Cat. Foto's met een verhaal
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 53
Francijntje de Boersingel 1966
Deze opname - in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren 01490 - is gedateerd op het jaartal 1960. Dat kan niet kloppen, want als we de luchtfotomap “Oud Heerenveen vanuit de lucht” erbij pakken en opname nr. 62861 van Aerocarta uit 1963 bekijken is er vanaf het Kempenaersplein tot aan de Van Dapperenstraat alléén nog maar sprake van het tracé van de straat evenwijdig aan de Kempenaerssingel.
Met de totstandkoming van de weg door de tunnel naar de Greiden en de bouw van de Kempenaerstate aan de zuidkant daarvan wordt het voor de verkeersveiligheid wijs geacht de Kempenaerssingel nog slechts voor wandelaars en fietsers een aansluiting te geven op de Koornbeursweg. Autoverkeer dient de kleine rotonde te kiezen vanuit de Sieger van der Laanstraat. Aan de andere kant van de voormalige Kempenaerswijk wordt volgens het Straatnamenboek - te beginnen bij de Van Dapperenstraat tot aan het Kempenaersplein - in 1958 aangelegd de ‘Francijntje de Boersingel’.
Het formaat van deze foto is 12 bij 18 cm. Aan de begroeiing is te zien dat er sprake is van ‘jong groen’ aan de oever van de voormalige Kempenaerswijk. Opdrachtgever voor de bouw van deze 32 galerijwoningen is de Bouwvereniging Heerenveen, die daarvoor het bureau van architect Romke de Vries inschakelt. Daarmee is al enige ervaring opgedaan voor een eerder project van deze architect op een terrein tussen de Kempenaerssingel en de spoorbaan uit 1955.
Opnieuw vinden we in de gegevens een enorme tegenstrijdigheid, wanneer we op het gemeentearchief naar de Bouwvergunning van dit project van de Woningbouwvereniging “Heerenveen” vragen. Uit het dossiernummer 148-63 (staat voor dossier 148 uit 1963) lezen we dat er sprake is van de bouw van 47 woningen op het kadastrale perceel A-4098 (deels). Deze worden gerealiseerd aan de Van Dapperenstraat 1 tot en met 7; aan de Surinamesingel 7 tot en met 23 en aan de Fr. de Boersingel 1 tot en met 20. Als gemachtigde wordt genoemd Architectenbureau Groenewoud en Sipma en de vergunning is gedateerd op 29 april 1963. Dat zou kunnen worden opgevat als ‘handelende voor de eerder genoemde Romke de Vries’, hoewel die relatie in dit dossier helemaal niet wordt genoemd. Kennelijk is er toch wat bijzonders met het project aan de hand, want op 19 juli 1963 schrijft de Directeur Gemeentewerken aan B. en W. van Heerenveen dat het onderhavige bouwplan in strijd is met het ‘vigerende plan van uitbreiding’ in onderdelen - gedeelte ten zuiden van de Kempenaerswijk op basis van de woningwet art. 6 lid 2 sub a - geweigerd zou moeten worden. Maar ....er is een herzieningsvoorstel in voorbereiding, die al ter inzage heeft gelegen. Die is inmiddels bij Raadsbesluit van 22 april 1963 vastgesteld. Het wachten is nu op goedkeuring van Ged. Staten. Directeur Gemeentewerken zou het niet onverstandig vinden om een verzoek in te dienen bij G.S. op grond van art. 20 van de wederopbouwwet om vergunning te krijgen. Omdat de gemeente van alle omliggende percelen ook eigenaar is zal een verklaring van geen bezwaar niet nodig zijn. Het bouwplan voldoet aan de ontwerp-bebouwingsvoorschriften. In de marge staat nog, dat op 31 juli vanuit de provincie wordt meegedeeld dat op 6 of 13 juli het plan wordt behandeld in G.S. met een goede prognose voor goedkeuring. Op de uiteindelijke bouwtekening van het ontwerp staat een datumstempel van B. en W. van 9 september 1963.
Bij het raadplegen van de woningkaarten van de verschillende huisnummers van de Francijntje de Boersingel komen we vervolgens tot de ontdekking, dat de bouw toch wel erg lang heeft geduurd. De eerste bewoners trekken er in februari 1965 in en de laatsten krijgen de sleutel pas in mei 1965. Dit heeft tot gevolg dat pas in het Adresboek van 1966 voor het eerst de namen van de bewoners zijn te vinden. Er zijn daarvoor 20 huisnummers uitgereikt overeenkomstig de planning. Een steekproefje van 7 beroepsbeoefenaren geeft ongeveer aan tot welke welstandsklasse de bewoners mogen worden gerekend: administrateur, kantoorbediende, vertegenwoordiger, chauffeur, kantoorbediende, automonteur, gasfitter.
De raad besluit op 17 maart 1958 twee zeer bekend geworden Heerenveense vrouwen te eren met een straatnaam. Dat was niet eerder gebeurd, met uitzondering van de leden van de Koninklijke familie. Naast de filantropische Caroline Anna Agatha Albertina Baronesse de Vos van Steenwijk, grondlegster en beheerster van Heerenveens eerste particuliere ziekenhuisje aan de Verlengde Dracht, wordt ook Francijntje de Boer, de huishoudster van de heer Siebe Tuymelaar en opvoedster van diens kinderen, met de twee in elkaars verlengde liggende straatgedeelten aan de westkant van de Kempenaerssingel, eer bewezen. De laatstgenoemde niet zozeer om haar huishoudelijke vaardigheden, maar omdat zij bekendheid heeft gekregen door haar poëtische pennevruchten. Deze hebben landelijke bekendheid gekregen door hun eenvoudige, braaf en sentimenteel-religieuse strekking. Zij is dan ook bekend geworden als ‘dienstmaagd-dichteres’.

‘Fransina’ is geboren in Harlingen op 18 oktober 1784 als dochter van Martin de Boer, muziekmeester en schrijver van ‘s Lands Werf, en Catharina Rebecca Kramer. Als 15 jarige verlaat zij de ouderlijke woning en wordt dienstbode. In één van de doopacten staat dat vader ‘voorzanger‘ is in de grote vermaning. Alle dopen van haar broers en zusters zijn geregistreerd in het DTBL no. 344 van de Evangelisch Lutherse gemeente van Harlingen. Helaas overlijden er een aantal kinderen op jonge leeftijd. Na de dood van haar moeder (1807) en haar vader (1810) wordt het gezin ontbonden en krijgt Francijntje een betrekking bij de de heer Wybo Tuinhout, secretaris in Baarderadeel. Trouw is één van haar kenmerken, want als Tuinhout in Sneek een andere functie krijgt, gaat Francijntje mee. Hoe lang ze bij Tuinhout in dienst is geweest, is niet bekend. We weten alleen dat deze in 1819 is overleden te Workum, waar hij het laatst als vrederechter heeft gediend. Vermoedelijk heeft haar carrière een andere wending genomen, tot zij in 1828 de huishouding van Siebe Tuymelaar in Heerenveen gaat bestieren. Diens echtgenote Berber Hendriks Taconis is in Nijehaske overleden op 28 september 1827. Zij wonen dan op Heerenwal no. 1, het eerste huis na het Herenwalsterbrugje. Siebe’s kinderen zijn allemaal nog in de lagere schoolleeftijd of zelfs nog jonger: Hendrik 9, Antje 8, Jeltje 6, Cornelis 3 en Popkje nog maar een half jaar.
Wanneer de familie in 1837 naar het ‘Grote Huys’ aan het Breedpad verhuist, zijn de kinderen tien jaar ouder en merendeels opgevoed door Francijntje. Zij gaat overigens als spil van de familie mee en heeft tevens besloten zich over te laten schrijven naar de Doopsgezinde Gemeente Heerenveen (DTBL 610). Haar attestatie is afkomstig van Leeuwarden, d.d. 25 september 1837. Ook nu blijft haar trouw de leidraad in haar leven. Zij zit aan het sterfbed van Siebe Tuymelaar op 5 mei 1848 in het ‘Groote Huys’, behoudt haar kamer als diens zoon Cornelis Tjepko er gaat wonen en blaast haar laatste adem uit in dit huis met nummer 267 op 7 maart 1852. Haar eenvoud wordt nog eens benadrukt met de tekstkeuze op een klein marmeren grafsteentje op de nieuwe centrumbegraafplaats van Heerenveen met alleen haar naam: ‘Francijntje de Boer’. Dat steentje wordt sinds de ruiming in 1973 gekoesterd in het Museum Willem van Haren.
Tenslotte nog weer even terug naar de foto van haar singel, die dus pas op z’n vroegst kan zijn gemaakt in 1966.
In de verte steekt de ontwiekte en van de kap ontdane romp van Siebenga’s molen juist boven de bebouwing uit. Met de daar omheen staande panden hebben we aanzienlijk meer moeite om ze correct te duiden. Jammer genoeg laten de luchtopnamen ons daarbij grandioos in de steek.
