Schansterbrug, opgeblazen in 1945
HIP-TIME MAGAZINE 76
Schansterbrug, opgeblazen in 1945
Het is de fotograaf van nr. 01858 - een fotoformaat van 17.7 x 12.5 cm uit de collectie van het Museum Willem van Haren - bij voorbaat vergeven, dat hij om allerlei redenen trillende handen heeft gehad en bovendien slechts de beschikking over vermoedelijk oorlogsmateriaal om deze opname te kunnen maken. Het moet een emotioneel moment voor de ‘man’ zijn geweest om de zinloze verwoesting van de oeververbinding in ogenschouw te nemen.
Terugtrekkende, verliezende duitse troepen besluiten op 13 april 1945 - één dag vóór de bevrijding van Heerenveen - bij hun aftocht zo veel mogelijk de bruggen te ontregelen, zodat ze tijd kunnen winnen voor een roemloze terugtrekking.
Verder zoekend in het fotoarchief komt dit beeld nog twee keer voor. Onder no. 04127 is als toelichtende tekst op de achterzijde geschreven: ‘Brug Terbandsterschans vernield door Belgische reservisten, foto mevr. Engelen’ (formaat 29.4 x 21.0 cm). De derde aanwezige foto 07431 blijkt een matige foto van de originele foto met het formaat 15.0 x 9.8 cm. De ‘hij’ -fotograaf moet dus een ‘zij’-fotografe worden !
De opgeblazen brug blijkt getransformeerd tot verwrongen staal. Het brugdek is in de Heerensloot gestort. Kennelijk zijn de werkzaamheden voor ruiming begonnen, gezien het vaartuig dat met zijn neus de vernauwde doorgang is genaderd. Hoe de positie van de man bovenop het brugdeel moet worden geïnterpreteerd weten we niet. Misschien is het een moedige poging om naar de overkant te komen, omdat de latere noodbrug - een pontonbrug voor fietsers en voetgangers (kippenloopje) - misschien nog niet is geïnstalleerd. Op 10 augustus 1945 maakt de voorzitter van ‘Dorpsbelang Nijehaske’ met zekere trots bekend, dat dankzij ‘t gemeentebestuur er een nieuwe ‘overloop’ over de Heerensloot is gelegd, want de brug is nog niet gerepareerd.
Het gemotoriseerde verkeer dient zich via de Stationsbrug, de Stationsstraat, het Stationsplein en de Parallelweg naar de Jousterweg te begeven. Lokaal verkeer blijft ook nog mogelijk langs de Heerenwal en de Dubbele Regel. Drie en een half jaar hebben rijk, provincie en gemeente nodig gehad te zorgen voor een nieuwe en verbeterde verbinding. Uiteindelijk wordt op donderdag 24 september 1948 na voorbereidende organisatorische maatregelen van ‘Dorpsbelang Nijehaske’ en de ‘Buurtvereniging De Vrijstaat’ de brug op feestelijke wijze in gebruik genomen door de Commissaris der Koningin mr. H.P. Linthorst Homan. De nieuwe ‘basculebrug’ heeft zijn draaipunt aan de zijde van de Fok gekregen en aan die kant verzamelen zich de genodigden om de welkomstspeech van Jacob Waterlander, als vertegenwoordiger van de beide verenigingen, te mogen aanhoren. Vervolgens noemt hij de aktie van de terugtrekkende Duitse militairen er eentje van ‘dom geweld’ en ‘onnodige vernielzucht’ en schetst ook de verbeteringen door de nieuwe maatvoering van de brug. De breedte van 3.5 meter van de oude brug wordt practisch verdubbeld met een wegdek van 6 meter met aan weerszijden trottoirs van 75 centimeter. Niet alleen het wegverkeer profiteert, ook het scheepvaartverkeer spint garen bij een doorvaartwijdte van 6.20 naar 7.10 meter. Op de onderbouw van de firma Gebr. Leemburg te Leeuwarden heeft het Heerenveense constructiebedrijf C. Groothoff de bovenbouw geplaatst, terwijl Werkspoor de beweeginrichting heeft verzorgd. Brugwachter Veenema bedient op verzoek van de commissaris het mechanisme en laat de openstaande brug zakken. Het dochtertje Marietje van hotelier Jan Smid presenteert de commissaris ‘het kussen met de schaar’ om het gespannen lint midden op de brug door te kunnen knippen. Na deze officiële symbolische handeling trekken de genodigden zich terug in Hotel Smid om tijdens een koffiemaaltijd nog enkele redevoeringen aan te horen. De dienstdoende tafelpresident de heer J. Duursma neemt de vrijheid het gezelschap te wijzen op het belang van de vereniging ‘Dorpsbelang Nijehaske’, welke is opgericht op 12 augustus 1915 om zaken van belang voor Nijehaske aan te kaarten bij het gemeentebestuur - eerst dat van Haskerland (met als zetel Joure) en sinds 1934 dat van Heerenveen. Duursma geeft daarna het woord aan Burgemeester Kuperus, die niet alleen de commissaris dankt voor de moeite naar Heerenveen te willen komen, maar feliciteert ook ‘De Vrijstaat’ met deze schitterende brug. Interessant is zijn visie op het ontstaan van de naam ‘De Vrijstaat’. Het vroegere dorp ‘Nijehaske’ was een dorp op zichzelf, veraf van de zetel van het bestuur van de grietenij of gemeente. Zo voelden de bewoners het en ze gingen zich daarnaar gedragen. De volksmond zorgde - vlak na de Boerenoorlog in Zuid-Afrika - voor de naam van ‘De Vrijstaat’. Als men in het Haskerlandse deel van Heerenveen - volgens Kuperus - eens echt onder elkaar wilde zijn zonder ‘potkijkerij’, draaide men alle drie bruggen omhoog. Alle bruggen, zowel de Schansterbrug, de Stationsbrug als de Heerenwalster brug (kippenloop) hadden hun draaipunt aan de Haskerlandse kant van de Heerensloot of Veenscheiding. Op die manier konden de inwoners van de ‘Vrijstaat’ even hun gang gaan. De verenigingsstatus krijgt het als de bewoners van Dubbele Regel, 2e Heerenwal, Schoolstraat en Parallelweg op 30 oktober 1945 het plan maken om ‘feesten’ te gaan organiseren. De buurtvereniging op basis van saamhorigheid is geboren en neemt de geuzennaam ‘De Vrijstaat’ aan !!! Liefst zeven personen worden als bestuurslid geïnstalleerd. Het originele reglement wordt nog steeds gekoesterd in het archief van museum Willem van Haren. Daarin blijkt dat de ‘grenzen’ van het Vrijstaatgebied ter wille van de vereniging iets zijn opgerekt. Ook de Jousterweg tot de grens van de gem. Heerenveen en de Leeuwarder Straatweg tot en met de Christelijke School mogen zich aansluiten.
Terug naar onze foto, die we als een kapstok gebruiken voor een stukje historie over de brug. In het Dekema-, Cuyck en Foeytsarchief vinden we onder inv. nr. 2163 een aanbesteding van de Heeren Compagnons uit 28 mei 1701. Zij gunnen het drietal Nanne Jacobs, Claes Sickes en Sicke Clases het maken van een nieuwe ‘valbrug’ in de Bandsterschans in de zeer oude verbindingsweg van Joure naar de dorpen van de streek van Aengwirden (en verder). Kramer, de onderzoeker van de Oudheidkamer, vindt in het D.C.F.-archief onder nr. 2271 ook nog een beschrijving over een publicatie van de Heeren Compagnons over de nieuwe brug op de Schans, met als datum 8 november 1758. Bijna 50 jaar later meldt de Leeuwarder Courant van 8 april 1804 opnieuw een aanbesteding. Bij Durk Elzinga, ‘castelein’ in de Terbandsterschans - ... inderdaad de exploitant van dezelfde herberg die caféhouder Jan Smid in 1948 runt - vindt op 14 augustus de aanbesteding plaats van een nieuwe ‘flabbrug en gebynt’ en reparatie van het muurwerk van de Haskerschans. Regelmatig onderhoud bij zo’n frequent gebruik zal de drijfveer zijn geweest van de aanbesteding op verzoek van Hendrik Dalmolen in oktober 1814. Deze is dan schout van de gemeente Haske en op de Heerenwal woonachtig. De brug in de rijweg te Nijehaske moet worden gemaakt en hij gaat met timmerman Sijmen Marten Koksma naar notaris L.J. Mooi in Oldeboorn om een akte op te laten maken voor een aannemingsbedrag van fl.40,-.
De ‘flabbrug’ is in 1839 aan vernieuwing toe, waarvoor de secretaris C.L. van Beijma thoe Kingma in opdracht van de grietman van Haskerland, P.B.J. Vegelin van Claerbergen, drie dagen in november annonceert in de Leeuwarder Courant. Woensdag de 27e, Donderdag de 28e en Vrijdag de 29e zullen rijtuigen een andere weg moeten nemen. Gelukkig komt dat bericht niet zomaar uit de lucht vallen, want op 18 augustus daaraan voorafgaand hebben de Heeren Compagnons - woordvoerder M.J. Hogeveen in de Bonteboksluis - een aanbesteding in de Leeuwarder aangekondigd. In een bestek staat beschreven, dat er een volledig nieuwe balans met balansgebint en nog wat andere reparaties moeten worden geleverd. Ten huize van de ‘bruggewipper’ Iebele Gerrits de Haan - ook in 1816 al in functie - ligt het bestek ter lezing, maar de inschrijvingsbriefjes moeten franco worden gestuurd naar de Bontebok. Marcus Jacobs Hogeveen regelt het dan verder.
Niet alleen de brug is een onderwerp van voortdurende zorg, ook het water waarover de Terbandsterbrug de oevers verbindt, is dat. Zo pleit de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Heerenveen in de zomerzitting van juli 1867 bij de Provinciale Staten voor verdieping van de vaart. Hun verzoek leidt tot een machtiging aan Gedeputeerde Staten voor een bedrag van fl.850,-. In oktober 1876 is het opnieuw de Heerenveense Kamer van Koophandel, die van zich doet spreken. Zij willen dat de provincie het gedeelte Compagnonsvaart van de Terbandsterbrug door Heerenveen - dus de Heerensloot - overneemt in onderhoud en beheer. Het duurt dan nog wel een aantal jaren voor dat is geregeld. Ook hier ligt weer een krantenbericht ter bevestiging (L.C. 25-10-1887). Bij een voorstel van Provinciale Staten van 23 augustus 1887, no. 12 wordt de goedkeuring tot het overnemen van het eigendom, het onderhoud en het beheer van de Heerensloot en de daarover gelegen Terbandsterbrug door de provincie geregeld.
Wanneer we bijna 50 jaar na de aanbesteding van de brug in 1839 in de Leeuwarder Courant van 28 mei 1888 lezen, dat in Lemmer op 22 mei in opdracht van de provincie een begin is gemaakt met het afbreken van een van de twee bruggen over een te dempen kanaal, gaat onze hartslag zelfs nu nog met sprongen omhoog. De ‘Truitjeszijlsbrug’ is nog maar een paar jaar oud en grotendeels van ijzer gemaakt. Het wordt onttakeld en daarna vervoerd naar Heerenveen, waar het in de Schans over de Heerensloot (provinciaal vaarwater inmiddels) weer wordt opgebouwd. Uit enkele regels in de Leeuwarder Courant van 31 mei 1888 vernemen we, dat de werkzaamheden door de werkstaking van de baggeraars van de Heerensloot worden beïnvloed. Die hebben, volgens het bericht van de 29e, de timmerlieden overgehaald ook het werk neer te leggen, maar deze hebben kort daarna tegen ‘t zelfde loon hun werkzaamheden hervat. Alleen het metselwerk aan de brugwachterswoning is door intimidatie van de baggeraars langer stil blijven staan. De baggeraars, die werken aan het verbreden en uitdiepen van de Heerensloot, en in feite niets te maken hebben met de werkers aan de brug en het brugwachtershuis, zetten hun staking nog even door. De Standaard meldt op 2 juni dat er nog slechts een vijftal baggeraars hun werk hebben hervat, doch dat de rest halsstarrig blijft weigeren ondanks stevig politie-optreden. De aannemer wenst evenmin hun eisen in te willigen. Jammer dat de kranten verder geen positief bericht bevatten, dat het werk klaar is gekomen. Maar ... uit het feit dat de decoratieve gedenksteen in 1888 is geplaatst toen de Provincie Friesland het brugwachtershuis heeft overgenomen van de Dekema-, Cuyck- en Foeyts Veencompagnie, mogen we concluderen dat het in orde is gekomen.
Voor de opbouw van de nieuwe brug blijkt er het een en ander te zijn afgebroken, waarvoor plaatselijk deurwaarder Wierda op zaterdag 11 augustus 1888 ‘bij de nieuw gemaakte brug’ publiek tegen contante betaling flink wat hout mag verkopen. (zie advertentie L.C. 7 aug. 1888)
Twee incidenten verdienen in latere jaren anecdotische aandacht in de landelijke pers. Dat is te danken aan de sterke versmalling in de Heerensloot op de plaats van de Terbandsterbrug. De donkere zaterdagmiddag van 23 november 1903 zorgt door de asgrauwe luchten en ‘hozigwindgeruk’ voor een gedenkwaardige zaterdag met veel schade aan huis en gewas. Rond een uur of acht ‘s avonds komt van de kant van Nieuwebrug een reusachtige ‘zodde’ of ‘rietpolle’ van wel ‘n veertig vierkante meter, die ergens van een walkant is losgerukt, met grote snelheid richting Schans drijven. Er wordt wel geprobeerd het gevaarte te enteren, maar daarin slaagt men niet. De ‘polle’ drijft door en zet zich vast in de nauwe brugdoorgang naar de Heerenwal. Alle scheepvaart wordt daardoor onmogelijk. De brugwachter brengt de opzichter van de provinciale waterstaat in Joure ijlings op de hoogte, die onmiddellijk handelend optreedt. De zondagochtend daarna nemen enkele vissers voor fl.12,50 het karwei aan om de verstopping op te ruimen. In een humorvolle bui noemt de dienstdoende journalist ‘het eiland’ onbewoond: “geen leeuw, geen tijger, geen onschuldige haas zit er op, zelfs geen na-neef van Robinson Crusoë ”.
Het tweede incident wordt op 1 december 1909 gemeld in het Nieuwsblad van Friesland onder het kopje “Waar blijft het grootscheepsvaarwater naar Heerenveen?” De 27e november is zowel het voetgangersverkeer als het scheepvaartverkeer gedurende vier uren gestremd geweest. Een 220 ton metende tweemaster met zaad geladen voor de oliefabriek van firma Woltman, is zo breed en zo diep geladen dat het niet door de brugopening kan. Er ontstaat een enorme rij van wachtende schepen, zodat teneinde raad wordt besloten de tweemaster achteruit te trekken om de vaarweg vrij te krijgen. De passage is daarmee weer mogelijk. De dag erna wordt het zaadschip ‘gelicht’ in de zin van lichter gemaakt en dan kan het z’n weg vervolgen naar de kade voor de oliefabriek van Woltman.
Het opblazen van de brug heeft aan de gebouwen vlakbij de brug zichtbaar flinke glasschade veroorzaakt. De schade aan de ramen van de woning van garage Jan Vriesema op Schans 1 (vóór 14 november 1938: Grindweg 1) zijn met platen aan het oog onttrokken. Details van het stukje brugwachtershuis (aan de Dubbele Regelzijde) zijn niet te zien, maar U kunt er zeker van zijn dat de prachtige gedenksteen er ook nu nog steeds is terug te vinden.
Aan de geschiedenis van de Schansterbrug blijft niettemin nog een stukje mysterie hangen. Bij enkele teksten van vroegere prentbriefkaarten (ansichtkaarten) wordt gesproken van de ‘houten wipbrug’, zoals ‘Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes, 1995, blz. 32, 33; en ‘De Heerenwal. Bruggen en gekromde ruggen. 2001, blz. 149. Mogelijk is er een bruggenkundige onder onze lezers, die deze misverstanden kan ontzenuwen ?
2014, februari 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
Schans vòòr 1905
HIP-TIME MAGAZINE 107
Schans vòòr 1905
Bij deze prachtige oude foto uit de Leo Leenes-collectie van het Museum Willem van Haren zou zomaar de tekst hebben kunnen staan van de foto, die afgedrukt staat op bladzijde 44 van het fotoboekje uit 1968: ‘Heerenveen in oude ansichten’. Douwe Miedema, archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen schreef toen in de jubileumeditie ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de uitgeverij Europese Bibliotheek-Zaltbommel zeer beknopt: “Het einde van de 2e Fok. Op dit punt heet het al “Schans”. Het grote hotel in het midden (J. Smid) is uiterlijk weinig gewijzigd. Rechts een nu lang verdwenen boerderij met café; links is ook veel veranderd. Op de plek grond links tussen vaart en weg stond heel vroeger ook nog een café”.
Echter, bovenstaande foto wordt in 1995 gebruikt door museumdirecteur Ad Geerdink ter gelegenheid van een eerbetoon aan de man die in de jaren zestig en zeventig het ‘gezicht’ van de Oudheidkamer is geweest: Leo Leenes. Diens kinderen hebben zijn privé-collectie destijds toevertrouwd aan het beheer van het museum, die in 1995 daaruit een keuze hebben gemaakt voor het fotoboekje met de titel “Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes”. Op bladzijde 35 van dit boekje en op de tegenoverliggende bladzijde heeft Ad Geerdink de volgende tekst samengesteld:
“Op de Schans stonden eertijds diverse uitspanningen. Op de foto is geheel links nog net de hoek van café en logement ‘De Veehandel’ van F. de Jong te zien. Ook op de hoek van de Fok en de Terbandsterschans heeft een herberg gestaan. De naam daarvan is onbekend. Centraal op de ansicht staat het café, logement en stalling van Jeen de Jong. Dit nog steeds bestaande horecapand werd in 1881 in opdracht van kastelein Staas van Diggelen gebouwd op de plek van een zeer oude herberg, waarvan rond 1835 de beroemde buikspreker Simon Lantinga eigenaar was. De opeenvolgende eigenaars van deze horecagelegenheden hebben steeds oog gehad voor de behoefte van hun klanten om zich ook sportief te ontspannen. In 1811 beschikte de herberg over een overdekte kolfbaan, die in de jaren 1830 werd vervangen door een kegelbaan. In de tweede helft van de 19e eeuw organiseerden de kasteleins billiardwedstrijden, schutjaspartijen om wild. En in 1900 werd zowaar een wielerwedstrijd bij de uitspanning gehouden”.
De kenmerken van deze foto maken dat we spreken van een ‘oude’ prentbriefkaart. Het begint met de vermelding van de naam van de afzender op de voorkant van de kaart: “A.G. Vollema, p.f.”. De postwet van 1905 zorgde voor een verandering van de adreszijde van de kaart. Voor die tijd is het een ‘ongescheiden‘ (dus zonder verticale streep), na de invoering van de wet wordt de adreszijde verdeeld in twee helften: rechts voor naam, adres en woonplaats plus postzegel, en links de mededelingen voor de geadresseerde. Dat is bij onze kaart van de Uitg. Heerenv. Boekh. v.h. A.L. Land duidelijk het geval. Inmiddels weten we ook, dat deze tekst van de uitgever afkomstig is van de directeur sinds oktober 1901: Isaäk Sevensma, 1861 (-1927). Deze laat op 1 juli 1903 aan de lezers van de Hepkemakrant weten, dat de ‘Nieuwe Prentbriefkaarten’ gereed zijn. Wij denken dat omdat in 1904 geen nieuwe prentbriefkaarten zijn aangekondigd, maar in oktober 1905 wel, zij het dat deze speciaal zijn uitgegeven ter ere van het Koninklijk bezoek en speciaal met Leeuwarder en Harlinger beelden. Spijtig genoeg blijkt de datumstempel van ons exemplaar niet voldoende duidelijk te zijn. Omdat de maand augustus wel is te ontcijferen houden wij het op ‘augustus 1903 of 1904’.
Wat maakt deze en andere oude foto’s van deze locatie nou zo historisch bijzonder, dat we er zoveel aandacht aan besteden ? Dat eist uiteraard enige uitleg ! Om te beginnen is de Aengwirderweg (‘de Streek’ in de volksmond) en diens verlengde door Terband ‘de Schans’ (in 1922 ‘Grintweg‘ genoemd ) een onderdeel van een zeer oude verbinding tussen Gorredijk en de Joure. Op de kaart van Schotanus - Halma uit 1718 staat weliswaar geen naam bij de weg, maar in de Tegenwoordige Staat van Friesland van 1788 wordt de “rydweg van de Joure naar het Heerenveen” in de Grietenij Haskerland “een der drie voornaame rydwegen” genoemd. De waterverbinding wordt destijds kennelijk veel belangrijker gevonden, want b.v. ‘Hurdspytsje’ en ‘Overspitting’ (1646) zijn al wel oude toponiemen.
Bovendien hebben we op dit punt, waar de weg van Zwolle naar Leeuwarden de weg Gorredijk-Joure kruist - met daarin de ‘flapbrug’ over de Heerensloot - te maken met de grens tussen de twee grietenijen Aengwirden en Haskerland. In het rapport van de grensbepaling uit 1828 van Aengwirden (AEN 545) ligt het begin bij de hoek van het Kerkhof van Heerenveen (het zgn. drie grietenijenpunt). De scheiding tussen Aengwirden en Haskerland volgt de oostelijke ‘boord’ (oever) van de Heerensloot in noordwestelijke richting tot halverwege de Fok - destijds bij het huis van Doeke Jans Algra. Daar gaat de grens naar de oostkant van de ‘rijdweg’ - tegenwoordig ter hoogte van Fok 38 en 39, vervolgt in noord-westelijke richting zijn loop vlak langs het logement van Pieter Elzinga (thans Chinees Specialiteitenrestaurant “Rose Garden”) en komt ter hoogte van de splitsing Heerensloot - Leeuwarder Straatweg weer terug naar de oostelijke oever van de Heerensloot.
Dat betekent dat alles wat oostelijk van die grensscheiding ligt behoort onder Aengwirden en alles wat zich daarvan westelijk bevindt is Haskerlands grondgebied. Met andere woorden een flink stuk tweede Fok en Leeuwarderstraatweg was van de grietenij / gemeente Haskerland. Voor onze foto leidt dat tot de volgende conclusie: het grasveld plus de achterliggende weg behoort tot Nijehaske, dus ook het café en logement ‘De Veehandel’ (A-1745).
Dat grasveld echter is op de kadastrale minuutkaart van 1832 wel bebouwd en geregistreerd als kadastrale gemeente Nijehaske, sectie A, no. 1744. Op dat ogenblik blijkt Hendrik van Diggelen, landmeter te Leeuwarden, de eigenaar te zijn van een ‘huis’ met een gebouwde waarde van fl.90,-. Uit een notarieel huurcontract opgemaakt op 27 maart 1829 door notaris P.J. Metz maken we op, dat Hendrik van Diggelen, landmeter eerste klasse en gestationeerd te Sint Johannesga, dit huis als herberg te Nijehaskerschans verhuurt aan Meine Tienstra en vrouw uit Sneek voor een periode van twee jaar voor een jaarlijkse huur van fl.185,-. (Tresoar T.26, inv. 56009, akte 127). Enkele maanden later passeert dezelfde notaris een pachtcontract tussen Marcus Jacobs Hoogeveen te Bontebokssluis en Hendrik van Diggelen, van ‘zekere huisstede en grond, bebouwd met een huis, c.a.’ voor een jaarlijkse pacht van fl.2,80.
In december 1830 wordt de huurperiode met kastelein Meine Tienstra en vrouw al beeindigd. Zij zijn niet in staat de huur op te brengen, hetgeen leidt tot de verkoop van meubelen en huisraad door de deurwaarder-executant Johannes Cancrinus. De opbrengst fl.266,50 wordt gebruikt voor de betaling van de achterstallige huur. Op 15 januari 1831 wordt Hendrik Arends Raadsveld, veenbaas te Nijehaske, huurder van huis en herberg voor de periode 12 mei 1831 tot 12 mei 1833. De huur wordt door Van Diggelen verhoogd tot fl.200.50.
Hierna maken we - wegens gebrek aan goede aansluitende informatie over de kadastrale eigendomssituatie en gebruiksgegevens - met de hulp van Sietse Krikke een stap naar 24 mei 1881. Die datum heeft Krikke in de bevolkingsboekhouding van Nijehaske vastgesteld als de datum, dat Jan Wolters Bosscha verhuist van Opsterland (Langezwaag) naar Nijehaske. Met zijn vrouw Jacobjen van den Berg, geboren te Hoornsterzwaag 29 maart 1852. Jan Wolters Bosscha is afkomstig uit Oldemarkt (Overijssel) en blijkt later van boerenbedrijf te zijn. Met vier kinderen komt hij in Nijehaske, waar op 22 februari 1882 nog een jongen wordt geboren. Volgens het kohier van de hoofdelijke omslag van 1881 (H.1545) wordt het huisnummer 217 onder Nijehaske bewoont door de wed. Tjeerd Raadsveld, tappersche. Zij - Hendrika Nijmeijer - heeft haar man verloren op 22 juli 1880 en in zijn overlijdensacte staat dat hij ‘logementhouder’ is geweest. In dat beroep is hij zijn vader Christoffel Willems Raadsveld opgevolgd, die op 30 juni 1868 reeds is overleden. Vermoedelijk heeft hij dat gedaan met zijn moeder Bjenke Tjeerds Kuiper (1798-1894), die in 1883 en 1884 nog een afzonderlijke kamer (onder no. 217a) bewoont.
Over het jaar 1882 ontbreekt het kohier, maar in 1883 en ook in 1884 staat op huisno. 217 genoteerd Jan W. Bosscha als tapper met een gezin van vijf personen. In 1884 vermeldt het kohier geen bewoner onder dit nummer. Op 16 mei van dat jaar 1884 wordt Jan W. Bosscha uitgeschreven naar Opsterland.
Een acte van notaris G. Boschloo van januari 1881 meldt ons dat Berendje (lees: Bjenke Tjeerds Kuiper, wed. van Christoffel Willems Raadsveld, samen met een echtgenoot van haar overleden dochter Jacoba en zijn kinderen, maar ook haar schoondochter Hendrika Nijmeijer (echtgenote van Tjeerd Raadsveld) en twee kinderen, tot verkoop overgaan van dit onroerend goed. De nieuwe eigenaren blijken Franke Bouwes van der Laan en Poppe Makkinga.
De Leeuwarder Courant bevat eveneens enkele bewijzen van Bosscha’s aanwezigheid in die jaren. Zo organiseert J. Bosscha, samen met Staas van Diggelen, beide logementhouders, op 10 oktober 1883 een harddraverij met paard en chais te Terbandsterschans en Nijehaske. Op 2 februari 1884 wordt duidelijk uit een veilingadvertentie, dat de eigenaren van de huizinge en herberg met schuur, stalling en erf (welke Jan Bosscha nog tot 12 mei huurt) eigendom is van Franke B. van der Laan en P. Makkinga. Bij de veiling wordt geboden fl.2000,-. Veertien dagen later op de 16e februari worden enkele eigenaren van omliggende panden ook eigenaar van deze herberg en stalling en ze hebben het plan de ‘afgeleefde taveerne’ af te breken. Die nieuwe eigenaren passeren ook weer de acte bij notaris G. Boschloo en wel op 30 januari 1884. Hun namen zijn Geert Adams Korf op de Fok, Wybrand Jelkes van der Duim op de Fok, Klaas Adams Korf te Nijehaske, en Jacob Woltman op de Fok, en leggen voor de herberg met schuur en stalling etc. te Nijehaske een koopsom van fl. 2046,- op het kleed. Alle vier hebben ze hun verdienste gevonden in de vervening (vervener, veenbaas, koopman).
Ongelofelijk ... dat je je zo druk kunt maken om een stuk gras op de foto, zult U zeggen. Maar over datgene wat er nog aanwezig is, zoals de twee gebouwen aan weerszijden van de toegang tot de Leeuwarderstraatweg, valt natuurlijk ook wel het een en ander op papier te zetten. Er zijn evenwel nog wel een aantal prentbriefkaarten, waarbij dat verhaal ongetwijfeld beter tot zijn recht zal komen. Bovendien in samenhang met het logement met veranda tussen de bomen, waar de witte toegangspalen voor staan. Dat bewaren we voor een toekomstige aflevering !
2015, mei 17 - wibbo westerdijk - hip-backup
Schans omstreeks 1930
HIP-TIME MAGAZINE 37
Schans omstreeks 1930
Onmiskenbaar heeft dit formidabele pand omstreeks 1930 nog de allure van een gebouw met een voorname bestemming. Strategisch is de plaats, waar de straatweg van Leeuwarden overgaat in de Fok en de weg van Joure vanuit de Dubbele Regel over de Heerensloot zijn weg vervolgt als Grintweg onder Terband. Een sleutelrol heeft daarbij het zgn. “Bandster gangholt” vervuld, welke in 1629 reeds wordt genoemd in verband met reparaties daaraan. (Manuscript Kramer). Inmiddels ligt er natuurlijk al een degelijke klapbrug, die overigens in juli 1929 bijna een werkweek voor onderhoudswerkzaamheden buiten gebruik is geweest. Rij-en voertuigen blijken daar het meest door gehinderd.
