Dracht 1904
HIP-Time Magazin 23
Dracht 1904
Het is ongelofelijk wat mensen beweegt om in 1904 zo massaal de straat op te gaan om in ‘vredesnaam’ maar op de foto te komen. Het excuus zal wel zijn, dat het een prachtige zomerse dag is waarin de zon praktisch van zuid naar noord het eerste stukje van de Dracht laat zien en misschien heeft de fotograaf ook wel gevraagd om op te treden als passant. Is de argwaan van de rechtse dame echt of gespeeld? Ze heeft in ieder geval geen aandacht voor de uitstalling in de etalage van de winkel van Hans, Sipke en Jacoba Tammes Keimpema (nr. 220 in de periode 1903-1910), die nog maar net hun vader zijn opgevolgd in de galanteriewinkel, waar de 'bakjeskooplui' hun waren gewend zijn te kopen. In 1910 wordt dat vernummerd naar 215. Hans is dan degene die in de Personele Omslagen wordt aangeslagen (1914-1920). Later is het de drankwinkel - in 1921 vernummerd tot nr. 210 - van G. Wind, die er van 1920-1929 een bestaan probeert te vinden. In 1929 verplaatst kapper G.F. Schermer zijn salon voor ‘scheren en haarsnijden’ van nr. 207/boven naar dit adres nr. 210, waar hij ook rookartikelen gaat verkopen.
Bij de volgende winkel zal de interesse van de omziende dame ongetwijfeld gewekt worden door het assortiment van manufacturenhandel Meindert Josephs Witteveen, wiens reclamebord aan de gevel tevens is gericht op ‘mantels’. Begonnen in de Vermaningsteeg in 1883 zit hij zit hier al een flink aantal jaren - eerst als huurder vanaf 1884 en omstreeks 1893 heeft hij het gekocht van koopman Jozef Padberg. In 1905 vindt er door architect H.J. Voogden uit Zwolle een ingrijpende verbouwing plaats, hetgeen blijkt uit een gedenksteen in de gevel. Het pand wordt in de periode 3 juli tot 15 october 1905 afgebroken en herbouwd in de stijl van de Jugendstil. De benedenverdieping met drie grote ramen en een deur is indrukwekkend versierd. (Bouwvergunning 157, d.d. 3-6-1905) Dochtertje Geertruid van vier jaar mocht die eervolle eerste steen plaatsen. (nr. Dracht 7, A-199), later spreekt men door de grootte van het pand van de “grote Berkemeijer”. Overigens is Meindert Witteveen met zijn inzet als voorzitter van de katholieke vereniging St. Vincentius à Paulo te kenschetsen als een betrokken katholiek. De doelstelling om de armen van zijn gemeenschap tot steun te zijn o.a. door het houden van verlotingen, spreekt hem kennelijk wel aan.
Onvoorstelbaar groen is het voor Dracht nr. 5 die zomer. Het ontneemt ons volledig het zicht op de rest van de bedrijven, winkels. En toch zijn het slechts twee linden, zoals op andere foto’s duidelijk is te zien. Ze staan voor de “kleine Berkemeijer”. Daar wonen in 1904 de ongehuwde zusters Petronella (1835) en Joukjen Jans Braaksma (1840).
Richt U uw blik nu eens even op dat apart vormgegeven wandelwagentje waarmee het 10-11 jarig meisje haar zusje over de bestratingssteentjes voert. Lijkt het net óf is het zo, dat het een dubbelwagentje (rug-aan-rug) is met voetensteun? Ze zijn in ieder geval wel zo slim, dat ze de keienbestrating van het middengedeelte zorgvuldig mijden. Verder valt ook het prachtige gietijzeren gevelgasornament op.
Aan de westkant van de straat is de gevelwand bijzonder interessant en dan voornamelijk omdat het begint met die schitterende klokgevel van de Tabaksfabriek De Rookende Moor van de familie Taconis met gebeeldhouwde, segmentvormige afdekking en aanzetkrullen uit 1741. Helaas kunnen we nu niet meer genieten van dit fraaie stukje oude bouwkunst, welke in 1930 nog in volle glorie valt te bewonderen. Nog steeds is niet duidelijk, wanneer het definitief is verwijderd ten gunste van een zakelijke gevel. Waarschijnlijk in 1939 bij een grootscheepse verbouw.
Iedereen weet inmiddels, dat hun perceel van de Dracht volledig de noordwand van de Munnikssteeg inneemt. Aan de Drachtzijde de winkel en de bovenwoning en achter bij de Molenwijk de fabriek met de machinerieën. Die steeg is van zeer oude datum; het is de eerste steeg ten zuiden van de Compagnonsvaart, waaraan in de loop van de tijd meerdere namen zijn gegeven. De oudste is vermoedelijk ‘Boelesteegh’ (genoemd in 1716), omdat er een kastelein Boele Jans op een van de hoeken zijn etablissement moet hebben gehad. Ook komen we de naam ‘Wijde Steeg’ en ‘Oude Vermaningsteeg’ tegen. In 1764 wordt door mannen van de Mennonyte gemeente een ‘huysinge c.a., waarin de Mennonyte Leere is gehouden geweest’ verkocht op de ‘wijkswal agter de Dragt op ‘t Heerenveen’, waarbij de Oude Vermaningsteeg ten Noorden ligt. Verreweg de bekendste naam is echter de Munnikssteeg. Hendrik Munniks, vervener en lid van de grietenijraad na 1811, woont in het pand van 1773 tot 1817, welke door Hendrik Taconis wordt gekocht ten behoeve van de stichting van een tabakskerverij voor zijn zoon Simon. Deze noemt zich al vrij spoedig ‘tabaksfabrikant’. De gehele 19e eeuw is dit perceel de economische basis voor de generaties Taconis. Het stoomtijdperk en de daarmee gepaard gaande ambachtelijke industrialisatie gaat zeker de vooruitstrevende Taconisfamilie niet voorbij. Zij richten daarvoor graag een deel van de bebouwing aan de Molenwijk in, zorgen voor de bouw van de nog steeds kenmerkende schoorsteen en treffen een overeenkomst met de grutterij van buurman Mollema. Deze kan via een ‘gat’ in de muur gebruik maken van de aandrijving door riemen van de stoommachine voor de maalmachines in de grutterij. In 1900 woont Johannes Hendriks Taconis er nog, maar in de volgende jaren ontwikkelt hij het plan om in Oranjewoud een villa te laten bouwen. Dat gebeurt in 1906 en het wordt een buitentje in de stijl van de heersende mode van de Jugendstil: “Blau Hûs” naar ontwerp van de architect Andries van Driesum.
Naast de Tabaksfabriek exploiteerde op huisno. 369 in 1904 Molle Mollema een grutterij, een bedrijf van meer dan een eeuw oud op dat ogenblik. Wobbe Molles, na 1811 Mollema, is in 1782 al vanuit Aengwirden naar het bedrijf van Wijnolt Kuipers gekomen, omarmt in de Franse tijd het nieuwe bewind en vervult daarvoor bestuurlijke functies, verliest aan dat bewind in 1813 door krijgsgevangschap en overlijden zoon Elbertus waarover de familie pas in 1825 absolute zekerheid krijgt van de instanties van die tijd. De stamboom blijkt sterk, want steeds weer is er een opvolger in het bedrijf en daar komt pas een eind aan als Reitze Keizer, koopman in manufacturen, het pand kan overnemen rond 1909. Jarenlang heeft magazijn ‘De Duif’ aan de gevel haar opvallend symbool aan het publiek getoond.
De Hepkemakrant onthult in haar krant van 12 september 1903 een overlevering uit de Franse tijd, die door de familie Mollema al die generaties is gekoesterd. Tussen twee vertrekken - waarboven de zolder en beneden de kelder - is tijdens een verbouwing een kleine ruimte aangetroffen, die gediend heeft voor het verbergen van een vluchteling. De ongezonde ruimte is via een luik op de zolder bereikbaar geweest om erin te klimmen en via een luikje in een bedstede om voedsel aan te reiken. Wie er ooit in heeft gezeten, vermeldt de historie jammer genoeg niet.
Voor deze bijdrage duiken we ook nog even in de geschiedenis van het lage derde pand vanaf de Munnikssteeg.
Bij de eerste beschrijvingen van het kadaster uit 1832 blijkt het te worden bewoond door bakker Tjepke Taconis, eveneens een zoon van Hendrik Taconis, bakker op de Vleesmarkt. Tjepke Taconis oefent hier tot de middenjaren vijftig van de 19e eeuw zijn bakkersberoep uit om door een winkelier - Halbe de Vrieze - te worden opgevolgd. Per 12 mei 1860 vestigt de arts Joannes Willem Groeneboom er zijn dokterspraktijk voor langere tijd. In het bevolkingsregister, welke de periode 1900-1910 administreert, is de naam van de hoofdbewoner Tjebbe Boonstra, die als kleermaker de kost verdient. Een bewoner die de oudere bewoners ongetwijfeld nog vertrouwd in de oren klinkt is Jan Alberts Vrind, die als koopman in granen, meel en grutterswaren zelfs in het adresboek van 1960 nog voorkomt. Inmiddels is het adres geëvolueerd tot Dracht no. 18 en het bedrijf tot ‘dierenspeciaalzaak’. En dat nummer paste tot voor enkele jaren op de bloemenwinkel ‘De Zilveren Roos’. Speciaal voor de ouderen is er nu: FiftySix !!!
De panden op dit fotonr. 175, welke in de richting van de hoofdbrug - thans overkluizing - nog volgen zijn historisch minstens zo interessant maar komen ongetwijfeld nog wel eens aan de orde bij de beelden van een andere foto.
Oh, ja, welke directeur van gemeentewerken haalt het nou in 1953 in zijn hoofd om een reeds eeuwen bestaande steeg - zonder de historisch geïnteresseerde betrokken inwoners te raadplegen - middels een simpel briefje aan B. en W. om te dopen in ‘Munnikstraat’ ? Zelfs tegen alle taalkundige regels in met één enkele ‘s’, terwijl dat er twee moeten zijn !!! Gelukkig toont de ‘volksmond’ meer piëteit jegens de historie van dit ‘stadsdorp’!
2012, augustus 19 - wibbo westerdijk - hip-backup
Dorpspomp Aengwirden ca. 1872
HIP-magazine 96
Dorpspomp Aengwirden ca. 1872
Deze sepiakleurige foto met afgeronde hoeken lijkt te zijn gemaakt ter gelegenheid van de plaatsing en/of ingebruikneming van de ‘dorpspomp’ - links vooraan - op de Oude Koemarkt in Heerenveen. Dat is ongetwijfeld een bijzondere gebeurtenis geweest. We stellen ons voor, dat de heren initiatiefnemers zich in feestelijke kledij hebben gestoken en de plaatselijke fotograaf hebben verzocht deze gebeurtenis luister bij te zetten door het nemen van een ‘photographie’. Met op de achtergrond een gemengd publiek van jonge en oudere, vrouwelijke en mannelijke belangstellenden wordt deze gebeurtenis nog onderstreept.
Vroegere leden van de Stichting Oudheidkamer Heerenveen, verantwoordelijk voor het inbrengen van deze foto in de fotocollecte van de Oudheidkamer onder nummer 06897, hebben daaraan een datering gekoppeld van omstreeks 1875. Uit vondsten in archiefstukken komen enkele feitelijke gegevens naar voren, die een bijzonder licht werpen op de betekenis van dit nuttige stuk ‘straatmeubilair’. Uit de gegevens van het onderzoek, die we in de volgende alinea’s beschrijven, willen we graag de conclusie verbinden dat de foto is gemaakt bij de allereerste installatie, maar daarvan is het speculatieve element te groot. Zo vroeg heeft Heerenveen nog geen plaatselijke fotograaf.
De zomer van 1858 blijkt volgens berichten in de Leeuwarder Courant een bijzondere hete zomer te zijn geweest. Door de lange duur van de hoge temperaturen - schommelend in juni en juli tussen 80 en 90 graden Fahrenheit en dus omstreeks 26.6 en 32.2 graden Celsius - ontstaat geleidelijk een tekort aan drinkwater (lees: regenwater). Regenwatersbakken vallen droog en veel helder slootwater is er in de plaats Heerenveen uiteraard ook weinig te vinden. Zowel het gemeentebestuur van Schoterland en in navolging daarvan die van Aengwirden besluiten tot het slaan van een put en de plaatsing van een pomp. Schoterland acht een geschikte plaats vóór het gemeentehuis (Oenemastate) en Aengwirden besluit dat te doen op de zogenaamde ‘Oude Koemarkt’. Van het besluit van de raad van Aengwirden is een verslag weergegeven in de notulen van 17 juli 1858. Het blijkt, dat B. en W. van Aengwirden (AEN 32) het initiatief volgen van Schoterland tot het graven van een put. Aanvankelijk meent burgemeester Van Beyma thoe Kingma aan 50 à 60 gulden voldoende te hebben voor de realisatie, maar aan het eind van het overleg wordt besloten een bedrag van 100 gulden beschikbaar te stellen. Het gemeenteverslag van 1858 - ingezien door David Hartsema in 1987- bevestigt bovenstaande bevindingen: “Omdat deze zomer zeer droog is en er grote behoefte aan drinkwater bestaat, wordt voor fl.261.03 en een halve cent op de Oude Koemarkt een put gegraven met een pomp. Het blijkt, dat deze ‘het heerlijkste drinkwater’ levert.” (De Koerier 21-1-1987) De Rekening over het jaar 1859 werpt nog een bijzonder licht op de motivatie van het gemeentebestuur, omdat zij daarin tot uitdrukking laten komen, dat de ‘nieuw gegraven put en de daarin geplaatste pomp’ ten behoeve is van de ‘arme en mindervermogende ingezetenen’. (AEN 2119 Journaal). Vier ambachtslieden hebben hun bescheiden daarvoor overgelegd.
Na het slaan van de put en de plaatsing van de pomp is er volgens de ‘registers van afgegeven mandaten’ ieder jaar 10 gulden begroot voor onderhoud, maar de eerste vijf jaar ‘zijn daarop geen uitgaven geschied’. In het jaar 1865 worden er door Sipke Jetzes de Boer, pompmaker te Nijehaske, op 7 januari herstellingen gedaan aan de pomp op de ‘zoogenaamde oude koemarkt’ te Heerenveen voor een bedrag van fl.2,20. In april ontvangt Gerben Postma, verver te Heerenveen, fl.5.56 voor het verven van die pomp. Andere ambachtslieden die in de loop der volgende jaren bij de pomp worden geroepen zijn o.a. Harmen Martinus Wagenaar, smid (Achter de Kerk), Karel van Tongeren, timmerman (op de Fok) en Johannes Cuiper, pompmaker te Heerenveen. Meestal bleven ze met hun kosten binnen het begrote bedrag van 10 gulden.
Het ingekomen stuk bij de gemeente Aengwirden van 28 september 1870, opgesteld door Mr. Daniël de Blocq van Scheltinga, advocaat en bewoner van ‘het Slotsje’ of het voormalige ‘Lyts Idemahûs’ aan de westzijde van dit plein, en ondersteund door Jan Harmens Kempes, kleermaker, en de weduwe Paulides, verzoekt de gemeente om de pomp op het plein op te ruimen. Het water stinkt en de pomp is steeds stuk. Het beantwoordt niet aan haar doel. Het is geen sieraad en veroorzaakt nutteloze kosten. Jan Harmens Kempes blijkt in het bevolkingsregister van de periode 1872-1880 te wonen in een pand (met no. 53) achter de weduwe Martje Ates Reitsma-Veenstra, winkelierse aan de oostkant van het plein (nu opgenomen in Paul Kruger). Derde ondergetekende is de weduwe Paulides ofwel Sophia Reinders van der Wal, sinds 21 mei 1859 weduwe van Tjeerd Johannes Paulides. Zij woont ook aan de oostkant maar enkele huizen naar het zuiden op het grondgebied van Schoterland (thans Oude Koemarkt 8).
Deze aktie van het drietal is tegen het zere been van een aantal andere aanwonenden, die een dag later op 29 september 1870 een contra-petitie bij de gemeente inleveren. Zij vinden dat de pomp moet blijven staan, omdat de straat er goed mee schoon te maken valt. Bovendien geeft het enige geruststelling bij het bestrijden van - eventuele - brandjes. Hun namen zijn de weduwe Hans Barteles Reitsma, de winkelierse; haar zoon Jan Hanzes Reitsma; Doetje Sakes Kromhout, ongehuwd naaister (overleden 1878); Hendrik Roelofs van Reen, gehuwd met Siebrigje Sakes Kromhout, een zuster van Doetje; Gerrit H. Grevenstuk, die of werkzaam is geweest en/of inwoont bij de weduwe Giel Cornelis de Vrieze, welke weduwe zelf als laatste tekent.
Op 3 oktober 1870 buigt de raad zich over de beide elkaar bestrijdende groepen bewoners. Het conflict valt uit in het voordeel van de ‘laat staan die pomp, want het kan z’n diensten bewijzen’-voorstanders van de groep van de weduwe H.B. Reitsma. De raad besluit, met het oog op de nogal aanzienlijke kosten van plaatsing destijds in 1858 en gezien de vele diensten die de pomp aan de buurtbewoners bewijst, de pomp in orde te brengen. In 1871 wordt er van januari tot en met april door Wagenaar, Postma, Cuiper en de Boer samen aan kosten gemaakt fl.14,55. Op 22 maart 1872 wordt er door de raad zelfs besloten de pomp te vervangen.
In het resolutieboek van Aengwirden over de periode 1869-1885 (AEN 76) lezen we, dat er een brief zal worden gestuurd naar de Directie van de IJzergieterij ‘De Prins van Oranje’ te ‘s Gravenhage. Daarin wordt gevraagd wat het moet kosten om een pomp model 3, die in hun prijscourant voor fl.22,- staat genoteerd, bij de Heerenveense beurtschipper op Amsterdam te krijgen. De bevestiging vinden we in het kasboek van Aengwirden van 1872 (AEN 2130). Daarin wordt gemeld dat aan ‘De Prins van Oranje’ fl.21,90 is betaald wegens leverantie van een pomp voor de Oude Koemarkt. Na de winterperiode komen op 3 maart 1873 in aktie: Johannes Cuiper, Heere Durks Sjollema (koperslager), Harmen Martinus Wagenaar en Gerben Postma. Sjollema levert voor het stellen van de ijzeren pomp met bijlevering van materialen zelfs een nota in voor fl.25,65 en Wagenaar voor geleverd materiaal fl.8,-. Het is deze pomp, die prachtig is weergegeven op een tekening van de franse kunstenaars (illustratoren) Eugène en August Tilly in een boek met de titel “Friesland in Grootvaderstijd” (MWvH., bibl. cat. 11.18). Op bladzijde 41van dat boek staat daar de afbeelding, die volgens de inleiding van redacteur Sytse Jan van der Molen eerder afgedrukt is geweest in jaargang 1883 van een tijdschrift met de titel “De Aarde en haar volken”.
In de Rubriek “Heerenveen uit vroeger dagen” schreef Leo Leenes begin jaren zeventig bij deze oude foto van Oude Koemarkt de volgende tekst: (MWvH., foto 6913):
Hierbij( Links) een foto van de Oude Koemarkt waar vroeger de markt werd gehouden. Momenteel denkt men bij het gemeentebestuur er over de markt weer terug te brengen, waar onze voorouders hun vee kochten en verkochten. Een voornemen dat nog al tegenkanting ondervindt van de betrokken marktkooplieden. De foto is afkomstig uit het archief van de Stichting Oudheidkamer Heerenveen.”Eerder is die foto al eens geplaatst in het fotoboekje “Heerenveen in oude ansichten”, van de uitgeverij Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1968. De tekst van Douwe Miedema staat op bladzijde 41 en wordt door hem gedateerd op plm. 1890. Naast Crackstate en het huis van Daniël de Blocq van Scheltinga (ook bekend als het “Lytshûs” ook wel ‘t Slotsje, later hotel Jorissen, nu: cafetaria) en café Reitsma, de voorloper van Paul Kruger, zijn er als straatmeubilair een aantal bomen, een gaslantaarn, de grensbalk en overduidelijk de ‘dorpspomp’. Dirk Aartsma geeft als extra informatie aan Douwe Miedema, dat met het rijtuig de logé’s van Hotel Jorissen van de trein worden gehaald.
Met een iets ander camerastandpunt ( Rechts) heeft de fotograaf de westkant van de Oude Koemarkt vastgelegd. De opname straalt een serene rust uit. De tramrails markeren de datering als ‘na 1882’. Iets rechts van het midden is er de onmiskenbare dorpspomp en geheel rechts inmiddels ook de gaz-lantaarn. Opvallend is ook de kenmerkende bouwstijl van de benedenverdieping van het ‘slotsje’. Die moet ongetwijfeld tot stand zijn gekomen in het kadastrale dienstjaar 1874 als Daniël de Blocq van Scheltinga na aankoop een complete herbouw uitvoert.
De mandaatregisters van Aengwirden geven koperslager Dirk (Heeres) Sjollema - kleinzoon van de kunstschilder Dirk Piebes Sjollema - de eer de laatste herstellingen aan de pomp te hebben verricht. Hij krijgt op 14 januari 1888 als allerlaatste fl.7,60 vergoedt voor zijn werkzaamheden. Dat leidt tot de conclusie dat tussen 1888 en 1897 (als het plantsoen op de Koemarkt wordt aangelegd) de pomp is verwijderd. Op foto’s van nadien is de pomp niet meer terug te vinden.
Initiatiefnemer in de raad van Schoterland is geweest de heer Hendrik Tuymelaar, die op 26 juni 1858 zijn mening uit. De aanhoudende droogte en de daardoor ontstane schaarste aan gezond drinkwater wil hij op kosten van het dorp Heerenveen bestrijden met een te graven welwaterput en dito pomp ‘voor algemeen gebruik’. Het lukt hem de mederaadsleden te overtuigen en B. en W. te machtigen op een door hen te beoordelen geschikte plaats een pomp te plaatsen. Het bovengrondse deel daarvan moet wel zo zijn geconstrueerd dat “aan het oog behoorlijk voldoening worde gegeven”. (SCO 285) Met andere woorden ‘het moet er knap uitzien’!
De gemeenteontvanger begroot voor de ‘klus’ fl.250,- (SCO 3742), die door de uitvoerders met fl.30.15 wordt overschreden. De timmerman R.E. van der Wal toucheert fl.239,88; de smid Jan A. Kuipers rekent voor ijzerwerk fl.31,91 en koperslager H.D. Sjollema brengt voor koper, zink en loon fl.8,36 in rekening. Totaal derhalve fl.280,15.
De plaats van de pomp is volgens een mededeling uit 1872 ‘het gemeenteplein’ geworden, waar dat jaar een bedrag aan onderhoud van fl.2,25 wordt geboekt. Spijtig genoeg zijn er geen afbeeldingen bekend van de exacte locatie op dat plein. De oude ansichtkaarten bieden geen soelaas.
2014,nov. 29 -wibbo westerdijk-hip-backup
<?div>donderdag 16 dec 1937
HIP-TIME MAGAZINE 111
Donderdag 16 dec 1937
De Leeuwarder Courant van 27 april j.l. (2015) illustreert een artikel ‘Liever in den bioscoop dan in zak en asch’ - het verhaal van Asing Walthaus - met nevenstaande afbeelding. Medewerkgroeplid Piet van der Land tipt ons en vraagt zich af of deze foto ook in de museumcollectie is aan te treffen. Dat blijkt niet het geval en dus gaan we op zoek naar meer informatie daarover. Uiteraard denken we dan allereerst aan het Fries Fotoarchief en schakelen daarvoor de mogelijkheden in van de computer en van de collecties ondergebracht bij it Tresoar. Daar bevindt zich inderdaad een deelcollectie van het Fries Fotoarchief met onder identificatienummer 40677 deze foto van Charles Gombault (1880-1961), een zeer bekende Leeuwarder fotojournalist. Het is een klein formaat zwart-wit beeld van 11 bij 8.5 cm, met als dateringsjaar 1940. De in beeld gebrachte gebeurtenis zou een luchtbeschermingsoefening zijn bij de oude schouwburg te Heerenveen.
Nieuwsgierig geworden naar de juistheid van die toeschrijving zoeken we eerst de gemakkelijke weg. Het wordt ons op een presenteerblaadje aangeboden in de vorm van de op de foto zeer prominente filmposter van de MGM-film “Fury” (Furie) van de regisseur Fritz Lang met als hoofrolspeelster Sylvia Sydney. Deze anderhalf uur durende film beleeft eerder op 29 mei 1936 haar première. Uiteraard niet in Heerenveen ! Wanneer deze film nu in 1940 in de Schouwburg zou zijn vertoond dan moet het antwoord te vinden zijn in de wekelijkse aankondiging van de schouwburgexploitant. Omdat de luchtbeschermingsoefening in die week moet hebben plaats gevonden blijft er niets anders te doen dan in het Nieuwsblad van Friesland (dé Hepkemakrant) te zoeken naar de betreffende filmweek. Evenwel nochtans ...... die zoektocht levert een indrukwekkende lijst op van 54 films maar de film ‘Fury’ zit daar niet bij ! Conclusie: de foto dateert dus niet uit 1940 !
Een tweede optie om juister te dateren vinden we in de drie panden aan de K.R. Poststraat. Het adresboek van 1938 verschaft ons de informatie, dat de huisnummers 7, 9 en 11 worden bewoond respectievelijk door rijwielhandelaar M.F. van der Meer, handelsreiziger W. Jansma en timmerman M. de Groot. Met het opvragen van de bouwvergunningen van deze drie panden blijken alle drie bewoners in 1937 hun vergunning te hebben gekregen. De eerste die zijn toestemming op 3 februari 1937 heeft gekregen is W. Jansma (nr. 9), die voor de bouw Bosma’s architectenbureau inschakelt. Het is een woning met pakhuis en garage met een woningoppervlakte van 58 m2 op een perceelgrootte van 312 m2. Kosten fl.2500,-. (dossier 10-37)
Vervolgens wordt op 5 april 1937 de vergunning verleend aan de heer Tj. van der Meer, wiens zoon M.F. van der Meer de bewoner wordt van woning nr. 7 met garage. De opdracht voor de bouw van dit pand (± 60 m2 op terrein van ± 360 m2) valt eveneens toe aan Bosma’s Architectenbureau Drachten-Heerenveen. De bouwsom is overigens wel flink royaal: fl.7000,-. (dossier 63-37)
Tenslotte bouwt timmerman M.K. de Groot zelf het perceel, welke huisnummer 11 krijgt. De 82 m2 woonoppervlak komt te staan op een terrein van 312 m2. Een ondiepe serre onderscheidt dit huis van de andere twee, net als de zeer traditionele vormgeving. Zijn investering blijkt fl.4000,- te zijn geweest. Hij heeft toestemming gekregen om te bouwen bij vergunning van 14 juli 1937. De ‘Provinciale Commissie ter wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land’ vindt het nodig minimale wijzigingen aan te brengen in de indeling van de bovenramen van de serre en de deur. (dossier 208-37).
Aangenomen mag worden dat alle drie de woningen nog datzelfde jaar zijn voltooid. Verder staat er nog het huis - het meest links - met de verbrede dakkapel in de Leliestraat nr. 2. Deze wordt per 6 mei 1937 betrokken, nadat aannemer S. de Haan uit de Jac. Hepkemastraat de wensen van gemeenteveldwachter Tj. van der Horst als opdrachtgever (vergunning 12-37) vanaf 19 januari 1937 heeft mogen vervullen tegen een contraprestatie van fl.3900,-. Het is dan de eerste woning in de Leliestraat, met huisnummer 2. Ook vader A. van der Horst Sr., kantoorbediende N.T.M. en A. van der Horst Jr., monteur, maken deel uit van de bewoners (adresboek 1938). De gedeelde bewoning blijft ook in latere jaren gebruik, waarbij de bovenwoning blijkt te worden verhuurd aan verschillende personen. Thans in 2015 zit B. Ytsma in Leliestraat 2.
Tegenwoordig kunt U de drie panden aan de K.R. Poststraat vinden onder hetzelfde huisnummer nr. 7, in gebruik bij “Camerik en Voortman”, die er communicatie-en public relationsadviezen formuleren; nr. 9 met de discongruente dakvorm is in 2015 in gebruik bij makelaardij o.g. “R. Scheper & Zoon”. Het laatste huis met dubbele bovenramen is thans ook nr. 11 en het stichtingsjaar staat prominent op de topgevel. Googlemaps, noch andere internetzoekmogelijkheden, biedt voor bewoningsgegevens voor no. 11 geen soelaas. Dat dienen we te respecteren!
Kijken we met een scherpe blik naar de personen dan valt het aantal hoeddragende mannen - en in feite uitsluitend mannen - wel heel erg op. Eén persoon valt wat dat betreft heel erg uit de toon. Het is de man die rechts op de onderste trede van de stoep van de schouwburg staat. Dat is onmiskenbaar een hoge militair. Zou dit een marechaussee kunnen zijn met de schuin van rechtsboven naar linksonder over de borst lopende riem ? Uit de krantenberichten van 14, 16 en 17 december 1937 over de luchtbeschermingsoefening blijkt zonneklaar, dat Heerenveen een voorbeeldfunctie vervult in de opzet en organisatie van deze instelling. (Tussen haakjes: Op 23 april 1936 wordt de wet betreffende bescherming tegen luchtaanvallen aangenomen). De twee laatstgenoemde dagen -16 en 17 december 1937 beheerst de berichtgeving over deze regionale gebeurtenis met landelijke uitstraling de kolommen van de Leeuwarder Courant en het Nieuwsblad van Friesland. En zoals gebruikelijk bij deze kranten .... zeer gedetailleerd. Zo mogen we U noemen als ‘gasten’ de twee Commissarissen der Koningin van Friesland - Van Harinxma thoe Slooten - en Groningen - Linthorst Homan - en een vertegenwoordiger namens de C.d.K. van Drente, mr. J. Spoor. Verder zeer veel burgemeesters, uiteraard onder aanvoering van J.J.G.S. Falkena van Heerenveen, en ook de zeer deskundige ambtenaar op het terrein van de luchtbescherming mr. F.R. Mijnlieff.
Het mag duidelijk zijn, dat een aantal personen uit het volgende rijtje een duidelijk militaire achtergrond hebben. We noemen de luitenant-generaal Quanjer, territoriaal bevelhebber in de drie Noordelijke Provincies; Luitenant-generaal de Ridder, inspecteur van den Luchtbeschermingsdienst; luitenant-kolonel van Heilst en zijn adjudant, luitenant van der Werf; de districtscommandanten van de marechaussee, luitenant van Waning, en van de Rijksveldwacht, den heer D.W. Toussaint. Verder de voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging, den heer van Lek, en mr. H.H.A. Sluis, procureur-generaal bij het Gerechtshof te Leeuwarden.
De luitenant-generaal b.d. P.H.A. De Ridder, inspecteur, is zeer gecharmeerd van het verloop van de oefening. Hoewel in de ochtendzitting spijt is uitgesproken over de afwezigheid van de minister van Binnenlandsche Zaken blijkt de avondoefening vanaf 8 uur wel degelijk te worden bijgewoond door Zijne Excellentie H. van Boeijen. Ook wordt een bezoek gebracht aan het ziekenhuis, waar door de architect A. Baart uit Leeuwarden een scherf-en gasvrije kelder is aangebracht onder de nieuw gebouwde vleugel met een capaciteit van circa 200 personen. Twee belangrijke namen in de Heerenveense luchtbeschermingsorganisatie zijn de heren J. Busquet, docent wiskunde-mechanica-natuurkunde aan de Rijks HBS, en H.C. Hooghoudt, koopman en directeur van de N.V. Radiodistributie in het pand Dracht 84. Zij zijn resp. het hoofd en waarnemend hoofd van de luchtbeschermingsorganisatie, die voorts uit talloze vrijwilligers bestaat.
De heer Busquet vertelt dan nog een en ander over de organisatie, waarbij hij vooral wijst op het belang van decentralisatie van verschillende diensten en instelling van een viertal stormploegen, opgesteld in verschillende delen van Heerenveen. Deze stormploegen bestaan uit goed opgeleide manschappen, te weten een leider, een waarnemer, een ordonnans, vertegenwoordigers van de gasfabriek en de waterleiding, van den geneeskundige dienst, van de ontsmettingsploegen en voorts uit twee gasverkenners. Zodra men de bommen hoort vallen gaat de ploeg er onmiddellijk op uit om de eerste hulp te verlenen, terwijl de waarnemer voortdurend in contact blijft met het hoofd van de luchtbeschermingsdienst.
In het nagesprek ‘s avonds in de foyer van de Schouwburg waarschuwt de minister Boeijen, dat men geen te hoge verwachtingen mag koesteren voor wat betreft steun van de regering. Hij uitte evenwel zijn waardering voor dit waardevolle gebeuren.
