HIP-TIME MAGAZINE 4

Wat ziet U op deze schitterende bijna pastorale foto van ‘ons’ Heerenveen ?
HIP-TIME MAGAZINE 47

Heerenwalster basculebrug omstreeks 1939
Als U de moeite wilt nemen deze foto 0277 uit de collectie van het Museum Willem van Haren te vergelijken met nr. 0170, die op deze website als titel “Breedpad, Heerenwalsterbrug, Posthuis omstreeks 1910” heeft gekregen, ziet U toch aanmerkelijke verschillen. De meest revolutionaire verandering is de vervanging van de romantische (want scheef als oeververbinding gelegen) ‘klapbrug’ door de strakke en zakelijke basculebrug, die weliswaar zo is aangebracht dat het nog een tiental graden afwijkt van de middenas van het wegdek van de Heerenwal. Terwijl het bij het oude bruggetje in de orde van grootte van 45 graden is geweest. De nieuwe brug is in zoverre zeer modern, dat ze nu ‘ophaalbrug’ wordt genoemd met een geavanceerd electrisch mechanisme. Aan de Breedpadzijde is een tandraderensysteem, gekoppeld aan een contragewichtenstelsel, alles verdekt ingebouwd in een betonnen kelder. De beveiliging is opgeschroefd naar een slagboomconstructie aan de Breedpadzijde. De hekwerken (bovenbouw) zijn gemaakt in de smederij van de firma Groothoff aan de Schansterkant van dezelfde Heerenwal. Aan de Heerenwalzijde van de nieuwe brug is de beveiliging dan toevertrouwd aan de draaibare hekwerken, die handmatig door de brugwachter gesloten moeten worden.
Tijdens de bouw van de brug begin 1935 wordt aan de kant van de Veenscheiding op het Breedpad ter vervanging van de houten werkplaats van de brugwachter een nieuw brugwachtershok geplaatst. Die plaats blijkt strategisch minder geschikt. De brugwachter moet zowel de schepen in de Veenscheiding als die in de Heerensloot kunnen zien aankomen. Met een volledig nieuw gemetseld hok met uitzicht op beide aanvoerroutes - geplaatst aan de oostkant van de brug op het Breedpad - wordt dat doel wel bereikt.
D.M. van der Woude, journalist bij het Nieuwsblad van Friesland, verwoordt het algemene gevoel van de Heerenveners en plaatst in de krant van zaterdag 5 juli 1935 t.g.v. de opening door burgemeester Falkena terzijde gestaan door de meisjes Geertje en Corrie Comello, o.a. een strofe met de volgende rijmdichtregels:
...Maar nu is het leed geleden, Er ligt daar een nieuwe brug, ...
...En we wenschen ‘t “Schilderijtje”, - ‘t Oude brugje - nooit terug! ...
Die nieuwe brug heeft een breedte tussen de leuningen van 4.50 meter en een doorvaartwijdte van 7 meter. Een aanzienlijke verbetering. De Heerenwal heeft nu een échte brugverbinding met het Breedpad, ook geschikt voor vierwielig motorisch verkeer.
Brugwachter-schoenmaker Gjalt Keimpema is met pensioen, maar hij mag wel op Heerenwal 1 blijven wonen. Dat ‘lytse húske’ staat spijtig genoeg niet op deze foto, maar op Hip-Time 29 heeft U daar al kennis mee gemaakt. Na Keimpema’s vertrek naar Franeker in april 1950 en die van zijn huishoudster Wemke Prakken op 13 oktober 1951 naar Oudehorne wordt het huisje afgebroken. Als brugfunctionaris pacht de 54 jarige A.J. Elsinga, oud-varensgezel, de inning van de bruggelden van de nieuwe brug met ingang van 5 juli 1935 voor de periode tot 1 januari 1938. Hij krijgt daarvoor o.a. een instructie van 11 artikelen (dossier 315.1 van het secretarie-archief). Het te heffen tarief voor een doorvaart mag 10 cent bedragen.
De veranderingen in het aanzien van het eerste huis van de Heerenwal zijn door de vergelijkingsmogelijkheden minder spectaculair, maar het meest opvallende is, dat de boom (leilinde) is verdwenen. De reden zal zijn geweest, dat bij het verleggen van de route over de Veenscheiding de boom als een hinderlijk obstakel wordt ervaren. Duidelijk is wel dat de op oudere foto’s aanwezige houten hokken ten zuiden van het pand en aan de wal van de Veenscheiding ook zijn verwijderd. Nu is het zicht op de witte muur onbelemmerd en er lijkt een kastje te hangen met reddingsmateriaal of is het een ordinaire reclame-uiting?
De voorgevel van het pand, waar in c. 1936 het huisnummer 2 aan kleeft, wordt dan nog wel bewoond door de wed. J. Post-de Groot en haar inwonende zoon W. Post, die net als zijn vader het kleermakersambacht uitoefent. Tegelijk is dat het adres van de groentekoopman Joh. J. van der Laan, die in Van der Schaar's Advertentieblad van 16 mei 1935 meldt: "Opening vrijdag 17 mei van de nieuw ingerichte zaak in groenten, fruit, aardappelen en visch op Heerenwal A 2"
Spijtig is het dat door het plaatsen van een grote etalage met deur de gevel architectonisch in onbalans of in disharmonie is geraakt en de verhoudingen ernstig zijn verstoord. Ook het pand met nr. 3 heeft een dergelijke ingreep ondergaan met iets minder desastreuse effecten. De noodzaak daarvoor moet zijn gelegen in de economische sfeer, die “De Goedkoope Winkel” heeft doen ontstaan. We constateren een brede gevelbalk met grote aansprekende letters. Heeft de daar wonende en werkende houtbewerker B. Huisman daarin de hand gehad ? Een verkoopboekje van notaris J.W. Schippers laat weten op woensdag 10 november 1937 in het Hotel Groen een provisionele veiling te organiseren voor de familie S.H. van de Laan (veehandelaar en oud-bewoner) van een woon-en winkelhuis, met daarachter een grote schuur met stalling op een perceel van 3 are 78 centiare. Beneden zijn een winkel, tussenkamer, achterkamer, gang, kelder en keuken; boven twee kamers en een zolder. Gezien de verdere ontwikkelingen op dit adres moeten we aannemen, dat Berend Huisman de koper van dit perceel is geworden.
Het grote pand van de vroegere ‘Sociëteit De Eensgezindheid’ is op deze foto weer in gebruik als kantoor van de Raad van Arbeid na een tijd op de Verlengde Dracht (Burg. Falkenaweg 6, later afgebroken voor de doorbraak van de Koornbeursweg) te hebben gezeten en waar inmiddels vanaf 24 december 1934 als ambtenaar Gabe van der Zwaag zijn werkzaamheden verricht. Op 2 december 1940 verhuist hij. De gevel is nog in dezelfde staat als op de foto uit 1910, omdat meelhandel IJme Kuiper nog geen zeggenschap heeft over het uiterlijk van het pand. Die verwerft hij pas in 1940. Hij vraagt op 30 oktober - en krijgt practisch per omgaande - vergunning voor de verbouw van het pand tot pakhuis voor meel en verandering tot woning. De nieuwe voorgeveltekening wordt door bouwmeester R. van der Wijk van de Parallelweg grondig gewijzigd (Bouwvergunning 123-40). Minstens zo ingrijpend is datgene wat er achter het pand gebeurd. Een gigantische ‘platte doos’ van ca. 18 bij 17 meter maakt de eertijds grote tuin tot een ‘tuintje’. Er blijkt voor het hele plan fl.8170,- mee gemoeid.
Zowel IJme als vader Berend Jan zetten er zich ook te wonen en wel op 1 maart 1941. Vanaf die tijd tot 2010 heeft de pui de kwalificatie ‘monumentaal pand’ niet kunnen waarmaken. De grote ‘garagedeur’ heeft misschien rijkdom gebracht aan de meelhandel, maar culturele ‘armoede’ aan de Heerenwal. Gelukkig is dat nu weer rechtgezet door aannemer Siebenga in opdracht van de nieuwe eigenaar. Chapeau !
Ondanks heel veel vergrotingsopties zijn we er niet in geslaagd de tekst te lezen op het zwarte bord met witte letters aan de gevel van het pand van de Raad van Arbeid. Ja, onze nieuwsgierigheid gaat ver, zelfs zo ver dat we ons afvragen wie die sportieve pedaleuse is, die weet dat de brug door haar alleen gebruikt kan worden en door haar weghelftkeuze laat merken van de voorsorteerregel weet te hebben. Ze wil het Breedpad opdraaien !
2013, maart 3 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGZINE 30

Heerenveen, panorama omstreeks 1935
Vergelijken we deze vogelvluchtfoto nr. 255 met de eerder gepubliceerde MWvH.-fotonr. 243 dan valt op dat deze is genomen vanuit een lagere camerapositie of de conclusie moet zijn, dat de fotograaf voor de voorgaande foto 243 een hogere positie heeft kunnen innemen. Eén van de beide watertorenspitsraampjes, misschien ?
Onmiddellijk zien we dat de camera meer naar beneden is gericht en dus zelfs details laat zien, waar je als niet ‘vriend des huizes’ getuige van hebt kunnen zijn. Zo is links in de hoek de achterkant van het eerste pand na het hotel Groen te zien, wat de indruk maakt van talloze bijgebouwtjes. Dat is ten tijde van de foto - volgens de gegevens op de achterkant 1940 met een vraagteken (?) - J. de Ruiter, die althans in 1939 nog zijn sigaren verkocht op Dracht nr. 3 en daarnaast de schoenenwinkelier Hendrik Steenwijk op nr. 5. De Heerenveense Courant van 29 april 1910 reikt ons het begin aan van een nieuwe onderneming: de maatschoenmakerij van Hendrikus Steenwijk, die in 1929 op dit adres zijn bedrijf begon. Omdat het maken van maatschoenen te weinig werk oplevert, gaat zijn vrouw ook schoenen verkopen. Later neem zoon Reinardus de schoenwinkel over en verhuist naar een pand verderop in de straat. Dat het inderdaad om Hotel Groen gaat, blijkt op de originele foto bij een vergroting met een loupe. Duidelijk is dan te lezen tussen de ramen van verdieping één en begane grond: ‘Hotel Groen’ met daaronder ‘Lunchroom’. De term Lunchroom komt ook nog een keer voor op het raam daaronder. Langs de witte muur van Hotel Groen komt nog juist een deel van de gevel in beeld van “De Heerenveensche Melksalon” en - hoewel onleesbaar - ook een deel van de naamtekst.
Ook een detail waar je als niet-werknemers van de PTT zelden mee zal zijn geconfronteerd, zijn de - naar we aannemen - garageboxen achter het toegangshek naar het binnenterrein van de post. Uit de linkse box komt juist een met PTT-pet getooide employé naar buiten. Van het postkantoortorentje is aanzienlijk meer te zien dan enkel de spits, met name een achttal langwerpige raamvormige openingen met tussenzuiltjes. Achter het torentje zien we nog juist een gedeelte van het afgeknotte schilddak met schoorstenen, naar Peters-ontwerp.
Het lagere camerastandpunt verschaft ons meteen ook een duidelijker blik op Lindegracht 3-5 (Noord Friesche Middenstandsbank met bovenwoning), Lindegracht 7 (op de gevel: (ijzerhandel) ‘Overdiep’), Lindegracht 9(muziekinstrumentenhandel van der Glas; op de ramen weerszijden de entree: Piano’s // Orgels) en Lindegracht 11 (deels). Laatstgenoemd pand heeft in de loop der tijden bewoners gehad, die ook elders in de Heerenveense gemeenschap hun partijtje hebben meegeblazen. In 1832 wordt Jacob Luiten de Boer, koopman/veenbaas, niet alleen aangemerkt als eigenaar maar ook als bewoner. Hij overlijdt op 17 maart 1841 op 71 jarige leeftijd, is weduwnaar en zijn erven verkopen het huis. Notaris Gauke Peeting kwijt zich van zijn taak als openbaar ambtenaar en legt als eerste van twee-en-twintig kavels de verkoop vast in een minuutakte van het huis te Heerenveen, sectie A, nr. 27 aan Frederika Willemina Semler. Zij betaalt er fl.2001,-. voor en gaat er zelf wonen onder huisnummer 24 (in ieder geval tot 1850) en waarschijnlijk tot haar overlijden op 1 maart 1864. Zij is dan 79 jaar en ongehuwd. De 16e van diezelfde maand wordt door notaris Arjen Binnerts al de inventaris van haar nalatenschap opgemaakt. De inhoud daarvan kennen we niet, maar we nemen aan dat daarin wordt genoemd de naam van Anna Deketh, echtgenote van Meinardus Siderius de Wal, secretaris van Leeuwarden. Notaris Binnerts maakt namelijk op de 16e maart een acte van ‘voorlopige toewijzing’ op en de 30e een acte van ‘eindelijke toewijzing’ op verzoek van Anna Deketh en haar echtgenoot voor een huis c.a. aan de Lindegracht sectie A., nr. 27 aan Joseph Rose, koopman, die het koopt voor fl.2800,-. Waarom Anna Deketh en/of Meinardus Siderius de Wal de bevoorrechten zijn, hebben we nog niet helder kunnen krijgen. Dat er al sprake is van een oude relatie tussen de families Semler en Deketh blijkt uit een verkoopacte van 1833, die wordt gepasseerd door notaris Gauke Peeting. Daarin worden de beide families in een adem genoemd bij een verkoop van onroerende goederen in gemeenschappelijk bezit.
Ook in 1828 blijkt van die verbondenheid al uit een acte van Sieds Pieters van Goinga. Frederika Willemina Semler c.s. (dus namens meerdere personen) wordt dan genoemd als verkopende partij van een pakhuis ‘voorzien van een spatieusen kelder en twee uitmuntende zolders’ gelegen aan de Wijde steeg (nu: Munnikssteeg). Bij die andere personen (c.s.) staan vermeld Catharina, Tetje, Anna en Jeannette Harmina Deketh , ‘allen erfgenamen van de nalatenschap van Frederik Semler’. Anna woont dan in Wolvega. Het blijkt dat de verwantschap is uit te leggen als volgt: Anna Deketh is een dochter van Jan Deketh en Imke Witteveen (1764-1807) en een tantezegger van Kersjen Semler-Witteveen, o.a. de moeder van Frederika Willemina Semler, haar nicht.
Koopman Rose, die zelf in Nijehaske woont, houdt het pand tot 1881 in zijn bezit. Kennelijk brengt hij het in de verhuur, want volgens het bevolkingsregister woont er van 12 mei 1872 tot 12 mei 1875 de kapper Johannes de Vries, terwijl daarvoor de weduwe Hazina van de Moer-Kootstra, geb. 1809, en de wed. Margaretha Christina de Boer-van der Moer, geb. 1832, er hun ‘renteniersche’ dagen slijten. Klaas Kerstes Zwart, zoon van Kerst Wilts Zwart, korenmolenaarsknecht, en Grietje Sanders Kolk, geb. 10 november 1838, wordt op 12 mei 1875 in dit pand bierhuishouder, samen met zijn vrouw Aafje du Pied. De volgende advertentie in het Nieuw Advertentieblad van 22 mei 1875 getuigt daarvan: "Geopend 'Die Port van Cleve', Lindegracht t.o. de Boterwaag. Bierhuis in verbinding met Restauratie, levering likeuren. K. Zwart Kzn." In het boekje ‘Heerenveen van omstreeks 1875 en later’ van Aart Aartsma staat een gedetailleerd beschreven verhaal over een grap, die wordt uitgehaald in ‘Die Port van Cleve’ met de gymnastiekleraar Johannes van den Berg (de eerste van de R.H.B.S. aan de Fok). Deze staat bekend om zijn ongebreidelde eetlust en hem wordt - na een soort weddenschap na grootspraak - een haas ter consumptie aangeboden, vergezeld van flink wat glazen bier. Het lukt hem om het volledig weg te werken. De ontknoping volgt met de mededeling: ‘Je hebt een dikke kater opgevr.......’. Zijn onderkoelde reactie is goud waard door de woorden: ‘Wilt u mij nu excuseren, want ik moet naar huis - ik moet .... eten!”
In december 1880 biedt notaris J.W. Sluiter voor de heer J. Rose te koop aan: ...Een burgerhuis met erf en grond, waarin een koffiehuis wordt gehouden, genaamd "Die Port van Cleve" aan de Lindegracht, in gebruik bij K. Zwart. Uit de acte van 7 januari 1881 blijkt dat koper is geworden Otte Luites de Boer voor fl.3212,-. Zwart en zijn vrouw vertrekken naar Nijehaske op mei 1881.
Door een scheiding van goederen in de familie de Boer wordt rond 1891 Barend de Boer de eigenaar. Hij verkoopt het vervolgens via notaris M.A.J. Verkouteren op 15 december 1908 aan Izaäk Heyman Leefsma, die fl.3000,- betaald en voor fl.10.000,- een hypotheek van 4 procent bij de Boer afsluit. Leefsma sticht er door herbouw een grote kledingzaak. Vrijdag 8 maart 1918 verhuist Wouter Willem van der Kam naar dit pand aan de Lindegracht. Bij gelegenheid van het 125 jarig jubileum van Van der Kam in 1990 heeft drs. D.M. Bunskoeke het boekje geschreven “Het Kleed is noodig in der Tijdt”. Hij ontleent die titel aan de eerste zin van een rijm bij een oude prent van het kleermakersambacht, uitgegeven in 1694 door de gebroeders Luiken te Amsterdam.
Nu ook nog even aandacht voor de linkerkant van deze foto en dan met name voor de oostgevel van het schip van de Ned. Hervormde Kerk en de daarboven uitspitsende in 1859 aangebouwde toren met flankerend bomengroen.
De kwaliteit van deze foto wordt nog eens benadrukt wanneer we onze ogen langs de hoogste contouren van de horizon laten glijden en ons realiseren, dat zelfs prima het torentje van de Ned. Herv. kerk aan de Fok valt te onderscheiden en de niet te missen schoorsteen van de oliefabriek van Woltman. En ... dat brengt ons meteen tot dé ontdekking van déze foto .... het kan niet gedateerd zijn in 1940, want ..... op 9 juni 1938 wordt die schoorsteen van Woltman onttakeld volgens Van der Schaar’s Advertentieblad. (Zie HIP-Time MAGAZINE 18) Dus ... de foto is van vóór die datum !!!
2012, oktober 7 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 28