Deze kruising van wegen is een historisch kruispunt, omdat deze het zuiden van Friesland in de zeventiende eeuw al verbindt via een stelsel van wegen met Groningen. Deze museumfotono. 268 heeft een formaat van 16 x 9 cm en het pand wordt als Café H. Hielkema geduid. De geveltekst op de originele foto geeft met de loep te lezen: “Stalling Café H. Hielkema Garage “. Ondanks de imposante grootte van het ‘hotel’ is het rond 1930 nog betrekkelijk jong. Op 21 februari 1881 brengt David J. Sterk als kastelein zijn herberg ‘onder de hamer’ en vertrekt vrijwel onmiddellijk naar Leeuwarden. De nieuwe eigenaren besluiten om het zeer oude en bouwvallige logement af te breken en op de fundamenten een nieuw gebouw te stichten met dezelfde bestemming. Exploitant Staas van Diggelen vraagt onmiddellijk een vergunning aan voor de verkoop van sterke-drank-in-het-klein en betrekt in de maand december 1881 het nieuwe logement.
Dat leidt tot een merkwaardig conflict met Jan Wolters Bosscha, die als kastelein te Nijehaske van een eveneens bouwvallige ‘gelegenheid’ schuin tegenover Van Diggelen op het zuidwestelijke perceel van de kruising, een adres richt aan de Commissaris der Koning. De gemeente Aengwirden heeft volgens hem volledig onjuist gehandeld bij de vergunningverstrekking. Aengwirden verdedigt zich in uitgebreide stukken, meent dat de motieven van Bosscha berusten op ‘broodroof’ en krijgt uiteindelijk gelijk van de Commissaris. Het register van de Haskerlandse drankwetvergunning wijst zeer tegenstrijdig Jan B. Boscher aan als kastelein in 1882-1883, die onder Nijehaske 217 voor twee ‘localen’ drank mocht schenken. Dat blijkt niet waar, want de Personele Omslag van 1883 noemt voor die twee ‘localen’ als tapper Jan W. Bosscha met een gezin van 5 personen onder no. 217 en de voormalige tapster de Wed. Chr. Raadsveld, dan zonder beroep, als bewoonster onder no. 217a. Beide ‘gezinnen’ blijven tot ‘âlde maaie’ 1884 en weten dan dat de nieuwe eigenaren (de broers Geert en Klaas Adams Korf, Wijbrand Jelkes van der Duim en Jacob Woltman) hun plannen om de afgeleefde taveerne af te breken zullen doorzetten. In die zelfde tijd heeft het latere Garage Vriesema het nummer Nijehaske no. 218.
Om dit conflict helemaal goed te kunnen begrijpen moeten we ons even verdiepen in de gemeentelijke zeggenschap van dat gebied. Dat hangt samen met het verloop van de grens tussen Aengwirden en Haskerland. In 1828 blijkt dat door het kadaster goed te zijn geregeld. In het “Procesverbaal van de grensbepaling”, 1828, blijkt de grensscheiding te beginnen bij de hoek van het kerkhof van Heerenveen om langs de oostelijk oever van de Heerensloot in noordwestelijke richting te lopen. Ter hoogte van het huis van Doeke Jans Algra (later ongeveer de R.H.B.S.) gaat
de grens praktisch haaks over de rijweg om aan de andere kant van die weg weer de noordoostelijke richting te vervolgen. Die richting blijft de grens gaan zelfs vlak langs het Hotel Hielkema en dan helemaal tot de plaats waar de tol van Terband is geweest, net onder het viaduct van de rijksweg naar Sneek toe. Daar zocht de grens opnieuw de oostelijke oever van de Heerensloot. Het mysterieuse kruisje op de foto in het wegdek van de Fok is er vermoedelijk met deze grensreden opgezet. Het is niet ondenkbaar dat een vroegere presentator van de ‘Praatjes bij Plaatjes’ daarom het kenmerkje heeft gezet.
De gevolgen van dat bijzondere verloop van de grens zijn kortgeschetst: een flink stuk Fok behoort bestuurlijk onder Haskerland, inclusief de huizen en bedrijven westelijk van het begin van de Leeuwarderstraatweg, met name het garagebedrijf van Vriesema (in 1934 heeft deze het adres Nijehaske, wijk E, no. 44 en in 1938 -na de samenvoeging tot Heerenveen-één - het adres Grintweg 1). Overigens heeft ook Garage Vriesema zowel vóór als ná 1900 nog een horeca-verleden voor één ‘locaal’. Het ‘Register van Vergunningen tot verkoop van sterke drank in het klein, in de gemeente Haskerland: Nijehaske, 1882-1931, vermeldt de namen van de opeenvolgende kasteleins: Jentje Siedsma (1883), Sietze Hendriks van der Laan (1883-1884), Jan Jans Foppes (1890-1894), Haitze Jans de Vries (1895-1898), Haije Glas (1899-1911) en Beene Sanders Krikke (1912-1920). In de periode dat Haije Glas het bedrijf exploiteert voert het de naam Café “De Veehandel”. Wanneer we in het Register op huisnummers van Nijehaske (1911) de nummers 44, 45, 46 en 47 zoeken, staat daarbij als verklaring resp. Rijkstraatweg 44, schuur 45, turfschuur 46 en wagenmakerij 47. Met deze geheugensteuntjes weten we dat nr. 47 gerelateerd is aan de fa. Hainje, er tegenover begonnen met het maken van kruiwagens, handkarren, boerenwagens in 1907 - na het vertrek van de fa. Langenberg naar Amerika - en gaandeweg uitgebreid aan de overzijde. De Rijtuig-en Wagenmakerij van de firma ontwikkelde zich later tot grote bussenbouwer, via VDL Berkhof BV thans VDL Groep BV.
Het houten hek op de voorgrond omzoomt het terrein van Hendrikje Blok, de wed. van W.J. Brouwer, veehouder. Na de dood van haar man op 19 november 1924 verlengt zij het huurcontract een aantal keren tot 1934 onder één beding. Er kunnen eventueel veranderingen aan het erf en het verkeer over het erf worden gedaan als de gemeente dat nodig oordeelt. Daar staat geen schadevergoeding tegenover. De bijzondere situatie van de wed. Brouwer wordt prachtig geïllustreerd door een luchtfoto uit 1931 (nr. 7133), waar de Grindweg scheef wegloopt in de richting noord en de Hoofdstraat (sinds 1946 J.H. Kruisstraat) langs haar perceel aan de zuidkant. Ze komt daarmee als het ware te wonen op een schiereiland. In mei 1934 wordt een afbraakvergunning afgegeven en Jac. van der Heide vervult die taak voor fl.211.-. Zelfs deze locatie heeft een logementsfunctie gehad onder het beheer van Jeen Rinzes de Jong van omstreeks 1907 tot 1916.
Er valt nog meer te lezen op de foto, wanneer we de handwijzer met de loeptest onder handen nemen. Glashelder staat op het naar links wijzend bord (van boven naar beneden): Joure 9; St. Nicolaasga 15.1; Sloten 22.1; Stavoren 46 en op het rechtse bord staat uitsluitend: Tjalleberd 4.2. Nieuwsgierig geworden naar de opvallende en merkwaardige vormen op het achteruitstaande pand rechts van het logement is de enige conclusie, dat er een drietal aanplakbiletten tegen de muur of wand zijn bevestigd met daarop het hoofd van een dame met een bijzonder fraaie hoed. Film-of hoedenreclame ?
2012, december 16 - wibbo westerdijk - hip-backup (met dank aan Sietse Krikke)
Saskiaflat 1977
HIP-TIME MAGAZINE 36
Saskiaflat 1977
Het gemeentelijke archiefdossier van het flatgebouw voor vrijgezellen (Saskiaflat) gaat slechts over de stichting van het gebouw van de AKZO Pensioenfondsen. Een dergelijke instelling wordt gelijkgesteld met een particuliere instelling, waarvan het beheer van de exploitatie door die instelling zelf ter hand moet worden genomen. Dat is derhalve de reden, dat het gemeentelijke dossier nr. 181-3 van deel 1 van Inventaris van het Archief van de secretarie van de gemeente Heerenveen ((1913) 1934-1985 (1995) slechts de jaren 1975 tot en met 1977 omvat.
De aanvraag voor de bouw van 23 particuliere huurwoningen op de hoek Rembrandtlaan - Falkenaweg wordt op 13 mei 1975 gedaan door Projektgroep Noord B.V., Leeuwarden. De bouwtekeningen laten flats zien van 5 meter breed en 16 meter lang, waarvan de indeling is: galerij, hal, slaapkamer, woonkamer, wasgelegenheid, douche, keuken, berging, terras. Het bestek van januari 1975 kent het ontwerp toe - voor wat betreft de architectuur - aan Buro voor Architektuur en Ruimtelijke Ordening H. Kluiwstra, Veluwelaan 5, Heerenveen. De bouw wordt uitgevoerd door de Leeuw en Jellema, Bouwmaatschappij b.v., Gorredijk. Op 1 mei 1977 wordt de zaak opgeleverd en hangt er een kostenplaatje aan van fl.1.481.721,65. Voor dat bedrag wordt op 4 augustus 1977 de Stichting AKZO Pensioenfonds te Arnhem de eigenaar. Voor de huisnummers 12 tot en met 18 (7 stuks) geldt dan een huurprijs van fl.285,-, terwijl voor de rest (16 stuks) een prijs geldt van fl.250,-. Uiteraard zijn er ook een aantal dienstruimten in het gebouw: fietsenberging, c.v.-ruimte, liftschacht, enz.
De Rembrandtlaan uitmondend op de Burgemeester Falkenaweg en schuin tegenover de Rottumerweg - op de foto de straat links van de zwart-witte tegels van de voorrangskruising - heeft zijn naam al gekregen bij besluit van 19 maart 1962, tegelijk met de haaks daarop uitkomende Van Goghlaan (de op deze foto van rechts komende straat). Inderdaad, we bevinden ons in de ‘schildersbuurt’ oostelijk van de Burgemeester Falkenaweg. Pas op 25 april 1977 valt er een besluit over de naamgeving van de 24 wooneenheden, die een huisnummer ontvangen gekoppeld aan de term “Saskiaflat”. Het volstrekt duidelijk dat de associatie met de schilder Rembrandt en zijn echtgenote Saskia een logische is, maar een associatie met ‘vrijgezellen’ lijkt in de huidige tijd te moeten worden vervangen door ‘alleengaanden’. Het Postcodeboek van 1978 geeft voor de Saskiaflat de oneven nummers 13 - 37 en de even nummer 12 - 38, samen betekent dat 28 eenheden. Welke van de beide tellingen geldigheid heeft, moet nog worden vastgesteld.
Een leuk bericht is te vinden op internet - zonder dat precies is aangegeven in welk jaar dit zich heeft afgespeeld - over de vernieuwingen, die zijn aangebracht door of in opdracht van FriesBouw. De bergingen zijn daarbij opnieuw bekleed, de plafonds van de galerij en loggia's vernieuwd en ook de keuken, het toilet en de badkamer aangepakt. Samen met Hoekstra Installaties en Tichelaar schilders heeft FriesBouw ervoor gezorgd dat de flat er weer netjes bij staat voor de komende jaren. Het staande houtwerk van de daken-in-zigzagvorm heeft een helderblauwe tint gekregen. Aan de eindmuur langs de Burg. Falkenaweg staat in goed leesbare, wit geschilderde letters ‘saskia flat’
Bijzonder aan deze opname is die ene oudere meneer, die op de hoek van de straat zeer overtuigend een hemelwaartsgerichte blik demonstreert, alsof hij de fotograaf uitnodigt hetzelfde te doen. Wat is de reden van zijn act ? Een vliegtuig of een vlucht zuidwaarts trekkende ganzen ? Dan zitten we tegen een invallende winter aan en de toestand van de kale bomen geven ons daarin dan min of meer gelijk.
De omgeving van de drie verdiepingen hoge flat heeft een duidelijke jonge aanleg. De enkele aanwezige bomen belemmeren ons in ieder geval niet een vrij uitzicht op het pand Burg. Falkenaweg 136, de meest zuidelijke van een viertal in 1924 door aannemer Johannes de Haan gebouwde burgerwoningen. Daar heeft in ieder geval in 1925 de bedrijfsleider van een ‘rijwielfabriek’ de heer D. Brandligt enige tijd gewoond. Het kan bijna niet anders, dan dat de fabriek van Gaastra is geweest. De fusies en overnames zijn immers allemaal in het voordeel van Batavus afgerond.
Ten tijde van de ‘geboorte’ van het Saskiaflat woont in het pand Burgemeester Falkenaweg 136 de familie Johannes Sijtsema en echtgenote Grietje de Vries. Die zijn er in getrokken op Oudjaarsdag 1965 - als we de woningkaart mogen geloven - vanuit Hennaarderadeel. Hoe hebben zij deze verandering van het uitzicht beleefd ?
Aan de andere kant langs het flat is nog juist een fragment te zien van één van de aan de oostkant staande huizen aan de Burg. Falkenaweg. Vermoedelijk is dat de achterzijde van huisnummer 131.
Om de Rembrandtlaan te kunnen aanleggen is in 1961/1962 het door bierhandelaar en caféhouder Arend Meester in eerdere jaren bekend geworden ‘Huis ten Woude’ afgebroken. Dat was het adres Burgemeester Falkenaweg 139 met als laatste bewoner zekere Harmen Dijkstra, die naar de Hiddingastraat verhuist. Ook het huis met nummer 135, laatst bewoond door L. Buis, is door de slopershamers gesneuveld. Overigens komt dit pand nog wel voor in het adresboek van 1964.
HIP-TIME MAGAZINE 36
2012, december 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
Rijksdagnormaalschool 1916
HIP-TIME-MAGAZINE 24
Rijksdagnormaalschool 1916
Mochten we al twijfels hebben over de datering van fotonummer 267 van de collectie van museum Willem van Haren, dan is dat meer gebaseerd op de rest van de informatie achterop het formulier van het gearchiveerde exemplaar. Over de locatie Thialfweg gaan we beslist niet twisten; dat bewijst de aanwezigheid van dit pand in een modern ge’style’de vorm ook nu nog. De term Rijkskweekschool komt - volgens de manuscriptgegevens van oud-hoofd der ULO-school in Wommels én opgeleid als onderwijzer in Heerenveen - in Heerenveen pas in gebruik in 1923 ten koste van de term Rijksdagnormaalschool. Laatstgenoemde term staat achter op de foto, maar ook het jaartal: ± 1925. Zou het kunnen zijn, dat de man op de ladder een huisschilder is met de opdracht de bovenste helft van de muur wit te schilderen voor een opknapbeurt anticiperend op de naamswijziging? De menselijke entourage is zo te zien te jong of te oud of van de verkeerde professie om in aanmerking te komen voor de term ‘kwekelingen’.
Met stelligheid kunnen we in ieder geval de stichting van het gebouw baseren op een aantal stukken uit het archief van de voormalige gemeente Aengwirden. Het proces-verbaal van aanbesteding en gunning voor de bouw van een Rijksdagnormaalschool te Heerenveen dateert van 3 januari 1916. Burgemeester J. Drijber en secretaris J. Bergsma hebben de eer 17 inschrijvingen te mogen beoordelen en kiezen voor de laagste van Hendrik Buwalda uit Nijehaske voor een prijs van fl.15.992,-. De acte van gunning van 10 januari 1916 noemt als ‘verver’ Hendrik Comello van Benedenknijpe, terwijl de risico’s van de bouw worden afgedekt door de borgen Jacob Pasveer, aannemer, en de wed. S. Buwalda, zonder beroep, beiden te Nijehaske. Het ontwerp blijkt te zijn van R. Post en Zoon, dec. 1915.
Ontwerper en bouwers hebben in ieder geval gezorgd voor een zgn. BBP (Beeld Bepalend Pand) in de termen van de Erfgoednota 2012. Linker-en rechtergevelhelft zijn elkaars volmaakte spiegelbeeld met een risaliet als middenpartij, uitgebouwd boven de dakgoot met een wolfeind van de kapel. De prominente vlaggemast spietst als het ware de toegangspartij met dubbele deur en boogvormig bovenlicht met ruitverdeling. De vier dakvensters breken op een sympathieke manier het grote dakvlak en voegen zich in het patroon van lage en hoge (schoorstenen) accenten. De eindgevels zijn eveneens afgesloten met een wolfeind. Kortom: een echt schoolgebouw van het goede soort! Het eerste adresboek van de gemeenten Aengwirden, Haskerland en Schoterland heeft in 1922 als huisnummer voor het gebouw afgedrukt nr. 57 aan de Thialfweg. Begin jaren dertig is dat vernummerd naar Thialfweg nr. 17.
De gebruikers - docenten en kwekelingen - denken er een beperkt aantal jaren later beslist anders over. Zij nemen per 1 september 1930 hun intrek in de nieuwe vleugel van de Rijks H.B.S. aan de Fok, omdat het gebouw aan de Thialfweg niet meer voldoet aan de eisen. Welke veranderingen dat nou precies zijn, wordt uit de stukken niet duidelijk. Edoch ... de op 9 december 1929 opgerichte Vereniging voor Landbouwhuishoudkundig Onderwijs, die in de oude school in de Kerkstraat al van start is gegaan, ziet betere mogelijkheden in de ontruimde kweekschool. Daarvoor is het wel nodig de gemeentebesturen van de drie gemeenten, die het gemeenschappelijk bezit hebben van de oude kweekschool, de minister te overtuigen van de noodzaak van de nieuwe school volgens de Nijverheidsonderwijswet. Uiteraard is het een financieel probleem, omdat de inrichting van de nieuwe landbouwhuishoudschool bepaalde eisen stelt. Bovendien wil de vereniging het gebouw natuurlijk huren. Enfin, de verbouwing komt er, de school is op 12 december 1932 klaar en op 1 januari 1933 wordt het door de meiden in gebruik genomen met als directrice mej. A.H. Veenbaas. De vaart zit er in, want op 1 januari 1934 wordt het al een zelfstandige school en nog maar net begonnen worden er al plannen gesmeed om tegenover de gedenknaald van Van Maasdijk een nieuwe school te bouwen. Dat wordt in 1938 niet goedgekeurd. Daarna is wereldoorlog II uiteraard een remmende factor, zodat tenslotte pas in 1950 de school aan de Anjelierstraat onder architectuur van A. Baart uit Leeuwarden kan worden gebouwd. De zwerftocht langs allerlei dislocaties (gebouw aan de Stationsstraat, gebouw Ned. Herv. Gemeente Heerenwal, Landbouwschool aan de Schans, en school Walle-van Maasdijkschool) kan worden beëindigd op 5 juli 1950. Het schoolgebouw lijkt even op adem te kunnen komen ?! Wie er in de periode juli 1950 tot halverwege 1954 gebruik van heeft gemaakt, is vooralsnog een groot vraagteken.
Tot de Leeuwarder Courant in haar exemplaar van 24 februari 1955 in een artikel over allerlei aktiviteiten op bouwgebied de nieuwe BLO-school ‘De Reinbôge’ aan de Thialfweg noemt als ‘haar voltooiing naderend’. Zes lokalen maar liefst, waarvan huishoudonderwijs en handenarbeid de twee grootste zijn. En een overblijflokaal, omdat veel kinderen uit de omgeving van Heerenveen komen. In 1956 wordt in een ander bericht nog even bevestigd, dat ‘De Reinbôge’ in de oude rijkskweekschool zit. Inhoudelijk betekent ‘De Reinbôge’ in 1967, dat ze zicht richt op de scholing van zeer moeilijk lerende kinderen en dat het Hoofd der school M.T. Smidt heet.
Overigens blijkt het christelijk nijverheidsonderwijs zich in 1964 al te oriënteren op de tot standkoming van een technische school. Een adres aan de raad van Heerenveen om mee te werken aan de stichting van een dergelijke school wordt door B. en W. - na het vragen advies aan een 12-tal instanties - afwijzend beantwoordt. Ze vindt het vooralsnog onnodig: de cijfermatige onderbouwing onvoldoende en ze wenst niet mee te werken aan een ‘kwijnende’ start. Dat er ook andere sentimenten en argumenten een rol hebben gespeeld, blijkt uit een uitspraak van de Kroon van 17 augustus 1972. Bij K.B. wordt bericht, dat in het eerstvolgende scholenplan een protestant christelijke dagschool voor lager technisch onderwijs in Heerenveen is opgenomen. De verwachting van het bestuur van de CLTS-in-oprichting is, dat in 1975 met de bouw kan worden begonnen. Door deze lange inleiding heeft u inmiddels wel in de gaten wie de volgende huurder is van Thialfweg nr. 17: de Christelijke Lagere Technische School met ingang van het schooljaar 1977-1978. Maar ... om het pand geschikt te maken moet de gemeente wel eerst nog even 24.036 gulden investeren; een bedrag dat in twee jaar zal worden afgeschreven omdat het er naar uitziet dat er slechts twee jaar gehuurd gaat worden. Daarmee is de financiële kous niet af, want voor achterstallig onderhoud en vervanging van de c.v. ketel is ook nog eens 24.800 gulden nodig.
Directeur van de school W. de Vries laat in een wervingsadvertentie voor handvaardigheid, engels, wis-en natuurkunde en a.v.o. (algemeen vormend onderwijs) - gedateerd 8 april 1978 - weten, dat per 1 augustus 1977 is gestart. De aan te stellen leerkrachten zullen pas op de tweede klassers worden losgelaten, moeten we aannemen.
Wanneer we de Gemeentegidsen mogen geloven, dan heeft de inwoning op de Thialfweg 17 toch nog langer geduurd dan verwacht. De laatste vermelding is in de gids van 1980/81 en in de gids 1981/82 is voor het eerst sprake van Beugel (64), Nijehaske. Maar u kent het probleem met dit soort gidsen: er in komen is nooit een probleem, maar iets laten veranderen .....! De Leeuwarder Courant van donderdag 29 oktober 1981 reikt ons de juiste oplossing aan door het verslag van de opening van één dag eerder in ronkende volzinnen aan ons bekend te maken. De school heeft dan al een omvang bereikt van 265 leerlingen en de school is eigenlijk al weer te klein ! Er is al wel afscheid genomen van de Thialfweg. Daarna hebben we nog weinig zicht op wie de gebruikers zijn geweest. Er is nog een krantenberichtje uit januari 1986, dat de MEAO-MMO opnieuw schreeuwt om extra ruimte en een claim legt op ‘onder hoge ouderdom kreunende Reinbôge’ ... een wijkplaats voor scholen met ruimtegebrek.
Maar dan wordt het 4 mei 1995 en de Leeuwarder Courant meldt, dat Thialfweg 17 te Heerenveen in gebruik is genomen door Dantuma - al enkele jaren gevestigd in Leeuwarden in de Borniastraat. De advertentie belooft ‘orthopedie, hoortechniek en voorzorg’. De huidige veelomvattende medische hulp die kan worden gegeven, laat zich het beste omschrijven als Dantuma Medische Speciaalzaken. Het is een compleet en professioneel zorgkundig bedrijf. Met vestigingen in Leeuwarden, Heerenveen en Alkmaar is het de grootste leverancier van medische hulpmiddelen in de regio: orthopedie, elastische kousen, hoortechniek, orthopedische schoenen, diabetes hulpmiddelen, wondmaterialen, incontinentiematerialen, stoma materialen.
En ze zitten in een prachtige, hergebruikte school ! In de Erfgoednota is het aangewezen als Beeldbepalend Pand 235.
2012, aug.26 - wibbo westerdijk - hip-backup
RHBS 1975
HIP-TIME MAGAZINE 61
R.H.B.S.met conciergewoning en gymnastiekzaal c.1975
Het oog van fotograaf Henk Bruyns voegt beslist iets toe aan deze afbeelding door de focus van de camera op de scheiding van het gebouw met de begane grond te richten. Dit camerastandpunt maakt het mogelijk door het bladstille wateroppervlak een imposante, scherp gesneden afbeelding én haar spiegelbeeld te maken. Museum Willem van Haren heeft met fotonummer 01726 (formaat van 14.0 bij 11.9 cm) een fantastisch beeld van de laatste jaren van de Rijks Hogere Burgerschool in haar kluis.
Op deze foto zijn alle uitbreidingen en verbouwingen gerealiseerd. Er zijn een flink aantal bouwvergunningen nodig geweest om tot dit uiterlijk te komen van het pand op de 2e Fok. De eerste accommodatie is gericht geweest op de faciliteiten voor een 3 jarige hogere Burgerschool. Notaris Arjen Binnerts, die tevens lid is geweest van de Gemeenteraad van Schoterland, vertelt in een brief van 25 februari 1867 aan zijn in Leiden studerende zoon Halbe. dat de raad van Schoterland een verzoek heeft ingediend bij de minister om oprichting van een hogere burgerschool ten koste van het rijk. Bovendien heeft hij ‘officieus vernomen’ dat op de staatsbegroting 1867 een hogere burgerschool Heerenveen voorkomt. Daarmee is de raad van Schoterland niet de initiator voor een dergelijke opleiding, want eerder heeft de burgemeester van Aengwirden Jhr. mr. F.H. van Beyma thoe Kingma, tevens schoolopziener, in de raad van Aengwirden al plannen gepresenteerd voor een drie jarige opleiding. Dat is al geweest op 22 april 1865. Door van Beyma thoe Kingma is voorgesteld het ‘Slotsje’ op de Oude Koemarkt daarvoor aan te kopen, doch Aengwirden is niet in staat alleen de kar te trekken. Schoterland en Haskerland geven aan dit plan geen medewerking.
Het kadastrale ontstaan van de gebouwen aan de Fok op de foto ligt in een ver verleden. Oliemolenexploitant en koopman Jacob Woltman gaat in op het bod door ‘s Rijks Domein gedaan op een stuk weiland van 17.40 are. De afsplitsing vóór 1869 wordt geregistreerd onder het kadastrale nummer Tjalleberd A-4260. De Staat der Nederlanden - waartoe ‘s Rijks Domein behoort - heeft meer bezit aanpalend en brengt via een tweede ‘splitsing’ en een ‘overboeking’ een perceel weiland tot stand van 28.10 are. Na veel vergaderen achter de schermen wordt tenslotte in de Staatscourant de aanbesteding van het “Bouwen van eene Rijks-Hoogere Burgerschool te Heerenveen” aangekondigd. Op 26 februari 1869 wordt in de aanwezigheid van de Hoofdingenieur van de Waterstaat in het Provinciehuis de enkele inschrijving gehouden.
In de Leeuwarder Courant van 1 juni van dat jaar staat een berichtje: ....”aan het gebouw voor ‘s rijks hoogere burgerschool wordt met kracht gewerkt. De fondamenten zijn reeds gelegd en enkele kozijnen geplaatst. Met het einde dezes jaars moet het werk opgeleverd worden.” Maar zover is het nog niet, want er komt op 10 september 1869 nog een tweede aanbesteding voor “het leveren en stellen van Meubelen, Gas-en Waterleidingen, enz.”. De 12e september schrijft ook nu weer de Leeuwarder Courant erover. De aannemer J. Jaarsma te Sneek is voor fl.14.150,- gekozen uit 12 inschrijvingen. Drie maand later - op 2 januari 1870 - opnieuw een berichtje. “De hoogere burgerschool (te Heerenveen) nadert met rassche schreden hare voltooijing en maakt aan den straatweg van hier naar Leeuwarden eene uitmuntende vertooning.” Iedereen begrijpt dat het tot een finale komt, als je op 8 april 1870 in de krant leest dat de te openen hoogere burgerschool over de 100 sollicitanten heeft voor een docentschap.
Kort voor de start van de eerste cursus bericht het Algemeen Handelsblad op 2 augustus, dat een benoeming van een beoogd docent is ingetrokken en per 1 september aangenomen is J. Bubberman uit Veere. Hij is de laatste van het team, waarvan de directeur en leraar dr. H.J. Nassau Noordewier uit Dordrecht - conrector gymnasium - al bij K.B. van 10 april 1870 is benoemd. De andere docenten zijn Dr. J.E. Enklaar, W.H. Wisselink, J.N. Valkhoff, J.H. Muller van der Haas en J. van der Berg. Twee klassen melden zich de eerste schooldag - 24 voor de eerste klasse en 7 voor de tweede - om het nagelnieuwe gebouw langs de drie granieten stoeptreden via de imposante entrée in het middenrisaliet te mogen binnengaan.