2013, april 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 101

Foto met talloze geheimen en vraagtekens
Als wij het viertal steekwoorden achter op deze foto uit het fotoarchief van het Museum Willem van Haren blindelings voor de enige echte waarheid aannemen, komen we althans voorlopig tot de conclusie dat alleen het archiefnummer 01869 en het woord ‘brug’ correct zijn. Met de twee andere ‘Heerenveen’ en de ‘Heerensloot’ begint het meteen al hier en daar te jeuken en te schuren. De in tweede instantie door een andere fotobeschrijver toegevoegde toelichting lijkt de bovenstaande informatie te ondersteunen wanneer we lezen: “Telefoto Stationsbrug richting Schans; links de Heerenwal en rechts de Fok, jaren ’50.” Met deze toevoegingen zou - oppervlakkig geoordeeld - het ‘unheimische’ gevoel van ‘klopt dat wel’ moeten wegebben. Maar verre van dat ! Allereerst is daar al de eerste missende schakel naar waarheidsvinding: wie is de professionele fotograaf, die deze zwart-wit telefoto op het formaat van 23.8 bij 17.7 cm schenkt aan oudheidkamer of museum ? Geen enkele hint naar een maker ! Mogen we of moeten we bij deze fotografische techniek veronderstellen dat de positie van de camera en de man die het bedient in dit speciale geval zich heeft bevonden op het Breedpad ? Is het niet zo, dat bij een telefoto de ogen worden bedrogen; de scherptedieptewerking een totaal andere wordt ? Wat in werkelijkheid verweg is, lijkt zich stukken dichterbij te bevinden. Kijken we nu eens naar de ‘feiten van dit beeld’ - rekening houdend met de verdichting van de objecten en aannemend dat rechts de wal van de Fok met bomenbegroeiing zich laat zien met daaronder de langs de wal groeiend rietkraag, dan mag de conclusie toch zijn: hartje zomer ! Het brughoofd van de Stationsbrug aan de Fokzijde, welke de visuele vernauwing voor de doorvaart accentueert lijkt mogelijk. Overigens versterkt de man in licht overhemd met opgerolde of korte mouw de indruk, dat het inderdaad zomers weer is. Vraag is nu nog wel: mogen we van de fragmentarische paal - die tussen de bomen staat en waarvan de weerschijn in het donkere deel van het water weerspiegelt - aannemen, dat het zo’n hoge lantaarnpaal is ? Zo eentje als er ook aan de Heerenwalkant van het bruggenhoofd wel gedetailleerd zichtbaar is ? Klopt de datering van dit soort materiaal dan wel met de jaren vijftig ? Voor het zichtbare vaste stuk hek aan de kant van de Heerenwal lijkt de detaillering volledig overeen te stemmen met een eerder in deze rubriek geplaatste foto van de ‘Stationsbrug naar Fok en Woltmanstraat 1975’ van de HIP-Time Magazine 92. De omhooggedraaide brug, die aan de Heerenwalzijde zijn draaipunt heeft (zoals de Stationsbrug uit de eerder genoemde foto ook vertoont) gunt ons een blik op een lange rij van zomers botenvertier: motorjachten. Het suggereert een gebeurtenis met een vorm van ‘vlootschouw’. Er lijkt eveneens sprake te zijn van tamelijk een beperkt aantal hoge masten, mogelijk van een of meer skûtsjes (?). In een poging wat meer greep op zo’n gebeurtenis te krijgen proberen we via www.delpher.nl met de steekwoorden ‘vlootschouw’ en ‘parade’ berichten te genereren, die zoiets linken aan de plaatsnaam ‘Heerenveen’. Tot onze vreugde springt er een gebeurtenis, beschreven in de Leeuwarder Courant van 6 juni 1964, boven uit. Daarin wordt verhaald over de opening van de Jachthaven aan de Leeuwarderstraatweg van de Heerenveense watersportvereniging “Nannewijd”. Die zaterdag heeft het Heerenveenster skûtsje met de kampioenswimpel in top en het Heerenveens Muziekkorps aan boord de rij van gepavoiseerde schepen geopend, gadegeslagen door veel belangstellenden aan beide oevers van de Heerensloot. Wanneer we dat even tot ons door laten dringen, dan zou een optie voor de juistheid van deze foto zijn, dat de fotograaf achterop het skûtsje zijn telefoto heef geschoten van de op gepaste afstand varende botenfile. De grote aantallen belangstellenden vallen op dit deel van de zichtbare oevergedeelten overigens best mee. Bij én op de brug is daarvan het meeste te genieten. Van de beeldbepalende objecten moeten we melding maken om dichter bij onze eindconclusie te kunnen komen. Dat is het brugwachtershokje van - heel in de verte - de Schansterbrug. Deze is gebouwd aan de Fokzijde van de brug en lijkt op de foto samengesmolten met een motorboot en geeft daarmee de suggestie een stuurhut te zijn. Nauwelijks waarneembaar met een normale vergroting van het beeld zien we de brugopbouw van de ophaalbrug met de hameipoort en de balans. Links en rechts daarvan rijzen daarbovenuit hoge gevels. Die van het brugwachtershuis (met de gedenksteen in de oostelijke muur) uit 1888 toen de Provincie Friesland de brug hebben overgenomen van de Decama-Cuyck en Foeijtsveencompagnie en deze hebben vernieuwd. Rechts het dakprofiel van garage Vriesema (?) Het brugwachtershok van de Stationsbrug vertoont inderdaad dezelfde kenmerken als op andere foto’s van dat hokje. Donker in de verf - een sterke donkergroen lakverf waarschijnlijk - met een enigszins oplichtende dakplaat. Deze is in 1952 onderwerp geweest van een incident toen chauffeur Roelof van der Wal van de firma J. Jager aan de B.F.-weg er een keer met een ongelukkige manoeuvre tegenaan reed en de zaak ontzette. (G.A.Heerenveen, dossier 310-2)
Verder is een opvallend detail de achterzijde van een vrachtauto links van en boven het hokje zichtbaar met een gesloten achterkant, waarop niettemin gedeelten van tekst zijn waar te nemen. Wij zien ‘Grooth ..... (en veronderstellen: Grooth(andel)’ en daaronder ‘Heerenw.. (en vullen aan tot Heerenw(al)’. Het meest informatief zal de naam van het bedrijf zijn, waarvan een heel klein beetje bovenin is te zien. In dat geval gokken we op ‘Walma’ en doelen daarbij op de ‘groothandel in aardappelen’ van M. Walma, die de woning net voorbij het hoekhuis van de Stationsstraat met de 2e Heerenwal, dus het tweede pand: Heerenwal 74, bewoont. In de adresboeken van 1949, 1954 en 1960 staat hij daar namelijk als zodanig ingeschreven. Na heel veel foto’s te hebben bekeken - maar aanvankelijk natuurlijk de verkeerde exemplaren - wordt opnieuw een stukje twijfel weggenomen. Die eerste boom links op de foto vóór de brug met daarna minstens drie geparkeerde automobielen alvorens bij het hokje van de brugwachter te komen zorgt eerst voor opperste verwarring. Een zo’n rijk belommerde boom op die plaats op de Heerenwal ? Is dat zó geweest ? Inderdaad; het boekje over de Heerenwal ‘Bruggen en gekromde ruggen’ op bladzijde 93 levert ons daarvoor een overtuigend bewijs. Weliswaar staat de boom in het winterseizoen niet in het blad, maar het formaat is voldoende overtuigend. Nog twee andere prentbriefkaarten ondersteunen dat beeld in een eerdere periode. Ook voor de bomengroei verder op de tweede Heerenwal - zelfs al zijn het maar enkele op die resterende 1000 meter lijken door de telefoto praktisch naast elkaar te staan. Tenslotte is er nog een waardevol detail te zien vlak boven de meest links geparkeerde auto. Daar staat een persoon in een ietwat vreemde houding. Het lijkt erop, dat hij bezig is een wegafscheiding te verplaatsen. Wanneer we dat goed interpreteren is dat dus in de Stationsstraat.
Bovenstaande details van een prentbriefkaart uit de collectie Goldhoorn (in bezit van de gemeente Heerenveen) en een prentbriefkaart van het museum met de bladerloze boom (in winterse outfit), dienen ter ondersteuning van de bewijsvoering voor de goede locatie. Bovendien geven ze allebei ook nog een verdwenen stukje straatmeubilair te zien uit de periode voordat het brugwachtershok dienst ging doen. Het is een zuil (zie kadertjes) met ogenschijnlijk een ingebouwde klok en enkele reclame-uitingen: een service voor het reizende publiek ??? We hebben een dergelijk object wel eens gezien op enkele prentbriefkaarten van het Breedpad (1931), maar van de Heerenwal is ons dat nooit opgevallen. Tenslotte moeten we toegeven dat we op twee belangrijke punten, waartoe deze prachtige telefoto toe uitnodigt, beslist niet de kennis hebben om daarvoor een oplossing te bieden. Allereerst is dat de ontbrekende nautische kennis van de typen boten en jachten, die bij deze gebeurtenis de Heerensloot tot een bezienswaardigheid maken. Onze hoop is daarom gericht op lezers, die dat manco voor ons durven aan te pakken. Hetzelfde geldt ook voor de op de afbeelding voorkomende auto’s. Daarvan zouden merken en typen ons dichter kunnen brengen bij een betere datering. Mocht U zich uitgedaagd voelen om daar in de openbaarheid iets aan te willen bijdragen dan bent U van harte welkom een reactie te geven ! Afsluitend mag U constateren, dat onze oorspronkelijke scepsis over deze foto toch wel enigszins, maar nog niet volledig is bijgesteld. Dat de oorspronkelijke fotograaf ooit nog bekend mag worden ! Hij verdient tenslotte alle hulde.
Inhoudelijke aanvulling:
Met de reactie van Facebook-lezer Johan Lukkes zijn we verguld. Hij stelt, dat de eerste auto links op de foto een Opel Ascona is. Dat type is voor het eerst in 1970 op de markt gekomen. Lukkes wordt daarin gesteund door het Opel-item van Wikipedia, die ons laat weten dat op 28 oktober 1970 de Opel Ascona is gepresenteerd.
