breedte van de horizon maakt in dat geval slechts een gedeelte uit van bovenstaande horizonbreedte. Niettemin zijn er enkele parallellen aan te geven. Het beeld van de Nederlands Hervormde Kerk tot en met dat van de Rooms Katholieke kerk, met alles wat daar tussen zichbaar is, komt exact overeen met dat van de bovenstaande foto.
De aanwezige bebouwing achter de Fok betreft niet alleen de achterkanten van de gebouwen daar, maar er kan ook worden gezocht naar de “Hepkema’s nieuwe weg’ zoals de voorloper van de Hepkemastraat wordt genoemd. Die straat is vanaf 1916 in ontwikkeling genomen. Het eerste pand, dat daar is gebouwd betreft het woonhuis met werkplaats van de verver Albert Gerbens Landstra. De bouwvergunning stamt van 29 februari 1916. Dat eerste pand staat o.a. op die schitterende kaart van de te vormen gemeente Heerenveen uit 1918 en staat letterlijk in de ‘schaduw’ van de Tjepkemamolen, thans Molen Welgelegen. Later in de tijd krijgt het huis de veelzeggende naam ‘Molenschauw’. Zie HIP-Time 102 voor een uitgebreide beschrijving van dit pand.
In 1922 volgt de dubbele woning van E. Westerhof (bouwvergunning 580) en in 1923 worden er meerdere panden gesticht. R. van der Wijk is een bouwkundig opzichter en sticht een dubbel woonhuis, hetzij voor verkoop of misschien voor verhuur. M. Joustra, kleermaker, gaat het woonhuis (nr. 124) betrekken. Theodorus Groothoff, smid aan de Heerenwal, bouwt er ook een woonhuis, maar blijft lekker op de hoek van Dubbele Regel-Heerenwal wonen. G. Kamminga, brievenbesteller (nr. 139) en H. Loopstra, in 1922 nog kleermaker en in 1928 reiziger (nr. 139a) bouwen samen een dubbel woonhuis. H. Dijkstra blijkt in 1928 bankwerker en sticht in 1923 een woonhuis in de Hepkemastraat (nr. 133). F.A.H. Clemens, typograaf, laat een dubbel woonhuis (132) bouwen en bewoont daarvan zelf eentje. R. van der Wijk en H. Been bouwen samen een dubbel woonhuis kennelijk eveneens als huurobject of in opdracht. De huisnummers komen uit het Algemeen Adresboek van de Provincie Friesland ± 1928 (Tresoar) en het adresboek van 1922 en 1927 (Heerenveen Museum).
2015, oktober 4 - wibbo westerdijk - hip-backup
De hoofdbrug van 1880 mag dan niet de breedste zijn geweest, het heeft beslist het meest siermeedkundige, elegante uiterlijk gehad van de Heerenveense centrumbruggen. Kijk naar die prachtige bijna ‘jugendstilachtige ornamentering’ van de ronde boog van het brugportaal. De eigenaar sinds 11 juli 1843 is ‘het Rijk’, die het eigendom van de hoofdbrug bij contract heeft overgenomen van de Dekema-, Cuyck-en Foeyts Veencompagnie. Boven de portaalboog bevindt zich in het midden het gekroonde Koninklijk-en Rijkswapen, met op het wapenschild “een klimmende leeuw van goud getongd van keel op een veld van azuur, bezaaid met gouden blokken”, vermeerderd met “in de rechter voorklauw een opgestoken zwaard en in den linker een bundel pijlen met gouden punten, de punten omhoog en de pijlen met een gouden lint te zamen gebonden” (citaten uit T. van der Laars: ‘Wapens, vlaggen en zegels van Nederland’, 1913, met tekst van het K.B. van 24 aug. 1815, pagina 138)
Op deze foto - Museum Willem van Haren nr. 01834 - met een formaat van 15.8 bij 10.8 cm is de brug in de nadagen van haar bestaan. Het is namelijk het jaar 1931 en we weten niet door welke fotograaf deze opname is gemaakt. De niet zo sterk aanwezige schaduwen wijzen ons op een redelijk vroeg tijdstip van de dag (zon uit het oost-zuid-oosten?). Dat jaar 1931 is niet uit de lucht gegrepen. Door een oud-medewerker van de Oudheidkamer c.q. Museum is dat jaartal op de inventariskaart terecht gekomen. Het valt bovendien te documenteren met de verkiezingsbiljetten op de verticale steunstijlen van de hoofdbrug. Zo staat er op de linkse paal: ...Boer 22 April ... en op de rechter: Stemt op 22 April ....Lijst 13 ....Visser, maar ook ‘3 ... De Boer. Het Nieuwsblad van Friesland van 17 april 1931 laat ons kennismaken met een advertentie van het gewest. De federatie van de S.D.A.P. Friesland maakt zich sterk voor nummer 1 van lijst 3 de heer H. de Boer en de aanbeveling is ‘Breng uw stem uit op 22 april voor de Provinciale Staten. In een advertentie van de R.K. Staatspartij valt woensdag no. 1 van lijst 13 M. Visser die eer te beurt. Zelfs vinden we op lijst 12, no. 1 de persoon van onze plaatsgenoot sinds 1928 Burgemeester Falkena namens de Vrijzinnig Democratisch Partij. Heerenvener F. Bokma is lijsttrekker van lijst 11 namens de Plattelandersbond, die met bezuinigingen, goedkoper elektrisch licht, tegengaan van te dure waterschappen en het bevorderen van bestaansmogelijkheden op het platteland een plaats in de Staten heeft bereikt. Op donderdagmorgen 23 april verschijnt er een verkiezingsnummer van de Hepkemakrant met de totaaluitslagen met tevens een pagina met de portretten van 48 gekozen statenleden. Een dag later blijkt dat ook Heerenvener W.W. van der Kam voor A.R.-partij nog zitting mag nemen als statenlid.
Vlak naast de brug aan de kant van het Haringspad ziet U een paal met donker en lichte kleurvlakken (was de foto maar in kleur ...) met daarboven een breed langwerpig wit bord met tekst onder een driehoekig bord met misschien?ook wel tekst (maar niet te lezen!). De tekst op het witte bord luidt: “Verboden / voor voertuigen waarvan / door eenig wiel een / grooter gewicht op de / brug wordt overgebracht / dan 2400 kg”.
Dan is er de wegwijzer die het verkeer in de richting van Garstenbrug stuurt met de bestemmingen: Oranjewoud 4.6 / Gorredijk 10.7 /Beetsterzwaag 18.3. Natuurlijk worden de afstanden in kilometers weergegeven en uiteraard via de Heideburen, ‘t Meer, Veensluis naar de afslag ‘Wâldsterbrêge’ en Woudsterweg; verder ‘by de feart lâns’ de tramrails volgend naar Bovenknijpe en bij het café richting Gorredijk en Beetsterzwaag.
Is het U ook opgevallen, dat het begrip ‘hangjongeren’ al een tamelijk lang historisch gegeven is ? Ook in 1931 dus al ! Misschien is de man van de kruiwagen met de bezem net even buiten beeld of staat hij aan de andere kant van de brug met de rug tegen het hek even uit te blazen ? De meer dan kordate en wilskrachtige pas van de stevig doorstappende persoon, die van het Haringspad komt, lijkt niet de bedoeling te hebben de veegwerkzaamheden aan te pakken.
Het hoekpand Vleesmarkt-Lindegracht is in 1931 het lijdend voorwerp van een verbouwing van de woning. Bij vergunning nr. 2238 heeft P. Palma bij besluit van 5 maart 1931 daarvoor toestemming gekregen. Het gaat om het maken van een zitkamer van ± 2.60 bij 3.60 meter. De timmerlieden J. Schaap en Zn. ramen het op fl.60,-. In het dossier is geen tekening aangetroffen. Gemeenteopzichter is in die tijd K. Straatsma is kennelijk geen dossiervormer.
Na enig zoeken in de krantenlegger van het eerste halfjaar van 1931 in het Museum Willem van Haren vinden we ook nog een advertentie van P. Palma over de opening van zijn nieuwe Groenten-, Fruit-en Viswinkel. Op vrijdagavond de 13e maart kondigt hij die gebeurtenis aan voor zaterdagmorgen de 14e maart. Als cadeau voor de koper, die fl.2,- besteed, geeft hij een bus sperziebonen en iedere koper die voor fl.1,- koopt, krijgt er gratis een pond appels bij. Verder somt hij nog even wat topics uit zijn assortiment op.
De dames Rinske, Janneke en Hiltje de Jong, modistes, hebben daar sinds 18 juni 1909 hun"Maison Moderne" gehad met als specialiteit dames-en kindercostumes, blouses, costuumrokken, corsetten, handschoenen. Van deze gezusters - waarvan Janneke (1865) hen al is ontvallen op 4 juli 1926 - getuigt nog een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 28 maart 1930, waarbij ze hun etalage met een schitterende expositie hebben ingericht van “Eerste Klas Fransche Modelhoeden”. Het doek voor de twee overgebleven zusters lijkt zakelijk te vallen op de 26 februari 1931 wanneer ze deurwaarder J.D. Jongsma zowel hun inboedel als hun winkelopstand met een boelgoed te gelde laten maken. Een week later zijn Rinske en Hiltje van beneden naar boven verhuisd (huisno. 2a), waar Hiltje op 26 maart 1931 op ruim 59 jarige leeftijd overlijdt. Rinske, van geboorte de oudste (1862) wordt uit haar woning gedragen na haar verscheiden op 17 januari 1933.
Overigens hebben de dames de Jong volgens de Hepkemakrant van 29 juni 1928 er blijk van gegeven een moeizame relatie te onderhouden met de burgemeester én een commissie, die bezig zijn geweest een trottoir van 1.80 meter breed aan te leggen langs de gehele Lindegracht. Zij weigeren de stoep vóór hun woning daarvoor af te staan en in de kosten van aanleg bij te dragen. Uiteindelijke komt het trottoir er wel zoals dat eerder ook gebeurd is op de Dracht in 1926.