Wat betreft de accommodatie is er in de loop van de honderd jaar wel het een en ander veranderd. We beschikken gelukkig over de Waterleidingkaart uit 1913, die heel duidelijk laat zien dat alleen het meest linkse deel van onze foto als school in gebruik is. Fortuinlijk bezit van het museum is de toespraak gehouden ter gelegenheid van het vijf en twintig jarig bestaan der R.H.B.S. te Heerenveen door de Directeur W.H. Wisselink. Dit pamflet is verluchtigd met een foto van het gebouw uit 1895 door uitgever A. Binnert Overdiep. In een onvoorstelbaar ‘kale’ setting - slechts jonge bomen in bladerloze toestand, maar tot onze vreugde ook het contour van de Tjepkemamolen - staat het forse gebouw aan de Fok - in feite een gebouw met annexen. Daartoe behoort ook het gymnastieklokaal, waar Johannes van der Berg niet alleen de leerlingen van de H.B.S. les heeft gegeven o.a. in wat men noemt de ‘wapenhandel’. Hij spant zich vanaf 1873 ook erg in - uiteraard om voor zichzelf een beter bestaan te verwerven - om de gemeentebesturen en plaatselijke schoolcommissies te overtuigen van de noodzaak om de kinderen van de minvermogende stand de gelegenheid te geven op regelmatige en gesubsidieerde basis (SCO 289) aan gymnastiek en exerceren te doen. De raden van Schoterland en Aengwirden willen graag van hem weten onder welke voorwaarden hij genegen is dat onderwijs te geven. De Schoterlandse schoolcommissie omarmt het idee en adviseert positief. Het voorstel van Van der Berg is om 40 kinderen uit Heerenveen tegen fl.100,- ‘s jaars twee keer per week te laten oefenen. Aengwirden wordt iets later benaderd o.a. met de zinsnede, dat er “eene uitmuntende gelegenheid tot het ontvangen van gymnastiekonderwijs” is, die “zoo door particulieren als van gemeentewege, namelijk die van Haskerland” wordt gebruikt. Hij legt ook hier een plan voor van 40 minvermogende kinderen; 2 uren ‘s weeks telkens 20 leerlingen. Hij benadrukt de omstandigheid van een uitmuntend lokaal, het kosteloos genot van vuur en licht, de mogelijkheid buiten de schooluren of in overleg les te krijgen en het grote aantal te plaatsen leerlingen. Het college van de gemeente Aengwirden verwacht een gering aantal deelnemers uit hun gemeente en wil alleen leerlingen op basis van een bewijs van toelating van B. en W. én tegen een vergoeding van fl.3,- ‘s jaars per leerling daarvan laten profiteren. Van den Berg probeert Aengwirden nog te overtuigen, dat het hem niet goed lijkt de schijn te wekken Aengwirden voordelen toe te kennen ten opzichte van Schoterland (40 à 2 uren ‘s weeks) en Haskerland (35). Het ‘exerceren’ en de ‘wapenhandel’ zijn twee aktiviteiten ter bevordering van de weerbaarheidsgedachte onder burgers, studenten en ook leerlingen van middelbare scholen. Het wordt in die tijd beschouwd als een voorbereiding op de krijgsdienst gericht op de landsverdediging. Er wordt dan geoefend in het marcheren, exerceren en met ‘wapens’ omgaan. Drs. W. Prosé vertelt in “De Heertjes van ‘t Veen. 100 jaar Heerenveense R.H.B.S.” in 1970, dat een aantal antieke ‘achterladers’ op de zolder van het af te breken gebouw in 1969 zijn geveild door de inspecteur der Domeinen te Leeuwarden. In het depôt van het museum Willem van Haren is in ieder geval nog één van die ‘wapens’ uit de R.H.B.S. opgeslagen als historisch voorwerp.
De omzetting van de 3-jarige naar de 5-jarige opleiding in 1916 maakt een grote verbouwing noodzakelijk. De Rijksbouwkundige voor de gebouwen van Onderwijs, enz. te ‘s Gravenhage wil een conciergewoning en een nieuw gymnastieklokaal realiseren. De gemeente Aengwirden geeft op 9 juni 1916 z’n fiat aan de aanvraag en bewaart daarvan nog steeds drie bouwtekeningen onder no. 422. De gymnastiekzaal wordt meer verplaatst naar het zuiden aan de achterzijde, zodat het geheel een winkelhaakmodel krijgt. De conciergewoning met uitzicht op de Heerensloot vervangt de inpandige woning.
De eerste conciërge Jacobus Engelsma Mebius staat ingeschreven onder het huisnummer 6 aan de Fok en woont dus inpandig. Zijn overlijden op 3 mei 1879 maakt ruimte voor zijn opvolger Douwe van Dijk, die van 1879 tot 1915 de school samen met de elkaar opvolgende directeuren runde ! Zijn inpandig adres is een drietal keren gewijzigd wegens vernummeringen door de uitbreidende woningbouw. Van 6 naar 8, van 8 naar 18 en van 18 naar 41. Pieter Postma, die per 17 juni 1915 als concierge wordt ingeschreven, heeft eventjes buiten de school gewoond maar kan op 9 mei 1917 in de gloednieuwe conciergewoning op het ‘campus’-terrein huisnummer 41a inwijden. Op 25 september 1929 is Pieter Postma rijp voor pensionering en wordt zijn opvolger Pieter Nicolai geïnstalleerd. Deze wordt op 26 september 1929 ingeschreven vanuit Warffum, niet in huisnummer 41a maar in huisnummer 115. In 1931 wordt dat nummer Fok 33. Noodgedwongen ontruimt hij op 7 december 1942 de woning én de school, die door de bezetter geconfisqueerd zijn voor kazerne en later voor lazaret. Op 1 juni 1945 komt hij weer terug om per 11 oktober 1951 te worden opgevolgd door Hessel Bosma. De wooncarrières worden korter na diens vertrek op 15 augustus 1968. Dat zal te maken hebben met de voorgenomen afbraak van het schoolcomplex, wat aanvankelijk nog weer als noodonderkomen van de van start gegane MEAO heeft gediend.
Fok 33 is één van de vier huisnummers die in 1934 aan het scholencomplex zijn toegekend. De bevoegdheid van de burgemeester van Aengwirden voor het vaststellen van de huisnummers in zijn gemeente legt hij voor wat betreft de daadwerkelijk aanwijzing in handen van de man, die daarover de meeste kennis heeft: de gemeenteveldwachter. Deze vereert de hoofdingang met nr. 31, de zij-ingang achter de conciergewoning met nr. 32, de conciergewoning met nr. 33 en tenslotte een ingang of uitgang van de in 1920 nieuw gebouwde gymnastiekzaal met het nr. 34. Deze nummers blijven geldig tot de afbraak. Spijtig genoeg hebben we geen tekening kunnen vaststellen van de oorspronkelijke bouw in 1870. Onze hoop op het gemeente-archief van Aengwirden blijkt ijdel en waarschijnlijk omdat het om een ‘rijksgebouw’ gaat. Bovendien is er in 1870 nog geen wet over bouwvergunningen.
Van een drietal ingrepen in het bouwkundig aanzien van de school bewaart de gemeente Heerenveen uit 1919, 1920 en 1921 wel nog een aantal blauwdrukken. Het in 1916 verplaatste gymnastieklokaal krijgt een metamorfose naar drie lokalen (no. 490), een uitbreiding naar de ideeën van rijksbouwmeester J.A. Vrijman (no. 500) betreft een winkelhaakvormige zuidwestelijke verlenging. Daarin bevinden zich ondermeer toiletten, trappenhuis, gang, dienstruimten en de brede en hoge schoorsteen voor de afvoer van centrale verwarmingsdampen en ontluchting van de toiletten. En ... een nieuw gymnastieklokaal (de derde !!!) met toestellenbergplaats en op twee plaatsen kleedkamers. In de zichtbare uitbouw zit een buitendeur, die toegang geeft tot de garderobe voor de ‘buitenleerlingen’. Moeten we denken aan laarzen, klompen, regenkleding, e.d. ???
De uitbreiding volgens een tekening van bouwkundig ambtenaar Hendrikus Willem de Nekker (no. 520), betreft o.a. een verbouwing van het middendeel naar de nieuwe vestibule met aanpalend de kamer van de concierge aan de oostelijke gang, een wachtkamer voor bezoekers, de directeurskamer en een leslokaal. Op de eerste verdieping zijn eveneens drie leslokalen gecreëerd. Laatstgenoemde heeft zelfs van 12 mei 1920 tot 6 januari 1922 ingeschreven gestaan als inwonende ‘rijksopzichter’ onder het huisnummer 116 van het gymnastieklokaal.
Anno 2013 is ter plaatse er enkel nog de straatnaam ‘HBS-straat’, welke herinneringen kan oproepen aan de meer dan 100 jarige aanwezigheid van de Rijks Hogere Burgerschool in Heerenveen. (zie Gemeenteplattegrond - 7e editie - kwadrant 8-E9)
2013, juli 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
Postkantoor Afbraak 1974
HIP-TIME MAGAZINE 66
Postkantoor Afbraak 1974
Drie architectonisch iconen op hetzelfde beeld tijdens de ‘ontploffing’ van 17 december 1974. Terwijl het torentje van het Postkantoor aan het Haringspad gecontroleerd tot een hoop puin wordt getransformeerd, maakt de Watertoren de balans op. Oenemastate kijkt met vele ogen toe in het besef, dat zijn monumentale status voldoende waarborg is voor zijn toekomst. De twee korte stoten van het geluidssignaal - ‘er wordt gesprongen’ - zijn gegeven. Die trieste gebeurtenis op foto 01767 uit het archief van museum Willem van Haren is het begin van een deplorabele ontwikkeling aan het Gemeenteplein en het Haringspad.
Oenemastate heeft beide boven de skyline uittorende gebouwen zien komen. Intern - het bestuur en het personeel van de gemeente Schoterland zetelt dan immers in de state - weet men zelfs van de beide vergunningsaanvragen alles af. Het spits wordt na een goed overleg tussen Rijksbouwmeester Peters en het gemeentebestuur afgebeten door het post-en telegraafkantoor: 13 januari 1913. Het gemeentelijk waterleidingbedrijf, dat de van oorsprong Gorredijkster architect Roelof Kuipers het ontwerp gunt, rondt de voorbereidingen voor de bouw af met een vergunningsaanvraag d.d. 24 februari 1914.
Overigens maken beide gebouwen in het Heerenveen wel de tongen los. In het geval van de Watertoren komt het zelfs zover dat het Rooms Katholieke kerkbestuur de vrees voor de belemmering van de godsdienstoefeningen door de geplande dieselmotor zo hoog opneemt, dat ze een proces aanspant en dat tot voor de Raad van State doorzet. Ze bereiken slechts dat het waterleidingbedrijf een voorwaardelijke vergunning krijgt. Het verlies van dit proces zal het zaadje hebben geplant om elders een ongestoorde kerkgang te kunnen verwerven. De incubatietijd voor dat plan heeft overigens wel 20 jaar nodig gehad.
Bij de bouw van het post-en telegraafkantoor blijven de zich wijzigende gezichtspunten voornamelijk binnen de kring van bestuurders en deskundigen. De discussie over de esthetiek van het gebouw is een onderwerp, waaraan de inspecteur een zinvolle bijdrage heeft geleverd door te stellen, dat het front van het gebouw moet zijn gericht op het Gemeenteplein en niet op het Haringspad. Zelfs na de start van de bouw wordt er nog besloten het kenmerkende torentje toe te voegen.
1 mei 1914 wordt aannemer B. Zwikker uit Meppel tijdens de opening bedankt voor zijn diensten en hebben de Heerenveners een waardige opvolger van hun postkantoor aan de oostelijke kant van het Gemeenteplein. Iets meer dan een jaar later komt in de maanden september en oktober 1915 de levering van water aan de afnemers tot stand.
Veel van onze kennis over de geschiedenis van postkantoren in Heerenveen hebben we te danken aan de aktieve directeuren van deze instelling. Verder wijdt Johan Tj. Engwerda aan de geschiedenis van de ‘Postkantoren in Friesland. Een inventarisatie.’ een post-academiale doctoraalscriptie Kunstgeschiedenis. De Rijksuniversiteit Utrecht verleent hem daarvoor in 1990 de titel doctorandus. Het museum Willem van Haren is zo fortuinlijk daarvan een exemplaar te kunnen opnemen in haar bibliotheek. Daarin lezen we ondermeer, dat in 1970 de inzichten over en de practijk van het postverkeer dusdanig zijn gewijzigd, dat ze gevolgen krijgen voor de gebouwen. Zonder precies aan te geven welke veranderingen dat zijn, weten we dat aan het Burgemeester Kuperusplein, hoek Van Oenemastraat een lokettenkantoor verrijst (de huidige Openbare Bibliotheek) en aan de Stationsstraat (dicht bij het spoor) een overslagkantoor van en voor Zuid-Friesland. Uiteraard zijn er allerlei plannen gemaakt om het architectonisch interessante gebouw meerdere bestemmingen te geven. De practijk blijkt weerspanniger, want het gebouw staat van 1970 tot haar afbraak leeg. Nu gelden termen als niet meer representabel, onpractisch, verouderd.
Wordt de start van het Watertoren-gebouw gekenmerkt door rumoer in rooms-katholieke kring, bij de voornemens tot afbraak komt het bijna tot een volksoproer. Geëmotioneerde raadsvergaderingen, aktiecomité tot behoud, kunstenaarsprotest, persuitingen en manipulatieve verwijten kleuren het verzet. Niet alleen wethouder Boltendal wijdt er een hoofdstuk aan in het boek “De Heeren en de anderen” vanuit bestuurdersgezichtshoek. Ook de destijdse politieke coming-man en contra-activist Lykele Buwalda legde verantwoording af in een knipselboek met alle uitingen van beroering. Uiteraard is ook voor deze bronnen het museum Willem van Haren het adres. De meest zure conclusie is dat met één stem verschil de meerderheid in de raad besluit tot afbraak. Een nare geur van een prestigekwestie blijft nog jaren in Heerenveen hangen. In 1980 wordt definitief de skyline van Heerenveen nog meer geanonimiseerd.
Dit is te meer wrang omdat in een krantenartikel uit april 1914 - wanneer het nieuwe postkantoor wordt opgeleverd - de redacteur-journalist met een flinke dosis creatief enthousiasme het plein schertsend het ‘Torenplein’ noemt.
Door het hek van het postkantoorcomplex kijkend ziet u boven de rookwolk en tegen de achtergrond van de watertoren het huis van koopman-ijzerhandelaar Gerardus Johannes Pothaar G.J.zn. Deze zakenman heeft - of eigenlijk zijn toekomstige echtgenote Anna Margaretha van den Aardweg uit Haarlem - dat huis laten bouwen bij vergunning nr. 1951 van 27 juni 1929. In de loop van oktober van dat jaar zijn ze in Haarlem getrouwd, vinden in dit huis hun onderdak en wij zien in het adresboek van 1934 dat het adres dan is: Haringspad 16.
Oudere Heerenveners, die hun rijvaardigheid moeten demonstreren om hun rijbewijs te kunnen halen, krijgen te maken met de heer Pothaar als examinator van het CBR. Eén kandidaat heeft eens verteld, dat hij om zijn motorrijbewijs te kunnen halen zich meldt aan de voordeur van nr. 16. Hij heeft zijn motor voor het huis geparkeerd. De heer Pothaar-in-hemdsmouwen posteert zich op de stoep van zijn huis en geeft hem de opdracht de motor te starten en langs de Bewaarschool en het Postkantoor te rijden, vervolgens rechts om het Waaggebouw te sturen en daarna terug te keren naar zijn toegangshek. Bij terugkomst - binnen twee minuten - wordt de kandidaat meegedeeld, dat hij is geslaagd voor zijn rijproef. Een anecdotische gebeurtenis of een broodje-aap-verhaal ???
Het langst aan afbraak ontkomen is dat huis van Pothaar, die het overigens volgens de kadastrale administratie in het dienstjaar 1956 blijkt te hebben verkocht aan Cornelis Evert Peters, directeur van de NTM, die eerst in Groningen woont en later in Heerenveen. Pothaar vertrekt half augustus 1955 naar Arnhem en Peters betrekt begin september van hetzelfde jaar de woning. Hij blijft er wonen tot 3 november 1969 om vervolgens zijn pensioen in Haren (Gr.) te ontvangen. De dag na Nieuwjaar 1970 neemt de arts Jan P. Molenaar bezit van de woning in het vooruitzicht een jaar later naar de Zevenwouden te kunnen verhuizen. Na enkele maanden leegstand komt Bernard Smits uit Curacao. Hij gaat nieuwe impulsen geven aan de Streekmuziekschool “Schoterwerven” met vestigingen in Heerenveen (de oude landbouwschool aan de Schans), Oosterwolde en Wolvega. Smits verhuist in mei 1976 naar Rottum (HAS) en beleeft in maart 1980 een glorieus moment, als de nieuwe muziekschool “De Rinkelbom” in de wijk de Greiden feestelijk in gebruik wordt genomen. Dat jaar 1980 vinden er niet alleen bouwkundig grote veranderingen plaats aan het Gemeenteplein, maar ook de daarmee gepaard gaande administratieve veranderingen. De bestaande nummering ‘Van Harenspad’ - voorzover op het plein - wordt door een raadsbesluit per 1 januari 1980 hernoemd als ‘Gemeenteplein’. De woningkaart van het ‘huis Pothaar’ krijgt dan het adres ‘Gemeenteplein 33’.
Vanaf het moment dat de afbraakplannen in de projectontwikkelingswereld gaan rondzoemen is het de ontwikkelaar Dijkoma-beheer b.v., die zijn ogen laat vallen op het gebied van en met het postkantoorterrein tot en met dat van de watertoren. De dossiers 692-2 en 648.2 in het gemeentearchief getuigen daarvan. Tussen het eerste bericht van Dijkoma van 11 april 1974 met de mededeling, dat het perceel van Harenspad 14 (voormalige bewaarschool, later Van der Vegt & Overdiep) nu is afgebroken. De verkoop van een perceel bouwterrein aan het Van Harenspad voor de bouw van winkels met 29 bovenwoningen op 17 april 1978 betekent circa vier jaar ‘gesteggel’ over voorwaarden, prijzen, oppervlakten, enz. enz. De woorden ‘het is in kannen en kruiken’ behoort niet tot de termen van gemeentelijke bouwplannenmakers. Bovendien vallen buiten deze plannen nog het pand Pothaar en de watertoren, hoewel Dijkoma beweert dat het college in oktober 1977 al heeft besloten tot afbraak van de watertoren.
De vroegere Nutsbewaarschool, waarvan de eerste steen wordt gelegd op 2 oktober 1878 door Petronella Adriana de Blocq van Scheltinga - dochter van burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga, wordt half mei 1973 een prooi van de vlammen tijdens de werkzaamheden van drukkerij Van der Vegt & Overdiep. De schade was te groot om te herstellen en de basis voor de afbraak wordt hiermee gelegd. De drukkerij vindt - in de niet meer als zuivelfabriek functionerende boterfabriek “Jagtlust” in Oudeschoot - zelfs nog mogelijkheden om te groeien.
2013, september 22 - wibbo westerdijk - hip-backup
Plein bij Crackstate omstreeks 1976
HIP-TIME MAGAZINE 32
Plein bij Crackstate omstreeks 1976
Dit ‘maagdelijke’ plein in de late middagzon ligt als-het-ware te wachten op de gasten voor de opening van de in gebruikneming van de uitbreiding van het gemeentehuis met het administratiegebouw. Deze fotonr. 302 heeft een ‘plusminus’-datering meegekregen van de fotobeheerders van het museum Willem van Haren. Waarom? Wel, dat is simpel: de fotograaf is niet bekend; het lijkt waarschijnlijk dat het een foto is die in de krant heeft gestaan; het heeft jaren gelegen in een ‘schoenendoos’ zonder dat er iemand naar omkeek ! Ziedaar, de simpele verklaring van de datering ± 1979. Dat het achter Crackstate ligt, leidt onvermijdelijk tot de conclusie dat de fotograaf op de K.R. Poststraat heeft gestaan. Links langs het nieuwe kantoorgebouw vangen we nog net een glimp op van het pakhuis van ijzerhandel Gerrit Overdiep aan de zuidkant van de Oude Kerkstraat. Rechts een iets forsere glimp van een der R.K.-kerktorens.
Het bestuurlijke traject naar bovenstaand resultaat is - zoals gebruikelijk in de kleinstedelijke politiek - er eentje geweest van tien jaar. Na de officiële ingebruikname van het Gemeentehuis ‘Crackstate’ door Commissaris der Koningin mr. H.P. Linthorst Homan op 4 december 1952, nadat het in 1949 door een ruil (Crackstate tegen Oenemastate) met het rijk in het bezit is gekomen van de gemeente Heerenveen, blijkt al snel dat het gebouw weer te klein gaat worden voor de volledige secretarie. In 1966 wordt daarom al een commissie ingesteld ter voorbereiding van een plan tot uitbreiding van het bestaande, eventueel bouw van een nieuw gemeentehuis. Die commissie - bouwtechnisch begeleidt door directeur gemeentewerken ir. Baars - komt na een voorbereidende analyse van de bestaande toestand (tekortkomingen, gebreken, toekomstverwachtingen, enz.) in mei 1967 tot een behoefteplan met als conclusie: restauratie én uitbreiding Crackstate. Voor die optie wordt aangetrokken het destijds bekende Architectenbureau Kuiper en de Ranitz uit Rotterdam. In 1969 komen zij met een foeilelijke uitbreiding van Crackstate, vormgegeven in een fotomontage. De voorstellen worden uiteraard door de commissieleden Boltendal, van der Glas, Bruinenberg-van Renssen, de Bruyne, de Haan, Wierda-Haanstra, ir. Baars, en met secretaris J. Nauta ‘uit en te na’ besproken. Het resulteert tenslotte in een voorstel, welke door de Schoonheidscommissie van commentaar wordt voorzien. In een brief van 26 juni 1972 laten ze dat in niet mis te verstane bewoordingen weten. Wij citeren in de ‘wollige taal’ en de eindconclusie:
“Nevenbedoelde adviesaanvraag heeft een onderwerp van bespreking uitgemaakt in de dezer dagen gehouden vergadering van de Centrale Werkgroep onzer commissie. Het voorliggende ontwerp laat een gebouw zien van nogal aanzienlijke afmetingen. De commissie vreest dat de grote massa een te grote concurrentie zal aandoen aan het zeer waardevolle monument Crack State, waarvan de barokke beweeglijkheid bovendien vraagt om rustige achtergronden. De commissie is dan ook van oordeel dat naar de beperking van de bouwhoogte dient te worden gestreefd, alsmede naar een rustige eenvoudige hoofdvorm. Het hier voorliggende ontwerp schiet naar de mening der commissie zowel naar massawerking als naar gevelbehandeling ten enenmale tekort. Eén en ander moet waarschijnlijk mede worden verklaard uit de samenstelling der plattegronden, welke eveneens onrustig en gecompliceerd aandoen.
De commissie acht dit ontwerp onaanvaardbaar en is van oordeel dat een totale bewerking van het plan noodzakelijk is om tot een gebouw te komen, dat zich op bevredigende wijze zal voegen naar Crackstate en dat daarbij een aanwinst kan betekenen voor het geheel daarbij aansluitende complex van gebouwen. De Commissie meent Uw college derhalve te moeten raden verwezenlijking van dit ontwerp niet te bevorderen.” Kortom: niet doen !
Het gevolg van een en ander wordt dat gemeentewerken zelf aan de slag gaat voor het maken van een plan naar de ideeën van architect E. Bootsma, en onder mede-verantwoordelijkheid van den nieuwe directeur gemeentewerken W. Wagenaar. De resultaten zijn terug te vinden in een dossier met de titel ‘Uitbreiding gemeentehuis met administratiegebouw achter Crackstate’, o.a. de aanbestedingsadvertentie van 9 mei 1974 die daar nog aan toevoegt ‘aan de K.R. Poststraat’. De aanbesteding vindt plaats op een 40 pagina’s tellende, gestencilde ‘Bestek en Voorwaarden’. Diverse grote aannemers in Heerenveen en omgeving halen in het Posthuis de voorwaarden en schrijven erop in. Er wordt een bouwheer aangewezen en de gehele procedure wordt ‘afgerond’ met de officiële opening op 19 augustus 1976 door de Commissaris van de Koningin mr. Hedzer Rijpstra. Gastheren burgemeester Henk Hellinga en oudste raadslid Y.H. Jelsma spreken ook lovende woorden over dit initiatief; de eerste in het Nederlands, de laatste ‘yn it Frysk’.
We kunnen er op basis van dit gegeven rustig van uitgaan, dat bovenstaande foto omtrent de opening is genomen.
Wat is er na die bouwkundige ingrepen nu verdwenen ? Van de aardbodem verdwenen is het huis van bewaring, oftewel de ‘gevangenis’ die in Wereldoorlog II zo’n angstaanjagende reputatie heeft gehad. Kunt u zich de ambivalente reacties voorstellen van degenen, die er direct of indirect mee te maken hebben gehad ? Het puin is afgevoerd naar het perceel in Katlijk, waar wijlen Louis le Roy de basis legt voor de ‘ecokathedraal’. Sinds 15 april 1995 dient een authentiek brokstuk van één van de gevangenismuren - teruggehaald naar Heerenveen en geplaatst op de oorspronkelijke plek van de gevangenis - als gedenkteken ter nagedachtenis aan de slachtoffers van dit ‘Oord der Verschrikking’.
In de nieuw gebouwde vleugel is sinds 1976 de secretarie gehuisvest. Zij heeft de beschikking over de begane grond en één verdieping. Het oude gebouw behoudt enkele bureau’s, maar ook de kamers van de leden van het college van B. en W. en die van de gemeentesecretaris blijven daar. Representatie wordt voor die functies van essentieel belang geacht. Ook de vergaderkamer voor het college blijft in ‘Crackstate’, terwijl de huidige trouwzaal eerst ook wordt gebruikt als raadzaal. De uitbreiding van het aantal raadsleden en de groeiende belangstelling van de burgerij voor de raadsvergaderingen is de reden voor het zoeken naar een ruimere accommodatie voor de gemeenteraad. Als voorlopige oplossing is een ruimte gevonden in het gebouw van gemeentewerken vlakbij de spoorbaan, destijds Hiddingastraat/J.G. Weeninkstraat 2/Koornbeursweg 84.
Ter gelegenheid van deze uitbreiding van de administratieve ruimten is er tevens besloten een kunstwerk aan te kopen. Het wordt een keramiek-muurreliëf van Han Boerrigter, die wordt geplaatst bij de ingang van het gebouw naast de toegangsdeur op de westelijke gevelmuur. Als we uitgaan van de 1%-regeling van de bouwsom en lezen dat er fl.22.280.- voor moet worden betaald, dan kunnen we ons een voorstelling maken van de totale bouwsom.
Eind december wordt eveneens bij de hoofdingang van dit gebouw aan de K.R. Poststraat ook een bronzen beeldje van Sjouke Gabbes van Nijehaske geplaatst, naar een ontwerp van Suze Bosma-Berkhout, met verwijzing naar de avonturen van Robinson Crusoë op Zuidland in het boek van Daniël Defoe.
Amper 15 jaar later dienen de gemeentelijke ambities opnieuw te worden bijgesteld en worden niet alleen deze administratieve ruimten geamoveerd, maar sneuvelt ook de Schouwburg. Er moet plaats gemaakt worden voor ‘het stadskantoor’.
Stel ... dat de samenstelling van de Provinciale Schoonheidscommissie niet is veranderd sinds 1976, kan hun conclusie dan voor het huidige ontwerp van 1992 in dezelfde volzinnen luiden..????:
“Het voorliggende ontwerp laat een gebouw zien van nogal aanzienlijke afmetingen. De commissie vreest dat de grote massa een te grote concurrentie zal aandoen aan het zeer waardevolle monument Crack State, waarvan de barokke beweeglijkheid bovendien vraagt om rustige achtergronden. De commissie is dan ook van oordeel dat naar de beperking van de bouwhoogte dient te worden gestreefd, alsmede naar een rustige eenvoudige hoofdvorm.”
2012, oktober 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
Pastorielaan ca 1926
HIP-TIME MAGAZINE 114
Pastorielaan ca 1926
Zeer ongebruikelijk zijn de verhoudingen van deze prentbriefkaart: 7 cm. hoog en 17 cm. breed. Een uitgave van ‘Bromc grafia, Amst.’ Het opschrift is onmiskenbaar ‘Heerenveen. Pastorielaan.’ Het is een exemplaar uit de collectie van het Heerenveen Museum, maar het is ook vertegenwoordigd in de collectie Leenes nr. 1021. Helaas geen enkel gestempeld exemplaar ! De situatie ziet er wel erg strak en nieuw uit. Een voorbeeldig geplaveid wegdek van waalse klinkerts en vier meter breed, een magnifiek trottoir aan de kant van de huizen, die met de frontgevel naar het oosten staan en de royale Pastoriewijk, welke weg én berm scheidt van de uitgestrekte weilanden. De vernieuwde Pastorielaan loopt kaarsrecht ongeveer 350 meter tussen de bomenlaan door in de richting van het arm-en verplegingshuis, waarvan we de contouren achter de persoon op het trottoir kunnen zien. In de rechteronderhoek van het beeld zien we een gedeelte van het sluishoofd, waarin de meest noordelijke sluisdeur is opgehangen. We zijn al wat later op de dag want we zien de schaduwen van een praktisch westelijke zon. We kunnen ons vergissen, maar het heeft er alle schijn van dat de boompjes in het trottoir van zeer jonge datum zijn.
Uit de krant hebben we geen aanwijzing kunnen vinden wanneer die smetteloze bestrating tot stand is gekomen. Wel echter uit het archief van de ‘Pastorie van Aengwirden’, nr. 1336. In het bestek en voorwaarden van het bestraten van een gedeelte van de Pastorielaan te Heerenveen van 26 oktober 1924 staat het werk omschreven als volgt: “het afgraven en vervoeren van de aanwezige verharding, het inbrengen van de nodige riolering, het leggen van een bestrating met trottoir, het aanwerken van het gedeelte gelegen naast de sluis en het afwerken van de berm van een gedeelte der Pastorielaan te Heerenveen”. Een tweede stuk zet ons ook op het spoor van een nauwkeuriger datering. Uit hetzelfde archief biedt nr. 1346 een inschrijvingsbiljet van Jacob A. Stuiver van 28 mei 1924 voor het dempen van een gedeelte van de bermsloot langs de Pastorielaan (en dat is dan de westelijke kant, want anders zou er hebben gestaan ‘berm van de wijk’) schrijft deze: “Zoo als het plan nu voorlopig bestaat, dat de sluis in de Pastorielaan dicht komt den 9 juni, zoo als opzichter Zwarts heeft meegedeeld, dan zou het zand moeten worden overgekruit....”.
En omdat het eerste (linkse) huis op de foto het door S.D. le Fébre in 1926 aanbestede huis is, dan is de conclusie dat deze foto van 1926 of kort daarna moet zijn.
