Monumenten met QR code
Paul Kruger 1900
Bron: Collectie Museum Heerenveen
Paul Kruger
In 1900 koopt sigarenhandelaar en horlogemaker Auke Willems Zanstra de blikslagerij annex koffieschenkerij van de weduwe Reitsma. Zanstra geeft opdracht tot de bouw van een café.
Op 13 januari 1901 wordt café-restaurant Paul Kruger op de hoek van de Oude Koemarkt en de Paul Krugerkade (voorheen: Achterom) geopend.
Het café krijgt de naam Paul Kruger naar de in die tijd populaire leider in de Zuidafrikaanse Boerenoorlog.
De wandschilderingen met taferelen uit de Boerenoorlog zijn gemaakt door de Heerenveense amateurkunstschilder Klaas Krikke.
In de Tweede Wereldoorlog zijn de schilderingen door de Duitsers vernield. Tijdens een grondige verbouwing van het pand in 1996 zijn deze gedeeltelijk gerestaureerd. Met de renovatie heeft ‘Paul Kruger’ haar grandeur van weleer terug.
Helomahuis ca. 1620
Bron: Collectie Museum Heerenveen
Helomahuis ca. 1620
Bewonersgeschiedenis
Tussen 1586 en 1612 heeft Brecht Claesdochter (ca. 1546-1623/28), weduwe van Tjaerd Gaeles van Heloma (1537-1581/3), het terrein ten oosten van Moerborch (Oenemastate) verkregen. Op een schetskaartje in het Heloma-archief uit omstreeks 1640 staat ter plaatse schematisch een huis (“min huijs”) met een trapgevel getekend.
Volgens dendrochronologisch onderzoek is dit pand omstreeks 1620 gebouwd. Het Helomahuis was in die tijd één perceel breed (drie traveeën) en had waarschijnlijk een top(trap)gevel. In 1632 is het huis bewoond door Nolckjen Arjensdr. (ov. 1643), de weduwe van Michiel Tjaerds (1577-1627).
Waarschijnlijk werd het huis nadien bewoond door de zoon van Nolckjen Arjensdr., Tjaerd Michiels, later Theotardus (van) Heloma (ca. 1618-1657) en Frouckjen van Teijens (1627-1693/7). Van hen is een glas-in-loodraam uit 1650 bewaard gebleven dat misschien afkomstig is uit dit huis.
De tweede zoon van Nolckjen Arjensdr., Nicolaas van Heloma (1622-1691), heeft in 1679 dit huis naar het westen toe met een perceel uitgebreid (ook drie traveeën).
Tjaerd van Heloma (1673-1721) en Siccomina van Boekholt (1671/1752?) waren vervolgens de bewoners van het huis. Een tekening van J. Stellingwerf uit 1721 geeft een beeld van het huis in 1721. De topgevels zijn reeds in 1721 vervangen door dakschilden, maar de gevels waren nog voorzien van kruiskozijnen met glas-in-lood in de bovenlichten. Dat de uitbreiding uit 1679 met twee in plaats van drie traveeën is afgebeeld is waarschijnlijk een slordigheid. Siccomina bezat het huis in gemeenschappelijk eigendom met haar kinderen.
In 1762 werd de op Voormeer wonende Nicolaas van Heloma (1709-1774) eigenaar. Zijn zoon Tjaard van Heloma (1753-1798) bewoonde het huis van 1788 tot 1798. Zijn jongere broer Marcus van Heloma (1755-1805), die op Voormeer woonde, verkocht het pand in 1802.
Bouwgeschiedenis
Het huis uit 1620 heeft een eiken kapconstructie. Volgens de gehakte telmerken had de kap vijf eiken spanten die thans niet meer op volgorde staan. Het spant nummer 1 is waarschijnlijk bij het aanbrengen van het schilddak hergebruikt en loodrecht op de voorgevel geplaatst. Dit huis had aan de voorzijde een opkamer boven een kelder. Op de tekening van Stellingwerf zijn twee keldervensters aangegeven.
De verdiepingsbalklagen bestaan uit eiken en dateren van omstreeks 1620. De balklagen van de westelijke uitbreiding bestaan uit grenen en dateren van omstreeks 1679.
De oostgevel van het huis uit 1620 is opgetrokken in gele baksteen met dagstreep in de voeg en is dodekoprood geschilderd. Thans is nog zichtbaar dat deze gevel aan de zuidkant wordt beëindigd met kop-klezoor in de koppenlaag zoals in de zeventiende eeuw gebruikelijk is.