Aan de overkant van de Vleesmarkt is in 1931 al sinds lange tijd de naam van de bakkersfamilie De Jong (zoals we hebben vastgesteld op een gevelopschrift) verbonden. Het is op 25 januari 1855, dat in het kantoor van notaris Arjen Binnerts op het Breedpad de voogd van vier minderjarige kinderen van wijlen het echtpaar Durk Piebes Sjollema en Anna Margaretha Braaksma en Jelte Faber als vader en voogd van de vier kinderen van hem en Anna Margaretha Braaksma, weduwe Sjollema bijelkaar komen. Zij zijn met Kornelis Klazes de Jong, mr. bakker te Heerenveen, overeengekomen, dat deze het huis en bakkerij te Heerenveen, sectie A., nr. 3, groot 2.42 are, voor fl.4800,- koopt. Uiteraard gaat deze zijn ‘meesterschap’ in dit ambacht volledig bewijzen en neemt daarvoor de verantwoordelijkheid gedurende bijna twintig jaren. Dan komt het moment dat hij de zaak overdoet aan zijn zoon Johan Christiaan de Jong, de oudste zoon uit zijn tweede huwelijk met Anna Dupon. Het kadaster legt dit vast in het dienstjaar 1874. Deze laat in het dienstjaar 1885 een volledige herbouw uitvoeren, zodat de gebouwde waarde stijgt van 165 gulden naar 400 gulden. Uit zijn huwelijk met Alida de Haan is rond 1910 zijn zoon Kornelis zover, dat deze het bakkersambacht ook voldoende in de vingers heeft en het pand in het bedrijf in het dienstjaar 1910 overneemt.
Eén van zijn eerste ingrepen in het bedrijf is het aanbesteden van verbouw van het woon-en winkelhuis naar bestek en tekening van architect Servaas H. Zwarts te Heerenveen. Die aanbesteding is op 29 januari 1910 en hoewel de aanvraag pas op de 3e februari is gedaan, krijgt hij praktisch per ommegaande - binnen een week - de verbouwvergunning. (SCO, dossier 321) De Hepkemakrant meldt op 16 februari 1910, dat de onderhandse aanbesteding is gegund aan bouwmeester-aannemer K. de Groot te Heerenveen. Korte tijd later ziet Kornelis de Jong kans het oppervlak van het pand uit te breiden van 2.42 are tot 4.02 are, wat ook weer gevolgen heeft voor de gebouwde waarde: van fl.400,- naar fl.498.-.
Belangrijk voor het bakkersbedrijf is de keuze, die de familie De Jong maakt voor de toekomst. Sinds het begin van de 20e eeuw ligt in Heerenveen de nadruk op ‘samenwerking’. De rechtsvorm die daarbij wordt gekozen is meestal die van de Coöperatie en is in het begin vaak gelieerd aan de socialistische denkwijze. Niet alleen kiest men politiek-ideeële samenwerking, maar ook praktisch gerichte oplossingen. Zo werd op 17 april 1919 door een grote meerderheid van de kleinere bakkersbedrijven besloten tot de oprichting van een N.V. De Centrale Bakkerij te Heerenveen. Aengwirden faciliteerde het initiatief door toestemming te verlenen aan de Fok een daarvoor bestemd pand te bouwen. De familie De Jong, die op dat ogenblik in Heerenveen een drietal bakkerijen in exploitatie heeft, kiest haar eigen oplossing door zelf een naamloze vennootschap op te richten. De Nieuwe Rotterdamse Courant meldt op 11 juni 1920, dat de Staatscourant o.a. de statuten bevat van “de Naamlooze Vennootschap ‘De Jong’s Bakkerijen’ te Heerenveen”. Albert Hoogkamp, afkomstig van Noordwolde, maar ‘t laatst van ‘s Gravenhage, die vanaf 1911 als bakker is verbonden aan het bakkerijpand Dracht-oost nr. 217, thans Dracht nr. 15 (waar eerder Gerhardus de Jong de broden bakte) wordt benoemd als directeur van de N.V. In 1921 verhuist hij naar het grote pand op de Vleesmarkt. Hij is als 26 jarige jongeman in 1797 getrouwd met Jette de Groot (Heerenveense). Deze overlijdt in 1911 en hij hertrouwt in 1914 met Jacoba de Haan uit Langezwaag. In 1931 - het jaar van onze foto - wonen zij hier op de Vleesmarkt, maar hebben tevens een gemeubileerde kamer verhuurd aan mevrouw Dr. Mietje Rosenbaum, lerares Duits aan de R.H.B.S. Zou zij één van de dames kunnen zijn, die zich op het balconnetje bevinden achter de linkse brugpilaar ? Zeker is dat de N.V. een liefhebber is van naamreclame, gezien het zwarte bord (aan de waterzijde van de bakkerij) met o.a. de tekst ....De Jong’s .... erop. De geur van vers brood zal stellig de omgeving van het pand hebben beheerst. De open deur naar de bakkerij nodigt wat dat betreft uit en het is duidelijk dat de ‘echte’ bakkerskar daar niet weinig toe bijdraagt.
Aan de race van herbouw, verbouw en vernieuwing is het sigarenzaakje van het kadastrale nummer A-4 lang ontsnapt, maar in 1928 is het door vergroting van het terrein door toevoeging van grond van de gedempte kerkhofshaven dan toch zover, dat Berend Noppert en Sietske Jonkers, voor hun vergrote perceel het reeds hoge kadastrale nummer A-3199 krijgen toegewezen. Misschien is de gevelaankleding en het straatmeubilair (fietsenrek met reclame, zonnescherm, markies, gevelreclame) in de loop der tijd aangepast geweest aan de modetrends, maar wezenlijk zijn er niet echt veel wijzigingen geweest. De enige bouwvergunning van dit pand dateert van 18 augustus 1926 als Berend Noppert toestemming krijgt voor een interne verbouwing van keuken en bijkeuken. Op dat ogenblik bereidt het stel zich voor op een huwelijk, want ze gaan in ondertrouw in de week van 24 tot 30 october 1926. De relatie heeft maar zeer kort geduurd. In de legger van hun pand op de Vleesmarkt 3 wordt in het dienstjaar 1928 al gesproken van Sietske Jonkers, gescheiden echtgenote van Berend Noppert. Een familiegenealoog op internet beweert zelfs dat Berend nimmer gehuwd is geweest ! Vaststaat dat het adresboek 1934 als bewoner Berend Noppert kent, en dat het exemplaar van 1938 als bewoners mej. S. Jonkers en mej. T. Visser, resp. als winkelierster en als winkeljuffrouw heeft geregistreerd. Berend Noppert woont dan in de Compagnonstraat 18 in bij de weduwe Tj. Zwart-Bloemhof en als beroep geeft hij aan ‘commissionair in obligatiën’ te zijn.
Zeer dominant is de metalen telefoonmast op de Oude Koemarkt, welke in augustus-september 1905 is opgericht ten dienste van een dertigtal telefoonabonné’s. Ook dominant maar slanker is de afsluitboom voor de brug, wanneer deze aan de Vleesmarktzijde openklapt moet worden. Prachtige stoffering van het beeld zijn de transportfiets met dubbele framestang en pakjesdrager boven het voorwiel, de kruiwagen met bezem en de achterzijde van een automobiel vlak voor de gevels van de oostkant van de Vleesmarkt. Zien we daar het reservewiel ?
Aan de gevel van de bioscoop - naast de sigarenwinkel - zit een groot bord, met daarop een flinke filmposter, waarmee eigenaar Jan van der Wal, zaalchef Sjoerd Brouwer en operateur E. Couperus hun publiek naar binnen lokten.
2014, aug. 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 25
Hervormde kerk, Hoofdbrug, Breedpad, omstreeks 1900
Ja hoor, de fotograaf is weer op het begin van de Heerenwal om een opdracht uit te voeren voor een plaatselijke boekhandel. Hij heeft zijn oog laten vallen op het beeld van de straat langs de Hervormde Kerk, de kerk zelf, de hoofdbrug, de boten aan de Breedpadkade, en een groot deel van het Breedpad zelf. De bladerloze bomen wijzen op een late herfst, mogelijk een voorlopig ijsloze winter. De lichte rimpelingen in de Heerensloot maken van het spiegelbeeld van gebouwen, geboomte en vaartuigen, samen met het licht een boeiend schouwspel. De jeugd heeft daar absoluut geen boodschap aan. Zij willen op de foto ! De jongens zittend op de leuning van de uitloop van de Heerenwalsterbrug. Het kindermeisje met de kinderwagen en enkele supporters staan zo dicht mogelijk bij de aflopende kade naar de Heerensloot.
Het contour van het eerste deel van het Breedpad laat ons nog juist een glimp zien van de licht achteroverhellende schoorsteen van de herberg van Prinsen (thans Nicolai). Er is dus nog niet verbouwd en dat wijst op een foto van vóór augustus 1905. De informatie bevestigt deze datering; achter op de foto staat ± 1900 en zit uiteraard in het fotoarchief van Museum Willem van Haren onder nr. 179.
Experimenterend met een plattegrond van 1887 moet de conclusie zijn, dat de zichtlijn langs het hoge gebouw bij de Hoofdbrug (Heerenlogement) ons het eerste postkantoor aan de oostkant van het Gemeenteplein op het netvlies projecteert. Het jaartal ± 1900 houdt voor dat gebouw in, dat het reeds is uitgebouwd met de serre. Dat is namelijk tot stand gekomen in 1894.
Aangezien op deze foto het zicht op de Nederlands Hervormde Kerk (Schoterland, na 1934: Heerenveen) vanwege het seizoen praktisch onbelemmerd is, willen we daar even op inzoomen. De eerste dienst, waarbij de lidmaten en genodigden door de monumentale deur via de hal naar hun zitplaats mochten gaan om de door ds. Jan Frederik Corstius geleide dienst in 1859 te beleven is helaas niet aan ons overgeleverd door J. Bruinsma in zijn geschiedschrijving van 1926. Gelukkig bevat het missiveboek van de kerkvoogden een afschrift van de uitnodiging aan het Gemeentebestuur van Schoterland. Zij worden uitgenodigd op zondag 18 december 1859 de plechtige inwijdingsrede mee te maken. Aan die datum is een periode van voorbereiding voorafgegaan van ruim 15 jaar.
Op 14 januari 1844 wordt door een commissie “ter beproeving ener vrijwillige intekening” in de vergadering van kerkvoogden en notabelen meegedeeld, dat Z.M. 6000 gulden heeft toegezegd voor de ‘vergroting’ van de kerk. De dag daarna komen beide colleges opnieuw bijelkaar om vroeger ontworpen plannen en tekeningen te beoordelen. Men wordt het daarover niet eens en besluit de heer M.G. Tetar van Elven, architect en directeur van de Academie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam te schrijven of hij wil adviseren. Deze zegt zijn medewerking toe en dan ontspint zich in de loop van de jaren een merkwaardige ‘soap’ van aangenomen én verworpen plannen op basis van schitterende ontwerptekeningen, definitieve én gewijzigde begrotingen, aangetrokken én afgewezen adviseurs, ingediende én geweigerde nota’s. U moet ons geloven als we u vertellen, dat die ontwerptekeningen een lust voor het oog zijn en zelfs zijn in te zien in het gemeentearchief van Heerenveen. Daar is het volledige kerkelijke archief van de Nederlands Hervormde gemeente in beheer, inclusief die ontwerptekeningen.