De discussie over het plaatsen van lantaarns aan de Pastorielaan door het gemeentebestuur van Aengwirden dateert al van oudere datum. In 1912 namelijk heeft de raad besloten dat het zelfs aan een straat, welke particulier bezit is van de Pastorij van Aengwirden zinvol kan zijn van gemeentewege straatlantaarns te plaatsen. Bovendien zitten de bestuurderen dan nog wel een beetje met een ongemakkelijk gevoel over het verdrinkingsongeval in september 1908 van het jonge meisje Rika Broekman, welke na een ziekenbezoek in het verplegingshuis bij duisternis in het koude water van de Pastoriewijk geraakt en dat niet heeft overleefd.
De lantaarn op onze foto is prima zichtbaar boven het hoofd van de tegen een boom steun zoekende fietser in een wit jasje. Overigens is het strak geplaveide wegdek ook onderwerp geweest van de gemeenteraadsbesprekingen. De voorloper hiervan is een particuliere ‘boerenreed’, maar door de inspanningen en de invloed van de ziekenhuisregenten is het sterk verbeterd. Zij kwamen op voor het lot van de patiënten die met de koets naar de verplegingsinrichting moesten worden gebracht.
Voor we ons richten op de bebouwing willen we nog even de aandacht vestigen op het reclamebord van “(..)CTORIA” aan de zijmuur van het blokje van vijf huizen. Jan Zwerver vertelt in zijn fotoboekje “Heerenveen, zo was het” op de allerlaatste pagina, dat het bord reclame maakte voor “Victoria Verzekeringen”. De eerste bewoner van Pastorielaan 11 - de heer J. Porte - blijkt inspecteur van de levensverzekeringsmaatschappij ‘Victoriabank’. Deze is voortgekomen uit een Amsterdams Verzekeringsfonds en voert sinds 1896 deze naam. In 1925 wordt de naam uitgebreid tot de ‘NV Algemeene Verzekering Maatschappij Victoria’, terwijl in 1938 alle aandelen van Victoria in het bezit van het verzekeringsconcern De Nederlanden van 1845 komen. Inspecteur Porte verhuist in 1935 naar Zwolle (volgens Jan Zwerver) en oud-brigadier-titulair bij de Rijksveldwacht L.J.J. Verplanke betrekt vervolgens het huis. Dankzij een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 29 april 1935, waarin de heer Porte de burgerwoning per 1 juni te huur zet, weten we dat de begane grond een ‘kamer en suite’, ruime gang, keuken, kelder en bergplaats bevat. Boven zijn er drie slaapkamers en een kantoortje. Tenslotte een flinke tuin met vruchtbomen.
Richten we ons nu verder op de overige bebouwing, dan dienen we in de bouwvergunningen te duiken. Huizen met platte daken zijn in Heerenveen in de jaren na 1900 geen alledaags verschijnsel. Voor het kadastrale perceel Tjalleberd A-6802 worden door de heren J. Porte, A. Nauta, F. Zandbergen en K. Beck vergunning gevraagd en verkregen op 21 mei 1924 voor de bouw van vier woningen. M. Hoogeveen sluit zich daar bij aan met een vergunning gedateerd 10 juli 1924. Namens Hoogeveen regelt de heer K. Beck de vergunningsaanvraag en het blijkt uit de nieuwe tekening, dat Hoogeveen het vierde huis van het zuiden gaat krijgen, terwijl Beck de meest noordelijk eindwoning blijft claimen. Na de voltooiing blijken deze eigenaren de destijds - ook nog in 1927 - gebruikelijke doorgaande nummering te hebben gekregen aan de Pastoriesingel of Pastorielaan (van zuid naar noord): Porte 366, Nauta 367, Zandbergen 368, Hoogeveen 369, Beck 369 a.
We moeten aannemen, dat het in het adresboek van 1922 aangewezen nummer Pastoriedwars-straat 365 - als woonplaats van de heer S.D. le Fèbre, leraar aan de Rijksdagnormaalschool (onderwijzersopleiding) te Heerenveen - onderdeel uitmaakte van de door de Bouwvereniging Aengwirden gebouwde 11 dubbele woningen. Deze veronderstelling is gebaseerd op het gegeven, dat 9 dubbele woningen van het type A in deze zijstraat van de Pastoriesingel of Pastorielaan zijn gebouwd en twee dubbele woningen van het type B aan weerszijden van de zuidoostelijke en noordoostelijke hoek met de Pastorielaan tot stand zijn gekomen in 1917 en 1918.
Dat nummer ‘365’ is toegekend in 1920, terwijl het daarvoor in de periode na de bouw het huisnummer 247 heeft gehad. Deze zienswijze is in overeenstemming met de ook toegekende nummers 226 tot en met 246 voor alle zuidelijke en noordelijke dubbele woningen, behorende tot de Pastoriedwarsstraat.
De eerste bevestiging vinden we in het Bevolkingsregister van Aengwirden (deel II: Heerenveen) uit de periode 1890-1920. Daarin staat Simon Dirk le Fèbre op het huisnummer 247 per 21 februari 1918, komend van de Nieuwburen, waar hij vanaf 5 juni 1916 heeft gewoond. De gezinskaart (1920-1939) kan ons nu verder helpen. Daar namelijk staat als eerste adres: Luinjeberd 365a. Dat is het door hem gebouwde huis ten noorden van de door hem bewoonde type A-woning van de Bouwvereniging Aengwirden. Bij de vernummeringsronde van 1930 krijgt het dan als adres: Pastorielaan 10.
Met een advertentie in het Nieuwsblad van Friesland van 12 januari 1926 kondigt de heer S.D. le Fèbre een aanbesteding aan - behoudens goedkeuring van B. en W. van Aengwirden - voor het bouwen van een ‘Burgerwoning’ aan de Pastoriesingel te Heerenveen. De gemeente heeft er een maandje over nagedacht, heeft wat problemen met het platte dak en de oversteek daarvan, maar ook met de ramenverdeling van de bovenverdieping. Als bouwmeester heeft hij de hulp ingeroepen van J. Moet, opzichter te Oosterwolde. Gemeenteopzichter K.R. Post van Aengwirden is de gemeentelijke woordvoerder. Na een gedegen verweerschrift en kleine aanpassingen wordt op 19 februari daaropvolgend toestemming verleend bij vergunning nr. 763. Enkele data van het nieuwe huis: terrein ± 1000 m2; grondoppervlak huis 104 m2; muren van waalsteen; bouwprijs fl.6000.-.
Simon Dirk le Fèbre is geboren op 5 maart 1882 in Bolsward, waar zijn vader Fedde le Fèbre onderwijzer is geweest. Zelf wordt hij ook opgeleid in dat vak. Als hij zijn benoeming tot hoofd der school te Boornbergum aanvaardt, blijkt hij als onderwijzer te Hoornsterzwaag van de gemeente Schoterland een eervol ontslag per 1 maart 1904 te ontvangen. Hij heeft daar als onderwijzer de hoofden Heiner en de Vries bijgestaan. In zijn Boornbergumer periode krijgt hij de kans - waarom is nog niet opgehelderd - een reis te maken naar Nederlandsche Indië.
Volgens het Algemeen Handelsblad scheept hij zich op 10 februari 1906 in als passagier te Genua op het s.s. Koning Willem III voor de reis naar Batavia, waar hij op 21 maart overstapt op het s.s. De Carpentier naar Soerabaja. Van de reis naar en het verblijf in Oost-Indië zal hij een aantal dagboeken bijhouden, waarvan twee exemplaren - over 1906/1907 en 1908 - zijn gearchiveerd in het Heerenveen Museum. Na zijn terugkeer blijkt hij ook artikelen te hebben geschreven over zijn ervaringen daar. Zo noemt het Nieuws van den Dag van 17 januari 1910 b.v. “Boon’s Geïllustreerd Magazine” met een bijdrage van S.D. le Fèbre: “Midden-Java”. De Leeuwarder Courant van 24 mei 1910 bericht, dat Mork’s Magazijn in zijn 5e aflevering ruimte heeft geboden aan een bijdrage “De installatie van den nieuwen Regent” met tekeningen en foto’s van de schrijver. Ook redacteur Waling Dijkstra van ‘it Fryske tydskrift Sljucht en Rjucht’ heeft le Fèbre uitgenodigd om met ingang van het nummer van 3 december 1910 te publiceren. Het artikel heet: “In reiske troch midden-Java”. In zeven afleveringen vertelt hij boeiend over zijn ervaringen aldaar.
Een Chinese feestdag beschrijft en illustreert hij in zijn eerste dagboek met een tekening van een ‘drakendans’.
Later lezen we in zijn necrologie in het Nieuwsblad van Friesland van 11 juni 1931 (maar ook in zijn dagboek), dat de reden voor de reis naar Nederlandsch Oost-Indië zijn onderwijzerschap is geweest. Op medisch advies (nierkwaal) is hij eind december 1908 naar Nederland teruggekeerd en heeft hij zich opnieuw in Boornbergum gevestigd.
Op 18 april 1913 trouwt hij met Sibbeltje Leistra, dochter van een bakker uit St. Johannesga, en op 30 januari 1914 wordt zijn zoon Hedzer (in 1931 is zijn roepnaam overigens Henk) geboren.
In 1916 wordt aan Heerenveen het voorrecht verleend per 1 mei als eerste Friese plaats een Rijksdagnormaalschool te openen. Werden voorheen onderwijzers en onderwijzeressen opgeleid in de avonduren en op de zaterdagmiddagen, nu kunnen kwekelingen zich inschrijven voor dag-onderwijs en zullen ze 111 uren per week in vier klassen worden voorbereid op hun toekomstige onderwijsbaan. Behalve in de vakken, vereist voor de examens ter verkrijging van de akten van bekwaamheid als onderwijzer(es), voor de nuttige handwerken en de ‘vrije en orde-oefeningen’, zal les worden gegeven in Frans, Engels, Wiskunde, Algemeene geschiedenis, Gymnastiek en Gezondheidsleer. Simon Dirk le Fèbre wordt naast directeur J. Dijkstra Wzn één van de kernleerkrachten. Volgens het adresboek van 1922 is zijn opdracht: Algemene en Vaderlandsche Geschiedenis, Schrijven, Zang en Tekenen. Verder verbinden er zich nog tien leerkrachten aan de opleiding, meestal met een deeltaak in een bepaald vak.
In de loop der jaren heeft hij zich ook weten te ontwikkelen als een autoriteit op het gebied van de pluimveeteelt. Diverse berichten in de kranten getuigen daarvan. Onder andere treedt hij op als jurylid en zelfs het secretariaat van de V.P.N. (Vereniging tot bevordering van de Pluimveehouderij in Nederland) heeft hij waargenomen. Nadat hij zich in 1916 permanent in Heerenveen heeft gevestigd, zet hij ook zijn werklust in als secretaris van de ‘Commissie voor Heerenveen-één’ en voor de loge der Vrijmetselaars. Verder neemt hij duidelijk stelling voor de gelijkberechtiging van het openbaar en het bijzonder onderwijs in de tijd, dat de bijzondere kweekscholen door de overheid prioriteit is toegekend. Dat blijkt uit een artikel in het Nieuwsblad van Friesland van 4 april 1924, waarin sprake is van de opheffing van opleidingsscholen voor onderwijzers.
Stukjesschrijver Fré Joustra (1891) heeft hem gekend en rept in zijn anekdotische verhalenbundel “Uit mijn schetsboek” (1980) van de grote tuin met door de jeugd geliefde perenbomen. Een portretje van de man lijkt me gepast (een detail uit een klassefoto van de Rijksdagnormaalschool van omstreeks 1920).
Na het overlijden van le Fèbre wordt zijn weduwe onder curatele gesteld den 27 Juli 1931 (veranderingen opgeven a.d. officier van justitie). Zij verhuist per 2 december 1932 naar de Korteweg 28 in Heerenveen (SCO). Zoon Hedzer - inmiddels 18 jaar - vestigt zich in Groningen.
Sijtze Huizinga, bedrijfsleider bij N.V. Woltman’s Fabriek van en Handel in Bouwmaterialen en Hout, betrekt het huis Pastorielaan 10 per 11 jan. 1932, komend van Gorredijk, Opsterland.
Hij woont er ook nog met zijn gezin in 1938 (volgens het adresboek), maar dan als adjunct-directeur van dezelfde N.V. Een bericht van de Kamer van Koophandel in het Nieuwsblad van Friesland van 6 september 1939 meldt zelfs zijn benoeming tot directeur. Minder dan een jaar later verhuist Sijtze Huizinga naar een huurhuis op de Fok. Op no. 6a huurt Huizinga vanaf 26 mei 1940 van koopman Abel Wisman.
Aanzienlijk korter zullen we zijn over de bewoning van het ‘blok van vijf’ ten noorden. We hebben U in eerdere instantie al voorgesteld aan de personen, die de vergunning voor de bouw hebben aangevraagd in 1924 en bovendien hun betrokkenheid met de woning in 1927 (adresboek).
In het Adresboek 1928 (zie Tresoar) is er nog geen sprake van veranderingen. Twee grote veranderingen kunnen we constateren in het adresboek van 1934. M. Hoogeveen is verhuisd naar de Pastoriedwarsstraat nr. 21 en wordt vervangen door J. Dassen, wiens functie “assistent Directe Belastingen” waarschijnlijk zijn chef M. Hoogeveen “commies Directe Belastingen” heeft doen besluiten het huis beschikbaar te stellen. De belangrijkste wijziging zit ‘m in de hernummering van de hoge, doorlopende nummers naar straatgebonden lage huisnummers. Nr. 366 blijkt nu Pastorielaan 11; nr. 367: Pastorielaan 12; nr. 368: Pastorielaan 13; nr. 369: Pastorielaan 14 en
nr. 369a: Pastorielaan 15.
Vier jaar later in 1938 geeft het adresboek voor nr. 11 als bewoner: H. Bosga, procuratiehouder; voor nr. 12: de wed. J. Sijtsma-Mink, zonder beroep, en - vermoedelijk - haar kinderen G. Sijtsma, onderwijzer, en J. Sijtsma, kantoorbediende; voor nr. 13: E. van Zandbergen, brievenbesteller, met inwonend J. Loopstra, klerk van het kadaster; voor nr. 14: J. Dassen, assistent Directe Belastingen, en voor nr. 15 nog steeds de bouwkundig opzichter K. Beck.
Het volgende drietal huizen, dat op onze foto staat, zijn alle drie gebouwd dankzij vergunning uit 1926. P. Bles is de uitzondering met een vergunning van 19 maart 1925 en het huisnummer 369b. Sierd Minkes krijgt zijn vergunning op 10 maart 1926; is zo onfortuinlijk te overlijden op 18 november van dat jaar op 75 jarige leeftijd en zijn weduwe krijgt huisnummer 369c. H.J. de Vries is beurtschipper en mag vanaf 14 april 1926 gaan bouwen en krijgt nr. 369d.
Ook deze families blijken in 1934 het straatnaamgebonden nummer te hebben zonder lettertoevoeging: Bles nr. 16; wed. Minkes-Hof nr. 17 en de Vries, nr. 18.
De wijziging in 1938 is opnieuw te wijten aan het overlijden van een bewoner. Deze keer is het Pieter Bles, die op 12 september 1935 in Zwolle op 77 jarige leeftijd zijn echtgenote Jantje ten Boom tot weduwe maakt. De weduwe Antje Minkes-Hof en de Vries als buren kunnen haar gelukkig tot steun zijn.
Maken we de sprong naar het adresboek van 1949, dan wordt Pastorielaan 10 bewoond door A.J. Nijdam; nr. 11 door H. Bosga; nr. 12 door S. Kuiken; nr. 13 door E. van Zandbergen; nr. 14 door M. Hoogeveen (opnieuw dus!); 15 door K.Beck; nr. 16 door mej. Sj. Bles; nr. 17 door S. Minkes en nr. 18 door H.J. de Vries. Vijf jaar later in 1954 opnieuw enkele veranderingen. Op nr. 10 M.J. Engelman; nr. 11 H. Bosga (een blijvertje); nr. 12 E. Bosga (broer van nr. 11); nr. 13 F. Ensing; nr. 14 M. Hoogeveen; nr. 15 K. Beck; nr. 16 wed. P. Boermans-Slager; nr. 17 wed. G. Minkes-Krikke; en nr. 18 H. de Lange.
Op 27 december 1956 besluit de gemeenteraad van Heerenveen het stuk Pastorielaan, wat parallel loopt met de rijksweg (waar de nieuw aangelegde Zonnebloemstraat zich met een flauwe bocht bijvoegt) eveneens ‘Zonnebloemstraat’ te noemen. Het laatste stukje, waar de houten ‘Oostenrijkse woningen’ - nr. 57 en 59 - staan, houdt de naam Pastorielaan tot aan de Van Beyma thoe Kingmaweg. Bovendien wordt besloten ook de huisnummering te moderniseren, zo ... dat de westelijke kant van de Zonnebloemstraat de oneven huisnummers krijgt en de oostelijke/noordelijke kant de even nummers. Die omnummering van de door ons beschreven woningen ziet er dan als volgt uit: Pastorielaan 10 wordt Zonnebloemstraat 13 (J.H.H. Kramer); 11 wordt 15 (H. Bosga); 12 wordt 17 (E. Bosga); 13 wordt 19 (D. Rentenaar); 14 wordt 21 (M. Hoogeveen); 15 wordt 23 (K. Beck); 16 wordt 25 (R. en G. Bles); 17 wordt 27 (wed. G. Minkes-Krikke) en 18 wordt 29 (J. van der Tempel).
Is uw nieuwsgierigheid inmiddels zo groot, dat U ook de adresboeken van 1964 en 1966 door wilt spitten op wijzigingen, dan kunt U zowel terecht op de studiezaal van het Gemeentearchief in Crackstate (kamer 12) op donderdagen als in de bibliotheek van het Heerenveen Museum tijdens de openingstijden (na afspraak).
2015, augustus 23 - wibbo westerdijk - hip-backup
Pastorielaan ca 1925
HIP-TIME MAGAZINE 115
Opnieuw zo’n bijzondere opname uit de fotocollectie van het Heerenveen Museum. Het moet (volgens de informatie achterop dit archiefmateriaal) een foto zijn van een professionele fotograaf van vóór 1920, afgedrukt op het niet alledaagse formaat van 11 bij 18 cm. Die datering moet - gezien de aanleg van de bestrate Pastorielaan in 1924 en beschreven in de vorige HIP-Time 113 - met een flinke korrel zout worden genomen. Meer waarschijnlijk is het jaartal 1925.
In beeld is het meest zuidelijke deel van de Pastoriewijk, met het eveneens zuidelijke sluishoofd met de openstaande sluisdeuren en de onder verantwoordelijkheid van de pastorievoogden klinkerbestrating met trottoir en jonge boompjes. Aan het einde van de uitloop van de wijk ligt goed zichtbaar de ‘Spekbrug’, met daarachter het huidige nummer Nieuwburen 64.
Na een lange periode als onverharde weg met de naam Pastoriesingel of Pastorielaan, langs de Pastoriewijk (welke de Heideburen heeft verbonden met de Aengwirderweg door de Streek), langs het diaconie-armhuis (later ook ziekenhuis) en langs het kerkje van Terband heeft gelopen, wordt in het tweede decennium van de 20e eeuw de laan grotendeels getransformeerd van een min of meer particuliere publieke weg tot een straatweg.
Voor een goed begrip is het nodig te weten, dat de twee dubbele sluisdeuren in de Pastoriewijk beide op Aengwirdens grondgebied hebben gelegen. De grens van Aengwirden met Schoterland heeft dus zuidelijk van de deuren aan de kant van de Heideburen gelopen. Niet alleen de kaart ‘van de te vormen gemeente Heerenveen’, uit circa 1918 geeft dat duidelijk aan, maar ook Eekhof’s ‘Grietenijkaart van Aengwirden’ uit 1854.
Het dubbele woonhuis met de dakkapellen staat er nog niet zo erg lang. Op die plek namelijk is sprake geweest van een stoomzuivelfabriek(je), dat opgericht is aan de Pastoriesingel te Heerenveen (SCO) door een 29 jarige boer uit Katlijk - Jeep Riekles Heida. Het eerste nieuws, dat we daarover hebben vernomen is een berichtje in het Nieuw Advertentieblad van 11 september 1897 (uitgegeven door Jacob Hepkema). Op de vierdaagse tentoonstelling te Steenwijk is een bekroning uitgereikt bij een wedstrijd voor boterbereiding aan de ‘stoomzuivelfabriek te Heerenveen’. Een 2e prijs met een zilveren medaille. Dit bericht wordt bevestigd door een zoek-aktie van www.delpher.nl in één van de kranten van Nederland, nl. in “Het Nieuws van den Dag - kleine courant” van 7 augustus 1897. Daar wordt gesproken van ‘stoomboterfabriek’ Heerenveen.
We kunnen de verleiding niet weerstaan om sneuper Arjen Fetzes Koopmans aan het woord te laten uit de Heerenveensche Koerier van 19 april 1946 met een citaat over “It âlde slúske” en natuurlijk in het Tsjalberter Frysk:
“Alhiel oan 'e ein (fan ‘e Pastoryleane), dêr't nou in slachter húsmannet (hij bedoelt Jac. van der Laan in 1946!), stie in âlde boerepleats mei it bûthûs oan 'e westkant; oan 'e eastkant waerd it hea sa fan it paed dêr't wy lâns giene, yn 'e golle brocht, dat paed wie sa to sizzen hwat by in oare pleats de telle is. Yn it lest fan de njuggentiger jierren is de skuorre hwat forboud en dêr hat wrychtsjes (Fr. Wurdboek: warempel) in bûterfabrykje yn west, dreaun troch in hynsdêr yn 'e tsjernmoune, wy miene dat twa as trije mannen fan it Fean dêr de baes fan wiene. ....................... In tiidlang letter is dat ek wer fordwoun. De âld skuorre is ofbrútsen en dêr binne in pear hûzen op dat plak boud, dy't, sa't wy nou wol sjogge, ek al wer oan kant rekke binne.”
Die oude boerenplaats kunt U - in de interpretatie van (kunst)schilder Klaas Krikke - zelf nog eens bekijken als de afbeelding van HIP-Time Magazine 60 van 30 juni 2013.
Voortgezette berichtgeving op 2 april 1898 - ook weer in het Nieuw Advertentieblad - betreft een bericht van 31 maart: “Door drie personen uit deze omgeving, waaronder één onderwijzer,wordt voortaan in de Terbandsterlaan (is dus de Pastorielaan) een handkrachtboterfabriek opgericht !” Jeep Riekles Heida is al genoemd en de onderwijzer blijkt de 21 jarige Fedde Jans Bosma, zoon van een veehouder onder Katlijk. Hij verhuist per mei naar Heerenveen (Bev. Reg. 1880-1900. Hij is de man die op 15 juni een oproep doet om zich aan te melden aan de fabriek als ochtendventer met ondermelk en karnemelk. Een week later laat dezelfde weten, dat de boter 50 centen per halve kilogram (per pond dus) kost en dat het thuis bezorgd kan worden. De derde persoon wordt Tinus Pieters Agter, die na in 1843 te zijn geboren als smidszoon te Mildam al sinds 1872 als ‘grofsmid’ probeert een bestaan op te bouwen aan de Heideburen (kad. A-118 en A-117 (huis, erf, schuur, en tuin) woont. Eind april 1898 veilt hij zijn smidsinventaris en neemt hij de dagelijkse technische leiding kennelijk op zich van het handkrachtfabriekje. Ook verbindt hij zijn naam aan de aanvrage voor een hinderwetvergunning, welke op 21 november 1898 is gedateerd. Voor de boter-en kaasfabriek met stoom als beweegkracht op het kadastrale perceel Heerenveen A-2273 is de procedure, dat de omwonenden hun bezwaren kunnen uiten. Die komen er dan ook wel, want de wasvrouw Nicasia Keller, wed. R. Westra vreest de neerslag van roet, ‘asch’ en vuilnis voor de op de bleek liggende was en zij woont er maar 20 meter vanaf. Hate J.P. van der Woude ondersteunt die bezwaren- mede namens zijn vrouw die ook wasvrouw is en wijst op de regenwatersbak en de volksgezondheid. De weduwe IJ. Groen, eveneens wasvrouw, sluit zich hier graag bij aan. Harmen Klazes Post - tevens bedienaar van de sluis - heeft een in de nabijheid gelegen tuinbouwbedrijf en stelt dat de roetstoffen zijn groenten schade toebrengen als hij het bovendien moet wassen in een vervuilde sloot. Hendrik Fokkes Groen is verver en zeer huiverig voor het nadelige effect op zijn schilderwerk. Hij woont er ten zuidwesten van en in het pand naast de slagerij van Hendrik Johannes de Jong aan de Heideburen, kad. Tjalleberd A-1612.
De aanvraag wordt besproken door B. en W. van Schoterland in de vergadering van 16 december 1898 en het college besluit de aanvraag door te sturen aan de Inspecteur van Arbeid. Deze tekent geen bezwaar aan en het college van B. en W. geeft zijn toestemming aan het plan. Kennelijk hebben de bezwaren van de omwonenden geen enkele schorsende werking of beperkende voorwaarden opgeleverd.
Zeer verrassend en eigenlijk totaal onverwacht is het bericht van 14 januari 1899 te lezen, welke notaris Rinze Barends in het Nieuw Advertentieblad plaatst over de zuivelfabriek “Heerenveen”. Citaat: “Eerlang zal bovenbedoelde, in volle werking zijnde fabriek in veiling worden gebracht en verkocht met volledige inventaris, zullende de veiling plaats hebben in de Koornbeurs van S.G. Bosma te Heerenveen”. Het blijkt, dat directeur Fedde Bosma is beland in een faillissementsprocedure, waarvan op 30 januari 1899 het vonnis van de Arrondissements-Rechtbank afkomt. Voor de afwikkeling zijn benoemd de rechter-commissaris mr. N. van Hasselt, en als curator mr. J. Woltman, beide te Heerenveen. Het Nieuw Advertentieblad heeft met deze mededeling de primeur op woensdag 1 februari 1899.
In diezelfde krant wordt door de journalist ook een boekje opengedaan over de niet wettig geregelde vennootschap tussen de drie participanten. Een paar weken eerder is op aandringen van de directeur Fedde Bosma een stoommachine geleverd, maar nog voor deze wordt opgesteld komt er onenigheid tussen de directeur en zijn maten. Bovendien hapert het met de financiën. Aannemer van het gebouw en de machineleverancier dringen vergeefs aan op betaling en de buren krijgen hun melkgeld niet. Bovendien staat de fabriek op met een hypotheek bezwaarde grond. Het wordt gesloten en komt in de verkoop. Inmiddels is Bosma er op zaterdag 28 januari al met de fiets op uitgetrokken en niet teruggekeerd. Verder is bekend dat hij van te voren een pas heeft aangevraagd en ook gekregen, zodat men denkt dat hij naar Duitsland is gegaan. Eind 1900 blijkt hij zich te hebben gevestigd in Dronrijp. Eind van dat jaar wordt door de curator aangekondigd, dat de enige uitdelingslijst in het faillissement ‘een einde heeft genomen’. Fedde kan weer verder met zijn leven en in 1903 blijkt hij te Dronrijp een bestaan op te bouwen als ‘melkonderzoeker’. (Notariaat T.26, 56101, 6/13 jan. 1903)
Inmiddels heeft uiteraard de verkoop van het pand van de zuivelfabriek c.a. plaatsgevonden en de koper is geworden de verver Hendrik Fokkes Groen voor fl.1154,-. Een schuur met erf voor fl.860,- komt in het bezit van Siebolt Ids de Boer, koopman en taxateur te Makkum. Het geheel wordt beschreven in een notarisacte van Rinze Barends van 1 maart 1899. In mei volgt dan nog een verkoping van roerende goederen ten laste van de gefailleerde en z’n maten voor een bedrag van fl.287,-.
Het tijdperk Hendrik Fokkes Groen, die overigens al behoorlijk op leeftijd is in 1899 (geb. 1830), en zijn zoon Fokke - die hem in het verversvak opvolgt en geboren is in 1861 - kan worden bekroond. Er moet eerst nog wel even een transactie geregeld worden met taxateur de Boer. Deze is tenslotte bereid voor fl.550,- aan hen een woning met erf, grond en wijk te Heerenveen te verkopen voor fl.550,-. Notaris Verkouteren regelt dat per 29 juni 1899.
Zo U weet, kijkt het kadaster voor de gang van zaken soms net even iets anders tegen transacties aan, maar zij beschouwen de drie compagnons Agter, Heida en Bosma eerst als eigenaren van A-2273 (huis, schuur, erf, boterfabriek, erf, samen groot 5.90 are) met gebouwde waarden van fl.100,- en fl.60,- én na de officiële stichting in dj. 1900 dus ook van de - gesplitste - kadastrale percelen A-2353 (1.60 are) en A-2354 (3.40 are). Verder verkopen de nieuwe eigenaren Groen c.s. 90 centiare aan de slager Hendrik Johannes de Jong, ten behoeve van diens slachterij op de hoek van de Heideburen-Pastorielaan. Zelf hebben zij duidelijk plannen voor uitbreiding van hun bedrijfsaktiviteiten, want in het dj. 1901 is er reeds sprake van de ‘verbouw’ van met name de boterfabriek op het kad. perceel A-2353. Hoe die ingreep er precies heeft uitgezien valt door een gebrek aan documentatie van bouwvergunningen niet na te gaan, maar de omschrijving na de verbouw luidt ‘huis, schuur en erf’. U mag er vanuit gaan, dat die beide elementen voorkomen op onze foto. De schuur is reeds een onderdeel van hun westelijk gelegen perceel A-1612. U ziet daarbij een lange hoge “schoorsteenpijp”, die hoog boven de bebouwing zijn kwalijke dampen mag uitbraken. De overlevering - helaas (nog) niet bevestigd door hinderwetvergunning of dergelijke - zegt, dat het schildersbedrijf in de schuur een verfwinkel met een ‘lakstokerij’ zijn gevestigd. Wikipedia vertelt ons dat de ‘Hinderwet’ uit 1875 stamt en regels stelt over bedrijfsactiviteiten die hinderlijk, gevaarlijk en/of schadelijk zijn voor de omgeving of het leefmilieu. Dat is met verhoogd brandgevaar, kwalijke dampen en roet bij lakstoken duidelijk het geval.