Als een extra aanwijzing voor een eerdere datering mag ook worden beschouwd de aanwezigheid van bussen in de K.R. Poststraat, die volgens de berichtgeving dienen om de hoogwaardigheidsbekleders naar de verschillende ‘locaties’ te vervoeren. Maar ook om straten te kunnen versperren met het doel het verkeer te kunnen blokkeren.
De belangrijkste en meest verbazingwekkende ontdekking evenwel is dat in dezelfde Hepkemakrant van vrijdag 17 december 1937 de advertentie staat van de Schouwburg-Bioscoop, die voor zaterdag, zondag en maandag de film met Sylvia Sydney en Spencer Tracy in de film ‘Massa-Justitie’ (Fury) aankondigt met als extra nummer: “Luchtgevaar”. Toegang 18 jaar. Met de datum donderdag 16 december 1937 mogen we toch gerust het archief van Charles Gombault een dienst bewijzen ! (zie bovenstaande affiche).
Bij de zoektocht naar de vertoning van de film ‘Fury’ vinden we nog een tweede gelegenheid, waarop deze is vertoond. Overigens ook in de Schouwburgbioscoop. De Heerenveense Koerier van 24 november 1948 plaatst namelijk een artikel over de Heerenveense Filmkring met een inhoudelijke beschrijving en beoordeling van bovengenoemde film van de hand van F.S. (Fedde Schurer). Een kolfje naar de hand van de - toen nog - adjunct-hoofdredacteur van de Heerenveense Koerier. Sjoerd van der Schaaf is in die tijd nog hoofdredacteur. Pas na diens vertrek in 1951 volgt Fedde Schurer hem in die functie op.
2015, juli 12 - wibbo westerdijk - hip-backup
Depôthuisje Museum Willem van Haren c. 1981
HIP-TIME MAGAZINE 59
Depôthuisje Museum Willem van Haren c. 1981
Tussen alle panoramafoto’s, genomen vanaf hoge posities in het Heerenveense (Watertoren, de Drie Gebroeders, Ziekenhuiskamer, Crackstatetorentje) deze keer een winters beeld van het Haringspad 52, ten oosten van het gebouw van het museum Willem van Haren. Op deze foto met nr. 01724 - formaat 13 bij 18 cm - is er sprake van het bouwjaar 1905, het jaartal dat is gebeiteld in de bovenste deksteen van het trapgeveltje in retrostijl. Wat zegt het rapport ‘Monumenten Inventarisatie Project’ over ‘Bouwkunst en Stedebouw 1850-1940‘ daar op bladzijde 28 over? Niet meer dan dat de huidige functie ‘Dienstruimte museum’ is en de bouwstijl onbekend, maar dat de ‘motivering’ voor het opnemen in het project de ‘bouwstijl’ is.
Voor het in 2010 uitgevoerde onderzoek voor de ‘Conceptnota Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen ‘ (deel 2 )wordt het van Harenspad 52 bestempeld als ‘BBP’, d.w.z. Beeld Bepalend Pand. Ook lezen we dat het een ‘Karakteristiek Pand in het bestemmingsplan’ is.
Op de avond van zaterdag 9 januari 1904 slaat Sijbren van Oostrum zijn Hepkemakrant op en ziet, dat het “Heerenhuis met Koetshuis, Erf en Tuin, tegenover de Garstenbrug door mr. Daniel Jacob Rudolph Brants via notaris Marius Verkouteren in veiling wordt gebracht. Het wordt in percelen aangeboden en Sijbren wil zijn steenhouwerij aan de Nieuwburen eigenlijk verplaatsen en mogelijk uitbreiden. Er moet snel worden gehandeld want aanstaande maandagmiddag kan het perceel bezichtigd worden en ‘s avonds is in het Posthuis zowel de provisionele als de finale veiling al.
De familie spreekt af, dat zoon Marius de biedingen zal doen. In het repertoire van deze verkoop, die gedateerd is eveneens op de 11e januari 1904, valt te lezen dat het herenhuis en het koetshuis met erf en tuin, samen fl.12.000,- moeten opbrengen. Het lukt Marius het koetshuis in bezit te krijgen. Het ‘Heerenhuis’ - ook wel ‘Dekemahuis’ genoemd - blijkt gekocht door Lambertus Geerts Feits te Heerenveen.
In de ‘Bekendmakingen van B. en W. van Schoterland’ zit de tekst van Sijbren van Oostrum van 9 februari 1904. Hij laat weten, dat hij voornemens is een steenhouwerij op te richten op het kadastrale perceel A-2114 en dat hij daarvoor toestemming vraagt. (SCO 1007). Hij realiseert zich dat het op te richten gebouw binnen de 200 meters grens ligt (art. 5 sub 3q van de hinderwet). Maar de inrichting veroorzaakt geen gevaar, schade of hinder, o.a. omdat er geen krachtwerktuig geplaatst zal worden.
Met het ‘Dekemahuis’ zit Lambertus Geerts Feits een beetje in zijn maag. Er ligt kennelijk een vloek op, want de Raad van Schoterland bemoeit er zich in haar zitting van 25 februari 1904 mee. Het huis met tuin wordt door ‘een ingezetene van Heerenveen’ te koop aangeboden voor fl.9747,-. Als beweegredenen worden genoemd het kerkhof, de zuidelijke lichtschepping, de steenhouwerij en de gasfabriek. In een besloten zitting besluit de gemeente het perceel voor fl.10.000 te kopen. De krant (N.v.Frl. 27-2-1904) verhult de naam van Feits - (mogelijk angst voor belangenverstrengeling ? Lambertus Geerts is immers ook burgemeester van Schoterland).
Inmiddels is Sijbren van Oostrum in afwachting van de hinderwetvergunning voor de steenhouwerij. Het duurt lang, want pas op 23 maart 1904 krijgt hij een afwijzende beschikking - onder no. 108 - op zijn aanvraag. Deze is gebaseerd op de op diezelfde dag om elf uur ‘s morgens ingebrachte bezwaren. G.J. Gerritsma heeft dat schriftelijk gedaan en Lambertus Feits doet dat mondeling. Zijn argumentatie is dat het altijd doorgaande geklop en gebik in de steenhouwerij zeer hinderlijk zal zijn voor de bewoners van zijn in de onmiddellijke nabijheid staand huis. Sijbren van Oostrum, die bij deze zitting aanwezig is, merkt op dat het werk wordt uitgevoerd in een gesloten gebouw wat nauwelijks hinder geeft. Bovendien wordt er ‘slechts’ gewerkt van 6 uur ‘s morgens tot 8 uur ‘s avonds !
Volgens de notulen (SCO 373) wordt het hem pas op 21 april 1904 geweigerd op grond van het feit, dat het perceel slechts op 42,5 meter van een school is gelegen. Die school is de ‘School voor Meer Uitgebreid Lager Onderwijs’ in de straat vanaf het Gemeenteplein: het meestershuis en het schoolgebouw daarnaast.
De procedure mag als zeer vertragend worden beschouwd als we archiefstuk 1159 uit het Schoterlands archief erbij nemen. Dat is een afschrift van de koopacte - gepasseerd ten kantore van notaris Verkouteren van 25 juni 1904. Het Gemeentebestuur, vertegenwoordigd door Cornelis Gerritsma, koopman in ‘t Meer en wethouder, en Anne Rodenhuis, secretaris, koopt het volgens Raadsbesluit van 15 februari 1904 perceel A-2494 (huis en erf) en A-2496 (tuingrond ten westen van de Koolsingel) van L. Feits Gzn. De gemeentelijke uitleg zal stellig als ‘zeer zorgvuldig’ worden geïnterpreteerd. Uit die acte is één bijzondere bepaling zonder meer interessant te noemen. Van perceel twee (het koetshuis) is een noordelijke strook ter breedte van drie meter en een decimeter bezuiden het ijzeren hek bezwaard met recht van uitzicht ten nutte en gebruike van perceel één.
In de begin van 1904 is het kadaster bezig geweest de nieuwe eigendomssituaties te registreren. Het kadastrale nummer A-2114 (het volledige perceel van Dekemahuis, koetshuis en erf met een grootte van 17.30 are) wordt onderworpen aan een zgn. ‘splitsing’. Het deel dat Marius van Oostrum heeft gekocht, krijgt het kadastrale nummer A-2495 en beslaat het koetshuis met erf, doch in kadastrale termen ‘schuur en erf’ met een grootte van 6.65 are.
De flinke streep door de rekening vanwege de afwijzing door de gemeente maakt Sijbren van Oostrum strijdbaar en dient begin 1905 opnieuw een aanvraag in, die helaas niet is bewaard gebleven. Het valt evenwel op te maken uit de ‘Bekendmakingen’ door de bestuurlijke organen (SCO 1007), want onder no. 6 B. en W. van Schoterland laten weten dat Sijbren van Oostrum een verzoek met bijlagen ter visie heeft gelegd op de secretarie. Hij vraagt (opnieuw) vergunning voor de oprichting van een steenhouwerij voor het (nieuwe) perceel A-2495. Dat is het door ‘splitsing’ verkregen kadastrale nummer hiervoor beschreven. Op 24 januari 1905 berichten B. en W. bovendien, dat de inspraakprocedure voor het indienen van bezwaren is vastgesteld op 7 februari 1905 om elf uur ‘s morgens op het gemeentehuis en de reacties daarop kunnen gedurende drie dagen worden ingezien.
De verwerking duurt relatief erg lang, want op 9 maart 1905 besluiten B. en W. pas tot (opnieuw) weigering. In de bekendmaking op de 10e wordt vermeld, dat krachtens artikel 15 van de Hinderwet van die beslissing binnen 14 dagen in beroep kan worden gegaan bij Hare Majesteit de Koningin. (SCO 1007)
Indirect halen we uit een uitgaand stuk aan B. en W. van Aengwirden het antwoord op de vraag of Sijbren van Oostrum in beroep is gegaan bij H.M. de Koningin. Expliciet schrijven B. en W. van Schoterland op 18 maart 1905 (SCO 903) namelijk aan hun Aengwirder collega’s: “Door Sijbren van Oostrum is van onze beslissing d.d. 9 maart j.l., waarbij hem de oprichting eener steenhouwerij te Heerenveen, op het kadastraal perceel gemeente Heerenveen sectie A-2495 is geweigerd, bij H.M. de Koningin beroep is ingesteld. Wij verzoeken U daarvan openbare aankondiging te doen.” Duidelijk is dus dat van Oostrum de gemeente daarvan heeft kennis gegeven, wat ook blijkt uit een bericht van B. en W. van Schoterland aan Gedeputeerde Staten van Friesland van 26 augustus 1905. Als onderdeel van die zending aan G.S. vinden we daarin een stuk van de getuigen van Van Oostrum en hun argumenten ten positieve van de steenhouwerij en de veronderstelde overlast. Maar ook de tegenargumenten van het gemeentebestuur en hun zegslieden. Een brief van 1300 woorden en helaas te lang om hier aan toe te voegen. De uiteindelijke afloop kunnen we U helaas (nog) niet melden. De ingekomen stukken van het jaar 1905 bieden daarvoor geen afschrift van de beschikking van Hare Majesteit, maar uit de latere praktijk van Van Oostrum blijkt niettemin dat hij in de ‘schuur’ heeft ‘geklopt en gebikt’. We proberen het stuk nog te vinden.
Apart van de hinderwetsaanvraag heeft zijn zoon Marius van Oostrum op 28 februari 1905 een aanvraag voor de oprichting van een burgerwoning op het perceel ingediend. Bij bouwvergunning 138 krijgt hij daar op dezelfde 9 maart 1905 wél toestemming voor. De bouw van dit allerliefste woninkje in retro-stijl kan beginnen. Inmiddels heeft de familie Van Oostrum ook een hypotheek veilig gesteld door fl.1200,- tegen 4,5 % ‘s jaars aan kapitaal te lenen van Wilhelmina Maria de Ree te Nijehaske. In het dossier van de bouwvergunning is geen aanwijzing aangetroffen van de man, die als architect is opgetreden, evenmin de naam van de timmerman-aannemer.
Op dinsdag 7 februari 1905 wordt om 11 uur in het gemeentehuis gelegenheid gegeven bezwaren in te brengen, zowel mondeling als schriftelijk. Datzelfde jaar betrekken Marius van Oostrum en zijn echtgenote Jeltje Sijtsma het huis, dat het nieuwe nummer Haringspad 199a heeft gekregen. Zij hebben eerst korte tijd op de Heideburen gewoond en daarvoor bij zijn ouders ingewoond. Hun huwelijk dateert van mei 1901. Marius is de opvolger in het ambacht van steenhouwer en ziet kennelijk kans langs een slinkse weg de ‘schuur’ in gebruik te nemen als werkplaats. In 1910 vindt een hernummering plaats van het huis naar Haringspad 187 en dat blijft het tot hun vertrek in augustus 1921. (SCO 1962) Vader Sijbren, die op de Nieuwburen in huisno. 178(a) heeft gewoond, is namelijk op 1 augustus 1918 overleden. Zij trekken dus bij moeder c.q schoonmoeder in.
Wat de bewoning betreft treedt er nu voor dit onderzoek een moeilijke periode in, want er is niets bekend over de volgende bewoner. Het adresboek 1922 en evenmin dat van 1927 laat ons in de steek voor wat betreft het Haringspad nr. 187. En zonder naam van de bewoner is het zoeken naar een gezinskaart gelijk aan het zoeken van een speld in een hooiberg. Overigens zet het adresboek 1922 wel de “Steenhouwerij - Grafversiering - Graniet-en Marmerwerken van de Fa. S. van Oostrum, Nieuwe buren - Haringspad “ in het reclame-zonnetje. Uit de kadastrale leggers weten we, dat Marius van Oostrum wel eigenaar blijft en zelfs de verantwoordelijkheid neemt voor een ‘aanbouw’ in het dienstjaar 1924. De kadastrale aanduiding ‘schuur’ vervalt en wordt vervangen door werkplaats en tegelijk betekent dat een verhoging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.260,- naar fl.274,-.
We mogen aannemen, dat tot 1933 de bedrijfswerkzaamheden in de ‘werkplaats’ onverminderd zijn doorgegaan, doch dat het huisje òf als bedrijfswoning voor een knecht wordt gebruikt òf in de verhuur is terechtgekomen.
In het kadastrale dienstjaar 1934 verandert de eigendomssituatie. Het gaat over op koopman-turfhandelaar Hendrikus Hermanus Laagland. Hij verhuurt met ingang van 17 mei 1933 het huisje aan Jacob van der Klok. Inmiddels heeft de gemeente de straatnaam leidinggevend verklaard voor de adressering met als resultaat: Haringspad 52. Tegelijk met deze maatregel zijn ook de woningkaarten ingevoerd. Het is het adres tot op de huidige dag, behoudens de officiële wijziging per 1 januari 1960 van de straatnaam naar ‘Van Harenspad’. Rept het manuscript Kramer in een acte uit 1611 al over ‘half veen en fullingh, gelegen by de Haringhbuiren’, en legt de 18e eeuwse volksmond de relatie met huisman Jan Harings aan het eind van het pad, de 20e eeuwse bestuurders zijn in het gebruik van de locatie meer gecharmeerd geweest van de adellijk geachte familie van Haren.
Jacob van der Klok gebruikt de werkplaats voor de opslag van de goederen, die hij als expediteur naar hun bestemming brengt. Op 12 mei 1939 maakt hij plaats in de woning ten behoeve van zoon Hendrik. Deze is eveneens expediteur, heeft op de 25e mei alles ‘te plak’ en draagt zijn kersverse bruid Johanna Mast door het smalle gangetje naar de voorkamer. Hendrik maakt als ‘vervoerder’ stellig lange dagen. Het is anders niet te verklaren, dat hij op 7 februari 1940 om half drie in de ‘voormiddag’ (wij zeggen dan ‘s nachts half drie) een noodlottig ongeval krijgt in Wolvega. Zijn jonge weduwe staat na 8 maanden huwelijk voor de taak voor zichzelf een bestaan op te bouwen. In het Nieuwsblad van Friesland van 12 februari 1940 laat zij de volgende advertentie opnemen: “Wij delen onze geachte clientèle mede, dat het Expeditiebedrijf van der Klok: Leeuwarden - Heerenveen - Rotterdam, op dezelfde voet wordt voortgezet. Beleefd aanbevelend.” Ook richt zij zich op het met succes faciliteit bieden aan inwonende kostgangers. In de loop der jaren maakt een stoet van ‘starters’ op de werknemersmarkt van Heerenveen gebruik van haar gastvrijheid. Oudere Heerenveners zullen herinneringen kunnen hebben aan Klaas Balkema (van 26 febr. 1946 tot 2 jan. 1947) of Johannes Wegerif (1949-1952), Derk J. Berents (sept. ‘59-febr. ’60) en Albert Kros (april-juni 1968), de laatste drie medewerkers van de Algemene Technische School Heerenveen. Zelfs Hugo J. Roepel, later verzorger bij de S.C. Heerenveen, heeft er tijdelijk onderdak gehad van 4-2-’63 tot 18-10-’63.
Eigenaar Laagland verkoopt het in het kadastrale dienstjaar aan Auke Douma, die het twee jaar later door verkoopt aan Bernardus Cornelis Leenes c.s., welke het onderbrengen in de vennootschap onder firma Theodorus Leenes. In 1961 wordt de gemeente Heerenveen eigenaar, maar Johanna van der Kolk-Mast blijft er haar pension tot 1 april 1976 bestieren.
Na een korte periode van leegstand worden de nieuwe gebruikers van het pand de medewerkers en bezoekers van "De Halte", Aktiviteiten-en Adviescentrum voor Sociaal en Cultureel werk voor werklozen uit Heerenveen.
Het is dan 15 september 1976 en een bestuurscommissie art. 61 gemeentewet neemt het voortouw (met vertegenwoordigers van gemeenteraad, G.A.B., jeugdwerk, vakbonden, maatschappelijke dienst, industriële kring, bureau Welzijn, gemeentelijke sociale dienst en drie werklozen).
Het centrum krijgt een bord (zie foto) aan de gevel: “ HALTE. Openingstijden 8.30-12.30 maandag t/m vrijdag 13.30-17.00 Aktiviteiten-en Adviescentrum”. Het huisje word ingericht. In de voorkamer was de ontvangst-en informatieruimte; twee andere benedenvertrekken worden kantoorruimte, een voor meer persoonlijke gesprekken en de ander voor vergaderzaaltje met koffiedrinkfaciliteiten. Later word ook de zolder ingericht als stencilruimte. In een evaluatie-rapport (I) over de periode 15-10-1976 t.e.m. 31-12-1976 worden de bevindingen gecommuniceerd naar de gemeente.
Het Contactblad voor Mensen zonder Werk van november 1980 formuleert vier doelstellingen voor ‘De Halte’: 1. de sociëteit - de ontmoeting; 2. het advies-en informatiecentrum; 3. de cursorische aktiviteiten; 4. overige aktiviteiten. Omdat een deel van de staf de soos-ontmoetingsruimte wil laten verdwijnen per 1 januari 1981 zonder overleg met de bezoekers, stuurt het Aktiviteiten-en Adviescentrum namens de bezoekers een protestbrief aan de Kommissie van ‘de Halte’. Uiteindelijk zal de sluiting toch doorgaan, hoewel de exacte datum daarvan voorlopig nog niet is getraceerd. Immers de sociaal-culturele sector was in die jaren volop in beweging. Initiatieven als “Het Pakhuis” hadden daar ook mee te maken en waren er deels een voortzetting van.
De volgende fase wordt op de foto het meest duidelijk in beeld gebracht. Het bouwbord verschaft ons informatie uit de eerste hand:
“UITBR(EIDING) & RESTAURATIE MUSEUM WILLEM VAN HAREN; OPDRACHTGEVER: GEMEENTE HEERENVEEN. DIREKTIE: ARCH.BURO VAN DER MOLEN B.V.: AANNEMER: BV. TJ. SMITS EN ZOON.” Schilder: (één van de volgende uitgenodigde bedrijven: Bakker, Veldkamp, of Huitema)
In het bestek staat de verplichting het belendende huisje degelijk te stutten. De grafitti achter de steunconstructie wordt er ‘gratis’ bijgeleverd. Met de grote verbouw van het museumgebouw (het voormalige bedrijf van Theodorus Leenes) zijn we beland in het jaar 1981 en wordt ‘De Halte’ getransformeerd tot werkplaats en opslag van museumgoederen. Het krijgt de functie van ‘depôt’ en wordt beschouwd als een ‘dependance’. Onderhoudsman wijlen Ruurd Zoetendal en huidig technisch medewerker Peter Appelhof moeten iedere krakende traptrede in hun systeem hebben gehad; duizenden voorwerpen en gereedschappen zijn door hun handen gegaan; kilometers plaatmateriaal is door hen verwerkt en zonder computergeheugen hebben ze steeds de opgeslagen voorwerpen tevoorschijn gehaald.
Bij de grote verbouwing en inrichting van 1999 van de voormalige openbare mavo tot ‘Heerenveense School’ hebben zelfs de administratieve medewerkers het voorkamertje als kantoor mogen gebruiken. Ze hebben daaraan ongetwijfeld nog steeds goede herinneringen. Korte tijd is er nog de museale hoop op een zilversmederij-werkplaats met een reeds toegezegde ‘stavelij’ geweest - het Gildehuis -, maar de gezamenlijke ambachtslieden en hun organisatie hebben de financiering niet rond kunnen krijgen.
2013, juni 16 - wibbo westerdijk - hip-backup
De Kolk en omgeving 1976
HIP-TIME magazine 99
De Kolk en omgeving 1976
Ze heeft het getroffen bij het maken van deze foto in 1976 vanuit het raam van één van die prachtige dakkapellen van de zolderverdieping van het bakkerijcomplex op de hoek van de Vleesmarkt. Zij legt de geheel gerenoveerde, vernieuwde en gerestaureerde sluisklok met de nagelnieuw geplaveide Lindegracht en van Harenspad vast, inclusief de frisgroene nog jonge boompjes langs de beide kademuren en de weerspiegeling daarvan in het ‘blakstille wetter’ van de Kolk. Zij heeft zelfs de voorgevel van Oenemastate op het beeld kunnen vastleggen, met het inmiddels immense voorplein. Jammer genoeg ten koste van de afbraak van het oude postkantoor, maar gelukkig nog voor de huidige nieuwbouw van projectontwikkelaar Dijkoma-beheer op die plek (1978). Zij is een kind van deze tijd en kijkt niet vreemd op van de geluifelde panden van de Lindegracht en het file-geparkeerde autoblik langs de kademuur tussen de in slagorde geplante bomen. Zij vereeuwigt de op de voorgrond duidelijk zichtbare vervanger van de hoofdbrug - de overkluizing, met als blikvanger het prachtige bronzen meisjesbeeld ‘Ús Famke’ van beeldhouwster Eja Siepman-van den Berg. De latere, jeugdige fotografe heeft in 1974 ongetwijfeld gezien, dat het meisje daar op haar sokkel is geplaatst en de brommerjeugd er zich kennelijk op hun gemak voelt. Dit potentiële hangplekje wordt van de Kolk afgeschermd door een degelijk hekwerk, welke in latere jaren weer is weggehaald. Net als dat verkeersbord, waarbij de Lindegracht is bestemd voor uitsluitend voetgangers. Nu staat er het bekende bord met de rode rand voor ‘verboden in te rijden’, met de uitzondering voor de fietsers.
De vraag brandt inmiddels stellig bij de lezers van deze tekst: W I E IS Z I J ? Wie is onze fotografe ? Wij stellen haar aan U voor met de tekst, welke zij richt aan de website van de Werkgroep Oud Heerenveen, samen met nog een tweetal opnamen van andere locaties. Er spreekt duidelijk enige trots uit !
Citaat: “ Deze foto is gemaakt vanuit het dakraam voorheen Bakkerij Jelle Wijnja Vleesmarkt 1a. Ik heb hem zelf gemaakt, ik denk in 1976 met mijn 1e fototoestel, hij is toch wel erg mooi. Uiteraard mag hij gepubliceerd worden.”
Ongetwijfeld gaat er nu bij een aantal Heerenveners een lampje van veronderstelling knipperen. Bespaar U de moeite van al te veel gokjes. Kortom: we hebben deze foto te danken aan Thea Wijnja.
Zij levert ons meteen ook een klein stukje bedrijfsgeschiedenis van vader bakker Jelle Wijnja door een foto mee te sturen van de Molenstraat 16, waar haar ouders in 1959 een bakkersbedrijf zijn begonnen. Door dit pand over te nemen besparen ze zich de investering van een oven, want talloze jaren daarvoor zijn vader en zoon Sjoerd Krikke daar als bakker aktief geweest. Het adresboek van 1934 heeft Krikke al geregistreerd als de Molenstraat nog Molensteeg wordt genoemd. In dat jaar wordt hij bakker genoemd. De adresboeken van 1922 en 1927 geeft als adres Feitsbuurt en het huisnummer 615. Beide keren met Sjoerd Krikke als gebruiker; in 1922 als ‘los werkman’ en in 1927 als ‘bakker’. Het kohier van de Personele Omslag van 1921 vermeldt ook de naam van Krikke en als bijzonderheid, dat hij voor een inkomen van fl.100,- wordt aangeslagen en een belastingbedrag van fl.4,65. Dan is het huisnummer voor het eerst 615.
De wijziging van Feitsbuurt naar Molensteeg is in 1931 gemaakt en tegelijk heeft de gemeenteraad besloten elke straat of steeg zijn eigen huisnummers te geven. Daarvoor heeft Heerenveen onafhankelijk van de straatnaam een volledig doorlopende nummering gekend, die bij iedere tienjaarlijkse volkstelling werd ‘geüpdatet’ door de tussenliggende, nieuwe gebouwde woningen in te passen. Sjoerd Krikke maakt al als eigenaar gebruik van deze woning, sinds hij het pand rond 1919 heeft gekocht van timmerman Meint Zuidersma. Bij die gelegenheid blijkt dat huis het nummer 598 voert, o.a. in de Kohieren van de Personele Omslag van 1919 en 1920. In de leggers van het kadaster staat Sjoerd Krikke Jzn. na zijn aankoop te boek als ‘opperman’. Later blijkt hij de switch te hebben gemaakt naar het bakkersvak.
De gezinskaart van Sjoerd Krikke laat ons weten, dat hij eigenlijk Sjoerd Krikke senior moet worden genoemd, want hij heeft sinds 1912 een zoon met de naam Sjoerd. Wanneer Sjoerd senior op dinsdag 26 september 1939 verhuist naar de Nieuwburen nr. 18, volgt Sjoerd junior hem op in het bedrijf aan de Molenwijk 16. Junior staat dan nog in ondertrouw, maar de volgende dag stapt Sjoerd junior in het huwelijksbootje te Leeuwarden met mej. K. Faber.
Zeer vermakelijk is een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 5 januari 1940, wanneer je de volgende tekst leest: “Gevraagd op 12 Mei a.s. een Bakkersknecht voor gemengd bedrijf. Krikke’s Bakkerij, Molensteen 16, Heerenveen.” Inderdaad, het adres is verhaspeld ! We mogen hopen, dat hen dit niet om de nek is gaan hangen. Het lijkt er niet op, want met een zekere regelmaat zoekt Sjoerd junior de advertentiekolommen van de Hepkemakrant en na de oorlog de Heerenveense Koerier: voor nieuwjaarswens, voor vakantie-aankondiging, voor oudejaars-oliebollen, voor sinterklaas-taai, en uiteraard personeel: knechten, meisje voor huishouding en winkel. Verder bevestigen de adresboeken van 1949 en 1954 het bestaan van de bakkerij van Sjoerd Krikke. Zoals eerder gezegd eindigt de Krikke-periode in 1959 en volgens de woningkaart op 12 oktober 1959 en begint de Wijnja-tijd een dag later! In dit pand dus !
Om terug te komen op Jelle Wijnja; deze gaat na ruim twaalf jaar in de Molensteeg te hebben gebakken zich sterk verbeteren door naar een lokatie in Heerenveens centrum te verhuizen en zijn bakkerij te vestigen in ‘het’ historische bakkerspand op de Vleesmarkt bij de overkluizing. Hij neemt de ovens over, die namens de Coöperatie zijn bediend door broodbakker P. Kuipers. Jelle Wijnja ziet kans de in verval geraakte kruidenierswinkel annex bakkerij als brood-en banketbakkerij weer tot bloei te brengen. Door zich aan te sluiten bij het gilde van ‘Echte Bakkers’ krijgt het bedrijf een ‘boost’. Later in 1991 participeert het bedrijf in een samenwerkingsverband van verschillende soorten consumenten-topproducten ‘t Verse Haagje, wat een aanwinst voor het centrum van Heerenveen wordt genoemd. Op steenworp afstand van de vroegere bakkerij aan de Molenstraat is bakker Wijnja (Lenes) daar ook bij. Slager van der Meer, Henk Dijkstra en Gerda van Dijk zorgen voor een breed assortiment: brasserie, gebak, brood, fromagerie, pasta’s, jam, chocolaterie, vleesprodukten, nasi, kip en lasagne worden genoemd als trekkers. Omstreeks 1999 is het samenwerkingsverband Wijnja-Lenes in een fase gekomen, dat de bedrijfsvoering volledig wordt overgenomen door Piet Lenes, die de ‘Echte Bakker’-status volledig vorm blijft geven.
Het ‘Woon-en winkelhuis Molenstraat 16, Heerenveen (Centrum)’ wordt in de Leeuwarder Courant van 15 mei 1971 te koop gezet door notaris J.F. Oosterwerff te Heerenveen. Hij zal op dinsdag 18 mei 1971 ‘s avonds om 8 uur in hotel-café-restaurant ‘De Koornbeurs’ woning, winkel, erf en grond, groot 2.30 are, provisioneel veilen. Opvallend is het beding, dat in het pand niet meer een bakkersbedrijf mag worden uitgeoefend. Niettemin wordt het geheel ingezet op fl.25.056,-. De finale veiling is veertien dagen later en het is verkocht aan een Turkse familie (volgens Thea), maar het kadaster noemt ons Oeds de Boer, winkelier in Heerenveen-zuid als nieuwe eigenaar.
Merkwaardig is het, dat slechts het Nieuwsblad van het Noorden van 10 juni 1971 ons in kennis brengt met het volgende bericht van de verkoop: “Heerenveen. Ten overstaan van notaris J.F. Oosterwerff werd finaal verkocht een woon-en winkelhuis met grond aan de Molenstraat 16, groot 2.30 are. Koper de heer O. de Boer te Heerenveen voor fl.27.900.” De vraag is dan meteen wanneer zijn er nieuwe bewoners in gekomen ? Die vraag wordt beantwoordt door de woningkaart van de Molenstraat 16. Deze noteert daarvoor als nieuwe bewoners zes personen, die er de 10e en 11e november 1971 worden ingeschreven. Het betreft Osman Ergec, Hayrulla Ipeksoy, Ali Molu, Mehmet Ersoy, Remzi Yigit en Mohamed Belarbi. Dit zestal mag gerust worden beschouwd als ‘pensionbewoners’, die zich destijds in Heerenveen vestigen als gastarbeiders. Oeds de Boer, de eigenaar en pensionhouder, vraagt vrijwel onmiddellijk (op 22 november 1971) een bouwvergunning (nr. 285-71) aan voor de percelen A-4485 en A-4486 voor het maken van een nooduitgang met een brandtrap. Dat is duidelijk bedoeld voor haar functie als pension voor de turkse gastarbeiders, waarvan zich later nog een viertal voor een kamer melden.
2015, januari 10 - wibbo westerdijk - hip-backup, op aangeven van Thea Wijnja
De Greiden 1980 of later
HIP-TIME MAGAZINE 65
In de jongere geschiedenis van Heerenveen vervult de nieuwbouwwijk ‘De Greiden’ een pioniersrol. Tot de jaren zestig worden de uitbreidingen van de plaats steeds gepland tussen de Rijksweg 32 en de spoorbaan. Het is het eerste plan, dat wordt ontwikkeld aan de westkant van de spoorbaan. Op 15 augustus 1960 wordt door B. en W. het beginselbesluit genomen om aan de westkant van de spoorlijn voorbereidingen voor een uitbreidingsplan te maken. De sociaal-economisch adviseur Dr. J. Kwantes geeft daarbij de voorkeur aan het gebied Nijehaske, in die jaren Schansterpolder genoemd. Jhr. Ir. J. de Ranitz, ontwikkelingsarchitect van de stad Rotterdam, adviseert om het gebied - begrensd aan de noordzijde door de Veenscheiding, aan de westzijde door de Engelenvaart, aan de zuidzijde door de Rottumerweg en aan de oostzijde door het tracé van de spoorweg - daarvoor aan te wijzen. In de loop van 1962 wordt voor dat gebied het structuurplan vastgesteld, welke op 10 januari 1963 wordt gepresenteerd. In het verlengde van de Jan Gijse Weeninkstraat moet een gelijkvloerse kruising komen, maar de Nederlandse Spoorwegen hebben daarover het laatste woord en moeten nog een besluit nemen. Ir. de Ranitz houdt zich daarmee bezig. De directeur Gemeentewerken ontwerpt een ontwikkelschema, waarin alle fasen van de aanpak worden benoemd. Hij verwacht pas de eerste woningbouw eind 1966 te kunnen realiseren. Een maand later op 11 februari 1963 toont ir. P.C. Groen een voorlopig schetsontwerp van het Bureau Kuiper, de Ranitz, van der Ree en van Tol voor dit gebied met 30% hoogbouw. Ook pleit het bureau voor een toepasselijke werknaam voor het project. Zij stellen voor - op grond van het feit, dat de centrale as van het gebied een houtwal is - het project ‘Wijk de Hout’, de ‘Houtweg’ of ‘Westerhout’ te noemen. De raad van Heerenveen beslist anders, want op 15 augustus 1963 wordt beslist dat het uitbreidingsplan “De Greiden” gaat heten. Begin december 1963 is de directeur Gemeentewerken zover, dat hij B. en W. verzoekt een voorbereidingsbesluit op te stellen en die bij de raad aanhangig te maken. Diezelfde maand geeft hij in een uitgebreide toelichting te kennen, dat over de spoorwegovergangen nog steeds geen standpunt van de N.S. is geformuleerd. Eigenlijk komt er pas in maart 1964 duidelijkheid over de ontsluiting via de J.G. Weeninkstraat. De NS wenst de overgang in de Rottumerweg niet op te geven, maar wil evenmin een gelijkvloerse kruising naar de Greiden. Het wordt een tunnel-met-beperkingen. Het vrachtverkeer zal er niet door kunnen, tenzij ze beneden de maximale hoogte van 3.30 meter blijven.