Uiteindelijk is duidelijk geworden, dat de ‘oude’ toren op het midden van de ‘kruiskerk’ moet worden afgebroken; de hoeken van de oorspronkelijke ‘kruiskerk’ worden bij het grondoppervlak getrokken en de nieuwe toren wordt aan de westzijde gesitueerd. Dat laatste lost in ieder geval het probleem van het onderhoud van de (dorps)toren, die voor rekening hoort te komen van de gehele gemeenschap (dus het grietenijbestuur van Schoterland), volledig op. De klokkeluider voor het dagelijkse luiden en voor de begrafenissen is namelijk in dienst van de grietenij. Het luiden voor de kerkdienst kan gerust een andere persoon zijn, die wordt immers betaald door de kerkvoogden.
Gedurende de verbouw van de kerk heeft op de zuidwestpunt van het kerkterrein een houten hulpkerk gestaan, zodat de diensten wel konden doorgaan. Voorafgaand aan de verbouw is overigens door de kerkvoogden medewerking aan de gemeente Schoterland gevraagd tot verplaatsing van het kerkhof. Ruim twintig jaar eerder is er al besloten dat er in de kerken niet meer mocht worden bijgezet. Zelfs in een ingekomen stuk in het archief van Schoterland uit juli 1811 (SCO 12) wordt als resultaat van een inspectie al aangegeven, dat het kerkhof bij de ‘kruiskerk’ te Heerenveen zal moeten worden vervangen. Namens Baljuw en het gemeentebestuur tekenen loco-president Giel Cornelis van den Bergh en gezworen klerk Sieds Pieters van Goinga dit stuk. De zoektocht naar een nieuw geschikt stuk grond kan beginnen, maar heeft heel lang geen resultaat. Wel wordt het kerkhof onderhanden genomen door ondermeer grond aan te voeren voor het ophogen van het terrein. In een vergadering van kerkvoogden en notabelen van 9 februari 1849 deelt J. Barends officieus mee, dat voor een nieuwe burgerlijke begraafplaats grond is gekozen in het oostelijke deel van de gemeentetuin. Dat plan wordt uitgevoerd en het wordt mogelijk gemaakt daar ook te worden herbegraven op basis van eigendomsverklaringen van eigenaren van graven op het kerkhof. Zo zijn Hendrik Tuijmelaar (1755-1829) en zijn echtgenote Antje Siebes Beerta (1749-1827) overgebracht naar perk A, grafnr. 69 en 70 op de nieuwe begraafplaats.
Thans, 2012, ligt in het parkje Achter de Kerk, herstel Amelius van Oenemapark - weliswaar dicht in de buurt van de plaats, waar het ooit aan de toren is ingemetseld geweest - de herdenkingssteen van de verbouw in de reconstructie van het kerkkruis met de restanten van de stenen, welke ooit in de kerk hebben gelegen. Het is nu nog goed leesbaar, maar de behandeling na de afbraak van de toren heeft zijn sporen zichtbaar nagelaten.
Het rijtje huizen aan de Aengwirder zijde van de grens hebben omstreeks 1900 bepaald ook bijzondere bewoners. Het pand pal naast het Posthuis, waar op 19e eeuwse schilderijen de stal van het Posthuis staat, is omstreeks 1890 vervangen door de bank van de Gebrs. Mispelblom Beijer. Leonard Louis Ferdinand, die al enige tijd in Heerenveen functioneert als postdirecteur, wordt de vertegenwoordiger van deze Leeuwarder kassiers-en bankiersfirma in Heerenveen. Wanneer hij in 1894 vertrekt naar Leeuwarden en de directeursfunctie wordt bekleed door Jacob Hendrik Bekkering wordt gesproken van een correspondentschap van de Nederlandsche Bank. In 1902 wordt de vennootschap tussen Mispelblom Beijer en Bekkering ontbonden. J.K.H. Enderlein, officier van justitie, heeft er tevens iets meer dan twee jaar (juni 1900- juli 1902) gewoond.
In het eerste lagere huis heeft slager Andries de Jong veel strijd moeten voeren om zijn slagersbedrijf daar te kunnen uitoefenen. Bij iedere gelegenheid wordt hem door de omwonenden duidelijk gemaakt, dat zijn ambacht niet zal worden getolereerd. De eerste hinderwetvergunning wordt in 1879 door hem vergeefs bevochten tot voor de Raad van State. Maar hij is een vasthoudend man. In 1892 is de weerstand opnieuw groot, maar deze keer verwerft hij wel zijn vergunning. Bovendien is hij iemand die de discussies niet schuwt. De Jong vraagt zich in het Nieuwsblad van Friesland van 27 september 1902 openlijk af - nadat Smilde eerder dat jaar in Leeuwarden een zilveren medaille heeft gewonnen voor haar product Natura - wat het onderscheid is tussen gesmolten potvet en gesmolten vet in blik. Er volgt een polemiek met advertenties en ingezonden brieven o.a. in rijmvorm. Jammer dat daarvan in het geheel niets is terug te vinden in de geschiedschrijving van het vetsmelten door de firma Smilde.
Het volgende huisje ten oosten heeft volgens de waterleidingkaart van 1913 het kadastrale nummer A-4981. Dat nummer is in het dienstjaar 1883 toegewezen aan het pand van Gerben Pieters Postma, die met huisschilderen, maar ook met fotograferen zijn kost verdient. Deze combinatie van beroepsbezigheden schijnt vaker voor te komen, juist omdat de fotografie vroeger zeer veel ambachtelijke aspecten heeft gehad: ontwikkelen, afdrukken, retoucheren, e.d. Ten tijde van deze foto is het pand in gebruik bij de fotografiefirma De Jong, die in Leeuwarden en Sneek vestigingen heeft. Heerenveen is volgens de advertentie uitsluitend zaterdags en zondags geopend. Wist u overigens dat oud-Heerenvener Piebe Krediet een fantastische reclametekening heeft gemaakt van de drie De Jong vestigingen. U kunt dat bewonderen op pagina 8 van de Leeuwarder Courant van 19 mei 1903. De website ‘De Krant van Toen’ biedt u de mogelijkheid daarvan te genieten. (www.dekrantvantoen.nl)
Als een van de laatste commensalen van Gerben Pieters Postma is de klerk Ids Reinders Mulder er kamerbewoner geworden. Hij dingt in 1885 met succes naar de hand van Ypkje Maria Postma, dochter van zijn kostbaas. Mulder gaat het huis bewonen en verhuurt de fotofaciliteiten van zijn schoonvader aan de firma de Jong. Althans ... dat lijkt een logische verklaring voor de gang van zaken. Later wordt hij in het bevolkingsregister tot 1920 aangeduid als: notaris (of moet dat misschien notarisklerk zijn?), terwijl in het eerste adresboek van 1922 als zijn beroep ‘winkelier’ wordt aangegeven. Het huidige nummer Achter de Kerk 10 is dezelfde locatie en is de vestiging van ‘Pepe & Coco’, een restaurant bar-lounge met internationale keuken.
Als u denkt ‘Heb ik die foto niet al eens eerder gezien ?, dan moeten we u gelijk geven. David Hartsema heeft het ruim 20 jaar geleden namelijk ook als illustratie geplaatst bij een artikel in de Koerier van 21 december 1988: "Het leven in Heerenveen rond 1850”. IJverige verzamelaars van historische informatie zullen het ongetwijfeld hebben uitgeknipt.
2012, sept. 1 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 75
Dit is weer zo’n exemplaar van een prentbriefkaart, waarvan het museum Willem van Haren meerdere in zijn collectie heeft. Het is een kleurenfoto met aan de afzenderzijde - de linkerhelft van de deelstreep aan de achterkant - ‘Heerenveen. Nieuwe Buren Heide Buren’. Als uitgever van dit mooi’s wordt aangeduid: MUVA Valkenburg (L.), onder welke afkorting A. H. Muurmans uit Valkenburg talloze prentbriefkaarten het licht heeft doen zien. Hoewel de betekenis van het codenummer (onder het postzegel) 1523/5 ons ontgaat, moeten we het doen zonder een exacte datering. Het enige gestempelde exemplaar met een postzegel van 20 cent geeft al aan dat het inderdaad is gebruikt als ‘brief’-kaart. Jammer genoeg geeft de tekst van de afzender evenmin een aanknopingspunt voor een nadere datering. Blijft nog over om met de loep het stempel van de kaart te ontwarren: 7-VI-1971.
Die datering is al een stuk nauwkeuriger dan de aanwezigheid van de skylinebepalers: watertoren en torentje van het postkantoor aan het Gemeenteplein. Inmiddels hebben we daarvan de laatste dagen zo vaak beleefd, dat de sloop van de watertoren in 1980 geen geheimen meer heeft voor de Heerenveners. En de klap van het opblazen van het torentje van het postkantoor op 17 december 1974 is bijna aan een 40-jarige herdenking toe.
Duidelijk is dat de fotograaf heeft gebruik gemaakt van het natuurlijke podium van het viaduct over Schoterlandse Compagnonsvaart in de Rijksweg 32 naar Zwolle. Hij heeft daarbij de uitzonderlijke omstandigheid van prachtig zomerweer met vroegochtendlijke kenmerken (zijlicht) optimaal benut. Het is meer dan duidelijk dat de infrastructurele afronding van het zogenaamde ‘Kolkplan’ - waarbij de Kolk door de plannenmakers van de demping van de Compagnonsvaart is opgerekt tot het afsluitende parkje tegenover de waterzuiveringsinstallatie (zuidelijk) en de tuinmanswoning van het buiten Voormeer (noordelijk), is voltooid. De kademuur verheft zich ‘spic en span’ tot wegdekniveau van de sterk verbrede Heide-en Nieuwburen. Het is kennelijk nog niet zo lang klaar, want de jonge boompjes zijn nog maar net geplant. Het laatste stukje wal aan de Heideburen is bewust niet meegenomen in de bemuring en lijkt zelfs nog niet de juiste glooiing te hebben gekregen van een gemeentelijke wegwerker met de schop. De overweging voor deze afwerking kan niet geweest zijn dat er opnieuw woonarken afgemeerd gaan worden, want vanuit beide richtingen is het ‘teplak’ komen daarvan afgesneden. De Compagnonsvaart vanaf Bovenknijpe is gedempt en dit stuk Compagnonsvaart staat door de overkluizing van de Nieuwstraat - Van Kleffenslaan nog slechts via een duiker in verbinding met de Kolk.