Heerenveen, panorama 1956
Aan de ‘Watertoren’ (1914-1980) hebben we deze vogelvluchtfoto of panorama-foto te danken. Jaco (of Jacco) Bleeker heeft in 1956 zijn relaties kunnen overtuigen van de noodzaak de toren te mogen beklimmen. Die exercitie blijkt verre van eenvoudig, gezien de vormgeving van de toren met slechts naar vier zijden een minuscule uitbouw. De ruimte geeft slechts beperkte mogelijkheden voor een ideale camerapositie. Stelt u zich eens voor dat u hoogtevrees heeft en claustrofobisch op enge ruimte reageert en dat allemaal op circa 30 meter boven de begane grond.
Het uitgekraagde bordes met borstwering aan de noordzijde is het meest geschikt om dit noordwestelijke deel van Heerenveen in de lens te vangen. Het dichtst bij de camera zien we rechts het spitse torentje van het postkantoor (1914-1974) en links de daken van de bebouwing van het Haringspad 2 (kapper Bijker) en 4 (opticien de Boer) en Dracht 1 (hotelhouder B.L. Vernimmen). Dan de Lindegrachtzijde met - mogen we zeggen prominent - de winkel van P. Palma, die overigens zijn huisnummer aan de Vleesmarkt 2 heeft. Palma’s startproducten worden beschreven in het adresboek van 1934: fruit, comestibles, chocolaterie en visch. Rond 1956 wordt hij opgevolgd door goud-en zilversmid -uurwerkmaker Th. Draaisma, die eerder verderop aan de Lindegracht zijn zaak heeft gehad. Onder hetzelfde dak het kappersbedrijf van J.W. van Aken (Lindegracht no. 1). De bomenrij aan de Lindegracht ontnemen ons het zicht op de gevels, maar we weten dat in 1954 op no. 3 de Noord Friesche Middenstandsbank nog kantoor houdt terwijl de bovenwoning nr. 5 op dat ogenblik niet wordt bewoond. Het damesmodecentrum van de N.V. Van der Kam zit er inmiddels ook al weer een halve eeuw. Wanneer we gaan spreken over Lindegracht 7 dan zijn begrippen als ‘mensenheugenis’ en ‘decennialang’ niet meer toereikend om de duur van het eigendomsrecht door de familie Overdiep te schetsen. In 1809 is het Jelte Sijbes, die in 1811 de naam Overdiep vastlegt als familienaam en zijn koopmanschap bevestigt met een ‘huizinge op ‘t best van ‘t Heerenveen’. Schuin achter dat pand ziet u op de foto het blokvormige vier verdiepingen hoge pakhuis staan, welke - weliswaar in eenvoudiger vorm - is gesticht door Gerben Jetzes Brouwer, maar rond 1853 al wordt aangekocht door ene Gerrit Overdiep. Diens zoon bouwt ‘bij’ en diens kleinzoon ‘herbouwt’ rond 1900. Tegenwoordig is er gevestigd “Toko Sharma. Oriental food and nonfood articles” met het adres Oude Kerkstraat 10 en 12. Juist achter het postkantoortorentje is nog een groot deel waar te nemen van Lindegracht 9, waar ten tijde van de foto-opname Willem Klazes en Klaas Johannes van der Glas hun muziekinstrumentenhandel exploiteren. Thans is het één van de vestigingen van Kamsma Schoenen.
Aan de noordkant van de Oude Kerkstraat - half verscholen achter het hoge pakhuis van Overdiep - is nog prima te zien het bezit van de familie Joost de Vries. Het wordt door twee gezinnen bewoond; op nr. 15 zijn dat de wed. E. de Vries-Holtrop en het echtpaar Tjitze de Vries. Op nr. 17 huist oud-pianolerares Jacomina Joustra, die er op 13 mei 1955 is gekomen en er uiteindelijk veertien jaar blijft wonen. Juffrouw ‘Koosje’ is zelfs op oudere leeftijd nog een slank, hip dametje, die haar eveneens ongehuwde zuster Anna (bekend geworden als schilderes) opzoekt in het armhuis Nieuw-Friesburg. Jacomina overlijdt op 31 oktober 1975 op 82 jarige leeftijd. Haar bezit heeft ze vermaakt aan de dierenbescherming. Ze is altijd gek geweest op dieren.
Recht tegenover Crackstate, dat op dit beeld prachtig zijn voorname architectuur prijsgeeft, staat op de hoek van de Krugerkade met de Oude Koemarkt het café-restaurant Paul Kruger. Na de periode Lammert Faber en generaties Lubach is eind september 1952 Arend J. Nauta als restaurateur en caféhouder het gastheerschap gaan uitoefenen. In 1970 neemt Henny Huver de honneurs waar en tegenwoordig is horecatycoon Frans Koning de exploitant. Aan de Koemarktkant is het een dwarsgevel en langs de Krugerkade ziet u de blokvormige achterbouw van de grote bovenzaal. Inmiddels is daar ook al weer bouwkundig het een en ander gebeurd.
Achter Crackstate het gebouw dat menigeen in-en na de oorlogsjaren 1940-45 koude rillingen heeft bezorgd: de gevangenis, met als associatie aan de bezetters: ‘oord van verschrikking’.
Het bouwkundige uiterlijk van deze penitentiaire inrichting oogt als een efficiënt onderkomen, vergeleken bij de inpandige ruimten binnen de muren van Crackstate bestemd voor het insluiten van strafklanten. Die situatie heeft bestaan uit 7 strafcellen, die eigenlijk altijd overbevolkt blijken. Een ziekencel ontbreekt. In een uitgaande brief van het College van Regenten van november 1884 wordt de ziekte van de destijdse cipier Abraham Reinier (1884-1886)geweten aan het gebrek aan ventilatiemogelijkheden. De plannen die worden gemaakt vinden hun afronding op 4 april 1891 als het herbouwde Huis van Bewaring zijn bewoners welkom kan heten. De Commissarissen hebben op 19 maart d.a.v. een bezichtiging gekregen van de door gasverlichting geoutilleerde inrichting. Zij blijken zeer tevreden. Wanneer Heerenveen in 1923 de Arrondissementsrechtbank door het Rijk wordt ontnomen, vervalt ook de gevangenisfunctie. De cipiers en bewaarders vertrekken of gaan naar een nieuwe functie. In de loop der jaren ontstaan alternatieve bestemmingen, o.a. verhuur van celruimten aan meubelmaker, boekbinder, sljödcursus, fanfarecorps, zweefclub, etc. Er is in 1931 zelfs een ontwerpplan gemaakt om te dienen als marechausseekazerne, toen de kazerne aan de Fok moest worden verlaten. Het plan is evenwel vervangen door volledige nieuwbouw aan de Verlengde Dracht. Na de oorlogsperiode is in 1950 het Huis van Bewaring geschikt gemaakt voor gebruik door brandweer, Brandraad, politie, reinigingsdienst, Bescherming Bevolking, Rode Kruis, padvinderij, jeugdverenigingen, Goede Tempelieren, etc. In 1976 werd de gevangenis achter Crackstate gesloopt ten behoeve van het uit te breiden ‘stadskantoor’.
Niet volledig, maar voldoende in beeld komt ook de westkant van de Vleesmarkt met een deel van de kenmerkende gevel van de bakkerij, welke in die jaren kadastraal is geregistreerd op naam van de Coöp. Verbruiksvereniging Excelsior U.A. te Leeuwarden. Als bewoner van het pand staat in de adresboek 1954: P. Kuipers, broodbakker. Ten noorden daarvan het ‘kleine’ winkeltje van S. van der Werf op Vleesmarkt 3, naast de bijna dubbel zo hoge en juist in 1955 gemoderniseerde ‘Witte Bioscoop’, welke voortaan ‘Filmtheater de Witte’ zal worden genoemd. Door nieuwe vrijetijdsbestedingen was het bezoek tot de helft teruggelopen, doch de nieuwe exploitant uit Hoorn de heer Johan van Tellingen probeert met een snack-en barbedrijf beneden en films boven met de helft van de stoelencapaciteit het tij te keren. Maar dan zijn we al in het jaar 1969. Tussen Filmtheater ‘De Witte’ en de Openbare Leeszaal 'Frieslands Zuid-Oosthoek' staat het pand van expediteur J. de Vries, die rond 1937 hier komt wonen en pas na 1960 vertrekt.
Een-en-twintigste eeuwse ontwikkelingen lijken nog slechts opties te bieden voor een horeca-getto; de grenslijn tussen Schoterland en Aengwirden kan zich zomaar manifesteren als meetinstrument voor het bepalen van de mate van dronkenschap. Tenminste als deze vrij blijft van de immer oprukkende terrasstoelen en winterserre’s.
Tussen de contouren van de Rooms Katholieke kerk en Crackstate krijgen we nog een tweetal goed in beeld komende panden aan de Crackstraat. Thans no. 21 Cafetaria ‘t Hoekske, in 1938 de banketbakkerij en automatiek van Tijs Cannegieter, en no. 23 de Slotenexpert, in 1938 het bedrijf van S. Hoeksma, installateur. Ongetwijfeld plaatste deze in de Leeuwarder Courant van 7 november 1957 de advertentie met de bakkersinventaris, w.o. een elektrische oven met platen. Hoeksma staat immers nog in het adresboek van 1960 als bewoner, terwijl Cannegieter in 1960 al was opgevolgd door P. Pleijte als exploitant van het cafetaria.
Op de hoek van de Van Maasdijkstraat en de K.R. Poststraat staat sinds 1934 de door architect C.J. Wierda ontworpen Spaar-en Voorschotbank voor Heerenveen en omstreken, die in latere jaren slechts Bondsspaarbank wordt genoemd. De bankenfusies maken dat in 2012 een schitterende, goed bereikbare kantoorlocatie als Funda-object te huur is gezet. De schuintegenoverliggende hoek van de voormalige bank wordt op deze foto nog gedomineerd door het massale blokvormige gebouw van de Schouwburg, die langzaam bezig is te verdwijnen uit het collectieve geheugen van de Heerenveners. De eerste steen, in 1934 ingemetseld door Luut Goldhoorn en in 1991 met enig nostalgisch vertoon ook weer door hem uit de afbraak gered, heeft nu in het stadskantoor een plaatsje gevonden. De laatste zin willen we wijden aan de onveranderlijke en monumentale Tjepkemamolen, die in 1956 en ook nu nog steeds kans ziet de naar het noorden gerichte blik te vangen.
Deze zwart-witte overzichtsfoto is onder nr.1573 in het formaat 18 x 24cm, maar ook onder nr. 343 in het formaat 9 x 14 terug te vinden in het foto-archief van het Museum Willem van Haren te Heerenveen.
2012, september 23 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 27

Waarom is deze foto zo speciaal ? Allereerst omdat het zich natuurlijk bevindt in het Museum Willem van Haren. In het fotoarchief onder nr. 265. Bovendien is het gemaakt met een telelens met als voordeel dat je objecten ogenschijnlijk dichter bij je netvlies brengt, maar met als nadeel dat de noodzakelijke dieptewerking bij dat proces wel eens wat in de verdrukking komt. Wel weer speciaal is het dat een van de “Drie Gebroeders”, dus één van de Muntflats in de Greiden net aan de andere kant van de spoorlijn dit uitzicht mogelijk maakt. De straat de Munt is aangelegd in 1970 en dat houdt in dat deze foto een relatief jonge foto is. De fotograaf is helaas niet vermeld bij het documenteren. Je mag dan aannemen dat het niet bekend is gemaakt. Het zal voor de datering een ‘leuke’ klus’ zijn om de bouwvergunningen voor de verschillende dakkapellen van de Badweg op te zoeken en dan de foto nader te dateren. Wie voelt zich geroepen ??? (zie aanvulling onder deze tekst)
Natuurlijk zijn enkele typisch Heerenveense skyline-objecten zeer goed te plaatsen zonder uit te hoeven leggen, waar ze precies zich op de foto bevinden. De Rooms-Katholieke kerk met de twee torens, waarvan de klok de tijd aangeeft (12.10 uur of 14.00 uur) en Crackstate zijn de bekendste, maar ook goed herkenbaar is het Posthuis-complex.
De kijkrichting is dus duidelijk naar het noorden.
De huidige bewoners van het straatje op de voorgrond zullen geen enkele moeite hebben met het plaatsen van dit beeld. Het is het middendeel van de Badweg - van rechts naar links de huisnummers 65/63, 61, 59/57 en dan terugspringend van de rooilijn: nrs. 55, 53, 51, 49, 47, 45, enz. We zullen nu niet zover gaan, dat we de klinkerstraat Badweg weer gaan uitgraven om de situatie van omstreeks 1913 terug te krijgen en het slechts mogelijk is geweest over een brugje in het Breedpad het molenterrein te betreden of langs het voetpad langs de oostkant via de ‘Skeane brêge’ bij de Inktpot op het zuidelijker terrein te komen. Gelukkig hebben we nog een tastbaar restant van wat ooit tot de Badweghaven gerekend mag worden. Het deel naar de Veenscheiding - ook wel houthaven genoemd - is gedempt vóór 1933, want de nieuwere huizen aan de westkant van de straat zijn van 1934 en later.
Het huis links met de langgerekte dakkapel aan weerskanten van de schoorsteen met twee pijpjes staat op een plattegrondkaart van 1968 aangegeven met het huisnummer 32. Het staat aan de westkant van de Badweg net voor het pad dat naar de nieuwbouw van Bouwlust aan de spoorsloot gaat. In 1938 staan daarvoor in het adresboek de volgende bewoners ingeschreven: A. Weda, huisschilder; J.I. Weda, huisschilder, en mej. Th. A. Weda, onderwijzeres. In 1934 kent het adresboek dit huisnummer nog niet. De Weda’s wonen dan nog op numero 69. Als bouwjaar voor nr. 32 wordt door de woningkaart 1937 aangegeven. Albertus Weda overlijdt op 29 november 1939, maar zijn weduwe blijft er nog tot 1958 wonen, vermoedelijk mede door het onderdak geven van kostgangers. Dan komt volgende bewoner Jacobus Hamstra, die in 1975 ruimte maakt voor Dirk Bollema.
De oneven huisnummers aan de oostkant van de Badweg zijn van oudere datum. Badweg 39, 41 en 43 zijn gebouwd bij bouwvergunning van 30 mei 1904 gebouwd door timmerman Kerst Harmens Fokkema, als ‘werkmanswoningen’ op het terrein waar eerder de ijskelder van de heer Taconis op ‘Bouwlust’ heeft gestaan. De eerste huurders van dit drietal ‘werkmanswoningen’ zijn geweest: Tooi, Krul en Vrind. Vanaf huisnummer 45 tot en met 59 zijn allen gesticht in het kadastrale dienstjaar 1900. In veel van deze huizen heeft ook Fokkema de hand gehad. Koopman en ‘huisjesmelker’ Pieter Adams Korf is steeds als investeerder te vinden op plaatsen, waar flink gebouwd kan worden. Op de Badweg koopt hij van Van der Sluis een stuk weiland, splitst dat in 1901 en levert een viertal huisjes met erf af, praktisch tegenover de houtzaagmolen van Siebenga. De huisjes staan twee aan twee met de rug tegenelkaar. Gelijk na de oplevering gaan ze in de verkoop. Ook nu is het Kerst Harms Fokkema die eigenaar wordt. Deze vier hebben de nummers 63 (W), 65 (O), 67 (W), 69 (O).
Eigenlijk ligt de belangrijkste impuls voor het ontstaan van de huizen aan de oostkant van de Badweg bij een initiatief van de Coöperatieve Werkliedenvereniging “Werklieden Bouwlust”. Deze coöperatie wordt opgericht op 8 april 1879 als bouwvereniging. Zij komt in 1882 in het bezit van een stuk weiland van 72.68 are, die koopman Johannes van der Sluis wil verkopen en waar ze een terrein voor een complex van 10 woningen aanleggen. Per stuk moeten die ca. 1000 gulden gaan kosten. Op 16 januari 1883 sluiten Lucas Bunt, Pieter van der Wind en Rinze Comello, als voorzitter, secretaris en penningmeester van de Coöperatieve Vereniging een obligatie met hypotheek voor fl.8500,- af bij Mr. Hans Willem de Blocq van Scheltinga te Oranjewoud. Notaris J.W. Sluiter mag de acte passeren.
Met een systeem van ‘huurkoop’ kunnen de leden van de coöperatie eigenaar worden. De percelen met de huisnummers 11 tot en met 33 zijn de percelen waar het om gaat. Goed geteld zijn dat er geen tien, maar twaalf. De volledige bouwstroom onder één dak heeft heel lang de naam van de coöperatie in een contrasterende kleur dakpannen gekenmerkt. Vanuit de trein heeft dat een bijzonder beeld opgeleverd:
W E R K L I E D E N B O U W L U S T . Op luchtfoto nr. 46239 van KLM Aerocarta in ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’ zijn daarvan nog delen van letters te zien. Wel een flinke vergroting gebruiken, want door de uitbreidingen met dakkapellen is dat moois grotendeels verloren gegaan. En dan spreken we nog maar over het jaar 1956 !
Het complete bouwplan heeft landelijke bekendheid gekregen. Eerst in 1890 in ‘Beoordelend Overzicht van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen: “De Arbeiderswoningen in Nederland”, Amsterdam, Dec. 1890, pag. 61-63’. En in “Friesland en de Woningwet 1902-1912”, door Th. van Welderen baron Rengers en J.H. Faber, 1913, Heerenveen (blz. 55).
Tenslotte zien we nu op deze vogelvluchtfoto het essentiële verschil tussen de sterk gepersonaliseerde woningen van de Badweg, die onder invloed van ‘eigen bezit’ een geheel eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt. Daar tegenover staat de uniforme doorzonwoningen van de Commandeurstraat, die aangelegd zijn door de Bouwvereniging en waar weinig speelruimte voor de bewoners is toegestaan om serres aan te bouwen of dakkapellen te construeren. De straat wordt aangelegd in 1955/1956 en de huizenblokken verschijnen uiteraard in de jaren daarna.
2012, september 15 - wibbo westerdijk - hip-backup
REACTIE

op de onzekerheid over datering komt op 11 maart 2013 van oud-bewoner van de Badweg: Klaas de Jong.
Hij is er van overtuigd, dat de foto van ná 1975 moet zijn. Hij voert als bewijs aan dat de woning op Badweg 43 met platte dak (achter nr. 32) geen schoorsteen meer heeft. Hij heeft zelf tot juni 1975 met zijn ouders in woning 43 gewoond en toen stond de schoorsteen aan de zuidelijke zijkant achter het schuine dak. Zeg maar: van voor naar achter de woning aankijkend in het midden aan de rechterkant.
Zijn vader Roel de Jong heeft in 1975 het huis verkocht aan Sjoerd van der Wijk, die met de renovatie de schoorsteen heeft verwijderd. Als tweede argument attendeert Klaas de Jong op het niet meer aanwezig zijn van antennes op de daken omdat begin jaren 80 de kabeltelevisie in Heerenveen is ingevoerd. (De officiële ingebruikname van Centrale Antenne Dienst was op 31 oktober 1980.) Het antennepark is toen behoorlijk van de daken verdwenen. Rond 1986 woonde hij zelf op Badweg 18 en toen is de Badweg herstraat. De afrondende conclusie van Klaas de Jong is dus dat de foto van omstreeks 1986 moet zijn. Wij delen die logica met hem en bedanken hem voor zijn bijdrage aan deze rubriek.
Noot: Met een rode pijl is de plek gemarkeerd waar de schoorsteen heeft gestaan.
2013, maart 14 -wibo westerdijk-hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 4

Wat ziet U op deze schitterende bijna pastorale foto van ‘ons’ Heerenveen ?
HIP-TIME MAGAZINE 7

Het gebied waar de gemeente Aengwirden zijn derde ‘Stratenplan’ wil realiseren biedt kort na 1934 nog een sterk
agrarische aanblik. Het eerste plan is in 1924 gerealiseerd en het tweede in 1928/29. De trambaan krijgt een betere baan buiten om het centrum van de plaats en voor de Schouwburg en de Rooms-katholieke kerk komt er bouwgrond.
Op deze prachtige skyline-foto vanuit het noorden van de gemeente Aengwirden ziet U het tracé van de trambaan gemarkeerd door witte palen met een onderling gelijke tussenafstand. De hoogtepunten van de horizonmarkering zijn er allemaal nog òf nog maar net: de watertoren, het torentje van het postkantoor (beide uit 1914), Crackstatetoren (1648), de kerktoren van de N.H. Kerk van Schoterland (1859) en de beide torens van R.K.-kerk (1934). Spijtig dat de wieken van molen Welgelegen buiten beeld zijn gebleven. Gelukkig compenseert de majestueuse bomenpartij rond Mariënbosch dit gemis.
Het karakteristieke monument van de dertiger jaren als kenmerkend exempel van baksteenarchitectuur - vormgegeven door Heerenveens architect C.J. Wierda - mag gerust dominant worden genoemd, maar wordt door kenners qua bouwstijl in evenwicht genoemd met de daarachter opdoemende R.K.-kerk. Iets meer naar links bedekt de constructie van de gevangenis-achtermuur de minstens zo opvallende dubbele tuitgevels met daar bovenuit het transparante koepeltorentje van Crackstate. Verrassend is het te zien dat de Krugerkade, de Kleine Kerkstraat en Lanenburg eigenlijk volledig aan het zicht zijn onttrokken door een muur van groen. Het eerstvolgende drie verdiep- ingen hoge gebouw moet - gezien de omvang - hebben toebehoord aan het Heerenlogement, hoek Dracht- Haringspad. Met het langgerekte witkleurige pand, zo op het oog een huizenrij bestaande uit meerdere woningen, hebben we enige moeite om deze te benoemen. Voor de sociale huurwoningen aan de Pastoriestraat, die de Bouwvereniging Aengwirden in 1920/21 bouwde, staan ze niet oostelijk genoeg. Kleine Kerkstraat, misschien ?
Wanneer we geloof hechten aan de berichtgeving in de krant dan moet in het landschap een aantal loodsen staan, die in 1933 zijn geplaatst ten behoeve van de Zuid Friesche Tuinbouwvereeniging. Staan ze er ?
Deze keer is de fotograaf - ongetwijfeld ook nu weer Philippus Weijer - nog laat in de middag op pad geweest, getuige de lange schaduwen van de koeienlijven, maar zichtbaar is ook dat de noordelijke wand van schouwburg en gevangenis nog flink belicht worden. Net als de noord-westelijke gevels van de Katholieke kerk en de Watertoren.
Weijer is - gezien de loop van de sloten of wijken op de voorgrond - ver in de richting gegaan van het voormalige arm-en ziekenhuis. Mogen we aannemen, dat het hier ook weer gaat om de koeien van leden van de familie Bouwer, veehouders op de Paul Krugerkade nr. 16. Jacob Sytzes Bouwer (1872) en zijn zoon Auke - genoemd naar grootvader Ybema uit Ferwoude - bevolken in ieder geval beide het Adresboek 1934 op dit adres.
2012, april 26 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 11