Mogelijk zijn de gevels door Nicolaas of Tjaard voorzien van achttiende-eeuwse vensters met schuiframen met een kleine ruitverdeling. De drie vensters van de verdieping van het huis uit 1620 hebben thans nog achttiende-eeuwse kozijnen met kwartrond profiel. Ook kan de kroonlijst met klossen en de entreepartij uit deze tijd dateren. Mogelijk heeft Voormeer voor deze verbouwing model gestaan.
In 1820, 1828 en 1892 ging het pand over in andere handen. In die periode zijn diverse moderniseringen aangebracht. Zo ontvingen de vensters in deze eeuw schuiframen met zes- en achtruitsramen (empireramen) en zijn de kozijnen, behalve de drie van de verdieping, vernieuwd met een kraalprofiel. In 1892 of iets later zijn de gevels gepleisterd.
De zeventiende-eeuwse balkankers van beide panden zijn nagenoeg gelijk van vormgeving.
De ankers, dus de balken van de begane grond van het huis uit 1620 zijn iets lager geplaatst en de vensters van de begane grond bevinden zich niet precies onder die van de verdieping. Waarschijnlijk gaat de voorgevel van het oudste huis nog schuil achter het pleisterwerk.
Dat zich ook gedeeltelijk onder de kroonlijst zeventiende-eeuwse ankers bevinden wijst erop dat beide panden een top(trap)gevel bezaten.
Rudolf Jan Wielinga
Bakkerij 1833
Bron: Collectie Museum Heerenveen
Bakkerij Lenes – 1833
Sijbe Nannes en Aef Berntsdochter kopen in 1612 het meest zuidelijk gelegen huis aan de westkant van de ‘straete’ (Vleesmarkt) en vestigen er een bakkerij. In de loop der jaren herbergt het pand diverse bedrijven, waaronder de lommerd van Braaksma.
In 1833 wordt het pand bij de brug opnieuw een bakkerij, als Piebe Durks Sjollema vergunning wordt verleend om in het huis van zijn schoonvader Anne Braaksma een nieuwe bakoven te plaatsen.
De stijl waarin de bakkerij is opgetrokken behoort tot de overgangsarchitectuur. Deze bouwstijl is vooral in zwang rond de periode 1880-1900 en is terug te vinden in de kenmerkende dakkapel met trapgevel aan de afgeknotte zuidwestelijke gevel, evenals aan de tot de zolderverdieping opgetrokken bijzonder gevormde kapel met schoorsteen.
Van 1954 tot eind jaren zestig is er een Co-op kruidenierswinkel annex bakkerij gevestigd.
De laatste beheerder is P. Kuipers. Hierna vestigt bakker Jelle Wijnja zich in het pand en brengt de zaak weer tot volle (bakkers)bloei.
Na Jelle Wijnja zwaait sinds 2002 Piet Lenes de scepter in de bakkerij.
Amelius van Oenema
Geschiedenis van Kruiskerk en omgeving
Op de plaats van de huidige straat “Achter de Kerk” stroomde in de 16e eeuw de Cromme Dragte. Dit riviertje was de grens tussen de grietenijen Schoterland en Aengwirden. Na een bocht ter hoogte van het Posthuis stroomde het verder naar het noorden en vormde hier de grens tussen de grietenijen Haskerland (Herenwal) en Aengwirden (Fok).
In 1551 werd door de drie “heeren”, Van Dekema, Van Cuyck en Foeyts , de Schoterlandse Veencompagnie opgericht, met als doel de aankoop en exploitatie van venen in Zuidoost Friesland. Deze DCF-Veencompagnie gaf opdracht het riviertje te veranderen in een kanaal: de Heerensloot. Hierop aansluitend begon men daarna rond 1560 met het graven van de Schoterlandse Compagnonsvaart, geheel op het grondgebied van de grietenij Schoterland. Via deze waterwegen werden tot in de 20e eeuw duizenden scheepsvrachten turf vervoerd: brandstof voor de Hollandse steden. De turfwinning zorgde voor de groei van de veenkolonie Heerenveen, bijgenaamd “het Friese Haagje”op het grondgebied van drie grietenijen, later gemeenten.