Ook de Provinciale Planologische Dienst (PPD) zwijgt in 1963 nog in alle talen over de uitbreidingsplannen. Voor verkrijging van de grond moet nog veel gebeuren, waarschijnlijk ook onteigenen want de families Heida laten zich niet gemakkelijk vinden door overleg. Hij herhaalt zijn eerder gedane voorspelling, dat pas eind 1966 van de eerste woningbouw sprake kan zijn. Nog net voor de kerstdagen wordt door B. en W. het uitbreidingsvoornemen vastgesteld en geeft de PPD zijn fiat. (ir. D. Tuinstra).
Bovenstaande telefoto uit het archief van het Museum Willem van Haren nr. 01750 geeft een overzicht van talloze jaren later. De fotograaf heeft positie gekozen op een van de veertien verdiepingen hoge flats, vermoedelijk de flat ‘Lânsicht’. Hij heeft als brandpunt voor zijn beeld de camera gericht op de oksel (de knik) in serviceflat “Heerenhage”. Zelfstandig wonende bemiddelde ouderen zijn de doelgroep, die sinds de naamgeving op 13 maart 1972 de kans krijgen zich in Heerenveen te vestigen. De ruim 200 appartementen blijken zeer in trek ook bij Friezen ‘om útens’. Onderdeel van ‘Heerenhage’ zijn 39 bejaardenwoningen, die in vier woonlagen worden gerealiseerd aan het Kattebos. Het is de bedoeling dat de bewoners zelfstandig blijven en in geval van ‘calamiteiten’ een beroep kunnen doen op de zorg ‘van het grote huis’. Op deze foto ziet U een groot deel van dit complex, welke laag genoeg is om ook het fietspad ‘de Ketting’ langs het Heerenveenster Kanaal in het vizier te krijgen.
Het ontwerp van ‘Heerenhage’ komt uit de koker van het Buro voor Architectuur en Stedebouw Groenewoud en Sipma uit Heerenveen. Bouwbedrijf Kats N.V. wordt de bouw gegund, maar daar is in de gemeenteraad nog wel enige reuring over. Raadslid Boltendal beschrijft dat in zijn boek ‘De Heeren en de anderen’ in hoofdstuk XII met als kop ‘Hier komt een boom en daarmee basta’. Overigens gaan ook de financiële verwikkelingen een flinke rol spelen in de regionale pers. Het aanvankelijke geplande miljoen wordt door allerlei ingrepen met ruim 50 procent overschreden. De plannen worden uitgevoerd en op 28 september 1972 kan de Leeuwarder Courant de Heerenveense bevolking laten weten, dat per 1 november tot directrice van serviceflat ‘Heerenhage’ is benoemd mejuffrouw A. Zuidema, 38 jaar oud en afkomstig uit Leeuwarden.
Ongeveer gelijktijdig verrijzen aan de toegangsweg “De Oude Veenscheiding” de drie torenflats van 14 verdiepingen, die in de volksmond ‘de drie gebroeders’ en in de pers de drie hoogste woongebouwen in Friesland worden genoemd. De Bouwvereniging Heerenveen afficheert voor een woning met 3 slaapkamers, incl. centrale verwarming, warm en koud water, enz. een huurprijs van fl.341,- per maand. Drie andere typen moeten opbrengen o.a. fl.335,- (1 slaapkamer, 2 grotere woonkamers met vouwwand`), fl.316,- (2 slaapkamers) en fl.276,- (1 slaapkamer) per maand. Omstreeks mei 1971 verwacht men de eerste woningen te kunnen opleveren.
Van de te verwachten jonge gezinnen in deze nieuwe wijk zal ook de vraag naar lager onderwijs uitgaan. Op deze foto is van een daarvan het platte dak (in modules) te zien aan de Zwette. De school krijgt de naam van de naoorlogse waarnemend burgemeester én latere P.v.d.A.-wethouder onder burgemeester G.H. Kuperus: Ekke de Haan. Dat is in juni 1974, maar de school is september 1973 al met ruim 80 leerlingen van start gegaan. Bij het begin van het schooljaar 1974/75 wordt ook de kleuterschool bemensd en kan onderwijsinspecteur Berend Bijlsma met een secondante gloriëren als Thomasvaer en Pieternel in een openingsceremonie voor de eerste basisschool (kleuter-en lager onderwijs gecombineerd).
In de aflevering van HIP-Time nr. 57 (Watertoren-uitzicht naar de Greiden en plan Nijehaske) hebben we U al eens van een mogelijke verklaring voorzien van het toponiem ‘Kattebosch’. Het moerassige karakter van dat bos is voor de straatnamencommissie de inspiratie geweest voor het gros van de straten op deze overzichtsfoto. De water-en of moerasplanten Blauwgras, Egelskop, Pijlkruid, Ratelaar, Rolklaver en Sterrekroos zijn in 1970 aan een aantal straten in deze sector gegeven. Helemaal linksvooraan zien we van het Blauwgras het meest oostelijke blok en een piepklein stukje straat in de linkerhoek. Nieuwe infrastructurele oplossingen hebben het Blauwgras via een ‘non-auto’-zone in tweeën gekapt. Egelskop en Ratelaar zijn noordelijk daarvan de daaraan parallel lopende straten. De Egelskop loopt haaks uit op de Rolklaver, terwijl de Ratelaar doorloopt tot het Kattebos. De dwarsverbinding tussen Ratelaar en Valeriaan is het Sterrekroos, waaraan een hoefijzervormig straatje is gecreëerd (een hofje) met de naam Pijlkruidhof.
De straat die het serviceflat ‘Heerenhage’ bereikbaar maakt vanaf het Kattebos is voorzien van de straatnaam ‘Tjotter’, een zeilboot met een geringe diepgang, ontleend aan het nautische verleden van Heerenveen. De raad besluit daarover op 13 maart 1972, overigens samen met nog een aantal nieuwe straatnamen.
Voor een goede datering zullen we vele jaren later moeten zijn, gezien de ontwikkeling van de bomen in dit deel van de Greiden. In de periode 1969-1975 is de Engelenvaart in noordelijke richting doorgetrokken en in de periode 1977-1982 is het kanaal uitgediept tot ‘grootscheeps vaarwater’. De gemeentelijke archiefstukken geven ons deze jaartallen als een richtlijn.
Compagnonsstraat, noordoostzijde, 1931
HIP-TIME MAGAZINE 119
Het familieweekblad ‘Fen Fryske Groun’ is een rijke bron voor verzamelaars van afbeeldingen uit het Fryslan van het tweede kwart van de 20e eeuw. Van 1926 tot en met 1949 zorgt uitgever Piet van de Griendt van drukkerij NDI in Deventer voor een zeer leesbaar tijdschift. Veel later worden diverse foto’s opnieuw gebruikt voor opnieuw een fries tijdschrift, nl. de Friesland Post. Een rubriek met een nostalgisch tintje dus.
In de jaargang van 1931 treffen we in het exemplaar van 16 oktober een foto aan van de Heerenveense Compagnonstraat, met het accent op de noordelijke oostzijde van de - in verbeterde spelling - Compagnonsstraat. De straatnaam komt tot stand na een schriftelijk verzoek daartoe van de Bouwvereniging Heerenveen-Schoterland aan de gemeenteraad van die gemeente. Die brief is van 27 augustus 1921. (SCO 781) In de raadsvergadering van 8 october 1921 besluiten het college van B. en W. en de raad de heren Van Dekema, Cuyck en Foeyts, bekend als de Schoterlandse Compagnons, te eren. De ingang van de straat komt te liggen naast ‘het huis van mr. Tromp’, die op dat ogenblik ‘Het Grote Huys’ bewoont. Mr. Tiete Solke Tromp blijkt president bij de arrondissementsrechtbank te Heerenveen. Na het overlijden op 29 oktober 1915 van mejufvrouw Hobbina Daniëla van Heloma heeft mr. T.S. Tromp het in 1916 kunnen kopen. Hij koopt alleen het huis, terwijl de tuin in het bezit komt van de fa. Jager & Wierda. Zij laten alle bomen kappen en dragen de grond over aan de gemeente Schoterland. Deze laat door de Bouwvereniging Schoterland een uitbreidingsplan ontwerpen voor twee typen arbeiderswoningen, resp. 14 en 21 stuks, welke de raad van de gemeente op 8 december 1920 goedkeurt en tevens besluit daarvoor een straat aan te leggen. Dat alles speelt zich af op het destijdse kadastrale perceel A-2856. Het vertrouwen van de bouwvereniging blijkt groot, de advertentie van het plan staat de 9e december al in het Nieuwsblad van Friesland en in de krant van 28 december zijn de laagste inschrijvers voor de onderdelen al bekend. De architecten A. Baart uit Leeuwarden en C.J. Wierda uit Heerenveen zijn de geestelijke vaders. De firma H. Diepenbroek opteren voor de betonfunderingen; L.A. Bosma uit Katlijk gaat zorgen voor de straat-en rioolwerken; timmerman-aannemer Johannes de Haan gaat de 35 woningen bouwen, die door Bloemhof en Prins uit Scherpenzeel zullen worden afgewerkt met het glas-en verfwerk.
Die prachtige verbindingsmuur met het westelijk daarvan staande pand van Arjen Woltman - identiek aan de muur aan de oostkant - wordt voor de toegang van de straat opgeofferd, terwijl het houten Herenwalsterbruggetje nog in zijn oude gedaante door de op de foto staande automobielen niet mag worden gebruikt. Bovendien ligt er op de kade van het Breedpad nog een ‘oogverblindend’ plantsoentje, die het evenmin aantrekkelijk maakt langs het Breedpad naar de Dracht of het Haringspad te komen. De fase van de aanleg van dit bouwplan is terug te vinden op de eerste luchtfoto van Heerenveen uit 1921, welke staat afgebeeld op blad 14 van het eerste fotoboekje van de Oudheidkamer uit 1978: “Een wandeling door Oud-Heerenveen”. De smalle toegangsweg naar de Compagnonsstraat wordt op deze foto nog bepaald door het pand van Arjen Woltman, waarvan we op onze foto de achterkant kunnen zien. Door de verandering besluit Woltman in maart 1921 nog een verbouwing van het pand te laten uitvoeren met als leidsman architect C.J. Wierda. Er wordt te westen van het bestaande huis een bijgebouw gerealiseerd, waarin een keuken en een bergplaats worden ingericht. Vergunningnr. 1040 geeft het in een blauwdruk duidelijk weer. Pas later is dat huis afgebroken - de woningkaart geeft aan dat dat is gebeurd in 1937. Arjen Woltman heeft het pand verkocht aan de gemeente Heerenveen en verhuist dan naar de Fok.
De gemeente laat dan bij inschrijving het heerenhuis afbreken door de slopers van de firma Huitema & Co. te Heerenveen, voor fl.577,10. Vervolgens wordt de straat verbreed en Jan Comello bouwt op het vrijgekomen perceel in 1938 een nieuw dubbelpand (info woningkaart).
Wat zijn nu de huizen, die vlak achter het Grote Huys zijn gebouwd ? De eerste vier panden behoren niet tot het plan van de ‘Bouwvereniging Heerenveen (Schoterland), welke bij bouwvergunning 1018 en 1019 worden beschreven als 21 type-2 arbeiderswoningen en 14 type-1 arbeiderswoningen. Op één der schetsontwerpen uit 1919-1920 van de heren Baart en Wierda wordt daaraan zelfs toegevoegd: ‘woningcomplex in karakter van Tuindorp te Heerenveen’. Niet alleen aan beide kanten van de Compagnonsstraat staan beide typen elkaar afwisselend ingetekend, maar ook op het eerste stukje van de noord-oostkant van de Van Dekemalaan staan vijf blokjes van twee woningen ingepland. Uiteindelijk is op de plaats van de dwarsgracht van de Molenwijk één dubbelwoonhuis nimmer gerealiseerd.
Eerst dwalen we nog even af naar het ‘notariaat’ van 1916. De 16e juni passeert notaris Lykle Oppedijk een akte van de provisionele en finale toewijzing van vastgoed, waarvan de verkoper is Hobbina Daniëla van Heloma (overl. 29 okt. 1915) en vertegenwoordigd door advocaat Albert Antonius Stheeman te Haarlem. Bij die minuutakte wordt Bernard Woltman te Heerenveen eigenaar van een huis en erf voor fl.9250,-, Wietze Jager en Johannes Wierda te Heerenveen voor fl.9602,- van huis met grond; de Gemeente Schoterland een stuk weiland voor fl.5100,- en nog twee andere kopers voor kleinere kavels.
Twee maanden later op 10 augustus 1916 heeft Bernard Woltman voor het herenhuis met tuin een koper gevonden in de persoon van mr. Tiete Solke Tromp, die bereid is daarvoor fl.10.733,- te betalen. Ook deze akte wordt vastgelegd door notaris Lykle Oppedijk. Uit het kadaster lezen we dat het gaat om 41.23 are: huis, tuin en bergplaats. In het dienstjaar 1918 is er sprake van ‘verkoop door mr. Tromp. Zelf houdt hij voor zijn huis, bergplaats en tuin 9.65 are en de rest, groot 31.58 are verkoopt hij aan de Vennootschap onder de firma Jager en Wierda (firmanten Wietze Jager en Johannes Wierda, automobielhandelaren). Deze breiden daarmee hun bezit uit tot 75.32 are, maar besluiten al spoedig tot splitsing. De belangrijkste beslissing valt uit ten gunste van de Bouwvereniging Heerenveen, die opteerde voor 72.42 are bouwterrein met het kadastrale nummer A-2997. U begrijpt het al: dat wordt het terrein voor de Compagnonsstraatwoningen. De Nationale Bankvereniging aan het Breedpad krijgt er een klein stukje grond bij: 8 centiare, en wat er dan nog over is houdt de firma in eigen bezit.
Enkele jaren later besluit mr. Tromp te verhuizen naar Arnhem. Hij gaat in op de wens van makelaar Jelmer Murks Visser om zijn huis, bergplaats en tuin te verkopen. Visser wil daar een woning bouwen tussen het ‘Grote Huys’ en de Nationale Bankvereniging aan het Breedpad. Jammer genoeg is de transactie Tromp - Visser, door notaris J.L. van der Heij op 25 augustus 1925 zeer summier vastgelegd - in die zin, dat Tromp alleen als verkoper staat vermeld (bron: Tresoar-Alle Friezen) en de naam van Visser daarin niet wordt vermeld. Oud-president van de Rechtbank Heerenveen Mr. T.S. Tromp blijkt de 25e oktober 1925 op 65 jarige leeftijd te zijn overleden te Arnhem, waar hij na de opheffing van de rechtbank te Heerenveen in 1923 naartoe is verhuisd.
De hypotheek, die Jelmer Murks Visser bij de Coöp. Boerenleenbank op 31 oktober 1925 tot schuldenaar maakt en ook door notaris van der Heij is geregistreerd zal daar ongetwijfeld mee te maken hebben. Aangezien er van dat huis door Visser gebouwd geen bouwvergunning is te vinden in het gemeentearchief van Heerenveen zullen we het moeten doen met een bericht - zowel in de Leeuwarder Courant als in het Nieuwsblad van het Noorden. Op 3 juni 1926 valt namelijk de timmerknecht D. Kuipers bij de in aanbouw zijnde woning van de heer Visser in een cementen kelder. Hij wordt met een gebroken been en ernstige hoofdwonden overgebracht naar het ziekenhuis. Het huis van vier lagen (souterrain, eerste etage, tweede etage en zolderetage) is in november 1926 door de familie Visser zelf betrokken. Vervolgens doet Visser het makelaarsberoep alle eer aan door aan Gerard Jan Comello, handelaar in sigaren en tabak, enz. het heerenhuis, dat hij mr. Tromp heeft gekocht, met een perceelgrootte van 3.75 are over te dragen. De 5.90 are tuin van de oorspronkelijke grootte wordt in dezelfde tijd gesplitst in twee erven, wat gerust vertaald mag worden in twee bouwterreinen.
Eén gedeelte met een grootte van 3.18 are wordt in drie delen opgedeeld. Het deel van 1.07 are met het nieuwe kadastrale nummer A-3236 blijft eerst in zijn eigen handen, maar bij bouwvergunning nr. 1949 van 10 juni 1929 realiseert handelsreiziger Th. de Vries uit Nijehaske daar een pakhuis met bovenwoning en laat dat uitvoeren door .....bouwmeester J.M. Visser. (Thans nr. 3) Het tweede gedeelte van 1.06 are wordt eigendom van Fokke Brugge, boekhouder en later handelaar in schoenen, die op het perceel A-3237 een pakhuis met een plat dak op een erf bouwt. Dit gebouw is al tot stand gekomen bij vergunning van 19 december 1927 en ook hier zette aannemer J.M. Visser zijn architecturale handtekening op. (Thans nr. 5). Het derde gedeelte met een grootte van 1.05 are wordt bij bouwvergunning 1760 als eerste gebouwd voor mej. Jantje de Vries, kantoorbediende. We mogen aannemen, dat ook in dit geval als bouwmeester staat vermeld ....J.M. Visser. Met Jantje de Vries’ krijgt haar bezit te maken met kadasternummer A-3238. (Thans huisnr. 7). Overigens zijn alle drie kadastrale nummers A-3236, A-3237 en A-3238 toegekend door het kadaster in het kadastrale dienstjaar 1929. De daarvoor geldende kadastrale nummers, waaruit die drie zijn voortgekomen, blijkt volgens vergunning 1760 en 1773 te zijn A-3179 en volgens vergunning 1949 te zijn A-3178, welke kort daarna door uitbreiding met 80 centiare grond werd gewijzigd in A-3180.
De volgende fase is vast te stellen welke de bewoners zijn geweest van de huizen, die in 1930 de huisnummers 1, 3, 5 en 7 hebben gekregen. Daarvoor doen we in eerste instantie een beroep op de woningkaarten van die vier panden en mogelijk voor de invoering daarvan de adresboeken van 1927 (museum, gemeentearchief) en 1928 (Tresoar). Onder Compagnonsstraat nr. 1a - waarvan op de woningkaart staat dat het in 1936 is gebouwd - wordt per 25 maart 1937 ingeschreven : E.V.J. Vernimmen en gezin, wijnhandelaar, binnen en buitenlandsch gedistilleerd, en M.A. Vernimmen, kantoorbediende bankkantoor. Per diezelfde datum vestigt zich ook als kamerbewoner Hendrik van der Velde, die met de Vernimmens is meegekomen van Nieuwburen 10, net als de kelner Jan van der Meulen. Van der Velde vertrekt op 2 mei 1938 dan naar Dracht 25 en Van der Meulen vindt per 1 november 1938 volledig onderdak in Vernimmen’s hotel aan de Dracht nr. 1. Mej. Gerarda M. van der Werf, onderwijzeres, wordt kamerbewoonster per 1 april 1937, komend van Dracht nr. 83 en verhuist per 12 september 1940 naar Fok 72. De laatste persoon die zich als kamerbewoner voor de oorlog hier vestigt, is analist Bernardus G.D. Dalessi, die van 31 oktober 1938 tot 25 juli 1939 hier nog woont. Daarna zijn de kamers, c.q. bovenverdieping steeds verhuurd geweest voor kortere en langere perioden, zoals b.v. Feitze van der Zwaag (1940-1946); Boele Bregman (1946-1948); Wietze van der Tuin (1946-1948); Alida Zanstra, wed. J.M. Visser (1947-1951); Oege Walstra (1947-1950); Willem Hendrik Bregman (1948-1959); Wietze van der Laan (1951-1954); Tjibbe Borger (1952-1954); Frederik Bosma (1954-1955); Trijntje Kramer (1966-1959) en Wijbren Jaarsma (1955-1974).
Compagnonsstraat nr. 3 en 3a zijn gebouwd in 1929 (woningkaart). De gezinskaart noemt als vestigingsdatum voor Thijmen de Vries, koopman in bakkerswaren, 6 november 1929. Hij komt dan uit Nijehaske en het adres wordt nog genoteerd als ‘Heerenveen nr. 633 c’, welke nauwelijks een jaar later wordt vernummerd naar Compagnonsstraat 3. In 1930 heeft de eigenaar al te maken met een uitbreiding van de woning met een afdakje van gegolfd asbestcement ‘achter de woning van Th. de Vries’ en in 1932 met een nieuwe deur en raamkozijn. Beide zijn geplaatst door timmerman IJ. Drijfhout. In het adresboek 1934 staat Th. de Vries ten onrechte vermeld als bewoner van Compagnonsstraat 5, terwijl deze slechts een bestemming als pakhuis met kamerbewoners boven heeft. Bij de verkoop van de ‘voor enkele jaren gebouwde Burgerhuizing Compagnonsstraat 3’ wordt door Th. de Vries op 12 januari 1938 een nauwkeurige indeling gegeven met beneden: kantoor, magazijn en kelder; op de 1e verdieping: 2 grote kamers-en-suite, kleinkamertje, keuken, groot balkon, overloop met closet. De 2 etage met overloop telt 4 slaapkamers met badkamertje en een ruime zolder daarboven. Het wordt gekocht door Jan K. de Jong, kaaskoopman. Thijmen de Vries verhuist dan per 12 mei 1938 naar de westelijke helft van het nieuw gebouwde dubbelhuis aan het Breedpad 23a, terwijl Jan Comello de oostelijk helft nr. 23 gaat bewonen.
Compagnonsstraat 5 is in 1928 gebouwd (zie tekening) en overtuigend alleen bedoeld als pakhuis met kantoor, maar heeft wel daarboven dus de mogelijkheid van kamerbewoners gekend. Met name in de periode vanaf februari 1965 tot en met 1984/1985 is daar veelvuldig gebruik van gemaakt. Op enig moment heeft het pakhuis ook dienst gedaan als onderkomen van het adviesbureau Weerman. De eerste advertentie van F.J. Weerman staat in de Leeuwarder Courant van 13 januari 1978 en spreekt over administraties en begrotingen voor woning-en utiliteitsbouw, tel 05130-23990. Een latere advertentie belooft als Adviesbureau Weerman tekenwerk en calculaties. (1980)
Aan de basis van de stichting van het huis met de enigszins trapeziumvormige ondergevel middels een speels oplopende steunbeertje (met toegekend nummer 633e en twee jaar later als Compagnonsstraat 7 bekend staand) staat mejuffrouw Jantje de Vries, klerk hypotheken en kadaster. Zij is dochter uit het eerste huwelijk (1892) van Fokje Moed met Hylke Harmens de Vries, die een jaar na Jantje’s geboorte overlijdt. Op 12 december 1924 gaat moeder Fokje Moed op 56 jarige leeftijd een nieuwe verbintenis aan met weduwnaar Hendrik Jelles Nijenhuis, winkelbediende. Deze heeft bijna dertig jaar in Heerenveen-Aengwirden gewoond. Eerst als tuinman en later als winkelbediende in galanterieën.
Bij de beslissing om samen met haar moeder en haar stiefvader een bouwvergunning aan te vragen voor een woning op het kadastrale perceel A-3179 aan de Compagnonsstraat zorgt Jantje, die inmiddels 30 jaar oud is en door haar werk de klappen van de zweep kent (klerk op het kantoor van de hypotheken en het kadaster) voor de formaliteiten. De bouwvergunning nr. 1760 staat op haar naam. Ze heeft het aangevraagd op 9 november 1927 en in de loop van 1928 wordt de bouw voltooid. Daaraan heeft dus bouwmeester Jelmer Murks Visser een wezenlijke en speelse bijdrage geleverd. Bij latere verbouwingen is aanvrager Hendrik Nijenhuis, die o.a. door K. Telgenhof op basis van bouwvergunningnr. 2428 van 27 maart 1932 een lichtkozijn laat plaatsen in de zuidgevel van zijn huis aan de Compagnonsstraat. Hendrik is op 6 mei 1942 op ruim 80 jarige leeftijd “in Jezus ontslapen” als man, vader, behuwdvader, groot-en overgrootvader. (N.v.Frl. 8-5-1942) De Compagnonsstraat 7 is zijn laatste ‘thuis’ geweest. Fokje en Jantje blijven er wonen. Zelfs moeder Fokje wordt in het huis opgebaard op 1 september 1955 en Jantje blijft nog tot 15 juni 1967 de familie vertegenwoordigen op dit adres. De woningkaart laat haar op die datum vertrekken naar Kon. Wilhelminaweg 1, doch haar overlijdensadvertentie meldt dat zij op diezelfde dag - 15 juni 1967 - op 73 jarige leeftijd is overleden. De kortstondige ziekte zal er de oorzaak van zijn geweest, dat ze de 19e op de begraafplaats te Terband ter aarde is besteld. In augustus 1967 is Remmelt Heida van Jubbega-Schurega de volgende bewoner. (Info woningkaart)
Van de afgebeelde arbeiderswoningen van de Bouwvereniging zien we vanaf links het dubbelpand 634 en 635, tevens behorend tot het type-1 woning. Wijkverpleegster P. Sjoerdsma staat in het adresboek 1922 als gebruikster in de noordelijke helft. Zij wordt per october 1925 opgevolgd door gemeenteveldwachter Tjitte van der Horst, die eerder in de Van Cuyckstraat woont en in ieder geval in het adresboek 1934 nog op dit adres in Compagnonsstraat is te vinden. Hij heeft de mutatie naar Compagnonsstraat nr. 9 meegemaakt. Op 6 mei 1937 is het nieuwbouwhuis aan de Leliestraat 2 geschikt voor bewoning en verhuist hij daar naar toe. (Zie HIP-Time Magazine 111, van 12 juli 2015). Per 12 mei 1937 doet Grietje Hospes, wed. van Johann D. Stöver een stapje terug en verhuist van de (Verl.) Dracht 148 naar Compagnonsstraat 9. In 1939 heeft ze een maand of drie een kostgangster uit Amsterdam, nl. Johanna A. Braam, die daarna ook weer naar Amsterdam terugkeert. Per 31 mei 1954 woont de wed. Stöver in de Eeltje Halbertsmastraat nr. 2 en overlijdt in september 1956. In de Compagnonsstraat 9 huist dan vanaf 10 juni 1954 inmiddels Jan Brink.
Pand 635 kent Anthony Reitsma, bouwkundig opzichter en Workumer van geboorte, als eerste gebruiker (adresboek 1922). Hij heeft zich hier op nr. 635 laten inschrijven per november 1921. Tot dan heeft hij (geb. 11 mei 1891) ingewoond bij zijn moeder de wed. Aagje Reitsma-van den Herberg op nr. 673 aan de Van Dekemalaan. De aanleiding om te verhuizen is zijn huwelijk op 24 november 1921 met Anna Plantinga, die assistente in de huishouding van zijn moeder is geweest. Haar zuster Ymkje neemt die taak van Anna over door uit Oranjewoud over te komen. Na ruim 5 jaar op nr. 635 te hebben gewoond besluiten ze met hun - inmiddels - twee jonge kinderen op 14 december 1926 naar Wageningen te gaan.
K. Woudstra, lijnwerker bij N.S. staat in de kolommen van adresboek 1927 en 1928, maar heeft in 1934 als opvolger staan de beroepsloze T. Kleefstra voor Compagnonsstraat 11. In 1938 woont er de kleermaker O. Loopstra.
Het brede pand dat parallel aan de straat en iets terugwijkend van de rooilijn is gesitueerd, bevat drie wooneenheden van het type-2. Voor 1930 blijkt de adressering daarvan nr. 636, nr. 637 en nr. 638. Ook hier een bonte verscheidenheid van bewoners. Pand 636 (na 1930 Compagnonsstraat nr. 13) kent als eerste bewoner de koperslager A. Hofman in adresboek 1922; de manufacturier Joh. Popma als tweede in 1927 en 1928 en de klerk bij het P.E.B. de heer L. Buwalda als derde in 1934 en 1938. Het verloop van pand 637 is in het begin iets groter, want kantoorbediende J. Duursma en de weduwe S. Duursma staan slechts vermeld in 1922; in 1927 is dat de stoffeerder W.J. Ros. De lijst van 1928 biedt plaats aan de wed. C. Nobbe-Zandstra op 637 en in 1934 in de Compagnonsstraat 15 ook nog. In 1938 blijkt zij te zijn opgevolgd door L. van der Sluis, assistent directeur zuivelfabriek. Stabiele menselijke factor in pand 17 (westelijke eenheid) is de familie van de Pol. De weduwe B. van der Pol, zonder beroep, start de bewoning in 1922 en behoort blijkbaar niet meer tot de bewoners. Haar dochter R.M. van der Pol staat in 1927, 1928, 1934 en 1938 als hoofdbewoonster te boek en heeft in 1927 en 1928 inwonend de onderwijzeres mej. J. Bakker. Zelf staat mej. R.M. van der Pol in 1934 en 1938 weer voor de klas als handwerk-onderwijzeres, nadat ze volgens de Leeuwarder Courant van 2 mei 1932 ontslag heeft gekregen van de school te Nijehaske. In 1938 biedt ze tijdelijk onderdak aan boekhouder F. van der Zwaag en M. van der Zwaag, ijzerhandelaar.
Vragen we ons af wat de oorlog ’40-’45 voor invloed heeft gehad op dit stukje bewoning. De adresboeken uit die periode zijn niet verschenen; de persoonskaarten zijn niet openbaar; de media (kranten) wordt zwaar gecensureerd, staan onder controle van de bezetter of trekken zich terug uit het maatschappelijk leven.
De bevolking van Compagnonsstraat 1a bestaat in 1940 in ieder geval nog uit F.C. van der Zwaag, die in een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 11 januari “De eerste Heerenveense Dansschool” onder de aandacht van de lezers brengt. In 1949 is de bevolking volledig vernieuwd met de wed. J. Visser-Zandstra; O. Walstra en W.H. Bregman. Compagnonsstraat 3 blijft het onderkomen van Jan K. de Jong, kaaskoopman, die overigens in de krant van 28 december 1939 naast de kaashandel ook beëdigd makelaar blijkt te zijn. Op 11 juni 1941 laat burgemeester Falkena eveneens in de krant weten, dat Jan de Jong en Klaas de Jong beide zullen worden beëdigd door de kantonrechter voor het taxeren van de ingeleverde metalen op basis van een verordening. Die taxatie mag nimmer meer kosten dan 5 gulden. In 1947 adverteert Jan K. de Jong met de kwalificatie ‘taxateur van roerende en onroerende goederen’.
De Compagnonsstraat nr. 7 biedt aan nog slechts een thuis aan F. Moed, de weduwe van Hendrik Nijenhuis. Hendrik is op 6 mei 1942 op ruim 80 jarige leeftijd “in Jezus ontslapen” als man, vader, behuwdvader, groot-en overgrootvader. (N.v.Frl. 8-5-1942). Mevr. de wed. J.D. Stöver-Hospes op nr. 9 en O. Loopstra op nr. 11 hebben geen redenen gezien te willen verhuizen. Ook op nr. 13 heeft de heer L. Buwalda de oorlog doorstaan en laat zich nu bedrijfsboekhouder van de P.E.B. noemen. L. van der Sluis heeft zijn plek in de huiskamer van nr. 15 ontruimd ten behoeve van chauffeur B. Zeilmaker. En op nr. 17 heeft Rinske Margaretha van der Pol haar 68e levensjaar gehaald. Wanneer zij in maart 1951 als 70 jarige overlijdt, is dat in Bovenknijpe.
Wanneer we nog eens een veelbelovend portret tegenkomen van de westkant van de Compagnonsstraat van een wat oudere datum zou het een uitdaging zijn om ook daaraan eens een aflevering te wijden. Tot nu toe zijn we evenwel een dergelijke prentbriefkaart of foto nog niet op het spoor gekomen.