De ‘upgrade’ van de passage langs de loge ‘Ken U zelven’ van de Heerenveense vrijmetselaars werkt kennelijk inspirerend op het ingehuurde schildersbedrijf, dat zijn ladders tegen de gevel heeft opgesteld. Ook voor diens opdracht is het uiteraard ideaal weer. De vroegere pastorie van de Nederlands Hervormde Gemeente - is ooit bij koopcontract van 6 mei 1890 door de kerkvoogdij aangekocht van mr. M.Mz. van Heloma en in 1956 voor fl.20.000.- verkocht aan de Vereniging van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, gevestigd te ‘ s Gravenhage. De predikant moet dan nog verhuizen, maar op 27 september 1958 wordt de ‘nieuwe’ tempel van de Loge “Ken U Zelven” ingewijd door de Grootmeester van de Orde, ir. C.M.R Davidson, bijgestaan door zijn Grootofficieren en in de aanwezigheid van ruim honderd vrijmetselaars. Het Broedermaal wordt na de inwijding in de Schouwburg genuttigd onder voorzitterschap van de heer E. Doorenbos, onderwijsinspecteur. De adresboeken van 1960, 1964 en 1966 geven als ‘permanente’ bewoner de naam van K.H. Bosma, die als amanuensis vermeld staat en optreedt als beheerder van het gebouw.
Inmiddels wordt er op de kade geparkeerd, maar er is aan beide kanten nog geen sprake van een parkeerprobleem. En het schoonmaken van de stoep wordt op de Nieuwburen in ieder geval door één bewoner serieus genomen. Een eerder ‘incident’ van een aanwonende om zijn overtollige platencollectie aan het water van de Compagnonsvaart toe te vertrouwen zal toch zeker niet meer door de buurt worden getolereerd !!!
De totstandkoming van wat het ‘Kolkplan’ wordt genoemd als onderdeel van het Prinsewijkplan is bestuurlijk een olifantsdracht geweest. Op 23 november 1948 installeert burgemeester G.H. Kuperus derhalve 7 objectieve deskundigen voor de ‘Commissie van Advies inzake de demping van een gedeelte van de Schoterlandse Compagnonsvaart’. Een ‘zware’ delegatie getuige de volgende namen: R. Buisman, voorz. der Friese Kamer van Koophandel, die het voorzitterschap zal waarnemen. Mr. E. Foppes, directeur van het E.T.I.F., P. J. Moll, Rijks Inspecteur van het Verkeer in Friesland, A. Vondeling, bestuurslid Fryske Lanbou-Stifting en de Friese Mij. van Landbouw, Ir. D. T. Wouda, oud hoofd-ingenieur van de Prov. Waterstaat, Ir. J. E. Wiersma, Stedenbouwkundig ingenieur, A. G. M. Boost, dir. afd. Wegen en Verkeer van de A.N.W.B. Als adviseur is toegevoegd Ir. H. Baars, directeur Gemeentewerken Heerenveen.
Het groeiende Heerenveen, de aanleg van de hoofdverkeersweg Noord-Zuid langs Heerenveen met een aftakking naar de plaats en de wegen langs de Compagnonsvaart worden samengebald in de onderzoeksvraag “Zal de Kolk te Heerenveen worden gedempt?” Daar zullen zowel alle practische als aesthetische bezwaren aan de orde komen door emotioneel niet vooringenomen personen.
Een jaar later in november 1949 wordt een uitgebreide rapportage gepresenteerd. De kern van de conclusie is dat de Kolk van grote aesthetische waarde is en bepalend voor de structuur van Heerenveen. Een detail behelst het meer naar het zuiden verplaatsen van de noordelijke walmuur . Dat zal een profielverbetering tot gevolg hebben. De Lindegracht krijgt de status van een prachtige promenade met het vooruitzicht van in blad zijnde bomen.
Na het bekend worden van de aanbevelingen van de commissie van advies breken de discussies los door sympathisanten van de conclusies, maar minstens even fel van tegenstanders van de plannen. Zo meldt de directeur gemeentewerken in een krantenartikel uit 1953, dat nog niet is uitgemaakt of er een brug komt op de plaats waar de Nieuwstraat op de Compagnonsvaart uitkomt of dat er een dam zal worden aangelegd ter plaatse. Die beslissing hangt af van het definitieve standpunt over wel of niet dempen van de Kolk !
Op 15 maart 1957 plaatst de Leeuwarder Courant een ontwerp-plattegrond van de kruising van Nieuwstraat - Van Kleffenslaan met Heideburen - Lindegracht én Haringspad - Nieuwburen, uitgaande van de optie dat de Kolk inderdaad wordt gedempt. Een pleinachtig ontwerp met een rotonde-vormige verkeersafwikkeling. Bijna twee jaar later gaat dezelfde krant nog eens in op de gecompliceerde toestanden van zo’n megaplan - het Prinsenwijkplan - voor wat betreft waterschapskwesties, polderplannen, bemalingsinstallaties en kadastrale werkzaamheden. De verschillende overheden zitten nog steeds niet op één lijn. Een complicerende factor doemt op door de aanwijzing van het begrip ‘kerngemeente’, waarin de gemeente Heerenveen kansen ziet voor een versnelde industriële ontwikkeling. Het Kerncomité belegt eind oktober 1959 een zogenaamde ‘Kernavond’, waarbij honderden inwoners belangstelling toonden voor een inleiding door mr. C. Stapel én een forum bestaand uit burgemeester Kuperus, wethouders P. Wisman, R. de Boer en K. de Wilde, de gemeentesecretaris H. van der Velde, kernvoorzitter Tj. de Zee, Jasper D. Boot, ir. H. Makkinga en uiteraard mr. C. Stapel. Ook bij de vragenronde komt de demping van de Kolk aan de orde. Daar betoogt de burgemeester, dat de vaarrechten van de Schoterlandse Compagnonsvaart een vertragende belemmering in de besluitvorming opleveren. Schadeloosstelling en vervangende plannen zijn zeer kostbaar. De door de gemeente opgemaakte balans is, dat het rapport van de commissie van advies van 1949 zwaar is verouderd. Het Kerncomité (zakenlieden) wil de demping van de Kolk, doch het in de arm genomen bureau van de stedenbouwkundige jhr. ir. J. de Ranitz uit Rotterdam is daar gemotiveerd faliekant tegen. Halverwege augustus 1960 neemt de raad van Heerenveen het principebesluit: de Kolk wordt niet gedempt, maar versmald; de kademuren van Lindegracht-Haringspad en Heideburen-Nieuwburen worden vernieuwd; er komen vaste oeververbindingen (overkluizingen) bij de Dracht en Nieuwstraat. Uiteraard worden daaraan een aantal infrastructurele verbeteringen voor bewoning (uitbreiding ten westen van het spoor), centrumwinkelstand, parkeermogelijkheden, verkeersvoorzieningen gekoppeld. Ir. de Ranitz gaat de plannen daarvoor uitwerken. Practisch gevolg van de besluitvorming is o.a., dat door de Hoofdbrug geen pramen en dergelijk meer in de richting van de Knipe zullen kunnen varen.
Opnieuw treedt er vertraging op - en u raadt het al - door de in 1964 haperende financiële mogelijkheden: het rijk moet teveel leveren en de gemeente beschikt over te weinig ! Inmiddels is er een burgemeesterswisseling geweest: de heer H. Huisman moet de gemeentelijke kar trekken. Deze bruist van energie en ziet kans de staatssecretaris van Economische Zaken drs. J.A. Bakker eind juli 1965 naar Heerenveen te laten komen om 4 miljoen los te praten voor het Kolkplan. De tijd verstrijkt tot op 11 juni 1966 een somber artikel verschijnt in de Leeuwarder Courant met nieuws over financiële maatregelen van het rijk, welke worden geïnterpreteerd als - in feite - een bestedingsbeperking. Krap een maand later kan er een klein vlaggetje in top op Crackstate bij het bericht, dat de eerste fase van het Kolkplan annex aanleg weg over de te dempen Schoterlandse Compagnonsvaart te Heerenveen mag worden gestart. Vervolgens duurt het toch nog weer een flink aantal maanden alvorens de veertig fraaie lindebomen langs de Lindegracht worden gekapt als introductie op de daadwerkelijk bouwkundige werkzaamheden.
Het moet gezegd: er wordt keihard aangepakt. Vanaf april 1967 tot de officiële feestelijkheden van de 20e april 1968 staat het centrum op de kop, is er veel overlast maar ook veel nieuwsgierigheid van de bevolking. Ontwateren, uitgraven, slib afvoeren, riolering aanleggen, kademuren metselen, opnieuw bestraten, nieuwe bomen planten, memoriestenen inmetselen in de overkluizing, bankjes langs de gracht en op twee plaatsen pittoreske bruggetjes monteren, inclusief het verkeersluw maken van de Lindegracht (geen fietsen, brommers en auto’s meer, alleen wandelaars)
De Heerenveense ‘Middenstandskern’ - een samenwerkingsverband van alle winkeliersverenigingen neemt het voortouw voor een week lang viering van de ‘Compagnonsfeesten’. Enkele middenstanders voelen zich bovenmatig gedupeerd, o.a. rijwiel-en bromfietshandel H. Bakker. Supermarkt Nieuwe Weme gaat verhuizen naar een in aanbouw zijnd winkelcentrum aan het Burgemeester Kuperusplein. Die mededeling wordt later achterhaald, want in 1972 wordt voor Nieuwe Weme plaats gereserveerd aan het ‘Molenplein’ aan de Gedempte Molenwijk. Aanvankelijke tegenstanders W.J. van der Kam, modezaak, en A. Tof, textielzaak, zijn zelfs redelijk enthousiast geworden en hebben er vertrouwen in dat de nieuwe situatie snel zal wennen.
Het is overduidelijk dat deze gigantische infrastructurele operatie een bestuurlijke en ambtelijke megaklus is geweest, getuige de dossiers 333-2 en 333-3 onder de titel ‘Schoterlandse Compagnonsvaart - demping De Kolk 1947 - 1975’ met een omvang van in totaal ca. 10 cm (circulaires, brieven, ambtelijke stukken, rapporten, tekeningen, etc.) in een zuurvrije Amsterdamse archiefdoos. Bovendien beschikt het gemeente-archief over een flinke hoeveelheid fotodocumenten uit die aanlegperiode. In de gemeentelijke fotocollectie bevat ‘Doos 1’ een omslag met de code ‘A-I-1’ en ‘A-I-2’, waarin op ca. 50 foto’s de werkzaamheden zijn vastgelegd. De eerlijkheid gebiedt ons te erkennen, dat we slechts fragmentarisch - zie de twee toegevoegde beelden - van die informatie gebruik hebben gemaakt.