"Heerenveen, den 23 Augustus. Gister nademiddag tegens 4 uur ontstond, in den Schuur der Boere Huizinge van den Hoog Ed. Wel Geb. Heer Grovestins, door het extra sterk Broeyen van het hooy, Brand, edog door vigelantie der Ingezetenen, en dat van zommigen niet zonder Levensgevaar, wierde de Vlam door natgemaakte Dekens, van tyd tot tyd gedempt, als wanneer men in het Hooy splitten, en een groot gedeelte (genoegzaam verbrand) Hooy buiten de Schuur droeg en met Water bluste. De grote Iever, waarmede men tot den Morgenstond, dusdanig werkzaam was, is van dat gezegent gevolg geweest dat niet alleen de Boere Huizinge en Schuur is bewaart, maar een groot gedeelte van dit aanzienlyk Vlek, uit een dreigent gevaar, door des Heeren Goedheid is geredt."
Dankzij de rubriek "Ut 'e Lapekoer" van D.M. van der Woude van 31 januari 1974 "Buigend voor de adel" en de sub-titel "Veel ijver bij blussing" kunnen we ons daarin verplaatsen.
Yzak Durks wordt in 1803 opgevolgd door ‘grutboer’ Frans Hendriks Pasma, die naast de 20 hectare om de boerderij ook buiten de plaats Heerenveen land huurt, wel tot een bedrag van 730 gulden. A. Taconis geeft daarvoor in 1960 een equivalent van 7000 gulden huur. In 1832 verkoopt W.A. Sirtema van Grovestins de plaats aan houthandelaar Hermanus Hiddinga. Door vererving komt het tenslotte in handen van Leonardus Ypey, wiens zoon Haro Caspar Ypey, consul der Nederlanden in Nice, de zathe en landen in 1931 na veel onderhandelen aan de gemeente Schoterland verkoopt. Dat zijn immers de jaren, dat Heerenveen sterk bezig is te expanderen !Inmiddels heeft Pasma in 1831 zijn huur be-eindigd en worden de namen genoemd van Frederik Joustra (1832-1836), en Klaas Freerks Boonstra (1836-1840). In 1841 zit er vervolgens Uiltje Johannes de Haan, die er tot 1879 blijft. ‘Uiltjeboer’ maakt de brand mee en collega-boer Sierdsma uit Rotstergaast schrijft in zijn dagboek van maandag 13 oktober 1851: "Des morgens is de boerenhuizinge te Heerenveen bewoond door Uiltje J. de Haan afgebrand."Bij de herbouw in 1852 - waarbij het woongedeelte wordt gericht op de Dracht - metselt men naast de voordeur een eerste steen in, die na de afbraak in 1958 met medewerking van de Directeur van Gemeentewerken een plaats in de Oudheidkamer heeft gekregen. Dat steentje heeft als tekst: “CORNELIS BIJL / OUD CIRCA 8 JAAR / HEEFT AAN DIT / GEBOUW DE EERSTE / STEEN GELEGD, / IN 1852.”( zie foto onder dit artikel) Voorzover we hebben kunnen achterhalen is Cornelis het zoontje van Jochem Harmens Bijl, slager te Heerenveen, en Sjieuwke Syttes Hoeksma. Hij is geboren op 29 maart 1844. Waarom juist hem de eer te beurt valt om die handeling te mogen verrichten blijft nog in het duister.
In 1879 doet de gemeente Schoterland een eerste poging om de boerenhuizinge met schuur en grond aan de oostzijde van de Dracht aan te kopen van de wed. IJpeij-van Panhuijs. De gemeente vraagt 2 ha grond voor fl.6000,- per ha, en biedt zuidelijker gelegen ruilgrond aan plus nog fl.10.000, - voor verplaatsing van de boerderij, maar de weduwe laat zich niet vinden. In plaats daarvan sluit zij een contract af met Marten Douwes Leistra, die in mei de ‘Boerehek’-plaats (no. 146) betrekt om er meer dan 30 jaar te wonen. In 1903 tijdens de hooiing in juli overleeft hij een trap van een paard tegen de heup, welke gelukkig bevredigend geneest. Als in juni 1908 in Heerenveen het Landhuishoudkundig Congres gepaard gaat met allerlei feestelijkheden krijgt Leistra de ingang voor de tentoonstelling door ‘de Boerehekke’ over zijn erf. De feestelijkheden zijn op het Gemeenteplein, dat met een bruggetje verbonden is met het tentoonstellingsterrein.In 1914 gaat M. Leistra naar Aengwirden en wordt hij opgevolgd door R. Veenhouwer, wiens zoon Jan in diens voetsporen treedt. Ook deze krijgt te maken met aktiviteiten voor de Heerenveense bevolking op zijn weiland achter de gasfabriek. In 1920 ter opluistering van de winkelweek wordt dat gebruikt als opstijgterrein voor de ballon van het echtpaar Boesnach.De teloorgang van deze boerderij wordt versneld als de gemeente Schoterland begin jaren dertig een onteigeningsprocedure opent. Eerst wordt er ruim 17 hectare toch door een minnelijke schikking verworven en later nogmaals terreinen langs de Rijksstraatweg (Verlengde Dracht). Een en ander leidt bovendien tot een huurvermindering voor Veenhouwer. Deze moet zelfs toestaan dat er 25 vierkante meter op zijn erf wordt bestemd voor een transformatorstation van de P.E.B. Jan Veenhouwer gaat in 1947 emigreren naar de U.S.A. Als laatste boer komt Dirk Bakker uit Rottum, die er vier jaar heeft gewoond en toen naar Nieuweschoot is vertrokken. De gemeente had zo langzamerhand alle land voor woningbouw opgekocht. Van de oorspronkelijke 36 hectare die Frans Pasma gebruikt, zijn er onder Dirk Bakker nog maar 12 over. De laatste bewoner - althans volgens woningkaart en adresboek 1954 - is geweest voor Dracht no. 43 zekere opperman Albert Mulder. Hij heeft er nog gewoond vanaf 9 september 1951 tot 10 november 1958. Volgens een mondelinge mededeling van een buurtbewoner is een deel van de woning ook gebruikt als kantoor voor gemeentelijk bouwkundig toezicht o.d. In januari 1959 valt - volgens de woningkaart - voor de boerderij het doek definitief: het wordt afgebroken. De Minckelersstraat wordt doorgetrokken vanaf de Sieversstraat naar de Dracht. De ‘hikke’ was jaren daarvoor al weggehaald.
Terug naar de foto vragen we ons af: wie zijn toch die kleuters bij het hek ? Frits Klein (1924) vertelt zonder enige aarzeling, dat het jongetje zijn jongere broer Willem (1928) is. Een jaar of drie-vier oud en stoer op klompjes ! Als dat het geval is dan zal de foto gedateerd kunnen worden op c. 1931-1932. Het meisje kan het dochtertje Tine Louisa (geb. 5 aug. 1929 Heerenveen) zijn van de familie Veenhouwer. En is de vrouw op de achtergrond een bezorgde moeder (mevrouw Klein of mevr. Veenhouwer) of misschien toch de vrouw van banketbakker Pieter Regnery. De familie Klein woont sinds 7 mei 1931 tijdelijk in op de Dracht 45 (bovenwoning) bij de Regnery’s, in afwachting van hun huis aan de Thialfdwarsweg in Aengwirden. Regnery staat in het adresboek 1927. Veel later in 1949 staat banketbakker Oege Ruardi er als zodanig in en tot de verandering van bestemming komen we ook nog enkele keren de banketbakker Gerardus van den Bosch tegen als gebruiker. Aan de andere kant van de ‘Boerehek’, waarvan we hier enkel de zuidelijke zijmuur (met sporen van een of andere reclame-uiting, zo te zien) in beeld krijgen. Bij het maken van de foto is W. Tuinstra filiaalhouder voor eigenaar Johan P. van der Kam. Hij zwaait de scepter over een winkel met de pakkende naam “De Vergulde Hoed”. Een andere en eerdere prentbriefkaart, met datumstempel uit 1917, onthult delen van de tekst op die zijmuur. Met het woord “VESTA” en de associatie Verzekeringsmaatschappij te Arnhem zal ‘JOH....’ van der Kam te ‘HEER.......’ mogelijk met ‘STEED........’ zijn inkomsten met een verzekeringsportefeuille gunstig hebben willen beïnvloeden (?)( zie foto hieronder) Ook met Willem Tuinstra heeft de familie Klein een band in de vorm van een familieband. De moeder van Frits en Willem is namelijk Baukje Tuinstra (geb. 28 febr. 1898 te Sneek). Na overname van het bedrijf in 1934 door de N.V. P. van der Schaar’s Kleermakerij gaat directeur Harmen Kremer zich meer specialiseren in herenkleding. Na 1968 vestigt zich op hetzelfde perceel in een compleet nieuw pand schoenenzaak Van Haren.

---------------------------------------------
HIP-Time 0

Het meest in het oog springend zijn een aantal landschappelijke elementen. De kenmerkende percelering met als scheiding ‘wijken’, die in een eerder tijdperk ontsprongen aan of uit-monden op de Compagnonsvaart tussen Heide-en Nieuwburen. Op deze eveneens zonnige foto van 1951 overhuift de ijzeren ophaalbrug de wijk, die de gasfabriek nog toegankelijk maakt voor praamvaart en ander waterverkeer. Deze Nieuwburenbrug en demping van de wijk maakten in de periode 1954-1956 plaats voor de rechtstreekse aansluiting van de Nieuwstraat naar de in 1945 geplaatste noodbrug over de Compagnonsvaart en het begin van de Van Kleffenslaan. Deze straat bereikt zijn voltooiing overigens pas in 1959. De nog in bedrijf zijnde vertegenwoordigers van de Heerenveense boerenstand blijken zich toe te leggen op de veehouderij. De jongste bedrijfsvoering - een veestalling met hooibergplaats - is te vinden ten oosten van de gashouder in het sierlijke stelpje, welke in de gemeentelijke woningadministratie het adres ‘Coolsingel 2’ (beter is ‘Koolsingel’) voert. In 1925 creeërt timmerman Johannes de Haan negen stallen boven een gierkolk op een oppervlakte van 12 bij 12 meter. Hij doet dat in opdracht van veehouder W.A. Koopmans, die overigens zelf woont aan de Verlengde Dracht 45. Lange tijd blijkt als gebruiker te boek te staan Jan Dijksma, die in ieder geval enige tijd woont in het achterste deel van Nieuwburen 12. Daarvan zien we op deze foto de meer dan royale tuin met bosschages achter de bebouwing van het westelijke deel van de Nieuwburen.
Het boerderijtje met extra schuur en boerenerf tussen de twee wijken - met een licht afwijkend verloop - is gesitueerd op Nieuwburen 62 en van veel oudere datum. Zeer vroeg in de 19e eeuw vindt Wijtze Jans Punter hier al een bestaan als boer en de wijk - met als verbinding tussen de oevers een ‘barte’ - loopt nog ten westen van ‘it pleatske’. Deze situatie doet de volksmond de naam ‘Oer de barte’ ontlokken. De laatste veehouder ter plekke van de in 1917
opnieuw gebouwde woning én schuur met veestalling blijkt te zijn de familie Auke Bouwer, die in de laatste helft van de vijftiger jaren zijn bestaan door de nieuwe bestemmingen van de gronden gaat voortzetten in Akkrum. Opvallend is het zgn. ‘olifantenpaadje’, dat van hun boerderij schuin door het weiland naar het geboomte weerszijden van het niet zichtbare voetpad van het Korflaantje loopt. Dit pad blijkt ook bereikbaar door de Koolsingel, welke een haakse bocht maakt naar het oosten net voorbij het schoolplein van de voormalige MULO-school. Talloze Heerenveners hebben hun zondagse wandeling naar en van het Oranje-woudster voetpad langs dit lommerrijke laantje gemaakt. De anecdote wil dat het tevens betekenis heeft gehad als het ‘Vrijerslaantje’, met name bij schemeravonden. Links onderaan op de foto is nog juist een stukje te zien van het tuinderscomplex van de bloemistenfamilie Wagter.De aanzet tot het scheiden van ‘Voormeerszathe’ van het buiten ‘Voormeer’ en het zandbed voor de toevoersweg naar de A32 om het buiten - voor de richtingen Groningen, Leeuwarden, Sneek - is reeds in ontwerp te bewonderen.
2012, maart 21 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 87
Dat is ongetwijfeld de medeverdienste van de directeur van damesvereniging Linze de Jong, tevens gymnastiekleraar van de Heerenveense scholen en Bondscommissaris. Bovendien is hij ook nog president van de turnverenging ‘O.D.A.’ in de Knijpe, één van de mededeelnemers.
Uit het hoge objectnummer 12747 van de fotocollectie van het Museum Willem van Haren is geen enkele conclusie te trekken, behalve dat het pas laat is toegevoegd aan de volledige collectie van het museum. Verzamelaar-eigenaar is geweest de voormalige conservator van de Oudheidkamer Heerenveen de heer Leo Leenes, wiens erfgenamen hebben besloten zijn verzameling in langdurige bruikleen af te staan aan het museum Willem van Haren. In de registratie van die Leo Leenes-collectie heeft het de code met nummer ‘LL 1299’ gekregen. Het uiterlijk van de foto vertoont een lichte verkleuring tussen linker en rechterhelft. De ene helft suggereert een sepiakleurige opname en de andere een zwart-wit beeld. Het formaat van 13.6 bij 8.7 cm wijkt nauwelijks af van de standaardmaten uit die vroege periode van haar ontstaan.
Topografisch worden we zeker niet teleurgesteld over dit redelijk duidelijke beeld. Er zijn zeer weinig opnamen vanuit dit perspectief genomen, zodat we in ieder geval op de achtergrond de toegang naar de centrumbegraafplaats mogen veronderstellen. Duidelijk is in ieder geval een gevel zichtbaar behorend tot het gasfabriekcomplex. Daar bovenuit zien we de contouren van een gashouder.
Langs deze straat staan van achteren naar voren eerst het meest zuidelijk lokaal van de 1e Hollandse of lagere school (de dwarse bouw uit 1907/1908), en daarna de in 1882 bijgebouwde twee lokalen van de Mulo-school (meer uitgebreid lager onderwijs), resp. voor 24 en 34 leerlingen. Deze zijn via de noordelijke muur verbonden met de in 1875 gestichte (en in 1890 verhoogde) oorspronkelijke Muloschool, waarin plaats is geweest voor maximaal 60 leerlingen. Vervolgens als afsluiting van het scholencomplex trekt de hoofdonderwijzerswoning van twee verdiepingen architectonisch sterk de aandacht met de naar het plein gerichte ronde hoek met raam, zoals er in Heerenveen ook op andere plaatsen bouwwerken zijn tot stand gekomen (pakhuis aan het eind van de Munnikssteeg) en het zuidelijke hoekpand van de Stationsstraat met de Heerenwal. In de laatste is zelfs kenmerkend geworden de ronde deur. Eerlijkheidshalve moet worden vermeld, dat in de ontwerptekening van 1875 wel de ronding in de beide verdiepingen van de hoofdonderwijzerswoning staat, doch niet het - later aangebrachte - raam.
Barend Cornelis Post als hoofd der (mulo)school no. 1 woont hier in 1916. Hij is op 10 oktober 1907 benoemd, komend uit Delfzijl, als opvolger van Jean Nicolas Joly, die naar de stad Groningen is gegaan. Van 1 september 1875 tot 16 januari 1904 heeft Thomas Kuijper de muloschool geleid als hoofd, maar heeft tenslotte de school moeten verlaten wegens een niet-eervol ontslag.
Over de verbindingsmuur tussen de hoofdonderwijzerswoning en het voormalige postkantoor is bij voorbereidingen voor de aanbouw van de serre in juni 1894 sprake van een incidentje. Deze schutting staat op de plantekening precies in het verlengde van de serre, maar het blijkt dat daarmee het uitzicht van de onderwijzerswoning door het ronde hoekraam wordt belemmerd. Door die muur 75 centimeter verder naar achteren te verplaatsen is het probleem opgelost.
In de bovenwoning van het postkantoor - u ziet een vrouwelijke vertegenwoordiger van de familie op het platte dak van de serre - woont in 1916 de familie Lieuwe Houkes, concierge belastingkantoor. Is het denkbaar, dat de vrouw van de bewoner van het bovenhuis (met witte blouse) in de deuropening staat van het kantoordeel van het gebouw of moeten we denken aan een werknemer, die op zaterdagochtend niettemin haar dienst vervult voor de inspecteur ? Ziet U al die prachtige kenmerkende houten blinden aan de buitenzijde van de ramen om de zon te kunnen weren ? U ziet ze zowel in geopende als in gesloten toestand.
Rechts kunnen we nog een klein stukje waarnemen van het gemeentehuis van Schoterland (Oenemastate), waar de zaal achter het halve venster zeer lang de functie van raadzaal heeft gehad. Op een foto uit 1934 als de Schoterlandse Raad voor het laatst in dat vertrek in die samenstelling vergadert, hangt aan de zuidmuur van dit oostelijke vertrek de op linnen met olieverf geschilderde allegorische voorstelling van een jonge vrouw met de linkerborst ontbloot en gehuld in een wit geplooid kleed met daaroverheen een lichtblauwe mantel. Ze heeft in de linkerhand een sleutel en haar rechterhand steunt op een schild met het wapen van de grietenij Schoterland. Aan haar voeten sandalen en in het donkerbruine haar een paarlen snoer. Rechts van haar bevindt zich een vrouw in grijze kledij, met golvende mantel. Op het hoofd een helm met o.a. witte struisveren. Links op het schilderij Mercurius en een vrouw met lauwertak in het haar. In de rechterhand heeft ze een turfsteker (spitter), aan haar voeten enige turven. Voor het bordesje een weegschaaltje. Rechts drie kinderfiguurtjes. De bovenste twee houden een ovaal schilderij vast waarop een grisaille (een schilderwerkje waarbij Franck alleen met tinten grijs op grijs werkt)van een vrouwenfiguur met zwaard in de rechterhand. Het kinderfiguurtje leest in een opengeslagen boek, waarin wetsartikelen. Het doek van Christoffel Fredrik Franck stamt uit de actieve periode van Franck, die leeft van 1755 tot 1816. Het doek wordt in 1881 aangeboden door de douarière van Sminia aan de gemeente Schoterland, welke het met graagte accepteert. Thans is het één der historische pareltjes van het museum Willem van Haren, welke reeds meerdere jaren in de vaste presentatie heeft gehangen.
Nieuwsgierig zijn we ook nog naar de persoon rechtsvoor op deze foto, die stellig niet de standaard pet, strohoed of bolhoed draagt. Het lijkt heel erg veel op een militaire ‘sjako’. Zou hij zijn verlof benutten om zijn liefde voor het turnen te voeden of is zijn geliefde één van de deelneemsters ? Wij willen het graag geloven !
Uit het uitgebreide verslag in de Hepkemakrant pikken we de ‘krenten’ om aan te geven, dat het een heel grote gebeurtenis in die julimaand is. Al vroeg op de dag biedt de Dracht al een feestelijke aanblik. Voor het mooie terrein van Thialf en de indeling daarvan is de krant uiterst complimenteus. Om 1 uur stroomt het schoolplein vol met kinderen, die meedoen aan de demonstraties, met juryleden, leden van feestcomité, gewestelijk bestuur, technische commissie, afgevaardigden van zustergewesten en turnverenigingen. De stoet begeeft zich eerst naar het gemeentehuis van Aengwirden, waar de ‘officials’ door het dagelijks bestuur van de gemeente zullen worden ontvangen. Gastheer is burgemeester J.A. Drijber, die overigens nog maar kort die functie vervult maar in welgekozen bewoordingen o.a. de jubilerende vereniging “W.I.K.” (Willen Is Kunnen) verwelkomt. De heer Plet, voorzitter van Vreemdelingenverkeer en feestleider, dankt het bestuur voor het officiële cachet van deze betoging. Linze de Jong, voorzitter van het gewest Friesland, en de heer Luitingh, namens de Bonds-Technische-Commissie van het N.G.V., bevelen de belangen van de lichamelijke opvoeding van de jeugd aan bij het gemeentebestuur. Deze plechtigheid wordt besloten met het drinken van de erewijn en een toost op het Gymnastiek Verbond.
Het programma op het terrein voor die zaterdag bevat de demonstraties door de schoolkinderen en het spelen van de korfbalwedstrijden door de teams van “Tijnje”, “U.d.I.” van Warga, “Olympia” van Franker, “W.K.” uit Jubbega en “Stânfries” van Gorredijk. De zesde beoogde deelnemer - de Sneeker Gymn. Vereniging - is niet verschenen. Zondags gaan de wedstrijden verder. De ere-avond in het Posthuis staat ook voor een deel in het teken van plechtige toespraken en onderscheidingen. De V.V.V. en het gewest Friesland wensen ‘W.I.K.’ geluk met haar tweede lustrum. De bondsvoorzitter Joh. Heijnen biedt een krans aan namens het N.G.V. Zelfs de beschermvrouwe de gravin van Limburg Stirum-de Blocq van Scheltinga schenkt een keurig bloemstuk en de verzekering dat ze steun zal blijven geven in de toekomst. De presidente van ‘W.I.K.’, mej. G. de Vries, dankt met name de directeur L. de Jong en biedt als blijk van waardering een wandelstok met zilveren knop aan. Daarna wordt er met verschillende bijdragen van een aantal verenigingen feest gevierd en gemusiceerd door het ‘Heerenveensch strijkersensemble”, maar niet te lang, want .......
Zondagmorgen beginnen de ‘Negen-, Vijf-en Tweekampen’ op het terrein van Thialf al om 7 uur in de ochtend. Als openingsnummer wordt beschreven de estafette-loop van Gorredijk naar het feestterrein te Heerenveen (14 K.M.), die over 70 lopers van elk 200 meter is verdeeld. De brief, die in de plaats is gesteld voor het estafettestokje, wordt vervolgens overgebracht in de tijd van 34 minuten 15 seconden.
Voor de ‘Negenkamp’ heeft de Koningin-Moeder een medaille als ereprijs beschikbaar gesteld en de Minister van Binnenlandse Zaken de wisselmedaille, die verdedigd moet worden door de vereniging ‘Brinio’ uit Leeuwarden.
Die prijs komt nu in het bezit van de vereniging ‘Leeuwarden’ te Leeuwarden, die ‘Lycurgus’ uit Bolsward, ‘Arena’ uit Wolvega en ‘Brinio’ uit Leeuwarden, in haar schaduw stelt. De wisselmedaille van de ‘Vijfkamp Dames’ wordt verdedigd door ‘O.D.A.’ uit de Knijpe, doch deze moet ‘Wilhelmina’ uit Bolsward dit jaar als haar meerdere erkennen. Wel wint ‘O.D.A.’ de 1e prijs: de zilveren lauwerkrans van de beschermvrouwe Gravin van Limburg Stirum. ‘D.O.S.’ uit Lemmer, ‘W.I.K.’ uit Heerenveen, ‘Hygiea’ uit Joure, ‘Leeuwarden’ uit Leeuwarden en ‘Hygiea’ uit Drachten, plaatsen zich in die volgorde.
Bij de tweekamp jongens-aspiranten is de verguld zilveren medaille voor de g.v. ‘Knijpe’, terwijl bij de meisjes-adspiranten het grote succes is weggelegd voor ‘W.I.K.’. Als derde eindigt in die groep ‘O.D.A.’ uit de Knijpe.
De dames van ‘Olympia’ uit Franeker zijn daar het meest succesvol bij de estafette-loop, gevolgd door ‘O.D.A.’ uit de Knijpe. De meisjes-adspiranten van laatstgenoemde vereniging scoort op dit nummer net even beter dan ‘W.I.K.’ uit Heerenveen.
Het nummer ‘verspringen’ voor jongensadspiranten levert een andere deelnemer uit Heerenveen ‘Friso’ een vijfde plaats op. Bij het speerwerpen voor de heren zijn slechts twee prijzen uitgereikt vanwege geringe deelname.
Het korfbaltoernooi vindt die zondag zijn afronding in een wisselprijs (zilveren krans) voor ‘Olympia’ uit Franeker en een tweede prijs voor ‘Stânfries’ uit Gorredijk. Juichend is de journalist over de prestaties van de veteranen op het hoogrek. Verder constateert hij dat in de jongere herenklasse de mobilisatie de echte spelbreker is.
Twee persoonlijke prijzen worden uitgereikt. Bij de ‘negenkamp’ behaalt de heer Sutherland Royaard uit Bolsward met 94 punten de verguld zilveren medaille, terwijl bij de dames in ‘vijfkamp’ die eer te beurt valt aan mej. Pietje de Vries uit de Knijpe met 59,5 punten.
Als afsluiting van het weekend sporten is er de feestavond in het Posthuis met een gevarieerd programma en - waar velen naar hebben uitgekeken - na afloop bal met feestmuziek van het strijkorkest D.E.S., ongetwijfeld met haar vaste dirigent E.G. de Vries.
2014, juli 20-wibbo westerdijk-hip-backup