Pas in 1934 ontstond de nieuwe gemeente Heerenveen. Een conflict tussen Amelius van Oenema en Johannes Crack, respectievelijk grietman van Schoterland en grietman van Aengwirden, leidde in 1637 tot de bouw van de Nederlands Hervormde Kruiskerk van Schoterland op deze plek, pal tegen de grens met Aengwirden. Amelius van Oenema betaalde de bouw uit eigen middelen. De grond werd geschonken door de Commanderije (klooster) van de Duitse Orde in Oudeschoot.
De kerk werd destijds aan de noordkant omringd door een kerkmuur. De muur eindigde op ongeveer de plek waar de grens van de drie grietenijen Schoterland, Haskerland en Aengwirden samenkwamen. Op het eindpunt aan het water werd, verstevigd met steunberen, op de muur een natuurstenen leeuw met een schild geplaatst. Op dit schild stond zeer waarschijnlijk het familiewapen van de grietman de Blocq van Scheltinga. Deze leeuw is teruggevonden en te bezichtigen in het museum Heerenveen.
Als verwijzing naar deze leeuw is in 2018 een monument met een replica geplaatst in het water, mogelijk gemaakt door de bedrijven op dit bord vermeld. In 1859 werd de kerk ingrijpend verbouwd: de centrale koepeltoren werd vervangen door een hoge spitse toren aan de westzijde en door uitbreiding verdween de kruisvorm. In 1964 werd eerst de toren gesloopt en vervolgens in 1969 het gehele kerkgebouw. Het puin dat hier bij vrijkwam is naar de Le Roy tuin in Heerenveen gebracht en in de loop der jaren helemaal door de natuur overgroeid. Veertien grote natuurstenen uit het gangpad van de kerk zijn nog duidelijk zichtbaar in de tuin.
De in 2009 nieuw gemetselde “kerkmuur” is opgetrokken op de nog aanwezige fundamenten van de Kruiskerk van 1637. Tot 1850 werden in en rondom deze kerk veel Schoterlandse burgers van Heerenveen begraven. Op de grafzerken, die geplaatst zijn binnen de contouren van de voormalige Kruiskerk, zijn de namen te vinden van welgestelde burgers, die hebben bijgedragen aan welvaart en groei van Heerenveen, zoals de Blocq van Scheltinga, Hiddinga, Bienema, Dryfhout. Oók zijn alle namen gegraveerd in de hardstenen rand van de kruisvorm. De oudste aanwezige grafzerk herinnert aan de eerste predikant van deze kerk: ds. Johannes Biltius 1638 † Dit monument van “kerkmuur”en grafzerken markeert de plaats, waar gedurende ruim drie eeuwen de grootste protestantse kerk van Heerenveen stond.
Verzetsboom
Boom der Onverzettelijken
In Heerenveen en omgeving was een groot aantal verzetsmensen actief. Enkelen moesten hun activiteiten met de dood bekopen. Zij werden vermoord door de bezetter. Hun namen staan gegraveerd in het oorlogsmonument aan de Van Maasdijkstraat. Anderen hadden meer geluk en overleefden de oorlog. Hun namen zijn veelal vergeten.
Deze boom in het park achter Minckelersstate herinnert aan deze helden uit de Tweede Wereldoorlog, wier activiteiten levens hebben gered. Zij hielpen onderduikers aan een onderduikadres, bevrijdden gevangen uit handen van de bezetter of verrichtten allerlei hand- en spandiensten voor het verzet. Hieronder hun namen. Indien u vindt dat er namen ontbreken die er wel op moeten staan of hebt u aanvullende informatie over de verzetsactiviteiten van de genoemden, meld het dan via een contactadres op onze contactpagina.