Gelukkig kunnen we in de administratie van de kadastrale leggers enkele aktiviteiten van de Groen’s los peuteren. Zo is er in het dienstjaar 1900 al sprake van ‘slooping’, maar ook in het dienstjaar 1901 van ‘verbouw‘ en ‘gedeeltelijke slooping en verkoop’ op de uit perceel A-2273 voortgekomen heringedeelde percelen A-2353 en A-2354. Daarmee evenwel is het einde nog niet in zicht want in het kadastrale dienstjaar 1906 en ook 1907 is er opnieuw sprake van ‘verbouw’. Het resultaat daarvan is dat door de ‘sloping en verbouw’ op het nieuw gevormde perceel A-2382 zelfs twee huizen met erven zijn gerealiseerd, waaraan het kadaster volgens de regels opnieuw twee nieuwe nummers toekent, nl. A-2539 (grootte 0.51 are) en A-2540 (grootte 4.49 are). Die toekenning dateert uit het kadastrale dienstjaar 1907 en betreft het dubbelwoonhuis met de twee dakkapellen (zoals op onze foto is afgebeeld).
Bovenbeschreven situatie kunnen we met een detail uit de Waterleidingkaart van Heerenveen uit het jaar 1913 prachtig als plattegrond illustreren.De x x x x markeren de gemeentegrens tussen Aengwirden en Schoterland (zie afb)
Met behulp van de door Jan Werkman, oud-archiefbeheerder van de gemeente Heerenveen, samengestelde “Huisnummering Heerenveen 1501-1986”, is het mogelijk na te gaan welke personen en/of families de hier getoonde panden hebben bewoond. Het zichtbare deel van de woning met de gebroken kap en de uitgebouwde serre met plat dak is de helft van het type A-woning van de bouwvergunning 408, toegekend op 14 februari 1916, aan de Bouwvereniging Aengwirden als onderdeel van de bouwstroom voor de Pastoriedwarsstraat. Het na de bouw toegekende huisnummer 226 (in 1920 vernummerd tot nr. 344) wordt op naam gesteld van de secretaris van de Polder van het 4e en 5e Veendistrict, de heer B.A.L. van der Woude. We mogen aannemen, dat hij pas na de aankoop van de villa “Zonneheem” in 1925/26 als secretaris-ontvanger van het polderbestuur naar Thialfweg 71 is verhuisd. In het adresboek van 1927 komt namelijk zijn opvolger de aannemer M. de Groot als nieuwe bewoner voor. Ook in 1934 is dat het geval. In 1938 blijkt het huisnummer aan de straatnaam te zijn gekoppeld en dus Pastorielaan 6. De bewoner is dan J. Molenaar, monteur van beroep.
Aan de andere kant van de grens met Schoterland moeten we de huisnummers en de bewoners eerst zoeken in de bevolkingsregisters bij de voorlopers van de op de foto afgebeelde dubbelwoning. Dan stuiten we allereerst op huisno. 153a - want nr. 153 blijkt de slagerij te zijn op de hoek. In mei 1897 komt daar wonen de straatreiniger Meine Bleeker met zijn gezin, die in januari 1900 weer vertrekt. In potlood heeft de bevolkingsambtenaar erbij gezet: vervallen. Dat kan alleen maar betekenen, dat het pand geen woonbestemming meer heeft en dat komt overeen met de nieuwe bestemming: boterfabriek. Er is tegelijk nog een tweede bewoonbaar perceel met het nummer 153b, welke in mei 1900 wordt betrokken door de 37 jarige - in Tjalleberd geboren - kantoorbediende Hendrik Hendriks Dam met vrouw, vier kinderen en een dienstbode. Ze komen dan uit Oudeschoot, terwijl hun kinderen in de periode 1891 tot 1895 zijn geboren in Rottum. Hun verblijf op 153b is van korte duur, want in mei 1901 gaan ze terug naar Oudeschoot. Een achttal jaren later komen we dezelfde Dam nog eens tegen als hij in 1909 in de functie van ‘huismeester’ met onderwijskwaliteiten in dienst treedt van ‘Huize Violetta’, de bekende inrichting te Terband voor de genezing van lupuspatiënten, waar dr. Gabriël van Schouwen zich aan heeft gewijd en later dr. Hubert Adriaan Veltman. (Bericht N.v.Frl. 1-12-1909)
Na Dam’s vertrek in mei 1901 uit de Pastorielaan 153b komt diezelfde maand de pas gehuwde (op 23 mei) Marius van Oostrum met zijn bruid Jeltje Sijtema er wonen. Zij blijven tot mei 1905 om te worden opgevolgd door kapper Hugo Willem Jonker, die in Gijsberta Hendrika Jorissen een partner vindt met een bekende Heerenveense naam. Hun eerste kind wordt geboren in Arnhem, maar hun tweede komt hier ter wereld. Vanaf november 1907 komt de tweelingzuster van Gijsberta Hendrika bij hen inwonen en samen met het hele gezin gaan ze op 12 februari 1909 naar hun nieuwe bestemming: Amsterdam.
Lang staat het huis niet leeg, want per 6 mei 1909 vestigt er zich Andreas Luiken met vrouw en één dochter. Hij staat al sinds 1891 als onderwijzer aan de roomse school aan de Nieuwburen. Meester Luiken staat zelfs nog afgebeeld samen met zijn collega Duffels en 21 leerlingen op een groepsfoto in het “Jubileumboek 125 jaar Katholiek Onderwijs in Heerenveen” op bladzijde 27.
Zijn gezin groeit in de periode tot zijn overlijden in de nacht van 7 op 8 maart 1922 om twee uur ‘s nachts tot vier kinderen. Al die jaren zal hij zijn wandeling naar de school aan de Nieuwburen, langs de Heideburen naar de overkant van de Compagnonsvaart via de Garstenbrug, hebben gemaakt. Overigens is er in 1910 sprake geweest van een hernummering van zijn huis van 153b naar 136, terwijl dat in 1920 opnieuw gebeurt. Dan wordt Pastorielaan 136 omgenummerd naar Pastorielaan 134. De wijziging van de bebouwing door ‘verbouw’ in het kadastrale dienstjaar 1906 van het perceel Heerenveen A-2382 (van huis, schuur, erf náár 2 huizen met erf) is - zoals gebruikelijk - in de bevolkingsboekhouding terug te vinden. In de periode 1900-1910 van het bevolkingsregister (SCO 1945) vinden we namelijk op folio 298 in de kolom ‘aanmerkingen’ van het nieuw ontstane huis nr. 153c de tekst: “in 1905 gesticht”. Deze aantekening betreft de komst naar dit nieuwe, verbouwde huis van Pieter Edinga (1869), opzichter bij de N.T.M., zijn vrouw Aaltje van den Berg (1869) en hun twee kinderen Harmen Piet (1897) en Janke Grietje (1899).
Ook de familie Edinga maakt twee adreswijzigingen mee; de eerste in 1910 doet het nr. 153c veranderen in nr. 137, terwijl in 1920 de omzetting van Pastorielaan 137 naar Pastorielaan 135 een feit wordt. We weten uit het de adresboeken van 1922 en 1927, maar ook uit die van 1928 (Tresoar) dat P. Edinga dan nog steeds op nr. 135 staat geadresseerd.
Wanneer de weduwe Luiken en haar buurman Pieter Edinga op de 19 november 1926 bij de gaslamp in de Hepkemakrant het artikel over de nieuwe trambaan spellen, voelen beide een zekere spanning bij het lezen van de zin: “Zij kruist ten slotte (waar precies, is nog niet definitief bepaald) den Pastoriesingel en de Pastoriewijk en sluit ongeveer ter hoogte van „Voormeer" bij de bestaande lijn aan”. De soep blijkt echter niet zo heet te worden gegeten als het wordt opgediend, want uit latere berichtgeving blijkt dat onteigening, beschikbaar stellen van subsidie door het rijk en opkopen van gronden, e.d. een zaak van de lange adem wordt. Pas in 1931 vinden we in de krant van 23 maart het bericht: “De tramlijn om Heerenveen. Waarschijnlijk met 15 Mei a.s. in gebruik”. Uit het verdere bericht wordt dan al duidelijk, dat zowel het huis van de weduwe Luiken als dat van Pieter Edinga reeds zijn afgebroken.
Het ‘thuis-zijn’ in de Pastorielaan van de familie Edinga en mw. de wed. Luiken is dan ingeruild voor een nieuw adres. De familie Edinga is als eerste op 10 mei 1928 verhuisd naar Heerenveen no. 342 naar het huis aan het brede deel van de Dracht-west (waar burgemeester Hebbes heeft gewoond) en maken daar ook de vernummering mee in 1930 naar Dracht 128. Mevrouw Luiken blijft nog wel iets dichter in de buurt, want zij neemt per mei 1929 haar intrek bij de familie L. Wouda, conciërge van de Boaz-bank op de Lindegracht met no. 58 (boven). In 1934 vervangt architect Reinalda daar het voormalige herenhuis door de in Haagse schoolstijl gebouwde Noord-Friesche Middenstandsbank. Mevrouw Luiken-van der Heide is in verband met die bouw tijdelijk naar de Nieuwstraat nr. 9 gegaan om met mei 1934 zich te vestigen op de Dracht nr. 124a. Enkele huizen verder zuidelijk wonen dan nog haar eerdere buren de familie Edinga op nr. 128.
Inmiddels is de aanleg van de tramlijn in 1930 zover gevorderd, dat de familie Groen (Fokke, Catharina en Richtje) wel enig bezit aan de Ned. Tramweg Maatschappij heeft moeten afstaan. De Nederlandsche Staatscourant van 23 juli 1930 publiceert de claims van het Ministerie van Waterstaat tot in detail: 85 centiare van A-1612 (een deel van de tuin met de schuur); A-2539 (huis van 51 centiare); A-2540 (het huis met een deel van het erf , samen 2 are) en nog een stuk van de wijk van 1 are). Op de plaats van de schuur wordt de zogenaamde ‘schuilplaats’ (wachthuisje) gecreëerd, waar de in-en uitstapplaats van passagiers is.
Tenslotte is de 13e mei 1931 het voorlopige hoogtepunt. De tram van Drachten, die rond half drie bij Huize Voormeer wordt opgewacht door een groot aantal mensen, buigt nu af tussen de boerderij en de laatste huizen van de Heideburen, rammelt vervolgens via de nieuwe trambrug over de Pastoriewijk en pikt bij de nieuwe ‘schuilplaats’ en ook bij de volgende naast het gemeentehuis van Aengwirden, een aantal passagiers op, die voor een dubbeltje hun ‘finest hour’ beleven door met ‘de eerste rit’ langs de nieuwe route naar het station te worden gebracht. Daar komt de tram om 20 voor drie tot stilstand, stellig onder applaus van de daar aanwezige belangstellenden.
Een maand later wordt door raadsleden (één, tevens bewoner van de laan) het kruispunt Pastorielaan met de trambaan als ‘gevaarlijk’ bestempeld.
2015, september 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
Panorama, blik op Heerenveen-west in 1956
HIP-TIME MAGAZINE 39
Je kunt alsnog plaatsvervangend jaloers zijn op het watertorenpersoneel van Heerenveen (1956), die eigenlijk in elk jaargetijde een fantastisch uitzicht heeft gehad naar alle windstreken. De fotograaf (Jaco Bleeker), die toestemming heeft gekregen om dat moois vast te leggen, moet euforisch, watertandend en likkebaardend op die hoogte zijn werk hebben gedaan. Bij dit bezoek is de camera gericht geweest op het westelijke deel van Heerenveen met als gevolg dat de Jousterweg door Oudehaske vlak onder de horizon het beeld bepaald. Uiteraard vervagen daarbij de details van die lange lintbebouwing.
De landerijen die nu de ondergrond vormen van de wijk ‘Nijehaske’ verraden een moerassige samenstelling. De lichtgekleurde banen mag u gerust vertalen als ondergelopen land. Plaatselijk historicus A. Taconis schrijft in 1957 aan J. Hospes te Den Haag, dat aan te nemen valt dat de vervening rond 1718 in dat gebied al is afgelopen en hij verwijst daarbij naar het reeds voorkomen van een boerderij van een voorouder van hem ter plaatse. De ‘Heerenwalster polder’ is opgericht in 1720 voor 50 hectare gebied, verliest bij de aanleg van het spoor in de jaren 1867-1868 ruim elf hectare. En hoewel de spoorwegen volgens de wet zijn vrijgesteld van de waterschapslasten, krijgt de polder destijds toch een behoorlijke afkoopsom van de spoorwegen. In 1961 is volgens Taconis de polder opgeheven. Een “ Administratieboek van de Nijehaskerpolder achter de Herenwal” over de periode 1797-1961, is in 1995 overgedragen ten behoeve van de archivering van het waterschapsarchief uit deze omgeving.
Van links naar rechts ziet U de spoorportalen het baantracé markeren. Geheel links, achter het witte ‘zuurkoolpakhuis’ zijn eveneens goed waarneembaar het bedieningsgebouw voor de spoorbrug en de dienstwoningen van het personeel. Staan die panden op het grondgebied van Haskerland, of loopt de grens juist ten westen in of langs de spoorsloot ? Het kan bijna niet anders of de mensen moeten zich Heerenveners hebben gevoeld. Je vraagt je af hoe de werklieden en de bewoners hun onderkomens konden bereiken: langs een voetpad bij de spoorlijn langs naar het stationscomplex of met een bootje naar het Breedpad ? Na tips van Richard Hoekstra en Piet van der Land, mede-werkgroepleden van Oud-Heerenveen, blijken de adresboeken van Heerenveen sinds 1936 aan het Breedpad twee even nummers (4 en 6) te hebben. De zuidkant van Breedpad/Veenscheiding kent alleen oneven huisnummers. Kijken we dan naar de beroepen van de op nr. 4 en 6 huizende bewoners dan blijken dat inderdaad ‘spoormensen’ te zijn. In het geval van ons beschrijvingsjaar 1956 raadplegen we de adresboeken van 1954 en 1960. In beide gevallen woont op Breedpad nr. 4 de blokwachter der N.S. de heer Dirk Bergsma en op nr. 6 de brugwachter der N.S. de heer Willem Kalsbeek. Deze vertrekt op 29 juli 1971 naar de Jousterweg 5 en de beide huizen worden afgebroken. Het bestemmingsplan ‘Nijehaske’ dateert van 1972. De woningkaart van Breedpad nr. 2 noemt het dienstgebouw: seinhuis. Het grote aantal volkstuintjes aan de westkant van de spoorbaan, welke te zien zijn op een luchtfoto van 1964, wijst o.i. op bereikbaarheid via een voetpad langs de spoorbaan vanaf het station.
In een dossier “Delen van het gemeentelijk gebied (o.m. begrenzing dorpen:dorpsnamen) 1951-1980” hebben we gelezen, dat de eerste opschuiving van de grens met Haskerland pas is geweest in 1951. Het is toen verlegd naar de sloot of wijk die ten westen van het begraafplaatsje van Nijehaske van de Jousterweg naar de Veenscheiding loopt. De doortrekking van de Engelenvaart naar het noorden (Heerenveenster Kanaal) heeft in 1969 de grens opnieuw doen opschuiven, maar nu naar dat kanaal.
Eén van de N.T.M.-loodsen is grotendeels waarneembaar juist boven de boomkruinen in de tuin van meelhandelaar Kuiper aan de eerste Heerenwal, die meent in 1941 de rechterhelft van de pui voor economisch gebruik geschikt te moeten maken door twee ramen te veranderen in een brede deur om vrachtwagens toegang te kunnen geven in het pand te laden en lossen. Gelukkig heeft een naamgenoot die architectonische vergissing onlangs kunnen en mogen terugdraaien en het bijna classicistisch aanzien kunnen herstellen.
Wanneer we nu even de aandacht verleggen naar het linkermiddendeel van deze foto no. 262, dan valt heel erg op de schoorsteenpijp van de voormalige tabaksfabriek van Taconis. Rechtsbeneden daarvan zien we de talloze deuren van het garagecomplex van Johannes Wierda met bijna aansluitend daaraan de woningen en het bedrijfspand van de elektro-techniker S. Posthuma aan Breedpad en Gedempte Molenwijk. De achterkanten van de Breedpadpanden zijn niet zozeer mooi, dan wel bijzonder voor de mens, die daar nimmer toegang heeft gehad. Uit een Heerenveense Courant van 1977 lezen we bijvoorbeeld, dat slagerij Otto Hoekstra aan het Breedpad 13 dankzij het ook eigenaar zijn van het naastgelegen pand no. 15 (het oude achter-tuitgeveltje is goed te zien) een uitbreiding van het bedrijf kan laten realiseren door aannemer Telgenhof en verder gespecialiseerde aannemers. Er wordt gesproken van een uitbeenhal, worstmakerij met volautomatische rokerij, een ruimte voor het vacuümverpakken en inblikken, een afdeling voor de vlugklaarsector, een kantoor en een kantine met douches. Op deze foto is daarvan dus nog niets te zien. Ook de achtergevel van de vestiging van de Rotterdamsche bank N.V., die in 1956 nog volop functioneert, komt hier goed in beeld. A. Kuiper, accountant, heeft dan nog zijn bedrijf óf aan de Azaleastraat 35 (1954) óf aan de Van Maasdijkstraat 41 (1960)
Eigenlijk missen we op deze foto de ‘eyecatcher’ van het begin van de Dracht - de halsgevel met gebeeldhouwde, segmentvormige afdekking en aanzetkrullen, waaronder, op de draagstukken: het jaartal 1741 - . van de Rookende Moor. Maar ja ... de eigendomsverhoudingen veranderen. Op 6 maart 1939 krijgt R. Keizer vergunning om Munnikssteeg nr. 2 grondig te verbouwen. Het plan behelst het bouwen van een winkelpand met achter-en bovenwoning met een totaaloppervlakte van ± 288 m2. De “Provinciale Adviescommissie ter wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land” te Leeuwarden, betreurt het op 15 februari 1939 dat er geen oplossing gezocht is met behoud van de oude topgevel met ramen. Het efficiënte resultaat van Bosma’s Architectenbureau Drachten en Heerenveen (de heren J. Bosma en L. van Houten) ziet U in het donkere dak - als tweede van links - met de zeer lange 12-raams dakkapel. Aanvankelijk nummerde “De Rookende Moor” aan de Dracht, doch in 1934 woont A.IJ.M. Taconis, tabaksfabrikant, plotseling aan de Munnikssteeg nr. 2.
Plaatsvervangend kunnen we ons nu nog druk maken over de constante, onjuiste schrijfwijze van deze steeg. Al heel lang is bekend, dat in dat pand van Taconis in de 18e eeuw de grote vervener Hendrik Munniks (met een eind-s) woont. Niettemin maken de ambtenaren er steeds maar weer Munnik-steeg van en vergeten de dubbele -s in de schrijfwijze. Helemaal dol maakt de directeur van gemeentewerken het op 16 april 1953, wanneer hij in opdracht van B. & W. de steeg de ‘verhogende status’ Munnikstraat moet toekennen en ook dan weer zonder de dubbele -s.
Tot op de dag van vandaag is die omissie niet hersteld ! Maar het kan nog erger, als een grappenmaker - refererend aan de bedrijfsaktiviteiten in één van de panden - de geuzennaam ‘Frunniksteeg’ de wereld in slingert.
Naast de voormalige Rookende Moor met de witte dakkapel en de drie klassieke bovenramen het huisno. 20 van ‘koopman in manufacturen’ K.P. Keizer. Onmiddellijk ten noorden daarvan woont dan op nr. 18 de familie Jan A. Vrind, die als meelhandelaar ook grutterswaren en diervoeders verkoopt. Pas veel later hebben we op die locatie die prachtige bloemenzaak van Van der Weide: “De Zilveren Roos”. Daarnaast staat ingeklemd maar wel iets hoger Dracht no. 16, welke omstreeks 1937/38 is overgenomen door A.J. Popma, kruidenier, van de heer W.A. Koopman, die in de jaren twintig als winkelier-sigarenmaker het sigarenmagazijn “Deli” bemande en later als handelsreiziger ging werken. Adresboek 1960 vermeldt hem in ieder geval nog als kruidenier. De zaak “Naaldkunst” kende zekere Frans A. Vergnes als exploitant van april 1962 tot oktober 1970, waarvan Popma de eigenaar schijnt te zijn geweest. Daarna en nog niet eens zo lang geleden stuurt het Reisbureau Sijpersma, de Heerenveense vakantiegangers over de hele wereld. Die traditie tracht nu “Globe Reisbureau”, Dracht 16 in Heerenveen, gestalte te geven.
Het is verrassend om te zien hoe de zuidelijke eindgevel van Breedpad 9 op de hoek van de Gedempte Molenwijk tijdens de periode, dat kastelein Bote Jonkman de pilsjes tapte, er uitzag. Er blijkt een rechthoekige ‘moot’ uit de gevel te zijn, die op het hoogste punt een raampje op zolderverdiepinghoogte heeft gekregen. Het ontbreken van grondoppervlak moet daar de oorzaak van zijn geweest, gezien de wir-war van perceelsgrenslijnen. Mogelijk ook de noodzaak van een ‘plaatsje’ tussen de percelen ? Het cafébedrijf - waarin thans Sjoerd Nicolai zijn ‘Bar Oase’ aanstuurt, heeft een langgerekte vorm, die niet beconcurreerd kan worden door de andere, oostelijker gelegen Breedpadpercelen nr. 7, 5 en 3. Het aanzien van de nummers 5 en 7 is door de felle brand van enkele jaren geleden en een herbouw daarna compleet gewijzigd. Ten tijde van de fotograaf in 1956 is no. 7 bewoond door W. Wiegersma, ‘grutter’/koopman en no. 5 door slager Zijlstra, die een jaar eerder slager Nauta aflost.
Een bijzondere anecdote vertelt na een lezing van de Stichting Historie Heerenveeneen dochter van Bote Jonkman. Gerrit Sevensma heeft haar verteld, dat in het café Jonkman in de oorlog ook school is gehouden.
Deze keer zwijgen we over het Hotel Vernimmen en de Ned. Hervormde Kerk; hebben we niets te melden over de wed. F. Hiemstra-Hamburg op Heerenwal nr. 5 en de wed. C. Vlodder-Schippers op Heerenwal 6, die beiden zonder beroep, ten noorden van meelhandel Kuiper wonen en laten we Auke de Boer van no. 7 rustig de ‘Pottebakkersteeg’ doorwandelen op weg naar zijn achtergelegen stelpboerderijtje.
2013, januari 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
Panorama vanaf Stationsflat dec.2009
HIP-TIME MAGAZINE 80
Is dit het Heerenveen, dat wij van de prentbriefkaarten kennen ? Nee, beslist niet ! Het is een redelijk authentieke opname van onze webmaster Jel Mulder, die vanaf het toen pas gebouwde stationsappartementencomplex “Bellavista” de camera meerdere kanten laat observeren. Laten we eens moeite doen om herkenningspunten te vinden, wetende dat we schuin over de foto van rechtsonder naar linksboven te maken hebben met de Trambaan via de Trambaanbrug overgaand in een bocht van de K.R. Poststraat. Het massale aanzien van het vijf verdiepingen hoge gebouw plus de daarboven uitstekende liftentoren behoort toe aan een eerdere appartementencomplex tussen de Trambaan en de Bielzen. De toegang daartoe moet gezocht worden aan de Bielzen. Wat opvalt in die straat is het gigantische verschil tussen het beeld van de toegang van het appartementencomplex en de achteringangen van de panden aan de Heerenwal: twee werelden ! En dan werelden-van-verschil !
De lange uitbouw van wat eens de kantoorboekhandel van Van der Schaar is geweest, wordt nu geëxploiteerd door Cobra-Bike, en in het voorste gedeelte aan de Heerenwal tracht Uitzendbureau Flexwerk B.V. haar doelstellingen te realiseren.
Tegenover dat langgerekte Van der Schaarpand staan vanaf de Heerensloot gezien twee gebouwen (drie verdiepingen in rode steen, gevolgd door een van vier verdiepingen in een zeer donkere steen). Die oplopende structuur - van laag naar hoog - is in de naamgeving van het gebouw ‘La Pente’ (de helling) terug te vinden. Voor het leggen van een associatie naar het in de 18e eeuw daar gesitueerde scheepsbouwbedrijf van het type ‘langshelling’ is een zeer soepele geest vereist. Die soepelheid hebben we niet nodig, wanneer we het water van de Heerensloot overgaan via de brede ophaalbare ‘Trambaanbrug’. Deze heeft - zolang de tram dit tracé heeft bereden - de naam met eer gedragen. Met de opdracht aan de N.V. Noord Nederlandsche Machinefabriek te Winschoten voor het maken en stellen van een ongelijkarmige draaibrug over de Heerensloot op 8 augustus 1929 wordt voor fl.5540,- de route verlegd van het vele bochten tellende tracé door het centrum van de plaats naar een elegant slingerend verloop van de trambaan buitenom het centrum van de plaats. Het eerste ritje langs de nieuwe baan en over de nieuwe brug is op 13 mei 1931 en trekt een grote publieke belangstelling. Natuurlijk is die eerste brug over de Heerensloot er enkel en alleen voor de tram tot ..... de tramlijn naar Drachten per 31 augustus 1947 wordt opgeheven. De rails worden verwijderd en de trambrug wordt afgebroken. Vijf en twintig jaar later is de verkeerssituatie in Heerenveen dermate gewijzigd dat opnieuw op dezelfde plaats een brug wordt aangelegd. Deze keer is het een echte verkeersbrug - bussen, (vracht)auto’s, fietsers en wandelaars - gaan er gebruik van maken. In het verlengde van de K.R. Poststraat wordt in 1972 de 12 meter brede ophaalbrug met wegaanleg naar het station gerealiseerd. De herenhuizen Heerenwal 42 en Heerenwal 43 moeten daarvoor wijken. Vetsmelter Dirk Smilde en keel-neus-oorarts Auke Dekhuyzen laten zich uitkopen.
Aan de andere kant van de Heerensloot is ook het een en ander gewijzigd. Waar nu het luxe appartementencomplex
‘Residence Het Friesche Haagje’ staat, is in eerste instantie bij de verbreding van de K.R. Poststraat en de Trambaanbrug het voormalige grietenij-en later gemeentehuis van Aengwirden gesloopt en terwille van de plannen van ‘Het Friesche Haagje’ de Centrale Bakkerij.
De organisatie van de ‘lytse grietenije’ Aengwirden heeft lang gewikt en gewogen en is door de gouverneur van Friesland in de jaren dertig van de 19e eeuw ook wel een beetje onder druk gezet om toch een eigen grietenijhuis te realiseren. Zelf hebben ze daarvoor geen middelen, maar door in 1840 een lening te sluiten bij het Polderbestuur van het 4e en 5e Veendistrict en af te spreken, dat in het nieuwe gebouw ook een lokaal en archiefruimte wordt gereserveerd voor dat polderbestuur, kan aan timmerman Auke Bos uit ‘t Meer het pand te bouwen. Bovendien wordt een vergelijkbaar bedrag geleend van de Pastorie-administratie. Het kenmerkende monumentale gebouw met in het midden een door twee pilaren ondersteunde luifel met balcon heeft na zijn ambtelijke periode sinds 1934 nog enige tijd dienst gedaan als kantoor voor verschillende diensten. Het is het centrum geweest voor de sociale jeugdzorg in de dertiger jaren en in de oorlogsjaren is de stoep praktisch versleten wegens de vestiging van het distributiebureau. De dienst Sociale Zaken komt er na de oorlog in en vanaf 1951 tot haar afbraak in 1967 is de Oudheidkamer erin gehuisvest.
De geschiedenis van de Centrale Bakkerij is een kortere. De stichting van deze op een na oudste Centrale in Friesland brengt 16 van de 18 plaatselijke bakkers samen in een N.V., die op 7 mei 1920 vergunning krijgt om een bakkerijgebouw van 741 m2 en een conciergewoning van 21 m2 te bouwen. Het ontwerp van architect K.R. Post mag worden uitgevoerd door aannemer Johannes de Haan. Zij doen dat in een zakelijke stijl, maar met een uitgebouwde en verhoogde middenrisaliet en vier gemetselde torentjes.
Boven het Friesche Haagje ziet U nog net gedeelten van de bovenste verdieping van het stadskantoor en de verbinding naar Crackstate. Boven het dak van het stadskantoor is vervolgens ook een strookje zichtbaar van Haskestate en door bovenuit torent de telefoontoren.
Wanneer U op de rotonde in de K.R. Poststraat niet rechtsaf slaat de Nieuwstraat in, maar doorrijdt of -fietst, of -wandelt belandt U in de modernere hoogbouw tussen de Zonnebloemstraat en de rijksweg naar Zwolle. Houdt U er rekening mee, dat het daar ter plaatse allerminst een ontspannen wandelgebied is en eigenlijk heb je daar op de fiets ook weinig te zoeken. Twee fraaie kantoorkolossen dragen daar de nostalgische - niettemin pas in 2005 ontstane - klinkende namen Hearen State en Fean State of zo u wilt Hearenstate en Feanstate.