HIP-TIME MAGAZINE 79
In een vlaag van ongekende nostalgie grijpen we naar deze kenmerkende opname uit 1968. Het is één uit de serie die destijds is uitgegeven om gelden te verwerven voor de restauratie van de kerk. Dat plan is niet doorgegaan, maar de setjes ansichtkaarten van het kerkinterieur zijn door verzamelaars gretig gekocht. Op die manier is er ook eentje terechtgekomen in het fotoarchief van het museum Willem van Haren. Een veel ouder exemplaar van de Leeuwarder fotograaf Charles Gombault (1880- 1961) uit de vooroorlogse periode bevindt zich onder nr. 01884 eveneens in het fotoarchief (formaat 10 x 14 cm) van het museum. Daarop is ook nog een gedeelte te zien van de kansel en zijn omgeving (liederenborden, deuren, hekwerk).
Dit orgel is de eerste in de Nederlands Hervormde Kerk te Heerenveen (Schoterland), dat de predikant Ds. Johannes Wilhelmus Aldolphus Schroeder op 13 oktober 1790 inwijdt. Juist dat jaar wordt de kerk begiftigd met een legaat uit de nalatenschap van wijlen Martha Kinnema van Scheltinga Cornelisdr., echtgenote van wijlen de heer Menno Coehoorn van Scheltinga. Zij is geboren in 1706 in Heerenveen en overlijdt in 1788 te Leeuwarden. Haar man heeft van 1715 tot 28 april 1777 het grietmansambt bekleedt.
In haar laatste wil heeft ze haar tantezegger - ze heeft zelf geen kinderen - Martinus van Scheltinga, die haar man is opgevolgd als grietman, opgedragen als ‘bestuurder en bezorger van de vervaardiging van dat orgel’. Diens zoon wordt betrokken in de ceremonie van de schenking, getuige een inscriptie: “Dese erste Pyp is in ‘t orgel gezet door Menno Coehoorn van Scheltinga, oud 12 jaar. Anno 1790.”
De destijds bekende Leeuwarder orgelbouwer Albertus van Gruisen, die zijn opleiding heeft gehad van Albertus Antoni Hinsz, heeft de vererende opdracht uitgevoerd. Elf dagen na de inwijding wordt het orgel geëxamineerd (gekeurd) door de oud-grietman van Ooststellingwerf en orgeldeskundige Dr. Nikolaus Arnoldi Knock en de organisten S. de Vries uit Leeuwarden en Gosling Jans van Dokkum mogen het bespelen. Schoolmeester Gerrit Reitsma mag daarna als koster-organist de wekelijkse begeleiding op zich nemen. Hij is volgens het speciekohier van Heerenveen-noordzijde (SCO) in 1777 uit Urk naar Heerenveen gekomen om als schoolmeester te dienen en is sindsdien aan de kerk verbonden als klokluider. Het tractement van de organist komt uit de diaconiefondsen en bedraagt fl.75,- per jaar. In 1802 vertrekt Reitsma vrij plotseling met onbekende bestemming naar elders vanuit huisno. 9 aan de Oude Koemarkt als inwonende van Johannes Sijbolts. Hij wordt dan voorlopig voor een half jaar opgevolgd als koster en organist door Petrus Jacobs/Jacobus Greydanus en vervolgens tot 12 mei 1804 definitief. Hij staat bekend als ‘coopman’ en in de korte periode dat hij de kerkelijke functies uitoefent blijkt hij ook van ‘het beluiden’ de gegevens ‘te boek te zetten’. Zijn zoon Jelle Petrus Jacobus wordt op 31 oktober 1785 in Aengwirden geboren en twee weken later in Terband gedoopt. Hij beklimt als 18 jarige al het majestueuze orgel om de kerkzang te begeleiden en vervult tevens de kosterswerkzaamheden. In zijn burgerlijk bestaan treedt hij vanaf 30 oktober 1809 reeds op als ‘notaris’. In het Missiveboek van Drost en Geregte wordt hij op 3 maart 1811 als notaris in Aengwirden kandidaat voor de erkenning tot ‘keizerlijk notaris’ opgegeven. Hij is dan 25 jaar en vier maanden oud. Op 10 december 1811 wordt hij door de baljuw als ‘keizerlijk notaris’ erkend. J.P.J. Greydanus heeft aanvankelijk verzuimd de verplichting van de 25e ventose van het 11e jaar (een aanduiding uit de Franse Republikeinse kalender) om de ‘naamtekening en paraphure’ in te leveren, maar heeft zich voor zijn nalatigheid verontschuldigd. Overigens is hij op 15 juli 1811 wel geregistreerd voor de patentbelasting als ‘notaris’ voor een bedrag van fl.4-0-8, eenzelfde bedrag als zijn vader P.J. Greydanus als ‘kasthouder’ van goud en zilver moet betalen. In 1814 blijkt hij niet meer in Aengwirden te wonen, maar in het Schoterlandse deel van Heerenveen onder nr. 137 (thans Dracht 25). Zijn kerkelijke functies vervulde hij tot augustus 1842. J. Bruinsma schrijft in zijn boek over de kerk, dat in dat jaar het organist zijn en het kostersambt worden gescheiden. Tijdelijk neemt J. Höper - eigenlijk heet hij August Heinrich Friedrich Höper en is muziekmeester afkomstig uit Celle, Niedersachsen - de organistfunctie van augustus tot en met oktober over. Een 42-tal ingezetenen van Heerenveen, die de muzikale problemen hebben zien aankomen, richten zich in een adres tot de Grietman en Assessoren van Schoterland om een muziek-onderwijzer te benoemen. Die zal minstens fl.150,- ‘s jaars moeten verdienen en bij voorkeur het orgel kunnen bespelen in de N.H. Kerk. Samen met de opbrengst van de orkestvereniging (symfonieorkest ‘Het Groot Concert’ genoemd) kan hij dan op een vast jaarsalaris van fl.300,- rekenen. Daadkrachtig benoemt de gemeenteraad Jan Hendrik van Dapperen uit Baarn per 1 october 1842.
Deze muziekmeester blijkt een muzikale krachtpatser, die het muziekleven onmiddellijk een andere richting geeft. Als directeur van het Zangkoor neemt hij pas in 1895 afscheid en op 20 december 1897 overlijdt hij. Hij heeft meer dan vijftig jaar het orgel in de Grote Kerk bespeeld. Zijn verdiensten zijn royaal onder de aandacht gebracht in het standaardwerk “Muzyk yn Fryslân”, Fryske Akademy 1996.
Onmiddellijk na zijn overlijden neemt zijn dochter Jeannetta Wilhelmina (roepnaam: Anna), die kort daarvoor is getrouwd met Jan Libbe Bouman uit Joure, het klavier in de kerk over. Zij doet dat met trouw tot mei 1921. Na haar afscheid dient zich opnieuw een zeer bevlogen organist aan in de persoon van Jan Lieuwes de Jong, geboren in Akkrum in 1889. Hij dient de kerkelijke gemeente van 1921 tot 1953 als ‘oargelist’, maar veegt ook zijn paadje schoon als recensent, componist en schrijver over muziek, met name over de Friese muziek. Zijn archief bevindt zich in Leeuwarden in de Muziekbibliotheek. Tijdens zijn laatste jaren moet hij soms verstek laten gaan wegens ziekte, maar gelukkig kan dan een beroep worden gedaan op mej. Heida, K.J. van der Glas of Ph.M. Sevensma. Het lijkt erop, dat er na de dood van Jan Lieuwes de Jong een ‘organistenloos’ tijdperk is aangebroken. Pas op 6 april 1957 staat er in de Leeuwarder Courant een oproep voor een organist voor de Grote Kerk, waarvoor schriftelijk kan worden gesolliciteerd op het adres Oude Koemarkt 4. Daar heeft opticiën Haaije Beenen zijn zaak en deze zal ongetwijfeld een kerkelijke functie hebben bekleed.
Uiteraard zijn er regelmatig verzoeken geweest van organisten-in-opleiding om het orgel te mogen bespelen. Soms krijgen ze toestemming, maar in bepaalde gevallen ook niet. Wie na de dood van Jan Lieuwes de Jong bij de zondagse diensten het orgel heeft bespeeld is voor een belangrijk deel uit de boekhouding van de kerkvoogden te vinden. Zo treffen we in 1958 twee namen, die krijgen uitbetaald voor hun muzikale werkzaamheden. K.L. of K.J. Vonk ontvangt in de jaren 1958 tot en met 1963 steeds fl.200,- (in 1960 trouwens fl.207,50) en voor Van der Glas staat er fl.437,50 in de jaarrekening. Zowel K.J. van der Glas als R. van der Glas zitten in een roulatiesysteem met Vonk eens in de drie weken achter het klavier of manuaal.
Zo’n gevoelig instrument - vocht, temperatuurverschillen - maakt een regelmatig onderhoud noodzakelijk. Een aantal jaren na de plaatsing doet de firma van Gruisen dat voor 15 gulden ‘s jaars. Zo moest in 1802 een lekkende ‘poester’ worden gerepareerd, en betaalt administrerend kerkvoogd Elias Hiddinga in 1807 aan A. van Gruisen jr. naast het abonnementsgeld (o.a. voor stemmingen) ook nog 12 gulden kosten “doordien een vreemd muzecant 't orgel te veel had gevergd".
Soms leiden kleine gebreken tot de situatie dat de ‘voorzinger’ weer wordt geïntroduceerd. In 1815 valt de eer te beurt aan Jeene Frisgers Tuinman, turfmeter, en in 1818 aan schoolmeester Jan Peeting. In de daaropvolgende decennia zijn zeer veel verschillende namen uit de rekeningboeken naar voren gekomen, die meer of minder ingrijpende reparaties mogen verrichten. J.A. Hillebrand uit Leeuwarden komt enkele keren voor, maar ook de plaatselijke muzikant J.A. Kattenbeld krijgt de kans meerdere werkzaamheden aan het orgel te verrichten.
Bij de verbouwing van de kerk in 1859 wordt het orgel van de zuidkant overgebracht naar de westelijke kant. Dat karwei wordt volledig toevertrouwd aan de Leeuwarder orgelbouwers L. van Dam en zonen. Ook in de daaropvolgende periode is het steeds de firma Gebrs. van Dam, die alle mogelijke reparaties, verbeteringen en verbouwingen aan het orgel uitvoert. Tot in 1932 - na een weinig succesvolle ingreep van de Van Dam’s - de firma J.C. Sanders te Utrecht het vertrouwen gaat genieten van de kerkvoogden. Als in de jaren zestig de beslissing tot afbraak wordt genomen, wordt het orgel samen met de kansel verkocht aan de gereformeerde Marturiakerk te Assen. Dertig jaar - van 1972 tot 2002 - heeft het van Gruisen-van Damorgel daar geklonken, maar door het Samen Onder Weg-project is de Marturiakerk afgestoten en komt het orgel in onderdelen in de opslagkisten van de orgelmaker Sicco Steendam in Roodeschool. In 2011 ziet de kerkgemeenschap Assen kans het instrument te verkopen aan het rooms-katholieke ‘Real Oratorio del Caballero de Gracia’ in Madrid. Daar is het orgel inmiddels aan een derde muzikaal leven begonnen.
Bij de verkoop naar de Marturiakerk in Assen kunnen wel de engeltjes mee verhuizen, maar de drie grote beelden - Geloof, Hoop en Liefde - op het orgel passen er niet meer boven. Deze komen in 1977 in het bezit van de Leeuwarder Koepelkerk en verfraaien daar het nieuwe geïnstalleerde orgel.
Nog tijdens hun verblijf in Heerenveen hebben de drie grote beelden in 1895 voor enige beroering gezorgd. Op 19 oktober 1895 citeert het Nieuw Advertentieblad een bericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant: "Bij gelegenheid van aangebrachte herstellingen aan het orgel in de kerk der Ned. Herv. Gem. te Heerenveen is gebleken, dat één der daarop geplaatste beelden, voorstellende ‘de Liefde’, een stuk van vrij grote kunstwaarde is. Het dagteekent uit het jaar 1670". De krant zelf meldt niets over de vinder, maar volgens organist J. L de Jong Jzn. is het de schilder Klaas Krikke, die bij het schoonmaken het cijfer ‘70’ en de naam ‘A:Sola’ te voorschijn haalt. Daaruit wordt het jaartal 1670 gedistilleerd. Hoe dit bericht zich verhoudt tot de door kerkornamentenkenner Sietse ten Hoeve gedane mededeling, dat de grote beelden Geloof, Hoop en Liefde moeten worden toegeschreven aan de Leeuwarder vervaardiger-beeldhouwer Hermanus Berkebijl ( overl. in 1787) kunnen we U niet vertellen.