Jan de Jong - hoefsmid (Smid de Jong)
Hendrik Marcus de Jong (Hare Majesteit)
Hendrik Steenwijk (schoenhandelaar)
Harm S. Hofkamp (veearts)
Sietse de Jong (agent van politie)
J. Nieuwland (agent van politie)
Fam Mulder – Katlijk (boer)
Egon Vernimmen (hotelhouder)
Lambertus Lugtmeier (middel Bertus) en zijn vrouw Trijntje Wiersma
Sietske de Glee (koerierster)
Gretha de Beer (koerierster)
Harmen de Vos
Piet Boerma
Lammert Koopman (lange Bertus)
Corrie Spruyt
Gerrit Hendrik Alink
Ab Krikke
Joop en Teuntje Overdiep
Wim van der Meer
Pier Dijkstra
Sipke Staal (Agent van Politie 1e klasse)
Jelle en Greet Duursma
Hendrik Hazenberg en Anne Hazenberg van Schagen
Hendrik Klaver en Froukje Klaver-Talsma
Atze Bergsma
Dirk de Bruin (Dolle Dirk) en Nel de Bruin-Klinkspoor
Frits Hepkema en Roelofje Hepkema-Ten Hoeve
Barteld Cloo
André Heins
Roelof Vis
Jan de Jong (Opperwachtmeester Koninklijke Marechaussee)
Luitje Hendrik Bruins (huisarts te Tjalleberd)
Wessel Sikma (betonfabrikant te Heerenveen)
Janke Aardema en haar zonen Sietse, Wiebe en Linze
Otto Hoekstra (slager)
Johannes Sijtsma
Lammert Kuiper (kleine Bertus)
Boele Bregman
Onderstaande personen leverden onderdak aan onderduikers:
Hendrik Bakker
Keimpe en Yke en Tjeerd Wietsma
Jelle en Doetje Beenen
Sietske van der Spoel
Harm en Pietje van der Spoel
Joodse begraafplaats
Joodse begraafplaats Oranjewoud
Er zijn in Heerenveen twee joodse begraafplaatsen. De oudste ligt aan de Veensluis op de grens van 't Meer en De Knipe. In 2020 is daar een bord geplaatst met informatie over deze begraafplaats. Het laatste graf dateert uit 1883, toen was het dodenakkertje vol. Er moest een nieuwe locatie voor een begraafplaats worden gezocht. Die werd gevonden in Oranjewoud, waar men het oog had laten vallen op een stukje woeste heidegrond. Vroeger lag dit buiten de bebouwing, tegenwoordig ligt het ingesloten tussen de snelweg A32 en de Lollius Ademalaan. De arme joodse gemeenschap was echter niet in staat het beoogde stukje grond te bekostigen. Om het geheel toch te kunnen financieren werd de hulp ingeroepen van de rijke Joodse bankiersfamilie Rothschild. Deze maakte in april 1882 vanuit Parijs 100 frank over. Ook werd er door de Joodse gemeenschap in Heerenveen een inzameling gehouden onder de Heerenveense bevolking. Het perceeltje kwam volgens akte op 28 april 1882 in handen van de joodse gemeenschap. Op 3 februari 1884 werd de eerste jood op de nieuwe begraafplaats te ruste gelegd. Zijn naam was Heiman Samuels Bloch, van beroep paraplukoopman. Hij kwam om bij een brand in zijn woning aan de Servetsteeg in Heerenveen.
Het joodse geloof zit vol tradities. Zo ging er bij zijn teraardebestelling een ter plaatse geslachte haan mee het graf in. Na Bloch zouden nog 41 personen op deze begraafplaats worden bijgezet. De laatste begrafenis vond plaats op 2 februari 1941. Het was Johanna Bloch een nichtje van de man welke als eerste op deze begraafplaats werd bijgezet. Op een dag na, 57 jaar na haar oom. Zij heeft uit armoede nooit een steen gekregen. Op deze begraafplaats staan nu nog 35 grafstenen, waarvan 4 zwaar beschadigd zijn. Zes stuks zijn geheel verdwenen of uit armoede niet op de graven gezet. Zo weten we zeker dat Johanna Bloch nooit een steen kreeg en naamloos is bijgezet. Aan de waterkan op de stenen is te zien dat velen van de stam der Levieten waren. De begraafplaats wordt nu goed onderhouden, er is een nieuw hek geplaatst en de stenen zijn weer goed leesbaar. De meeste teksten zijn in het Hebreeuws gesteld. Bij de geboortedata en sterfdata is veelal de joodse kalender gebruikt. Om tot onze Gregoriaanse jaartelling te komen moet van het vermelde jaartal 3760 worden afgetrokken.
Bij de woningen van de Heerenveense holocaustslachtoffers zijn op 12 april 2022, op initiatief van de stichting Historie Heerenveen, op vijf locaties twaalf stolpersteine gelegd. Zo kregen deze slachtoffers na 77 jaar toch weer een naam.
Na 1942 hebben er geen begrafenissen op deze begraafplaats meer plaatsgevonden.