Tenslotte moeten we U - jeugdige Heerenveners - nog even vertellen, dat het torentje boven het drie-woningen-pand heeft toebehoord aan de Nederlands Hervormde Kerk (Schoterland), welke heeft gestaan in het ‘Amelius van Oenema-park’ en in 1969 is afgebroken.
2015, november 1 - wibbo westerdijk - hip-backup
Burg. Falkenaweg vóór 1972.
HIP time magazin 124
Deze aflevering staat in het teken van een beslist jongere prentbriefkaart. Uiteraard uit de collectie van het Heerenveen Museum. De moeilijkheid van speciaal deze kaart is het gegeven, dat de adreszijde geen enkele aanknopingspunt geeft voor een datering. Geen handschrift, geen postzegel en dus ook geen poststempel. Het enige positieve blijkt dus het opschrift: “Heerenveen, Burg. Falkenaweg”.
We zullen dus eerst de negatieve benadering moeten kiezen en kijken, wat er nog niet op staat. De grootste verandering ten opzichte van de afgebeelde situatie is het pand van de voormalige Citroëngarage. (Lees daarvoor HIP-Time Magazine 122 van 12 december 2015). Dat pand is in het jaar 1985 door architect Pieter Wester (1948) als partner in architectenburo Gjalt de Jong te Drachten ontworpen en omgetoverd van ‘een echte villa’ en door aannemer Frisoplan te Sneek gebouwd en door makelaardij Terpstra te Heerenveen in de markt gezet als ‘stadsvilla’. Dat betekent op de begane grond twee kantoren en daarboven zes exclusieve koopappartementen in drie bouwlagen, waarvan de oplevering eind 1986 in het vooruitzicht wordt gesteld. Lezenswaardig is in dit opzicht een artikel in de Leeuwarder Courant van 4 november 1988 van journalist Symen Kingma, omdat het veel informatie bevat over nieuwe opvattingen over stadsontwikkeling.
De aanwezigheid van de Esso-reclamezuil, samen met de daarbij horende benzinepompen, maken ons dus duidelijk: ‘het dossier 188-3, genaamd Frisoplan BV - bouw van 6 woonappartementen en 2 kantoorruimten aan de Burgemeester Falkenaweg, 1985’ is nog niet in uitvoering. Met andere woorden: de foto dateert van vóór 1985.
Het tweede pand links met puntgevel - van donkere stenen en de witte vlaggenmast - is gebouwd volgens de woningkaart in 1939. Op die kaart staat het pand met huisnr. 36 (en vermoedelijk rond 1960 vernummerd naar nr. 32) geregistreerd, en het is nog een vrijstaand huis. Daarvoor is het de zuidelijke helft geweest van een dubbelpand, behorend tot de Feitshuizen, waar mr. Jacob de Geer, advocaat-procureur tot 21 mei 1938 heeft gewoond. Vervolgens is door eigenaar Andries Gaastra deze helft gesloopt
en voor burgemeester J.J.G.S. Falkena dit nieuwe pand gebouwd. Het pand krijgt opnieuw ook het huisnr. 36 en de heer Falkena trekt er op 17 april 1939 in. De andere helft met alle kenmerken van de Feitshuizen - wordt gerestaureerd en daarna in twee delen verhuurd. Na de renovatie wordt aan de bovenverdieping het nummer 34-boven toegekend (eerste bewoonster - van 28 februari 1939 tot 15 april 1940 - Margreta Gaastra, gescheiden van Fokko B. Aberson) en aan de beneden-etage nummer 34-beneden (eerste bewoner Jan Wignand, van 20 december 1938 tot 14 januari 1956). Na het vertrek van Wignand krijgen boven-en beneden-etage weer een gezamenlijke bestemming. Eerder zijn we steeds uitgegaan van de hernummering naar nr. 28 (boven) en nr. 30 (beneden) omstreeks 1960, maar mogelijk is er zelfs sprake van een eerdere hernummering van het boven beschreven pand. Hoe is het anders te verklaren dat een krantenartikel in de Friese Koerier van 17 augustus 1956 melding maakt van de verhuizing van dameskapster Aly Tamboer van de Dracht 24 (boven de Gruyter) naar ‘het gesloten huis Burgemeester Falkenaweg 28’. Zij mag het laten transformeren tot een smaakvolle, moderne zaak met vier kaptafels, diverse vitrines met producten voor de schoonheidsbehandeling en een met zwart beplakt behang op de schoorsteen met in witte letters ‘een goede dag’ in ongeveer alle wereldtalen. In april 1965 wordt de kapsalon gesloten en stopt ook de berichtgeving over Aly Tamboer in de kranten. Overigens blijkt uit een aantal familieberichten, dat er geen sprake is van toeval bij de vestiging in dit pand. Zij is namelijk gehuwd met bewoner Herman Plantinga, die op de woningkaart staat als hoofdbewoner van 15 augustus 1956 tot 27 januari 1965.
Verwarrend is het in de Friese Koerier van 31 augustus 1965 te moeten lezen, dat op 1 september de “Opening van Hobby-Huis H. v.d. Heide” op de Burg. Falkenaweg 28 zal plaatsvinden “met alles voor de ‘Doe Het Zelver’, terwijl op de openingsdag zelf in een advertentie met exact dezelfde tekst in de Friese Koerier van die dag sprake is van de exploitant “H. v.d. Velde”. Gelukkig weet de woningkaart ons daarover te vertellen, dat per 25 augustus als bewoner van nr. 28 staat vermeld: ‘Haentje van der Velde’. Gedurende ruim twee jaar vinden we vervolgens bijna wekelijks een advertentie in de Friese Koerier met de aanbieding van dit Hobby-Huis van H. van der Velde. Op 11 januari 1968 vertrekt Van der Velde als bewoner uit het pand. Inmiddels zal hij zakelijke onderhandelingen hebben gevoerd voor overname van het bedrijf, want nog dezelfde dag trekt Pieter Timmermans in het pand. Uit een advertentie van de Friese Koerier van 28 juni 1968 wordt namelijk de opening op 29 juni d.a.v. aangekondigd van ‘ons geheel gemoderniseerd en naar de eisen des tijds ingericht HOBBYCENTRUM’. Nauwelijks een jaar later laten de exploitanten (Timmermans heeft inmiddels een zakenpartner gevonden in Holtrop) via de Leeuwarder Courant van 14 juni 1969 weten, dat het winkeloppervlak van het HOBBYCENTRUM is uitgebreid tot 180 vierkante meter. Bovendien afficheren ze zich met de eerste zelfbedieningszaak met een uitgebreid assortiment voor klussen en vrije tijdsbesteding in deze branche in Friesland.
Ook na de opname van de Friese Koerier in de Leeuwarder Courant (1 januari 1970) blijven de exploitanten hun uitbreidende assortiment aanprijzen op de advertentiepagina. De laatste bewoner van pand 32 (eerder al aangeduid) Dicky Bijlsma trekt op 29 november 1971 de deur achter zich dicht. Daarna is Burg. Falkenaweg 32 (beneden) nog als kantoor in gebruik geweest door verzekeringsman De Goede, die op 6 januari 1969 van Fok 5 komt en op 8 november 1971 naar de Sieversstraat 10 verkast.
De aankondigingen van het HOBBYCENTRUM - voor wat betreft de adressering vanaf 3 februari 1972 - wordt uitgebreid tot Burg. Falkenaweg 28-32.
De conclusie moet zijn dat de heren Timmermans en Holtrop de panden 28 (-30) en 32 gaan koppelen om tot een vergroting van de verkoopruimte te kunnen komen. Op 28 april 1972 duikt in de advertenties bovendien de term ‘Hobby en Doe-het-zelf-markt’ op. Datzelfde jaar vinden we ook in een advertentie de aanduiding ‘HUBO Hobbycentrum’, als teken dat zij zich hebben aangesloten bij de HUBO. De ‘Houthandel Utrecht Bedrijven Organisatie’ werkt als leverancier van de producten voor de aangesloten franchisenemers. Een aantal advertenties in 1973 maken zelfs alleen maar gebruik van de term ‘Doe-het-zelf-markt’, maar ook van de adressering ’28-30-32’.
Wanneer de eerste advertentie van de HUBO op 29 november 1973 in de Leeuwarder Courant verschijnt, staan de Friese aangesloten zaken in een door de HUBO geplaatste advertentie en voor de Heerenveense vestiging: adres Falkenaweg 28. Het feit, dat de woningkaart nog steeds voor nr. 28 ook bewoners registreert, betekent denkelijk dat de bovenverdieping zijn woonfunctie heeft behouden, terwijl Timmermans en Holtrop beneden het sterk vergrote ‘HUBO-huis’ exploiteren. In de jaren daarna wordt de formule HUBO zo nu en dan gekoppeld aan het merk WEDEKA. De tachtiger jaren geven de advertenties eveneens regelmatig de namen van Timmermans en Holtrop prijs. Begin jaren negentig wordt niet meer Falkenaweg 28 genoemd, maar nr. 32, terwijl in een advertentie van 2 april 1993 de zaak ‘HUBO-Holtrop BV’ wordt genoemd met een dealerschap voor WEDEKA-producten. De laatste advertentie van HUBO-WEDEKA stamt van 5 oktober 1994.
Voor de jongste geschiedenis van dit complex zullen we moeten aankloppen bij de ‘Woonwinkel It Wenhûs’, welke tot onze spijt op haar website helemaal niets prijsgeeft over haar ontstaan en de bedrijfsgeschiedenis sindsdien.
Het pand nr. 26 (eerder no. 32) ten noorden van de huidige woonwinkel is volgens de woningkaart gebouwd in 1927. Anne de Boer - als depothouder benzinehandel in het adresboek 1934 - moet daar tot eind oktober 1949 hebben gewoond. Vervolgens wonen er Wiebe Tilstra vanaf 9 november en Eitze Halbersma vanaf 11 december 1949. Als Halbersma op 12 december 1952 uit 194 sollicitanten wordt benoemd tot conciërge aan de Ambachtsschool woont zijn voorganger nog in de dienstwoning op het terrein van de school. Per 1 februari 1953 verlaat Halbersma dus no. 32 om te verhuizen naar Falkenaweg 54a (de dienstwoning), waar eerst conciërge G. van Houten en daarna diens opvolger J. Boonstra enkele jaren hebben gewoond. In 1937 is het pand - samen met de cantine van de school aanbesteed - en zal vrij snel ter beschikking zijn gekomen. Het is in ieder geval in 1938 bewoond.
In het pand 26 komen in de periode 1953-1980 ook als bewoners de namen voor van Jan Friso, Sijbrand Nijman, Lucas J. Fransen (bedrijfsleider, directeur bij autobedrijf Jansma & van der Mei), Nelis van der Let en z’n echtgenote, en Jacob Schaap. Omdat de woningkaart niet met beroepen werkt en daarvan geen gezinskaarten beschikbaar zijn valt daarover weinig te melden.
Een bericht in de Heerenveensche Koerier van 11 mei 1950 met als titel: “Heerenveen een nieuwe garage rijker” confronteert ons met de expansiedrift van de commanditaire vennootschap “Het Friesche Automobielbedrijf”. Aan de basis van deze vennootschap staat de heer J. de Boer, die in Joure al twintig jaar een garage heeft geëxploiteerd o.a. als sub-dealer voor Ford, maar ook in Citroëns heeft gehandeld. In 1946 neemt hij de garage over van de fa. Gebrs. Wijma aan het verbrede gedeelte van de Verl. Dracht-oost. De Wijma’s hebben vanaf 1 augustus 1928 bij vergunning nr. 1848 op het zuidelijke deel van de tuin van J. Woltman een moderne autogarage (met dubbele bovenwoning) laten verrijzen van 8 meter diep en 15 meter breed.
De heer J. de Boer en zijn mede-firmant J. van Kampen hebben op het adres Dracht 105-109 niet alleen in hun bedrijf vorm gegeven aan ‘Official Forddealer’ zijn, maar hebben het bedrijf ook opnieuw vorm gegeven (gerestaureerd) om goede service te kunnen bieden, o.a. door luxe autoverhuur en taxidiensten. Op 10 mei 1950 hebben zij daartoe een tweede pand geopend, welke eerder aan de heer Andries Jonkers onderdak heeft geboden aan z’n autobusbedrijf en daarna zelfs nog bij de N.T.M. in gebruik is geweest. Met een ‘kuil’ (doorsmeerstation), showroom en boxenstalling is het F.A.B. (Friesche Automobielbedrijf) volledig bij de tijd, terwijl ook het taxibedrijf hier haar uitvalsbasis heeft gevonden. De opening wordt beschreven als een bijzonder feestelijk gebeuren.
Een anekdotische gebeurtenis zal aan het service-station aan de Burg. Falkenaweg blijven herinneren. Op 16 februari 1951 (H.K.) veroorzaken sneeuwballende schooljongens een ernstig ongeluk. Het slachtoffer een zoon van de strohandelaar Bennen, die zich met zijn arm probeert te beschermen tegen een sneeuwballenregen en daardoor minder op het verkeer let, wordt door een bestelauto aangereden. Hij smakt tegen de grond en wordt met een zware hersenschudding naar het ziekenhuis vervoerd. De school, die het sneeuwballen heeft verboden, weet de hoofdschuldige op te sporen en krijgt een straf opgelegd.
Een klein advertentietje in de Friese Koerier attendeert het Heerenveense publiek nog even op een uitbreiding van de activiteiten op Burg. Falkenaweg 32. Vanaf 30 november 1956 namelijk is dit het adres en het telefoonnummer 2615 om opdrachten voor het taxi-en autoverhuurbedrijf van de C.V. Het Friesche Automobielbedrijf te kunnen plaatsen. Op 29 november 1964 verstrekt B. en W. van Heerenveen op grond van artikel 46 van de ‘Wet Autovervoer personen’ aan de C.V. Friesch Automobielbedrijf een vergunning tot het exploiteren van twee huurauto’s.
In november 1966 bestaat het F.A.B. twintig jaar en is er alle reden om feest te vieren. Het bedrijf doet dat op 16 november met een receptie en een Fordshow. De receptie in restaurant Tropenfauna draait om het echtpaar De Boer, die - na 40 jaar geleden in Joure een garage te zijn gestart en daar ook Ford-sub-dealerschap heeft gehad - in 1946 met de F.A.B. in Heerenveen is begonnen. Op deze feestdag heeft het bedrijf 35 mensen in dienst en is men bezig zich voor te bereiden op een uitbreiding van de locatie aan de Verlengde Dracht in de richting van het Burgemeester Kuperusplein.
Extra glans wordt aan dit jubileum gegeven door een show van alle types Ford, die er op dat moment aan de markt zijn. Ook voor dit gebeuren is Tropenfauna de gastheer. Zelfs het laatste model “de Ford Consul Cortina” zal worden geshowd.
Van de op 29 november 1964 toegestane vergunning voor de twee huurauto’s besluit dezelfde B. en W. deze op 3 juli 1967 over te dragen aan H. Hofma, James Wattlaan 4 te Heerenveen.
Langzamerhand verandert het zakelijk karakter van het F.A.B. De maatschappelijke ontwikkelingen gaan meer in de richting van uitbreiding van de inruilwagensmarkt van gebruikte auto’s met Bovag-garantie. Ook de in 1974 aangetreden nieuwe directeur en enige aandeelhouder Jan Boom, afkomstig uit het Volkswagenconcern, weet die ontwikkeling niet tot staan te brengen. De poging om met een plaats op het industrieterrein Heerenveen-zuid - mede noodzakelijk vanwege de mogelijkheden van showroomgrootte (1300 m2) en parkeerfaciliteiten - kan een maatschappijprobleem niet oplossen. Op de Zilverweg 5 zet het Friesch Automobielbedrijf (Ford) per 1977 haar activiteiten door en komt in 1980 tot de conclusie op basis van een aantal factoren, dat de automarkt snel is verslechterd. Er is een roep om kleinere auto’s met een geringere winstmarge. Geprobeerd wordt nog een lease-constructie om de problemen het hoofd te bieden, maar op de grote hoeveelheid onverkoopbare inruilauto’s wordt teveel verlies geleden. Boom verkoopt zelfs een voorraad van 82 ingeruilde auto’ voor een appel en een ei’ (schijnwaarde) elders in het land en ontziet daarmee de locale markt voor een regelrechte ramp.
Op 27 juni 1980 telt de directeur Jan Boom van de BV. zijn knopen en stapt naar de rechter om het faillissement van zijn bedrijf aan te vragen. De Leeuwarder Courant legt uit dat de sterkvertraagde omloopsnelheid van de tweedehandsauto’s de belangrijkste reden is. Wanneer het gemiddelde renteverlies honderd gulden per maand is, komt de rentabiliteit van het bedrijf in het geding. De zgn. kopersstaking met een verminderde autoafzet van wel 50 procent blijkt desastreus. Zoals meestal zijn ook nu de fiscus en de bank de voornaamste schuldeisers. Het gaat nu nog om 24 man personeel, waarvan 22 kostwinner zijn. Op 2 juli 1980 staat het vonnis van de Arrondissements-Rechtbank te Leeuwarden in de krant, Mr. D. Aten is benoemd tot rechter-commissaris en Mr. A. van der Werf tot curator. De curator mr. Anne van der Werf uit Sneek laat het bedrijf voorlopig nog doordraaien. Gelukkig blijkt een bericht als zouden de ex-werknemers hun salaris niet hebben gekregen onjuist. Zij hebben tot de datum van failliet verklaring van het bedrijf hun centen uitbetaald gekregen en daarna door de bedrijfsvereniging. (L.C. 2-12-1980)
De volgende fase in de afwikkeling van het faillissement is de “Verkoop bij executie”, die zal worden gehouden op vrijdag 10 april 1981 om 10.30 uur aan de Zilverweg 5 te Heerenveen. De gehele bedrijfs-en kantoorinventaris met administratief en bedrijfsmateriaal wordt ten verkoop aangeboden tegen contante betaling en zonder opgeld. De deurwaarder is belast met de executie.
Op 13 maart 1983 laat de Leeuwarder Courant tenslotte weten, dat bij gebrek aan baten het faillissement van het Friesch Automobielbedrijf BV, Zilverweg 5, Heerenveen, is opgeheven.
Op 28 september 1983 blijkt Autobedrijf Van der Brug - met vestigingen ook in Drachten en Oosterwolde - zich te hebben gevestigd op de Zilverweg 5 als dealer van de Duitse autofabrikant V.A.G. (Volkswagen Aktien Gesellschaft) met de merken Audi en Volkswagen. Tegenwoordig heet het bedrijf Autoland van der Brug.
Op onze prentbriefkaart hebben we immers in rood de gebruikte huisnummers geplaatst. Twee daarvan zijn nog niet aan de orde geweest, nl. BF-weg 18 en 16. Huisnummer 18 is gesticht bij bouwvergunning 2145 van 7 augustus 1930 door de heer Fokke Brugge, die als zoon van schoenmaker Lammert Brugge in de Oude Kerkstraat. Als ‘grossier in schoenen’ begint Fokke in 1922 in voorheen “Broekmans Schoenenmagzijn”, Dracht 387 zijn loopbaan. Fokke trouwt kort daarna op 6 april met Catharina Boersma, dochter van de brigadier-rijksveldwacht F. Boersma. Wanneer in juni 1934 het rijk een steunregeling afkondigd, krijgt Heerenveen ook een controleur steunregeling. In het adresboek van 1936 blijkt die functie te zijn toegewezen aan Fokke Brugge. Kennelijk is die functie goed bevallen, want op 18 februari 1938 wordt het winkelpand aan de Dracht nr. 82 (voorheen 387) finaal geveild bij Hotel Groen. De status van Brugge luidt in het adresboek 1938 vervolgens ‘contr. Steunverlening en Werkverschaffing’. Een periode tijdens de jaren 1944 en 1945 treedt hij op als bedrijfsleider c.q. directeur van de Schouwburg.
Nadat Fokke Brugge in mei 1980 is overleden, heeft zijn weduwe er nog een drietal jaren, samen met haar ongehuwde dochter Martha gewoond tot juli 1983. Vervolgens heeft Martha nog talloze jaren het ouderlijk huis in ere gehouden.
Het voorlopig laatste pand noemen wij voor het gemak maar de ‘pianohandel van Oudenalder’ aan de Falkenaweg nr. 16. Wanneer notaris J.J. van der Hey op 17 juni 1930 het woon-en winkelhuis met ruime werkplaats (rijwielherstelplaats), tuin en bouwterrein met een grootte van 8.80 are in twee percelen finaal veilt voor J.J. Veenstra, wordt eerder genoemde Fokke Brugge eigenaar van het bouwterrein van 3.40 are voor fl.2341,-. Het noordelijk ervan staande woon-en winkelhuis met de ruime werkplaats van 5.40 are en het dan gangbare huisnummer 324 gaat over in het bezit van J.J. Bunt. Kort daarna wordt er hernummerd en krijgt het pand als adres Burg. Falkenaweg 16. De nieuwe eigenaar heeft zich uit zijn stoffeerderij op Dracht 42 teruggetrokken en gaat rentenieren. Het adresboek 1934 noemt hem daarom: ‘zonder beroep’.
Maar eerst laat hij bij bouwvergunning nr. 2166 van 5 september 1930 het woonhuis verbouwen tot woning met garage en pakhuis. Dat betekent tevens een vergroting en een volledig nieuw aanzien op het kadastrale perceel Heerenveen A-1598.
Zijn zoon J. Bunt richt zich meer op de ‘Complete Meubilering’ en neemt het bedrijf aan de Dracht over. Senior laat in het Nieuwsblad van Friesland van 6 september 1939 weten, dat hij wegens vertrek naar Leeuwarden bedankt voor alle lidmaatschappen. Daar overlijdt hij tenslotte op 19 maart 1946.
Een verkooptransactie van het huis aan de Falkenaweg hebben we niet kunnen vinden, maar wel een aantekening uit 1942, dat er sinds 25 augustus 1942 Heerenveen een ‘Agent van A.B.D.’ woont op adres Falkenaweg 16. Die afkorting staat voor de ‘Algemene Bevrachtings Dienst’, die in de oorlogsjaren maatregelen op het terrein van b.v. de paardentractie moest regelen. Die functie is dus toevertrouwd aan de heer Ane van Dijk, die bij zijn ondertrouwadvertentie van 7 januari 1942 met Antje Slot als toekomstig adres Falkenaweg 16 laat opnemen. De geraadpleegde woningkaart van dit adres maakt ons tenslotte duidelijk, dat Bunt is uitgeschreven op 23 september 1939. De nieuwe bewoner is Harmen Kremer, die er vanaf 28 november 1939 tot 26 augustus 1940 heeft verbleven en wordt opgevolgd door Yme van Dijk. Deze verhuist op 1 januari 1942 naar de Hoofdstraat (bij de Schans). Ane van Dijk trekt er dan met zijn Antje op 28 januari 1942 in voor een langere periode. Die functie bij de ABD heeft een langere uitloop gehad, want in het adresboek van 1949 wordt A. van Dijk nog aangemerkt als ‘agent bevrachtingsdienst’. Er is evenwel verandering op til voor het pand Falkenaweg 16 ! Hij vertrekt per 3 januari 1950 naar Meppel.
Orgel-, Piano-en Vleugelreparateur M. v.d. Oudenalder heeft zijn oog op het pand laten vallen voor zijn bedrijf. Tot dan heeft hij gewoond aan de Begoniastraat no. 14, doch per 11 januari 1950 is dat geworden Falkenaweg 16. In de loop der jaren ontwikkelt zich het bedrijf tot muziekhandel, mede omdat de volgende generatie zich eveneens in het vak heeft bekwaamd. In december 1988 treffen we een laatste advertentietekst in de Leeuwarder Courant aan bij de promotie voor een concert in de Europalaankerk, waarbij Muziekhandel v.d. Oudenalder als co-sponsor optreedt. In 1991 is de muziekhandel nog een keer in het nieuws, omdat een aantal jeugdige dieven apparatuur uit de winkel in Heerenveen hebben ontvreemd. Die spullen worden uiteindelijk teruggevonden in Oudehaske in een aanhangwagentje. Het juiste jaar van de opheffing van de winkel aan de Falkenaweg hebben we niet kunnen achterhalen.
Met behulp van Google weten we dat in 2015 er twee verschillende bedrijven het adres op hun website hebben staan. Vanaf 2011 is dat o.a. ‘Party Fashion Feestartikelen en Kledingverhuur’ en - onbekend vanaf wanneer en met de vraag of dat wel juist is - het bedrijf ‘Parket Tree’.
2016, januari 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
Bruggen van en naar het Haringspad c.1945
HIP-TIME MAGAZINE 97
Ten tijde van deze foto (MWvH., no. 01867) heet de straat langs het witte pand met de naam en de affaire van grossier ‘Theodorus Leenes, Chocolade en Suikerwerken’ nog gewoon ‘Haringspad’. Die naam heeft het zeer lang gedragen. Daarvoor is ook wel een verklaring te geven. In de Speciekohieren vinden we namelijk op de Nieuwburen als ‘huisman’ de persoon van Jan Harings, die in ieder geval van 1748 tot en met 1763 daar zijn boerenwerkzaamheden uitoefent. Hij huurt aan het einde van het pad een ‘huys en schuyr’ met ongeveer 10 morgen lant van de eigenaresse de wed. Tjaardt van Heloma. De volksmond zal ongetwijfeld dit toponiem tot stand hebben doen komen met de bekende hardnekkige gevolgen. Zelfs in 1829 wordt in een overeenkomst tot het dempen van de gracht voor het grietenijhuis Oenemastate gesproken over het 'Cingel of Haringspad'. (SCO 1177) Ook de kadastrale minuutplan van 1832 vermeldt nadrukkelijk de naam 'Het Harings Pad' langs 'De Kolk'. Ook eerder al vinden we de naam Haringspad in een journaal van ontvangsten en uitgaven uit 1817 als een timmerman wordt betaald voor zijn werk in 1812 aan het brugje tussen Haringspad en Nieuwburen.
Ab Taconis, onderzoeker van historisch Heerenveen uit de jaren veertig tot en met zestig van de 20e eeuw, vertelt in een artikel over de Franse tijd, dat de manschappen van de Eerste Compagnie moesten samenkomen op het ‘Harenspad’ voor de woning van Kapitein Kratzsch. Deze woont een aantal jaren als officier van justitie op ‘Oenemastate’. Taconis vult dan de tekst tussen haakjes aan met zijn visie, dat de naam ‘Haringspad’ een verbastering is. De weg is volgens hem oorspronkelijk genoemd naar de familie van Haren, die er tot ongeveer 1750 zou hebben gewoond. Dat klopt want Catharina van Haren woont er nog tot 1771 als de ‘wed. Grovestins’.
Taconis maakt in de jaren vijftig deel uit van de Oudheidkamerbestuurders en publicisten over de Heerenveense historie, die gezamenlijk tevens onderdeel zijn van de straatnamencommissie en hun invloed hebben aangewend om de in hun ogen ‘administratieve slordigheid’ ongedaan te maken. De statusbewuste gemeenteraad blijkt daarvoor gevoelig, want op 21 december 1959 besluiten ze tot de wijziging van de straatnaam naar ‘Van Harenspad’. Op 22 november 1978 worden de straten langs Oenemastate en het plein daarvoor, die eerst ook tot het Van Harenspad zijn gerekend, hernoemd. Daarvoor wordt de naam ‘Gemeenteplein’ ingevoerd.
Deze anonieme foto is gemaakt kort na 14 april 1945 na het opblazen van de Garstenbrug - één van de zes bruggen in Heerenveen die dat lot heeft ondergaan - bij het terugtrekken van de Duitse bezetters. Verbazingwekkend dat er nog iemand een fotorolletje in zijn bezit heeft om dit vast te kunnen leggen. Je moet bijna veronderstellen dat het om een beroepsfotograaf gaat. De locatie ligt bovendien verleidelijk dicht bij het woonhuis en atelier van Chris en Philippus Weijer op de hoek Lindegracht-Nieuwstraat. Zullen we het ooit te weten komen ?
Het is geen aangenaam gezicht dat verwrongen ijzer en de beschadigingen aan het metselwerk van de fundering. Toch is er al of weer verkeer over de brug door een dame met de fiets aan de hand en enkele andere passanten.
Op 20 sept. 1945 laat de directeur gemeentewerken aan B. en W. weten, dat de Garstenbrug nog niet is gerepareerd.
Het is wel de bedoeling dat er een noodophaalbruggetje van 1.50 breed wordt gelegd. Een uitgavenlijst in een dossier van oorlogsschade vermeldt een bedrag van fl.220,- voor de firma Theodorus Groothoff & Zn. wegens het stukbranden en opruimen van de Garstenbrug. Op 3 december 1945 wordt de algehele vernieuwing van de brug geraamd op fl.6950,-.
Het is in de Heerenveense infrastructuur een onmisbare verbinding, tot de verkeersintensiteit zodanig is gegroeid dat de scherpe bochten naar en vanaf de brug als te krap worden ervaren. Overigens duurt de reparatie van de Garstenbrug zeer lang. Als reden daarvoor moeten we het gebrek aan materialen vermoeden. Het is anders niet te begrijpen, dat de Heerenveense Koerier op 21 maart 1946 - bijna een vol jaar later - schrijft dat het doorgaande verkeer via het Haringspad richting Gorredijk en Drachten nog steeds gestremd is. Het alternatief via de Oude Koemarkt naar de K.R. Poststraat en de Nieuwstraat en de Heideburen is nog niet ingeslepen. Weliswaar krijgt de gemeente Heerenveen op 27 februari 1946 groen licht van Gedeputeerde Staten voor het herstellen van de beschadigde brug en het raadt dat aan te melden bij de Rijkscommissie voor Advies inzake Bijdragen Wederopbouw Publiekrechtelijke lichamen, Den Haag. Maar ... daarmee ligt er niet onmiddellijk een nieuwe brug !
Tien jaar eerder - begin september 1935 - verovert de Garstenbrug de kolommen van het Nieuwsblad van Friesland met ervaringen, die het gevolg zijn van het plan de scheepvaart in de Compagnonsvaart te verlossen van de steeds terugkerende frustatie van de te hoge sluisdrempel onder haar brug. Bij het eerste bericht zijn er meldingen van archeologische aard als blijkt dat bij het droogvallen van het afgedamde gedeelte naast een tweetal gouden ringen ook verschillende muntvondsten worden gedaan door de werklieden (en clandestien door de omstanders). Er wordt gerept van een zevental munten, waarvan één met de tekst ‘West-Frisiae’ en het jaartal 1721. Verder één bronzen gulden (een zogenaamde ‘Willem’) van 1820, een halve gulden van 1823 en enkele Belgische munten. Enkele dagen later is er ook een munt met het opschrift ‘Stad Utrecht, 1723’ - met op de andere zijde een wapenbeeld - gevonden (vermoedelijk dus een duit).
Vanaf de 16e september 1935 verandert de toon van nieuws. Het waterpeil daalt door de aanvankelijk gebrekkige afdamming zo snel in de Compagnonsvaart, dat de melkvaarders er de nadelige gevolgen van ondervinden. Er is sprake van tegenslag bij de verwijdering van de betonnen sluisdrempel. Wanneer dat uiteindelijk is gelukt en de bodem eronder wordt uitgegraven verliest de onderbouw van de brug zijn steun. Het zware brugdek zorgt voor een dermate verzakking, dat het brugdek aan de noordkant vastgekneld raakt. De brug kan niet meer geopend worden en moet voor het verkeer worden gesloten, met uitzondering van voetgangers en wielrijders.
De omleggingsroute vanuit de Knijpe voert langs de Nieuwstraat en Kerkstraat, maar zoals gebruikelijk in zulk soort situaties trekken sommige autobezitters zich van de bebording niets aan. Zodoende gaat zich een situatie voordoen, dat het verkeer op de Lindegracht door elkaar tegemoetkomende vrachtauto’s muurvast komt te zitten en slechts met grote moeite aan de stagnatie een einde komt.
Maandag 7 oktober 1935 komt het verlossende bericht, dat de drempel met 30 centimeter is verlaagd. Alle andere werkzaamheden voor verbetering van de watervoorziening en dus ten dienste van de scheepvaart van waterschap ‘De Schoterlandsche Compagnonsvaart’ zijn uitgevoerd. De subsidiëring door provincie en de gemeenten Opsterland en Schoterland zijn toereikend. De stremming voor het verkeer wordt woensdag de 9e oktober opgeheven en de brug kan weer worden gebruikt.
Met het grote aantal vaarten en wijken in de gemeente, maar ook in de plaats Heerenveen, zijn de oeververbindingen het onderwerp van voortdurende zorg. De verschillende overheden hebben er regelmatig mee te maken. Het rijk met de Hoofdbrug, de provincie met de provinciale waterwegen en haar bruggen (Heerensloot en haar oeververbindingen), de gemeentelijke overheden met de barten en bruggetjes over verschillende wijken, de waterschappen met sluizen en dergelijke en de huiseigenaren met de bruggetjes over de scheidsloot voor hun huizen (Falkenaweg, Fok).