De eindconclusie voor de datering van de door ons gebruikte prentbriefkaart moet - desondanks - nog luiden: ca. 1970.
2014, januari 26 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 47
Heerenwalster basculebrug omstreeks 1939
Als U de moeite wilt nemen deze foto 0277 uit de collectie van het Museum Willem van Haren te vergelijken met nr. 0170, die op deze website als titel “Breedpad, Heerenwalsterbrug, Posthuis omstreeks 1910” heeft gekregen, ziet U toch aanmerkelijke verschillen. De meest revolutionaire verandering is de vervanging van de romantische (want scheef als oeververbinding gelegen) ‘klapbrug’ door de strakke en zakelijke basculebrug, die weliswaar zo is aangebracht dat het nog een tiental graden afwijkt van de middenas van het wegdek van de Heerenwal. Terwijl het bij het oude bruggetje in de orde van grootte van 45 graden is geweest. De nieuwe brug is in zoverre zeer modern, dat ze nu ‘ophaalbrug’ wordt genoemd met een geavanceerd electrisch mechanisme. Aan de Breedpadzijde is een tandraderensysteem, gekoppeld aan een contragewichtenstelsel, alles verdekt ingebouwd in een betonnen kelder. De beveiliging is opgeschroefd naar een slagboomconstructie aan de Breedpadzijde. De hekwerken (bovenbouw) zijn gemaakt in de smederij van de firma Groothoff aan de Schansterkant van dezelfde Heerenwal. Aan de Heerenwalzijde van de nieuwe brug is de beveiliging dan toevertrouwd aan de draaibare hekwerken, die handmatig door de brugwachter gesloten moeten worden.
Tijdens de bouw van de brug begin 1935 wordt aan de kant van de Veenscheiding op het Breedpad ter vervanging van de houten werkplaats van de brugwachter een nieuw brugwachtershok geplaatst. Die plaats blijkt strategisch minder geschikt. De brugwachter moet zowel de schepen in de Veenscheiding als die in de Heerensloot kunnen zien aankomen. Met een volledig nieuw gemetseld hok met uitzicht op beide aanvoerroutes - geplaatst aan de oostkant van de brug op het Breedpad - wordt dat doel wel bereikt.
D.M. van der Woude, journalist bij het Nieuwsblad van Friesland, verwoordt het algemene gevoel van de Heerenveners en plaatst in de krant van zaterdag 5 juli 1935 t.g.v. de opening door burgemeester Falkena terzijde gestaan door de meisjes Geertje en Corrie Comello, o.a. een strofe met de volgende rijmdichtregels:
...Maar nu is het leed geleden, Er ligt daar een nieuwe brug, ...
...En we wenschen ‘t “Schilderijtje”, - ‘t Oude brugje - nooit terug! ...
Die nieuwe brug heeft een breedte tussen de leuningen van 4.50 meter en een doorvaartwijdte van 7 meter. Een aanzienlijke verbetering. De Heerenwal heeft nu een échte brugverbinding met het Breedpad, ook geschikt voor vierwielig motorisch verkeer.
Brugwachter-schoenmaker Gjalt Keimpema is met pensioen, maar hij mag wel op Heerenwal 1 blijven wonen. Dat ‘lytse húske’ staat spijtig genoeg niet op deze foto, maar op Hip-Time 29 heeft U daar al kennis mee gemaakt. Na Keimpema’s vertrek naar Franeker in april 1950 en die van zijn huishoudster Wemke Prakken op 13 oktober 1951 naar Oudehorne wordt het huisje afgebroken. Als brugfunctionaris pacht de 54 jarige A.J. Elsinga, oud-varensgezel, de inning van de bruggelden van de nieuwe brug met ingang van 5 juli 1935 voor de periode tot 1 januari 1938. Hij krijgt daarvoor o.a. een instructie van 11 artikelen (dossier 315.1 van het secretarie-archief). Het te heffen tarief voor een doorvaart mag 10 cent bedragen.
De veranderingen in het aanzien van het eerste huis van de Heerenwal zijn door de vergelijkingsmogelijkheden minder spectaculair, maar het meest opvallende is, dat de boom (leilinde) is verdwenen. De reden zal zijn geweest, dat bij het verleggen van de route over de Veenscheiding de boom als een hinderlijk obstakel wordt ervaren. Duidelijk is wel dat de op oudere foto’s aanwezige houten hokken ten zuiden van het pand en aan de wal van de Veenscheiding ook zijn verwijderd. Nu is het zicht op de witte muur onbelemmerd en er lijkt een kastje te hangen met reddingsmateriaal of is het een ordinaire reclame-uiting?
De voorgevel van het pand, waar in c. 1936 het huisnummer 2 aan kleeft, wordt dan nog wel bewoond door de wed. J. Post-de Groot en haar inwonende zoon W. Post, die net als zijn vader het kleermakersambacht uitoefent. Tegelijk is dat het adres van de groentekoopman Joh. J. van der Laan, die in Van der Schaar's Advertentieblad van 16 mei 1935 meldt: "Opening vrijdag 17 mei van de nieuw ingerichte zaak in groenten, fruit, aardappelen en visch op Heerenwal A 2"
Spijtig is het dat door het plaatsen van een grote etalage met deur de gevel architectonisch in onbalans of in disharmonie is geraakt en de verhoudingen ernstig zijn verstoord. Ook het pand met nr. 3 heeft een dergelijke ingreep ondergaan met iets minder desastreuse effecten. De noodzaak daarvoor moet zijn gelegen in de economische sfeer, die “De Goedkoope Winkel” heeft doen ontstaan. We constateren een brede gevelbalk met grote aansprekende letters. Heeft de daar wonende en werkende houtbewerker B. Huisman daarin de hand gehad ? Een verkoopboekje van notaris J.W. Schippers laat weten op woensdag 10 november 1937 in het Hotel Groen een provisionele veiling te organiseren voor de familie S.H. van de Laan (veehandelaar en oud-bewoner) van een woon-en winkelhuis, met daarachter een grote schuur met stalling op een perceel van 3 are 78 centiare. Beneden zijn een winkel, tussenkamer, achterkamer, gang, kelder en keuken; boven twee kamers en een zolder. Gezien de verdere ontwikkelingen op dit adres moeten we aannemen, dat Berend Huisman de koper van dit perceel is geworden.
Het grote pand van de vroegere ‘Sociëteit De Eensgezindheid’ is op deze foto weer in gebruik als kantoor van de Raad van Arbeid na een tijd op de Verlengde Dracht (Burg. Falkenaweg 6, later afgebroken voor de doorbraak van de Koornbeursweg) te hebben gezeten en waar inmiddels vanaf 24 december 1934 als ambtenaar Gabe van der Zwaag zijn werkzaamheden verricht. Op 2 december 1940 verhuist hij. De gevel is nog in dezelfde staat als op de foto uit 1910, omdat meelhandel IJme Kuiper nog geen zeggenschap heeft over het uiterlijk van het pand. Die verwerft hij pas in 1940. Hij vraagt op 30 oktober - en krijgt practisch per omgaande - vergunning voor de verbouw van het pand tot pakhuis voor meel en verandering tot woning. De nieuwe voorgeveltekening wordt door bouwmeester R. van der Wijk van de Parallelweg grondig gewijzigd (Bouwvergunning 123-40). Minstens zo ingrijpend is datgene wat er achter het pand gebeurd. Een gigantische ‘platte doos’ van ca. 18 bij 17 meter maakt de eertijds grote tuin tot een ‘tuintje’. Er blijkt voor het hele plan fl.8170,- mee gemoeid.
Zowel IJme als vader Berend Jan zetten er zich ook te wonen en wel op 1 maart 1941. Vanaf die tijd tot 2010 heeft de pui de kwalificatie ‘monumentaal pand’ niet kunnen waarmaken. De grote ‘garagedeur’ heeft misschien rijkdom gebracht aan de meelhandel, maar culturele ‘armoede’ aan de Heerenwal. Gelukkig is dat nu weer rechtgezet door aannemer Siebenga in opdracht van de nieuwe eigenaar. Chapeau !
Ondanks heel veel vergrotingsopties zijn we er niet in geslaagd de tekst te lezen op het zwarte bord met witte letters aan de gevel van het pand van de Raad van Arbeid. Ja, onze nieuwsgierigheid gaat ver, zelfs zo ver dat we ons afvragen wie die sportieve pedaleuse is, die weet dat de brug door haar alleen gebruikt kan worden en door haar weghelftkeuze laat merken van de voorsorteerregel weet te hebben. Ze wil het Breedpad opdraaien !
2013, maart 3 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGZINE 30
Heerenveen, panorama omstreeks 1935
Vergelijken we deze vogelvluchtfoto nr. 255 met de eerder gepubliceerde MWvH.-fotonr. 243 dan valt op dat deze is genomen vanuit een lagere camerapositie of de conclusie moet zijn, dat de fotograaf voor de voorgaande foto 243 een hogere positie heeft kunnen innemen. Eén van de beide watertorenspitsraampjes, misschien ?
Onmiddellijk zien we dat de camera meer naar beneden is gericht en dus zelfs details laat zien, waar je als niet ‘vriend des huizes’ getuige van hebt kunnen zijn. Zo is links in de hoek de achterkant van het eerste pand na het hotel Groen te zien, wat de indruk maakt van talloze bijgebouwtjes. Dat is ten tijde van de foto - volgens de gegevens op de achterkant 1940 met een vraagteken (?) - J. de Ruiter, die althans in 1939 nog zijn sigaren verkocht op Dracht nr. 3 en daarnaast de schoenenwinkelier Hendrik Steenwijk op nr. 5. De Heerenveense Courant van 29 april 1910 reikt ons het begin aan van een nieuwe onderneming: de maatschoenmakerij van Hendrikus Steenwijk, die in 1929 op dit adres zijn bedrijf begon. Omdat het maken van maatschoenen te weinig werk oplevert, gaat zijn vrouw ook schoenen verkopen. Later neem zoon Reinardus de schoenwinkel over en verhuist naar een pand verderop in de straat. Dat het inderdaad om Hotel Groen gaat, blijkt op de originele foto bij een vergroting met een loupe. Duidelijk is dan te lezen tussen de ramen van verdieping één en begane grond: ‘Hotel Groen’ met daaronder ‘Lunchroom’. De term Lunchroom komt ook nog een keer voor op het raam daaronder. Langs de witte muur van Hotel Groen komt nog juist een deel van de gevel in beeld van “De Heerenveensche Melksalon” en - hoewel onleesbaar - ook een deel van de naamtekst.