Een tweede inhoudelijke bijdrage levert werkgroeplid Jan Prins op de vraag “Waar stond de fotograaf?”. Hij doet een greep in de leerstof van het vak ‘goniometrie’ uit zijn HBS-tijd. Hij bepaalt met Google Maps de breedte van de Heerensloot bij de Stationsbrug (volksmond: Engelsma’s-brug) en de afstand tussen de gebouwen bij de Schansterbrug: beide ongeveer 10 meter. Ook bepaalt hij de afstand van de Stationsbrug tot de Schansterbrug: 670 meter, en de afstand Breedpad tot de Stationsbrug 413 meter. Door het gebruik van een bepaalde verhoudingsformule - die uw HIP-schrijver niet kan volgen - komt hij tot een positie van de camera tot de Stationsbrug van 123 meter. Daarbij stelt hij vast dat de camera zich bevindt in de as - dus het midden van de Heerensloot - ter hoogte van ongeveer Heerenwal no. 53. In werkelijkheid zou dat beter nr. 50 kunnen zijn: thans de praktijk voor podotherapie van M.E. Verheij.
Tenslotte: de gebeurtenis dient dus te worden gesitueerd ná 1970, waarmee het Jachthavenverhaal van 1964 kan worden verlaten. Een nieuwe optie zou dan kunnen zijn een relatie met de nieuwe jachthaven ‘De Welle’ aan het Heerenveense Kanaal, welke op 23 april 1979 feestelijk in gebruik wordt genomen. Bij het gure weer van die dag een zeer onwaarschijnlijke link met de prachtige vlootschouw op de telefoto. Blijft de vraag: welke gebeurtenis is vastgelegd ?
Eind 1972 wordt de superbrede en fonkelnieuw te bouwen ‘trambaanbrug’ aanbesteed.
2015, 8 februari - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 15

Fok / Heerenwal omstreeks 1902
Vreemd .....!, je verwacht op dit beeld van Fok-Heerensloot-Heerenwal een prentbriefkaart-tekst. Dat is echter niet het geval bij deze Museum Willem van Haren-foto nr. 169. Toch vinden we deze compositie voor 99 procent terug in het fotoboek van Henk Kapma, uitgegeven bij Technipress in 1984. In “Heerenveen. Veranderend Gezicht 1900-1984” op de pagina Heerenveen - Fok-Heerenwal staat helaas in het bijschrift een essentieel foutje met de tekst: “De Heerensloot met de 2de Fok en de 2de Heerenwal .....”. In het vervolg van deze beschrijving zal dat wel blijken. Dat ene procent verschil zit ‘m in het weggeretoucheerde ‘neuspeuterende’ jochie, die zich - op het allerlaatste ogenblik - bijzonder opvallend in het beeld heeft gemanoevreerd. Tegelijk is daarmee ook een half huis van de eerste Heerenwal verdwenen.
Als we ons wat nader buigen over de datering van die geretoucheerde kaart blijkt het museum Willem van Haren ons zelfs vijf exemplaren voor te kunnen leggen. Het gaat deze keer om de informatie aan de ongedeelde adreszijde van deze kaarten. Dat wijst op een drukgang van vóór 1905. Het gebruik van een 1-cents rode staalgravure postzegel met kamtanding zonder watermerk is pas mogelijk vanaf 1899. Die twee feiten én de op drie kaarten voorkomende datumstempels resp. 19 mei 03; 10 jul 03; 29 apr. 04 doen ons spreken van een prentbriefkaart van ca. 1902.
Illustratief aan deze opname is het verloop van de tramrails. Komend vanaf de Stationsstraat over de Stationsbrug maken de rails een wijde bocht, zelfs tot over de as van de weg, om na een vijftigtal meters weer keurig evenwijdig met de bomenrij langs de Heerensloot te lopen. Dat tracé is een uiterst gevaarlijke gebleken. In 1893 levert een ontsporing uitsluitend materiële schade op en moet het fanfarecorps ‘De Woudklank’ haar concert in Olterterp ten gevolge van dit ongeval missen. (Nieuw Advertentieblad)
Ernstiger is het fatale ongeluk, wat een meisje overkomt op 3 februari 1902. De matige snelheid bij de Hoofdbrug verleidt twee meisjes op de treeplank van de eerste wagen te gaan zitten. Vlakbij de basculebrug op de Fok stopt de tram een ogenblik. Wanneer ze - waarschijnlijk - met een schok weer optrekt, raakt het meisje onder de wielen. De 9 jarige Harmke v.d. V. is niet meer te redden ondanks de hulp van een nabijwonende arts. De volgende dag wordt nog een lijkschouwing gehouden in de gemeentelijke ziekenbarak. (Tresoar geeft als naam Harmke van der Veen, geb. 9 april 1893 Heerenveen (S.) en overl. 3 febr. 1902 Nijehaske (Hask.))
Beide kanten van de Heerensloot beziend mogen we rustig stellen, dat het er nog behoorlijk ‘vlecke’-achtig uitziet. De echte hoogbouw (tweeverdiepingen hoge heerenhuizen) vallen nog nauwelijks waar te nemen met uitzondering van het halve huis rechts op de foto aan de eerste Heerenwal. Dat pand kad. gemeente Nijehaske A-1583 (sinds 1832) is in dat jaar het huis van de schipper Harmen Anskes de Bruin. In de loop van bijna een eeuw zullen er meerdere families in hebben gewoond met verschillende beroepen en ongetwijfeld onder verschillende huisnummers. Daarvoor zal nog intensief onderzoek nodig zijn in de bewonings-en bevolkingsarchieven van Scharsterland (eerder Haskerland). Uit het eerste “Adresboek voor Heerenveen, ‘t Meer, Nijehaske en Terband” uit 1922, bewerkt naar de Bevolkingsregisters van Aengwirden, Haskerland en Schoterland door de Firma A. Binnert Overdiep, pikken we de naam van Th. Bakker, die in zijn ambachtelijke jaren de bakkerij bemant op de hoek van de Stationsstraat (het huis met de ronde deur) en is de eerste voorzitter geweest van de Centrale Bakkerij (opgericht 1920). Deze is inmiddels ‘zonder beroep’ op de Heerenwal wijk A., no. 91. Dat ‘winkeltje’ wordt later de ‘kleine Pasveer‘ genoemd, waaraan Jan de Jong in het boekje over de Heerenwal een leuke anecdote wijdt. Na de Heerenveen-één-operatie wordt het no. 91 hernummerd tot no. 72. In het straatbeeld is het - gezien vanaf de Stationsstraat - het zuidelijk daarvan staande derde pand. W. Pasveer moet er in die jaren als letterzetter bij de Hepkemakrant de crisisjaren door zien te komen. In het adresboek 1922 afficheert hij zich als een ‘concurreerend, solied en vertrouwd adres in Wijnen, Tabak en Sigaren, enz. enz.”.
Het ‘halve’ huis - de voormalige leertouwerij - behoort - volgens een brief uit 1997 van Reina Pieters Kniphorst (getrouwd met Rienk Post) uit Väernskog in Zweden - tot de ‘grote Pasveer’. De ‘grote’ J.H. Pasveer exploiteert in dit pand nr. 88 (later in 1934 nr. 69a), samen met nr. 89, in 1934 nr. 79) het “Huis voor Luxe Geschenken” ofwel ‘De Goedkoope Bazar” (Adresboek 1934). Eerder komt die ‘geuzen-slogan‘ voor de middenstander voor op de gevel van nr. 67, maar in het bovenlicht van de winkeldeur staat daar de naam “A.v.d.Veen & Zoon”.
Ten noorden van het pand nr. 67 staat het pand (met dakkapel) op no. 69, waar mej. Margaretha Johanna Kniphorst (1876), roepnaam Jantje, dochter van Hendrik Kniphorst en Janke Wiebes, vanaf 1909 ‘winkelierster’ of ‘kruidenierster’ is geweest, o.a. van De Jong’s Cacao. Zij blijft ongehuwd en overlijdt in 1931 te Leeuwarden. Via de steeg met het pand no. 69a (van J.H. Pasveer) heeft practisch iedere Heerenveense jood achter de huizenrij de ‘badkamer’ bezocht en zijn gebeden gememoriseerd in de (voormalige) synagoge (kad. Nijehaske A-2863).
Aan de overzijde van de Heerensloot - recht tegenover de ‘grote Pasveer’ - bevindt zich ook een breed pand langs de Fok. Ten tijde van de opname van deze foto zijn hoofdbewoners van het pand no. 39 de deurwaarder en administrateur Jannes Wierda en zijn echtgenote Wilhelmina de Jong. Wanneer hij op 10 oktober 1910 overlijdt, heeft het huis - door de gedurige uitbreiding van de Fokbewoning - het nummer 59 gekregen. Zij koopt dan het huis met nr. 61 en zoon Catharinus Johannes Wierda, architect en administrateur, koopt het ouderlijk huis van zijn moeder gekocht. Zij verhuist - nadat ze volgens bouwvergunning 338, gedateerd 24 juni 1913 - dan twee panden zuidelijker in het nieuw herbouwde woonhuis. Op deze foto is de oude situatie nog goed te zien; het zijn de derde en vierde woning. De tweede woning wordt in 1927 pas herbouwd en uitgebreid door ambtenaar ter secretarie Andries van Ek. Eerder woont daar ‘dé’ molenaar van ‘Welgelegen’ Johannes Melis Tjepkema.
Zoals gebruikelijk heeft er ook na de volkstelling van 1920 een vernummering van de woningen plaatsgevonden.
Architect C.J. Wierda krijgt nr. 155; J. Tjepkema, later A. van Ek nr. 156; wed. J. Wierda-de Jong nr. 157. Nog meer naar het zuiden is daar ook nog het huis, waar de fotograaf Steensma in nr. 158 woont en de nrs. 159 en 160 zijn voor de bierbottelarij en woonhuis van Willem van der Vlugt. Vraagt U zich af wat er hedentendage nog van over is ? Wel, naar goed Heerenveens gebruik: afgebroken, gesloopt, geamoveerd, en uiteraard volledige hoogbouw !