De imponerende interieurfoto van de Madrileense kerk laat zien, dat de engeltjes wel weer een plaatsje hebben gekregen bij het orgel.
Wanneer U het orgel wilt horen bespelen in haar nieuwe setting door organist Don Miquel Bernal stemt U dan af op You Tube door te zoeken naar NUEVO ORGANO DEL REAL ORATORIO.
2014, maart 23 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan wijlen Jan de Jong
HIP- TIME MAGAZINE 12

Deze onbekende fotograaf heeft op een volstrekt wolkenloze dag kennelijk een moment afgewacht, waarbij hij het dynamisch element van een drietal voorbijrazende auto’s schitterend laat contrasteren met de groene rustgevende accenten van een vroegzomerse oostkant van de Heerenveense bebouwing. Het lijkt erop, dat hij gebruik heeft gemaakt van een lens, die de achtergrondgebouwen wat naar voren haalt. Het cunet van de ‘oude’ Rijksweg 32 met de afslag vanaf de rotonde naar de K.R. Poststraat ligt boven het maaiveld van het weiland, waar geen koe meer mag grazen. Zelfs een geit-aan-het-harspit in de berm of een pony-aan-de-lange-lijn van een paardenmeisje vinden langzamerhand in het Heerenveen van omstreeks 1960 geen genade meer.
Op twee Aerocarta-foto’s (nr. 46239 en 49976) uit 1958 ontbreken nog de twee jonge boompjes op de voorgrond wat ons een latere datering doet ingeven.
Natuurlijk ziet u de afrit van de rijksweg gemarkeerd met het ‘einde autoweg’-bord en het ’50’-km bord. Die afslag gaat naadloos over in het traject van de K.R. Poststraat. Rechts naast de twee genoemde verkeersborden staat het huis no. 50 op de z.w.-hoek van de Zonnebloemstraat en de K.R. Poststraat, waar in 1964 en 1966 (volgens adresboeken) verzekeringsagent c.q. assuradeur S. de Vries woont. Bouwvergunning 1960-111, d.d. 10 mei 1960 blijkt te naam gesteld van dezelfde heer S. de Vries, die dan nog verderop in de Zonnebloemstraat woont (101). Hij wil een woning met kantoorruimten en een garage, en calculeert dat op ruim fl.30.000,-. Na realisatie ontvangt hij van PTT-post als adres K.R. Poststraat 48 (kantoor) en 50 (woning). In de stukken is geen aannemer bij naam genoemd. In 1983 is er ook nog een verbouwvergunning afgegeven. Op de gevel van het pand staat de symbolische naam ‘Ut ‘t Laberet’ (Frysk Wurdboek: uit moeilijke omstandigheden). Deze naamgeving maakt nieuwsgierig !
Recht onder het torentje van Crackstate ziet u de gevel met de stompe hoek van D.H. Slier’s garagebedrijf op K.R. Poststraat 44, die Heerenveense liefhebbers van het merk VW (Volkswagen) van dienst kan zijn. Slier is volgens zijn eerste advertentie in de Leeuwarder Courant in 1952 begonnen op de Heerenwal 176; zet in 1957 zijn bedrijf voort aan de K.R. Poststraat 44 en in november 1971 prijst hij de VW aan vanaf het adres Ged. Molenwijk 12. Volgens de laatste Google Streetview heet het bedrijf aan de K.R. Poststraat nu: Autoservice Heerenveen (AH).
Bij het raadplegen van de bouwvergunningen, die te maken hebben met het complex, blijkt in 1956 de garage met kantoor, magazijn, toiletten met schaftlokaal als eerste te zijn gerealiseerd. Bouwmeester J.D. van der Molen uit Sneek doet dat in in beton-skeletbouw met als nieuwigheid een zgn. ‘fuséedak’, ontwikkeld door de Ned. Fusée Céramique Maatschappij. Dat vergt een flinke investering. Slier blijft nog even wonen aan het Julianaplein, maar in 1957 gaat de vergunningsaanvraag voor een servicestation met bovenwoning naar de gemeente. In de loop van de volgende jaren worden nog gerealiseerd een stalling voor auto’s, magazijnuitbreiding, showroom/verkoopruimte, en open luifel.
Het hoge huis - precies naast het linkse jonge boompje - wordt in die tijd bewoond door de wed. G. Jongsma-Jelsma, die in de adresboeken van ‘60, ’64 en ’66 vermeld staat als zijnde zonder beroep. Ook dan al is het adres Zonnebloemstraat 31. Het huis staat er al in 1956 (Aerocarta 46239). Wanneer mw. Geertje Jelsma, wed. T.B. Jongsma overlijdt op 16 januari 1975 is ze nog slechts 54 jaar oud. Ze wordt vanuit de kerk van Terband begraven op de Terbandster begraafplaats. Het huis wordt overgenomen door dochter Alie, die met haar man Jo Geveke en haar zoons Erik en Robert zich daar vestigen.
Overigens is het huis bij verstrekte bouwvergunning 192 van 27 september 1938 al tot stand gekomen. De Zonnebloemstraat heet dan nog Pastoriesingel en opdrachtgever is J.H. ten Hoeve van Heerenveen. Hij laat op perceel Tjalleberd A-7563 - dat deels nog aan een sloot is gelegen en aan de zuidflank aan een ‘reed’ ligt - door Bosma’s architectenbureau Heerenveen van J. Bosma en L. van Houten een degelijke woning bouwen voor fl.3800,-, dat nummert: Pastoriesingel 19. In het adresboek van 1949 bestaat dat nummer nog steeds, maar nu aan de Pastorielaan. Naamgevingsbesluiten van 4 augustus 1949 en 27 december 1956 liggen daaraan ten grondslag. Verdichting van de bebouwing maakt tevens een vernummering noodzakelijk van nr. 19 naar nr. 31. Om aan de modernere wooneisen te kunnen voldoen is er sinds 1977 enkele keren aan het pand gesleuteld. Voor zaken als bijbouw garage, verbouw woning; vergroting en dergelijke blijkt dan een vergunning te worden verstrekt.
Eigenlijk is het overbodig te vermelden dat de twee torens behoren tot de Rooms Katholieke Kerk aan de Crackstraat. De overige dakelementen rechts daarvan hebben te weinig kenmerkends om te benoemen, maar wat wel opvalt zijn de lange rij straatlantaarns.
De foto bevindt zich al vele jaren in de collectie van het Museum Willem van Haren onder nr. 21 op een ongebruikelijk formaat van 8 bij 17 cm
2012, juni 2 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 22

Wie ontvangt er nou niet graag een tevredenheidsbetuiging ? Wij in ieder geval wel ! Het overkomt onze website als op 20 juli j.l. de heer J. Koopman te Heerenveen mailt, dat hij met veel genoegen onze website heeft bekeken. Als dank en natuurlijk ook omdat hij het zelf een prima tekening vindt, stuurt hij een getekende skyline waargenomen door een raam van één der bovenste verdiepingen van het ziekenhuis aan de Thialfweg. Aan de ondertekening ‘vanuit z’huis heerenveen’ (linksonder) ziet u dat het in ‘66’ is geweest. Zo’n uitzicht van een panoramische kwaliteit benadert een vogelvluchtopname. Het is niet alleen leuk om te bewaren door de Werkgroep Oud Heerenveen, maar zeker de moeite waard om te delen met andere bezoekers van de website. Temeer daar het een betrekkelijk jong beeld is van het Heerenveen met de kenmerkende gebouwen, die velen zullen herkennen.
Laten we ze nog maar weer eens benoemen van links naar rechts. Prominent de ‘Watertoren’, gebouwd in 1914 op de westelijke rand van het Gemeenteplein naar het ontwerp van de gerenommeerde architect Roelof Kuipers uit Gorredijk. Na buiten gebruikstelling door het Waterleidingbedrijf Friesland verkoopt deze instelling in 1974 de 42 meter hoge toren aan de gemeente Heerenveen. Vanuit de Heerenveense politiek en gemeenschap ontstaat er fel verzet tegen de door de gemeente gelanceerde afbraakplannen. Een actiecomité wil het beeldbepalende pand behouden voor het ‘dorpsgezicht’. Na slepende en slopende procedures krijgt sloop de voorkeur van de raad met slechts één stem meerderheid. In 1980 kost het nog flink veel moeite om het gebouw te onttakelen. Op 1 oktober 1980 is de watertoren onthoofd ! Illustratief voor de ontwaarding van de Nederlandse gulden is het gegeven, dat de watertoren is gebouwd voor fl.20.900,- en dat voor de afbraak in 1979 een krediet is beschikbaar gesteld van fl.400.000,-.
Vlak naast de watertoren ontwaren we het spitse torentje van het postkantoor. Daarvan is bekend, dat tijdens de uitvoering van het plan van rijksbouwmeester C.H. Peters nog wordt besloten een toren bij het gebouw te plaatsen voor het invoeren van de bovengrondse telegraaf-en telefoonlijnen. De aanbesteding van het basisplan dateert van 15 januari 1913 en het complete postkantoor wordt in gebruik genomen op 1 mei 1914. Het markante en zelfs deftige gebouw heeft samen met het belastingkantoor, Oenemastate, R.K.-kerkje, watertoren en bewaarschool het aanzien van het plein bepaald. In 1968 is het ruimtegebrek zo nijpend geworden, dat het door de directeur als niet meer representabel, verouderd en onpraktisch wordt gekwalificeerd. Een aantal jaren bestaat er onzekerheid omtrent het lot van het verlaten gebouw. De belangstelling voor overname blijkt niet groot genoeg. Zelfs de bouwkundige ingenieurs T. Brouwer en G. Kiestra hebben in 1972 in een afstudeerproject bezwaar gemaakt tegen de afbraak, maar weten niet voldoende te overtuigen. In 1974 wordt het pand gekocht door projectontwikkelaar Dijkoma-beheer b.v., die de afbraak van het postkantoor uitvoert. Op 15 december van dat jaar sneuvelt het bekende torentje. De op deze plaats geprojecteerde flats weten architectonisch nimmer te overtuigen, niet voor het exterieur, doch evenmin voor wat betreft het interieur met de nodige niveauverschillen.
De contouren volgend treffen we centraal de ‘trots’ van Johannes Sytses Crack (c. 1600 - 1652): het grietmanshuis ‘Crackstate’, gebouwd in 1648, met een toren welke naar alle windrichtingen - aangegeven door de windvaan - het vrije uitzicht heeft om de familiebezittingen te kunnen overzien. Vermoedelijk heeft in de koepeltoren aanvankelijk één enkel luidklokje gehangen, welke door de Heerenveense gemeenschap - na een vroege poging daartoe in de beginjaren vijftig van de 20 eeuw - tenslotte wordt overklast door een carillon van bijna 50 klokken, welke vlak voor kerst 1962 aan de gemeente wordt overgedragen. Een tweede initiatiefgroep in de beginjaren tachtig heeft zich sterk gemaakt voor aanpassing en verbetering met de Aktie Crackstate Beiaard. Eind oktober 1985 kan dan het geheel vernieuwde carillon, welke zowel handmatig als electronische kan worden bespeeld in gebruik worden genomen met een concert door beiaardier Wijnands.
Zeer prominent, bijna beeldoverheersend zijn de kantige contouren van de katholieke kerk. De toren van de hervormde kerk is in 1964 afgebroken en het kerklichaam van de nog niet afgebroken kerk is vanuit dit perspectief niet meer zichtbaar. Het lijkt bijna symbolisch voor de ontwikkelingen van de komende jaren, immers in 1969 volgt de totale vernietiging van dat godshuis. De jeugdige ‘Heilige Geest’-kerk is in 1932 tot stand gekomen en ondergaat haar consecratie op 15 mei 1933. Sindsdien wordt de skyline van Heerenveen meebepaalt door een 56 meter hoge toren boven de westkant en een kleinere toren boven de oostkant van het gebouw.
Tenslotte vereeuwigt de heer Koopman de duidelijk dichterbij staande molen ‘Welgelegen’ aan de Tjepkemastraat. De molen heeft zich mede door een zeer actief stichtingsbestuur en een niet minder actieve (vrijwillige) molenaar een vaste plaats in de monumentengebeurtenissen van het Heerenveen verworven. Het is bijzonder om te zien, dat achter de naar benedenstaande wiek de arm van een enorme bouwkraan zichtbaar is, die vermoedelijk bezig is in de buurt van Mariënbosch, mogelijk bij de aanleg van de brug die de Trambaan verbindt met de K.R. Poststraat.
Aanvulling door dhr. Koopman : De bouwkraan is naar ik mij herinner gebruikt bij de eerste nieuwbouw van Marienbosch, op de plaats van het afgebroken huis en tuin van dr. Smook.
Zelfs op deze tekening wordt nog eens duidelijk hoe groen Heerenveen is in de lagere regionen van de gebouwde omgeving. De heer Koopman is er uitstekend in geslaagd, datgene wat prominent hoort te zijn er ook belangrijk te laten uitzien. Proficiat en bedankt !
2012, augustus 12- wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 9

HIP-TIME MAGAZINE 13

Natuurlijk kent u het bekende brain-trainingsspelletje ‘Zoek de verschillen !’ De foto van HIP-TIME MAGAZINE 10 en dit exemplaar eisen stellig enige oplettendheid. Duidelijk is wel, dat deze prent van de boerderij van Van den Akker in ieder geval niet op dezelfde dag is gefotografeerd. We zijn verder in het seizoen en dat blijkt niet alleen uit de begroeiing van de bonenstokken, dunkt me. Er lijkt achter de bloeiende begroeiing ook een hooiopper of hooiberg te staan met een afgeronde vorm. Uit de kleding én de pose van de jongedame (zou dat Aukje van 17 jaar kunnen zijn ?), die zich in het gras heeft gedrapeerd, leiden we een mooie nazomerse dag af. De datum waarop de opname gemaakt is - 18 october 1919 - geeft ons gelijk en van deze foto is de fotograaf geweest: Sikke Steensma (Workum 1887). Steensma is dan al ruim vijf jaar inwoner van de gemeente Aengwirden. Hij is op 12 mei 1914 ingeschreven op Fok nr. 158, net ten noorden van het voormalige Mariënbosch, waar hij een huis met atelier huurt van de Leeuwarder fotograaf Gerrit Hesselink. Hij noemt zijn bedrijf in het adresboek van 1922 ‘handel in foto-artikelen’. Wanneer Hesselink in het kadastrale dienstjaar 1933 de zaak verkoopt aan een mijningenieur uit Voorburg, huurt Sikke Steensma het pand van deze Ir. Anton Arthur George Schieferdecker. In 1949 wil deze ‘belegger’ het pand weer kwijt en Steensma mag zich voortaan eigenaar noemen. Heerenveners uit de jaren zestig hebben zijn opvolger Hendrik Westerhof ongetwijfeld wel eens met hun klandizie vereerd.
Vergeleken met de andere foto staat er in ieder geval een vrouwelijk persoon geheel rechts op de foto, die ongetwijfeld door de kinderen wordt aangesproken met ‘beppe’. Zij lijkt in gezelschap van moeder Alarda. De jeugd is goed vertegenwoordigd en het lijkt erop dat zelfs de derde generatie van den Akker de vaardigheden van een goede en veelzijdige veehouder zich eigen maken. Deze keer is er ook iets meer te zien van de bijgebouwen van Hotel Jorissen, terwijl ook de achterzijde iets contrastrijker in beeld is gebracht. Wat er aan de kant van Jorissen nu wel in beeld is gebracht, missen we dus aan de kant van het Posthuis.
Deze familie ‘Van den Akker’ heeft haar ‘wortels’ van afstamming liggen in het Nieuweschoot van omstreeks 1780. Als op 8 juli 1781 in het kerkje van Katlijk Hendrik Roels, afkomstig van Nieuweschoot, onder de geboden gaat met Antje Jolts, afkomstig uit Rotstergaast, wordt hij eerst een drietal jaren boer onder Rottum. Vervolgens verkast hij naar Nieuweschoot 1 (specienummer) en op 2 februari 1796 wordt hij aangesteld als ‘executeur’ van Schoterland in dienst van het nieuwe bewind, met o.a. als taak het innen van gelden voor de burgerlijke armvoogdij (armegelden, stuiverspacht, marktgeld, lantaarngeld). Zelfs dan is er nog geen sprake van de familienaam ‘Van den Akker’. In het ‘Speciekohier van 1798’ van Heerenveen-zuidkant no. 12 (wonend aan de Nieuwburen) staat hij tot en met 1800 vermeld. De laatste vermelding in 1801 geeft aan, dat hij ‘zwervende’ is. Mogelijk is dat de reden, dat hij in de lijst van de Actes van Naamsaanneming van 1811 niet is terug te vinden. Evenmin heeft hij trouwens achteraf de notaris ingeschakeld om zijn voorkeursachternaam Van den Akker te laten vastleggen. De repertoires van de Heerenveense notarissen uit het begin van de negentiende eeuw vertonen daarvan geen sporen. Mogelijk heeft hij die jaren niet bereikt, net als zijn vrouw Antje Jolts overkomt. Zij is op 14 april 1806 begraven in Mildam (in leven gehuwd met Hendrik Roels), en als gealimenteerde, dus in behoeftige omstandigheden.
Van de acht uit hun huwelijk geboren kinderen is het de allerjongste Jan (1793), die door zijn huwelijk in 1829 met Tetje Siegers de Jong uit Langezwaag, een bestaan probeert op te bouwen in Katlijk. Voor de hand liggend is dan een boerenbestaan, mede omdat zijn vier kinderen daar zijn geboren. Zoon Hendrik - het tweede kind van 1834 - vindt in 1868 een partner in Jantje Veenstra, geboortig uit Langezwaag. Zij vestigen zich in de gemeente Aengwirden op de pas gebouwde boerderij aan de Fok, waar hun drie kinderen ook worden geboren. De snelle uitbreiding van het woningbestand in Heerenveen (Aengwirden) - met name op de Fok - maakt dat ze soms vrij snel een nieuw huisadres krijgen. In 1872 bij de invoering van het bevolkingsregister (Aengwirden heeft tot dat jaar gewerkt met Staten van de Loop der Bevolking, die helaas niet allen integraal zijn bewaard gebleven, dus evenmin te raadplegen) blijkt dat het huisnummer 43 is geworden, gerekend vanaf de Schans. Als referentiepunt hebben we in dat jaar het Posthuis als nr. 45 en het pakhuis van Van der Sluis - die er ten westen van aan de straat staat - als nr. 44.
In mei 1895 gaat zoon Jan een jaar lang naar de gemeente Schoterland om (vermoedelijk) ergens als knecht te gaan werken, maar in februari 1896 laat hij zich al weer bij zijn ouders inschrijven. Op 11 mei 1900 waagt hij de grote stap en trouwt met Alarda Dijkstra (Kortezwaag 1870). Twee dagen eerder heeft ook Alarda zich laten inschrijven uit Nijehaske. Samen vestigen ze zich voorlopig op huisnummer 120 in het Kerkstraatgebied. Daar worden hun kinderen geboren: Hendrik (1901), Aukje (1902), Atze (1905), Albert (1906) en Tette (1910).
Nu we de namen van de kinderen hebben genoemd gaan we ook even speculeren over hun plek op de foto. Tette, de jongste, 9 jaar staat links van zijn zittende oudere zus; de daarvan links staande in witte blouse zou Albert kunnen zijn. De jongeman met pet bij de koe op de voorgrond schat ik in als Atze. De daar links van staande als Hendrik, de oudste, en vader Jan geheel links op ‘e skammel’.
In 1911 maakt zijn vader plaats voor hem op de boerderij en gaat deze met zijn vrouw wonen in het woonhuis bij het tennisveld van hotel Jorissen naast Crackstate op huisnummer 73 (waar in 1934 de Schouwburg zal verrijzen) om vandaar in 1913 naar Nieuweschoot te gaan verhuizen.
Bij de overname van het bedrijf door Jan Hendriks van den Akker in 1911 blijkt het huisnummer van de boerderij 72 te zijn. Bij een systeemwisseling van huisnummering passeren de familie ook nog de nummers 170 en 171. Hun uitschrijving uit de bevolkingsboekhouding naar Haskerland vindt plaats op 16 mei 1925, waar ze een jaar ‘parkeren’ om vervolgens te gaan wonen onder Terband no. 96. Ook daar is hun verblijf zeer tijdelijk, want op 14 januari 1927 ‘emigreren’ ze naar de kop van Zuid-Limburg. Het plaatsje Ottersum, Kelder (moet dat niet de buurtschap Zelder zijn ?) A 96, ten noorden van Gennep is hun bestemming.
Is hun ter ore gekomen, dat de Rooms Katholieke kerk bezig is plannen voor de bouw van een nieuwe kerk te maken ? Na het vertrek van Jan van den Akker heeft Sjoerd Boersma als laatste veehouder de boerderij beheerd. Hij komt 5 mei 1825 van Wommels en vertrekt weer per 6 mei 1930 naar Oosterlittens. Het inwonertal van Heerenveen wordt op 10 maart 1826 wel vermeerderd met de geboorte van dochter Aukje. Uiteraard staat de familie vermeld in het adresboek 1927 als bewoner van huisnr. 171. Het bericht van de aankoop van de boerderij van Daniël de Blocq van Scheltinga door de gemeente Aengwirden op 30 november 1929 zal hem ook zijn verteld. Of de gemeente het bedrag van 125.000 gulden ook heeft genoemd, zullen we nimmer te weten komen. Dossierno. 52 van het inventarisnummer 547 van de gemeente Aengwirden verbergt nog een aardige anecdotische bijzonderheid. Aan de boerderij zat een naamplaat met de tekst “Daniël de Blocq van Scheltinga” van ongeveer een vierkante meter groot, die de gemeente Aengwirden op 1 mei 1930 ongeschonden aan de verkoper moet leveren. Er staat nog een transactie te gebeuren alvorens de Rooms-Katholieke kerk, inmidddels eigenaar van Hotel Jorissen, haar plannen naar wens kan uitvoeren: een ruiling van een aantal percelen van het voormalige hotel tegen de boerenhuizinge met erf en schuur. Door de afbraak van de boerderij en de aanleg van de Crackstraat is het adres Fok nr. 77 in 1931 nimmer tot stand gekomen.
Van de drie boerenbedrijven - één in Schoterland en twee in Aengwirden - willen we door middel van de personele omslagen van beide gemeenten over de jaren 1916 tot en met 1921 een vergelijkende welstandsindruk geven.
Jan Veenhouwer van de ‘Boerehikke’ op de Dracht betaalt over de opgelegde aanslagen (varierend van 3200 tot 5800 gulden) gemiddeld 8,28 % belasting; Jan Hendriks van den Akker van de boerderij aan de Fok (variërend van 2150 tot 3400 gulden) gem. 4.87 % en Jacob Sijtzes Bouwer van de ‘komelkerij’ aan het Achterom (variërend van 1700 tot 2545 gulden) gem. 3,61 %.
2012, juni 9 -wibbo westerdijk-hip-backup2
HIP-MAGAZINE 26