Ook een detail waar je als niet-werknemers van de PTT zelden mee zal zijn geconfronteerd, zijn de - naar we aannemen - garageboxen achter het toegangshek naar het binnenterrein van de post. Uit de linkse box komt juist een met PTT-pet getooide employé naar buiten. Van het postkantoortorentje is aanzienlijk meer te zien dan enkel de spits, met name een achttal langwerpige raamvormige openingen met tussenzuiltjes. Achter het torentje zien we nog juist een gedeelte van het afgeknotte schilddak met schoorstenen, naar Peters-ontwerp.
Het lagere camerastandpunt verschaft ons meteen ook een duidelijker blik op Lindegracht 3-5 (Noord Friesche Middenstandsbank met bovenwoning), Lindegracht 7 (op de gevel: (ijzerhandel) ‘Overdiep’), Lindegracht 9(muziekinstrumentenhandel van der Glas; op de ramen weerszijden de entree: Piano’s // Orgels) en Lindegracht 11 (deels). Laatstgenoemd pand heeft in de loop der tijden bewoners gehad, die ook elders in de Heerenveense gemeenschap hun partijtje hebben meegeblazen. In 1832 wordt Jacob Luiten de Boer, koopman/veenbaas, niet alleen aangemerkt als eigenaar maar ook als bewoner. Hij overlijdt op 17 maart 1841 op 71 jarige leeftijd, is weduwnaar en zijn erven verkopen het huis. Notaris Gauke Peeting kwijt zich van zijn taak als openbaar ambtenaar en legt als eerste van twee-en-twintig kavels de verkoop vast in een minuutakte van het huis te Heerenveen, sectie A, nr. 27 aan Frederika Willemina Semler. Zij betaalt er fl.2001,-. voor en gaat er zelf wonen onder huisnummer 24 (in ieder geval tot 1850) en waarschijnlijk tot haar overlijden op 1 maart 1864. Zij is dan 79 jaar en ongehuwd. De 16e van diezelfde maand wordt door notaris Arjen Binnerts al de inventaris van haar nalatenschap opgemaakt. De inhoud daarvan kennen we niet, maar we nemen aan dat daarin wordt genoemd de naam van Anna Deketh, echtgenote van Meinardus Siderius de Wal, secretaris van Leeuwarden. Notaris Binnerts maakt namelijk op de 16e maart een acte van ‘voorlopige toewijzing’ op en de 30e een acte van ‘eindelijke toewijzing’ op verzoek van Anna Deketh en haar echtgenoot voor een huis c.a. aan de Lindegracht sectie A., nr. 27 aan Joseph Rose, koopman, die het koopt voor fl.2800,-. Waarom Anna Deketh en/of Meinardus Siderius de Wal de bevoorrechten zijn, hebben we nog niet helder kunnen krijgen. Dat er al sprake is van een oude relatie tussen de families Semler en Deketh blijkt uit een verkoopacte van 1833, die wordt gepasseerd door notaris Gauke Peeting. Daarin worden de beide families in een adem genoemd bij een verkoop van onroerende goederen in gemeenschappelijk bezit.
Ook in 1828 blijkt van die verbondenheid al uit een acte van Sieds Pieters van Goinga. Frederika Willemina Semler c.s. (dus namens meerdere personen) wordt dan genoemd als verkopende partij van een pakhuis ‘voorzien van een spatieusen kelder en twee uitmuntende zolders’ gelegen aan de Wijde steeg (nu: Munnikssteeg). Bij die andere personen (c.s.) staan vermeld Catharina, Tetje, Anna en Jeannette Harmina Deketh , ‘allen erfgenamen van de nalatenschap van Frederik Semler’. Anna woont dan in Wolvega. Het blijkt dat de verwantschap is uit te leggen als volgt: Anna Deketh is een dochter van Jan Deketh en Imke Witteveen (1764-1807) en een tantezegger van Kersjen Semler-Witteveen, o.a. de moeder van Frederika Willemina Semler, haar nicht.
Koopman Rose, die zelf in Nijehaske woont, houdt het pand tot 1881 in zijn bezit. Kennelijk brengt hij het in de verhuur, want volgens het bevolkingsregister woont er van 12 mei 1872 tot 12 mei 1875 de kapper Johannes de Vries, terwijl daarvoor de weduwe Hazina van de Moer-Kootstra, geb. 1809, en de wed. Margaretha Christina de Boer-van der Moer, geb. 1832, er hun ‘renteniersche’ dagen slijten. Klaas Kerstes Zwart, zoon van Kerst Wilts Zwart, korenmolenaarsknecht, en Grietje Sanders Kolk, geb. 10 november 1838, wordt op 12 mei 1875 in dit pand bierhuishouder, samen met zijn vrouw Aafje du Pied. De volgende advertentie in het Nieuw Advertentieblad van 22 mei 1875 getuigt daarvan: "Geopend 'Die Port van Cleve', Lindegracht t.o. de Boterwaag. Bierhuis in verbinding met Restauratie, levering likeuren. K. Zwart Kzn." In het boekje ‘Heerenveen van omstreeks 1875 en later’ van Aart Aartsma staat een gedetailleerd beschreven verhaal over een grap, die wordt uitgehaald in ‘Die Port van Cleve’ met de gymnastiekleraar Johannes van den Berg (de eerste van de R.H.B.S. aan de Fok). Deze staat bekend om zijn ongebreidelde eetlust en hem wordt - na een soort weddenschap na grootspraak - een haas ter consumptie aangeboden, vergezeld van flink wat glazen bier. Het lukt hem om het volledig weg te werken. De ontknoping volgt met de mededeling: ‘Je hebt een dikke kater opgevr.......’. Zijn onderkoelde reactie is goud waard door de woorden: ‘Wilt u mij nu excuseren, want ik moet naar huis - ik moet .... eten!”
In december 1880 biedt notaris J.W. Sluiter voor de heer J. Rose te koop aan: ...Een burgerhuis met erf en grond, waarin een koffiehuis wordt gehouden, genaamd "Die Port van Cleve" aan de Lindegracht, in gebruik bij K. Zwart. Uit de acte van 7 januari 1881 blijkt dat koper is geworden Otte Luites de Boer voor fl.3212,-. Zwart en zijn vrouw vertrekken naar Nijehaske op mei 1881.
Door een scheiding van goederen in de familie de Boer wordt rond 1891 Barend de Boer de eigenaar. Hij verkoopt het vervolgens via notaris M.A.J. Verkouteren op 15 december 1908 aan Izaäk Heyman Leefsma, die fl.3000,- betaald en voor fl.10.000,- een hypotheek van 4 procent bij de Boer afsluit. Leefsma sticht er door herbouw een grote kledingzaak. Vrijdag 8 maart 1918 verhuist Wouter Willem van der Kam naar dit pand aan de Lindegracht. Bij gelegenheid van het 125 jarig jubileum van Van der Kam in 1990 heeft drs. D.M. Bunskoeke het boekje geschreven “Het Kleed is noodig in der Tijdt”. Hij ontleent die titel aan de eerste zin van een rijm bij een oude prent van het kleermakersambacht, uitgegeven in 1694 door de gebroeders Luiken te Amsterdam.
Nu ook nog even aandacht voor de linkerkant van deze foto en dan met name voor de oostgevel van het schip van de Ned. Hervormde Kerk en de daarboven uitspitsende in 1859 aangebouwde toren met flankerend bomengroen.
De kwaliteit van deze foto wordt nog eens benadrukt wanneer we onze ogen langs de hoogste contouren van de horizon laten glijden en ons realiseren, dat zelfs prima het torentje van de Ned. Herv. kerk aan de Fok valt te onderscheiden en de niet te missen schoorsteen van de oliefabriek van Woltman. En ... dat brengt ons meteen tot dé ontdekking van déze foto .... het kan niet gedateerd zijn in 1940, want ..... op 9 juni 1938 wordt die schoorsteen van Woltman onttakeld volgens Van der Schaar’s Advertentieblad. (Zie HIP-Time MAGAZINE 18) Dus ... de foto is van vóór die datum !!!
2012, oktober 7 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-time 28
Heerenveen, panorama 1956
Aan de ‘Watertoren’ (1914-1980) hebben we deze vogelvluchtfoto of panorama-foto te danken. Jaco (of Jacco) Bleeker heeft in 1956 zijn relaties kunnen overtuigen van de noodzaak de toren te mogen beklimmen. Die exercitie blijkt verre van eenvoudig, gezien de vormgeving van de toren met slechts naar vier zijden een minuscule uitbouw. De ruimte geeft slechts beperkte mogelijkheden voor een ideale camerapositie. Stelt u zich eens voor dat u hoogtevrees heeft en claustrofobisch op enge ruimte reageert en dat allemaal op circa 30 meter boven de begane grond.
Het uitgekraagde bordes met borstwering aan de noordzijde is het meest geschikt om dit noordwestelijke deel van Heerenveen in de lens te vangen. Het dichtst bij de camera zien we rechts het spitse torentje van het postkantoor (1914-1974) en links de daken van de bebouwing van het Haringspad 2 (kapper Bijker) en 4 (opticien de Boer) en Dracht 1 (hotelhouder B.L. Vernimmen). Dan de Lindegrachtzijde met - mogen we zeggen prominent - de winkel van P. Palma, die overigens zijn huisnummer aan de Vleesmarkt 2 heeft. Palma’s startproducten worden beschreven in het adresboek van 1934: fruit, comestibles, chocolaterie en visch. Rond 1956 wordt hij opgevolgd door goud-en zilversmid -uurwerkmaker Th. Draaisma, die eerder verderop aan de Lindegracht zijn zaak heeft gehad. Onder hetzelfde dak het kappersbedrijf van J.W. van Aken (Lindegracht no. 1). De bomenrij aan de Lindegracht ontnemen ons het zicht op de gevels, maar we weten dat in 1954 op no. 3 de Noord Friesche Middenstandsbank nog kantoor houdt terwijl de bovenwoning nr. 5 op dat ogenblik niet wordt bewoond. Het damesmodecentrum van de N.V. Van der Kam zit er inmiddels ook al weer een halve eeuw. Wanneer we gaan spreken over Lindegracht 7 dan zijn begrippen als ‘mensenheugenis’ en ‘decennialang’ niet meer toereikend om de duur van het eigendomsrecht door de familie Overdiep te schetsen. In 1809 is het Jelte Sijbes, die in 1811 de naam Overdiep vastlegt als familienaam en zijn koopmanschap bevestigt met een ‘huizinge op ‘t best van ‘t Heerenveen’. Schuin achter dat pand ziet u op de foto het blokvormige vier verdiepingen hoge pakhuis staan, welke - weliswaar in eenvoudiger vorm - is gesticht door Gerben Jetzes Brouwer, maar rond 1853 al wordt aangekocht door ene Gerrit Overdiep. Diens zoon bouwt ‘bij’ en diens kleinzoon ‘herbouwt’ rond 1900. Tegenwoordig is er gevestigd “Toko Sharma. Oriental food and nonfood articles” met het adres Oude Kerkstraat 10 en 12. Juist achter het postkantoortorentje is nog een groot deel waar te nemen van Lindegracht 9, waar ten tijde van de foto-opname Willem Klazes en Klaas Johannes van der Glas hun muziekinstrumentenhandel exploiteren. Thans is het één van de vestigingen van Kamsma Schoenen.