Kort nadat de Garstenbrug zijn ‘sluisdrempel’ heeft verlaagd kan de gemeente Schoterland na jarenlange voorbereidingen en requesten van bewoners van b.v. Breedpad-Badweg en Nieuwburen, werk gaan maken van de te smalle barten en bruggen over de ‘Kempenaerswijk’ en ‘Koolsingelgracht’. In dit artikel concentreren we ons op de laatste en leggen eerst even uit, dat de wijk die vanuit de Schoterlandsche Compagnonsvaart - op onze foto uiterst links - naar het voormalige terrein van de gasfabriek voert. Door Taconis wordt dit in een historisch artikel de ‘Koolsingelgracht’ genoemd. Die gracht heeft zelfs op de oorspronkelijke, kadastrale minuutkaart uit 1832 een merkwaardig verloop: eerst naar het zuiden (ca. 50 meter), dan naar het oosten (ca. 31 meter) en tenslotte weer naar het zuiden (minstens 130 meter). Het blijkt daarmee een onderdeel te zijn van de grachtengordels, die de ‘voorname’ huizen (Helomahuis, Scheltingahuis, Oenemastate) haar status verschafte. De ‘Koolsingel’ heeft zo rond het jaar 1800 haar begin ten westen van Nieuwburen 12 (het pand van notaris Kool, die later zijn naam nog uitbreidt met de naam van het geslacht van zijn moeder tot ‘Kool van Heerens’) en naar het zuiden als voetpad parallel met de gracht naar het zuiden loopt. Dit ‘singeltje’ krijgt in 1902 door grootgrondbezitter Geert Korf een flinke uitbreiding naar het zuiden tot aan het Oranjewoud met de aanleg van een door snelgroeiende bomen gemarkeerd voetpad, waarvan opnieuw de volksmond de naam heeft bepaald: ‘het Korflaantje’ of ‘Korfsingel’. Het ‘wandellaantje’ voor de gezinsuitstapjes op zondag naar ‘t Woud werkt bij het invallen van de duisternis als een magneet op ontluikende liefdes door haar aantrekkingskracht als het ‘vrijerslaantje’.
De ijzeren brug over de wijk naar de gasfabriek, welke het Haringspad en de Nieuwburen met elkaar verbindt, is een ontwerp van de dienst Gemeentewerken van Heerenveen (dossier 332-3). Deze moderne verkeersverbinding vervangt de dubbele ‘barte’ die een aantal jaren heeft dienst gedaan. Van de 18 inschrijvingen voor het maken en bedrijfsvaardig opstellen van 2 (twee) ijzeren ophaalbruggen wordt de opdracht gegund aan de Constructie-werkplaats en Machinefabriek N.V. R. Bosman te Rotterdam. Heerenveens constructiebedrijf van Th. Groothoff en zn. is met een begroting van fl.8668,- ruim verslagen door de inschrijvingsprijs van fl.7656,-. De tweede brug betreft de brug over de Kempenaerswyk in het Breedpad. Aanbesteding voor beide bruggen vindt plaats op 29 october 1937. Heerenveens aannemer R. van Dijk, zelf wonend op de Nieuwburen 10, heeft zowel voor de onderbouw van de twee bruggen, als de walmuur, trottoir en bestrating getekend. De gunning daarvan is gedateerd 18 november 1937. Op 15 maart 1938 dient aannemer van Dijk een eis tot schadevergoeding in, omdat aan de strekdam bij het werk op de Nieuwburen door een aantal jongens schade is toegebracht. B. en W. wijzen de claim van fl.45,- af, omdat de gemeente daarvoor niet aansprakelijk kan worden gesteld. Eenvoudige bedrijfsrisico derhalve !
De levensduur van deze brug blijft beperkt tot 18 jaar, want in 1955 wordt de Van Kleffenslaan aangelegd en de brug wordt gedemonteerd. De ‘Koolsingelgracht’ wordt gedempt, de Garstenbrug wordt verlegd in het verlengde van de Nieuwstraat en de Van Kleffenslaan. Er sneuvelen daarvoor enkele huizen aan het begin van de Nieuwburen (nrs. 2 en 4 in ieder geval). De Nieuwstraat heeft dan al een verbinding met de K.R. Poststraat.
Aan het huisje van mw. Van der Klok, aan het doktershuis en aan Watertoren en Postkantoor hebben we al eens aandacht besteed. De geschiedenis van het Leenes-pand geeft aanleiding tot het noemen van de laatste publicatie op het gebied van ‘Monumenten in Nederland. Friesland.‘ bij Waanders Uitgevers, Zwolle, 2000.
Met stelligheid - doch helaas zonder bronvermelding, tenzij U de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in Zeist als zodanig beschouwd - stellen de auteurs Ronald Stenvert, Chris Kolman, Saskia van Ginkel-Meester en Yme Kuiper, dat van Harenspad 50 moet worden beschouwd als ‘het voorm. Dekemahuis’. Bouwkundig wordt nog vermeld een ‘hoog omlopend schilddak’ en ‘het deels onderkelderde huis met een mogelijk laat 17de eeuwse kern’. De ‘omlijste ingang’ stamt uit de eerste helft van de 19e eeuw. En het is rond 1907 verbouwd. Het is U bekend, dat het sinds 1981 onderdak biedt aan museum Willem van Haren.
De stelligheid van historisch onderzoeker Barteld de Vries in “De geschiedenis van het museumgebouw aan het Van Harenspad 50 in Heerenveen” is daarentegen wel onderbouwd. Bij de verkoop van ‘Moerborch’ (voorloper van Oenemastate) in 1612 wordt Brecht Claesdochter, weduwe van Tjaerdt Gaeles - stamvader van de familie van Heloma -, als eigenaresse genoemd van het terrein ten oosten van de ‘borch’. Zij heeft het terrein tussen 1586 en 1612 in bezit gekregen, volgens een stuk uit een ‘Proclamatieboek’ (oud inv. nr. Q-2) van het Rechterlijk archief van de gemeente Schoterland. (nieuw: Tresoar, Toegang 13.65, 1601-1608). Van dat jaar 1586 - als ‘Moerborch’ wordt genoemd - is het niet duidelijk of de oostelijk daarvan gelegen eigendommen van de Cuyck-en Foeytscompagnie én Dekema, toen al bebouwd waren. (Inventaris D.C.F., nr. 1499) Deze wetenschap zal andere onderzoekers tot de conclusie hebben gebracht te stellen, dat ‘vermoedelijk’of ‘waarschijnlijk’ het zogenaamde ‘Dekemahuis’ er reeds vóór 1586 al is gesticht. Niet Pieter maar zijn zoon Rienck van Dekema zou er in dat geval hebben geresideerd.
De zekerheid van 1612 én het bezit van Brecht Claesdochter, wed. van Heloma doet de gidsengroep van de Stichting Historie Heerenveenin hun rondleiding bij voorkeur de nadruk leggen op het benoemen van het huis tot ‘Helomahuis’.
2014, december 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
Breedpad, panorama omstreeks 1910
HIP-TIME MAGAZINE 29
Breedpad, panorama omstreeks 1910
In alle fotocollecties over Heerenveen neemt dit “Panorama ‘Breedpad’ Heerenveen” - een uitgave van de Gebr. Brouwer - een belangrijke plaats in. De exemplaren in het fotoarchief van het museum Willem van Haren zijn allen ongestempeld en vanwege de briefkaartindeling aan de adreszijde duidelijk ná 1905 geproduceerd.
In mei van dat jaar 1905 vestigen twee broers Brouwer zich op het laatste deel van het Breedpad (ook vaak Konijnenpolle genoemd) aan de Veenscheiding, waar ettelijke jaren later winkelier Fré de Jong zijn nering heeft gehad. Zij schaffen zich een handpersje aan en beginnen een drukkerijtje. Oudste broer Gerrit is vanwege zijn gezondheid al een aantal jaren bij de weg als verkoper van prentbriefkaarten. Samen met zijn jongere broer Gerben gaan ze zelf kaarten drukken. In 1908 verruilen ze het pand aan het Breedpad voor een locatie op de Dracht-oost (nr. 262). Gerben noemt zich dan boekhandelaar, verhuist in 1909 naar Rottum wegens zijn huwelijk met Jantje Hendriks Snijder, weduwe van Hoppe Ebert en wordt meteen stiefvader van drie kinderen Ebert (Wietske, Hendrik en Kornelia). In december 1909 wordt zoon Jelke Brouwer in Rottum geboren.
Ten aanzien van de datering van de afbeelding kunnen we deze keer niet terugvallen op het postzegelstempel of een tekstdatering van een afzender. De twee museumexemplaren zijn wel ge’oormerkt’ met een datering in handschrift, maar ‘± 1908’ en ‘ca. 1914’ dragen beide het kenmerk van de natte vinger. De eerste datum lijkt te vroeg, gezien het bovenstaande ontstaansverhaal van de uitgevers. De tweede datum valt nog niet te ondersteunen met objectieve gegevens. Het kenmerk E.& B. - wat volgens prentbriefkaarten kenners betekent ‘Ebert & Brouwer’ wijst op een nog later tijdstip.
Chapeau voor de fotograaf van dit tafereel als we ons realiseren welke balanceerkunsten hij heeft moeten maken om een standpunt te vinden op dat eerste stukje Breedpad om zelfs de bovenkant van een aantal dakkapellen op de gevoelige plaat te krijgen. De veronderstelling dat hij op het dak van het Hotel Groen moet hebben gestaan, kunnen we op basis van een kaartplattegrond van 1913 naar het rijk der fabelen verwijzen. Practisch de enige optie is een levensgevaarlijke manoeuvre uit één van de dakkapelramen van Hotel Transvaal op de hoek van de Dracht of bovenop een dakkapel van datzelfde etablissement.
Laten we nu eens afdalen naar de bouwkundige details. Het dak links op de foto met de twee kleuren dakpannen en de dakkapel is te danken aan de bouwvergunning nr. 163, welke Lucas Prinsen op 3 augustus 1905 door B. en W. van Schoterland werd verleend voor de ‘oprichting café’ met grote bovenzaal. Feitelijk is deze herbouw de vervanger voor de tuitgevel met achteroverhellende schoorsteen op enkele oudere foto’s. De aannemers G. Bosma en L. van der Meulen, beide uit Heerenveen, slagen er in voor fl.4679,- een tamelijk harmonieus gebouw te creëren, welke op 4 februari 1906 wordt ingewijd met een avond Fryske Winterjounenocht van Krips en Molenaar met pianobegeleiding van Venema.
Dichterbij het fototoestel is de uitbouw aan de gevel van meubelmagazijn Witteveen of zijn opvolger slager Nauta waar te nemen. Aan het pand is pas in 1927 weer iets ingrijpends veranderd.
De Spandawbrug over de Molenwijk is nog van een degelijke houten constructie, waaraan de laatste herstellingen in 1894 door aannemer Murk Jelmers Visser zijn gedaan. De naam van het ‘Valbrugje op ‘t noordend’ van de Molenwijk in de 18e eeuw wordt in de Franse tijd de naam ‘Semlersbrugje’ (naar maire Semler, die dan woont op het Grote Huijs en eigenaar is van het bruggetje) en krijgt de naam ‘Spandawbrug’ (naar de graankoopmansfamilie Spandaw in het eerste huis ná de brug, welke familie er practisch de gehele 19e eeuw heeft gewoond).
Onze aandacht nu richtend op de Herenwalsterbrug komen we tot de conclusie dat de Breedpadkade wel een ander verloop heeft gehad. Het gedeelte langs het water wordt op deze dag ingenomen door verschillende personen en goederen o.a. balen, welke ogenschijnlijk zijn aangevoerd door een fors beurtschip. Daarachter ligt - zo te zien - nog een kleiner exemplaar. Jammer dat we de kennis niet hebben om die scheepstypen correct te kunnen benoemen. Op de voorgrond zien we de voorsteven van een stoomboot, waar het bovenste topje van de schoorsteenpijp nog net zichtbaar is op de voorgrond. Het voordek is ingericht voor het vervoer van ‘kleinvee’ en de schrijver, die deze foto in de rubriek “Heerenveen uit vroeger dagen” van tekst heeft voorzien, ziet enige hokken met nuchtere kalveren. Zou het dan toch marktdag zijn in Heerenveen ? Of liggen ze te wachten op de afvaart naar de Leeuwarder veemarkt ? Een vergelijkbare foto vertelt ons, dat dit de motorstoomboot “De Eendracht” is van Wouter Drijfhout. Wanneer dat inderdaad het geval is dan is het gebouwd in 1868 en in 1884 uit Sneek naar Heerenveen verkocht. In 1952 werd het uit de goederenvaart teruggetrokken en ingericht als toeristenschip. Als we kunnen aannemen dat dit de ‘Eendracht IV’ is geweest, dan geven twee repertoires (247 en 257) van notaris jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma ons stevige informatie over de finale verkoop op 16 december 1911 aan Sies van der Zee te Leeuwarden en Lourens Schokker te Drachten, die de boot kopen van Tjeerd de Jong te Heerenveen en Wouter Drijfhout te Nijehaske. Het verkoopbedrag is fl.3300,-. Voorzichtige conclusie ten aanzien van de datering is in dit geval dus, dat de foto van vóór 1912 zou kunnen zijn, tenzij de nieuwe eigenaren ook de rechten van de aanlegplaats aan de kade hebben kunnen verwerven. Eerder genoemde tekstschrijver van de rubriek “Heerenveen uit vroeger dagen” noemt dit de stoomboot van de Gebrs. de Jong (Heerenveen-Sneek). Dat moet dan betekenen, dat de boot ‘De Drie Gemeenten’ heet. Wie heeft de wijsheid over dit boeiende conflict in de interpretatie van de gegevens ?
Laten we ons nog even bezighouden met andere dateerbare objecten op de foto. Allereerst ‘it lytse húske’ - de woning van de brugwachter op de Heerenwal tegen de Veenscheiding aan. Op foto’s van vóór 1905 is het beeld van de aanbouw slechts een ‘hokkerig’ geheel, waaruit de schrijver van de tekst uit het boek over de Heerenwal de conclusie heeft getrokken dat het tussen 1905 en 1910 in deze ‘charmante’ vorm is gegoten. Wanneer het huisje uitsluitend ten gerieve van schoenmaker-brêgewipper Gjalt Keimpema is gebouwd, dan valt een datering van kort voor 1914 niet uit te sluiten. Keimpema zou in 1914 een dienstverband met de eigenaar van de brug Engelen hebben gesloten. Voordien heeft Willem de Ruiter die functie uitgeoefend in combinatie met het barbierschap. In het jaarverslag 1910 van de gezelligheidsvereniging ‘De Vriendenkring’ van Heerenwal en Schans vertelt secretaris K.J. Woudstra namelijk over de boottocht van 20 juli 1910. Hij maakt melding van de 2 centen wipgeld, die brugwachter Willem de Ruiter van elke doorvarende schipper vordert. Er moet zelfs aan de Heerenwalzijde een bord hebben gestaan met zwarte letters en de dreigende verbodstekst:
“ 't Is de schippers verboden om zelf te wippen”.
Nog niet helemaal duidelijk is wanneer voor het eerst het brugwachtershok aan de westzijde van de brug op het Breedpad is neergezet.
Veel uitgesprokener kunnen we daarentegen zijn over de aanleg van het op de foto pregnant in beeld gebrachte plantsoentje. Op 12 januari 1906 meldt de Hepkemakrant met trots, dat de “ruimte voor het huis van mej. van Heloma aan het Breedpad, veeltijds een modderpoel, van gemeentewege is herschapen in een net (‘Roodbaardachtig’, Wd.) plantsoentje.” De Vereniging van Handelaren dient op 7 april 1920 al een adres in bij het gemeentebestuur van Schoterland om het plantsoentje voor de woning van mr. T.S. Tromp (het Grote Huys) weg te halen ten dienste van het laden en lossen. Op 12 april 1921 wordt een voorstel van B. en W. - om dat niet te doen wegens de toeneming van de verkeersonveiligheid en de hoge kosten van de bestrating - aangehouden. Zeker is dat luchtfoto Aerocarta nr. 7140 uit 1931 nog slechts een ‘verkeersdruppel’ laat zien.
Sterk punt van deze foto is ook, dat het ons opnieuw een prachtige blik gunt op de Veenscheiding met kade-aktiviteit bij een afgemeerd schip. Het rechts naast de mast zichtbare gebouw geeft een glimp van het pakhuis van ijzerhandel Pothaar, later dus het ‘Zuurkoolpakhuis’. Bijzonder is ook de weggedraaide spoorbrug ter wille van de doorvaart van één of meer schepen. Tenslotte steekt boven de horizon aan de noordkant van de Veenscheiding de poldermolen “De Vooruitgang” haar wieken trots in de lucht.
Door de schrijvers van het boekje “Herinneringen aan het familie-en buitenleven van Aleida Houwink en Robert van Hasselt.” van J. Frieswijk en Y. Kuiper, 2008, die deze foto als illustratie gebruikten, weten we dat zij een deel van haar jeugd als dochter van de huisarts Roelof Houwink in het eerste huis aan de Heerenwal heeft gewoond.
De laatste ontdekking op het grote huis aan de Heerenwal betreft de witte balk boven de deur naar de bovenverdieping en de twee ramen links in de benedengevel. Die is op een ingekleurde prentbriefkaart van het eerste deel van de Heerenwal zeer goed te zien en draagt als tekst: ‘A. Bloembergen & Zonen’s Bank’. De Leeuwarder Courant van 30 september 1907 geeft ons de sleutel tot het nauwer maken van de dateringsperiode met het volgende bericht: “A. Bloembergen & Zonen’s Bank bericht, dat zij vanaf 1 October a.s. opent een Bijkantoor te Heerenveen, Heerenwal no. 3.” Het reclamebord heeft er dus vanaf die tijd opgezeten en is er afgehaald na de verkoop van het pand op 10 november 1916 aan de heer J. Rozenbeek, die het enkele maanden later doorverkoopt aan het Rijk. Deze vestigt er het kantoor van de Raad van Arbeid in. Voor onze pogingen tot het dateren hebben we nu in ieder geval de begrenzing eind 1916 kunnen vaststellen.
Opnieuw laten we onze ogen naar een ander punt van de foto dwalen. Eigenlijk is dat de kern van deze foto: het parkje !!! En het bericht in de Hepkemakrant van 12 januari 1906. Mocht U denken: “Waar heb ik deze foto meer gezien ?”, dan is het antwoord vanzelfsprekend: “Als muurposter in de bedieningsruimte van het museumcafé van het museum Willem van Haren !”. Vanaf begin augustus hangt het daar in al z’n glorie te pronken.
2012, september 30 - wibbo westerdijk - hip-backup
Breedpad, Heerenwalsterbrug, Posthuis omstreeks 1910
HIP-TIME MAGAZINE 16
Breedpad, Heerenwalsterbrug, Posthuis omstreeks 1910
De kwaliteit van museumfoto 170 blijft zelfs met de beschikbare digitale hulpmiddelen van tegenwoordig zeer mager. Het middelste éénderde deel is aan de donkere kant. Het effect lijkt te worden versterkt door een ogenschijnlijk opkomende onweerslucht. In tegenstelling daarmee laten de foto-einden aan weerszijden een vervaging zien, welke niet te wijten is aan de hoeveelheid licht. Zou dat te maken hebben met de tand des tijds. Ook bij deze foto verraadt de schaduw van de personen een tijdstip midden op de dag: schaduw van zuid naar noord. De plassen op de Breedpadkade zijn de stille getuigen van een buiig begin van de dag.
Een deskundige van dameskleding zal in staat zijn de verschillende stijlen van het vrouwvolk op de foto te benoemen. De twee jeugdiger exemplaren op de voorgrond lijken een geheimpje te delen. De een spreekt achter de hand en de reactie van het meisje met het lachende gezicht met het mandje aan de arm kunnen dat doen vermoeden. De onvermijdelijke slagersknecht met de mand voor op de fiets roept nostalgische gevoelens op over een tijd, dat niet alle tijd nog werd uitgedrukt in geld. Ook de twee andere heren zijn minder van het type: laat de handjes wapperen. De jongste ‘man’ is zo te zien een bijzonder stoere en dankbare leerling van de overige heren. Of hij er op z’n voordeligst op staat, kan onderwerp worden van discussie. Is dat echt een klein, ouds ‘dametje’ in donkere kleding daar op het brugdek? Zij komt nauwelijks boven de brugleuning uit. Zien we links in de benedenhoek van de foto nog een spoortje van het in 1905 aangelegde plantsoentje op het Breedpad ?
De kade van de Heerenwal is - als op vele foto’s van dat gebied - weer rijkelijk gepavoiseerd met masten, waarbij de wimpels een westenwind verraden. De klapbrug of ophaalbrug tussen Breedpad en Heerenwal is zo geconstrueerd, dat het opengaat aan de Breedpadzijde. Hier is nog sprake van een houten opbouw.
Wat ons natuurlijk ook meteen opvalt is dat het onlangs gerestaureerde pand van Kuiper (Heerenwal 4) - ooit de Sociëteit Eensgezindheid - toen nog de originele voordeur en een onbeschadigde voorgevel heeft. Tevens mogen we ons verheugen op een onbelemmerde blik op de veranda van het Posthuis, waaraan in 1923 een einde komt als meelhandel Kuiper de vooruitgang meent te stimuleren met het bouwen van een graanpakhuis met dubbele bovenwoning op het westelijke deel van de begraafplaats van de Ned. Hervormde Kerk. Dat beeld is bijna uit het collectieve geheugen van de Heerenveense bevolking verdwenen door de afbraak van het graanpakhuis in 1973. De kerk is dan al met zeer veel moeite onttakeld en afgevoerd. Bestudering met de loep doet ons nog net de ‘grensleeuw’ waarnemen boven de pet van de stoere knul op klompen. Zullen we er voor de romantische toets stiekem vanuit gaan, dat de oudere heer onze brugwachter is ? Andere dateringskenmerken zijn dun gezaaid, hoewel de fotoregistratie een datering van ca. 1910 aangeeft !
Twee brugwachters kennen we van naam. Uit een verslag van de gezelligheidsvereniging De Vriendenkring (Herenwal en Schans) over een bootttocht op 20 juli 1910 blijkt, dat ‘t Heerenwalsterbrugje wordt bediend door barbier-schoenmaker-brugwachter Willem de Ruiter. Elke doorvarende schipper moet 2 cent wipgeld betalen. Het schijnt dat aan de Heerenwalsterkant op een wit bord met zwarte letters staat: “‘t Is de schippers verboden om zelf te wippen”. Op basis van het adresboek 1922 kennen we ook brugwachter G. Keimpema. Hij combineert zijn brugwachterspost met het ambacht van schoenmaker. Beiden hebben de beschikking gehad over het houten hok op het Breedpad westelijk van de brug. De eigenaren van brug, wal en hok zijn de gebroeders Engelen, die in een correspondentie uit 1890 hun bereidheid tot herstel van de walbeschoeiing laten blijken aan de gemeente Schoterland. Voor zijn woongenot heeft Keimpema in ieder geval de beschikking over dat kenmerkende kleine huisje aan de Veenscheiding, dat eveneens op andere kaarten goed te zien is. Het huis no. 2 (in de 19e eeuw no. 1) is niet in beeld, maar kleermaker (‘Speciaal Maatwerk’) J. Post is in 1922 hoofdbewoner en docent D.H. Poort (rekenen, wiskunde, scheikunde, kosmografie, plant-en dierkunde) is de inwonende, veelzijdige leraar aan de Rijks Dagnormaalschool, de natuurlijke voorloper van de Rijkskweekschool. Gaan we iets verder terug in de tijd, dan blijkt in 1817 koopman Siebe Tuijmelaar het huis te hebben gekocht en hij trekt daar in samen met zijn echtgenote Berber Hendriks Taconis. Berber overlijdt in 1827 en Siebe’s deelt voor zijn vijf kinderen de zorg met de ‘dichtende dienstmaagd’ Francijntje de Boer. De Volkstelling van 1830 geeft in de lijst aan het huis numero 1. Ergens in de veertiger jaren van de 19e eeuw (1848) wordt de bewoning van het huis overgenomen door beginnend ‘medicinae doctor’ Roelof Houwink. Dochter Anna Aleida vertelt het een en ander in een egodocument over de periode, dat zij daar heeft gewoond (1848-1856). In 1856 verhuist de familie namelijk naar het huis aan het Breedpad, waar veearts J. Plet later met zoveel genoegen woont. Anna Aleida trouwt later met ingenieur Robert Hasselt, die betrokken is bij de aanleg van de spoorweg naar Heerenveen (1868). (Johan Frieswijk en Yme Kuiper schrijven in 2007 een boekje: “Sporen naar Empe. Herinneringen aan het familie-en buitenleven van Aleida Houwink en Robert van Hasselt.”)
Het huis (op de foto) achter de brug te zien is mogelijk ooit gedetailleerd vastgelegd op een behangschildering. Als dat is gebeurd, is dat stellig het werk geweest van de in Heerenveen meer dan bekende Durk Piebes Sjollema (1760-1840). Aan hem hebben we verschillende - met name topografisch - interessante schilderijen te danken van het Heerenveen uit het eerste kwart van de 19e eeuw. Op het olieverf op doek “De oude Koemarkt te Heerenveen” van ca. 1810 is hij erin geslaagd de nummers 1 en 2 van de Heerenwal op de achtergrond vorm te geven. Dit schilderij hangt in de maquettezaal van het museum Willem van Haren.
Van het grote pand weten we, dat ‘een aantal gecommitteerden’ op 31 januari 1819 van de gebroeders Auke en Marcus van Terwisga, kooplieden en pottenbakkers, ‘zekere huizinge en schuur’ kopen, het afbreken en er een Heeren-sociëteit laten bouwen. Zij geven het de fraaie naam ‘Sociëteit De Eensgezindheid’, die een belangrijke rol gaat spelen in het culturele leven van de upperclass van Heerenveense notabelen en vooraanstaande burgers.
Haskerlandse achiefstukken zullen ongetwijfeld meer details kunnen onthullen over de geschiedenis van het pand en haar bewoners. Na de eeuwwisseling komen uit de andere bronnen fragmenten van de geschiedenis van het pand op tafel. Zo vinden we in een reisgids met de titel "Een bezoek aan Friesland" door G. Kamerling uit 1916 een paginagrote advertentie van A. Bloembergen & Zonen's Bank, Leeuwarden, met nevenvestigingen te Heerenveen (foto van het pand aan de Heerenwal), Sneek en Drachten. Homme Binksma, later directeur van de Amsterdamsche Bank aan het Breedpad, is begonnen als werknemer bij A. Bloembergen's Bank. Hij signeerde op 21 juli 1915 al een kwitantie van deze bank.
In de Leeuwarder Courant van 1916 staat op 7 november de finale verkoop aangekondigd door notaris van Beijma thoe Kingma van een royaal Heerenhuis met tuin, groot 10.37 are, aan de 1ste Heerenwal. In café Prinsen op het Breedpad hoopt verkoper Jhr. E.J.W. de Beijer het voorlopige bod van 8400 gulden te zien verhogen. Uit een later krantenbericht blijkt het voor 9000 gulden te zijn verkocht. In een artikeltje in het Nieuwsblad van Frieland van 20 mei 1920 wordt aangekondigd, dat door het Rijk is aangekocht het grote huis op de 1e Heerenwal van de heer J. Rozenbeek. Het wordt bestemd voor “Kantoor voor den Arbeidsraad te Heerenveen”. De betreffende journalist onthult vervolgens, dat de koopprijs 28.500 gulden is geweest en voegt daar badinerend nog aan toe, dat het Rijk als koopman zijn sporen nog moet verdienen. Al lang voor de koop is gesloten, staat namelijk al vast dat er een Arbeidsraad zal worden gesticht in Heerenveen. De persoon, die enkele maanden voor de transactie het pand onderhands voor 13.500 gulden heeft gekocht, maakt derhalve een forse winst. De forse kritiek op het beleid van het Rijk lijkt de journalist dan ook gerechtvaardigd.
Wanneer de Raad van Arbeid er zich vestigt, verruilt de socialist Johannes Kolk (geb. 1878) zijn baan als burgemeester van Aengwirden voor directeur van de Raad van Arbeid. Als zijn woonadres in 1922 geldt dan Heerenwal 5. In dat verband is het van belang te weten, dat de indeling van de voorgevel in die tijd tevens aan de brugzijde een extra deur heeft gehad. Boven-en benedenverdieping zijn dus apart bereikbaar geweest: boven wonen, beneden werken. Kolk’s indrukwekkende carriere is in zeer gecomprimeerde vorm te vinden in het Straatnamenboek.
Net als alle gemeenten worstelt ook Haskerland gedurig met de huisnummering. Bij de 1e Heerenwal beginnen de problemen direct al bij de allereerste panden over de Herenwalsterbrug. Wat wij kennen als het ‘Aanloophuis’ met no. 2 is tot 1911 begiftigd geweest met huisnummer 1. Het zgn. ‘lytse húske’, dat daarvan ten zuiden tegen de Veenscheiding en iets vanaf de rooilijn naar het westen is gebouwd ten behoeve van de brugwachter van de Herenwalsterbrug, is volgens de schrijver van het hoofdstuk in het boekje ‘Heerenwal.......’ als een aanbouw ontstaan rond 1888 en omstreeks 1905 vormgegeven als ‘it lytse húske’. Die aanbouw krijgt in systematiek van die tijd het huisnummer 1a. Het ‘oude nummer 2’ wordt daarmee no. 3. Het sociëteitsgebouw dat tot 1911 met no. 3 is gekenmerkt geweest wordt dan no. 5, omdat een veestalling achter de bebouwing het no. 4 krijgt uitgereikt. In het Adresboek 1922 is no. 5 nog overtuigend het huisnummer van de Raad van Arbeid. In het Adresboek 1934 wordt in de paragraaf “Opgave van Officieele Instellingen, Vereenigingen, enz.” op pagina 106 toch nog herhaald het no. 5 voor de Raad van Arbeid, terwijl we weten dat kort na 1 juli 1934 (Heerenveen-één) het pand het nummer 4 wordt toegekend. De naam van G. van der Zwaag als ambtenaar Raad van Arbeid wordt dan genoemd.
De verordening van 1 november 1911 van de gemeente Haskerland over de Huisnummering blijkt een eerdere verordening van 24 januari 1884 te hebben vervangen.
2012, juni 30 - wibbo westerdijk - hip-backup
Breedpad vòòr 1900
HIP-TIME MAGAZINE 20
Breedpad vòòr 1900
Deze magnifique foto van het Breedpad getuigt van grote klasse. De inrichters-vormgevers van het Museum Willem van Haren hebben voor de tentoonstelling ter gelegenheid van de tentoonstelling “Verstilde tijd. Heerenveense fotografen in de 19e en 20e eeuw” in 2007 (zie catalogus) deze kwaliteit onderkend en een forse ‘blow-up’ - op canvas laten maken voor het auditorium van het museum. Bij de viering van het 25 jarig bestaan van de Stichting Historie Heerenveenin februari 2012 is dit indrukwekkende landschap opnieuw opgehangen.
De ontvanger van deze geschonken foto heeft namens de Oudheidkamer Heerenveen daarop de datering ‘vóór 1900’ gezet. Het relatief lage inventarisnummer 4358 van de fotocollectie van het museum kan daaraan zijn te danken. De Uitgeverij Heerenveensche Boekhandel v.h. A.L. Land voert vanaf 1901 deze naam, die door de nieuwe directeur Isaäk Sevensma wordt geïntroduceerd. Het is aan hem te danken, dat we dit - bijna zelfde - beeld ook terugvinden op prentbriefkaarten met de ‘ongescheiden’ adreszijde. Eén museumexemplaar heeft een datumstempel van 17 mrt 03 en is gefrankeerd met de bekende 1 cents-opdruk in rood. Op de verzamelingssite van het Frysk Fotoargyf staat een stempeldatum 29 juni 1903. De bewerking door de drukker heeft de vastgelegde historische informatie geen goed gedaan. Van het originele formaat van 15 bij 23 cm is met name aan de rechterkant van de foto 3,4 cm ‘gesneuveld’. Eveneens is de bovenzijde van de foto 2,3 cm gecoupeerd en ten behoeve van de opdruk van de uitgever is aan de onderkant het een en ander verdonkeremaand.
De fotograaf - de belangrijkste photographist uit die jaren - Henri Paul Emile de la Roche Busé heeft zich met zijn camera geïnstalleerd op het terrein van de Ned. Herv. Kerk (zie speciaal de hoek beneden rechts) en z’n focus zo gekozen, dat hij bijna het gehele Breedpad in beeld heeft gekregen. Niet alleen totale afwezigheid van schepen aan de kade (met uitzondering van de kade aan de Veenscheiding), maar ook het in rust zijnde vervoersmaterieel doet een zondagse situatie vermoeden. Of vergissen we ons en is het een geënsceneerde foto ? Zijn de verschillende manspersonen de acteurs in een opgevoerd ‘toneelstuk’ ? Laat de ‘bediende’ in het witte tenue ons geloven, dat het een door de weekse dag is? Zou de patroon van de dienstmeisjes van het ‘Grote Huys’ toestaan, dat de dames goede sier maken op het bordes ? Als de foto is gemaakt vóór 1900 dan zijn de dienstboden de 34 jarige Saakje Weenings en de 26 jarige Tjitske van den Berg en naar hun voorkomen en presentatie te zien resp. de rechtse en linkse dame.