Het dokstershuis, van waaraf de fotograaf deze opname (MWvH., nr. 244) heeft gemaakt, heeft een groot plat ‘dak’. De aldaar wonende arts J. Bijlsma heeft circa 1928 toestemming gegeven het te beklimmen. Mogelijk dat er sprake is geweest van een dakluik, maar luchtfoto’s sluiten de waarschijnlijkheid daarvan uit. Hoewel moeilijk bereikbaar, dus niet onmogelijk en ideaal voor de fotograaf om zijn statief op te stellen. Een meer voor de hand liggend draaiboek is dat de fotograaf na de brand in 1924, de sloping en de herbouw van het huis de faciliteiten kreeg aangereikt unieke opnames te maken. Immers, de aanbesteding van de wederopbouw onder architectuur van C.J. Wierda vindt plaats op 31 oktober en de gunning aan aannemer Joh. de Haan op een bedrag van fl.7880,- wordt bekend op dinsdag 11 november 1924. De bouwvergunning nr. 1378 is twee dagen later al af te halen bij gemeentewerken. Die brand trouwens is in een royaal bericht terug te lezen in de Leeuwarder Courant van 6 oktober 1924. Alleen de bovenverdieping brandt volledig uit, ondanks en dankzij de inzet van veel slangen door de gemeentelijke én de vrijwillige brandweer. De brand ontstaat - volgens zeggen - door een gebrek aan de geiser in de badkamer; de dienstmeisjes verliezen hun hele hebben en houden. Dienstbodes Geertje Sijtsma (1898) sinds mei 1922, en Fokje Kromhout (1905) sinds mei 1923 vertrekken noodgedwongen, resp. in november en december 1924. Bijlsma kan gelukkig de schade claimen bij de maatschappij Woudsend (voor het huis) en bij Zevenwouden (voor de inboedel). Niettemin vertrekt het gezin met drie kinderen half december 1928 naar Amsterdam. De Hepkemakrant van de 18e december bevat een vestigingsadvertentie van zijn opvolger Stephanus Jacobus van Royen, een beginnende arts van 27 jaar.
Van het doktershuis is op de foto nog net de ouderwetse dubbelpijps schoorsteenconstructie te zien. Daarachter ten oosten een verrassend beeld van het dak met twee kapellen van Theodorus Leenes, grossier in vetwaren en suikerwerken. Van de Nieuwburen zijn slechts wat herfstachtige bladerloze bomen te zien, die langs de Knijpstervaart staan.
Nee ... dan een verrassende blik op de bovenzijde van de pas vernieuwde Garstenbrug. Maar eerst even met zevenmijlslaarzen door de geschiedenis van de brug. De oostelijke afsluiting van de Kolk - een in de eerste jaren van de vervening door de Heeren Compagnons aangelegde schutsluis van bijna 200 meter - is een sluisdeur geweest, waarbij de sluiswachter via een smalle richel boven de sluisdeur naar de overkant kan komen. In 1842 worden op initiatief van het bestuur van Schoterland plannen ontwikkeld om ter plaatse van de oosterse sluisdraai een wipbrug te plaatsen, mede in verband met de plannen voor de aanleg van een kunstweg naar Gorredijk. Na een bestuurlijke stilte besluit de raad van Schoterland in april 1845 tot de aanleg van een klapbrug, die geschikt is als rijbrug. Een tikje dwarsliggende hoofdingenieur van de Waterstaat doet de raad van Schoterland besluiten advies te vragen op het ontwerp van gemeentearchitect De Graaf aan de architect M.G. Tetar van Elven, Directeur van de Koninklijke Akademie voor Beeldende Kunsten en A.C. Pierson, Directeur der Stedelijke Publieke Werken, beide van Amsterdam. Er komt een degelijk rapport en een vergelijk, welke leidt tot de publieke aanbesteding op zaterdag 3 mei 1846. Aannemer W.K. Oosterhout, timmerman te Joure, mag het ter plaatse van de sluisdraai aanleggen voor fl.1195,-. De Compagnons van de DCF-compagnie formaliseren een jaar later de aanleg met een overeenkomst met het grietenijbestuur van Schoterland. De gemeentelijke rekening wordt verder nog belast met de nota’s van de heren Tetar van Elven en Pierson van elk 100 gulden. Daarna volgt een periode waarop de Garstenbrug uitsluitend met herstellingen te maken krijgt. In 1896 is de Garstenbrug het toneel van een anecdotische gebeurtenis op de avond van de 18e februari. Die avond passeert de bierwagen van de heer Hergarden de brug en breekt doormidden. “Tal van volle en lege flessen laten bij dit ongeval het leven’.
De houten Garstenbrug is de eerste van de houten ophaalbrug in Heerenveen, die wordt vervangen door eentje van metaal. De brug was zelfs in deze laatste versie verboden voor 'rij-en voertuigen bespannen met paard of paarden' en tevens voor 'motorrijtuigen behalve tweewielers' (zie het gebodsbordje !). Het jaar 1923 wordt het jaar van de firma Groothoff en zoon te Nijehaske, die de opdracht binnenhaalt voor de complete bovenbouw, dus excl. de betonfundering. De nota van 29 november 1923 valt iets hoger uit de begroting van fl.2400,-. nl. fl.2438,10. De vereniging Heemschut vindt het volgens een ingezonden stuk maar niks, dat de nieuwe Garstenbrug met stille trom aan het algemeen verkeer is overgegeven. Zij vindt ‘alleszins reden, om dit mooie bouwstuk met eenig eerbetoon in te wijden’ vooral omdat het plaatselijk werk is van zowel ontwerper als uitvoerder. Naast deze lof critiseert de scribent de onmiddellijke omgeving van de brug, die tot nu toe steeds ernstig wordt ontsierd door permanente opslag van kisten, vaten, karren, e.d. Hij refereert aan een gemeentelijke verordering, die de wallen en kaden slechts voor tijdelijk lossen en laden toestaat. Wordt het niet eens tijd om het ‘Stede schoon’ te respecteren?
Inmiddels is het natuurlijk allang duidelijk dat de Garstenbrug niet ligt in het verlengde van de Nieuwstraat, waarvan we het eerste huis op de hoek met de Heideburen wat brokkelig in beeld hebben door de geometrische brugconstructie. Dat huis is volgens het bord op de zijmuur de ‘salon’ van kapper A. Bouma op no. 91. Het volgende huis met no. 92 en mansarde-uiterlijk is de woonplaats van J.J. van der Werf, zonder beroep, en zijn zoon J. van der Werf, kandidaat-notaris. Het daaropvolgende herenhuis van twee verdiepingen herbergt de artsenpractijk (no. 93) van dokter F. Frik, die in 1923 zijn carrière in Heerenveen is gestart. Over no. 94 valt wel iets meer te vertellen; niet zozeer om de in 1923 aldaar gevestigde caféhouder van “Café Neuf” Joeke van der Mei, de inwonende manufacturenkoopman P. Jager of de arbeider H. Mintjes. Het is tot de omlegging de stopplaats geweest voor de tram richting Gorredijk-Drachten. Tussenpaus in ‘Café Neuf’ wordt Anne Boschker, die Heideburen 7 gewoon ‘Café Boschker’ noemt. Enkele jaren later - vanaf 1934 - wordt de nieuwe cafébaas W. Ekkers de persoon, die lange jaren het bedrijf onder zijn hoede heeft en tot grote bekendheid heeft gebracht. Café Ekkers wordt een begrip in Heerenveen. Zelfs een tweede generatie - in de persoon van Lammert Ekkers - vindt er haar bestaan: veel verkopingen, dansles, dansavonden, en niet te vergeten ‘bruin café’. Later (c. 1990) heeft het nog geheten “Café ‘t Friesche Haagje” en thans in 2012 noemt men het “Stamcafé”.
Het tuitgeveltje (5e pand, nr. 95) is in 1927 het onderkomen van de Gez. Hiltje en Atje de Vries, die in het adresboek als ‘zonder beroep’ worden aangeduid. In 1934 is het D. Heeringa, die er als barbier staat ingeschreven (nr. 9). Zijn inwonende zoon is M.B. Heeringa en schildersknecht. Heideburen 96 is in 1927 de woning van ir. H.N. Biezeveld, directeur van de N.T.M. (Ned. Tramweg Maatschappij). Hij verhuist later naar Oranjewoud en de adresboeken hebben voor Heideburen geen vermeldingen meer van bewoners. De simpele verklaring is dat er een bedrijfsbestemming aan is gegeven. Het is het Hoofdbureau geworden voor de N.T.M., die eerder als ‘administratiegebouw’ is gevestigd geweest op het adres Stationsplein C 28. Pas als de Friesche Koerier het pand in 1951 betrekt, komt het terug in de adresboeken. Het verdere deel van de Heideburen laten we nu even met rust en constateren dat de kade met in ieder geval enkele pramen nog een - zo te zien - deugdelijke houten beschoeiing heeft. Het is toch niet voor te stellen, dat de in 1898 aangelegde nieuwe houten walbeschoeiing er na dertig jaar nog zo gaaf bij kan liggen. Dan heeft Kerst Fokkema uit Nijehaske voor 518 harde guldens een duurzame oplossing geboden. Het gedeelte voorbij de Spekbrug over de Pastoriewijk onttrekt zich aan onze waarneming door de bomendichtheid rond het buiten Voormeer. Zie ook hoe verkeersarm de Heideburen erbij ligt; welgeteld één wandelaar is duidelijk waarneembaar. Hij kan nog niet gebruik maken van een trottoir, maar mag wel genieten van de luxe van stoepen en voortuintjes. Met enige fantasie kun je je voorstellen, dat tussen de bomen en de kade in de huidige tijd de auto’s een plekje kunnen vinden. Destijds blijft het bij een handkar of een kruiwagen.
2012, september 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 91

Gezicht bij het Heerenveen ca 1790
Deze afbeelding siert één van de drie ansichtkaarten, die de Heerenveensche Boekhandel (voorheen A.L. Land) - en sinds 1901 Izaäk Sevensma - in 1903 in de handel brengt om voeding te geven aan “den huidigen tijd van ansichtkaarten-rage”. Het Nieuwsblad van Friesland van 26 augustus 1902 schrijft in haar tweede blad over deze uitgave, dat de andere twee reproducties het Breedpad met het Heerenwalster bruggetje, de Hoofdbrug, de geluifelde huizen en de grote kerk in zijn vroegere staat; én Crackstate en de Oude Koemarkt voorstellen.
Afgezien van de tekst van het afgebeelde ‘Gezicht bij het Heereveen de Halkenschans’, waar sprake is van een leesfout - ‘Halkenschans’ in plaats van ‘Haskerschans’ - zijn de reproducties van prima kwaliteit en van bijzondere waarde, gezien de periode van ontstaan: 1785-1790. Alle drie de voorstellingen zijn naar tekeningen van topografisch tekenaar Jan Bulthuis (1750 Groningen, 1801 Amsterdam).
Met die toeschrijving is wel iets bijzonders aan de hand. Bulthuis heeft voor het maken van zijn tekeningen de al dan niet afgesproken hulp gehad (vermoedelijk in verband met zijn ziekte) van een andere ‘onbekende’ noorderling, nl. J.Gardenier Visscher. Deze heeft tijdens twee reizen door Friesland in 1786 en 1788 in totaal bijna 180 ‘kale’ schetsen gemaakt van alle bekende Friese locaties. Bulthuis heeft deze schetsen omgezet in ‘levendige’ tekeningen met hier en daar personen en dieren als stoffering. Vervolgens komen de tekeningen in handen van de kopergraveur K.F. Bendorp, die er etsplaten van maakt. Die zgn. ‘Konstprenten’ worden daarna gebruikt voor het drukken van het werk ‘Vaderlandsche Gezichten, behoorende tot den Tegenwoordigen Staat der Vereen. Nederlanden ........... ‘ te Amsterdam, bij A.B. Saakes, in de Pijlsteeg.
Het merendeel van de schetsen van J. Gardenier Visscher bevinden zich in het Fries Museum en zijn in de door Bulthuis bewerkte vorm terug te vinden in een facsimile-uitgave (bijna twee honderd jaar later) van de “Hedendaagsche Historie of Tegenwoordige Staat van Friesland”, derde deel, Westergo en Zevenwouden, 1788. Dit vierdelige werk is - als origineel - in de jaren 1785-1789 uitgegeven door een groep uitgevers t.w. P. Schouten, J. de Groot, G. Warnars (Amsterdam), S. en J. Luchtmans (Leyden), A. en P. Blusse (Dordrecht) en V. van der Plaats (Harlingen).
Wat zien we nou eigenlijk op deze prent ? Het laatste deel van de Heerensloot en de Heerenwal - of zoals op de kaart van Gosen van Terwisga uit 1789 staat ‘Compajons vaert’ en ‘Schanserwal’. Aan de linkerkant staan een vijftal huizen en daar rechts van zeer prominent de kerk van Nijehaske. Die staat er eigenlijk nog maar kort, want hij wordt op 10 december 1775 ingewijd door ds. J. Dix. In de topgevel is van het leggen van de eerste steen nog een herinnering te vinden in de vorm van een wapensteen van Klaas Tjerks Hiddinga, ontvanger en dorprechter van Nijehaske. Een poging om via een speciekohier van Nieuwehaske uit 1778 greep te krijgen op de bewoning van de verschillende goed zichtbare huizen en huisjes op dit streekje aan de Schanserwal brengt ons niet veel verder. Wel vinden we in die lijst de naam van Dnús (afkorting van Dominus) Dix, die in een huis met 2 schoorstenen woont met een gezin van 4 hoofden. Het is in die tijd natuurlijk niet ongebruikelijk, dat de ‘pastorie’ vlakbij de kerk staat. Daarvoor staan op de lijst twee nummers, te weten 95 en 96. Zijn dat huisnummers of volgnummers ? Spijtig genoeg staat in dat dossier het gebouw van de ‘kerk’ als - niet-belastbaar - object niet verantwoord.
Het strookje wal links op de prent (vanaf de latere schoolstraat tot de kerk) wordt in eerdere bronnen aangeduid als ‘de Geile’. S.J. van der Molen heeft in 1951 in een bron uit 1723 deze term aangetroffen voor een gebied “tusschen Schans(t)er-en Heerewal” en refereert daarbij aan eerder agrarisch gebruik door te denken aan ‘geile groun’ (vette, vruchtbare grond). Hij vindt in Karel Gildemacher in het boek “Haskerlân. In tal bijdragen ta de skiednis.” in het hoofdstuk ‘Nammen fan Haskerlân’, in paragraaf Nijehaske, pag. 105 e.v., uit 1990, een geestverwant, die tevens aangeeft dat de naam gangbaar blijft tot in de 20e eeuw. Een kaartbeeld van de landmeter Foocke Eiles uit 1730 bevestigt het vroege bestaan van dit toponiem. Het wordt aangetroffen onder de term ‘vaert van ‘t Heerenveen na de Schans’ met de zinsnede ‘‘De Heerenwal ten Noorden de Gaeijlen en kalkovens” en “uit het midden dese sloot ten noorden de Gaeijlen”. Honderd jaar later komt de term ‘de Geile’ voor op de samengestelde topografische kaart van het Heerenveen van 1830 op de wal vlak voor de kalkovens.
De prent toont meer dan overtuigend aan, dat de Heerensloot een factor van economisch belang is. De activiteit op het water overschaduwt de bezigheden op de wal. Het wandelende echtpaar mogen we rustig als een schilderkunstige stoffering beschouwen. Anders is dat met de figuur op het jaagpad aan de Fokzijde, wiens lichamelijke inzet ‘yn ‘e beage’ wezenlijk onderdeel is van de aandrijving van het skûtsje zolang het zeil in de Heerensloot niet mag worden gehesen. Die ijzeren regel komt in een geheel ander daglicht te staan op 12 april 1802 als Epke Roos van Bienema, grote vervener in Oudeschoot en invloedrijk bestuurder, een exclusief contract sluit met de administratoren van de Compagnonsvenen in Schoterland dat zijn “Boeijer weer en wind dienende mag zeilen langs de Heerenwal “ ... (DCF-archief 2357).
Meest prominent is - en tevens icoon van het turfvervoer - het hooggeladen turfschip, dat zijn vracht vermoedelijk bezig is locaal te verschepen naar de turfschuren in Nieuwehaskerschans achter de Dubbele Regel of bij de Nieuwebrug. Van daaruit wordt dan overgeladen in Zuiderzeewaardige schepen, die via de Lemmer oversteken naar het westen des lands, b.v. Amsterdam. Aan dit beeld van het beladen turfschip is te zien, dat de tekenaar Bulthuis niet op de hoogte is van de problemen met de navigatie van deze vorm van turfvervoer. De drie personen op het achterdek bij het roer hebben immers volstrekt geen zicht op de vaarrichting. En zo te zien is er evenmin sprake van een eventueel ‘bomende’ schipper in het gangboord.
‘n Pracht prent !
Wibbo Westerdijk, 14 sept. 2014
HIP-TIME MAGAZINE 85