Twee opvallende zaken willen we toch ook nog even benoemen. Eerstens zijn dat de drie ‘skûtsjes’ aan de kade van de Heerenwal, die zorgen voor een toepasselijke stoffering van het vaarwater. Het tweede kenmerkende fenomeen van het middengedeelte van de eerste Heerenwal is de rij tuitgeveltjes van wat - in bijna elk vehaal over de Heerenwal - de ‘holderhúskes’ worden genoemd. It Frysk Wurdboek seit it simpel: lytse húskes !
2012, juni 23-wibbo westerdijk-hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 74

Fietshokkunst De Telle 1978
Vergankelijke bouwkunst en vergankelijke kunstobjecten is een onderwerp, waarmee het Heerenveen van de laatste decennia van de 20e eeuw ongetwijfeld een hoge plaats in een imaginaire rangschikking kan veroveren. Op deze foto nr. 01808 uit de fotokluis van het museum Willem van Haren wordt de in januari 1967 voor ruim één miljoen geïnitieerde sporthal in 1978 nog uitgebreid met een ‘fietsenhokkenkunstobject’.
Het ontstaan van de sporthal annex overdekt zwembad beroert in juli 1967 de Heerenveense gemeenschap stevig als de advertentie van de aanbesteding in de Leeuwarder Courant van 19 juli verschijnt. De Koninklijke Heidemaatschappij, afdeling Architectuur, Sport en Recreatie te Arnhem heeft van B. en W. van Heerenveen de opdracht gekregen in de tweede helft van augustus de bouwkundige werken van sporthal en zwembad aan de Europalaan aan te besteden. Globaal is de inhoud van het complex 23.800 m3 met als bijzonderheid voor de sporthal een belangrijke staalconstructie. De NHM verwacht een bouwtijd van 75 weken, dus bijna anderhalf jaar. Half december komt het goede nieuws, dat ook de Ned. Sport Federatie geld beschikbaar stelt voor de bouw, en de krant meldt dat op 1 februari 1968 burgemeester H. Huisman de eerste paal voor het complex heeft geheid. Inmiddels is ook duidelijk dat de ‘druppel’ van NSF (50.000 gulden) op de globale kosten van fl.3.265.000 snel verdampt zal zijn. Het is ook niet niks om een ‘zwevende’ houten ‘Reuther’ speelvloer in de sporthal van 28 m breed en 48 meter lang, die weliswaar voor onderwijsdoeleinden in tweeën is in te delen door een optrekbare wand van kunststof, aan te mogen leggen. In dit geval beperken we ons even tot alleen het sporthalgedeelte, en laten de mogelijkheden van het zwembad voor wat het is. Wat wel weer van belang is, zijn de financieringsmogelijkheden. Naast de NSF draagt de Dienst Aanvullende Civieltechnische Werken 320.000 gulden bij, het Ministerie van C.R.M. 200.000 gulden. Het jaarlijkse gebruik door het onderwijs zal de exploitatie kunnen verlichten met fl.74.500,- voor een geschat gebruik van 55 lesuren.
De Heerenveense Sportfederatie, die opkomt voor de belangen van de bij haar aangesloten sportverenigingen, probeert een vinger in de pap te krijgen bij de verdeling van tijd en ruimte van de in mei 1969 te openen sporthal. Bovendien geeft zij een suggestie voor een naam van de sporthal. Het afscheid van burgemeester Huisman in november 1968 doet de Sportfederatie voorstellen de hal “Burgemeester Huisman Sporthal” te noemen.
Deze suggestie wordt niet overgenomen, want in maart 1969 lezen we in een krantenartikel de naam “De Telle”. Aan die naam zal ongetwijfeld een suggestie van een ‘frysksinnich’ persoon zijn voorafgegaan, die het friese woord ‘telle’ = vloer of dorsvloer heeft aangereikt. De officiële opening van de sporthal ‘De Telle’ vindt op zaterdag 13 september 1969 plaats door dr. Wim van Zijll, secretaris van de Nederlandse Sportfederatie.
Bij de inrichting van het voorplein van het Sportcentrum de Telle worden in 1969 haaks op Europalaan de bekende rijen fietsenklemmen op een ingegraven betonnen voet geplaatst. Wat precies de reden is geweest om deze rekken in 1978 te willen vervangen door de overkapte stalling in de vorm van het kunstobject van Langweerder architect Hugo van Lelyveld blijft vooralsnog onduidelijk. Het moet te maken hebben gehad met de zgn. 1% regeling, zodat het mogelijk wordt ook functionele kunst bij het gerealiseerde project tot stand te brengen. De friese kranten - Leeuwarder Courant en Friesch Dagblad - geven daarover geen aanwijzingen.
Wel laat de Leeuwarder Courant op 23 januari 1979 de cartoonist IK (?)onder het kopje “Heerenveen krijgt fietsenstalling als kunstobject” een humoristische oplossing aandragen.
Nevenstaande foto geeft in ieder geval een behoorlijk beeld van de wording van het kenmerkende object. Een stevige metalen constructie wordt voorzien van een houten balkenconstructie en bedekt met dunne plankjes van cederhout die geschoteld op de balkenconstructie worden vastgezet. Nog voor het afgebouwd is, vindt de jeugd het al een spannende plek om aan hun behoefte tot stunten tegemoet te komen. Dan blijkt de keuze van de zeer lichte constructie met cederhout zeer beslist niet bestendig tegen de kunstobjectopvattingen van de jeugdige gebruikers. Zowel skateboardafdalingen vanaf het dak, als sterktetesten van de constructie onder het dak maken dat de jeugdhufterproeven binnen twee jaar het project doen verkeren in een deplorabele staat. Dat verdriet ook de leden van de zogenaamde werkgroep 1%-regeling. Deze nemen in april 1983 het initiatief om een voorgenomen afbraak te keren door aan te bieden het werk met eigen krachten uit te voeren als de gemeente een nieuw en sterkere houtsoort beschikbaar stelt. Jaap Sybrandy, secretaris van de werkgroep; Tjerk de Vries, oud-leraar creatieve handvaardigheid; Joop Holterman, kunstenaar van bijzondere projecten, en zelfs ontwerper-architect Hugo van Lelyveld bieden hun werkkracht aan. De gemeente zwicht voor het voorstel om omstreeks 10 juli 1983 een sterk verbeterde fietsenstalling opnieuw in gebruik te kunnen nemen.
Het eerste initiatief krijgt een officieel vervolg als beeldende kunstenaars uit het hele land in 1980 worden opgeroepen deel te nemen aan een ‘prijsvraag’ tot het maken van een fietsenstalling als kunstobjekt bij de nieuwe muziekschool “De Rinkelbom” aan de Zwanedrift. Het budget wat beschikbaar wordt gesteld kan fl.30.000 bedragen. 23 gegadigden schrijven zich in voor deze bijzondere opdracht. Na een selectieprocedure wordt van drie geselecteerden een ‘proefmodel’ gevraagd, waarna de selectiecommissie één kunstenaar zal aanwijzen voor de opdracht. Uiteindelijk mag de opdracht worden uitgevoerd door de vormgever Buijs uit het Betuwse Echteld. De fantasieprikkelende vorm doet de Leeuwarder Courant van 3 januari 1980 denken aan een soort moderne “Ark van Noach”. De buurt heeft volgens de krant ook minder lovende recensies
Afsluitend willen we vaststellen, dat het sportcentrum De Telle met de bijgebouwen zijn verdwenen uit het ‘vlecke’-gebeuren en er is sprake van een zelfde lot voor Heerenveens - acoustisch gezien - beste concertzaal De Rinkelbom met bijgebouwen. Sportief gezien lijken de accomodatieve mogelijkheden van Sportstad een verbetering. Mogen we hopen, dat muzikaal gezien ook een verbetering uit de gemeentelijke hoed zal komen. De nieuwbouw op de zwembadlocatie van de Telle staat los van de plannen, die aangekondigd zijn geweest voor de uitbreiding van het woonzorgcomplex. Financiële redenen zouden er zijn, dat dat plan nog niet is uitgevoerd. Over het ‘Tellepark’ en het wel gebouwde appartementencomplex kunt U zich het beste uitstekend laten informeren door de website: www. heerenveenmidden.nl.
2014, januari 12 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 72

Dwarsgracht, ná 1914 en vóór 1921
Eigenlijk is dit een zeer bekende afbeelding van het Heerenveen uit de eerste twee decennia van de 20e eeuw. Toch zullen weinig Heerenveners dit beeld met eigen ogen hebben kunnen waarnemen. Waarschijnlijk zijn daarvoor winterse omstandigheden met een flinke ijslaag in de gracht een voorwaarde geweest. Immers, ten tijde van het maken van deze foto is het deze gracht, die stromend vanaf de Molenwijk naar het westen ter hoogte van de in 1921 aangelegde Compagnonsstraat een bijna haakse bocht maakt om naar het zuiden richting Oudeschoot haar loop te vervolgen. In die bocht wordt bij de toekomstige bebouwing - eerst op de oostelijke oever langs de Van Dekemalaan - een houten bruggetje gelegd ter ontsluiting van het gebied.