Er is veel te zien op de loskade. Een complete expositie van bedrijfsvervoermiddelen staat uitgestald. Het meest rechts in het beeld staat een vierwielig twee-assig vehikel met een zeer laag zwaartepunt en uitermate kleine, brede wielen. We vermoeden dat daarop zware (boter)tonnen kunnen worden vervoerd, welke met de kleinst mogelijke risico’s dienen te worden verplaatst. Vervolgens staat er een tweewielige, door de asplaatsing kantelbare kar. Aan de ene kant een gebogen stang, die het mogelijk maakt voor een man een trekkende beweging te maken, aan de andere kant een rechte stang om te kunnen duwen en het evenwicht te houden. Je kunt je voorstellen, dat er toch zeker een zestal tonnen (zoals links op de foto) mee kunnen worden verplaatst. Ook hier is het zwaartepunt tamelijk dicht op de straat gelegen: halve karwielhoogte. Het volgende voertuig doet sterk denken aan de overbekende ‘bakkerskar’. De bak boven de assen; het zwaartepunt duidelijk liggend aan de handgreepzijde van de wielen zodat één of twee steunpoten nodig zijn om te voorkomen, dat het vooroverkantelt. Ook de bemiddelde ‘lytsguodsutelder’ met een enorme sortering aan huishoudelijke artikelen gaat op die wijze langs de ‘streek’: ‘Hat de frou ek noch hwet noadich ....’ om vervolgens de lijst van artikelen in zijn negotiekar als een rapper in de oren van de ‘frou’ uit te storten.
De hoogwielige kantelbare kar staat nu in onbeladen ruststand, maar heeft (ogenschijnlijk) een bijzonder fraai vormgegeven smidssteunconstructie. De bomen zijn kort en lijken er op te wijzen, dat deze lasten slechts met minimaal twee personen kunnen worden verplaatst. Recht voor de groep bijelkaar staande personen staat een constructief handig aangepast voertuig, die een aantal functies lijkt te combineren. De lasten (kisten?) laag tussen de wielen (laag zwaartepunt) en bovenop een open bak met een gedeelte overdekt (snijplank?). Het is moeiteloos voor te stellen dat een viskoopman ter plekke zijn handelswaar ontgraat, na deze uit één van de kisten te hebben gegraaid. Staande voor de ‘blow-up’ in het museum lijkt bovenstaande optie twijfelachtig en kan meer worden gedacht aan een hok op wielen voor het vervoer van een ‘levend varken’.
Verscholen en wat betreft vormgeving lastig te onderscheiden lijkt er ook nog een bakfiets te staan met op (flesse?)manden lijkende objecten erop. Het witte kostuum van de begeleider straalt een zekere voorname handelswaar uit.
Tenslotte het meest functionele - en vermoedelijk het vaakst gebruikte - vervoermiddel is de platte houten kruiwagen voor vervoer van turf of bouwmaterialen, maar in dit geval en in deze situatie uitnodigt tot rustplaats. Oh nee .... we vergeten bijna het meest bekende vervoermiddel in zijn meest basale functie ... de kinderwagen: hoog op de wielen, stellig met een opbouw van vlechtwerk, met een reeds zittende peuter en een zorgzame moeder ernaast. En de ‘blow-up’ geeft ons aanleiding te denken, dat de andere moeder een ‘wandelwagen’ aan de hand heeft.
Een typering en/of beschrijving van de panden van het (verlengde) Breedpad laten we hier achterwege. Bij de foto van HIP-Time 14 zijn we daarop immers al ruimschoots ingegaan. Wel merken we op, dat op de kade aan deze kant van het Herenwalsterbrugje hetzelfde type bolders staat en die geplaatst zullen zijn tijdens dezelfde opknapbeurt van begin 1891. De meest linkse lijkt te zijn onthoofd en de rechts daarvan staande is opgenomen in het stilleven van de tonnen.
Maar wat stelt die hoge paal daar op de kade voor? Het antwoord daarop heeft ongetwijfeld te maken met een verzoek van de drukker-uitgever Jacob Hepkema van 6 september 1888 aan B. en W. van Schoterland. Hij vraagt een vergunning tot het plaatsen van een paal nabij de aanlegpaaltjes op de wal recht voor de steeg, die begint tussen de huizen van mevr. de wed. Engelen en de heer de Jong, ten behoeve van een aan te leggen telefoonleiding van zijn woning (destijds aan de Heerenwal no. 10 en kadastraal Nijehaske A-1513) naar de drukkerij. B. en W. van Haskerland hebben op een dergelijk verzoek tot plaatsing van een paal (met keramische isolator) op de Heerenwal reeds vergunning verleend. Van Z.Ex. de Minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid heeft hij toestemming gekregen tot de aanleg van de electrische leiding. (SCO 589) De drukkerij staat immers tussen de Molenwijk (oostelijk) en de Propstrasingel (westelijk) ter hoogte van en zuidelijk van het verlengde van de Munnikssteeg. Dat is niet de enige paal voor de telefoonleiding, tussen het hok van de brugwachter en de brug staat aan de Breedpad zijde duidelijk zichtbaar een tweede, iets minder hoge, evenals aan de Herenwalzijde het geval is. Andere foto’s laten dat ook duidelijk zien. Bij de verhuizing van het bedrijf in 1904 naar de Stationsstraat is natuurlijk de telefoonpaal verwijderd.
De woonsituatie rond 1888 is meteen ook duidelijk: de weduwe Engelen (Gerbrecht Roorda, wed. van Jhr. mr. Daniël Engelen) is bewoonster van nr. 15 (en op deze foto een uiterst smal reepje muur). Tot 29 augustus 1904 woont in dat ‘smalle reepje’ - in de verkoopadvertentie van 9 juli 1904 is overigens sprake van een nette Heerenhuizinge op ‘vrolijken’ stand - Pieter van der Meulen, inspecteur der Directe Belastingen en Accijnsen, Heerenveen. Hij gaat naar Tiel.
Aan de westkant van de steeg woont in 1888 Johanna Jongstra, de vrouw van Dominicus Egberts de Jong. Zij is opgevolgd door de man die voor zijn bedrijf dat bord aan de gevel heeft gehangen: Casimir Frederik Snijder. Deze vertegenwoordigt als directeur de gerenommeerde firma Van Gend & Loos in de jaren 1890 tot 1920. Het bord heeft een tamelijk uitgebreide tekst, die moeizaam is te ontcijferen, maar ..... “Algemeene Expeditie Onderneeming” kan de bovenste regel zijn geweest. De tweede is onmiskenbaar “Van Gend & Loos”. Daaronder staat “H. Colignon & Co” en vervolgens “Factorij der Staatsspoorwegen”. Zelfs met een maximale vergroting zijn de onderste woorden niet te lezen, maar een vergelijkbaar bord uit Gouda voegt daaraan toe: “voor binnenlandsch vervoer van bestelgoederen”.
De steeg ten oosten is de overbekende ‘Propstrasingel’, welk toponiem is te danken aan graankoopman Albert Hendriksz. Propstra. Hij heeft lange tijd het bezit gehad van percelen grond in het gebied Breedpad, Molenwijk, dwarsgracht Molenwijk en oostelijke gracht van het ‘Groote Huys’. (zie kadastrale kaart 1832).
Overigens zijn er aan het pand van Van Gend & Loos nog wel enkele architectonische details te ontdekken. Boven alle zes ramen is in het midden een bescheiden ornament zichtbaar. De twee benedenramen vallen op door de romantisch gehuifde kappen van de zonwering (ze zullen stellig een andere naam hebben) met een decoratieve vorm. Ook het gesmeed ijzeren tuinhek lijkt de moeite waard.
Zo bij een eerste blik op het derde heerenhuis lijkt het veel op het pand van Van Gend & Loos. Practisch gelijke gevelverdeling, maar toch ook weer kenmerkende verschillen. Allereerst zie je het driekantige fronton uit het dwarse dak gebouwd - je zou ook kunnen zeggen ‘gekopieerd’ van het ‘Groote Huijs’ - maar aanzienlijk bescheidener. Ook de entrée is net even anders en wel iets hoger en duidelijk zonder ornament; ook de ramen moeten het daar zonder doen. Wel kennen ook deze ramen een zonneschermachtige decoratie. De toegevoegde waarde voor de bewoners zal zijn geweest het zijraam van zowel de beneden-als de bovenverdieping met uitzicht naar de kade.
Begin jaren veertig van de 19e eeuw heeft notaris Arjen Binnerts de gelukkige koop gedaan door ‘op ‘t best van Heerenveen’ zijn praktijk te vestigen en zoals destijds gebruikelijk ‘aan huis’. Dochter Jeltje Binnerts (1841) trouwt in 1863 met fabrikant Jacob Woltman en komt in 1878 in dit huis (toen no. 268) wonen met man en een aantal kinderen. Zij blijven er ook weer lang wonen: hij overlijdt in mei 1908 en zij in april 1909. Zoon Arjen Woltman, opvolger in functie van zijn vader, trouwt nog datzelfde jaar met Meintje Meinis om er ook weer voor langere tijd te gaan wonen.
Maar ..... het meest in het oog springende bouwwerk aan dit deel van het ‘Breede Pad’ is toch zonder meer het “Groote Huys” ten tijde van de bewoning (1884-1915) door Mejufvrouw Hobbina Daniëla van Heloma (1842-1915). De volksmond waardeert de ‘Juffrouw’ door het de erenaam ‘Helomahuis’ toe te kennen. De status van het pand geniet reeds in 1930 van de kwalificatie “Monument” door opname in de “Voorlopige Lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst, deel IX. De Provincie Friesland”, 's Gravenhage, 1930. Laat U alle ‘ins en outs’ over dit pand en haar bewoners vertellen bij een historische Centrumwandeling. De indrukwekkende tuinmuren aan weerszijden zult u nu alvast in uw geheugen moeten opslaan om ruimte in uw hoofd te kunnen creëeren voor wat daarachter voor de bewoners mogelijk is: plaisierbosch, koepel, geboomte, wandelpaden, moestuin, enzovoorts. Ook is het moeilijk voor te stellen dat niet alleen de opgestelde personen, maar ook de slagschaduwen vanuit het zuiden je het zicht ontnemen op de royale voortuinen met hekwerken van deze drie voorname heerenhuizen. Ze zijn er toch echt !
HIP-TIME MAGAZINE 20
2012, juli 21 - wibbo westerdijk - hip-backup
Breedpad nà 1905
HIP-TIME MAGAZINE 45
Breedpad nà 1905
Sinds enkele jaren onderhoudt museum Willem van Haren en dan met name medewerker Geeske Luinstra een digitale relatie met de heer Ys W. Sevensma op basis van ansichtkaarten en foto’s uit de nalatenschap van de Heerenveensche Boekhandel, v.h. A.L. Land. De scans van deze ‘photographiën’ zijn door Geeske opgeslagen in een digitale beeldbank van geschonken afbeeldingen. Omdat de schenker de moeite heeft genomen ze in een behoorlijke resolutie beschikbaar te stellen, is het een aanwinst voor het museum en een verrijking van het onderzoek naar de geschiedenis van Heerenveen. Er zitten prachtige exemplaren tussen van een prima fotografische kwaliteit, zodat soms de meest verrassende details in beeld komen. Van een aantal exemplaren heeft de heer Sevensma het beeld voorzien van een ondersteunende tekst met een rake sfeerbeschrijving. Met zijn toestemming mogen we gebruik maken van zijn teksten en met bovenstaande foto (formaat 17 x 23 cm) heeft U zijn primeur.
Citaat van de heer Sevensma:
“Het Breedpad rond 1900. Op deze fraaie foto is veel te bekijken. Het zal een warme dag zijn, want meerdere ramen staan opengeschoven. Aan de kleding van de kinderen is dat overigens niet te zien, maar dat was de mode in die tijd met petjes en al. Misschien is het zomervakantie. Ze spelen op de tonnen en één heeft het zich zelfs gemakkelijk gemaakt in de ton die op de hondenkar staat. De honden liggen daaronder uit te rusten. De kar daarnaast lijkt van de groenteman te zijn. Er is weinig variatie in aanbod, want er liggen hoofdzakelijk koolsoorten op. Een mevrouw met grote hoed (mej. Van Heloma?) heeft niettemin haar keuze kunnen maken en is bezig met afrekenen.
Het Breedpad is altijd een aantrekkelijke visplek geweest voor hengelaars en dat was toen al niet anders, zo te zien. Rechts staat nog het houten brugwachtershuisje dat op veel foto’s van het Herenwalster brugje is afgebeeld.”
Aanvulling:
De zichtbare afrastering hoort niet bij de huizen, maar omzoomt en beschermt de aanplant van het op 10 december 1905 beschreven plantsoentje. Vergelijken we deze foto - (ook in het ansichtkaartenarchief van het museum als scannr. 55 maar van een abominabele kwaliteit vergeleken met dit exemplaar van de Ys W. Sevensma) - met de uitgave van de prentbriefkaart van de Gebr. Brouwer, Heerenveen in het boekje “Heerenveen in oude ansichten”, blz. 34, dan zien op beide ook de lange plank met de gevelreclame “Van Gend & Loos - H. Colignon & Co.”
Aan de begroeiing in de voortuintjes zien we ook dat de struiken aanzienlijk groter zijn geworden, wanneer we het vergelijken met de HIP-Time 20 beschrijving van MWvH., fotonr. 4358.
Een opvallend kenmerk in de vorm van de telefoonpaal op de kade voor de verbinding tussen Hepkema’s woonhuis op de Heerenwal en de drukkerij aan de Propstrasingel is gesneuveld. Dat zal te maken hebben met de verhuizing van de drukkerij naar de Stationsstraat, die juist in deze tijd zijn beslag krijgt.
Net als op de HIP-Time 20-foto is ook hier weer een flink aantal verschillende vervoermiddelen waar te nemen. Wat tevens opvalt is dat de grote boom tussen Van Gend & Loos en het ‘Helomahuis’ flink blijkt te zijn teruggesnoeid. Het snoeihout ligt zo te zien in de voortuin om afgevoerd te worden. Of is dat gezichtsbedrog en zijn de struiken in de voortuinen van de huizen iets teveel uitgegroeid ?
Onze slotconclusie over de datering van deze foto is derhalve: Breedpad ná 1905.
2013, februari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup, met medewerking van Ys W. Sevensma
Breedpad / Veenscheiding omstreeks 1900
HIP-TIME MAGAZINE 14
Breedpad / Veenscheiding omstreeks 1900
De zakelijke feiten van deze prentbriefkaart zijn, dat boekhandel Gerben Brouwer verantwoordelijk is voor de uitgave. Wanneer precies zal misschien zijn af te leiden uit het nummer 6031, maar daar hebben wij geen informatie over. Wel weten we dat deze ansicht is verstuurd uit St. Johannesga met stempel 2(0.5.09) en stempel uit Wolvega 21.5.09. Het is geadresseerd aan Jantje Mulder, p/a WelEdHeer van Lis, Notaris, Wolvega en verzonden uit Rotsterhaule door iemand die met twee onleesbare initialen ondertekend. Het gaat over een pakketje, dat zaterdag met de post of v.d. Veen zal komen. Eerder in 1985 neemt uitgeverij Noorderboek/Groningen op bladzijde 9 van het fotoboek “Herinnering aan Heerenveen” het op in haar Plaatsen/Platen-reeks.
Een heel enkele keer raken zelfs de prentbriefkaartenuitgevers wel eens in de war door de minder accurate wijze waarop de gemeenten en de plaatselijke pers de straatnaamgeving hanteren. Hun fotografisch oog echter voor een boeiend beeld heeft daar evenwel beslist niet onder geleden. De Veenscheiding ligt er spiegelend bij in de morgenzon. De kade ziet er fantastisch uit; het zal ongetwijfeld nog maar kort geleden zijn dat daar een flinke infrastructurele ingreep heeft plaatsgevonden. De bolders voor de zware trossen van de aan te leggen beurtschepen - op z’n minst een tweetal - zullen pas in de middag worden gebruikt. Het lijkt erg aannemelijk, dat ondernemer T. Herschoe, opvolger van J. Mast, op zaterdag via de Tjonger met de stoomboot “Harmonie” zijn beurtveer van Echten/Delfstrahuizen daar zal afmeren. Hij heeft in 1893 toestemming gekregen van de heer Engelen, eigenaar van vaart en wal. De beschoeiing aan de Nijehaskerkant met de haag langs het tuinperceel van de brugwachterswoning ziet er eveneens zeer verzorgd uit.
Het perspectivisch verdwijnpunt van de beide oevers van de Veenscheiding wordt ruim 1200 meter westelijk nog net gemarkeerd door de windpoldermolens ‘Veenzigt’ en ‘Vooruitgang’, die vanaf 1860 tot in de dertiger jaren van de vorige eeuw het achterliggende polderwater in Veenscheiding en Engelenvaart storten. (www.molendatabase.org)
Wat is toch die drukte langs het Breedpad ? Zou het de fotograaf zijn die vanuit de verte in zijn bezigheden wordt bekeken, omdat hij het misschien waagt de zondagmorgen te ontheiligen door zijn ‘kiekkast’ op te stellen ? Duidelijk is dat het rijwiel zijn intrede heeft gedaan. Kan dat de heer Johannes Plet, de veearts, zijn, waarvan bekend is dat hij een fervent fietser is ? Hij woont sinds 1895 in het huis waar voordien Johannes van de Sluis, fabrikant en koopman, zijn domicilie heeft gehad - halverwege deze ‘beenbrekerskade’. In september 1899 schrijft de journalist van het Nieuw Advertentieblad namelijk in zijn rubriek ‘Van Frieschen bodem’, dat de bewoners van deze buurt in hun strijd om betere bestrating hulp krijgen van buiten. Logé’s van bewoners zijn hier geweest en beklagen zich bij hun familie over de slechte toestand door hun brieven te adresseren: Heerenveen, Beenbrekerskade. Laat de post die brieven nu bezorgen op ... de Konijnenpolle, zoals deze straat in de volksmond ook wel wordt genoemd.
Merkwaardig is dat zelfs zo’n doorlopende straat toch nog weer in ‘mootjes van belangrijkheid’ wordt gehakt door de Schoterlandse bestuurderen. Zo wordt op 30 augustus 1890 door twee ambachtlieden op basis van bestek en voorwaarden een gedeeltelijk nieuwe houten walbeschoeiing langs de Veenscheiding aangenomen voor 539 gulden.
Enkele jaren later - in 1904 - wordt voor het westelijke deel van het ‘pad’ verbetering van pad en wallen gevraagd en van het brugje over de Kempenaerswijk. De aktiegroep onder aanvoering van veearts Plet krijgt dan te horen, dat er een grotere bijdrage wordt verwacht van de eigenaren. Die delen van pad en wallen zijn nog niet overgedragen aan de gemeente. Dus stelt de gemeente dat zij wel meer willen investeren, maar dan moeten zij ook de zeggenschap krijgen over de eigendomsrechten. Het brugje over de Kempenaerswijk wordt toegeschreven aan houthandelaar van Riesen, die slechts 300 gulden voor het onderhoud bijdraagt, terwijl het brugje wel door 40 gezinnen op de Badweg en verlengde Breedpad wordt gebruikt. De gemeentelijke begroting meldt voor het brugje alleen al fl.1100,-. De uiteindelijke deal wordt een afgeslankte begroting en overdracht van de eigendomsrechten.
Een van de oudste goed gedocumenteerde locaties is het eerste huis links op de foto. De twee gevelornamenten vertellen het verhaal van de stichting: “1760 DEN 15 JULIJ LAG DIRK NANNES DRIJFHOUT DE EERSTE STEEN VAN DESEN HUISE”. Het huis wordt in 1761 in gebruik gegeven aan de Nederlands Hervormde Kerk als ‘pastoriehuisinge’. De eerste predikant, die er mag wonen, is Ds. A.M. Mebius (1761-1768). Na aankoop door de kerkvoogdij blijft het pand tot 1889 in gebruik als pastorie, overigens zeer tegen de wensen van Ds. J.F. Corstius (1854-1882) in. Sinds de overdracht aan Leopold Hergarden, koopman en bierhandelaar, is het familiebezit gebleven.
Direct westelijk van Hergarden is een nauwe doorgang tot een groepje woningen. Die krijgen veel later bekendheid door de dagboeken van oud-bewoner Harmen Anskes Dijkstra (1881-1944). Hij schrijft na zijn pensionering zijn herinneringen op van een leven als armhuisbewoner tot directeur sociale zaken. Dijkstra beschrijft dat zijn ouders verhuizen van ‘t Meer naar de Konijnenpolle te Heerenveen: een achterbuurt waar families samenhokken die om de een of andere reden geen woning aan de betere straten kunnen krijgen. Zijn ouders - zeer vroom en aanhangers van de Feitskerk maar straatarm - komen te wonen in het armste gedeelte. Hij geeft een bonte schets van alle bewoners uit de beginjaren ‘80 van de 19e eeuw. Daaronder zijn zwak-sociale gezinnen, kolonieklanten, minnaars van de drank, etc. Oud-vervener Adam Klazes Korf int de huur van deze 10 à 12 éénkamer-woninkjes. Na de dood van zijn vader verhuist Harmen met zijn moeder naar het Roode dorp in een diaconiewoning van de N.H. Kerk.
Met het stichten van de Bouwvereniging Heerenveen op 4 augustus 1906 komen er plannen voor de bouw van betere arbeiderswoningen volgens de woningwet. Een onteigeningsprocedure opent mogelijkheden om de huisjes van Korf te vervangen en in aantal uit te breiden tot de aanleg van de Van Cuyckstraat. In 1911 worden daar een twintigtal woningen gebouwd. De Waterleidingkaart van 1913 brengt dat prachtig in beeld inclusief de kadastrale nummers.
Na de toegangssteeg naar de achterliggende huisjes is het eerstvolgende pand de winkel van Hendrik Gerbens Scheepstra, die rond 1903 eigenaar is geworden door het te kopen van de Pieter Adams Korf. Scheepstra wordt koopman genoemd en hij zorgt ervoor dat de drie panden - langs Veenscheiding richting zuid - in een herbouw worden samengevoegd. Het kenmerkende pand met het hoge uitgebouwde raam op de hoek van de zolderverdieping documenteert Dick M. Bunskoeke op 2 maart 1988 in zijn rubriek “Ut it Feanster Printeboek” in De Koerier. De slagerij van Siemon Cuiper - met naambord boven de toegangsdeur - krijgt in de beginjaren 1900 grote bekendheid.
Aan de overkant van het water zien we nog juist een stukje van de koemelkerij van Hans van der Vlugt. Het blijkt bereikbaar - althans volgens een bericht in een krant van 1883 - via de Pottebakkerssteeg. Het destijdse nummer 1 krijgt bij een omnummeringsoperatie van Haskerland in 1911 het huisnummer 7. Het zou niet bij één verandering blijven.
Zelfs zien we een glimp van de naar het water gekeerde gevel van het ‘zuurkoolpakhuis’, dat daar sinds 1893 monumentaal aanwezig is geweest. De firma Bernard Sievers heeft het uit economische motieven op het stationsemplacement laten bouwen. De loskade voor zijn bedrijf en volgende gebruikers heeft bij het scheepvaartvervoer zijn waarde meer dan bewezen
2012, juni16.-wibbo westerdijk-hip-backup
Blauwe zaal van de schouwburg
HIP-TIME MAGAZINE 104
Blauwe zaal van de schouwburg
Willen allen, die zijn geboren vóór 1980, eens diep in hun geheugen graven om dit beeld in hun herinnering op te roepen. Tenminste als ze tot dat deel van de Heerenveense bevolking behoren, die wel eens iets feestelijks heeft beleefd in de Blauwe Zaal van de in 1992 afgebroken schouwburg op de hoek van de Crackstraat (met de K. R. Poststraat). Alle toegangen tot het in 1934 gebouwde imposante gebouw hebben hun entree aan de kant van de Crackstraat. Vanaf de Oude Koemarkt is dat eerst de deur naar het café-gedeelte, daarna komt de dubbele deur naar de garderobe én gang naar de Blauwe Zaal en vervolgens of tenslotte de monumentale entrée met stoep en twee toegangsdeuren naar de schouwburg-en/of bioscoopzaal. De (nood)-uitgang bevindt zich aan de kant van de K.R. Poststraat, terwijl de requisieten voor toneel-en of theatergebeurtenissen aan de kant van de voormalige gevangenis van Crackstate worden binnengebracht. Daar bevindt zich immers ook de toneeltoren.
De Blauwe Zaal heeft lang een reputatie gehad van dansgelegenheid, feestzaal voor instellingen en verenigingen, eindexamenzaal, reünies, schoolfeesten, meetingen, enz. In de laatste jaren van haar bestaan zijn er ook nog talrijke films gedraaid, aangezien de inrichting ook over een filmcabine beschikte. De aankleding op de foto - vermoedelijk uit de jaren tachtig van de 20e eeuw - laat de benedenzaal zien in de bioscoopopstelling voor een honderdtal personen, terwijl in de zijkanten van de zaal de café-opstelling (tafeltje met kleedje met daaromheen een paar stoelen) is te zien. Diezelfde inrichting is ook te zien op de bovenetage van de zaal, die gekenmerkt is als galerij.
Op het toneel bepaalt het bioscoopdoek op groot formaat de inrichting. Het onderwerp van de film is overduidelijk die over het vliegfestijn, vormgegeven door Clement van Maasdijk in de zomer van 1910 op het terrein van ijsvereniging Thialf ten oosten van het Hepkemabosch. Het tweetal kijkers - een dame en een heer - die naar de film kijken, doet vermoeden, dat het een vóórvertoning of een proefvertoning is voor een bijzondere gebeurtenis. Wie zijn deze twee liefhebbers dan toch ?
Met enige trots zou de Stichting Historie Heerenveenzich deze gebeurtenis kunnen toe-eigenen, want deze heeft op donderdag 23 augustus 1990 een 40 minuten durende film laten draaien, samengesteld uit opnamen van de onafhankelijkheidsfeesten 1913, de Heerenveen-éénfeesten van 1934, voetbal-flitsen uit 1956 en 1960 en als klapper de Vliegfeesten van Maasdijk uit 1910. Alles ter gelegenheid van de tentoonstelling “Hij vliegt ...” in museum Willem van Haren. Vijf keer die dag werden de films (ca. 40 minuten) vertoond tegen een ‘nostalgische’ bezoekersprijs van 40 cent.
In het Nieuwsblad van Friesland van 2 februari 1934 wordt de bouw van ‘de nieuwe schouwburg en bioscoop te Heerenveen’ met veel tam-tam aangekondigd. In de eerste zinnen wordt er meteen het gerucht ontzenuwd, als zouden de grote schouwburgplannen overgaan. Over die plannen is in het najaar van 1933 al door deze krant geschreven. Natuurlijk leidt onze nieuwgierigheid naar dat bericht opnieuw naar de Hepkemakrant en inderdaad vinden we onder de ‘Berichten uit Stad en Dorp’ er eentje van 17 oktober 1933 over het “Nieuwe Schouwburggebouw’. Het blijkt een
initiatief van de “N.V. Maatschappij tot exploitatie van het Schouwburggebouw te Heerenveen" in oprichting, met een raad van beheer. Juist op die 17e wordt het ‘plan’ tot een besluit verheven.
Deze N.V. zal de exploitatie overdragen aan de Radio-Centrale Heerenveen - N.V. Ridderhof en Van Dijk's radio-distributiebedrijf - voor een bedrag, waaruit gegarandeerd kunnen worden de aflossing, onkosten, enz. van het schouwburggebouw en waarvoor ze het recht krijgt in het gebouw een bioscoop te exploiteren.
Het gebouw zou bij ‘geruchte’ worden gebouwd aan de Heerenstraat tegenover de tramhalte. En de heer C.J. Wierda wordt opgevoerd als de architect, die de ontwerptekeningen heeft laten inzien aan de journalist van de Hepkemakrant. Diezelfde journalist wakkert in zijn stukje wel de animositeit aan met de stad Leeuwarden door te stellen, dat zelfs die stad niet kan bogen op een ‘zoo prachtvol groot gebouw’! Die in september 1934 bedrijfsklaar zal moeten zijn.
Duidelijk blijkt uit beide berichten, dat er nog wel het een en ander concreet moet worden gemaakt. Hoofdzaak lijkt de financiering te worden met het uitschrijven van een obligatielening voor een kwart van het benodigde kapitaal van, waarop de Raad van Bestuur van de bemiddelde Heerenvener verwacht te zullen inschrijven. Op de beoogde definitieve locatie aan de oostkant van de Crackstraat staan op dat ogenblik nog wel twee oude gebouwtjes, die in de tijd dat burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga eigenaar is geweest van ‘t Lyts Idemahûs’ de functies van ‘oranjerie’ en ‘koetshuis’ hebben gehad. In de tijd van Hotel Jorissen (1893-1929) is de oranjerie gebruikt als uitvalsbasis voor de tennisbaan en het koetshuis is gebruikt o.a. door stoombootondernemer Sipke de Jong, die er sinds mei 1913 heeft gewoond. Eerst onder Heerenveen-Aengwirden nr. 73, en later onder huisnummer 172 aan de Fok (adresboek 1922). Wanneer U dat nog eens goed wilt bekijken op een luchtfoto dan raden wij U aan ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’, foto nr. 7144 van KLM-Aerocarta uit c. 1931 nog eens te bekijken. In de fotokluis van het museum komt dit beeld tot U onder nr. 01585.
Niettemin begint op 18 mei 1934 de bouw door aannemer fa. R. Post en Zn en op 18 juni is de firma al zover, dat de eerste steen kan worden gelegd door Luut Goldhoorn, zoon van Wildrik Goldhoorn, directeur van het kantoor van de Gelderse Credietvereniging en financieel specialist namens de beoogde exploitanten de gebroeders T.B. (Tonnie) en H.C. (Herman) Hooghoudt. Deze twee mannen zijn de directeuren van N.V. Radiodistributie te Heerenveen, die de exploitatie van de theater-en bioscoopzaal ter hand zullen nemen. Op vrijdagavond 12 oktober van dat jaar is het zover dat het complex - het R.D.B.-theater (Rooms-katholieke Diocesane Bond) - kan worden geopend. De voorzitter van de Raad van Beheer, de heer W. Goldhoorn, spreekt een welkom, brengt hulde aan de exploitanten Hooghoudt en nodigt de heer J.J.G.S. Falkena, burgemeester van Heerenveen, uit de officiële opening te verrichten. Na de vertoning van lichtbeelden van de verschillende bouwfasen volgt een filmvertoning voor de genodigden, die bijzonder in de smaak valt. Het is dezelfde succes-en amusementsfilm ‘Fra Diavolo’ van de komieken Stan Laurel en Oliver Hardy, die ook de zaterdag erna wordt vertoond op het immens grote doek.
Twee opvallende gebeurtenissen vinden in diezelfde maand nog plaats, welke de regionale pers de moeite waard vindt om te vermelden. De 26e van die maand wordt - met tromgeroffel aangekondigd - het optreden van in de internationale theatergroep van Trudi Schoop met haar dansende ‘Komikerinnen’ van de Züricher Stadttheater. De 31e oktober heeft de Heerenveense Schouwburg de eer. Eén dag eerder nemen een dertigtal Heerenveense dames het initiatief tot het oprichten van een damessociëteit, welke van plan is geregeld in de foyer van de nieuwe schouwburg hun wekelijkse bijeenkomst te houden. Over hun doelstellingen wordt verder met geen woord gerept en in de daaropvolgende jaren komt de Hepkemakrant daarop ook nimmer meer terug. Nauwelijks anderhalfjaar later - op 30 april 1936 - kondigt de N.V. tot Exploitatie van het Schouwburggebouw de aanbesteding aan van de ‘bouw van een feestzaal op het terrein van de Schouwburg’. Zij hebben op 31 maart het gemeentelijke fiat gekregen. (Bouwverguuning 85-36). De gunning komt op naam van de laagste inschrijver J. Geertsma te Terwispel, die op 15 april 1936 de voorbereidingen kan gaan treffen voor een uitbreiding van fl.4824 - plus nog fl.150,- voor spouwmuren - op het perceel kad. Tjalleberd, sectie A., no. 7450. Het Nieuwsblad van het Noorden, die het bericht van de gunning overneemt, spreekt als enige over een ‘groote balzaal’. In deze bouwvergunning, voorbereid door opnieuw architect C.J. Wierda - wordt de naam van Egon Vernimmen genoemd als gebruiker.