Gemeenteplein, periode 1958 - juni 1974
De MUVA-uitgaven uit Valkenburg komen van een uitgeverij uit de provincie Limburg. Deze N.V. heeft op internet zijn identiteit al eens prijs gegeven (A.H. Muurmans). Hun prentbriefkaarten kennen een landelijke dekking. De bovenstaande prentbriefkaart-in-kleur uit Heerenveen van het Gemeenteplein is ruim 40 jaar oud. In het begin van het jaar 2013 heeft het museum Willem van Haren van Ys Sevensma een grote collectie digitale afbeeldingen mogen ontvangen, die eventueel gebruikt mochten worden voor de doelstellingen van de Stichting Historie Heerenveen. Eén van die digitale prentbriefkaarten geeft het bijgaande beeld. Natuurlijk hebben we ook in de eigen collectie van het museum gekeken en ook daar blijkt dezelfde afbeelding - zelfs in tweevoud - aanwezig. Voor dateringsdoeleinden met behulp van een datumstempel ongeschikt, omdat beide exemplaren niet voor postale bestemmingen zijn gebruikt. Natuurlijk zijn de op de prentbriefkaart vertrouwde gebouwen aanwezig: het oude postkantoor, de conciergewoning van de mulo-school, enkele lokalen in het straatje naar de Minckelersstraat, de Oenemastate, de van zijn toren ontdane oude Roomse Kerk staan er duidelijk op. De voormalige pastoorswoning is door zijn plaatsing niet zichtbaar, de Watertoren met annexen des te beter, het huis van Pothaar en een gedeelte van de voormalige bewaarschool horen nog in dit plaatje. De schaduwen laten ons zien, dat het laat in de middag is.
De foto is van vóór de plaatsing van het bronzen beeld van Fedde Schurer, gemaakt door beeldhouwer Guus Hellegers uit Steggerda. Die gebeurtenis heeft plaatsgevonden op 4 juni 1974. Voordat het beeld op het zgn. Rishon le Zion-plein is geplaatst, is er kennelijk door gemeentewerken nog iets aan de infrastructuur van het plein gesleuteld. Wanneer we dit beeld vergelijken met het eerder afgebeelde fotonummer 01794 van HIP-Time Magazine 82, is dat een opvallend verschil. Op onze prentbriefkaart is namelijk het Haringspad van oost naar west langs het water een door gemotoriseerd verkeer toegestaan tracé. Er zijn beslist geen hinderlijke verkeerspaaltjes waar te nemen.
Dit pleinontwerp is ontstaan door ir. de Ranitz, die een parkeergelegenheid voor 25 auto’s beoogt welke door een betegeld trottoir is gescheiden van het Van Harenspad. Met bloembakken, banken en een kwartet lichtmasten wordt enig straatmeubilair geplaatst. De Inspecteur-Korpschef van Politie pleit in een advies zelfs voor 50 plaatsen om de andere parkeergelegenheden te ontlasten. Dat advies wordt niet gevolgd; wel wordt het aantal parkeervakken uitgebreid tot 28 stuks, terwijl er ook voorzieningen voor motoren en scooters worden gecreëerd. Het eerste plan om langs het belastingkantoor schuingeplaatste fietsbeugels te plaatsen wordt in 1965 afgewezen, doch de foto toont duidelijk aan dat deze er uiteindelijk wel zijn gekomen. Tegelijk met deze infrastructurele ingreep wordt ook de marktorganisatie bediend. Deze blijkt zo tevreden over de mogelijkheden, dat ze op zaterdag 27 juni 1964 een attractiemarkt met koffieschenkerij, poppenkast en het laten rijden van een treintje organiseert. Wethouder H. Eijgelaar krijgt de eer dat te mogen openen. Slechts enkele maanden later blijkt, dat parkeren en de zaterdagmiddagmarkt elkaar flink dwars zitten. De marktcommissie moet nieuwe plannen smeden, waarbij de optie van verplaatsing naar het immense Kuperusplein door de 18 standplaatshouders naar het land der fabelen wordt verwezen.
Het fraaie voetgangersbruggetje is nog het resultaat van de Kolkplannen, waarvoor in de periode 1964-1968 veel werk is verzet. Er zijn destijds veel onaangenaamheden opgelost, maar zoals op deze prentbriefkaart is te zien, is er een nieuw probleem om op te lossen. Het is gebleken, dat het ‘schone’ water van de rioolwaterzuivering dat aan het einde van Nieuwburen in de Compagnonsvaart en de Kolk wordt gepompt, wel veel ‘schuim’ veroorzaakt. Bewoners hebben zich daar destijds wel zorgen om gemaakt.
Of interpreteren we dit niet juist en is het een gevolg van een spuitende fontein, die tussen de twee bruggetjes ooit een plaatsje heeft gehad ? De keuze van de kleur stenen voor de kademuur is vanuit aesthetische overwegingen misschien niet de gelukkigste, omdat zich daarop de ‘venige’ elementen in het Kolkwater als een bruinige rand gaat afzetten. Bekijk je het vanuit een positief perspectief kun je denken aan het verrassende palet van moeder natuur !
Inmiddels hebben de destijds geplaatste fietsenklemmen al weer een andere bestemming gekregen. We mogen aannemen, dat Koning Alcohol in de weekenden daaraan heeft bijgedragen. Talloze rijwielen hebben een onvrijwillige reinigingsbeurt ondergaan, helaas veelal met desastreuze gevolgen. Bovendien zijn de inzichten over noodzakelijk functioneel straatmeubilair eveneens aan een vormgevingsontwikkeling onderworpen.
Het is vele malen aan de orde geweest. Oenemastate heeft een lange - misschien zelfs wel de langste - geschiedenis van Schoteruitburen. Historieschrijver Pier Winsemius heeft in 1622 een “Chronique OFTE HISTORISCHE GESCHIEDENISSE VAN VRIESLANT, Beginnende van den Jaere nae des werelts scheppinghe 3635 ende loopende tot den Jare nae de gheboorte Christi 1622” geschreven in opdracht van de Staten van Friesland. Daarin vertelt hij dat de grietenij Schoterland ten tijde van de Saksische en Gelderse twisten hier twee ‘Gouverneurs’ zijn geweest. De ene heet ‘Lenardt Heer tot Swartsenburgh’ en de ander ‘Hendrick de Groef, Erfheer toe Arckelens’. Uit naam van of in opdracht van Hertog ‘Carel van Geldre’ is de grietenij Schoterland gecombineerd en ‘ghehecht geweest’ (knellend verbonden) met Weststellingwerf. Dat is te zien in de commissie (opdracht) van Merck Syrxsen, gedateerd 6 december 1500, die in 1622 aan Pier Winsemius ter hand is gesteld - voorzien van het wapen van de Grietenij Schoterland - door de heer Tincko van Oenema. Deze is grietman geweest van 1588 tot 1627.
Het is uit andere bronnen bekend, dat ook reeds voor de stichting van de Dekema-, Cuyck-en Foeytsveencompagnie in de zuid-oosthoek van Friesland op beperkte schaal turf wordt gewonnen. Niet alleen voor eigen gebruik, maar ook al voor de groeiende behoefte in andere delen van Nederland. Dat zal ongetwijfeld ook het geval zijn geweest in of rond Schoteruitburen. Die gedachte heeft historicus Peter Karstkarel stellig de uitspraak in de mond gelegd, dat de ouderdom van de voorloper van Oenemastate wel eens gesteld zou kunnen worden op rond 1530 op basis van bouwkundige kenmerken. Hij suggereert bij die lezing, dat onderzoek van de funderingen van het pand wel eens waardevolle gegevens zouden kunnen opleveren. Onderzoeker drs. G. van Koeveringe komt in zijn proefschrift ‘De Heren en hun Veen’ niet verder dan dat het huis de Moerborch ‘het hooggebouwde huis’ van Dekema is geweest, dat in de jaren zestig van de 16e eeuw wordt vermeld in een brief.
‘Moerborch’ is eerst lange tijd bezit geweest van Dekema. Rond 1571/1572 komt het in handen van de Utrechtse compagniën. In 1586 wordt het overgedragen aan Hendrick van Medemblick. In 1621 wordt als eigenaar genoemd Gerryt van Sickinga, die in 1632 een huis koopt van Jacques Oenema ter plaatse van Voormeer. Oenema krijgt nu ‘Moerborch’ en verkoopt het door aan zijn broer grietman Amelius van Oenema. In 1640 wordt er herbouwd en wijzigt Amelius de naam in ‘Oenemastate’. In 1663 wordt het pand bewoond door het echtpaar Ernst Willem van Haren en Catharina Jacquesdr. van Oenema, die dat jaar de plafondschildering door Matthias van Pelckum laten aanbrengen. In 1708 huwt er een Catharina van Haren Willemsdr. (1687-1771) met Jan Sirtema van Grovestins (1686-1717)
Sindsdien wordt er gesproken van het ‘Grovestinsslot’. De laatste vertegenwoordiger van deze familie Carel Frederic Baron Sirtema van Grovestins, kamerheer in dienst van Zijne Majesteit, verkoopt door bemiddeling van Hendrik Willem Alma, commies ter provinciale griffie van Friesland te Leeuwarden, het ‘Grovestinsslot’ aan jonkheer Daniël Engelen, secretaris van Schoterland. Engelen heeft de koopsom van fl.8000,- tot juli 1832 voorgefinancierd. De notulen van Schoterland maken op 11 juli 1832 melding van de goedkeuring door Provinciale Staten tot de aankoop van Grovestinsslot ten dienste van een grietenijhuis. (SCO 279). Van grietenijhuis wordt het in 1850 gemeentehuis van Schoterland, terwijl in juli 1934 de keuze wordt gemaakt om het ook als gemeentehuis van de nieuwe gemeente Heerenveen in ere te houden. In 1951 wordt door een ruil tussen de gemeente en het rijk Oenemastate rijksgebouw en Crackstate gemeentehuis. Van 1951 tot 1963 heeft het rijk er het kantongerecht faciliteit geboden. In 1963 krijgt het architectenbureau Van Manen en Zwart van de Rijksgebouwendienst opdracht tot verbouw van Oenemastate en in te richten tot kantoor voor de belastingdienst. Op 14 maart 1968 neemt de Inspectie der Belastingen het gebouw daadwerkelijk in gebruik. De eerste paal voor een volkomen nieuw gebouw voor de belastingdienst aan het Stationsplein - op de plaats waar ooit het befaamde hotel Vernimmen heeft gestaan en de bedrijfskledingfabriek van De Zee - wordt geslagen op 25 oktober 1990. Voor Oenemastate breken daarmee minder statige tijden aan. Sinds 1993 is tot drie keer toe de naamgeving van het gebouw onderwerp van nieuwsgaring. Begin oktober 1993 wordt het ‘Stadscafé Oenemastate’ gelanceerd, eind augustus 2002 vinden nieuwe uitbaters dat de state ‘De Heerenkamer’ moet worden genoemd en eind juli 2012 geven weer nieuwe horeca-exploitanten de voorkeur aan grand-café “ ‘t Gerecht”.
2014, juni 22 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 49

Garstenbrug/Compagnonsvaart omstreeks 1930
Oooooh ... wat erg ! Zo’n schitterende foto - Museum Willem van Haren nr. 00283 - met een ontsierende bruinachtige beschadiging. Het lijkt of een slordige pijproker er zijn nog hete pijp op heeft gelegd en met zijn tabaksvingers de foto heeft gestreeld. De focus van de fotograaf heeft omstreeks 1930 duidelijk gelegen op de bomende schipperslieden op deze meer dan forse praam. De roerganger stuurt het vaartuig in de richting van de Garstenbrug. De drie meiden, waarvan de meest linkse een fabelachtig evenwicht demonstreert op het randje van het schip, hebben een meer dan gewone belangstelling voor de fotograaf. De middelste tovert een ontwapenende glimlach op haar gezicht en geniet zichtbaar. Het blijft een raadsel welke personen dit gezelschap vertegenwoordigen en wat het doel is van hun tocht. Zou het een turflading kunnen zijn, die in Heerenveen zijn eindbestemming zal vinden?
Links de schaduwzijde van de vaart met enkele zonnelichtkegels van de onderbroken bebouwing van de Nieuwburen en haar verlengde - na de Nieuwburenbrug - van het Haringspad. De toegang van de wijk naar de gasfabriek - waarover de Nieuwburenbrug ligt - is als inham duidelijk te zien. De brug zelf is een vaste brug - een dubbele barte - met een wit houten leuning aan weerszijden. Deze wordt pas door een forse klapbrug vervangen in 1937, tegelijk met die over de Kempenaerswijk in het Breedpad. (Gemeentelijk dossier 332-3). Rechts is alleen nog even een stukje walbeschoeiing van de Heideburen te zien en een fragment van het hoekpand met de Nieuwstraat.
Met de wetenschap van de gezinskaart - die we hebben geraadpleegd - is Abe Bosma, barbier, voor de exploitatie van het kappersbedrijf in dit pand gekomen op 23 april 1925. Het adres is dan Heerenveen huisno. 91. Abe Bosma vertrekt per 15 december 1928 naar Amsterdam. Zijn barbiersknecht van dat ogenblik is Aize Bouma, afk. van Terwispel, die hem sinds mei 1928 assisteert. Deze neemt het bedrijf over en is al in augustus 1928 gehuwd met Pietje van Seijen uit Oudeschoot. Met de gegevens van de woningkaart kunnen we in ieder geval aangeven, dat er in 1932 in opdracht van Aize Bouma een forse verbouwing heeft plaatsgevonden. Als deze achter de rug is wordt de bouwvergunning nr. 2439 gearchiveerd met de termen: op kad. perceel A-1006 is verbouwd een gebouw met twee woningen annex kapperszaak; aanvraag 10-5-1932; vergund 2-6-1932. In november 1932 verhuist Aize Bouma van Nieuwstraat 2 naar Heideburen 1.
De panden van het meest oostelijke stukje van de Lindegracht ligt deze dag in de volle morgenzon van een februaridag. Het zicht op die gevels wordt immers nog niet bemoeilijkt door de bladerkroon van de bomen langs de Kolk. Of moeten we denken aan een late, lagere herfstzon, gezien de restanten blad die nog aan die bomen zitten?
Het rijtje huizen aan de Lindegracht (van Nieuwstraat tot Vermaningsteeg) bestaat uit vijf panden, die in die jaren en ook eerder al een redelijk grote bekendheid hebben gehad. Het hoekhuis aan de Nieuwstraat met een afgeknotte klokgevel en afgewolfd zadeldak is dan fotografiewinkel en atelier van de bekende fotograaf Christiaan Weijer, die het in 1919 koopt van zijn illustere leermeester en voorganger Henri Paul Emile de la Roche Busé. Deze gaat na 18 jaar Lindegracht, Heerenveen, in augustus 1919 naar Apeldoorn. Twee generaties Weijer - na Christiaan (1894) ook Philippus (1920) - hebben er talloze glasplaten belicht, portretten gemaakt, zitten retoucheren en een uitstekende reputatie opgebouwd.
Aan de datering van deze foto zullen we iets moeten bijsturen. Wanneer we de gegevens van bouwvergunningnr. 1763 van Heerenveen-Schoterland vermelden van dat hoekpand, t.w. Heerenveen, kad. A-1389, oprichting bovenwoning, vergunning toegestaan 22 dec. 1927, dan moet ‘circa 1930’-datering op basis van die verbouw worden vervangen: ‘vóór 1927’. We weten, dat immers al sinds 7 december 1988 als Dick Bunskoeke in de rubriek ‘Ut it Feanster printeboek’ in de Koerier een latere foto van dit streekje huizen in een frontale opname bespreekt. Wanneer je in 2012 met ‘geloken’ ogen de gevel vagelijk op je netvlies weet te projecteren, moet je toegeven dat de grote vorm van het pand nog wel overeenkomt met die uit de zestiger jaren. ....Café ‘t Kannet, oars as oars ... met een overtuigende ‘Amstel Bier’-reclame heeft de ‘Cine KODAK film’ van de gevel verdrongen.
Het westelijk daarvan staande pand - Lindegracht 55 - heeft een eenvoudig voorkomen met als frontgevelindeling van de begane grond twee grote ramen weerszijden de deur. De bovenverdieping onder schuin dak heeft slechts één raam. De kadastrale grootte bedraagt 1.08 are en is daarmee de kleinste van dit streekje. De eigenaar blijkt sinds het kadastrale dienstjaar 1895 de koopman Jacobus Johannes van der Werf en later diens zoon Johannes, kandidaat notaris, te zijn. Rond 1930 kan het de borstelmaker G. Dijkstra zijn geweest (adresboek 1927) of groentenkoopman Geert de With (adresboek 1934), die hun nering daarin uitoefenen. Gezien de duur van de huurperiode lijkt de With de huursom steeds te hebben kunnen opbrengen. Hij verhuist op 12 mei 1940 naar de Vermaningsteeg nr. 12. Het pand wordt als woning ‘onbewoonbaar verklaard’, maar het blijft wel als winkel functioneren.
Bij Lindegracht 53, vóór 1931, nr. 81 weten we dat confiseur-banketbakker Franke Koksma in 1903 de ovens én het pand heeft overgenomen en in 1922 zelfs in het adresboek laat opnemen, dat één van zijn specialiteiten ‘Friesche Kruidkoek’ is. Het pand heeft in die tijd zeer fraai gevormde raamkozijnen en straalt een zekere voornaamheid uit. In 1930 is het groot feest in het gezin Koksma, want oudste zoon Jurjen Ferdinand studeert cum laude af bij de faculteit Wiskunde in Groningen en ontvangt zijn doctorstitel op zijn proefschrift over het onderwerp “Stelsels diophantische vergelijkingen”, behorend tot de analytische getaltheorie. Op zeer jonge leeftijd is hij reeds professor in de wiskunde aan de V.U. van Amsterdam. Pas in 1934 beeindigt F. Koksma zijn carriére om plaats te maken voor banketbakker M. de Vries.
Met Lindegracht 51 belanden we bij een ‘heerenhuizinge’, die vanaf 1880 in eigendom is geweest bij vertegenwoordigers van de duitse kooplieden (‘lapkepoepen’) Tepe en Norman. Egon Norman, koopman en tailleur, verkoopt het in het kadastrale dienstjaar 1920 aan Franciscus Gerardus Johannes Rientjes. Deze koopman uit Epe woont er eerst eventjes zelf en verhuurt het dan vanaf november 1925 aan Arend Piek, die caféhouder wordt genoemd. Deze zoekt de publiciteit met zijn Melksalon-Restaurant “De Klok” in een programmaboekje van een korenfestijn in Oranjewoud op 8 juli 1926. Hij heeft kennelijk iets met de zingerij én it Frysk, want in het Nieuwsblad van Friesland van 2 augustus 1929 wordt in een ‘Rectificatie’ over de Winkelfeesten te Heerenveen gemeld: “...Ter verbetering van ons verslag over het zangersfeest deelen we nog mee, dat de medaille voor de zuiverste uitspraak van het Friesch, was beschikbaar gesteld door den heer A. Piek, melksalon “De Klok” te Heerenveen...” Zijn opvolger S.J. Wieringsma krijgt per 22 oktober 1931 de kans om de exploitatie van “De Klok” voort te zetten.
Diens loopbaan in de horeca op dit adres Lindegracht 51 duurt zeker niet langer dan 4 november 1935. Dat is namelijk de datum dat eigenaar F.J.G. Rientjes zelf het caféhouderschap gaat uitoefenen, en dit combineert met de faciliteiten voor kamerverhuur. Zo verschaft hij in 1938 onderdak aan mej. A.G. Kuks, lerares aan de Huishoudschool, en aan zekere M. van der Loos, zonder beroep. 1 april 1948 vertrekt Rientjes, na eerst het pand te hebben verkocht aan steenhouwer Eijgelaar. Deze laat er zijn bedrijfsleider G.H. Bakker in wonen, en verhuurt tevens ruimte aan twee andere personen.
In onze beleving zitten de dames A. en T. de Jong al eeuwen op de hoek van de Vermaningsteeg, maar dat is puur gevoelsmatig. Het is meer dan een halve eeuw, want 60 jaar is niettemin een verschrikkelijk lange tijd. We begrijpen die misvatting ook wel een beetje als we de woningkaarten van Vermaningsteeg 2 en 4 erbij pakken. Op nr. 4 zijn het drietal zusters Aleida, Trijntje en Minke de Jong begonnen in de kledingbranche per 12 mei 1941.
Ruime tijd daarvoor is het de familie A. Beeltje, die met chocolade, suikerwerken, fruit, etc. een bestaan probeert te vinden op het adres Lindegracht 49. Noem hen maar winkeliers in het karakteristieke pand met de kapel. Het adresboek 1927 noemt hen al en het adresboek van 1949 meldt de wed. A. Beeltje-Bandringa voor de laatste keer. De woningkaart laat haar per 22 maart 1951 het pand ontruimen. Dat is ook ongeveer het tijdstip, dat de dames A & T. de Jong van het adres in de Vermaningsteeg doorschuiven naar de Lindegracht. Niet zozeer om er te wonen, maar wel om er hun dameskleding te presenteren, met o.a. hoeden en bont. De specialiteit ‘grote maten’ zijn er vermoedelijk later bij gekomen.
2013, maart 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 53
Francijntje de Boersingel 1966
Deze opname - in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren 01490 - is gedateerd op het jaartal 1960. Dat kan niet kloppen, want als we de luchtfotomap “Oud Heerenveen vanuit de lucht” erbij pakken en opname nr. 62861 van Aerocarta uit 1963 bekijken is er vanaf het Kempenaersplein tot aan de Van Dapperenstraat alléén nog maar sprake van het tracé van de straat evenwijdig aan de Kempenaerssingel.
Met de totstandkoming van de weg door de tunnel naar de Greiden en de bouw van de Kempenaerstate aan de zuidkant daarvan wordt het voor de verkeersveiligheid wijs geacht de Kempenaerssingel nog slechts voor wandelaars en fietsers een aansluiting te geven op de Koornbeursweg. Autoverkeer dient de kleine rotonde te kiezen vanuit de Sieger van der Laanstraat. Aan de andere kant van de voormalige Kempenaerswijk wordt volgens het Straatnamenboek - te beginnen bij de Van Dapperenstraat tot aan het Kempenaersplein - in 1958 aangelegd de ‘Francijntje de Boersingel’.
Het formaat van deze foto is 12 bij 18 cm. Aan de begroeiing is te zien dat er sprake is van ‘jong groen’ aan de oever van de voormalige Kempenaerswijk. Opdrachtgever voor de bouw van deze 32 galerijwoningen is de Bouwvereniging Heerenveen, die daarvoor het bureau van architect Romke de Vries inschakelt. Daarmee is al enige ervaring opgedaan voor een eerder project van deze architect op een terrein tussen de Kempenaerssingel en de spoorbaan uit 1955.
Opnieuw vinden we in de gegevens een enorme tegenstrijdigheid, wanneer we op het gemeentearchief naar de Bouwvergunning van dit project van de Woningbouwvereniging “Heerenveen” vragen. Uit het dossiernummer 148-63 (staat voor dossier 148 uit 1963) lezen we dat er sprake is van de bouw van 47 woningen op het kadastrale perceel A-4098 (deels). Deze worden gerealiseerd aan de Van Dapperenstraat 1 tot en met 7; aan de Surinamesingel 7 tot en met 23 en aan de Fr. de Boersingel 1 tot en met 20. Als gemachtigde wordt genoemd Architectenbureau Groenewoud en Sipma en de vergunning is gedateerd op 29 april 1963. Dat zou kunnen worden opgevat als ‘handelende voor de eerder genoemde Romke de Vries’, hoewel die relatie in dit dossier helemaal niet wordt genoemd. Kennelijk is er toch wat bijzonders met het project aan de hand, want op 19 juli 1963 schrijft de Directeur Gemeentewerken aan B. en W. van Heerenveen dat het onderhavige bouwplan in strijd is met het ‘vigerende plan van uitbreiding’ in onderdelen - gedeelte ten zuiden van de Kempenaerswijk op basis van de woningwet art. 6 lid 2 sub a - geweigerd zou moeten worden. Maar ....er is een herzieningsvoorstel in voorbereiding, die al ter inzage heeft gelegen. Die is inmiddels bij Raadsbesluit van 22 april 1963 vastgesteld. Het wachten is nu op goedkeuring van Ged. Staten. Directeur Gemeentewerken zou het niet onverstandig vinden om een verzoek in te dienen bij G.S. op grond van art. 20 van de wederopbouwwet om vergunning te krijgen. Omdat de gemeente van alle omliggende percelen ook eigenaar is zal een verklaring van geen bezwaar niet nodig zijn. Het bouwplan voldoet aan de ontwerp-bebouwingsvoorschriften. In de marge staat nog, dat op 31 juli vanuit de provincie wordt meegedeeld dat op 6 of 13 juli het plan wordt behandeld in G.S. met een goede prognose voor goedkeuring. Op de uiteindelijke bouwtekening van het ontwerp staat een datumstempel van B. en W. van 9 september 1963.
Bij het raadplegen van de woningkaarten van de verschillende huisnummers van de Francijntje de Boersingel komen we vervolgens tot de ontdekking, dat de bouw toch wel erg lang heeft geduurd. De eerste bewoners trekken er in februari 1965 in en de laatsten krijgen de sleutel pas in mei 1965. Dit heeft tot gevolg dat pas in het Adresboek van 1966 voor het eerst de namen van de bewoners zijn te vinden. Er zijn daarvoor 20 huisnummers uitgereikt overeenkomstig de planning. Een steekproefje van 7 beroepsbeoefenaren geeft ongeveer aan tot welke welstandsklasse de bewoners mogen worden gerekend: administrateur, kantoorbediende, vertegenwoordiger, chauffeur, kantoorbediende, automonteur, gasfitter.
De raad besluit op 17 maart 1958 twee zeer bekend geworden Heerenveense vrouwen te eren met een straatnaam. Dat was niet eerder gebeurd, met uitzondering van de leden van de Koninklijke familie. Naast de filantropische Caroline Anna Agatha Albertina Baronesse de Vos van Steenwijk, grondlegster en beheerster van Heerenveens eerste particuliere ziekenhuisje aan de Verlengde Dracht, wordt ook Francijntje de Boer, de huishoudster van de heer Siebe Tuymelaar en opvoedster van diens kinderen, met de twee in elkaars verlengde liggende straatgedeelten aan de westkant van de Kempenaerssingel, eer bewezen. De laatstgenoemde niet zozeer om haar huishoudelijke vaardigheden, maar omdat zij bekendheid heeft gekregen door haar poëtische pennevruchten. Deze hebben landelijke bekendheid gekregen door hun eenvoudige, braaf en sentimenteel-religieuse strekking. Zij is dan ook bekend geworden als ‘dienstmaagd-dichteres’.