Wist U overigens, dat de K.R. Poststraat ontstaan is uit de ‘Heerenstraat’. Deze naam krijgt het stukje straat tot de kruising van de Crackstraat - Van Maasdijkstraat bij raadsbesluit van Aengwirden van 20 mei 1932. De aanleg van de trambaan over de Heerensloot om het centrum van Heerenveen is daarvoor de katalysator geweest. De uitbreidingsplannen van het gemeentebestuur van Aengwirden, waarin de gemeentearchitect Klaas Rienks Post voor de samenvoeging tot Heerenveen-één een leidende rol heeft gespeeld. Als de fusie een feit is geworden, wordt zijn rol in de nieuwe gemeente: directeur gemeentewerken. Op 4 december 1936 sterft hij aan een hartverlamming met de telefoon in de hand, welke hem het slechte nieuws van het overlijden van zijn vrouw eerder die morgen heeft medegedeeld. Op 8 december 1936 besluit de raad van Heerenveen zijn verdiensten te honoreren door de Heerenstraat zijn naam te geven: K.R. Poststraat. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de aansluiting van de Kleine Kerkstraat op de K.R. Poststraat, de doorbraak van de Nieuwstraat naar de trambaan-K.R. Poststraat, de opheffing van de tramlijn naar Drachten en de aansluiting van de K.R. Poststraat op de Rijksweg in latere jaren hebben een infrastructurele aardverschuiving teweeggebracht in dit gebied. Leest U de vele wijzigingen in de gemeentelijke straatnamenlijsten er maar op na !
2014, april 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
Panorama vanaf Crackstate omstr. 1910
HIP-TIME MAGAZINE 56
Van zo’n schitterende foto kunnen we dolenthousiast worden. Zelfs een krasje hier of daar op de foto brengt ons niet van ons stuk. Het is weer één van die juweeltjes uit het eerste kwart van de vorige eeuw, die Ys Sevensma met ons wil delen. Natuurlijk herkent iedereen hierin het absolute centrum van Heerenveen: Oude Koemarkt, Vleesmarkt, de Kruiskerk, de (toekomstige) Openbare Leeszaal, Hotel Jorissen, Café Transvaal, enzovoort. Deze foto zullen we eens goed in ons opnemen vanwege de aardige details, die aan het vroege ochtendlicht komen en uit de flarden ochtendmist opdoemen bij een absolute afwezigheid van menselijk leven.
Beginnen we met de ondergevel van het meest rechtse pand op de opname, onderdeel van de het bekende Hotel Jorissen. Die ondergevel wijkt naar achteren en wordt gestut door een aantal pilaren, zodat als het ware een nis is ontstaan. Het hotelreclamebord aan de gevel bezien we op de rugzijde, maar van andere foto’s weten we dat aan de andere kant als tekst staat:
“BONDS / HOTEL-CAFE / RESTAURANT / HEERENLOGEMENT / JORISSEN”.
Uit een bericht van de Hepkemakrant van 26 juli 1905 weten we, dat het Heerenlogement dan al Bondshotel is. Enkele dagen eerder zijn een flink aantal ‘Bondsfietsers’ in de tuin verwelkomd door een aantal Friese leden en afdelingsconsul R. Paehlig uit Sneek en genoten een ‘verfrissching’ onder de muzikale klanken van het Heerenveens Muziekkorps
Ook dat smeedijzeren hekje is een stukje vakbekwame ‘beauty’. Valt U ook die deur op helemaal aan het eind van de gevel voor de trapopgang naar de bovenverdieping? In het kadastrale dienstjaar 1910 maakt dit deel uit van kadastrale perceel Tjalleberd A-6447 en staat op naam van Trijntje Looxma, echtgenote van mr. J.F.A. van Panhuys, commissaris van de Koningin in Friesland. Zij schenkt het perceel van 1.63 are aan de minderjarige jonkheer Daniël de Blocq van Scheltinga te Velperoord. Noch mevrouw Van Panhuys, noch de Blocq van Scheltinga heeft er ooit gewoond. We weten dat uit het bevolkingsregister van Heerenveen-Aengwirden uit de periode 1890-1920, waarin de bewoners onder huisnummer 84 (vóór 1921) en nr. 184 (ná 1921) zijn terug te vinden. Het lijkt er sterk op, dat Hendrik Johannes Jorissen of zijn bedrijfsleider B.J.J. Janssen deze bovenetage in de verhuur heeft gehad. De korte gebruiksperioden van enkele bewoners wijzen in die richting. Zo staat Mr. Nicolas Johannes Laurentius Brantjes, officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank slechts ingeschreven van 1 augustus tot 31 augustus 1917. En notaris Jan Willem Schippers maakt er gebruik van in de periode van 11 oktober tot 5 november 1917. Na de vernummering in 1921 is leraar (en later directeur) van de Rijks H.B.S. W.G.A. Meijer er eveneens korte tijd gehuisvest (van 2 mei tot 16 juli 1921). Uit de notitie over Wildrik Goldhoorn, commissionair in effecten, blijkt de relatie met Hotel Jorissen zonneklaar door een extra vermelding. Goldhoorn heeft deze gemeubileerde verdieping gebruikt van 21 augustus tot 23 december 1921, daarna wordt zijn adres Lindegracht 46-boven (adresboek 1922) om als directeur van het kantoor van de Geldersche Credietbank de Heerenveense klanten te gerieven.
Van de beide, zuidelijk van het Hotel Jorissen staande huizen kan worden vastgesteld, dat no. 83 (ná 1921 dus 183) zijn adres aan de Oude Koemarkt heeft en in dezelfde tijd onderdak biedt aan de wed. Catharina Cornelisdr. Spandaw-de Jong. Zij is sinds 16 augustus 1919 de gebruikster en blijft dat tot haar overlijden op 8 juli 1926. Voor no. 82 (ná 1921 derhalve 182) zijn dat Grietje Scheenstra en Jantje van den Bosch, die gezamenlijk de befaamde winkel ‘De Stad Parijs’ exploiteerden. Het adres evenwel wordt in het eerste adresboek van 1922 vastgesteld als ‘Achter de Kerk 182’.
Verleggen we nu even onze focus naar de Nederlands Hervormde Kerk Heerenveen (Schoterland) en dan met name op datgene wat zichtbaar is als we over het dak in zuidwestelijke richting kijken. Onmiddellijk valt de molen van Siebenga op - half verscholen achter de hoog opgaande bomenrij langs de Propstrasingel (met een forse roekenkolonie aan de vele nesten te zien) en de immense tuin van het ‘Groote Huys’ aan het Breedpad. Daarachter bevindt zich een grote leegte en dat betekent, dat er nog geen sprake is van uitvoering van het plan van december 1920 van de Bouwvereniging Heerenveen: de oprichting van 21 type-2 (arbeiderswoningen) aan de Van Cuyckstraat, maar ook niet van 14 type-1 (arbeiderswoningen) aan de Compagnonsstraat. Daarvoor moet immers de tuin van het Groote Huys worden opgeofferd.
Een andere datering ontlenen we aan het toekomstige leeszaalgebouw. De gevelplaat boven de rechtse ramen ‘CAFE MET DRIE BILLARDS’ wijst samen met het opschrift in het bovenraam van de toegangsdeur ‘Café De Drie Gemeenten’ op een datering vóór 1 juni 1918. Waarom ? Omdat de laatste caféhoudster Maria Postma, wed. de Vries samen met enkele kinderen op die datum naar Nijehaske gaat verhuizen. Bovendien is er geen enkele aanduiding van de aanwezigheid van de ‘Openbare Leeszaal en Bibliotheek Friesland’s Zuid-Oosthoek.” Die tekst stond en staat (weer) op het boeideel van de omkleding van de goot. Bovendien worden op 3 oktober 1918 zowel de leeszaal op de bovenverdieping als de jeugdruimte beneden in gebruik genomen.
Nader bekeken is het niet mogelijk te volharden in een datering rond 1918. Wat is namelijk het geval ? We missen op deze opname het in 1912 door de ‘N.V. Heerenveensche Witte Bioscope’ verbouwde pand - de middelste van de vijf aan de Vleesmarkt staande panden - van voorheen bakker W. Taconis. Dit door aannemer J.M. Visser ontworpen gebouw spatte met haar ‘witte uitstraling‘ van de foto’s af - een opvallend pand dus!
Minstens zo opvallend op de foto’s uit de eerste jaren van 1900 is het plantsoen op de Oude Koemarkt, welke in 1898 wordt aangelegd. Die aanleg op initiatief van het gemeentebestuur van Aengwirden is te danken geweest aan de vele klachten over het enorme lawaai en andere overlast op marktdag van de vele karhonden. Er is zelfs een contract met de aanwonende bewoners opgemaakt voor het onderhoud. Ondernemer A.W. Zanstra, die van het goud, zilver en de horloges, neemt die taak op zich, maar in 1902 is er niet al te veel van terechtgekomen. Het bestuur van de gemeente Aengwirden herinnert hem daaraan. Niettemin blijven de bloemen vertrapt, het gaas van de omheining verdwijnt en de gemeente besluit - volgens het Nieuwsblad van Friesland van 16 december 1905 - het contract maar op te heffen en de grond weer terug te nemen. Nieuwe plannen blijken niet de reden te zijn geweest. Als U nu op de foto naar de bestrating kijkt, ziet U nog waar het plantsoentje gesitueerd is geweest. In dezelfde oogopslag ziet U ook weer het tracé van de tram op dit punt van Heerenveen. Op twee andere opvallende kenmerken willen we U nog graag attenderen. De eerste is de ‘schoorsteen’ van tabaksfabriek ‘De Rookende Moor’, die als industrieel monument - herinnerend aan de aandrijving van machinerieën in het stoomtijdperk - zelfs het jaar 2013 heeft gehaald. Rechts daarvan ziet U net over de Molenwijk een gebouw met witte muren staan en wanneer U het vergootglas op het dak van dat gebouw richt, ontwaart U de letters: D R U K K E R IJ. De gemeente Schoterland heeft in haar vergadering van 11 november 1882 een positief besluit genomen op de aanvraag d.d. 7 oktober 1882 van Jacob Hepkema, boek-en courantdrukker te Heerenveen om een vergunning te mogen ontvangen voor een ‘stoomsnelpersdrukkerij’ op de kadastrale percelen Heerenveen A-1725 en A-1727. Hepkema heeft daar een erfpachtovereenkomst voor gesloten met Hendrik Alberts Propstra, eigenaar van ca. 4 are grond, reed, c.a. en bouwt daarop deze drukkerij. Bij een afbeelding van de Stationsstraat hebben we U al eens over de verhuizing naar de nieuwe drukkerij rond 1904 bijgepraat. Zo rond 1910 is in de kadastrale registratie de term ‘drukkerij en erf’ vervangen door de termen ‘huis, werkplaats, erf’. Wie er dan woont en waarvoor de werkplaats wordt gebruikt is daaruit niet op te maken, omdat de erven van Albert Hendriks Propstra het bezit nog steeds in de familie hebben. Uit het adresboek van 1922 worden we evenmin veel wijzer, zelfs de twee personen die worden aangewezen als wonende ‘Achter Breedpad’ op de nummers 516 en 517, resp. H.F. de Wit, zonder beroep, en R. Slagman, arbeidster, helpen ons niet verder. Tenzij we veronderstellen dat de vrouwelijke R. Slagman identiek is aan de 28 jarige Rigtje Slagman die op 8 september 1921 in het huwelijk treedt met spoorwegarbeider IJntze Bosma uit Oranjewoud.
Tenslotte willen we nog even onze lof uiten over het bijzondere ornament op het dak van Café-Restaurant & Billard ‘Paul Kruger’ met de ingebouwde klok in de koepelvormige kapel - links op de voorgrond. Bij de totstandkoming van deze horeca-gelegenheid heeft A.W. Zanstra een flinke vinger in de pap gehad.
Concluderend stellen we dus, dat deze zeer informatieve foto moet zijn gemaakt tussen 1905 (opheffing plantsoen) en 1912 (verbouw tot Witte Bioscope)!
2013, mei 5- wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Ys W. Sevensma
Panorama vanaf Crackstate 1972
HIP-TIME MAGAZINE 67
Deze keer valt de de keus op foto 01782 uit de collectie van het Museum Willem van Haren. Niet zozeer vanwege de scherpte van de gebouwen op de achtergrond. Fotograaf Bruyns heeft daarvan wel betere exemplaren in zijn collectie opnamen. Dit in september 1972 gemaakte beeld vanuit het torentje van Crackstate is een mengsel van binnen-en buitenopname. Het gros van de fotografen zouden de borstwering hebben gezocht om steun voor de ellebogen te zoeken en de focus hebben gelegd op de omgeving om het vanuit dit perspectief vast te leggen. Of is het denkbaar dat de heer Bruyns een dergelijke hoogte gevoelsmatig bedreigend heeft ervaren. Lichte gevoelens van hoogtevrees? Hoe ook ervaren, het tijdstip is gunstig geweest om binnen het kader van het raamvak de meest prominente gebouwen nog in een ongerepte staat vast te leggen. De uitzondering vormt de voormalige rooms-katholieke kerk, die al ruim dertig jaren (1941) eerder van haar torentje is beroofd. De Watertoren is er nog in een onbedreigde, ongenaakbare staat. Oenemastate ziet er na de renovatie en restauratie van 1968 weer ‘spic en span’ uit en heeft een verleden als kantongerecht, gemeentehuis, zetel van het kadaster en grietenijhuis volledig achter zich gelaten. Over haar verleden als Grovestinsslot en Moerborgh zullen we dan maar niet meer spreken. De toekomst is een representatief gebouw voor de Inspectie der Directe Belastingen, met als hoogtepunt het weer zichtbaar maken en de restauratie van de uit 1663 daterende plafondschildering van de schilder Matthias van Pelckum. Jarenlang is de afbeelding uit het zicht geweest in ‘het zaal’. Board en schroten hebben de verwaarloosde en verrookte verflagen in al die jaren geen goed gedaan. Tijdens de reinigingsoperatie moet de Rijksgebouwendienst nog een duivels dilemma oplossen. Tussen de eerst benoemde zeer voorzichtige opererende restaurateur heer Sikma en de door Monumentenzorg ingeroepen expertise van de heer Otter is een groot verschil. Laatstgenoemde, die een intensievere schoonmaakbeurt voorstaat, krijgt de steun van Monumentenzorg en voert de opdracht in die zin ook volledig uit. Tevens met het resultaat dat de signatuur van de maker kan worden blootgelegd en het jaartal 1663. Ook wordt het bijzondere monogram van de opdrachtgevers Ernst van Haren en Catharina van Oenema schitterend zichtbaar gemaakt. De volledige restauratie van het gebouw gebeurt door Architectenbureau Van Manen en Zwart uit Drachten, die haar medewerker S. Algra een boekje laat schrijven met de titel “In en Om Oenemastate te Heerenveen” en dat ter gelegenheid van de ingebruikname op 3 maart 1968 presenteert.
Tussen de kolommen van de borstwering door zien we weer enkele bekende panden: van links naar rechts het pakhuis van ijzerhandelaar Overdiep, de achteringang van de winkel van diezelfde Overdiep en de achteringang van herenmodezaak Van der Kam.
Crackstatetorentje komt in juni 1945 in de belangstelling van de carillonliefhebbers. J.L. de Jong Lzn., muziekleraar en uitvoerend musicus, oppert publiekelijk de gedachte om in het koepeltje van de toren een carillon te plaatsen. De klokken kunnen dan de namen van de gevallenen krijgen en worden zodoende geëerd. De commissie ter oprichting van een “Monument voor de gevallen strijders uit de gemeente Heerenveen” willen dit idee niet overnemen. Hun idee om door de kunstenaar M. Vreugde het monument van de Van Maasdijkstraat te ontwerpen krijgt de voorkeur. Het idee van een beiaard laat J.L. de Jong Lzn. niet los en door zijn inspanningen vereert in 1949 een reizende beiaard van de firma Eijsbouts uit Asten (N.B.) Heerenveen met een bezoek. De Sneker beiaardier Flucie van Bergen - aangezocht door de Cultuurgemeenschap - ontlokte de Jong een enthousiaste reactie in de Friese Koerier. Hij betreurt het dat de ‘stemmen’ van de gevallenen niet middels een beiaard worden gehoord en hij verzucht: “Is daarmede het laatste woord gezegd inzake een Heerenveens klokkenspel?” Dat blijkt ruim tien jaar later als op een kernavond in juni 1960 de heer Jouke Hiemstra, audicien te Heerenveen, zijn compositie “Het Carillon van Heerenveen” ten gehore brengt. Blijkbaar heeft hij een sluimerende, gevoelige snaar geraakt bij de aanwezigen. De organisatoren steken de koppen bij elkaar met als resultaat dat acht zakenmensen spontaan twee klokken aanbieden. Het bestuur van de Spaarbank Heerenveen volgt ter gelegenheid van haar jubileum deze geste door een 60 kilo zware klok aan te bieden aan de carilloncommissie. Er zijn dan nog 44 nodig, waarvoor steun bij de bevolking wordt gezocht. De ‘Commissie Carillon Heerenveen’ wordt opgericht met als voorzitter Ab Taconis, namens de Oudheidkamer; secretaris Jouke Hiemstra, namens Toonkunstkoor; penningmeester IJme Kuiper, vertegenwoordiger van de Heerenveense middenstand en leden G. Bongers, J. Borger, J. Brongersma, J.C. Overdiep, S.R. Steensma en J. Suwijn. Inmiddels zijn er al contacten gelegd met twee landelijke beiaardmakers Van Bergen's Carillon-, Torenluidklokken-en Torenuurwerkenfabriek A.H van Bergen te Heiligerlee en De N.V. Petit & Fritsen, klokkengieterij in Aarle-Rixtel (N.Br.). Beiden willen dolgraag de order binnenhalen. De commissie laat tevens een onderzoek doen naar de technische geschiktheid van het koepeltje als ophangplaats voor zo’n grote hoeveelheid klokken. De directeur gemeentewerken en animator Jasper D. Boot laten technische tekeningen maken van de totale constructie.
Kortgezegd kan de Friese Koerier van 24 december 1962 trots aankondigen: "Heerenveens carillon aan gemeente overgedragen". Burgemeester G.H. Kuperus aanvaardt de 37 klokken, die door Van Bergen voor fl.21.750,- zijn geleverd. De heren Antonissen en - toekomstig stadsbeiaardier - Bokelman laten het instrument ‘klinken en daverje fier yn it rûn’ met het ‘Frysk bloed tsjoch op’.
Bokelman krijgt voor fl.750,- per jaar even zo goed behoorlijk wat bevoegdheden als contrôle van het carillon en levering van muziek voor de automatische bespeling. Vouwboeken en ponswerk betaalt de gemeente dan weer wel. In 1970 zijn er zoveel ervaringsgegevens en insidermeningen, dat een Enschedese deskundige Rinus de Jong het aandurft de lat hoger te willen leggen. Het pianoklavier moet worden vervangen door een stokkenklavier en de klokken moeten een tooncorrectie ondergaan, omdat ze niet zuiver zijn. In april 1972 wordt een nieuwe beiaardier gevraagd te solliciteren op een basissalaris van fl.1128,- per jaar.
In april 1984 wordt door een aantal ‘prominente’ Heerenveners een Commissie Crackstate Beiaard opgericht, die de directeur van de klokkengieterij van de Koninklijke Eysbouts in Asten bereid vindt het restauratiewerk op zich te nemen van de 37 klokken. Voor de financiering van deze megaklus (één à twee ton) is één van de akties de uitgifte van 2000 genummerde ‘Duisenbergbiljetten’ of biljetten van vijftig ‘skeisen’ met de beeltenis en de handtekening van dr. Willem Duisenberg, oud-Heerenvener en directeur van de Nederlandse Bank.
Het kwaliteitsonderzoek betekent voor 17 klokken, dat ze niet meer geschikt zijn te maken. Deze zijn bij opbod verkocht onder de bewoners. Twintig andere worden in februari 1983 uit het koepeltje getild en op restauratie-transport gezet naar Eijsbouts in Asten. De commissie rekent erop, dat ze de middelen bijelkaar krijgt. Onder andere wordt een grote verloting georganiseerd, waarvan de trekking wordt gehouden op ‘Skoattermerke’ 1 juni 1985. Op 24 oktober 1985 is het dan eindelijk zover dat de Nieuwhornster beiaardier Wijnands met een concert de feestelijke overdracht van de Gemeente aan de Commissie cachet mag geven. Misschien heeft hij op die wekelijkse donderdagkoopavond ook het ‘Bruidskoor van Wagner’ ten gehore gebracht, terwijl dat bij huwelijksvoltrekkingen ook via de automatische band over de partners en hun gasten kan worden uitgestrooid.
De Commissie Crackstate Beiaard, later de Stichting Carillon Heerenveen, bedenkt steeds weer nieuwe akties om voldoende middelen ter beschikking te krijgen voor het beheer. Ook krijgt ze in 1988 van de Amrobank fl.2500,- ter gelegenheid van de opening van haar nieuwe kantoor aan het Burgemeester Kuperusplein. Een bijzondere aktie om aan nieuwe melodieën voor het computergestuurde carillon te komen is de aktie ‘Blij met de Beiaard’. Bedrijven en instellingen laten voor fl.99,- een lied programmeren, dat ze zelf hebben uitgezocht. Zo maakt rederij Holwerda de keus voor ‘Blowin’ in the wind’.
De laatste ontwikkeling in dit dossier is, dat de stichting in de Leeuwarder Courant van 7 juni 2013 bekend maakt het beheer van het carillon aan de gemeente te moeten teruggeven. Zij ziet geen kans meer bestuursleden bereid te vinden die taak op zich te nemen. De stichting is opgeheven. Zal de gemeente bereid blijken en in staat zijn dit ‘rijke bezit’ voor de toekomst te waarborgen?
2013, oktober 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
Oude Kerkstraat ca. 1900
HIP-TIME MAGAZINE 78
Oude Kerkstraat ca. 1900
In het meest oostelijke deel van de Oude Kerkstraat kun je rond 1900 deze situatie als fotograaf moeiteloos oproepen. De meeste huizen van deze straat en haar zijstraatjes zijn stevig bevolkt met hardwerkende handwerkslieden en hun gezinnen. Een groepsportret als de bovenstaande zal ongetwijfeld zijn ontstaan op een verzoek van de fotograaf. Het is stellig de zeldzaamheid van de opnames van de (Oude) Kerkstraat, dat alle liefhebberende Heerenveen-sneupers er een apart plekje voor hebben in hun verzameling.
Volgens onze gegevens is het Douwe Miedema als archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen, die in het fotoboekje ‘Heerenveen in oude ansichten’ in 1968 voor het eerst enkele zinnetjes wijdt aan ‘een merkwaardig volksbuurtje’. Hij doet dat weliswaar pas op de laatste bladzijde (80 ste) van het boekje en het zou best eens mogelijk kunnen zijn, dat conservator Leo Leenes hem op deze opname heeft geattendeerd. Laatstgenoemde heeft dit beeld ongetwijfeld talloze keren bij zijn ‘praatjes bij plaatjes’ getoond en van smeuïg commentaar voorzien.
Miedema blijkt schaars in zijn mededelingen over de locatie. Hij wijst slechts op het café van Lammert Brugge links en op het opvallende pand van de Spaar-en Voorschotbank rechts op de foto. Bij een eerdere opname op blz. 53 van hetzelfde fotoboekje bespreekt hij de situatie gezien vanuit het oosten naar het westen en benoemt dan de muur links op onze foto als onderdeel van de openbare lagere school van Heerenveen (Aengwirden). In het ‘Beeldverhaal van Nederlands oudste Veenkolonie’ - met de hoofdtitel ‘HEERENVEEN TOEN EN NU’ uit 2003, schrijft Jan de Jong die hoge muur ten onrechte toe aan de voormalige Gereformeerde Kerk en meent in de steegingang langs café Brugge de Kleine Kerkstraat te zien. Op grond van kadastraal onderzoek moeten we deze constateringen tegenspreken.
Het pand van Lammert Brugge, die als beroep ‘schilder’ in het bovenlicht van het raam heeft staan, heeft hij in mei 1897 gehuurd van ‘verver’ Jan Tjibbes Kerkhof. Brugge heeft daarvoor op 1 april 1897 - hij woont dan nog in Luinjeberd - bij de gemeente Aengwirden een koffie-en drankvergunning verkregen en het meteen op het uithangbord aan de gevel kenbaar gemaakt. Kerkhof gaat met een gezin van acht personen naar Hengelo en verkoopt in het dienstjaar 1906 het perceel aan Lammert Brugge. Die transactie wordt geheel volgens de traditie van het kadaster op 17 januari 1905 al vastgelegd door notaris Jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma bij repertoirenr. 7 (inv. nr. 57103 en toegangsnr. 26) Lambert - zoals hij ook in deze acte wordt genoemd - Brugge betaalt voor het winkelhuis met erf, steeg en bleek de som van fl.2550,-. Het perceel heeft in totaal een grootte van 1 are 24 centiare. Net als overal in Heerenveen heeft ook dit pand in de loop van de tijd een aantal huisnummers gekend. Sinds 1880 zijn dat successievelijk Heerenveen (AEN) nr. 149 (dat nummer staat ook in de drankwetvergunning van 1897), 162, 178 en 297. In 1930 wordt het Kerkstraat nr. 75. In het dienstjaar 1939 verkoopt Brugge het pand aan een drietal ‘beleggende’ kopers. Als opvolgende bewoner treffen we winkelier E. Doosje in het adresboek van 1938.
Het huis ten oosten van Brugge heeft rond 1900 als vaste eigenaar-bewoners de familie Gerrit van der Werf. Deze timmerman is gehuwd met Anna Hergarden, eveneens een timmermanstelg. Gerrit is in 1891 al overleden, maar Anna blijft hier met haar kinderen wonen. Na haar overlijden in augustus 1910 wordt de hulp van de notaris voor een boedelscheiding ingeroepen. Jhr. S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma kwijt zich van zijn taak en hoewel er vier kinderen in de acte worden genoemd is de enige ‘verkrijger’ van 6 woningen met erf, een huis met erf en een winkelhuis met erf de jongste dochter Anna Agatha van der Werf, van beroep modiste. Zij hakt snel de knoop door en verkoopt het ouderlijk huis op 11 maart 1911 aan koopman Freerk Gerbens Douma voor fl.2400,-. Deze laat zijn zoon Auke Douma met zijn vrouw het huis betrekken en zelf komt hij er in maart 1912 ook te wonen. De familie exploiteert een aardappelhandel en laat successievelijk een bergplaats en een schuur erbij bouwen.
Het pand dat hiernaast - richting Nieuwstraat - onder A-5133 in het dienstjaar 1900 wordt samengevoegd met het noordelijke gelegen A-5134 behoort tot het bezit van de Algemene Armvoogdij Heerenveen, net als nog een viertal noordelijk aansluitende woningen. Deze zijn allen gelegen aan het straatje Lanenburg, waarin totaal een zeventien wooneenheden hun verbinding met de Kerkstraat hebben. We focussen ons even op de samengevoegde twee perceeltjes, samen 0.89 are groot. In 1930 ontvangt het in 1900 nieuw gestichte huis het huisnummer Kerkstraat 85. Op dat moment woont Pieter de Vries, rijwielhersteller, er met zijn huishoudster H.Bos - de Lange, die het huis in 1922 van de Algemene Armvoogdij hebben kunnen kopen.
Van zeer veel straten is de betekenis van of het ontstaan van de straatnaam prima te herleiden of te verklaren. Over Lanenburg is niet zo’n duidelijk verhaal te vertellen.
Beginnen we met Gerrit Kramer’s manuscript ‘De Geschiedenis van Heerenveen’ dan worden we zeer teleurgesteld. Niet één keer komt het toponiem in die bijna duizend bladzijden tevoorschijn. Slechts één familienaam komt in aanmerking om in verbasterde vorm een mogelijk verband te kunnen leggen: de familie ‘Leemenburch’.
Het ‘Straatnamenboek van Heerenveen’ laat het bij: “Waarschijnlijk heeft deze buurt zijn naam ontleend aan een zekere Lanenburg, die tussen 1750 en 1800 in Heerenveen heeft gewoond”, zonder daarbij een mogelijke bron te noemen. De eerste bron, die concreet wordt, is de Leeuwarder Courant van 13 november 1802. Deze noemt in een verkoopadvertentie van twee notarissen als “VI. Eene HUIZINGE en SCHUUR cum annexis, ook aldaar (op het Heerenveen), LANENBURG genaamd, by Pieter J. Boender in Huur, dog May 1803 vry van Huuringe.” Lang daarna op 2 december 1836 is in een vergelijkbare advertentie onder no. 3 de volgende tekst gevonden: “Twee Woningen onder een dak, en schuur c.a., staande en gelegen op het gedeelte Heerenveen in Aengwirden, Lanenburg genaamd, no. 75, ten Kadaster sectie A, nrs. 1815 en 1816, bij Jacob Bansberg en Feike Brandsma, als huurders in gebruik”. In een geschil tussen Gedeputeerde Staten van Friesland en de Algemene Armvoogden van Heerenveen is Roelof Johannes Bansberg een getuige. In 1868 wordt er een kwestie tussen beide instellingen uitgevochten over het onderstandsdomicilie van Alida Lieuwes de Jong, die in 1867 in Amsterdam wegens krankzinnigheid is opgenomen om te worden verpleegd. Er kan geen geboortecertificaat worden overgelegd en dan heb je de poppen aan het dansen. Uiteindelijk komt de gehele kwestie, inclusief de tegenstrijdige getuigenverklaringen op het bordje van de Raad van State. De eindconclusie is - wegens het niet kunnen vaststellen van de verplichting tot onderhoud - dat Alida door de Staat zal worden verpleegd. Koning Willem tekent daarvoor de beschikking op “Het Loo, den 3 Augustus 1869”. Een tweede getuige is Sieger Popkes de Lang, die 74 jaar oud is in 1868, en verklaart, dat hij in de periode 1806 tot 1809 bijna dagelijks als knecht naar de tuin moet van zijn patroon de bakker Prins aan de Lindegracht. Die tuin is op Lanenburg en in die tijd wonen de ouders van Alida in een huisje van de armvoogdij op Lanenburg. Omdat een broer van Alida, zekere leerlooiersknecht Hartman Lieuwes de Jong, wel een overtuigende maar geen doorslaggevende duidelijkheid kan verschaffen waar precies zijn zuster is geboren, lijkt het een onontwarbare knoop te zijn geworden. R.J. Bansberg kan nog wel verklaren, dat zijn moeder na de dood van Alida’s moeder in 1847 een tijdje in hetzelfde huis heeft gewoond. Vader de Jong is in 1824 al in Hoorn overleden. Het kadaster van 1830 bevestigt dat het kadasternummer A-1808 het eigendom van de Armvoogdij van Heerenveen is (waar de familie de Jong heeft gewoond), terwijl de noordelijker gelegen nummers van de Diaconie van Aengwirden zijn.