Op 5 juli 1936 geeft een advertentie aan, dat ter gelegenheid van de atletiekwedstrijden op zondag 5 juli een ‘Groot Soirée-Dansante’ wordt gehouden in de ‘Feestzaal van de Nieuwe Schouwburg’, de eerste in een lange reeks van dansavonden, school-, buurt-en verenigingsfeesten, tentoonstellingen, etc. etc.In mei 1937 beëindigt Vernimmen zijn overeenkomst en op 15 december 1937 wordt Fokke Groen pachter. De belangrijkste verandering in de exploitatie vindt plaats tijdens de eerste bezettingsjaren. De radio-distributie vervalt aan het Rijk en de heren Hooghoudt komen voor de keuze te staan: Schouwburg of P.T.T. ? Het wordt de P.T.T. ! De brouwerij "d'Oranjeboom" neemt in 1942 de zaak over voor f 100.000,- . Vanaf dat moment wordt Fokke Groen pachter van het hele complex. Inmiddels is opgericht de "M.E.S." of Maatschappij tot Exploitatie van de Schouwburg, een maatschappij van zakenlieden uit Heerenveen.
Graag zouden we ook nog eens wat willen vertellen over de ‘Reichskommissar für die besetzten Niederländische Gebiete’ met zijn lange armen, de directie van H.J.R.Richie, de bedrijfsleider F. Brugge, de vordering van het gebouw door het Militair Gezag, de uitgaans gelegenheid voor de Canadezen, de danslessen van F. van der Zwaag, exploitanten Osinga en Bosma, het afscheid van de Schouwburg in november 1991.
Als de Schouwburg toch eens zijn memoires had kunnen schrijven .............. Gelukkig beschikt het museum Willem van Haren over een archiefdoos, die royaal gevuld is met allerlei aspecten van haar bestaan. Voor de foto, aanwezig in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren, is het handig als U bij een bezichtiging van het origineel het nummer 01927 paraat heeft.
2015, maart 22 - wibbo westerdijk - hip-backup
Arm-en Ziekenhuis
HIP-TIME MAGAZINE 113
Arm- en Ziekenhuis
Van de huidige inwoners van Heerenveen zullen er steeds minder zijn, die herinneringen hebben aan dit prominente gebouw met een formidabele voortuin. Uiteraard heeft het dit aanzien niet steeds gehad. De reden daarvoor is een simpele: het is begonnen als een gewoon laagbouwpand met zolderverdieping in 1848 en de eerste verdieping is er tussen gezet als een uitbreiding in 1907. De bestemming van de eerste zestig jaar van haar bestaan is geweest: het Hervormd Diaconie Armhuis van de kerkelijke gemeente Aengwirden. In geheel Aengwirden is tengevolge van de verveningen en de nadelige gevolgen daarvan in het midden van de 19e eeuw veel schrijnende armoede ontstaan. De diaconieën van de kerkelijke gemeenten moeten alle middelen aangrijpen om hun doelgroep een minimaal bestaan te garanderen. Naar het voorbeeld van de grote gemeente Schoterland wordt in augustus 1838 door een missive van de hand van de administrerend kerk-en Pastorievoogd van Aengwirden, D.G. Wijndels een plan voor een werk-of armhuis voorgelegd aan de grietenijraad van de burgerlijke gemeente Aengwirden. Zijn college is van mening, dat de hulpbehoevende toestand van de armen het beste kan worden aangepakt door het oprichten van een gesticht, waar hen werk kan worden verschaft. De voogden hebben daarvoor in de Oude Kerkstraat in Heerenveen een aantal pandjes op het oog, die al in hun bezit zijn. Om de kans van slagen te vergroten achten ze een combinatie van grietenijhuis voor vergaderingen, e.d. én werkhuis voor de armen een haalbare optie. Het financiële beheer van de pastoralia maakt het mogelijk samen met grietenijmiddelen voor een oplossing te zorgen.
Eind augustus komt men al tot de conclusie, dat het nut van de koppeling van een grietenijhuis met een arm-of werkhuis niet voldoende is aangetoond. Het voorstel wordt dus in beraad gehouden. De grietman krijgt de opdracht nadere inlichtingen in te winnen over het nut en de voordelen van een dergelijke koppeling. (AEN 26)
Vastgesteld kan worden dat dit voorstel van de Kerk-en Pastorievoogden van de Hervormde Gemeente van Aengwirden niet uit de lucht komt vallen. Bij vergaderingen met floreenplichtigen is in een vroeger stadium al de wenselijkheid te kennen gegeven een algemeen armhuis binnen deze grietenij te stichten. Met name in een vergadering van 24 november 1835 is er al eens over gesproken met de Staatsraad Gouverneur. Het verminderen van de armoede door geregeld werk te verschaffen ‘aan nog werkzame handen’ is het doel. (AEN 68) Meerdere redenen worden aangevoerd om grietenijhuis en armhuis met elkaar te verbinden. Zelfs wordt gesuggereerd een schoolvertrek in het plan op te nemen ‘om altans aan behoeftige kinderen’ te kunnen lesgeven. Bovendien zou dan met geringe kosten een doelmatige scheiding tussen de beide grietenijen worden bereikt. De gouverneur, die al jaren druk uitoefende voor een grietenijhuis van Aengwirden, voert die druk in 1837 op en dwingt het grietenijbestuur alzo contact op te nemen met de kerk-en pastorievoogden. Dat leidt dus tot het koppelingsvoorstel van 29 augustus 1938.
Zelfs na ettelijke bijeenkomsten van de verschillende partijen komen de vertegenwoordigers er niet uit in de periode 1838-1847. Dankzij de doortastendheid en geld van het Polderbestuur van het 4e en 5e Veendistrict komt er wel een grietenijhuis tot stand aan de Fok, waar grietenij en polderbestuur beiden gebruik van gaan maken. Dat speelt zich af in de periode 1841-1843.
Inmiddels blijven ook de besprekingen gaande voor de realisatie van een te stichten armhuis. De bestuurderen kijken daarbij niet op een jaartje, want pas op 16 maart 1847 staat op de agenda van de vergadering met de floreenplichtigen “daarstelling van een gesticht voor de armen der Hervormde Diaconieadministratie in Aengwirden". Met algemene stemmen wordt besloten tot realisatie van een diaconie-armhuis. De uitvoering wordt gedelegeerd aan Pastorievoogdij van Tjalleberd c.a., die beginnen met een voorlopige college van regenten met als opdracht het ontwerpen van een reglement. Als doel wordt geformuleerd: “het daarin zo veel mogelijk opnemen van de Diaconie Armen der hervormden van gezegde Grietenij" onder dagelijks toezicht en leiding van een vader en moeder. Het definitieve College van Regenten moet bestaan uit twee leden van het grietenijbestuur, twee voogden van de Pastorie van Tjalleberd c.a., twee leden van de kerkenraad van de Hervormde Gemeente Tjalleberd c.a. en een secretaris-boekhouder. Voorts worden vier regentessen benoemd, belast met het toezicht op de huishoudelijke en hygiënische aspecten van de bedrijfsvoering. Voor de funderingen van het te stichten armhuis wordt aangezocht aannemer Karel van Tongeren, wonend op de Fok, maar daarover ontstaat een geschil. Niettemin wordt vanaf 12 november 1848 het nieuw gebouwde gesticht aan de Pastorielaan te Heerenveen in gebruik genomen. Sindsdien is er door de regenten, regentessen, vader en moeder veel opgetekend over de gang van zaken in het armhuis. Deze stukken zijn geordend in een inventaris van de kerkelijke gemeente Tjalleberd c.a. en dan met name in het Gedeponeerde Archief van het Arm-en Verplegingshuis te Terband (Aengwirden). Het enige wat dus nog niet is tot stand gekomen, is een volledige geschiedschrijving van dit armhuis met alle aspecten van deze instelling. De burgerlijke gemeente heeft in haar archief uiteraard eveneens gezorgd voor een registratie van de bevolkingshuishouding, ook over die van het armhuis/verpleeghuis.
Een complete verandering ondergaat het armhuis vanaf 2 mei 1907. De pastorievoogden krijgen dan vergunning voor het verbouwen en vergroten van het diaconie-armhuis tot een inrichting voor armen-en ziekenverpleging. Het is het resultaat van jarenlang overleg nadat freule De Vos van Steenwijk in 1898 om gezondheidsredenen moest besluiten met haar particuliere ‘ziekenhuisje’ aan de Verlengde Dracht te stoppen. Het is de Heerenveense bevolking eerst niet gelukt haar initiatief over te nemen en dat kleine ziekenhuisje voort te zetten, ondanks de pogingen van een voorlopige commissie tot instandhouding van het ziekenhuis te Heerenveen én de inspanningen van de “Vereniging tot Ziekenverpleging”. Laatstgenoemde Vereniging laat zelfs statuten maken, vraagt subsidies aan van de rond Heerenveen liggende gemeenten, doch deze willen of kunnen niet voldoende steun bieden om de doelstellingen van de Vereniging tot uitvoering te brengen. Eind 1899 geven de Provinciale Staten na een uitvoerige discussie evenmin haar fiat en is het - voorlopig - einde verhaal.
Het is de hervormde predikant Ds. P.J.D. van Slooten geweest, die de pastorievoogden wist over te halen een ziekenverdieping van 30 bedden in te richten. Deze uitbreiding komt tot stand onder architectuur van aannemer K. R. Post. Op 2 maart 1908 wordt de opening met vertoon gevierd en op 3 maart komt de eerste patiënt. Dat jaar nog worden er 45 patiënten verpleegd. Uit de summiere berichtgeving uit die tijd is bekend, dat directrice wordt zuster M. de Boer, opgevolgd door zuster J.J. van der Merm. Chirurgen zijn vanaf het begin: dr. J. de Graaff, dr. G.H. de Kleyn en dr. van Schaik. Er was sprake van een moeizame exploitatie met een diepe crisis in 1911. Doch dan wordt opgericht een vereniging op ’algemene grondslag’, die gebouw en inventaris overneemt en een jaarlijkse subsidie krijgt van de pastorievoogden. De notariële stichtingsdatum van deze vereniging wordt 11 mei 1911.
In 1912 - met ingang van 15 april 1912 is zuster Telina Dijkstra benoemd tot directrice - zijn er 91 patiënten verpleegd met 2944 verpleegdagen. In het bestuur zitten: jhr. J.M. van Beyma (burgemeester van Aengwirden), J.H. Bekkering (accountant-administrateur), A.G. Gabriëls (hoofd roomse school), R. Nijk Hzn (onderwijzer), mw. T. Boschloo-Pothaar, mw. M. Verkouteren-Cramer, mw. M. Mebius-Groen, S.W. Taconis (confiseur) en Douwe van Dijk, secretaris-penningmeester.
De financiële commissie wordt bemand door mr. W.H. de Gréve, directeur van Mispelblom Beijer; A.J. Overdiep, directeur kassiers Terlet en Overdiep; H. Woldring, boekhandelaar; dr. C.E.Peters, arts; ds. S.D.A. Wartena, doopsgezind predikant, en Nicolaas Bakker, wolhandelaar en raadslid.
In 1916 is er reeds sprake van een noodzakelijke uitbreiding, welke uiteindelijk pas in 1929 wordt geëffectueerd met de nieuwbouw aan de Thialfweg. Het armhuis blijft als zodanig in gebruik, maar bij de Heerenveen-één samenvoeging wordt besloten dat Heerenveen te klein is voor twee armenhuizen. In 1934 gaat het diaconie-armhuis van Terband dicht en gaan de resterende bewoners over naar het - van origine Schoterlandse - Nieuw Friesburg.
Door deze veranderingen gaan de pastorievoogden zich herbezinnen en besluiten in 1937 tot de verhuur voor een periode van vijf jaar aan de gemeente Heerenveen. Deze bestemt het tot Centrale Werkplaats voor jeugdige werklozen, waar werkloze jongeren van 14 tot 24 jaar de gelegenheid wordt geboden hun op de ambachtsschool opgedane vakbekwaamheid op peil te houden. In het Nieuwsblad van Friesland en in Van der Schaar’s Advertentieblad lezen we met enige regelmaat berichten van de Centrale Werkplaats over projecten (aanleg speelplaats; verbetering zwembad, verloting producten); begeleiders (J. Woltman, A. Brouwer, F. Wierda, J. Hospes); vormingsaktiviteiten (toneel en cabaret).
In het oorlogsjaar 1942 sluit de Pastorie van Tjalleberd c.a. met het bestuur van de Vereniging “Ambachtsschool Heerenveen e.o.” een huurovereenkomst voor een jaar om in het gebouw lessen te kunnen geven. De duitse bezetters hebben dan namelijk aan de Burgemeester Falkenaweg een aantal lokalen gevorderd. In een ander gedeelte van het armhuis heeft boekbinder S. Sijtsema een ruimte gehuurd om zijn werk te kunnen voortzetten. Ook zekere H. Kluwer, die in het adresboek 1938 staat vermeld als betonwerker, huurde een flink deel van het gebouw voor langere tijd.
De grootste verandering wordt in gang gezet in mei 1945 als Tj. Smit, eigenaar-exploitant van de elektrische timmerfabriek “De Concurrent” te Rauwerd bij een bezoek in Heerenveen komt rondkijken naar een gebouw, dat geschikt is voor zijn timmerbedrijf. Hij wil zijn bedrijf, dat al bijna een kwart eeuw bestaat als ‘machinale houtbewerkingsbedrijf Smit en Douma’ graag verplaatsen van Rauwerd naar Heerenveen. Het voormalige ziekenhuis lijkt hem erg geschikt en hij neemt contact op met de directeur gemeentewerken Ir. D.S. Visser. Deze is het wel met hem eens, maar vertelt dat het gebouw eigendom is van de Pastorie van Tjalleberd. Smit neemt direct contact op met de voorzitter van de pastorij-administratie B.S. Woudstra, die hem adviseert een schriftelijk verzoek te richten aan het bestuur. Smit doet dat en vraagt naar de mogelijkheid van koop, maar als dat niet mogelijk blijkt wil hij graag huren voor langere tijd. Smit en het bestuur van de Pastorie-administratie komen voorlopig een contractduur van drie jaar overeen, maar in oktober 1945 komt Smit met het verzoek voor een langere periode, omdat hij nogal wat investeringen moet doen om het geschikt te maken. Hij zou graag minimaal 10 jaar huren en - zo mogelijk - bij verkoop het recht van eerste koop contractueel vastgelegd zien.
Het Kerkelijk Archief no. 1799 beschrijft de huurovereenkomst voor 10 jaar, uitgaande van een jaarlijkse huur van 1404 gulden (van 1 augustus 1946 tot 1 augustus 1955. Het gaat dan om het complex van kad. Tjalleberd, sectie A., no. 7863 (deels) met een grootte van 29 are en 45 centiare. Wel moet hij nog de padvindersgroep tijdelijk gedogen voor fl.2,50 per bijeenkomst op de zolderruimte. Bovendien blijft de operatiekamer en het westelijk daarvan liggende vertrek buiten de verhuur voor de vergaderingen van notabelen en pastorievoogden en hun archief. Ook is uitgesloten het terrein aan de zuidkant van het gebouw, waar een schuur staat die dient als bergplaats voor de pastoriegoederen. De serre, waar het glas al uit is, wordt eerst door de verhuurder nog afgebroken.
De firma heeft kennelijk zijn zinnen op de fabriek dermate ‘dwingend’ aan de pastorievoogden voorgelegd, dat deze besluiten de taxateur G.K. van der Veen uit Hardegarijp te verkoopwaarde van het voormalig ziekenhuis vast te stellen. Hij rapporteert op 26 september 1948. Het bestuur neemt het advies serieus en bij de akte van koopovereenkomst met de firma Smit en Wester komt het tot een transactie, waarbij A-8040 deels (groot 28 are 40 ca) op 18 december 1948 voor fl.18.000,- van eigenaar wisselt. (K.A. nr. 1801) Het lukt de heren Smit en Wester om een borg te vinden en een brandverzekering af te sluiten bij de ‘Woudsend’.
Aanvankelijk is de Firma Smit en Wester gevestigd op het adres: Pastorielaan 55, later na 1950 op de Pastorielaan 36 en na de volledige aanleg van de Zonnebloemstraat tot aan het ziekenhuis Tjongerschans in 1956/57 op de Pastorielaan 8. Dit alles als gevolg van rigoureuze vernummeringen. In een Nieuwsblad van Friesland van 30 december 1950 wordt de fa. Smit en Wester ook als timmerfabriek ‘De Concurrent’ betiteld, terwijl in 1962 de firma aan haar naam ook de letters ‘c.v.’ (commanditaire vennootschap) toevoegt.
Naast de vele advertenties om personeel vinden we soms ook berichten over de aktiviteiten, die zich afspelen in de fabriek. Zo meldt de Hepkemakrant van 8 mei 1950, dat de houten kramen (‘disjes’) op de Heerenveense zaterdagmarkt van het fabrikaat Smit en Wester zijn. De Friese Koerier krijgt er lucht van, dat het succesvolle jeugdzeilbootje van de Flitsklasse in Heerenveen als bouwpakketten worden vervaardigd en er zelfs drie worden afgeleverd, samen met een kant-en-klare Flits van de Firma R. Wester en Zonen van de Scheepswerf De Pôlle te Grouw, in het verre Amerika. (1959).
Overigens is er ook sprake geweest van tegenslag, waar ook de kranten een fijne neus voor blijken te hebben. Zo is de Leeuwarder Courant de berichtgever van de inbraak in de timmerfabriek via het dak en een raam in de nacht van donderdag 22 op vrijdag 23 november 1979. De geforceerde brandkast levert de dief drie honderd gulden op.
In de zomer van 1990 verruilt de meubelfabriek Poortinga haar werkplaats in Heerenveen-Zuid voor het karakteristieke pand van de firma Smit en Wester, die zijn bedrijf beëindigd aan de rijksweg Heerenveen-Wolvega. In juni 1993 breekt er in de lakkerij van Poortinga brand uit en wordt het gebouw deels verwoest. Aanvankelijk wordt ervan uitgegaan, dat de verzekering herbouw mogelijk maakt, maar daar komt het niet van. Poortinga wijkt uit naar Wolvega. In de nacht van 1 maart 1995 maakt een tweede brand aan het leegstaande oude ziekenhuis een definitief einde. Eigenaar is dan al enige tijd het bouwbedrijf Van der Werf uit St. Nicolaasga, die plannen klaar heeft om te renoveren maar wegens instortingsgevaar ook de muren moet laten slopen. Ter plaatse wordt tenslotte in 1997 door Van der Werf een complex van 16 luxe koopappartementen in vier lagen gebouwd en in de markt gezet door Makelaardij Hoekstra. In 1998 wordt het complex ‘Vijverburcht’ opgeleverd.
2015, augustus 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
Afbraak van voormalig Huis van Bewaring in 1973
HIP-TIME MAGAZINE 110
Afbraak van voormalig Huis van Bewaring in zomer 1973
Dit is een scan van een van de dia’s uit de collectie van H. van Dalfsen. Hendrik van Dalfsen, in de gemeentelijke organisatie van Heerenveen, tot 1996 hoofd van de afdeling Algemene en Burgerzaken, eerder ook Bestuurszaken genoemd, heeft naast zijn dienstbetrekking steeds als persoonlijke hobby gefotografeerd. Zijn interesse gaat dan meestal in de richting van foto’s met een documentaire toets. Gebouwen die vervangen worden, nieuwbouw van grote projecten als de aanleg van de tunnel naar de Greiden (1968), de bouw van het Gemeentekantoor (1975-’76) en het overdekken van Thialf IJsstadion (1986-’87), enz. In 2011 en 2012 brengt hij een behoorlijk aantal van zijn dia’s naar het museum Willem van Haren (sinds 12 mei 2015 omgedoopt tot ‘Heerenveen Museum’). Eéntje daarvan kiezen we nu voor deze aflevering vanwege het onderwerp, maar ook door de goede kwaliteit van de foto.
De achteringang van het buiten Crackstate geeft ten tijde van het maken van deze opname in de zomer van 1973 voldoende mogelijkheden om het resultaat van de afbraak van het voormalige Huis van Bewaring - en in haar laatste fase van gebruik als politiebureau - van dag tot dag te volgen. Het zal de fotograaf dan ook geen enkele moeite hebben gekost een gunstig tijdstip uit te zoeken. In januari van dat jaar geeft de Leeuwarder Courant een overtuigend beeld van de destructie van het vooral door oorlogsherinneringen berucht geworden ‘Oord van Verschrikking’. Het is ook daarom dat bij de keuze van een oorlogsmonument gebruik is gemaakt van afbraakresten van het voormalige Huis van Bewaring’, welke al een bestemming hadden gekregen in de plannen van Louis le Roy voor de bouw van de ecokathedraal in Mildam.*)zie ook aanvulling onder dit verhaal.
Op de foto is het terrein reeds volledig geslecht. De laatste resten van de afbraak liggen langs de K.R. Poststraat om te worden afgevoerd. Op het terrein staan nog een aantal paaltjes - vermoedelijk van het elektriciteitsbedrijf. Het zal niet lang meer duren of ze zijn onzichtbaar geworden door het overwoekerende onkruid. Op de voorgrond is nog goed zichtbaar een restant van een put of iets dergelijks op het voorplein van het voormalige Huis van Bewaring.
In het gemeentearchief van Heerenveen is één onderdeel van het dossier over het voormalige Huis van Bewaring over de periode 1945 tot 1973 (dossier 954-6): de afbraak. De directeur gemeentewerken nodigt op 27 januari 1972 twee bedrijven uit een prijsopgave voor de sloop te geven van het op dat ogenblik als politiebureau in gebruik zijnde gebouw met medegebruik van de gemeentereiniging en de plaatselijke brandweer. E. de Vries aan de Jousterweg calculeert het op 21.000 gulden, terwijl de firma A.J. Postma uit Leeuwarden met 38.000 gulden (en allebei exclusief BTW) aanzienlijk meer kosten inschat. In het pré-advies van het college aan de raad wordt op 20 maart veiligheidshalve uitgegaan van 28.500 gulden, excl. BTW. Eind oktober worden deze beide sloopbedrijven en tevens de gebroeders P. en J. Haarsma uit Harlingen uitgenodigd op basis van bepaalde beperkende voorwaarden definitief op de klus in te schrijven. De belangrijkste voorwaarde is dat de slopers 200.000 ongebikte gele stenen ‘om niet’ op het terrein zullen achterlaten. Die beperking brengt de drie sloopbedrijven tot de volgende inschrijvingen: Haarsma fl.20.000,-, excl. BTW; de Vries fl.29.000,- excl. BTW en de fa. Postma fl.42.550,- excl. BTW. Het resultaat is dat Haarsma de opdracht krijgt op 30 november 1972, terwijl hij op 30 mei 1973 de laatste kosten krijgt vergoed.
Het gebouw rechts op de foto met de witte band in het metselwerk is een gedeelte van de westmuur van de Openbare Leeszaal. Deze is op 9 juni 1965 in gebruik genomen en gebouwd door aannemer firma Tj. Smits te Sloten, Joure en Heerenveen voor fl.367.000. Bibliotheek-voorzitster mej. G. Spiele opent het met een redevoering en mr. L.B. van Ommen, hoofd van de Volwassenenontwikkeling roemt Heerenveen bij die gelegenheid. In totaal heeft de leeszaal twaalf jaar op deze locatie gezeten, want op 22 september 1977 wordt er opnieuw verhuisd en wel naar het Burgemeester Kuperusplein aan de zuidkant van de Koornbeursweg. In de verbouwde supermarkt van De Gruyter wordt de bibliotheek met kunstruimte ingericht en in de loop van vele jaren zijn er daar ter plaatse verbeteringen en uitbreidingen van de leeszaal en bibliotheek geweest. Momenteel kennen wij het sinds 1 januari 2013 als één van de 13 vestigingen van de Stichting Bibliotheken Mar en Fean met als werkgebied de gemeenten De Friese Meren, Heerenveen, Littenseradiel en Súdwest-Fryslân.
Het huis achter de vlaggenmast en links van de hoek van de leeszaal is gebouwd in het vierde kwartaal van 1937 en het eerste kwartaal van 1938. De bouwer is geweest de glashandelaar Lubbertus Balink, die in het adresboek 1938/1939 als adres op zijn correspondentie: “K.R. Poststraat 17” mag zetten. Per 14 april 1938 betrekt hij het pand, welke op de begane grond een oppervlakte heeft van 19 bij 9 meter, met ruimte voor gang en kantoor en een fors uitgevallen pakhuis.
De oorsprong van Balink Glas & Aluminium ligt in Heerenveen. Stichter Lubbertus Balink is op de A.B.S (Ambachtsschool) te Heerenveen opgeleid als schilder door de in februari 1914 op 35 jarige leeftijd overleden schildersleraar Sipke Johannes Geerts. Vanaf de oprichting in 1925 staat inmiddels de derde generatie Balink aan het roer van de onderneming. Het Nieuwsblad van Friesland van 24 maart 1925 bevat namelijk een advertentie van de ‘Heerenveensche Glas-en Verfhandel’ van L. Balink aan de Thialfweg. Met ‘Spiegel-, Venster-, Cathedraal Gefigureerd en alle andere soorten glas - Glas en Lood. Voor concurrerende prijzen en uitsluitend prima Belgisch fabrikaat is dit het adres’. Kort daarvoor blijkt Lubbertus Balink, die aanvankelijk op de gezinskaart van zijn ouders als ‘kantoorbediende’ en later als ‘reiziger’ te boek staat, op 23 februari 1925 weer uit Groningen naar Heerenveen te zijn teruggekomen. Hij maakt ernst met zijn plannen voor zijn eigen bedrijf, na bijna drie jaar uit Heerenveen te zijn weggeweest. Zodra dat is geregeld treedt hij in september 1926 in het gemeentehuis op de Fok in het huwelijk met Trientje Gerbers uit Groningen en vestigen zich - volgens de gezinskaart - op het adres Thialfweg 88, Heerenveen. Dat adres behoort in 1922 nog toe aan R. Post, oud-aannemer, die dit pand als burgerwoning in 1911 heeft laten bouwen aan de Thialfweg op het kadastrale perceel Tjalleberd A-6571. Aangezien er geen aanwijzingen zijn gevonden van een notariële koopovereenkomst tussen L. Balink en R. Post nemen we voorlopig even aan dat L. Balink, als glashandelaar, huurder is geweest van dat pand. Bij een hernummering van de woningen in 1934 wordt op zijn gezinskaart Thialfdwarsweg nr. 5 genoteerd. Het Straatnamenboek van de gemeente Heerenveen kent overigens deze naam niet terwijl de adresboeken van 1934 en 1936 - gebaseerd op gemeentelijke gegevens - deze straatnaam dus wel voeren. Op het moment, dat Lubbertus Balink op 14 april 1938 verhuist naar de K.R. Poststraat 17 wordt als vorig adres eveneens genoemd: Thialfdwarsweg 5. De straat loopt praktisch parallel aan de Fok, en ten westen van het in 1929 gebouwde ziekenhuis. (Zie ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht, 1931, nr. 7133) Later - zo rond 1953 - wordt deze straat doorgetrokken naar de Hepkemastraat en krijgt het de naam Van Helomalaan.
Graag gaan we nog even terug naar het huis van Balink op de hoek van de K.R. Poststraat en de Begoniastraat om U te attenderen op het huis met bakkerij vlak daarachter als nr. 2 aan de Begoniastraat. Op deze foto is dat pand - thans De Trend Kappers - uiteraard niet te zien, maar U weet dat op zaterdagochtend 14 april 1945 bakker Gerlof de Wolf, samen met zijn knecht Hendrik Kooij, er voor zorgde dat de deuren van de cellen van het Huis van Bewaring werden geopend. Hun alertheid op het vertrek van het beulsbewind van de Sicherheitsdienst - in het vertrouwen, dat deze niet terug zouden keren - maakte hen tot de eerste Heerenveense helden van bevrijdingsdag. Enkele uren later werd Heerenveen overrompeld door de bevrijders, de Canadezen !
2015, juni 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
Aanvulling door dhr. Peter Wouda:
De brokstukken van de muren van de gevangenis werden naar Mildam gebracht waar Louis Le Roy begonnen was met de bouw van zijn Ecokathedraal . "De stenen van de gevangenis hebben hier hun vrijheid gekregen" zei Le Roy altijd. Op de foto is te zien hoe de brokstukken inmiddels begroeid zijn.
Afbraak in het Kerkstraatgebied
HIP-time Magazine 81
Afbraak in het Kerkstraatgebied - Westmuur van de Vermaning
Met museumfotonr. 01885 komt de Heerenveense Vermaning op een zeer bijzondere en ongebruikelijke manier in beeld. Evenals trouwens het pakhuis ten zuiden daarvan, behorend bij het pand van Electro World Rinze Hofman aan de Lindegracht 47. Al meer dan 35 jaar inmiddels. Wanneer we de rooilijn van de achterkant van de Vermaning en het pakhuis verlengen tot de Lindegracht zien we op de kaartplattegrond van de kadastrale minuutkaart van 1832 al dat er op het perceel van die rooilijn tot de Vermaningsteeg twee panden hebben gestaan. Het meest westelijke pand is dan eigendom van Rinze Harkes de Vries, die als schipper en koopman bekendheid heeft gekregen. Van 1827 tot en met 1835 krijgt hij volgens de Kohieren van de Personele Omslag op dit adres zijn aanslagen bezorgd. Het blijkt vervolgens dat hij zijn pand heeft verkocht aan zijn oostelijke buurman Atze Halbes de Vrieze, die in 1829 voor het eerst in het door hem bewoonde en gebruikte pand staat aangegeven als winkelier. Het door hem aangekochte pand wordt vanaf 1836 verhuurd aan Jacob Hendriks van Loo, die er zijn kleermakerij gaat uitoefenen. Aan die situatie komt pas een einde als van Loo in 1852 verhuist naar de Vleesmarkt no. 3.
In de tussentijd heeft het perceel door meetwerkzaamheden van het kadaster een nieuw kadastraal nummer gekregen: kad. no. A-62 is vervangen door A-697. Door een zogenaamde ‘splitsing’, waarbij van de grootte van 1.60 are voor het huis en erf 1.25 are wordt vastgesteld en voor een nieuw gebouwd pakhuis 0.35 are, blijkt ook het kadastraal nummer te zijn gewijzigd. A-697 wordt vervolgens opgevolgd door twee nieuwe nummers A-952 (voor huis en erf) en A-953 (voor het pakhuis). Dit speelt zich af in het kadastrale dienstjaar 1857. Tien jaar later verkoopt Atze Halbes de Vrieze c.s. dit bezit via notaris A.R. van Voorst aan twee nieuwe eigenaars, te weten: A-952 aan Sjouke Jelles Koopmans te Oldeboorn, en A-953 (het pakhuis) aan Janna Hessel. Laatstgenoemde is een dochter van de boekhandelaar Franciscus Hessel en zij trouwt met Ghiel Cornelis de Vrieze, zoon van Atze Halbes de Vrieze, tabaksfabrikant te Heerenveen, en Neeltje van Giffen.
Nu valt er een dubbeltje ..... want ooit lazen we in de Leeuwarder Courant van 7 december 1838 een bericht, waarin drie Heerenveense fabrikanten hun ‘geëerde begunstigers’ laten weten, dat hun tabak met 10 cent per Nederlands Pond is verhoogd. Eén van deze drie is de Halbe de Vrieze, vader van Atze. Of het de oude Halbe of de jonge Atze de Vrieze is geweest of misschien wel hun opvolger door koop in 1859 Koenraad Hovens Gréve hebben we niet kunnen achterhalen, maar één van hen heeft de tabaksfabriek (of eigenlijk de tabakskerverij) de toepasselijke naam “De Javaan” gegeven. Overigens is het niet alleen een tabaksfabriek, maar ook koffiebranderij, groot-en kleinhandel in koloniale waren en gedistilleerd. Op zoek naar die overdrachtsacte van de familie de Vrieze aan Koenraad Hovens Greve laten alle Friese notarissen ons in de steek. Wel blijkt de sleutelfiguur in dit verhaal de zoon (en vermoedelijk beoogd opvolger) van Atze de Vrieze te zijn. Ghiel Cornelis (Atzes) de Vrieze gaat op 22 jarige leeftijd een huwelijksverbintenis aan met Janna Hessel op 17 december 1856. Zij is dan in de leeftijd van de ‘jongejuffer’ en 31 jaar oud. Zeer onverwacht overlijdt Ghiel Atzes de Vrieze al na een half jaar op 7 juni 1857 op 23 jarige leeftijd en in het huis met no. 43 (Dat is het hoekhuis van Lindegracht met Vermaningsteeg). Op 6 februari 1858 komt notaris G. Boschloo in aktie om een ‘scheiding van onroerend goed te regelen’. De details daarvan zullen wel in Leeuwarder dossiers zijn terug te vinden, maar het repertoire over dit feit is kort en zakelijk. Halbe de Vrieze (grootvader) krijgt een huis en pakhuis en Janna Hessel, weduwe van Ghiel, en haar minderjarige dochter krijgen ook een huis en pakhuis. Dochter ? Inderdaad ! Posthuum wordt op 23 oktober 1857 geboren Gisela Cornelia de Vrieze. Dan blijkt op 3 augustus 1859 Janna Hessel - inmiddels 34 jaar - een huwelijk aan te gaan met Koenraad Hovens Gréve, 26 jarige jongeman, geboortig van Steenwijk en zoon van een doopsgezinde predikant. Deze gebeurtenis is de reden, dat er geen koopoverdracht van Janna Hessel, wed. de Vrieze aan Hovens Gréve nodig is geweest. Hij stapt in een gespreid bedje.