‘Fransina’ is geboren in Harlingen op 18 oktober 1784 als dochter van Martin de Boer, muziekmeester en schrijver van ‘s Lands Werf, en Catharina Rebecca Kramer. Als 15 jarige verlaat zij de ouderlijke woning en wordt dienstbode. In één van de doopacten staat dat vader ‘voorzanger‘ is in de grote vermaning. Alle dopen van haar broers en zusters zijn geregistreerd in het DTBL no. 344 van de Evangelisch Lutherse gemeente van Harlingen. Helaas overlijden er een aantal kinderen op jonge leeftijd. Na de dood van haar moeder (1807) en haar vader (1810) wordt het gezin ontbonden en krijgt Francijntje een betrekking bij de de heer Wybo Tuinhout, secretaris in Baarderadeel. Trouw is één van haar kenmerken, want als Tuinhout in Sneek een andere functie krijgt, gaat Francijntje mee. Hoe lang ze bij Tuinhout in dienst is geweest, is niet bekend. We weten alleen dat deze in 1819 is overleden te Workum, waar hij het laatst als vrederechter heeft gediend. Vermoedelijk heeft haar carrière een andere wending genomen, tot zij in 1828 de huishouding van Siebe Tuymelaar in Heerenveen gaat bestieren. Diens echtgenote Berber Hendriks Taconis is in Nijehaske overleden op 28 september 1827. Zij wonen dan op Heerenwal no. 1, het eerste huis na het Herenwalsterbrugje. Siebe’s kinderen zijn allemaal nog in de lagere schoolleeftijd of zelfs nog jonger: Hendrik 9, Antje 8, Jeltje 6, Cornelis 3 en Popkje nog maar een half jaar.
Wanneer de familie in 1837 naar het ‘Grote Huys’ aan het Breedpad verhuist, zijn de kinderen tien jaar ouder en merendeels opgevoed door Francijntje. Zij gaat overigens als spil van de familie mee en heeft tevens besloten zich over te laten schrijven naar de Doopsgezinde Gemeente Heerenveen (DTBL 610). Haar attestatie is afkomstig van Leeuwarden, d.d. 25 september 1837. Ook nu blijft haar trouw de leidraad in haar leven. Zij zit aan het sterfbed van Siebe Tuymelaar op 5 mei 1848 in het ‘Groote Huys’, behoudt haar kamer als diens zoon Cornelis Tjepko er gaat wonen en blaast haar laatste adem uit in dit huis met nummer 267 op 7 maart 1852. Haar eenvoud wordt nog eens benadrukt met de tekstkeuze op een klein marmeren grafsteentje op de nieuwe centrumbegraafplaats van Heerenveen met alleen haar naam: ‘Francijntje de Boer’. Dat steentje wordt sinds de ruiming in 1973 gekoesterd in het Museum Willem van Haren.
Tenslotte nog weer even terug naar de foto van haar singel, die dus pas op z’n vroegst kan zijn gemaakt in 1966.
In de verte steekt de ontwiekte en van de kap ontdane romp van Siebenga’s molen juist boven de bebouwing uit. Met de daar omheen staande panden hebben we aanzienlijk meer moeite om ze correct te duiden. Jammer genoeg laten de luchtopnamen ons daarbij grandioos in de steek.
2013, april 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 101

Foto met talloze geheimen en vraagtekens
Als wij het viertal steekwoorden achter op deze foto uit het fotoarchief van het Museum Willem van Haren blindelings voor de enige echte waarheid aannemen, komen we althans voorlopig tot de conclusie dat alleen het archiefnummer 01869 en het woord ‘brug’ correct zijn. Met de twee andere ‘Heerenveen’ en de ‘Heerensloot’ begint het meteen al hier en daar te jeuken en te schuren. De in tweede instantie door een andere fotobeschrijver toegevoegde toelichting lijkt de bovenstaande informatie te ondersteunen wanneer we lezen: “Telefoto Stationsbrug richting Schans; links de Heerenwal en rechts de Fok, jaren ’50.” Met deze toevoegingen zou - oppervlakkig geoordeeld - het ‘unheimische’ gevoel van ‘klopt dat wel’ moeten wegebben. Maar verre van dat ! Allereerst is daar al de eerste missende schakel naar waarheidsvinding: wie is de professionele fotograaf, die deze zwart-wit telefoto op het formaat van 23.8 bij 17.7 cm schenkt aan oudheidkamer of museum ? Geen enkele hint naar een maker ! Mogen we of moeten we bij deze fotografische techniek veronderstellen dat de positie van de camera en de man die het bedient in dit speciale geval zich heeft bevonden op het Breedpad ? Is het niet zo, dat bij een telefoto de ogen worden bedrogen; de scherptedieptewerking een totaal andere wordt ? Wat in werkelijkheid verweg is, lijkt zich stukken dichterbij te bevinden. Kijken we nu eens naar de ‘feiten van dit beeld’ - rekening houdend met de verdichting van de objecten en aannemend dat rechts de wal van de Fok met bomenbegroeiing zich laat zien met daaronder de langs de wal groeiend rietkraag, dan mag de conclusie toch zijn: hartje zomer ! Het brughoofd van de Stationsbrug aan de Fokzijde, welke de visuele vernauwing voor de doorvaart accentueert lijkt mogelijk. Overigens versterkt de man in licht overhemd met opgerolde of korte mouw de indruk, dat het inderdaad zomers weer is. Vraag is nu nog wel: mogen we van de fragmentarische paal - die tussen de bomen staat en waarvan de weerschijn in het donkere deel van het water weerspiegelt - aannemen, dat het zo’n hoge lantaarnpaal is ? Zo eentje als er ook aan de Heerenwalkant van het bruggenhoofd wel gedetailleerd zichtbaar is ? Klopt de datering van dit soort materiaal dan wel met de jaren vijftig ? Voor het zichtbare vaste stuk hek aan de kant van de Heerenwal lijkt de detaillering volledig overeen te stemmen met een eerder in deze rubriek geplaatste foto van de ‘Stationsbrug naar Fok en Woltmanstraat 1975’ van de HIP-Time Magazine 92. De omhooggedraaide brug, die aan de Heerenwalzijde zijn draaipunt heeft (zoals de Stationsbrug uit de eerder genoemde foto ook vertoont) gunt ons een blik op een lange rij van zomers botenvertier: motorjachten. Het suggereert een gebeurtenis met een vorm van ‘vlootschouw’. Er lijkt eveneens sprake te zijn van tamelijk een beperkt aantal hoge masten, mogelijk van een of meer skûtsjes (?). In een poging wat meer greep op zo’n gebeurtenis te krijgen proberen we via www.delpher.nl met de steekwoorden ‘vlootschouw’ en ‘parade’ berichten te genereren, die zoiets linken aan de plaatsnaam ‘Heerenveen’. Tot onze vreugde springt er een gebeurtenis, beschreven in de Leeuwarder Courant van 6 juni 1964, boven uit. Daarin wordt verhaald over de opening van de Jachthaven aan de Leeuwarderstraatweg van de Heerenveense watersportvereniging “Nannewijd”. Die zaterdag heeft het Heerenveenster skûtsje met de kampioenswimpel in top en het Heerenveens Muziekkorps aan boord de rij van gepavoiseerde schepen geopend, gadegeslagen door veel belangstellenden aan beide oevers van de Heerensloot. Wanneer we dat even tot ons door laten dringen, dan zou een optie voor de juistheid van deze foto zijn, dat de fotograaf achterop het skûtsje zijn telefoto heef geschoten van de op gepaste afstand varende botenfile. De grote aantallen belangstellenden vallen op dit deel van de zichtbare oevergedeelten overigens best mee. Bij én op de brug is daarvan het meeste te genieten. Van de beeldbepalende objecten moeten we melding maken om dichter bij onze eindconclusie te kunnen komen. Dat is het brugwachtershokje van - heel in de verte - de Schansterbrug. Deze is gebouwd aan de Fokzijde van de brug en lijkt op de foto samengesmolten met een motorboot en geeft daarmee de suggestie een stuurhut te zijn. Nauwelijks waarneembaar met een normale vergroting van het beeld zien we de brugopbouw van de ophaalbrug met de hameipoort en de balans. Links en rechts daarvan rijzen daarbovenuit hoge gevels. Die van het brugwachtershuis (met de gedenksteen in de oostelijke muur) uit 1888 toen de Provincie Friesland de brug hebben overgenomen van de Decama-Cuyck en Foeijtsveencompagnie en deze hebben vernieuwd. Rechts het dakprofiel van garage Vriesema (?) Het brugwachtershok van de Stationsbrug vertoont inderdaad dezelfde kenmerken als op andere foto’s van dat hokje. Donker in de verf - een sterke donkergroen lakverf waarschijnlijk - met een enigszins oplichtende dakplaat. Deze is in 1952 onderwerp geweest van een incident toen chauffeur Roelof van der Wal van de firma J. Jager aan de B.F.-weg er een keer met een ongelukkige manoeuvre tegenaan reed en de zaak ontzette. (G.A.Heerenveen, dossier 310-2)
Verder is een opvallend detail de achterzijde van een vrachtauto links van en boven het hokje zichtbaar met een gesloten achterkant, waarop niettemin gedeelten van tekst zijn waar te nemen. Wij zien ‘Grooth ..... (en veronderstellen: Grooth(andel)’ en daaronder ‘Heerenw.. (en vullen aan tot Heerenw(al)’. Het meest informatief zal de naam van het bedrijf zijn, waarvan een heel klein beetje bovenin is te zien. In dat geval gokken we op ‘Walma’ en doelen daarbij op de ‘groothandel in aardappelen’ van M. Walma, die de woning net voorbij het hoekhuis van de Stationsstraat met de 2e Heerenwal, dus het tweede pand: Heerenwal 74, bewoont. In de adresboeken van 1949, 1954 en 1960 staat hij daar namelijk als zodanig ingeschreven. Na heel veel foto’s te hebben bekeken - maar aanvankelijk natuurlijk de verkeerde exemplaren - wordt opnieuw een stukje twijfel weggenomen. Die eerste boom links op de foto vóór de brug met daarna minstens drie geparkeerde automobielen alvorens bij het hokje van de brugwachter te komen zorgt eerst voor opperste verwarring. Een zo’n rijk belommerde boom op die plaats op de Heerenwal ? Is dat zó geweest ? Inderdaad; het boekje over de Heerenwal ‘Bruggen en gekromde ruggen’ op bladzijde 93 levert ons daarvoor een overtuigend bewijs. Weliswaar staat de boom in het winterseizoen niet in het blad, maar het formaat is voldoende overtuigend. Nog twee andere prentbriefkaarten ondersteunen dat beeld in een eerdere periode. Ook voor de bomengroei verder op de tweede Heerenwal - zelfs al zijn het maar enkele op die resterende 1000 meter lijken door de telefoto praktisch naast elkaar te staan. Tenslotte is er nog een waardevol detail te zien vlak boven de meest links geparkeerde auto. Daar staat een persoon in een ietwat vreemde houding. Het lijkt erop, dat hij bezig is een wegafscheiding te verplaatsen. Wanneer we dat goed interpreteren is dat dus in de Stationsstraat.
Bovenstaande details van een prentbriefkaart uit de collectie Goldhoorn (in bezit van de gemeente Heerenveen) en een prentbriefkaart van het museum met de bladerloze boom (in winterse outfit), dienen ter ondersteuning van de bewijsvoering voor de goede locatie. Bovendien geven ze allebei ook nog een verdwenen stukje straatmeubilair te zien uit de periode voordat het brugwachtershok dienst ging doen. Het is een zuil (zie kadertjes) met ogenschijnlijk een ingebouwde klok en enkele reclame-uitingen: een service voor het reizende publiek ??? We hebben een dergelijk object wel eens gezien op enkele prentbriefkaarten van het Breedpad (1931), maar van de Heerenwal is ons dat nooit opgevallen. Tenslotte moeten we toegeven dat we op twee belangrijke punten, waartoe deze prachtige telefoto toe uitnodigt, beslist niet de kennis hebben om daarvoor een oplossing te bieden. Allereerst is dat de ontbrekende nautische kennis van de typen boten en jachten, die bij deze gebeurtenis de Heerensloot tot een bezienswaardigheid maken. Onze hoop is daarom gericht op lezers, die dat manco voor ons durven aan te pakken. Hetzelfde geldt ook voor de op de afbeelding voorkomende auto’s. Daarvan zouden merken en typen ons dichter kunnen brengen bij een betere datering. Mocht U zich uitgedaagd voelen om daar in de openbaarheid iets aan te willen bijdragen dan bent U van harte welkom een reactie te geven ! Afsluitend mag U constateren, dat onze oorspronkelijke scepsis over deze foto toch wel enigszins, maar nog niet volledig is bijgesteld. Dat de oorspronkelijke fotograaf ooit nog bekend mag worden ! Hij verdient tenslotte alle hulde.
Inhoudelijke aanvulling:
Met de reactie van Facebook-lezer Johan Lukkes zijn we verguld. Hij stelt, dat de eerste auto links op de foto een Opel Ascona is. Dat type is voor het eerst in 1970 op de markt gekomen. Lukkes wordt daarin gesteund door het Opel-item van Wikipedia, die ons laat weten dat op 28 oktober 1970 de Opel Ascona is gepresenteerd.
Een tweede inhoudelijke bijdrage levert werkgroeplid Jan Prins op de vraag “Waar stond de fotograaf?”. Hij doet een greep in de leerstof van het vak ‘goniometrie’ uit zijn HBS-tijd. Hij bepaalt met Google Maps de breedte van de Heerensloot bij de Stationsbrug (volksmond: Engelsma’s-brug) en de afstand tussen de gebouwen bij de Schansterbrug: beide ongeveer 10 meter. Ook bepaalt hij de afstand van de Stationsbrug tot de Schansterbrug: 670 meter, en de afstand Breedpad tot de Stationsbrug 413 meter. Door het gebruik van een bepaalde verhoudingsformule - die uw HIP-schrijver niet kan volgen - komt hij tot een positie van de camera tot de Stationsbrug van 123 meter. Daarbij stelt hij vast dat de camera zich bevindt in de as - dus het midden van de Heerensloot - ter hoogte van ongeveer Heerenwal no. 53. In werkelijkheid zou dat beter nr. 50 kunnen zijn: thans de praktijk voor podotherapie van M.E. Verheij.
Tenslotte: de gebeurtenis dient dus te worden gesitueerd ná 1970, waarmee het Jachthavenverhaal van 1964 kan worden verlaten. Een nieuwe optie zou dan kunnen zijn een relatie met de nieuwe jachthaven ‘De Welle’ aan het Heerenveense Kanaal, welke op 23 april 1979 feestelijk in gebruik wordt genomen. Bij het gure weer van die dag een zeer onwaarschijnlijke link met de prachtige vlootschouw op de telefoto. Blijft de vraag: welke gebeurtenis is vastgelegd ?
Eind 1972 wordt de superbrede en fonkelnieuw te bouwen ‘trambaanbrug’ aanbesteed.
2015, 8 februari - wibbo westerdijk - hip-backup