Onze fotograaf - de arts Hubert Adriaan Veltman - heeft zich de moeite moeten getroosten in het vinden van de goede plaats voor zijn opname. Het zou heel goed kunnen, dat hij via de Van Cuyckstraat het daar ten zuiden van liggende weiland heeft doorgebaggerd om op de oostelijke oever daarvan zijn statief te kunnen plaatsen. In dat geval ziet hij kans om alle interessante gebouwen in beeld te krijgen. Dat het een inspirerende foto is gebleken weten we nu ongeveer honderd jaar later, omdat zijn glasdia’s zijn opgenomen in het Frysk Fotoargyf (Tresoar) en specifiek deze onder het codenr. Veltman-67. Afdrukken van zijn foto’s zijn ook in het archief van het Museum Willem van Haren te vinden. De tekenaar ‘Kropp’ heeft er in de jaren dertig de inspiratie uit geput om het beeld te transformeren tot een prachtige ets, welke als bezit van het museum onder inventarisnummer 566A op een formaat van 14 bij 19 cm en de titel ‘Gezicht op de Molenwijk’ in 1 992 een plaats heeft gevonden in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’ (blz. 67). De foto-afdruk van 7.9 bij 10.7 cm in het museum Willem van Haren is terug te vinden onder nr. 03802, terwijl in het Tresoar de glasdia wordt beschreven met het formaat 7 bij 8 cm. Tot onze grote verwondering wordt bij de omschrijving gemeld: “Grachtje of wijk ten noorden van de Kerkstraat te Heerenveen, met op de achtergrond de watertoren” en als datering een zeer ruime periode van “1915 - 1940” gehanteerd. Eigenwijs als we zijn, denken we dan: ‘Dat kan beter !’
Laten we daarom beginnen met te bevestigen, dat de watertoren op 5 mei 1915 door een journalist van het Nieuwsblad van Friesland wordt beklommen. Zijn euforisch enthousiasme wordt nog slechts gedempt met de mededeling, dat de motoren - die uit Duitsland moeten komen - nog niet zijn geleverd. Er woedt immers een oorlog en deze frustreert de levering van koel, helder water. Die situatie lijkt zelfs de animo van particulieren om zich als afnemer aan te melden sterk te beinvloeden. Half juni 1915 kan de krant melden, dat de monteurs bezig zijn de pompen te installeren.
Voor de datering van deze foto is dit een belangrijk ankerpunt. Een tweede vinden we in de aanwezigheid van het ‘tuinhuisje’ of ‘prieeltje’ achter in de enorme tuin van het ‘Grote Huys’ aan het Breedpad nr. 616 (1916). Eind juni 1916 veilt notaris Oppedijk het nagelaten bezit van Hobbine Daniela van Heloma, die 29 oktober 1915 is op 73 jarige leeftijd is overleden en wordt het grote perceel gesplitst.
De nieuwe eigenaren zijn mr. Tiete Solke Tromp, president van de Rechtbank te Heerenveen, en de Vennootschap onder firma Jager en Wierda, autohandel en garagebedrijf te Heerenveen. Deze transactie is de ouverture voor grote veranderingen van dit gebied. Het bezit van Jager en Wierda wordt grotendeels gekocht door de Gemeente Heerenveen, die aan de Bouwvereniging Heerenveen op 8 december 1920 vergunningen verstrekt voor de bouw van 14 en 21 (twee typen) arbeiderswoningen. Daarvoor wordt aan de westkant langs het huis van mr. Tromp een straat aangelegd, die op verzoek van de Bouwvereniging de ‘Compagnonsstraat’ wordt genoemd. Dat wordt bij raadsbesluit van 5 october 1921 bekrachtigd. De aldaar door architect A. Baart uit Leeuwarden ontworpen huizen staan de laatste tijd in de belangstelling vanwege hun beeldbepaalde status als ‘tuindorp’-ontwerp, waarvoor door de gemeente een beschermde regeling is opgesteld. Als U de situatie van het in aanbouw zijnde plan van 1920 nog eens wilt bekijken, dan moet U het fotoboekje “Een wandeling door Oud-Heerenveen” er nog eens even bij pakken. Vanuit dat perspectief ziet U o.a. nog de restanten van het tuinhuisje. Ook kunt U zich dan verbazen over de aanwezigheid van reeds een aantal gereedzijnde woningen aan de Van Dekemalaan-oostzijde. De noodzakelijke ‘knik’ in de Compagnonstraat terwille van de aansluiting op de Van Dekemalaan moet nog worden aangelegd. In hetzelfde fotoboekje op de bladzijden 57 en 58 ziet U vervolgens hoe die aansluiting vanuit twee gezichtspunten werkelijkheid is geworden.
Wanneer U opnieuw kijkt naar het rustgevend tafereel van deze foto is het moeilijk te bevatten, dat de bebouwing rechts van de dwarsgracht in het begin van de 19e eeuw moet worden beschouwd als het tweede ‘industrie-terrein’ of - in de taal van die tijd - ‘nijverheidsterrein’ van Heerenveen, waar eerst Geert Andries van der Sluis zijn leerlooierij vestigt op een terrein van 8.00 are en in 1836 zijn schoonzoon Lambertus Feits (getrouwd met Andria van der Sluis) ten zuiden daarvan een 2e leerlooierij sticht. Uiteraard beschouwen wij het gebied van de Badweg-west als het eerste ‘nijverheidsterrein’ vanwege de concentratiedichtheid van molens.
Opvallend op de foto zijn de metershoge bomen (populieren?). Zij staan langs de Propstrasingel - bakker Albert Propstra bezit rond 1840 twee grote percelen A-390 en A-391 tussen de wal van de oostelijke gracht langs de tuin van het ‘Grote Huys’ en de Molenwijk. Dit voetpad begint als steeg op het Breedpad tussen de huidige huisnummers 15 en 17, volgt de bomenrij tot de dwarsgracht van de Molenwijk en verbindt de noordelijke oever daarvan met de zuidelijke oever door middel van een eenvoudig bruggetje. Daarna loopt het niet geplaveide pad als ‘Krugersdorp’ tussen de voormalige leerlooierijgebouwen en een rij huizen door om vervolgens met een scherpe bocht naar het oosten uit te komen op het brugje over de Molenwijk in het verlengde van de Molensteeg. We moeten aannemen dat dit de ‘Blauwedorpsbrug’ is, zoals het in enkele gemeentelijke stukken voorkomt.
Over de naam ‘Krugersdorp’ een anecdotisch aantekening (Nieuw Advertentieblad 13-2-1901: Van Frieschen bodem.): ...”Er woont te Heerenveen geen enkele Transvaler en toch is een nieuwe woningbuurt op de plaats der vroegere leerlooierij gedoopt als Krugersdorp. Om een heel andere reden natuurlijk. De sympathie voor de Boeren doet ‘t hem hier ....” Nu we toch bezig zijn met naamverklaringen - toponiemen dus - is het goed om de betekenis van de term ‘Blauwedorp’ toe te lichten. Dat kan alleen als we U eerst herinneren aan de rij van 20 huizen, die leerlooijer-koopman Feits heeft laten bouwen langs de oever van de Molenwijk voor zijn arbeiders aan de leerlooierij. Deze éénkamerwoningen blijken in de volksmond het ‘Roodedorp’ te worden genoemd, omdat de huizen zijn gedekt met de ‘goedkoopste’ rode pannen. (We hebben daarover in HIP-Time Magazine 21 veel details meegedeeld.)
Jacob Tijssen de Leeuw uit Oudehaske beoogt in 1891 aan de Feitssingel enkele iets betere woningen te stichten en geeft opdracht de daken van een zestal huizen te bedekken met duurzame, blauwe, geglazuurde pannen. Dus ....inderdaad !
Het volgende opvallende gebouw is het enorme pakhuis, dat staat aan het Achterom en ons het zicht op de onderste helft van de watertoren ontneemt. Uit oude archiefstukken komt naar voren, dat koopman Elias Hiddinga op 1 februari 1811 eigenaar wordt van het destijdse huisnummer 241. Hij koopt het van een Lippenhuister handelaar voor 500 gulden. Hiddinga laat een kleine verbouwing uitvoeren, zodat het geschikt is om te worden bewoond door twee gezinnen. Gelijktijdig daarmee is de onderprefect T.M. Lycklama à Nijeholt - daartoe gelast door prefect Verstolk - op zoek naar een geschikte locatie voor een ‘maison d’arrêt’ - een huis van bewaring c.q. gevangenhuis voor de veroordeelden door het ‘tribunal’. Op 5 juli 1811 geeft een aanschrijving van de prefect de opdracht om het gebouw geschikt te maken en zo goedkoop mogelijk te beveiligen zodat de ‘tegenwoordigen Gardiaan’ Willem Jacobs Deukers vaste cipier kan worden. De bewoner Willem Theeuwis (Dekker), arbeider, en zijn gezin moeten geholpen worden aan een ander onderkomen. Dat wordt gevonden in de Kerkstraat, destijds met huisnummer 11.
Zeer informatief is een door de onderprefect opgegeven ‘Lijst der Fournitures, welke dagelijks door den cipier van het provisioneel Maison d’Arrêt te Heerenveen aan de Gevangenen aldaar zullen behoren te worden geleverd’. Roggebrood, boter en geraspte kaas; grauwe erwten met spek, of vlees of vis; gort met boter; elke avond een mengel gekookte karnemelk en dagelijks anderhalf pintje bier en in de zomermaanden drie pintjes.