Aan de noordkant van de Oude Kerkstraat - half verscholen achter het hoge pakhuis van Overdiep - is nog prima te zien het bezit van de familie Joost de Vries. Het wordt door twee gezinnen bewoond; op nr. 15 zijn dat de wed. E. de Vries-Holtrop en het echtpaar Tjitze de Vries. Op nr. 17 huist oud-pianolerares Jacomina Joustra, die er op 13 mei 1955 is gekomen en er uiteindelijk veertien jaar blijft wonen. Juffrouw ‘Koosje’ is zelfs op oudere leeftijd nog een slank, hip dametje, die haar eveneens ongehuwde zuster Anna (bekend geworden als schilderes) opzoekt in het armhuis Nieuw-Friesburg. Jacomina overlijdt op 31 oktober 1975 op 82 jarige leeftijd. Haar bezit heeft ze vermaakt aan de dierenbescherming. Ze is altijd gek geweest op dieren.
Recht tegenover Crackstate, dat op dit beeld prachtig zijn voorname architectuur prijsgeeft, staat op de hoek van de Krugerkade met de Oude Koemarkt het café-restaurant Paul Kruger. Na de periode Lammert Faber en generaties Lubach is eind september 1952 Arend J. Nauta als restaurateur en caféhouder het gastheerschap gaan uitoefenen. In 1970 neemt Henny Huver de honneurs waar en tegenwoordig is horecatycoon Frans Koning de exploitant. Aan de Koemarktkant is het een dwarsgevel en langs de Krugerkade ziet u de blokvormige achterbouw van de grote bovenzaal. Inmiddels is daar ook al weer bouwkundig het een en ander gebeurd.
Achter Crackstate het gebouw dat menigeen in-en na de oorlogsjaren 1940-45 koude rillingen heeft bezorgd: de gevangenis, met als associatie aan de bezetters: ‘oord van verschrikking’.
Het bouwkundige uiterlijk van deze penitentiaire inrichting oogt als een efficiënt onderkomen, vergeleken bij de inpandige ruimten binnen de muren van Crackstate bestemd voor het insluiten van strafklanten. Die situatie heeft bestaan uit 7 strafcellen, die eigenlijk altijd overbevolkt blijken. Een ziekencel ontbreekt. In een uitgaande brief van het College van Regenten van november 1884 wordt de ziekte van de destijdse cipier Abraham Reinier (1884-1886)geweten aan het gebrek aan ventilatiemogelijkheden. De plannen die worden gemaakt vinden hun afronding op 4 april 1891 als het herbouwde Huis van Bewaring zijn bewoners welkom kan heten. De Commissarissen hebben op 19 maart d.a.v. een bezichtiging gekregen van de door gasverlichting geoutilleerde inrichting. Zij blijken zeer tevreden. Wanneer Heerenveen in 1923 de Arrondissementsrechtbank door het Rijk wordt ontnomen, vervalt ook de gevangenisfunctie. De cipiers en bewaarders vertrekken of gaan naar een nieuwe functie. In de loop der jaren ontstaan alternatieve bestemmingen, o.a. verhuur van celruimten aan meubelmaker, boekbinder, sljödcursus, fanfarecorps, zweefclub, etc. Er is in 1931 zelfs een ontwerpplan gemaakt om te dienen als marechausseekazerne, toen de kazerne aan de Fok moest worden verlaten. Het plan is evenwel vervangen door volledige nieuwbouw aan de Verlengde Dracht. Na de oorlogsperiode is in 1950 het Huis van Bewaring geschikt gemaakt voor gebruik door brandweer, Brandraad, politie, reinigingsdienst, Bescherming Bevolking, Rode Kruis, padvinderij, jeugdverenigingen, Goede Tempelieren, etc. In 1976 werd de gevangenis achter Crackstate gesloopt ten behoeve van het uit te breiden ‘stadskantoor’.
Niet volledig, maar voldoende in beeld komt ook de westkant van de Vleesmarkt met een deel van de kenmerkende gevel van de bakkerij, welke in die jaren kadastraal is geregistreerd op naam van de Coöp. Verbruiksvereniging Excelsior U.A. te Leeuwarden. Als bewoner van het pand staat in de adresboek 1954: P. Kuipers, broodbakker. Ten noorden daarvan het ‘kleine’ winkeltje van S. van der Werf op Vleesmarkt 3, naast de bijna dubbel zo hoge en juist in 1955 gemoderniseerde ‘Witte Bioscoop’, welke voortaan ‘Filmtheater de Witte’ zal worden genoemd. Door nieuwe vrijetijdsbestedingen was het bezoek tot de helft teruggelopen, doch de nieuwe exploitant uit Hoorn de heer Johan van Tellingen probeert met een snack-en barbedrijf beneden en films boven met de helft van de stoelencapaciteit het tij te keren. Maar dan zijn we al in het jaar 1969. Tussen Filmtheater ‘De Witte’ en de Openbare Leeszaal 'Frieslands Zuid-Oosthoek' staat het pand van expediteur J. de Vries, die rond 1937 hier komt wonen en pas na 1960 vertrekt.
Een-en-twintigste eeuwse ontwikkelingen lijken nog slechts opties te bieden voor een horeca-getto; de grenslijn tussen Schoterland en Aengwirden kan zich zomaar manifesteren als meetinstrument voor het bepalen van de mate van dronkenschap. Tenminste als deze vrij blijft van de immer oprukkende terrasstoelen en winterserre’s.
Tussen de contouren van de Rooms Katholieke kerk en Crackstate krijgen we nog een tweetal goed in beeld komende panden aan de Crackstraat. Thans no. 21 Cafetaria ‘t Hoekske, in 1938 de banketbakkerij en automatiek van Tijs Cannegieter, en no. 23 de Slotenexpert, in 1938 het bedrijf van S. Hoeksma, installateur. Ongetwijfeld plaatste deze in de Leeuwarder Courant van 7 november 1957 de advertentie met de bakkersinventaris, w.o. een elektrische oven met platen. Hoeksma staat immers nog in het adresboek van 1960 als bewoner, terwijl Cannegieter in 1960 al was opgevolgd door P. Pleijte als exploitant van het cafetaria.
Op de hoek van de Van Maasdijkstraat en de K.R. Poststraat staat sinds 1934 de door architect C.J. Wierda ontworpen Spaar-en Voorschotbank voor Heerenveen en omstreken, die in latere jaren slechts Bondsspaarbank wordt genoemd. De bankenfusies maken dat in 2012 een schitterende, goed bereikbare kantoorlocatie als Funda-object te huur is gezet. De schuintegenoverliggende hoek van de voormalige bank wordt op deze foto nog gedomineerd door het massale blokvormige gebouw van de Schouwburg, die langzaam bezig is te verdwijnen uit het collectieve geheugen van de Heerenveners. De eerste steen, in 1934 ingemetseld door Luut Goldhoorn en in 1991 met enig nostalgisch vertoon ook weer door hem uit de afbraak gered, heeft nu in het stadskantoor een plaatsje gevonden. De laatste zin willen we wijden aan de onveranderlijke en monumentale Tjepkemamolen, die in 1956 en ook nu nog steeds kans ziet de naar het noorden gerichte blik te vangen.
Deze zwart-witte overzichtsfoto is onder nr.1573 in het formaat 18 x 24cm, maar ook onder nr. 343 in het formaat 9 x 14 terug te vinden in het foto-archief van het Museum Willem van Haren te Heerenveen.
2012, september 23 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME Magazine 27
Waarom is deze foto zo speciaal ? Allereerst omdat het zich natuurlijk bevindt in het Museum Willem van Haren. In het fotoarchief onder nr. 265. Bovendien is het gemaakt met een telelens met als voordeel dat je objecten ogenschijnlijk dichter bij je netvlies brengt, maar met als nadeel dat de noodzakelijke dieptewerking bij dat proces wel eens wat in de verdrukking komt. Wel weer speciaal is het dat een van de “Drie Gebroeders”, dus één van de Muntflats in de Greiden net aan de andere kant van de spoorlijn dit uitzicht mogelijk maakt. De straat de Munt is aangelegd in 1970 en dat houdt in dat deze foto een relatief jonge foto is. De fotograaf is helaas niet vermeld bij het documenteren. Je mag dan aannemen dat het niet bekend is gemaakt. Het zal voor de datering een ‘leuke’ klus’ zijn om de bouwvergunningen voor de verschillende dakkapellen van de Badweg op te zoeken en dan de foto nader te dateren. Wie voelt zich geroepen ??? (zie aanvulling onder deze tekst)
Natuurlijk zijn enkele typisch Heerenveense skyline-objecten zeer goed te plaatsen zonder uit te hoeven leggen, waar ze precies zich op de foto bevinden. De Rooms-Katholieke kerk met de twee torens, waarvan de klok de tijd aangeeft (12.10 uur of 14.00 uur) en Crackstate zijn de bekendste, maar ook goed herkenbaar is het Posthuis-complex.
De kijkrichting is dus duidelijk naar het noorden.
De huidige bewoners van het straatje op de voorgrond zullen geen enkele moeite hebben met het plaatsen van dit beeld. Het is het middendeel van de Badweg - van rechts naar links de huisnummers 65/63, 61, 59/57 en dan terugspringend van de rooilijn: nrs. 55, 53, 51, 49, 47, 45, enz. We zullen nu niet zover gaan, dat we de klinkerstraat Badweg weer gaan uitgraven om de situatie van omstreeks 1913 terug te krijgen en het slechts mogelijk is geweest over een brugje in het Breedpad het molenterrein te betreden of langs het voetpad langs de oostkant via de ‘Skeane brêge’ bij de Inktpot op het zuidelijker terrein te komen. Gelukkig hebben we nog een tastbaar restant van wat ooit tot de Badweghaven gerekend mag worden. Het deel naar de Veenscheiding - ook wel houthaven genoemd - is gedempt vóór 1933, want de nieuwere huizen aan de westkant van de straat zijn van 1934 en later.