Duidelijkheid verschaft voor de helft van de scheiding een verkoopadvertentie van notaris A.R. van Voorst in de Leeuwarder Courant van 14 juni 1867. De koopmanshuizinge en tabakskerverij aan de Lindegracht 42 met kadastraal nummer A-952 en een grootte van 1.25 are wordt door de mede-eigenaar A(tze) de Vrieze bewoond. Dat is dus de westelijke van de twee panden. Conclusie moet dan zijn dat Koenraad en Janna wonen op nr. 43 op de hoek van de Vermaningsteeg.
Vreemd in onze ogen is het te moeten lezen in een akte van notaris Arjen Binnerts, dat pas op 3 maart 1868 de ‘scheiding der huwelijkse goederengemeenschap’ van Janna Hessel en wijlen haar eerste man Giel Cornelis de Vrieze plaatsvindt.
Koenraad Hovens Gréve en zijn echtgenote hebben kennelijk een fijne neus voor de specialiteiten in hun branche, want ze zijn als dealer voor bijzondere, soms exotische producten terug te vinden in krantenadvertenties. Levertraan bereid op de Lofodinische Eilanden (1870), Zwitsersch Kindermeel (1876), Peru Guano (vogelmest, 1884), Saksisch Bergzout (1886), Drop uit de blikken trommel (1887), Thomson’s Maizena Pudding (1888), etc. Hun pakhuis is in juni 1895 het podium van een vervelend ongeval. De bejaarde knecht Steven Brandsma (71) valt van de trap en wordt er uitgedragen met inwendig letsel, o.a. twee gebroken ribben. Wat te denken van een berichtje in het Nieuw Advertentieblad van 3 maart 1894, waarin K. Hovens Gréve laat weten dat de bestellingen door tussenkomst van Halbe de Vrieze niet meer worden aangenomen. Klein menselijk drama? Verstoorde familieverhoudingen? Burenruzie?
Tijden veranderen! In 1882 krijgt Koenraad Hovens Greve een hinderwetvergunning (onder voorwaarden) voor een eest (verwarmde droogvloer) in de tabakskerverij in de kadastrale percelen Heerenveen, sectie A-1529 en A-1530 aan de Vermaningsteeg te Heerenveen. Beide percelen heeft hij gekocht van de doopsgezinde gemeente en direct na aankoop samengevoegd. Bij de opkomst van de sociaal democratie laat Hovens Gréve op 15 augustus 1896 weten zijn winkel in kruidenierswaren zondags na 1 uur te sluiten, maar de sigarenzaak blijft wel open. Wat betreft de zakelijke leiding moeten we aannemen, dat zoon Franciscus Hovens Gréve als 26 jarige koopman onderdeel gaat uitmaken van de ‘directie’ van de firma. Hij is op 26 juli 1888 getrouwd met Ida Klazina Wierda, dochter van de bekende administrateur Klaas Willems Wierda van de Fok.
Uiteraard gaan ze eerst wonen aan de Lindegracht. Uit die periode hebben twee knapen van de familie Comello - 4 en 7 jaar oud - uit de Vermaningsteeg hun leven te danken aan het doortastend ingrijpen van Franciscus. Beide jongens zitten de hengelen bij de sluis als de jongste er plotseling in valt. De oudste bedenkt zich niet en springt hem na om hem te helpen. Dat lukt niet en door het gekrijs alarmeren zij de heer Hovens Gréve, die beide drenkelingen voor een verdrinkingsdood kan behoeden. Dit speelt zich af op 4 juni 1901.
Eigenlijk staat Franciscus dan nog maar kort alleen aan het roer van het bedrijf. Vader Koenraad is gestorven op 13 april 1898 op 65 jarige leeftijd en moeder Janna is op 4 februari 1899 overleden op 73 jarige leeftijd.
Zakelijk gaat het Franciscus Hovens Gréve voor de wind, zelfs zo dat hij besluit aan de Zandweg naar Oranjewoud een woning te bouwen. Op 21 november 1910 krijgt hij de vergunning 376 van Schoterland. Op de bouwtekening wordt overigens gesproken van een ‘landhuisje’, die na de bouw de naam ‘Zonnehof’ heeft gekregen.
Wanneer Hovens Gréve op 14 april 1913 een bezoek brengt aan notaris Verkouteren doet hij dat in het gezelschap van Willem IJbe Wierda. Deze wil het koopmanshuis met erf en tabaksfabriek “De Javaan” wel kopen voor fl.1520,- per jaar als lijfrentebedrag op het leven van Franciscus en zijn vrouw. Willem IJbe is de zoon van Jannes Wierda en dus tantezegger van Ida Klazina Wierda.
Onder de directie van W.IJ. Wierda blijft het bedrijf zich bedienen van de naam ‘Firma Hovens Gréve’ en blijft een degelijke kruidenierswinkel met iets extra’s. In 1918 zorgt de verkoop van huishoudzeep voor een dermate grote toeloop, dat ‘s middags 5 juli een ruit wordt ingedrukt. Vermoedelijk heeft die drukte te maken gehad met de strenge distributie die in de eerste wereldoorlog van toepassing is geweest. Dat ook de 2e Wereldoorlog niet het beste in de mens naar boven brengt, is een open deur. Een tweetal jeugdige inbrekers worden op 17 december 1943 voor de rechtbank veroordeeld voor enkele inbraken, o.a. in het pakhuis van de firma Hovens Gréve waar ze een pakje koffie hebben buitgemaakt. De officier eist voor een viertal inbraken in totaal 6 maanden gevangenisstraf.
Als de oorlog voorbij is leest in Enschedé Leo J. Nieuwe Weme in een advertentie in het Kruideniersblad, dat in Heerenveen een koloniale warenzaak te huur wordt aangeboden. Te huur met recht van eerste koop. G.K. Wierda, die de wijn-en gedistilleerdwinkel al heeft overgebracht naar de Dracht, is de verhuurder. Nieuwe Weme gaat akkoord met de overeenkomst en opent op 4 februari 1946 de nog steeds ‘Hovens Gréve’ genoemd kruidenierswinkel met op de ruiten ‘Nieuwe Weme’. Zijn ideeën over de winkelformule blijken een iets andere richting te gaan. Van een elitaire bezorgwinkel wil Nieuwe Weme kiezen voor de zelfbedieningsformule. In 1957 is het eindelijk zover en wordt hij de tweede zelfbedieningszaak in Heerenveen. Zijlstra aan de Vleesmarkt is hem daarin voorgegaan. Krantenlezers en bewoners die de tweede helft van de vorige eeuw hebben meegemaakt, weten hoe het de N.V. Nieuwe Weme is vergaan.
Bijna vergeten we dat het pakhuis nog een 6 à 7 jaren bezit is geweest van Vreelings meubilering, die door een strakke architecturale verbouwing van het oude pand van de begane grond en de drie bovenliggende verdiepingen tot keurige toonzalen zijn getransformeerd. In juli 1958 wordt bijna 300 m2 toonzaal aan de te weinig mogelijkheden biedende zaak aan de Lindegracht 51 toegevoegd.
Terug naar de foto, waar de Doopsgezinde Vermaning wel erg prominent in beeld is gekomen. Van de schuilkerkerfenis uit de 17e en 18e eeuw is weinig meer te merken. Het tolerante Heerenveen heeft de Vlaamse en Waterlandse richtingen beide aanvankelijk apart onderdak verschaft, maar beseft heel goed dat het onvermijdelijke samengaan in 1741 de beste oplossing is geweest. Met het in gebruiknemen van het huidige ‘Vermaanhuis’ op 1 januari 1763, na de eerste steenlegging op 7 juni 1762 door de bijna 3 jaar oude Grietje (Fokkes) Bienema, komt een sober ingerichte kerk tot stand, afgezien van de kapbank van de familie Bienema en de fraai gedecoreerde wapenstenen aan de steeggerichte deurkant. Nog zonder alle aan en uitbouwen uit latere eeuwen. De westelijke muur op de foto tegenover de toegangsdeur blijkt - uit de geschiedschrijving van Douwe Miedema - de plaats te zijn geweest waar de preekstoel heeft gezeten.
Tja ... en dan valt deze foto ook in de categorie ‘documentaire fotografie’ met als onderwerp ‘Kaalslag van de zeventiger jaren’. De deplorabele restanten van het huis met Kerkstraat nr. 30 en vermoedelijk ook nr. 28. Op de woningkaart van beide panden staat “afgebroken volgens GW 5-1-1972”, waarbij GW moet worden vertaald als ‘Gemeentewerken’. De rooilijn, waar we eerder over spraken, situeert nr. 30 aan de westkant van die lijn en dus nr. 28 nog verder westwaarts. De voorlaatste bewoners van Kerkstraat 30 blijken de heer en mevrouw Fokke Joustra, die op 11 maart 1964 een pas gebouwde flat gaan bewonen aan de Coehoorn van Scheltingaweg. Fokke Joustra is meesterknecht geweest bij de veer-en kapokfabriek (Borkent) en komt al voor op dit adres in het adresboekje van 1934. Dan woont hij er al enkele jaren. Joustra heeft in de Heerenveense dorpsgemeenschap een goede naam opgebouwd door zijn passie voor de muziek in één van de Heerenveense korpsen. Johannes de Jong en zijn vrouw Akke Hoekstra, die eerder tien jaar ingeschreven hebben gestaan op nr. 28, hebben er vervolgens gewoond. De heer de Jong overlijdt er in maart 1966 en zijn weduwe vertrekt door de voorgenomen afbraak al op 3 mei 1971.
Kort na de verhuizing van de heer en mevrouw de Jong uit huisnr. 28 vestigt zich daar Sjouke de Vries per 15 mei 1964. Hij heeft kennelijk de beschikking over beide delen van de voormalige Spaar-en Voorschotbank, want hij biedt in de loop van de bijna zeven jaren dat hij er gebruik van maakt tijdelijk onderdak aan 42 verschillende personen. In de taal van die jaren zal zijn gesproken over een ‘sociaal’ pension, waar o.a. veel mannelijke Marokkaanse immigranten hun eerste onderdak vinden.
Bemoedigend is het dat het ‘groene element’ in de vorm van wat boompjes achter of tussen de vroegere bebouwing zich heeft kunnen handhaven. Wanneer je nu de steeg of achtertoegang ten westen van nr. 42 inkijkt, zie je op die locatie tenminste groter gegroeide bomen. En het kwalijke uitzicht op beschadigde muren is tenminste gerepareerd.
2014, april 20 - wibbo westerdijk - hip-backup
Achter de Kerk vòòr 1929
HIP-TIME MAGAZINE 48
Achter de Kerk vòòr 1929
Deze straat doet een gooi naar de titel ‘Straat in twee gemeenten met de meeste, verschillende namen’: Nieuwe Kerkstraat - Paul Krugerstraat - Rijksstraatweg - Straatweg - Achter de Kerk, in haar verloop van west naar oost. De trambaan is nog in gebruik en dat betekent een prentbriefkaart van vóór 1929. Uiteraard is er geen enkel teken van de grensscheiding tussen Aengwirden (links) en Schoterland (rechts) in fysieke zin waar te nemen, maar die grens maakt deze straat juist zo bijzonder.Van deze ansichtkaart is in het museum Willem van Haren een exemplaar als uitgave door “J.P.H.” en een poststempel van 1930.
Eerst de achtergrond van deze kaart met de opvallende telefoonmast. Deze kolossale ‘opstijgpaal” wordt opgericht voor de mogelijkheden van aansluiting door particulieren aan het plaatselijke telefoonnet. (Voor een foto van dat gebeuren zie ‘Een wandeling door Oud-Heerenveen’, blz. 48.) Op 23 augustus 1905 bericht de krant dat met de werkzaamheden wordt begonnen en op 28 september van datzelfde jaar zijn de 29 belanghebbende aangesloten en wordt het telefoonnet opengesteld. Voor 2.5 cent kan men een plaatselijk gesprek voeren. Op de Koemarkt is dat de poelier-verenfabrikant Barre Hanzes Snijder met tel. nr. 6. In de krant van 15 mei 1907 wordt melding gemaakt van het inslaan van de bliksem bij de centraalpaal tijdens een hevig onweer, zodat de kassiers Boschloo & Pothaar op de Fok met een gebroken leiding komen te zitten.
Het meest interessante deel van de foto - afgezien van de eerder vermelde telefoonpaal en het nog niet genoemde kerkgebouw - ligt langs de noordzijde van de straat. Deze nummert in zijn volle lengte in de gemeente Aengwirden, terwijl de zuidzijde van de straat dat in de gemeente Schoterland doet. Na 1934 betekent het dat de noordzijde de even nummers vertegenwoordigt van Achter de Kerk en de zuidzijde de oneven nummers.
Het begint met een stukje van de entrée van het prachtige zakenpand van de Gebr. Mispelblom Beijer met op een verdiepingsscheiding de firmanaam. Het imposante gietijzeren fietsenrek wordt door een klant grotelijks genegeerd, ten behoeve van het tuinhek van de familie J.H. Bekkering. De heer Bekkering blijkt boekhouder en wordt procuratiehouder van het kassiersbedrijf van de Gebrs. Mispelblom Beijer.
Het pand aansluitend aan het hoge twee verdiepingengebouw met zolderverdieping is later het pand van de Brandverzekering (nr. 8) van K.J. de Jong, kantoorhouder Verzekerings Maatschappij OTOS (per 1983), eerder in gebruik bij Jan Hoekstra (1962-1981) en Roelof Braad (1951-1962), nog eerder slagerij van Bartholomeus Schurer (1937-1951), daarvoor slagerij A.J. Bosscha (c. 1910-1937) en nog eerder Andries de Jong (1892-c. 1910)
Het huis ten oosten van het lage huisje met die prachtige uitgebouwde dakkapel is in 1913 nog op een foto te zien met een tuitgevel. Later is deze sterk versimpeld en zijn het de kapsalons B. de Vries, eerder de zaak van fotograaf de Jong en I.R. Mulder. (nr. 10) Oostelijk daarvan is dat het in latere jaren bekende loodgietersbedrijf van Henk Bosma (nr. 12 -14). Daarna komt het complex van Smit fietsenhandel (18-20-22). Zie fotonummer 338.
De geknotte boom als inmiddels bladloze naherfstoverlever met de voeten volledig omgeven door steen staat voor het pand met de fraaie naam ‘De Stad Parijs’, een bazar. Ooit heeft er een rijtje van minstens drie bomen gestaan langs de gevel van dit pand. Evenwel, de uit de rails lopende vroegtram heeft op 15 februari 1900 volgens het Nieuw Advertentieblad een zwaar ijzeren hek gebroken en de boom op de hoek omver gereden. Het kwam tot stilstand tegen de gevel met als extra schade gebroken ruiten en een scheur in de muur.
In een advertentie in het adresboek van 1922 is Grietje Scheenstra, wonend in dat hoekpand, iets royaler met de inhoudelijke omschrijving van haar nering: “Porselein, Kristal, Arnhemsch Fayance-en Goudsch Aardewerk, Huishoudelijke Artikelen en Galanteriën”. Zij heeft zich als exploitante op 20 juli 1912 in het pand gevestigd en heeft vanaf 1916 in ieder geval de assistentie van Jantje van den Bosch. De beide dames worden in de hoofdelijke omslag aangeslagen op het huisnummer 82, welke in 1921 wordt hernummerd tot nr. 182. Rond die tijd koopt Pieter Thomas Potma, koopman uit Sneek het pand van 91 centiare van Oene Harmens Wagenaar. De woningkaart geeft ons niet alleen de informatie, dat opvolger Sijberen Dirk Potma van Oude Koemarkt 1 emigreert naar Canada in september 1953, maar verschaft ons ook de opvolgende exploitanten. Coenraad J. Roos, vertegenwoordiger, zit er van november 1953 tot februari 1957, en Hessel Baarda, manufacturier, staat vervolgens tot november 1968 als bewoner/gebruiker geregistreerd.
Na de exploitatie als Chinees-Indisch restaurant “Hong Kong” (1972-1983) is het nu café De Blauwe Kater. Deze is er in ieder geval al sinds het jaar 2002 als Menno & Eva een proost uitbrengen op een ieder die positief gebruik maken van het ‘membership’. Zelfs in 2000 staat het al in krantenberichten vermeld.
Fraai is de hoek van de kerk rechts allerminst, strak en streng het ijzeren hek met de punten en bepaald niet uitnodigend om het terrein te betreden. Zelfs is op deze foto weinig majestueus aan dit van oorsprong oude gebouw (1637) te ontdekken. De achtergevel van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek “Frieslands Zuid-Oosthoek” is evenmin van een hoge belevingswaarde. Op de bovenverdieping moet een meer uitnodigende sfeer hebben gehangen met als directrice mej. H.J. van Dijk, 1e Assistente mej. M.J. van der Laan en 2e Assistente mej. H. van Dam. Op werkdagen is de leeszaal ‘s ochtends van 10 - 12 uur en ‘s namiddags van 3 - 10 uur geopend, terwijl er alleen ‘s namiddags uitgeleend kan worden. Velen hebben herinneringen aan de smalle steile trap en aan het luik van de uitleen.
Nee, dan de twee panden op de Oude Koemarkt. Rechts van de ‘opstijgpaal’ Foppe M. Boonstra, handelaar in gedestilleerd en horloger, Oude Koemarkt 4, die op 8 november 1917 de klokken-en horlogewinkel heeft overgenomen van de befaamde Auke Willems Zanstra. In de eerste jaren kan het Heerenveense publiek er ook terecht voor sigaretten en drank. Als één van de eerste zakenlieden begint Boonstra met het aanmeten van brilleglazen van de juiste sterkte. De allitererende slogan ‘Boonstra’s Beste Brillen’ is reclametechnisch een gouden vondst geweest en gonst jarenlang in het Heerenveense optische wereldje rond.
Het pand van Hendrik Vos, links van de paal, is eind twintiger jaren nog immer een goudsmidszaak, maar wel heeft Vos een deel van de zaak verhuurd aan kleermaker H. Drijfhout, over wiens zakelijk wedervaren nauwelijks iets bekend is. Als Hendrik Vos zijn bedrijf beeindigt verkoopt hij het in 1934 aan chirurg Max Jacques Roeper, joods plaatsgenoot, die in mei 1941 met vrouw en zoontje verhuist naar Groningen. Een voormalige verpleegster van het noodziekenhuis in Heerenveen noemt hem een integer mens en een bekwaam chirurg. Door toedoen van een oud-patiënt-NSB’er wordt hij in 1943 geïnterneerd, op transport gezet naar kamp Vught en vandaar gedeporteerd naar Auschwitz. Op 18 januari 1945 wordt hij daar om het leven gebracht.
2013, maart 10 - wibbo westerdijk - hip-backup
Achter de Kerk en Oude Koemarkt 1976
HIP-TIME MAGAZINE 41
Achter de Kerk en Oude Koemarkt 1976
Metamorfose ! Gedaanteverwisseling ! Begrippen die volledig van toepassing zijn op dit kleine stukje Heerenveen van Achter de Kerk - Oude Koemarkt. Zowel qua infrastructuur, uiterlijk aanzien als bedrijfsvoering razen de stormen ook in dit kenmerkende deel van de plaats. Museumfoto nr. 0276 met een formaat van 14 bij 10 cm van een vooralsnog onbekende fotograaf dateert van 24 juli 1976. De rust is een zaterdagochtendrust bij zomerse schaduwen met als gevolg de letterlijke toepassing van ‘De Blauwe Luifel’ voor de rijwiel-en brommerhandel of zo u wilt het tweewielermagazijn van de firma Smit. De woningkaarten melden, dat de huisnummers 18, 20 en 22 overgaan van de familie Wagenaar naar Jacob Smit. Blijkt nr. 18 van 1937 tot 1950 regelmatig nieuwe bewoners te huisvesten, van Achter de Kerk 20 (beneden) weten we dat de weduwe Oene Harmens Wagenaar daar is overleden op 11 maart 1948 en dat Jacob Smit zich daar al heeft gevestigd op 1 juni 1948. Op nr. 20 boven heeft pianolerares Jacomina Joustra jarenlang gewoond (1936-1955) alvorens te verhuizen naar Kerkstraat 17. Het diepe pand nr. 22 is dus geheel gericht op de verkoop en reparatie van fietsen en bromfietsen en hun onderdelen. De aanwezigheid van de metalen krachtstroomkast voor het pand heeft natuurlijk te maken met de bedrijfsvoering, want voor kermisdoeleinden wordt deze straat - in tegenstelling tot begin 19e eeuw - al lang niet meer gebruikt. Mar ..... tiden hawwe tiden ! Met de huidige voetbal-, schaats-, culturele en horecafeesten kan het zomaar weer nodig zijn.
Enfin ... door verandering van locatie van de firma Smit kwam de zaak leeg te staan tot Eetcafé De Buurman zich met haar nieuwe horeca-formule in 1997 over de panden heeft ontfermd en er thans een ‘groene luifel’ als gevelbedekking hangt. De ‘Skol’-reclame van 1976 is vervangen door de ‘Grolsch’ van heden.
Van de panden 16, 14 en 12 valt door het camerastandpunt en het ‘strijkzicht’ eigenlijk geen enkele detail waar te nemen, tenzij we met het uithangbord ‘De Vries kapsalons’ volledig op het verkeerde been worden gezet. Immers, de woningkaarten geven aan dat de nummers 12 en 14 sinds 1950 ‘in verenigd gebruik’ zijn bij IJme Clement Postmus, smid, en na diens dood en het vertrek van zijn weduwe eveneens sinds 1970 bij Hendrik Bosma, loodgietersbedrijf, hier tot 1980. Nummer 16 is de smederij van IJme Clement Postmus geweest, welke achter de panden heeft gelegen. De woningkaart zegt daarover ‘bestaat niet meer’ zonder in details te treden over een jaartal. Niettemin wordt in de huisvestingsgegevens het nummer 10 heel lang toegekend aan winkelier Ids Reinders Mulder, wiens weduwe het in augustus 1938 overdoet aan kapper Jan Hendriks Knobbe, afkomstig uit Veendam. Deze werkt er gedurende 23 jaar onafgebroken aan de haardossen van zijn cliënten. Op 1 augustus 1961 neemt Berend de Vries, eerder kapper in Jubbega, de salon over en sindsdien zit het bordje aan de gevel. De dameskapsalon zit op de benedenverdieping, waarvoor Klaas Jan de Jong als 1e dameskapper zelfs Terschelling* verlaat. Hij krijgt in de loop der jaren o.a. assistentie van de dochters Wimmie en Rigtje, dochters van Berend de Vries. Deze doet zelf de Herensalon boven en verzekert zich op oudjaarsdag 1968 van de coiffeurskwaliteiten van Harm Hijlkema, die 1e herenkapper wordt na het afronden van diverse knipopleidingen. In 1972 verhuist de herensalon naar een klein stukje nieuwbouw beneden achter de damessalon.
Klaas Jan de Jong (dames) en Harm Hijlkema (heren) popelen om meer verantwoordelijkheid te te krijgen en nemen de zaak over in juli 1977. De officiële heropening vindt plaats op 4 augustus, maar nog wel onder de naam “De Vries” met een gentlemens agreement tussen beide exploitanten: ... niet aan elkaars klanten komen...! Die datum staat in beider geheugen gegrift, omdat twee dagen later het echtpaar de Vries bij Drachten een ernstig auto-ongeluk meemaakt. Zij overleeft de botsing niet en hun huurbaas Berend de Vries wordt zwaar gewond naar Groningen vervoerd.
In 1978 trekken twee advertenties in de Leeuwarder krant de aandacht. Op 5 januari 1978 lezen we “Kapsalon de Vries, eig. K.J. de Jong” en op 9 december 1978 stelt deze een ‘Kerstkapsel’ in het vooruitzicht. We mogen aannemen, dat beide advertenties op de damescliëntèle gericht zijn geweest. Enkele jaren later gaat hij wonen naast de zaak in het pand no. 8, waar eerder het verzekeringskantoor van ‘Woudsend’-Verzekeringen is geweest. De woningkaart meldt ook als gebruiker ‘Verzekeringsmaatschappij OTOS’. Na verbouw tot woning is de Jong dan sinds 29 september 1983 de bewoner.
Hijlkema dient zijn 10 jarig huurcontract uit onder de naam ‘Herenkapsalon de Vries’, officieel tot 1 augustus 1987, maar hij vestigt zich al per 1 februari 1987 aan de Koningin Julianaweg 27 in Heerenveen-Zuid (Oranjewoud). Klaas J. de Jong blijft de damessalon exploiteren tot de verkoop van het pand aan horecaman Eddy Westra. In 2009 is namelijk restaurant Pépé & Coco B.V. in Heerenveen gestart onder het motto ‘Eten en drinken’. Thans in 2012 geven eigenaar-sommelier Eldad Lasker met als chef Eddy Westra subtiel vorm aan een ‘nieuwe’ eetcultuur.
Aan de rechterkant van de straat is in 1976 het voormalige pand van de leeszaal (1918-1965), officieel “De Openbare Leeszaal en Bibliotheek 'Frieslands Zuid-Oosthoek” in gebruik bij de Stichting Oudheidkamer Heerenveen. Overigens pas vlak voor de afbraak in 1967 van het gemeentehuis van Aengwirden aan de Fok, waarin de Oudheidkamer was ondergebracht sinds 1951. Bijzonder valt op dat er in de noordelijke zijmuur twee deuren blijken te zijn gesitueerd. Na een lange periode van wisselgebruik, nadat de Oudheidkamer er in 1981 uit verdwijnt, en in de nieuwe gedaante van Museum Willem van Haren naar het Haringspad gaat, ontfermt Boonstra Optiek zich over de benedenverdieping. Onder directie van Gerhard en Marijke Heino gaat hun optiekzaak van de Oude Koemarkt naar dit pand. Alle acht door hen gebruikte ramen krijgen klassieke markiezen met naamreclame.
Tenslotte op de achtergrond drie panden met alledrie ook een lange geschiedenis. We bekijken ze wat nauwkeuriger van rechts naar links. Het beste is ze te behandelen met de huidige terminologie. De gordijnen van het raam beneden geven ons de naam ‘Café Bak’, welke is ontstaan (vermoedelijk) in de jaren zestig van de vorige eeuw als de exploitatie nog in handen is van caféhouder Reinder van der Wal op Oude Koemarkt 2. Uit de verhalen van oud-scholieren van het Nassau-College komt het café naar voren als een soort ‘sociëteit’ van de oudere jaars op zoek naar zelfstandigheid, waarbij een pilsje en een stickie tot de instrumenten behoren. Hartstikke gezellig, dus ! Dieper duikend in de geschiedenis van het pand schijnt de eerste drankwetvergunning omstreeks 1837 zijn intrede te hebben gedaan in combinatie met de barbiersaktiviteiten van Jan Reinders van der Wal (1813-1855). Een journalist van het Gemeenteblad voor Heerenveen (een bijblad van het Nieuwsblad van Friesland) van 16 november 1938 vertelt daarvan aan de hand van de herinneringen van de uit Amerika teruggekomen 90 jarige mevr. Johanna Balink-van der Wal.
Het huidige aanzien kreeg het pand in 1900 (het kadaster spreekt in dienstjaar 1901 namelijk van ‘herbouw’). Van de oude situatie staat in het fotoboekje ‘Een wandeling door Oud-Heerenveen’ op bladzijde 46 een zeer duidelijke foto met een gewoon ‘tuitgeveltje’.
Niet alleen het café ondergaat in het begin van de 20e eeuw een metamorfose, ook het middelste pand op de foto met op de gevel ‘Boonstra’, en tegenwoordig het Ristorante Pizzeria Paolo, Oude Koemarkt 4. De enorme luifel ontneemt helaas volledig het zicht op de benedengevel, terwijl boven de 1e verdieping in de dakkapel nog de aktiviteiten van de firma A.W. Zanstra herinneren aan een ambachtelijke horloge-en klokkenmakerij. De toekenning van het nieuwe kadastrale nummer A-2291 voor dit pand ging gepaard met een hermeting en tevens met een verhoging van het pand in het dienstjaar 1899. Daarbij refereren we opnieuw aan de zojuist genoemde foto.
Het derde pand is nog maar net uit de as herrezen na een verwoestende brand in juli 2009. Café ‘t Houtsje - zo’n 20 jaar onder de directie van Tom Mulder - is na de brand opnieuw begonnen met het verzamelen van schaatsmemoralia, waarmee het café zijn aantrekkingskracht weer tracht op te vijzelen. Ook hier wordt het aanzien van het herbouwde pand ernstig ontsierd door de nieuwe trend in aanbouwen: de (winter)serre.
In 1976 draagt het nog de keurige kenmerken van het accountantskantoor van de Gebrs. Bos (Gerardus Th.M. en Antonius J. Bos, beide zoons van accountant Pieter Bos), die hun vader zijn opgevolgd in het vak en er bij de ‘scheiding van goederen’ in 1968 eigenaars van zijn geworden.
In dat jaar ontvangt hun 80 jarige moeder Anna J. Bos-Schiebergen op 11 september 1968 het ‘sacrament der stervenden’. Zij is begraven op de R.K.-begraafplaats aan de Rottumerweg.
2013, januari 20 - wibbo westerdijk - hip-backup (met dank aan Harm Hijlkema)
AANVULLING door Klaas Peereboom, d.d. 20 januari 2013:
Het staat mij bij dat de metalen kast voor de winkel van Smit ("Koop bij de man die ook repareren kan"), die als krachtstroomkast wordt aangeduid, een pomp is waar je voor de brommer mengsmering kon tanken. Ik zal het nog eens navragen bij mijn oude vriend Theo Smit (zoon van Jacob).**
Misschien is het volgende bij velen wel een bekend verhaal, maar ik zet het toch even "op papier". De meeste oudere Heerenveners zullen vast weten dat café Bak zijn naam heeft ontleend aan Klaas Bak (zijn werkelijke achternaam kan ik me niet herinneren), die als kelner werkte voor Rein van der Wal. Hij voorzag de vele klanten bij Café van der Wal van hun biertjes, maar lustte ze zelf ook graag. Zo graag dat hij, volgens het gerucht, na sluitingstijd het bier dat in de bak onder de tapkraan terecht kwam, met smaak tot zich nam. Vandaar de bijnaam Klaas Bak.
Als ik me goed herinner heeft latere (en ook huidige) eigenaar Anton Talsma pas de naam Café Bak aan het café gegeven. Het Skol uitgangbord hoort volgens mij bij het Chinees restaurant Hong Kong op de hoek (Oude Koemarkt 1, nu café de Blauwe Kater).
Groet, Klaas
Mondeling heeft Klaas Peereboom vernomen van Geuvert Peereboom en bevestigd door klompenhandel Bouwhuis, dat Klaas Zwart zijn bijnaam te danken heeft aan het feit dat hij graag een mop of ‘bak’ vertelde. Daarmee komt het bierverhaal op losse schroeven te staan.
**aanvulling/correctie door:
Tjitte de Jong: Bij Smit Fietsen en Bromfietsen staat een metalen kast, dat was een benzinepompautomaat, men gooide er een gulden in en kreeg een paar liter benzine. Het is dus geen krachtstroomkast.
Verbetering en aanvulling juli 2016:
*Deze aflevering van de HIP-Time 41 is onlangs gelezen door mw. de Jong, wiens echtgenoot ‘De Jong Haarmode’ op het adres Achter de Kerk 10 heeft geëxploiteerd. Zij blijkt zeer verrast, dat haar man (volgens onze tekst) Terschelling zou hebben verlaten om kapper te kunnen worden in Heerenveen. Dat nu is een ‘regelrechte belediging’ voor een rasechte Amelander en dat zult U kunnen begrijpen ! Op haar gezag haasten wij ons dan ook dat te herstellen, maar als de bron van deze misgreep terug gevonden kan worden is het zeer de vraag of dat kan worden gerectificeerd.
Verder is zij er zeker van, dat Achter de Kerk niet is verkocht aan Eddy Westra, die wordt genoemd als koper en ‘horecaman’ in verband met het restaurant ‘Pépé & Coco’. Het is meer waarschijnlijk dat Ed Lasker de koper is geweest. Eddy Westra heeft zich als chef-kok flink in de kijker gespeeld met ambities voor een landelijke carriére.
De verbeteringen zijn ons ‘keihard’ - maar vergevensgezind - aangereikt door medevrijwilliger van het museum Heerenveen, mw. Tiny van der Laan. Dank, Wibbo Westerdijk.