Ontluisterend is het te lezen over de ‘strijd om het bestaan’ door de cipier, die voor de ‘fournitures’ moet zorgen en zwaar onderbetaald zijn werk moet verrichten. De Regenten of ‘onbezoldigde en weldadige raad voor het gevangenhuis van het Arrondissement Heerenveen’, in de personen: Elias Hiddinga, Hendrik Tuymelaar, Hendrik Taconis, Jan Dornseiffen en Isaac van den Berg, houden de cipier financieel zeer kort en brengen hem tot de bedelstaf. Bovendien wordt hij ziek en overlijdt op 26 februari 1813 op 44 jarige leeftijd. Tot zijn opvolger wordt twee dagen later de legendarische cipier Hermanus Jans Mulder benoemd. In zijn ambtsperiode speelt zich de rechtszaak van de ‘van valsemunterij beschuldigde’ Harmen Wiegers Schraa af, die niet weinig heeft bijgedragen aan de bekendheid van gevangenis en cipier. Schraa heeft in 1807 het logement ‘Huis ten Woude’ tegenover de Rottumerweg laten bouwen, wisselt zijn bestaan als arbeider-turfmaker in voor dat van kastelein, raakt in 1818 betrokken in bovengenoemde rechtszaak mede door een aanklacht van cipier Mulder. Deze krijgt Schraa gedurende 20 weken in ‘voorarrest’ in het kot van de Molenwijk. Daarna wordt Schraa overgebracht naar Leeuwarden, waar de rechtbank hem ter dood veroordeelt. Het hoger beroep bij het Hof te Groningen leidt in september 1819 tot volledige vrijspraak. Het bijzondere aan dit proces is geweest, dat Schraa zelf zijn verweer op rijm op schrift stelt. In dat geschrift wordt de in zijn ogen ‘ongeschikte cipier’ Mulder door hem ‘Manus de Mennoniet’ genoemd.
Publicist-uitgever Jacob Hepkema heeft ervoor gezorgd, dat zijn sneldrukpers te Heerenveen Schraa de onsterfelijke status heeft bezorgd met boekje: “Harmen Schraa, boerenknecht, turfmaker, kastelein, dichter-gevangene, ter dood veroordeelde en later nog advocaat”.
Met de ingebruikname van Crackstate als Rechtbank en de daarbij inpandige ‘huis van bewaring’ in 1833 krijgt de ‘oude’ gevangenis weer een pakhuisfunctie.
Op 4 april 1894 vraagt Edske Smit Jzn. in een ingezonden stuk in het Nieuw Advertentieblad de aandacht voor een door hem ontworpen kachel geschikt voor turf en een uitnodiging aan de turfmakers een ander model turf te maken. Half mei start hij een campagne voor de ‘Zelfvoedende Spaar-Turfkachels’ voor huiselijk gebruik, die vanaf begin juli zijn te bestellen en in het najaar kunnen worden geleverd. Een prototype is in de fabriek dan al te bezichtigen. In het bevolkingsregister van 1900 staat Edske Smit als fabrikant ingeschreven op het adres Dracht 359, terwijl aan de kant van de Molenwijk op hetzelfde perceel de kachelfabriek is gevestigd. Veel later wordt dat de meubelzaak van Bunt-Matulewicz op Gedempte Molenwijk 25.
HIP-TIME MAGAZINE 72
2013, december 15 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 38

Dracht omstreeks 1980
Sinds wanneer mogen moeders met kinderen in het fietszitje achterop een straat infietsen waar alleen gewandeld mag worden ? Rond 1980 wordt het steeds meer de gewoonte je van verkeersborden niets meer aan te trekken. Oom Agent wordt steeds minder zichtbaar in het straatbeeld en ‘wij vrouwen’ hebben qua emancipatie nog het een en ander in te halen, dus ... Gelukkig kan het Museum Willem van Haren met fotonr. 315 (formaat 18 x 11 cm) nog iets doen aan het normbesef van zich emanciperende vrouwen !
Nico P.W. Tiën komt in 1964 naar Heerenveen met het doel hier een Chinees Restaurant op te zetten. Hij vindt de heer P. Faber uit Zwolle, eigenaar van Dracht 126 bereid om naar de bouwadviezen van de Amstel Brouwerij N.V. te Amsterdam pand 126 te verbouwen tot Chinees Restaurant. Daarvoor is naaimachinehandelaar J.B. Koning de huur opgezegd en deze verhuist naar de Van Dekemalaan. Er is dan nog slechts sprake van een ‘normale’ gevel zonder al te uitbundige uitingen. Slechts een bord met gekalligrafeerde tekst “Chin. Ind. Restaurant” en vier grote letters van het woord “Azië” in rood-gele kleurstelling boven de toegangspartij. Haaks op de gevel een verlicht ornament met vier Chinese lettertekens. Wanneer precies de uitbreiding komt met het pand Dracht 128 (van kleermaker H.J. de Jong) is nog niet helemaal duidelijk maar in ieder geval ná 1974. Op 14 februari 1974 dient Tiën namelijk een aanvraag in voor een bouwvergunning, met de bedoeling de gevelpui te wijzigen door het maken van een luifel aan pand 126. De Provinciale Schoonheidscommissie is akkoord en aannemer Telgenhof gaat los. Op deze Dracht-promenade 128-126-foto heeft het Chinees-Indisch restaurant “Azië” van Nico P.W. Tiën met de oosters aandoende luifels over de gehele gevelbreedte van twee panden later duidelijk het punt gemarkeerd, waar de (Verlengde) Dracht voor gemotoriseerd verkeer moet afbuigen via de Pleinweg naar de Sieversstraat om het verkeerscirculatieplan te laten slagen. Parkeren op het Burgemeester Kuperusplein levert normaliter geen problemen op. Thans in 2012 profiteert de Wereldwinkel (nr. 126) daarvan bovenmatig.
De aanleg van het Burgemeester Kuperusplein komt - volgens ons Straatnamenboek - tot stand in het jaar 1952. In het begin slechts toegankelijk vanaf de Koornbeursweg wordt al snel de behoefte gevoeld een snellere verbinding te krijgen naar de kop van de Dracht. Er wordt besloten een doorbraak te maken ter hoogte van de zuidelijk gelegen tuin met serre van Woltman, de bewoner van het pand Dracht 103 tot 1941. In de periode 1953/54 wordt de Pleinweg aangelegd tussen Sieversstraat-Kuperusplein én de Dracht.
Merkwaardig is dat de linkerhelft van Tiën nu met Speelgoedwinkel ‘Okkitoys’ het adres Dracht 126a voert. Dat moet samenhangen met de opheffing van het nummer 128 als huisadres. Verbouwingen en samentrekkingen zullen de reden zijn. Dat dit op een “Saneringsplan Bebouwde Kom De Dracht” uit 1968 met huis-en kadastrale nummers nog niet het geval is, moge duidelijk zijn.
Dracht 124 wordt volgens adresboek 1964 bewoont door H. Schotanus, die als beroep laat registreren: lunchroomhouder. In het volgende adresboek is zijn plaats al overgenomen door K. Faber, die zich afficheert als cafétariahouder, en met hulp van dienstbode G. Poelstra zijn waren slijt. Met deze tweede horeca-gelegenheid, later met de naam “Lunchroom Klaas en Elly”, vlak naast “Azië” moet de periode nog aanbreken dat er sprake kan zijn van een ‘terrasvergunning’. Inmiddels is dat ook al weer verleden tijd. Over de handel van het daaropvolgende pand aan de westkant van de Dracht laat Feitze de Vries ons niet in het ongewisse; je bent tenslotte Batavus-dealer of niet ! Bovendien is Feitze al de derde generatie, die op deze locatie ‘in fietsen’ doet. Want wie anders is die Jan de Vries, die in 1921 al op de Verlengde Dracht 245 (nu Dracht 122) zich van een bestaat wil verzekeren als ‘rijwielhersteller, motoren, enz.’, dan een voorzaat van Feitze junior. Het steegje ten noorden leidt rechtstreeks naar de werkplaats, want na de winkeldeur eist de doorgang naar ‘achteren’ een behoedzame tocht langs alle uitgestalde fietsen en materialen. Vermoedelijk is de voertaal in de werkplaats ‘it Feensters’ geweest.
Het steegje voorbij is bijna driekwart van 20e eeuw in huisnr. 116 in manufacturen gehandeld door de familie Hollander. In 1927 zijn ze er al en wanneer ze precies gestopt zijn is nog niet duidelijk. Tegenwoordig in 2012 treffen we daar het schoenenmagazijn aan van Van Haren, welke eerder op de hoek van de ‘Boerenhek’ oftewel de Minckelersstraat is gevestigd geweest. Ook het steegje maakt inmiddels deel uit van de gevelwand door een constructie die een zelfstandig pand suggereert in ‘edele’ bouwstijl doch nu een etalage is van schoenwinkel van Haren onder nr. 120.
Met een Grundig-reclame aan de gevel mag je stellen, dat je te maken hebt met de radiohandel van Thijmen Kras (nr. 114). Bij de branchevervaging van de speciaalzaken wordt later meer en meer de term ‘electriciteitshandel’ gebezigd. Nog niet eens zo lang geleden heeft de familie Kras definitieve uitverkoop gehouden. De tijd blijkt hen vooruitgesneld en het tempo van de nieuwe innovaties zal te hoog zijn geworden. Jammer ! De één zijn dood, is de ander z’n brood ! Het geldt in dit geval voor de winkel van Liz-Mode, waarvan de eigenaresse als Overdiep door het leven gaat. Eigenlijk behoort tot dit perceel ook het huisnummer 112, welke volgens de ‘Concordans op de Huisnummering’ van archiefbeambte Jan Werkman in 1996 als ‘woning en winkel’ worden beschouwd.
Op vroegere kadastrale plattegronden - de jongste die we hebben geraadpleegd is uit 1968 - komt dan een zeer smal steegje. Deze blijkt de toegang tot de thans niet meer bestaande huisnummers 112, 110 en 108 te zijn geweest. In die concordans zijn de nummers 110 en 108 in 1930 als vervallen verklaard. Liep het steegje, dat eenmalig in een archiefstuk “Juffersteeg” wordt genoemd, vóór 1934 door tot aan de Molenwijk, na de demping is van enige bewoning niet meer gebleken. De naam “Juffersteeg” heeft nimmer een officiële status verworven.