Conclusie voor onze speurtocht naar Lanenburg: een bron uit 1803 en gegevens over 1806 tot 1809 !!!
Onmiddellijk ten oosten van de Lanenburg bezit verver Jozef Jans Franken sinds 1878 een groot perceel van 8 are 10 centiare. Hij heeft dat perceel gekocht van Maria Elizabeth Alberda van Menkema wed. Jacobus Johannes Canter Cremers, die op de zgn. ‘Kanselarij’ - hét grote huis - aan de Premierswijk heeft gewoond. Die transactie wordt notarieel vastgelegd door Gerrit Boschloo bij acte van 10 januari 1878. Jozef Franken - een van de kopers van een gedeelte van de tuin - laat op die 8.10 are een huis zetten, welke na de periode van vrijdom van belasting wordt gewaardeerd op een gebouwde waarde van fl.100,-. Na er bijna twintig jaar te hebben gewoond en inmiddels de tuin met een rijtje ‘sociale’ woningen te hebben bebouwd - krijgt Franken in 1916 van de ‘Werklieden Vereeniging Heerenveen’ een bod op zijn huis. Hij gaat daarop in en bij notaris Verkouteren wordt op 23 september 1916 de koop gesloten voor winkelhuis en erf ad. fl.5000,-. De Werklieden Vereeniging zit op 25 juli 1917 bij dezelfde notaris om het perceel over te dragen voor fl.5220,- aan de “Coöp. Producten en Verbruiksvereeniging Excelsior te Leeuwarden. In april 1917 heeft de Werkliedenvereniging zich aangesloten bij die coöperatie, hetgeen ze kennelijk zorgvuldig hebben voorbereid. Het pand is heel lang in eigendom gebleven van deze coöperatie, hoewel de naam op een gegeven ogenblik is gewijzigd in Coöp. Ver. Algemene Verbruikscoöperatie U.A. "Coöp. Noord-West". Het pand is dan al jaren genummerd als Kerkstraat 87. Bij het overzicht van het 25 jarig bestaan schrijft de Hepkemakrant op 22 april 1942, dat op 30 september 1939 een nieuwe winkel in gebruik genomen op de Lindegracht 27. Het pand in de Kerkstraat blijft nog even eigendom van de Coöperatie, maar in het kadastrale dienstjaar 1943 vindt uiteindelijk de verkoop daarvan plaats. Het voortbestaan is daarmee niet afgelopen, maar daarover misschien later nog eens meer.
Aan de overkant van onze Kerkstraatfoto ligt ook nog een boeiend stukje Heerenveense geschiedenis. De klant die bij café Brugge het pand verlaat en mogelijk lichtelijk beneveld een plekje zoekt voor een sanitaire stop krijgt bij de muur van het gebouw met de donkere deur een niet mis te verstane waarschuwing: “Verboden waterplaats”. Net voor de eeuwwisseling op 30 maart 1899 krijgt de afdeling Heerenveen van de Rooms Katholieke Vereniging van de Heilige Vincentius à Paulo de kans om van hun geloofsgenoten van de familie Padberg-Normann een huis met erf en grond aan de Kerkstraat aan te kopen en te bestemmen tot vergader-en verenigingslokaliteit. Voor deze eigendomsovergang verricht notaris Rinze Barends de wettelijke handelingen met als belanghebbende partij Hermanus Pot, boekhouder; Meindert Jozefs Witteveen en Sjoudicus Blomberg, beide koopman, namens Vincentius.
Hun perceel staat omschreven met een grootte van 2.70 are en een gebouwde waarde van fl.120,-. Sinds 1867 houdt deze vereniging zich al bezig met het werven van gelden voor de roomse armenzorg en wordt door Ged. Staten beschouwd als een ‘instelling van weldadigheid volgens letter b van art. 2 van de armenwet’. Het bekendste middel van Vincentius om gelden te genereren zijn de jaarlijkse verlotingen. De advertenties in het Nieuw Advertentieblad trekken eind november steevast de aandacht van het Heerenveense publiek. Het verenigingsgebouw is bouwkundig ontstaan uit drie kleinere pandjes, die door de gebroeders Padberg (A-52, 0.90 are; A-53, 0.96 are en A-54, 1.17 are) omstreeks 1877 worden samengevoegd tot A-1537 (grootte 3.30 are). Na nog een aantal kadastrale manipulaties is er dus bij de verkoop aan Vincentius nog 2.70 are te beschrijven. Zelf neemt Vincentius à Paulo nog het initiatief tot uitbreiding van hun accommodatie, waarvoor bouwvergunning SCO nr. 1082 van 27 december 1921 hen de mogelijkheid biedt. In de huisnummering neemt het gebouw twee huisnummers in beslag. Sinds 1930 zijn dat Kerkstraat 24 en 26. Onze Heerenveense woningkaarten melden ons, dat nr. 24 (het meest westelijke deel) een winkel met bedrijfswoning is. Bernardus Stuivenwold (1892-1973) oefent daar zijn bakkersambacht uit van oktober 1935 tot juli 1951. Zoon Folcrerus (1921) zet de zaak nog voort tot november 1957. Slager Wisse Makkinga verkoopt er vervolgens nog een half jaartje zijn vleeswaren. Daarna staat op de kaart als bestemming ‘pakhuis smederij Dijkstra’. Voor Kerkstraat 26 geeft de kaart als bestemming ‘vergaderlokaal’ en nieuwe impulsen ontstaan pas in het kadastrale dienstjaar 1959 als Wilhelmina Snelten, de weduwe van Hendrik Leopold Dijkstra (overl. 6 maart 1945) het aankoopt en verbouwt tot een winkel met smederij. Per 15 juni 1964 is hoofdbewoner haar zoon Hendrik Dijkstra.
Het meest markante pand aan de westkant van de Kerkstraat is te danken aan de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. Na een aantal eerdere pogingen (1817, 1848, 1864) om een bank op te richten voor de mindervermogenden slagen doopsgezind voorganger ds. Abraham Vis, mr. S.Sleeswijk en mr. J. Kuipers, ambtsdragers bij de arrondissementsrechtbank er in 1871 in een vereniging voor een spaar-en voorschotbank op te richten. Het gemeenteverslag maakt er melding van dat de bank 15 april 1871 is begonnen, maar in de kranten valt daarover in 1871 niets te vinden. De bank gaat kantoor houden in de consistorie van de Doopsgezinde Kerk in de Vermaningsteeg. Merkwaardig is het uit Het Nieuws van den Dag van 30 Augustus 1879 te kunnen vernemen dat de koninklijke goedkeuring (K.B. nr. 24) aan de statuten van ‘Vereeniging tot instandhouding van de Spaar-en Voorschotbank Heerenveen en omstreken’ pas op 29 augustus 1879 is verleend. Is het denkbaar, dat de initiatiefnemers eerst hebben willen kijken of hun plannen levensvatbaar zijn ? Mogelijk dat de in de Leeuwarder Courant van 3 april 1888 aangekondigde wijziging in de statuten van de vereniging de ouverture is voor de aankoop van een bouwterrein. Op 9 januari 1890 blijkt de aan de Lindegracht wonende Wieger Jelles Ferwerda c.s. bereid om zijn grote moestuin onder kadasternummer A-61a (groot 3.10 are) achter zijn pand te verkopen. Het bestuur van de Vereniging Spaar-en Voorschotbank koopt daarvan 1.70 are, terwijl de rest wordt aangekocht door de Doopsgezinde Gemeente. Notaris Rinze Barends legt een aankoopbedrag van 900 gulden vast. De bankbestuurderen stichten daarop nog het zelfde jaar hun opvallende bankgebouw. Over de bouwmeester en de aannemer hebben we geen informatie kunnen vinden, maar gezegd moet worden, dat de vormgeving binnen deze omgeving een zeer bijzondere is. Een halsgevel met een rondboogtop boven in de middenpartij waarin een uurwerk (?) en aan beide kanten daarvan een deel van het jaartal 1871. De driedelige dakconstructie, met in de gevel een iets terugwijkend middendeel en links en rechts afgesloten met een fronton met timpaan op een voetstuk. Op dat voetstuk de woorden: (links) ‘SPAAR’, (in het midden) ‘EN VOORSCHOT’, en (rechts) ‘BANK’. Links en rechts een toegangsdeur, met daartussen twee ramen.
De bank profiteert aanvankelijk van de kadastrale regel van het ‘onbelastbaar’ zijn mogelijk wegens haar status van nutsinstelling, maar in het dienstjaar 1913 komt daaraan een eind. De ‘belastbaarstelling’ heeft als gevolg de aanwijzing van een ‘gebouwde waarde’ van fl.138,-. Twee conciërges hebben we kunnen opsporen. Adam Brouwer, van professie timmerman, heeft dat in ieder geval van 1910 tot 1933 gedaan en Klaas Kamminga, werkzaam in een bouwmaterialenhandel op de Badweg, heeft als laatste in Kerkstraat 28 dat werk verricht. Hij zal een flink aandeel hebben gehad in de verhuizing naar het in 1934 nieuw gebouwde en betrokken bankgebouw op de hoek van de Van Maasdijkstraat en de Heerenstraat, nu K.R. Poststraat. Hij is mee verhuisd. De architect C.J. Wierda, en de aannemer Johannes de Haan, bijgestaan door de schilder H.J. Douma en de electriciën Gebrs. Kras, leveren een functioneel gebouw af.
Kerkstraat 28 krijgt een nieuwe eigenaar-bewoner in de persoon van Wieger Schaap, ontvanger van het waterschap ‘De Schoterlandsche Compagnonsvaart’, die er per 12 mei 1936 intrekt. Volgens een aantekening op de woningkaart van gemeentewerken is het pand gesloopt 5 januari 1972.
Het laatste pand waarop we deze keer de aandacht vestigen is rond 1900 eigendom van de Doopsgezinde Gemeente, die bij verkoop omstreeks 1908 een deel overdraagt aan slager Oosterbaan en een ander deel zelf houdt. Dat deel wordt rond 1924 opnieuw gesplitst. Het stuk aan de Kerkstraat met huis en schuur wordt gekocht door schipper Sietze Jans de Vries, die zijn domicilie heeft in Heerenveen. Kort voor 1930 verkoopt hij het aan fabrieksbediende Fokke Joustra, die een aantal jaren later de schuur sloopt terwille van een bergplaats maar er wel heel erg lang blijft wonen. In het dienstjaar 1964 is Joustra (1894) flink op leeftijd en de gemeente wil het graag verwerven. Dus ....
Ziet U de twee metseltechnische details: eerst het ‘blinde’ raam en vervolgens een naar binnen gemetselde boog in halfsteensverband. Traditioneel is de ‘gelobde’ houten daklijst. De stoepen, in sommige gevallen met een ijzeren hekwerk, maken het volledig af.
2014, maart 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
Openbare Scholengemeenschap "Fedde Schurer" na 1982
HIP-time 90
In de categorie ‘jonge historie’ maakt dit complex een goede kans op een erevermelding. Deze kleurenfoto vanuit de lucht door Fotex Flying Camera -Tilburg (kenmerk: Luchtfoto 807-1) bevindt zich als prentbriefkaart in de collectie van het museum Willem van Haren. Bij een inventarisatie in de jaren negentig van de vorige eeuw rangschikt Oud Heerenveen-werkgroeplid Piet Zandhuis bij een scansessie het onder de ‘Heerenveense gebouwen’. Op de betreffende beelddrager krijgt het als toegangsnummer ‘Scholengem. 01’. Die titel kan in het begin van haar bestaan wel eens weinig resultaten opleveren als je het gebruikt als ‘trefwoord’ voor het zoeken van informatie over de geschiedenis van haar ontstaan. De schoolorganisatie zelf prefereert te spreken van het ‘Heerenveens lyceum’, net als de landelijke krant ‘De Tijd’ op 5 april 1966. In een artikel ‘Overleg over bouw lyceum Heerenveen’ laat de staatssecretaris van Onderwijs, mr. J.H. Grosheide - als antwoord op een verontrust telegram van burgemeester Hendrik Huisman van Heerenveen - weten dat de vertraging in de plannenmakerij voor een nieuw schoolgebouw niet worden veroorzaakt door zijn departement.
Het is nog steeds een zaak van overleg tussen drie ministeries, t.w. Financiën, Volkshuisvesting en Onderwijs. Mr. Grosheide is zeer bekend met de toestand van het schoolgebouw aan de Fok en zal op korte termijn het college van B. en W. op de hoogte stellen van de vorderingen..Begin augustus kopt de Leeuwarder Courant, dat ‘Nieuw lyceum Heerenveen in augustus aanbesteed’ zal worden. Het valt aan te nemen dat de uitingen van ongenoegen en een protestmars van de lyceïsten en gymnasiasten op 30 maart 1966 met de dag daarop een staking. Het zal burgemeester Huisman’s verontrusting hebben gevoed en gemotiveerd tot het sturen van een telegram. Dan duurt het nog tot eind oktober dat opnieuw de Leeuwarder Courant kan melden: “Bouw openbaar lyceum te Heerenveen kan beginnen”. Als bouwlocatie wordt onthuld, dat een perceel bij de verkeersrotonde van rijksweg 43 aan het Lyceumplein (ontsloten vanuit de Schans) is aangewezen. Dit plein is in 1964 al aangelegd met slechts één bestemming: bouw van het nieuwe lyceum! Zelfs het besluit van de straatnaam wordt snel genomen: 15 februari 1965. Tot architect wordt aangewezen J.W. de Gruyter van de Rijksgebouwendienst te Groningen en de bouw wordt opgedragen aan het aannemersbedrijf P. Ebbinge uit Enschede. De bouwkosten raamt men op 3.5 miljoen gulden. De bouwwerkzaamheden kunnen op 18 januari 1967 een aanvang nemen aan het Lyceumplein. Het plein - in 1968 voltooid bij gereedkomen van het nieuwe schoolgebouw - wordt op 17 juni 1968 bij raadsbesluit gewijzigd in "Fedde Schurerplein" als een eerbetoon aan de publicist Fedde Schurer (geboren 25 juli 1898 te Drachten en overleden te Heerenveen op 19 maart 1968).
Bij het maken van de voorbereidingen voor deze HIP-Time hebben we ons afgevraagd op welke plek het perceel zo vlak naast de verbindingsweg van de Schans naar de Aengwirderweg zou liggen. Met de tegenwoordige mogelijkheden van het overelkaar projecteren van topografische kaarten is het misschien mogelijk daar wat meer over te weten te komen. Met behulp van de internetsites www.hisgis.nl en www.watwaswaar.nl zij we aan het vergelijken geslagen. Daarbij is het
uitgangspunt geweest de kadastrale minuutkaart van 1830, waarop zo duidelijk het plassengebied van de Munnikspetten is aangegeven en ook het verloop van de weg door het Aengwirder gebied. Daarover heen is een plattegrond geprojecteerd met de situering van het scholencomplex na de bouw van 1968 ( zie afbeelding onder dit verhaal). We moeten toegeven dat het wel enige vaardigheid vereist om een aanvaardbaar resultaat te krijgen. Op het afgebeelde resultaat is niettemin te zien dat de school is tot stand gekomen op het meest noordelijke deel van de het plassengebied van de Munnikspetten. Aan de activiteiten van de vervener Hendrik Munniks, die eigenaar blijkt van dit gebied, is de naam ontleend. Tijdens de verveningswerkzaamheden in de 18e en 19e eeuw is door vervening met de Gieterse methode (baggelen) een plassengebied (petgaten) onstaan, waarvoor op 1 augustus 1883 een plan voor een gedeeltelijke droogmaking ter inzage wordt gelegd. Vanaf dat ogenblik wordt er een organisatie op touw gezet: de Terbandsterpolder. Pas op 2 maart 1887 brengt het Nieuw Advertentieblad het bericht, dat de droogmaking is begonnen.
Lyrisch wordt de verslaggever op 4 april 1888: "Terband. Vervuld van mannelijke krachten nog, onbesproken in het kwijten zijner plichten en dan te moeten wijken voor de eeuwige wet der veranderlijkheid - dit is een bitter lot. Eens stond hij moedig steeds het erf der vaderen tegen de vijand te beschieten, hoe schilderachtig troonde daar zijn fiere gestalte van verre en nabij. En thans - ontdaan van uiterlijke tooi, miskend en uitgestoten, vermagerd tot op het gebeente - een treurig beeld van vervallen grootheid. Spoedig zal niemand meer van hem gewagen, vergeten zal hij zijn, vegeteren voor altijd, slechts door een enkele in heugenis gehouden, naardien de stift eens tekenaars hem in de dagen zijner volle glorie naar het leven schetste. Met hem, de molen van Terband, sinds de drooglegging der Munnikspetten nutteloos geworden en nu gesloopt, verdwijnt wederom een pittoreske plek, waaraan onze omgeving helaas steeds armer wordt".
Mogelijk bedoelt de journalist ook - en betreurt hij - het verlies van de mogelijkheid van het organiseren van geruchtmakende schaatswedstrijden op de Munnikspetten. Spraakmakend is bijvoorbeeld geweest de wedstrijd voor paren op 5 januari 1871. Het is de doorbraak geweest van het koppel Jouke Schaap uit Kortezwaag (24) en Anke Beenen (17), die met de eerste prijs van fl.150,- huiswaarts keren. Een jaar eerder rijdt Jouke Schaap nog met IJmkje Veldman uit Uitwellingerga en eindigt dan in Heerenveen als tweede. Het legendarische paar Schaap en Beenen wordt in 1879 tot mythische hoogte gestuwd, als op 22 december 1879 voor de woning van burgemeester Daniël de Blocq van Scheltinga op de Heideburen een ijspoort wordt opgericht. Daarop op een drietal schilden, voorstellend de ijsgod Thialf, Anke Beenen en Jouke Schaap. Later heeft deze voorstelling jarenlang op de ijstent van de ijsbaan van Thialf gestaan.
Na deze uitglijer op het gladde ijs van Munnikspetten keren we terug naar het schoolgebouw van de fusieschool ‘OSG Sevenwolden’, waar voor de afdeling Havo-VWO in 2009 een volledig nieuwe accommodatie binnen een jaar uit de grond wordt gestampt naar een ontwerp van Daan Josee van het Deventer architectenbureau Kristinsson bv. De verhuizing van de inventaris vindt vlak voor de zomervakantie van juli 2010 in twee dagen plaats. De afbraak van het oude gebouw moet nog even wachten door de aanwezigheid van vleermuizen in de tussenruimten van de spouwmuren. Enkele maanden worden antikraakbewoners toegelaten alvorens het gebouw na het uitvliegen van de vleermuizen onder sloophamer sneuvelt. Dan pas kan het buitenterrein worden ingericht met zitjes, gras, een fietsenstalling en parkeerruimte. Begin januari 2011 lijkt het erop, dat de vleermuizen slachtoffer zijn van een ‘broodje-aap-verhaal’ en dat de ware reden voor uitstel van afbraak de aanwezigheid van asbest is geweest. Maar voor eind maart dient het afbraakproces te zijn voltooid. En alzo is geschied !
uitgangspunt de kadastrale minuutkaart van 1830, waarop zo duidelijk het plassengebied van de Munnikspetten is aangegeven en ook het verloop van de weg door het Aengwirder gebied. Daarover heen is een plattegrond geprojecteerd met de situering van het scholencomplex na de bouw van 1968
Wibbo Westerdijk, 31 augustus 2014
*****
Omstreeks 1970
HIP-TIME MAGAZINE 108
Vind je eens een interessante foto in het archiefmateriaal van museum Willem van Haren, blijkt de beschrijving op de achterkant van de gearchiveerde kaart bijna geen detailinformatie op te leveren. Het pleintje naast Hotel Vernimmen is hier gefotografeerd. De vermelding van een publicatie in de rubriek ‘Sneon en Snein’ van de Leeuwarder Courant zou kunnen duiden op een foto van een aan die krant verbonden journalist. Die rubriek heeft inmiddels zestig jaar het hart gevormd van de weekendkrant sinds het op 24 oktober 1953 voor het eerst als zodanig is gepresenteerd. Misschien is dat de reden, dat de steekwoordenmaker van Oudheidkamer of Museum achter op de foto schrijft: “doorreed bij Hotel Groen aan de Dracht jaren ’50”. Die constatering wordt echter volledig onderuit gehaald door het kentekennummer van de linkse auto - is dit niet een Citroën Dyane ? - op het pleintje: 52-87-TD. Dit kenteken wordt immers pas uitgegeven in de periode van 1965 tot 1973, althans volgens de informatie van het internetadres: https://www.rdw.nl/Particulier/Paginas/Uitleg-over-de-cijfers-en-letters-op-de-kentekenplaat.aspx.
Met de afbeelding in de hand proberen we ons voor te stellen wat er over te schrijven zou zijn als onderschrift bij de rubriek ‘Sneon en Snein’. Misschien kan daarin voorkomen het woordje ‘hotel’ of ‘Groen’ of ‘Vernimmen’ of ‘Van Ooijen’ of ‘doorreed’ of ‘meubel’ of ‘kledinghuis’ of ‘Sienema’ ? Helaas levert het met al deze zoektermen geen enkele foto op, zodat we moeten concluderen dat de pagina’s van de regio Zuid-Oost Friesland (met daarin berichtgeving over Heerenveen) niet zijn terug te vinden in de gescande exemplaren bij www.delpher.nl of bij http://www.dekrantvantoen.nl/index.do . Jammer !
Laten we ons dus maar tot het beeld en de geschiedenis daarvan bepalen.
Bekijken we dit stukje Heerenveen op de kadastrale minuutkaart van 1832 dan zien we dat de plattegrond van dit gebouw ‘Het Heerenlogement’ voor wat betreft het gedeelte aan de Dracht praktisch helemaal losstaat van het haaks daarop staande koetshuis en stallencomplex. Het op deze foto opgetrokken muurdeel, welke door de stompe hoek (vanaf de afvoerpijp langs de gevel tot het stallencomplex met de dubbele boogdeuren) het cafégedeelte verbindt met de stallen, is te danken aan een verbouwing.
De eigenaren sinds 1748 - ‘de Volmachten van Schoter-en Slijkenburgerzijl’ - gaan met hun tijd mee. In het laatst van 1838 vindt de eerste grote verbouwing na de invoering van het kadaster plaats en wordt het bestaande gebouw naar het oosten flink uitgebreid tot aan de bijgebouwen van het in 1836 afgebroken Scheltingahuis. De firma Boorsma en Stoett mogen voor 4800 gulden investeren. Het kadastrale nummer A-196 wordt dan vervangen door het nieuwe kadastrale nummer A-845. Mogelijk dat toen ook de open ruimte tussen ‘huis’ en ‘stallen’ is tot stand gekomen. Deze wijziging loopt praktisch gelijk op met het postmeesterschap van de exploitant en logementhouder Johan Heinrich Barlage. Dat houdt dus in dat hij de exploitatie van de postkoets van Zwolle op Leeuwarden heeft en daarvoor paarden en knechten moet kunnen leveren. In de Leeuwarder Courant van 3 mei 1833 laat de Hollandsche Postwagen Ondernemingen “Concordia” namelijk weten, dat J.H. Barlage te Heerenveen voor hen kantoor houdt. Talloze keren per week komen de diligences met hun vracht langs. Van Zwolle naar Leeuwarden op Maandag, Woensdag, Donderdag en Zaterdag,’s morgens om 10 uur vertrek en tegen de avond aankomst.
Van Leeuwarden naar Zwolle wordt op Zondag, Dingsdag, Donderdag en Vrijdag gereden, vertrek ‘s morgens om 8 uur om aan het eind van de middag tegen 6 uur in Zwolle te kunnen zijn voor de aansluiting naar Deventer of Zutphen.
De stallen krijgen dus een zware functie als wisselplaats voor verse paarden.
Vanaf februari 1864 is er door de ijsvereniging “Thialf” een commissie in het leven geroepen, die de mogelijkheden moet onderzoeken om tot een grote feestzaal in Heerenveen te komen. De directeuren-regenten proberen niet alleen zelf met plannen te komen, maar zorgen er ook voor dat de exploitanten van de grote café’s, herbergen en logementen geanimeerd worden om met plannen daarvoor te komen. Eind 1865 blijkt een eigen plan van de regenten om op het Gemeenteplein een zaal te bouwen niet haalbaar, maar vermoedelijk is dat wel de katalysator geweest voor het voormalige ‘Schoter-en Slijkenburgerzijl’ om tot de bouw van een grote zaal hij het Heerenlogement te geraken. Een begroot bedrag van 12.000 gulden is in dit verband een goede indicatie voor een forse uitbreiding van de mogelijkheden. In het kadastrale dienstjaar 1869 vinden we daarvan de uitwerking in het kadaster. Een verhoging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.654,00 naar fl.700,- is daarmee wel in overeenstemming.
De Leeuwarder Courant van 16 april 1878 vergroot de mogelijkheden van de exploitant Hendrik Johannes Jorissen - die zijn moeder Gijsbertha Blomberg (weduwe sinds 12 december 1864 van de in 1855 uit Enkhuizen overgekomen Wouter Jorissen) is opgevolgd in mei 1871. De aanbesteding van het maken van een verdieping op het gebouw - naar tekeningen van de Leeuwarder architect J. Douma - wordt gecoördineerd door de heer Anne Meinesz te Oudeschoot, oud-burgemeester van Schoterland, in zijn qualiteit als administrateur van de voormalige Schoter-of Slijkenburgerzijl. Na deze verbouwing zorgt de immer op belastinginkomsten draaiende schatkist, dat de ‘gebouwde waarde’ van het pand na een aantal jaren ‘vrijdom van belasting’ wordt gebracht op 1300 gulden. Die lasten drukken op de eigenaar en het zal mede reden zijn geweest voor het ‘zijl’ om tot verkoop te besluiten. Op 8 december 1893 staat er een zeer uitgebreide beschrijving in de Leeuwarder Courant , waarbij we enig zicht krijgen op waar de verschillende ruimten zich bevinden in het gebouw en de aanbouwen. Het Hotel heeft gelijkvloers de gelagkamer, een kantoor met kelder, de eetzaal, de ontvangkamer met kelder, de woonkamer, de keuken enz. Op de eerste étage bevinden zich 10 logeerkamers en op de tweede étage 14 logeerkamers en de groote Zaal. Notaris Rinze Barends biedt het te koop in vier percelen. Logement, stallen, koetshuis en groote Zaal vormen samen één kavel. De koffiekamer en gedeelte van de paardenstal aan het Marktplein de tweede. Het erf met een hooischuur (op afbraak te verkoopen) vormt de derde, en tenslotte een bergplaats met erf aan het Marktplein is het vierde perceel.
Op 27 december 1893 blijken de broers Pieter Adams Korf, wethouder en vervener, en Klaas Adams Korf, grossier, beide te Nijehaske voor fl.14.100,- eigenaren te zijn geworden. In een van de over deze transactie geschreven artikelen wordt vermeld, dat Klaas zich als eigenaar laat uitkopen door zijn broer Pieter. Deze probeert via het Nieuw Advertentieblad van uitgever Hepkema van 6 januari 1894 het logement met stalhouderij uit de hand te verhuren. Die eerste poging loopt op niets uit en op 17 maart wordt een tweede poging gedaan, niet alleen in de omgeving van Heerenveen, maar ook via het Nieuws van den Dag: kleine courant, zelfs al in de aflevering van 10 maart 1894. De condities voor het huren (vijf jaar) liggen ter inzage te Amsterdam in de Warmoesstraat in het Hotel “ ‘t Wapen van Friesland”. Per 12 mei kan het worden aanvaard. Inmiddels is Hendrik Johannes Jorissen zover, dat hij zijn bedrijf volledig overbrengt naar de Oude Koemarkt naar het ‘Slotsje’.
Gaat het Pieter Adams Korf lukken een huurder te vinden ? Pas op 5 mei 1894 wordt duidelijk, dat het Heeren-Logement en Uitspanning op 12 mei wordt voortgezet door J. ter Heege. Hij heeft zich als Amsterdammer in Heerenveen gevestigd, neemt een drietal verwanten mee uit Amsterdam, maar heeft het na drie jaar in Heerenveen wel bekeken. In mei lopen zijn drie huurjaren af en kennelijk heeft hij de heer Korf laten weten niet te willen verlengen, want op 8 februari 1897 staat het ‘Heerenlogement & Uitspanning’ te huur in Het Nieuws van den Dag. De laatste geruchtmakende gebeurtenis in het Heerenveense, dat waarvoor Ter Heege adverteert en faciliteert blijkt het “Grand Théâtre Edison”. De befaamde Chr. Slieker laat Heerenveen in de grote zaal gedurende drie dagen (16, 17 en 18 januari 1897) én door meerdere voorstellingen kennismaken met de kinématograaf: het grote succes van de 19e eeuw. Ter Heege draagt na 3 jaar op 12 mei 1897 de sleutel over aan Meine Hijlkes Groen, kastelein uit Hemrik. Deze begint zeer voortvarend met o.a. de exploitatie van de koffiekamer aan het marktplein (Gemeenteplein) te aktiveren. Hij wordt daarin gedwarsboomd door de gemeente Schoterland, die hem een vergunning weigert voor het tappen van ‘sterke drank in het klein’ in de tapkamer aan de koemarkt. Tijdens de marktdagen - als de vaste huurder (het Heilsleger) er geen gebruik van maakt - wil Groen de oude regel weer invoeren. Hij is evenwel zo zeker van zijn zaak, dat hij van die weigering in hoger beroep gaat bij de Gedeputeerde Staten. Die geven hem gelijk en vernietigen het besluit van B. en W. van Schoterland.