Het huis links met de langgerekte dakkapel aan weerskanten van de schoorsteen met twee pijpjes staat op een plattegrondkaart van 1968 aangegeven met het huisnummer 32. Het staat aan de westkant van de Badweg net voor het pad dat naar de nieuwbouw van Bouwlust aan de spoorsloot gaat. In 1938 staan daarvoor in het adresboek de volgende bewoners ingeschreven: A. Weda, huisschilder; J.I. Weda, huisschilder, en mej. Th. A. Weda, onderwijzeres. In 1934 kent het adresboek dit huisnummer nog niet. De Weda’s wonen dan nog op numero 69. Als bouwjaar voor nr. 32 wordt door de woningkaart 1937 aangegeven. Albertus Weda overlijdt op 29 november 1939, maar zijn weduwe blijft er nog tot 1958 wonen, vermoedelijk mede door het onderdak geven van kostgangers. Dan komt volgende bewoner Jacobus Hamstra, die in 1975 ruimte maakt voor Dirk Bollema.
De oneven huisnummers aan de oostkant van de Badweg zijn van oudere datum. Badweg 39, 41 en 43 zijn gebouwd bij bouwvergunning van 30 mei 1904 gebouwd door timmerman Kerst Harmens Fokkema, als ‘werkmanswoningen’ op het terrein waar eerder de ijskelder van de heer Taconis op ‘Bouwlust’ heeft gestaan. De eerste huurders van dit drietal ‘werkmanswoningen’ zijn geweest: Tooi, Krul en Vrind. Vanaf huisnummer 45 tot en met 59 zijn allen gesticht in het kadastrale dienstjaar 1900. In veel van deze huizen heeft ook Fokkema de hand gehad. Koopman en ‘huisjesmelker’ Pieter Adams Korf is steeds als investeerder te vinden op plaatsen, waar flink gebouwd kan worden. Op de Badweg koopt hij van Van der Sluis een stuk weiland, splitst dat in 1901 en levert een viertal huisjes met erf af, praktisch tegenover de houtzaagmolen van Siebenga. De huisjes staan twee aan twee met de rug tegenelkaar. Gelijk na de oplevering gaan ze in de verkoop. Ook nu is het Kerst Harms Fokkema die eigenaar wordt. Deze vier hebben de nummers 63 (W), 65 (O), 67 (W), 69 (O).
Eigenlijk ligt de belangrijkste impuls voor het ontstaan van de huizen aan de oostkant van de Badweg bij een initiatief van de Coöperatieve Werkliedenvereniging “Werklieden Bouwlust”. Deze coöperatie wordt opgericht op 8 april 1879 als bouwvereniging. Zij komt in 1882 in het bezit van een stuk weiland van 72.68 are, die koopman Johannes van der Sluis wil verkopen en waar ze een terrein voor een complex van 10 woningen aanleggen. Per stuk moeten die ca. 1000 gulden gaan kosten. Op 16 januari 1883 sluiten Lucas Bunt, Pieter van der Wind en Rinze Comello, als voorzitter, secretaris en penningmeester van de Coöperatieve Vereniging een obligatie met hypotheek voor fl.8500,- af bij Mr. Hans Willem de Blocq van Scheltinga te Oranjewoud. Notaris J.W. Sluiter mag de acte passeren.
Met een systeem van ‘huurkoop’ kunnen de leden van de coöperatie eigenaar worden. De percelen met de huisnummers 11 tot en met 33 zijn de percelen waar het om gaat. Goed geteld zijn dat er geen tien, maar twaalf. De volledige bouwstroom onder één dak heeft heel lang de naam van de coöperatie in een contrasterende kleur dakpannen gekenmerkt. Vanuit de trein heeft dat een bijzonder beeld opgeleverd:
W E R K L I E D E N B O U W L U S T . Op luchtfoto nr. 46239 van KLM Aerocarta in ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’ zijn daarvan nog delen van letters te zien. Wel een flinke vergroting gebruiken, want door de uitbreidingen met dakkapellen is dat moois grotendeels verloren gegaan. En dan spreken we nog maar over het jaar 1956 !
Het complete bouwplan heeft landelijke bekendheid gekregen. Eerst in 1890 in ‘Beoordelend Overzicht van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen: “De Arbeiderswoningen in Nederland”, Amsterdam, Dec. 1890, pag. 61-63’. En in “Friesland en de Woningwet 1902-1912”, door Th. van Welderen baron Rengers en J.H. Faber, 1913, Heerenveen (blz. 55).
Tenslotte zien we nu op deze vogelvluchtfoto het essentiële verschil tussen de sterk gepersonaliseerde woningen van de Badweg, die onder invloed van ‘eigen bezit’ een geheel eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt. Daar tegenover staat de uniforme doorzonwoningen van de Commandeurstraat, die aangelegd zijn door de Bouwvereniging en waar weinig speelruimte voor de bewoners is toegestaan om serres aan te bouwen of dakkapellen te construeren. De straat wordt aangelegd in 1955/1956 en de huizenblokken verschijnen uiteraard in de jaren daarna.
2012, september 15 - wibbo westerdijk - hip-backup
REACTIE
op de onzekerheid over datering komt op 11 maart 2013 van oud-bewoner van de Badweg: Klaas de Jong.
Hij is er van overtuigd, dat de foto van ná 1975 moet zijn. Hij voert als bewijs aan dat de woning op Badweg 43 met platte dak (achter nr. 32) geen schoorsteen meer heeft. Hij heeft zelf tot juni 1975 met zijn ouders in woning 43 gewoond en toen stond de schoorsteen aan de zuidelijke zijkant achter het schuine dak. Zeg maar: van voor naar achter de woning aankijkend in het midden aan de rechterkant.
Zijn vader Roel de Jong heeft in 1975 het huis verkocht aan Sjoerd van der Wijk, die met de renovatie de schoorsteen heeft verwijderd. Als tweede argument attendeert Klaas de Jong op het niet meer aanwezig zijn van antennes op de daken omdat begin jaren 80 de kabeltelevisie in Heerenveen is ingevoerd. (De officiële ingebruikname van Centrale Antenne Dienst was op 31 oktober 1980.) Het antennepark is toen behoorlijk van de daken verdwenen. Rond 1986 woonde hij zelf op Badweg 18 en toen is de Badweg herstraat. De afrondende conclusie van Klaas de Jong is dus dat de foto van omstreeks 1986 moet zijn. Wij delen die logica met hem en bedanken hem voor zijn bijdrage aan deze rubriek.
Noot: Met een rode pijl is de plek gemarkeerd waar de schoorsteen heeft gestaan.
2013, maart 14 -wibo westerdijk-hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 4
Wat ziet U op deze schitterende bijna pastorale foto van ‘ons’ Heerenveen ?
HIP-TIME MAGAZINE 7
Het gebied waar de gemeente Aengwirden zijn derde ‘Stratenplan’ wil realiseren biedt kort na 1934 nog een sterk
agrarische aanblik. Het eerste plan is in 1924 gerealiseerd en het tweede in 1928/29. De trambaan krijgt een betere baan buiten om het centrum van de plaats en voor de Schouwburg en de Rooms-katholieke kerk komt er bouwgrond.
Op deze prachtige skyline-foto vanuit het noorden van de gemeente Aengwirden ziet U het tracé van de trambaan gemarkeerd door witte palen met een onderling gelijke tussenafstand. De hoogtepunten van de horizonmarkering zijn er allemaal nog òf nog maar net: de watertoren, het torentje van het postkantoor (beide uit 1914), Crackstatetoren (1648), de kerktoren van de N.H. Kerk van Schoterland (1859) en de beide torens van R.K.-kerk (1934). Spijtig dat de wieken van molen Welgelegen buiten beeld zijn gebleven. Gelukkig compenseert de majestueuse bomenpartij rond Mariënbosch dit gemis.
Het karakteristieke monument van de dertiger jaren als kenmerkend exempel van baksteenarchitectuur - vormgegeven door Heerenveens architect C.J. Wierda - mag gerust dominant worden genoemd, maar wordt door kenners qua bouwstijl in evenwicht genoemd met de daarachter opdoemende R.K.-kerk. Iets meer naar links bedekt de constructie van de gevangenis-achtermuur de minstens zo opvallende dubbele tuitgevels met daar bovenuit het transparante koepeltorentje van Crackstate. Verrassend is het te zien dat de Krugerkade, de Kleine Kerkstraat en Lanenburg eigenlijk volledig aan het zicht zijn onttrokken door een muur van groen. Het eerstvolgende drie verdiep- ingen hoge gebouw moet - gezien de omvang - hebben toebehoord aan het Heerenlogement, hoek Dracht- Haringspad. Met het langgerekte witkleurige pand, zo op het oog een huizenrij bestaande uit meerdere woningen, hebben we enige moeite om deze te benoemen. Voor de sociale huurwoningen aan de Pastoriestraat, die de Bouwvereniging Aengwirden in 1920/21 bouwde, staan ze niet oostelijk genoeg. Kleine Kerkstraat, misschien ?
Wanneer we geloof hechten aan de berichtgeving in de krant dan moet in het landschap een aantal loodsen staan, die in 1933 zijn geplaatst ten behoeve van de Zuid Friesche Tuinbouwvereeniging. Staan ze er ?
Deze keer is de fotograaf - ongetwijfeld ook nu weer Philippus Weijer - nog laat in de middag op pad geweest, getuige de lange schaduwen van de koeienlijven, maar zichtbaar is ook dat de noordelijke wand van schouwburg en gevangenis nog flink belicht worden. Net als de noord-westelijke gevels van de Katholieke kerk en de Watertoren.
Weijer is - gezien de loop van de sloten of wijken op de voorgrond - ver in de richting gegaan van het voormalige arm-en ziekenhuis. Mogen we aannemen, dat het hier ook weer gaat om de koeien van leden van de familie Bouwer, veehouders op de Paul Krugerkade nr. 16. Jacob Sytzes Bouwer (1872) en zijn zoon Auke - genoemd naar grootvader Ybema uit Ferwoude - bevolken in ieder geval beide het Adresboek 1934 op dit adres.
2012, april 26 - wibbo westerdijk - hip-backup
Pagina 4 van 7
De Veenkamer in de Heerenveense School aan de Minckelersstraat 11 in Heerenveen is elke dinsdagochtend geopend van 10:00 uur tot 12:00 uur, en ook elke laatste zaterdag van de maand.