Op de noord-oostelijke hoek daarvan staat het pand met kadastraal nummer A-254, welke in het dienstjaar 1873 uiteindelijk wordt verkocht. De nieuwe eigenaar is Neeltje Klazes Blauw, de weduwe van Bouwe Siegers van der Laan, die onder het beroep ‘slagterin’ te Nijehaske staat vermeld. Zij koopt het om haar zoon Franke Bouwes van der Laan (23 jaar) de kans te geven zelf een slachterij te beginnen en verkoopt het in dienstjaar 1885 aan hem. Tot mei 1920 heeft hij daar een slagerij in gedreven. Op 30 april 1920 wordt de slagerij geveild door deurwaarder P. Molijn. De opbrengst is fl.10.551,- en de heren S.H. van der Laan, veehouder te Nijehaske en R.J. Smilde, slager aan het Breedpad te Heerenveen, worden eigenaren. Zij verhuren het aan een nieuwe gebruiker. K.K. Eppinga, die in de Personele Omslag van 1921 opduikt en zich bezighoudt met een koopmanschap in manufacturen. Aan een ‘gedeeltelijke vernieuwing’ in het dienstjaar 1921 door de heren Van der Laan en Smilde is geen bouwvergunning te pas gekomen, maar is blijkbaar nodig geweest om het te kunnen verkopen aan de heer Eppinga. Dat is in het dienstjaar 1923 gebeurd. Zoons Bertus en Albert zetten na de dood van vader de zaak voort en in de jaren zestig van de 20e eeuw komt er zelfs een bedrijfsleider met de naam D. Brinksma.
Vanaf 1930 komt het voor onder het huisnummer 106 en dat is het thans ook nog. Op dit ogenblik in 2012 staat er nog op de gevel ‘Cecil’, maar ook hangt er een bord ‘Te Huur’. Deze ‘Cecil Store Heerenveen’ is het type ‘Online webwinkel voor Dameskleding’. Zachtjes geloven we dat de huurprijs de verwachtingen én de resultaten verre heeft overtroffen. Een dreigend faillissement .....?
In de tijd dat Meubelhandel Borger (zie de verticale letters boven het hoofd van de ondeugende fietsster) er z’n zeer uitgebreide vestiging heeft gehad zijn de nummers 102, 104 en 106 samengevoegd geweest. De nummers (100, 102) en 104 worden nu gevoerd door de landelijke drogisterijketen met de ETOS-winkelformule.
In de tijd dat zelfstandige winkeliers de panden in gebruik hebben gehad, heeft no. 102 - waar de Romkessteeg langs loopt - de stoffenverver N.F. Bakker onder oudere huisnummers (ca. 1910 - ca. 1925) en daarna Jan Muntendam, winkelier (ca. 1926 - ca. 1949) gerieft. Voor no. 104 is de muziekhandelaar L. Lampmann zeer lang (ca. 1922 - ca. 1949) en daarna Jan Muntendam als winkelier in manufacturen (ca. 1950 - ca. 1970) gebruiker geweest.
Steken we de straat over naar de oostkant dan treffen we daar het reclamebord van de HEMA, welke een flinke gevelbreedte heeft gekregen. De woningkaart noemt het een winkel met bedrijfs-, c.q. bovenwoning en showroom met het bijpassende huisnummer Dracht 93, met inmiddels uitbreiding door nrs. 95-97. In november 1959 kondigt de fa. J.D. Brinksma aan, dat zij een zelfstandige HEMA-vestiging gaat worden. De naam Hollandsche Eenheids Maatschappij Amsterdam blijkt te moeilijk om te onthouden, maar die eerste H staat vanaf dan natuurlijk voor Heerenveen ! Na een verbouwing opent in mei 1960 eigenaar A. Brinksma het bedrijf, nadat dochter Tineke hem de sleutel heeft aangeboden onder de muzikale klanken van de brandweerdrumband “De Ramoneurs”. Brinksma treedt in de traditie van de ‘grote’ zaak, die eerder op deze locatie is gevestigd door manufacturier Jeroen de Vries. Deze stuurt vanaf 1921 het legendarische ‘Magazijn De Zon’ aan met een breed assortiment: manufacturen, gemaakte goederen, bedden, tapijten, ledikanten, confecties en lingeries.
Ten zuiden van de huidige HEMA kennen we thans ook al weer een reeks van jaren de landelijk electronicaketen van Dixons, welke volgens de bedrijfsinformatie gebruik maakt van Dracht no. 99. In 1985 adverteren ze al met fotografische apparatuur.
Blijven aan de oostkant over de nummers 101 en 103. Volgens Kruidvat is hun werkadres Dracht 103, zodat we moeten aannemen, dat nummer 101 in een vroegere fase van die grote winkel reeds is opgenomen in het totaal van de discount Albrecht of Aldi. Zelfs eerder vinden we dat no. 101 reeds onderdeel is geweest van meubelhandel Borger, die in de beginjaren zeventig in de restanten van de befaamde Hesselhuizen (1872 gebouwd) zeer luxe meubelen verkoopt. Kort daarvoor spreekt de woningkaart ook nog over het gebruik als Administratief Centrum “Zuid-Oost Friesland” (en voor het eerst in de gemeentegids van Heerenveen 1981/1982) en van het kantoor van de A.N.O.Z. En dan hebben we het nog niet eens gehad over het oorlogsverleden van het pand met no. 103.
Als afsluitende conclusie mogen we rustig stellen, dat de bouwkundige ingrepen op dit zuidelijke deel aan de oostkant van de Dracht dermate groot zijn geweest dat niets meer herinnert aan de prachtige ansichtkaarten van de eerste helft van de 20e eeuw.
2012, december 23 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 84

Dracht 1973-74
Het gedeeltelijke opschrift van de bovenelkaar gemonteerde letters - LDE - behoren toe aan de exploitant van de schoenenzaak van de Dracht nr. 6. Wij weten niet beter dan dat het de zaak is van ‘TEN WOLDE’. De bijschriften achter op de museum Willem van Harenfoto, nr. 01889, geven slechts als een hint ‘de vijftiger jaren’. Die datering zal bij nadere beschouwing en beschrijving flink moeten worden bijgesteld. En als informatie wordt er gegeven, dat er sprake is van ‘verbouw’. Die verbouw is natuurlijk het gevolg van een aanvraag van een bouwvergunning, maar die hebben wij in het gemeentearchief niet aangereikt gekregen. De eerste bouwvergunning waaraan de naam van L. ten Wolde uit Wolvega - huurder en t.z.t. eigenaar - verbonden is, bevindt zich in een dossier met het nr. 24-69 en is gedateerd 17 januari 1969. De toestemming op de aanvraag heeft door de Provinciale Schoonheidscommissie enige oponthoud veroorzaakt. Die commissie is bij schrijven van 23 december 1968 van mening - op basis van het ontwerp van Jac. Plat van 29 november 1968 -, dat de verandering van de verkoopruimte met etalage ‘geen architectonische verbetering’ oplevert. De bekroning van het pand wordt als te zwaar beoordeeld en het materiaal onbevredigend. De commissie wenst een stijlvolle behandeling van het hoekpand, waarbij het uitgangspunt een onderbouw van natuurstenen platen moet zijn. Architectenbureau Jac. Plat heeft twee herziene schetsen aan de commissie doen toekomen, waarvan er eentje in principe aanvaardbaar is. Per 17 januari 1969 wordt de vergunning toegekend en kan timmerman-aannemer J. Jongsma uit Heerenveen-zuid aan de slag.
De hoofdvestiging van de schoenenzaak van L. ten Wolde is uiteraard nog steeds in Wolvega. Gezocht naar een advertentie van de Heerenveense vestiging in de Friese Koerier stuiten we pas in april 1970 op een sponsorvermelding in een advertentie van Thialf over een te houden ijshockeytopper van de Lahr Arrows, Canadees legerkampioen, tegen de T.IJ.S.C Trappers uit Tilburg.
Ongetwijfeld is de exploitant van restaurant Kuiper - Y.H. Kuiper - van Dracht nr. 8 niet blij geweest met de onrust van de verbouwing vlakbij zijn pand. Het prettige, intieme café met uitstekend restaurant en een specialiteitenkaart met culinaire coryfeeën is uiteraard gediend met een rustige sfeer. Autoverkeer op de Dracht mag in die jaren immers alleen nog maar voor de bevoorrading van de zaken en dan ook nog slechts op bepaalde tijden. Duidelijk zichtbaar is ook aan de bestrating af te lezen, dat deze constructie nog niet zolang in gebruik is. Ook de aanwezigheid van de nostalgische straatlantaarns wijst in diezelfde richting, evenals de zeer jonge pas geplaatste en ondersteunde boompjes. De achtergebleven tegel tegen de lantaarnpaal moet er wel haast op wijzen, dat de straat nog maar net klaar is.
Terugkomend op het pand Kuiper laten we U ook nog even weten wat de woningkaart van Dracht nr. 8 ons heeft te melden. In de omschrijving laat de gemeentelijke ‘kaartinvuller’ weten, dat nr. 8 wordt beschouwd als een ‘Bar Bodega, plus woning’. Tot 14 juli 1940 is het Trijntje Harmina Gorter, de weduwe van Mathijs Kuiper die als hoofdbewoonster staat ingeschreven. Zoon IJme Hendrik Kuiper woont er vervolgens tot 1 mei 1973 en zoon Hendrikus Mathijs is gedurende twee maanden in 1948 inwonend. In augustus 1973 neemt Gijsbertus Smoorenburg de verantwoordelijkheid voor de exploitatie over om het vervolgens in april 1976 over te dragen aan Frans Oosterhoff. Jan van Dam’s culinaire aktiviteiten worden rond kerstmis 1981 meteen uitvoerig getest.