Meine Groen overlijdt op 61 jarige leeftijd op 22 december 1905; zijn weduwe Hinke Kuipers zet met hulp van zoon Fokke Sietze Groen de zaak voort. Wanneer zij in oktober 1913 eveneens overlijdt, wordt laatstgenoemde zelf de baas van het hotel. En het moet gezegd: het geslacht Jorissen doet het goed (van 1855 tot 1893), maar het geslacht Groen doet het beter en langer (van 1896 tot 1947). De doorgewinterde Bernard Louis Vernimmen, die tot dan de exploitatie heeft gehad van het stationskoffiehuis aan het Stationsplein, koopt het pand bij de Hoofdbrug. Met 35 bedden in 24 kamers weet hij zelfs in 1963 nog circa 5000 boekingen binnen te halen. Hij weet ook dat hij een dagje ouder wordt, net als het gebouw en hij vindt het niet meer verantwoord het volledig te gaan moderniseren. Het nieuwe fenomeen ‘motel’ heeft ook Heerenveen uitgekozen om langs de snelweg een gloednieuwe verblijfsaccomodatie te realiseren. Een luxe onderkomen voor de steeds meer eisende en reizende klanten. Op 26 september 1964 sluit het hotel op de hoek van de Dracht en op 16 december 1964 wordt het Postiljonmotel in gebruik genomen. Plannen om er een warenhuis in te vestigen van de UNIC-organisatie en een combinatie van warenhuis en hotel vinden te weinig steun, maar de firma E. van Ooyen uit Gorredijk brengt zijn handel in huishoudelijke artikelen en meubels naar Heerenveen. Schoonzoon Oege J. Offringa krijgt de leiding van het bedrijf en woont er tot 1973 ook. Wanneer het huurcontract in 1983 verloopt, vertrekt de firma van Ooijen naar Nieuweschoot in de boerderij bij de spoorwegovergang en gaat verder als een Vesta-vestiging. Het pand aan de Dracht geraakt in de versukkeling, wordt nog een tijdje gebruikt als ‘verkoopwinkel‘ van ongeregelde goederen (?). Op de woningkaart staat ‘Sienema Kledinghuis’ én ‘geen woning’. Dat is het naderende einde van het kenmerkende pand. In die periode van verval moet deze foto zijn gemaakt (zie het vervallen balkon boven de deuren van het stallencomplex).
Gelukkigerwijs woont in Oranjewoud Christiaan Hendrik de Vries, die door het verval heen in 1984 de schoonheid van het pleintje en het ‘Koetshuis bij voormalig hotel Vernimmen’ ziet en vastlegt in een ets van 19 bij 13,5 cm. Dat beeld maakt deel uit van de collectie van het Museum Willem van Haren (inv. nr. 4101) en staat afgebeeld in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’, 1992
Inmiddels worden er plannen uitgebroed door het gemeentebestuur en de middenstand voor een grootscheepse ‘uplift’ van de zgn. ‘acht-lus’ gevormd door de Dracht Zuid, Pleinweg, Sieversstraat, Minckelersstraat, Dracht Noord, van Harenspad en Gemeenteplein. Projectontwikkelaars uit Rotterdam, Amsterdam en Weert en de plaatselijke Bouwvereniging Heerenveen en Woningstichting Patrimonium lopen in en uit het “Stadskantoor” voor het ABC-complex in de Sieversstraat; het woning-en winkelcomplex Wettertoer; het woon-en winkelcomplex Bellefleur (voorheen Het Baken) en het project Hoofdbrug. Burgemeester Herman Reinders betitelt de miljoenenprojecten als de ‘klavertje-vier’ werken.
Eind 1986 is het dan zover, dat het hotelcomplex te maken krijgt met de nietsontziende slopershamers. Dat deplorabele beeld willen we U niet onthouden, want voor onze kennis van de periode van transitie van ‘vlekke’ naar ‘provincie kernplaats’ is het helaas onontbeerlijk ! Het beeld - nu deel uitmakend van de collectie van het museum Willem van Haren onder nr. 04149 (15 bij 23 cm) - heeft vermoedelijk een artikel begeleid van de Leeuwarder Courant (1987?).
2015, mei 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
Omsteeks 1913-1915
HIP-TIME MAGAZINE 121 \
Het zal U niet verrassen, dat op de achterkant van deze foto 02051 uit het fotoarchief van het Museum Heerenveen aan de Minckelersstraat als fotograaf staat vermeld de arts H.A. Veltman.
Aan het stukje noordmuur uiterst rechts op de foto ziet U dat dit onderdeel van het nog slechts twee verdiepingen hoge ‘oliepakhuis’ van de olieslagerij van Woltman is. Daaraan kunnen we zien, dat deze foto is gemaakt ná de bouw in 1907 (vergunning Aengwirden nr. 83 op Tj. A-5909 aan de Fok) en vóór de in de hoogte uitgebreide versie met de ‘schijntoren’ van de vergunning van 12 juli 1915 (Aengwirden nr. 394). Het is een absoluut raadsel, waarom op diezelfde achterkant van de foto het jaartal 1930 voorkomt. Immers, de toren van de Fokkerk is er al wel. Daarvan weten we dat het is gebouwd in 1909. De toestemming voor vergunning nr. 146 is afgegeven aan de Kerkvoogden van de Hervormde Gemeente voor de bouw van die toren op kadastraal nummer Tjalleberd A-5912. Bouwmeester C.J. Wierda ontwerpt een 22.50 meter hoge toren. Dit alles combinerend houdt in dat de periode 1910-1915 is voorbestemd voor deze knappe foto, die ongetwijfeld is ‘geschoten’ door arts Hubert Adriaan Veltman vanaf zijn balcon op de hoek van de Stationsstraat en de Heerenwal. Er is nog wel een kleine beperking te geven op die periode, want de voorganger van dr. H.A. Veltman de befaamde röntgenoloog en lupusdeskundige dr. Gabriël Schouwen vertrekt in 1910 naar Leeuwarden en overlijdt in 1913. Veltman vestigt zich pas in 1913 in dit huis op de hoek van de Stationsstraat. Dat zou de periode voor het maken van de foto zelfs nog kunnen beperken tot een tijdsspanne van 1913-1915. Raadselachtig is het dat deze foto geen deel uitmaakt van de collectie Veltman van het Frysk Fotoarchief. Om een volledig beeld van de toren te kunnen laten zien voegen we een afdruk van de originele tekening uit het bouwvergunningendossier van Aengwirden toe zoals de architect C.J. Wierda het vooraanzicht voor ogen heeft gehad.
Het op de foto kenmerkende ‘witte pakhuis’ is al van oudere datum. Deze komt tot stand in het jaar 1868 en in het kadastrale dienstjaar 1905 wordt daar dan de ‘stal’ als bijbouw aan toegevoegd. In 1910 wordt er opnieuw herschikt op het terrein van het familiehuis van de Woltman’s, met als gevolg, dat de stal wordt afgebroken en opnieuw meer westelijk en dichter naar de Fok wordt opgebouwd tot ‘koetshuis’ met stallingsfaciliteiten voor de familie. U ziet daarvan de iets teruggeplaatste toegangsdeur tussen de kerk en het witte pakhuis.
De Kerk aan de Fok te Heerenveen heeft er 120 jaar over gedaan om het huidige uiterlijk te krijgen. De ingebruikneming was in 1867, maar de toren verscheen pas rond 1910. En de luifel in 1953. De aanbouw achter de kerk is van nog latere datum. En we weten dat de haan op de toren fl. 150,- gekost heeft. De klok wordt geluid vanaf een moeilijk bereikbare zolder, tot de koster op het idee komt een gat in de zoldervloer te zagen en het klokkentouw te verlengen.
Vervolgens zien we tussen de kerk en het pakhuis de pastorie. Een twee verdiepingen hoog Heerenhuis met zolderverdieping, voorzien van een dakkapel en zo te zien vier schoorstenen. Deze is gebouwd tegelijk met de kerk rond 1867 met als eerste bewoner de Nederlands Hervormde predikant Pompejus Johan Diederik van Slooten.
Bij de start van de bouw woont de olieslager Dirk Woltman op nr. 15, het pakhuis nr. 16, de kerk nr. 17, de kosteres Martje Tammes Keimpema-Heida nr. 18, en dominee P.J.D van Slooten nr. 19
In de periode, waarin onze foto is gemaakt is de huisnummering al wat geëvolueerd, want er is inmiddels flink bijgebouwd aan de Fok en dan met name aan het noordelijke deel daarvan. Tot 1910 heeft het heerenhuis links (van de weduwe D. Woltman) het huisnummer 27; het pakhuis met koetshuis nr. 28; de kerk nr. 29, de kosterij achterzijde nr. 30 (Jarings) ; de pastorie nr. 31 (nog steeds ds. van Slooten) en het grote oliepakhuis nr. 32. Verder reikt het bevolkingsregister van Aengwirden 1890-1920 ook nog aan, dat in 1910 voor Catharina Amalia Sievers, wed. sinds 1908 van Dirk Woltman het nieuwe nummer 50 geldt (was 27), voor Tjeerd Jarings Jarings in de kosterswoning nr. 53 (was 30); voor de pastorie sinds 18 november 1912 met ds. Winkel nr. 54 (was 31). De tussenliggende nummers zijn wel uitgereikt maar niet verantwoord in het bevolkingsregister. Ook het vergrote pakhuis heeft wel een nummer, maar daar woont immers niemand.
De foto reikt ons ook nog een bijzonder detail aan, namelijk de los-en laadplaats langs de oostelijke oever van de Heerensloot. Het ziet eruit of het een uur geleden is opgeleverd. Het ziet er perfect uit. De olievaten staan klaar om zo door een schip te worden opgehaald. Merkwaardig is het dat we noch in de kranten, maar ook in het Aengwirder archief geen enkele aanwijzing hebben kunnen vinden, dat het in de periode 1910-1915 is aangelegd. Het zal toch niet zo zijn, dat exploitant Dirk Woltman in zijn functie van burgemeester van Aengwirden zonder overleg met zijn raad zo’n houten beschoeide kade heeft mogen aanleggen om een los-en laadplaats te creëren ? Op latere foto’s zien we langzamerhand de kade overigens weer vervallen.
In het Nieuwsblad van Friesland van 20 oktober 1909 vinden we in de de Berichten uit Stad en Dorp’ wel een gebeurtenis van enkele dagen eerder (de 16e) beschreven. Jongens hebben de olievaten op de wal voor de fabriek van de heer Woltman op de Fok tot speelterrein uitgekozen. Een gevaarlijk speelterrein, want plotseling klinkt een schreeuw als één van de jongens met een leeg vat te water geraakt en naar de wal spartelt. Het toegesnelde publiek heeft voldoende aan een handreiking om hem op het droge te helpen. De journalist heeft er niet veel vertrouwen in, dat het niet weer zal gebeuren, hoewel het terrein er na de plons wel snel verlaten bijligt. De jongens zullen - als ze van de schrik zijn bekomen - stellig weer terug komen.
In het foto-archief van het museum Heerenveen bevindt zich nog een foto van de heer H.A. Veltman, waarin de relatie tussen de oliefabriek van Woltman met de Fok en de betekenis van de scheepvaart voor dit bedrijf van essentieel belang blijken. In dit geval is dat fotonummer 06604 met als ontstaansjaar 1930. Ten opzichte van onze hoofdfoto ligt het accent nu op het in 1915 vergrote pakhuis met die bijzondere schijntoren en de eigenlijke fabriek met tevens het kantoorgebouw, die tot het complex behoren. Het schip ligt praktisch met z’n neus tegen de noordelijke reling van de oude stationsbrug. Door middel van een zuig-of pers-leiding is het pakhuis verbonden met het scheepsruim. Kenners zullen ongetwijfeld kunnen vertellen, wat er precies gebeurt. Ons valt meteen op dat op de opslagplaats aan de Fok ook nu talloze olievaten staan opgesteld voor vervoer. Dick Bunskoeke heeft deze foto in de Koerier van 30 maart 1988 al eens uitgebreid besproken in zijn rubriek ‘Ut it Feanster Printeboek’. Wat op beide foto’s tevens opvalt brengt ons wel een beetje in verwarring, want op beide afbeeldingen is een paal te zien met de essentiële materialen van de telefonie: de witte keramische telefoonpaalisolatoren.
Op de ‘streetview’-prentbriefkaart van de 2e Fok hebben we twee palen aan de oostkant van de weg aangegeven met een rood streepje met hetzelfde model isolatoren. Ten opzichte van de oliefabriek zijn we iets verder naar het noorden en dat is te zien aan het meest rechtse huis. Het is het woonadres vanaf 1 augustus 1919 voor Richtje Hoekstra weduwe Jacob Hepkema. Het huis heeft dan het huisnummer Fok 47 en staat op de hoek van de Fok met de Hepkemastraat. Echtgenoot Jacob is op 13 juli 1919 overleden te Leeuwarden. Vorige bewoner is geweest Fokke de Vries, leraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool, die er vanaf 28 januari 1903 heeft gewoond en op 12 april 1919 is vertrokken. Hij is dan vanaf 1917 overigens al districtsschoolopziener. (L.C.) In 1920 is hij verhuist naar de Heideburen no. 99. Op 28 januari 1921 overlijdt zijn vrouw Adriana Verheij in het Academische Ziekenhuis te Groningen. In november 1924 gaan vader Fokke en dochter Jacoba Antje, vergezeld van de huishoudster mevrouw Prikken, samen naar Assen, waar hij opnieuw inspecteur L.O. is. Zelf overlijdt Fokke de Vries op 4 juni 1937 te Hilversum op 76 jarige leeftijd. (L.C.) Hij wordt op een zaterdag begraven in Terband.
De eerste eigenaar van het pand ‘Hepkema’ is geweest Harmen Kornelis Otter. Hij koopt in 1888 een wagenhuis met erf en bouwt daarop direct een huis. Wanneer hij op 11 april 1908 komt te overlijden, zorgt de notaris in 1909 voor een scheiding der goederen. Zoon Wigle Harmens Otter erft het pand Tjalleberd A-5918 en verkoopt het in het kadastrale dienstjaar 1911 aan Jacob Tjebbes Hepkema. Deze neemt de huurder Fokke de Vries over en pleegt in het dienstjaar 1915 verbouw. Spijtig is het dat we de bouwvergunning daarvoor niet in het Aengwirder archief hebben aangetroffen. Het nieuwe kadastrale nummer is vervolgens Tjalleberd A-6668. Tegenwoordig staat als huisnummer Fok 43 aan de gevel.
2015, november 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
Nog eens jaren 20
HIP-TIME MAGAZINE 10
Nieuwbouw Vleeschmarkt rond 1921
HIP-TIME MAGAZINE 126
Nieuwbouw Vleeschmarkt rond 1921
Na een intensieve zoektocht in het fotoarchief van het Museum Heerenveen kunnen we U ook zo’n prachtig portret van de kruidenierswinkel van de N.V. J. Zijlstra Hzn laten zien. Iets minder fraai als die zijn voorganger Boersma ons heeft overgeleverd. De tand des tijds heeft - ondanks een poging tot enige verfraaiing - zijn sporen nagelaten. Deze foto stamt uit de periode kort na de bouw in 1920. Jammer genoeg is van dit staande model ‘portret’ van 16 bij 11 cm geen fotograaf bekend (archiefnummer 03388), althans de documentatie van de achterzijde reikt ons die niet aan. Mogelijk dat de winkelketen zelf daarvoor verantwoordelijk is geweest. Het huisnummer 43 op de linker deur heeft er opgestaan tot 1930, aangezien er in 1930 is vernummerd. De westkant krijgt dan volgens het adresboek van 1934 de oneven nummers Vleesmarkt 1, 3, 5, 7 en 9. De oostkant Vleesmarkt 2 (Palma), 4 (winkel Zijlstra), 6 (bovenwoning S. van der Werf, filiaalhouder Zijlstra), 8 (J. Sevensma) en 10 (Otto de Wrede, kapper, vanaf november 1931, voorheen V.E. de Vries,). Op de rechterdeur is het bouwjaar ‘1920’ duidelijk te onderscheiden.
De architectuur van deze nieuwbouw naar een bouwtekening van de Amsterdamse architect Jan Kuiler Mzn. wijkt op een aantal essentiële punten behoorlijk af van het afgebroken pand. De voorgevel van kleurige handvormsteen (klinker van 22 cm dik) zijn o.a. verwerkt in de brede pilasters aan weerszijden van de voorgevel, welke doorlopen tot aan de schuinte van het dak en de verkorte en smallere versie daarvan tussen de ramen van de eerste verdieping. Beiden zijn als het ware gekroond in een afwijkende steensoort of tegelornament. Ook is er behoorlijk avontuurlijk omgesprongen met de metseltechnieken, ondermeer in de top van de puntgevel boven de dicht opelkaar staande ramen. Een tikje overdreven en overdadig geornamenteerd, zo niet protserig, komt de firmanaam over de gehele breedte van de winkelpui over. In een latere fase van haar bestaan is die balk vervangen door een gestileerde letter ‘Z’. Bouwmeester is de aannemersfirma R. Post en Zn., die bij onderhandsche aanbesteding het amoveren en weer opbouwen van het woon-en winkelhuis opgedragen hebben gekregen door de N.V. Handelsvereniging J. Zijlstra Hzn. te Amsterdam (sinds 1911). Soms komen we ook de term ‘Handelsonderneming tegen.
De bouwvergunning (nr. 960), die daaraan ten grondslag ligt, is aangevraagd voor het kadastrale perceel Heerenveen, sectie A-20 als ‘verbouwing woning’ op 4 oktober 1919 en vergund door B. en W. van Schoterland op 19 oktober daaraanvolgend.
Feite de Haan, die al een flinke staat van dienst bij D. Boersma’s winkels heeft doorgemaakt, regelt de verkoop van de inventaris van de winkel aan de Vleesmarkt. Zijn carrière krijgt een naadloos vervolg door de overname beschreven in de volgende advertentie van 6 januari 1920:
“Hiermede deelt ondergetekende mede dat de Kruidenierszaken te Heerenveen (Vleeschmarkt 43 en Dracht 360) vanaf 12 januari aan de heer J. Zijlstra Hzn zullen overgaan. Dankend voor het genoten vertrouwen. D. Boersma.”
“Naar aanleiding van bovenstaande advertentie beveelt ondergeteekende zich beleefd aan voor het leveren van prima Kruidenierswaren. Wegens verbouwing van perceel Vleeschmarkt 43 zal de zaak tijdelijk overgebracht worden naar Dracht 411. Opening van deze zaak Maandag 12 Januari. J. Zijlstra Hzn.”
Deze advertentie wekt overtuigend de indruk, dat Feite de Haan in dienst is getreden van J. Zijlstra Hzn. Hij zal zelf ook enige tijd in verband met de verbouwing elders ebben gewoond dan zijn vaste woonadres op Vleesmarkt 43, zoals in de Personele Omslagen staat. Het adresboek 1922 laat hem terugkeren op Vleeschmarkt 43 (als boekhouder), en in die van 1927 (in dat jaar overlijdt zijn vrouw), 1928 en 1934 neemt hij als ‘controleur van Zijlstra’s winkels’alle honneurs waar voor die organisatie. De Haan vertrekt op 22 sept. 1931 naar Nijehaske en komt in mei 1934 aan de Lindelaan nr. 13. Hij heeft op de Vleeschmarkt plaats moeten maken voor Stoffel van der Werf (geb. 1904), die eerst in Joure nu de baan van filiaalhouder in Heerenveen gaat vervullen. Deze staat vermeld in 1934, 1936 en 1938 als bewoner van de bovenwoning Vleesmarkt 6 en de gezinskaart laat ons weten, dat het echtpaar van der Werf en hun twee kinderen er op de dag van de Haan’s vertrek bezit nemen van de bovenwoning van Zijlstra’s winkel. Het afscheid van de Boersma-winkels is dus ook een afscheid van het pand Dracht nr. 360 (tot 1920) en (vanaf 1920) nr. 370. Boersma heeft dat perceel A-2453 (huis, schuur, erf, 1.90 are) gekocht in het dienstjaar 1910 van Hendrik Lenos Hendriksz., koopman-winkelier, die er ongeveer 30 jaar zijn affaire heeft gehad. Boersma verkoopt het nu in 1920 aan Johannes Egbertus Bronswijk, Dracht 370, letterzetter of typograaf, wat wordt bevestigd door het adresboek 1922. Bronswijk heeft er later - na enige uitbreiding - een manufacturenhandel in gevestigd.
De tijdelijke winkel op de Dracht 411 duurt zo lang als R. Post bezig is met de grote verbouwing van de winkel aan de Vleeschmarkt. Vóór januari is het nog Dracht 396 en al enkele jaren in eigen gebruik voor een bescheiden ‘Handel in Banket, Chocolade en Suikerwerken, Wijnen, Likeuren, Boter, Kaas, Eieren. Smilde’s Rundvet, enz.” door Berend Nijenhuis. Voor de rest van het inkomen verhuurt hij ook een gemeubileerde zit-en slaapkamer van de bovenwoning, b.v. in 1916 aan Geesje Langeraap, in 1917 en 1918 aan Elske de Jonge, in 1919-1921 aan Rinze Fokkema en tenslotte in 1922 aan Uilkje Sijbesma, lerares aan de landbouwhuishoudschool. Zelfs de directeur van de Boazbank Leendert Brouwer heeft er ruim vier jaar ingeschreven gestaan (dec. 1923 tot febr. 1928).
Ruim 9 maanden duurt de verbouwing van de nieuwe winkel van J. Zijlstra Hzn. De opening van ‘onzen modernen Kruidenierswinkel’ is op Maandag 13 september 1920. Uiteraard gaat ook dat gepaard met een cadeau voor de klanten, die bij aankoop van twee gulden kruidenierswaren (met uitzondering van suiker) een heerlijke koek krijgen.
De keten Zijlstra maakt handig gebruik van de modernste advertentietechnieken, waarvan illustraties en suggestieve teksten bijna een standaardonderdeel zijn geworden. Een doorslaand succes zal de spaarzegelactie voor het fraaie Engelsche ontbijtservies zijn geweest.
Vanuit de hoofdvestiging van J. Zijlstra Hzn. aan de Heerengracht 72 in Amsterdam wordt in de Leeuwarder Courant van 18 september 1920 een wervingsactie door de N.V gelanceerd in Friesland met het oogmerk depots voor koloniale waren te vestigen. Kruideniers, die hun bestaande winkel willen omzetten, maar ook nieuwbeginnende kunnen zich vertrouwelijk tot het hoofdkantoor wenden. Inmiddels zijn er al in filialen in Friesland in Bergum, Bolsward, Dokkum, Drachten, Franeker, Harlingen, Heerenveen, Joure en Sneek. In de decembermaand wordt zelfs bezorgd zonder prijsverhoging. Nieuw zijn de fijne Zijlstra-repen voor 7 cent, maar ook luxe potten gember voor fl.1,- worden als zodanig gepresenteerd. In mei 1921 trekt een aardige illustratie de aandacht met de slogan ‘Kippen houden is voordeelig’ als U de resultaten ziet in de vorm van eieren en uiteraard bij gebruik van de voerproducten van Zijlstra in een gevarieerd assortiment.
Minstens zo indrukwekkend is de kreet “Goed en niet duur”. Het wordt zelfs geclaimd als ‘Onze “wapenspreuk” !’
Maar ook de reclametekening met de uitroep ‘Ja ! ... Beslist ! ‘ kan er mee door... en natuurlijk steeds de naam “ZIJLSTRA” prominent in beeld. Zelfs het belerende vingertje en de indringende blik wordt gebruikt om onder de aandacht te brengen, dat “DE KWALITEIT. Dáár komt ‘t op aan !” Om de klant te overtuigen wordt deze op 22 maart 1929 uitgedaagd 1 gratis pak Fransche vermicelli OF 1 pak macaroni van 20 cent bij elke fl.1,- gemengde boodschappen te vragen.
Niet alleen draait de hele winkel op de verkoop van producten. Ook maatschappelijk speelt de zaak zo nu en dan een rol, zoals bijvoorbeeld bij een Landdag van het Volksonderwijs op 27 juli 1930 te Sneek. Kaarten voor de tram zijn door het afdelingbestuur van Heerenveen ter beschikking gesteld en kunnen worden afgehaald o.a. in Zijlstra’s winkel. In een advertentie van 8 mei 1931 wordt duidelijk gemaakt, dat er inmiddels landelijk gezien reeds 75 kruidenierswinkels actief zijn
De ZIJLSTRA SPAARZEGEL spat in elke advertentie van de pagina af.
Terzijde melden wij U even, dat de collegiale Berend Nijenhuis op 24 maart 1933 zijn flinke Comestibleszaak annex Kruidenierswaren te koop heeft gezet. Hij geeft ons even een kijkje in de aantrekkelijkheden voor overname en somt dan op: een ruime winkel, modern ingericht, voorzien van een Nat. Kasregister met optel-systeem, een Vleesch-snijmachine en twee Snelwegers. We wisten het al dat hij kamerverhuur heeft gehad en nu bevestigt hij dat het huis desgewenst ‘mandeelig’ bewoond kan worden. We kunnen nu ook de link naar het huidige nummer leggen en dan moeten we koersen op Dracht 36. Google verwijst ons dan naar Yok Yok-damesmode, maar ook wordt genoemd CeX, die op 7 april 2015 een zaak opent op Dracht 36 in Heerenveen! Het assortiment is gericht op geeks, filmfanatici en gamers met gaming, telefoons, electronica, film & tv, computers en beeld & geluid. En als derde gebruiker voor Dracht 36 wordt opgevoerd ‘The Long Island Company’. (whatever!)
De oorlog werpt zijn schaduwen al vroeg vooruit. In de jaren dertig neemt het aantal grote aanbiedingsadvertenties snel af. Dat zal te maken hebben gehad met de crisisjaren. In de jaren 1937 tot en met 1939 legt de exploitant - de familie van der Werf - alleen aan het eind van het jaar de standaardwens voor het nieuwe jaar de link nog te leggen met de zin: “Fam. van der Werf, Heerenveen. Zijlstra-winkel”. Vervolgens heerst er stilte in het Nieuwsblad van Friesland vanaf 1941 tot 1945. Pas 15 augustus 1945 pakt Van der Werf de draad weer op met een oproep: “Zijlstra vr. een Leerling-Winkeljuffrouw en Bediende om in het vak te worden opgeleid. Vleeschmarkt 4, Heerenveen”. Heeft van der Werf plannen voor een nieuwe carrière gemaakt ? Je zou het bijna gaan denken, want op 1 augustus 1946 laat de Heerenveensche Koerier ons weten: “Ondergetekende dankt bij deze voor het vele vertrouwen als Chef bij J. Zijlstra Hzn N.V. ondervonden en hoopt in de toekomst dit vertrouwen te mogen houden als Vertegenwoordiger der Verzekerings Mij. Utrecht en Holland. Het adres blijft voorlopig Vleesmarkt 6. 1 augustus 1946. S. van der Werf.”
De adresboeken van 1949 tot en met 1966 bevestigen onontkoombaar, dat Stoffel van der Werf de zaak van Sytske Jonkers heeft overgenomen of als bedrijfsleider runt. In 1949 zijn ze inmiddels wel verhuisd naar de overkant naar Vleesmarkt 3. Daar is al heel lang mej. c.q. mevr. S. Jonkers - die op 30 september 1937 is gescheiden van Berend Noppert en de winkel samen met hem vanaf november 1926 heeft geëxploiteerd - gevestigd met een sigarenmagazijn en chocolaterie. Het is duidelijk dat Stoffel van der Werf opnieuw een switch heeft gemaakt in zijn leven. Het beroep ‘winkelier’ wordt nu ingevuld met tabaksartikelen en chocolateriepecialiteiten. In ieder geval doet hij dat in de eerste jaren (in 1956 vinden we daarvan een voorbeeld) onder de naam ‘Firma S. Jonkers’. In 1962 vinden we een advertentie in de Friese Koerier van 7 maart dat de winkel wegens familieomstandigheden a.s. donderdag is gesloten: ‘S. van der Werf v/h S. Jonkers, Vleesmarkt 3, Heerenveen’. Overigens is hij volgens het kadaster in 1961 toch nog eigenaar geworden, want Sietske Jonkers verkoopt huis en erf in het kadastrale dienstjaar aan de nieuwe eigenaar Stoffel van der Werf. Deze verkoopt het in het dienstjaar 1969 aan de wijnhandelaar Lambertus Bouwhuis.
Op eerste kerstdag verwisselt Sietske Jonkers op 90 jarige leeftijd haar tijdelijke leven met het eeuwige en wordt drie dagen later begraven bij de kerk van Terband. De laatste jaren heeft ze gewoond aan de Jan Mankeslaan nr. 15.
2016, februari 28 - wibbo westerdijk - hip-backup