Direct naast het restaurant, dat door Jan van Dam als hommage aan de familie Kuiper ‘In den Ouden Cuyper’ als naam gaat voeren, treffen we aan het pand van de familie Nieboer. Vader Frans - van geboorte Groninger - begint in 1910 een kapsalon aan het Haringspad vlak achter Hotel Groen, maar koopt in 1916 het pand 424, (later) Dracht 12 en verplaatst zijn kapperszaak daar naartoe. Dat er op onze foto een reclame-uiting van ‘4711’ aan de gevel zit, hoeft ons niet te verbazen als we tenminste nog weten dat het destijds een ‘fijne eau-de-cologne’ wordt genoemd. Overigens heeft ook de volgende generatie Nieboer, in de persoon van Lambertus Cornelis (1914) vanuit dit pand een veelheid aan artikelen verkocht. En beslist niet alleen kappers-en barbiersartikelen. Soms wordt hun assortiment omschreven met de term ‘cosmetica’ en ‘lederwaren’, maar meestal wordt als beroep gemeld: winkelier. Naast de geur van heerlijke cosmetische producten heeft de reputatie van - in ieder geval - drie leden van de familie flink onder druk gestaan door hun aktieve sympathie voor de duitse bezetter. Lambertus Cornelis overlijdt op 15 juli 1979 en dat betekent tegelijk ook het einde van dit familiebedrijf.
De gegevens over het volgende pand brengen ons weer een flinke stap dichter bij een correctere datering. De eerste aanwijzing ligt in het reclamebord met goed leesbaar het woord ‘magneet’ en een niet te ontcijferen toevoeging. Nee, de associatie met ‘magneetfietsen’ kunnen we niet hard maken, maar daarentegen ‘magneet reizen’ wel. En dat klopt ook wel, want tussen 20 november 1973 en 21 december 1973 verplaatst reisbureau Sijpersma zijn Heerenveen-vestiging (de hoofdvestiging zit in Sneek) van de Fok nr. 15 (op de hoek van de Thialfweg) naar dit pand Dracht 16. Exploitant Jan J. Sijpersma wordt per 15 november 1973 bijgeschreven op de woningkaart. De Leeuwarder Courant van 13 december 1973 brengt ons in contact met de opening van ‘ons’ nieuwe reisbureau, Dracht 16 te Heerenveen. Op vrijdag 14 december wordt een ’open huis’ gehouden, waarin de opties van reizen per touringcar, trein, vliegtuig, boot of eigen auto breed worden uitgemeten. Baanbrekend in Heerenveen zijn de aangebouwde luifels, waartoe weldra - met name op de Lindegracht - practisch elk zakenpand via een ’luifelplan’ wordt aangemoedigd. In het bestratingsplan van 1972 wordt ook nog gesproken van vitrines.
Het nummer Dracht 16 is bezit geweest van August Johan Popma, die daar een kruidenierswinkel heeft gehad. Het Adresboek 1938 vertelt ons dat, terwijl de woningkaart spreekt van een bedrijfswoning voor A.J. Popma van 8 april 1938 tot 12 juni 1961. Diezelfde woningkaart geeft ook aan, dat Frans A. Vergnes er van april 1962 tot eind oktober 1970 er een vestiging van “Naaldkunst” heeft gehad. Kijken we naar de bovengevel, dan valt op dat het een vergelijkbare uiterlijk heeft als het pand van Kuiper. Met name de raam-en roedeverdeling daarvan en de serre-achtige aanblik van de verdiepingsgevel.
Volstrekt duidelijk is inmiddels dat het dossier 246-3 met het onderwerp “Straataanleg van de Dracht 1971-1977” alle ingrediënten bevat, die op onze foto betrekking hebben. Achter de schermen van de gemeentelijke organisatie tracht de directeur gemeentewerken B. en W. van Heerenveen over te halen de Dracht te veranderen in een voetgangersgebied. Het rijverkeer dient te worden geweerd; de aankleding van de straat moet daartoe worden aangepast o.a. met sierbestrating, straatmeubilair (bloembakken, afvalbakken, banken, vitrines, bomen) en straatlantaarns. Hij doet dat bij interne brief van 19 augustus 1971. Dit voorzetje wordt in handen gegeven van een projectbureau Kuiper Compagnons, die in begin april 1972 met een gemotiveerd plan op de proppen komt. Daarmee wordt de Winkeliersvereniging in de plannen betrokken en er wordt een comité ‘Promenadeplan’ gevormd. Daarin zitten naast de gemeentelijke deskundigen drie vertegenwoordigers van de winkeliers (J. van der Werf, W.H. Tuinstra en K.H. Schouten), maar ook twee dames als consumentenvertegenwoordigers (mevr. Atsma-Gonggrijp en mevr. Schipper-de Jong). De eerste bespreking is op de 31e mei 1972 in het kantoor van gemeentewerken. Na heel veel vijven en zessen rolt er een bestratingsplan en een verlichtingsplan uit, maar ook het onderwerp publiek toilet wordt niet gemeden. Uiteraard loopt het tenslotte uit op een financieringsplan, waar ook de middenstand in dient te participeren. Rigoureus wordt het gemotoriseerd verkeer geweerd, maar met de fietsers (boodschappende huisvrouwen) is men wat voorzichtiger. Die worden nog ‘gedoogd’. Met de 75.000 gulden van de winkeliers op tafel worden de werktekeningen voor het bestratingsplan in november 1973 op tafel gelegd. De uitwerking daarvan neemt nog ruim een half jaar in beslag, maar het werkplan komt tenslotte tot uitvoering met ingang van 13 augustus 1973.
Restaurant Kuiper speelt in de officiële opening op 3 november 1973 een cruciale rol. Zij is de gastheer voor de minister van Financiën en oud-Heerenvener dr. Willem Frederik Duisenberg, die vanaf de Tjongerbrug wordt begeleid naar Dracht 8 om daar om 15.45 uur zijn openingsrede ten gehore te brengen. Buiten mag hij midden op de Dracht aan een touw trekken, zodat een spandoek een wolk van confetti over de aanwezigen uitstort: ‘de Drachtpromenade is geopend’.
Terug naar onze foto die ten zuiden van het reisbureau van Sijpersma de gevel toont met de overbekende reclame van ‘Sluis ochtendvoer’. Dan hebben we het natuurlijk over de zaak van diervoeders en aanverwante artikelen van Jan Albert Vrind, die er als opvolger van zijn vader sinds 1951 zijn dierenspeciaalzaak op Dracht 18 exploiteert. Wanneer Vrind in 1976 overlijdt en er geen opvolger in het bedrijf komt, vestigt zich er de bloembinderij of bloemenspeciaalzaak “De Zilveren Roos”.
Natuurlijk herkent U vervolgens ‘Magazijn De Duif’ en het hoekpand van de Munnikssteeg, beiden in gebruik bij de firma Keizer. Daarover hebben we al eens het een en ander verteld, o.a. naar aanleiding van een foto uit 1904, maar ook bij een panorama-opname vanaf de Watertoren uit latere jaren.
Tenslotte hebben we sterk de indruk, dat de opgehangen ‘feestelijke verlichting’ van de ingebruikname van de nieuw bestrate Dracht nog tussen de oost-en westkant van de straat aanwezig is. Bovendien kunnen die bouwwerkzaamheden aan de zaak van ten Wolde ook best eens te maken hebben met de totstandkoming van die grote luifel, waar de timmerlieden onder staan.
2014, juni 8 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 31

Dracht 1920
Tot 1926 ligt het plaveisel van de straat ‘de Dracht’ er bij als op deze prentbriefkaart uit 1920. De hoofdbaan bestaat uit Belgische keien, aan weerszijden met een begaanbaar wandelpad van klinkerts. De eigenaren van de panden hebben voor hun pand hun eigen stoep, hekjes, fietsenrekken, kettingen, etc.
Het eerste pand rechts ‘Magazijn de Zon’ is duidelijk in de producten, welke ze verkoopt ‘Bedden, Dekens, Ledikanten, Karpetten’. Exploitant van deze winkel - in die tijd begiftigd met het huisnummer 258 (tot en met 1920) en 249 (vanaf 1920) - is Jeroen de Vries, die zich in alle bescheidenheid ‘winkelier’ noemt. In 1920 wordt hij o.a. in de winkel bijgestaan door Corn. G. Ettema en Hieke Jellema; een jaar later maakt laatstgenoemde geen deel meer uit van de belastingplichtigen van de personele omslag. Nieuw zijn de personeelsleden C.L. Steffens en M.H. de Nijs.
Dit beeld van het bekende magazijn de Zon is incompleet: het laat slechts de linkeretalage zien. In het midden van het dwarsgebouwde pand zit de toegangsdeur en aan de rechterkant daarvan nog een evengroot etalageraam. De tekst boven dat etalageraam verraadt nog iets meer van het winkelassortiment: “Manufacturen, Gemaakte goederen”. Jeroen de Vries is een ondernemend man, die bij bouwvergunning 1008 juist op 2 september 1920 de toestemming van de gemeente Schoterland krijgt om gedeeltelijk te verbouwen en tegelijk het woon-en winkelhuis te vergroten.
Uit de bijgevoegde plattegrond in het dossier blijkt de frontbreedte van 13.75 meter met aan de zuidkant daarvan de kenmerkende ronde hoek. Aannemer M. Hergarden uit de Kerkstraat treedt op als bouwheer. In dat dossier ontbreekt helaas een frontaanzicht, terwijl verder alle soorten tekeningen voorhanden zijn. Nemen we nu een flinke stap in de tijd, dan moet u weten, dat tegenwoordig op dit kadastrale perceel de Hema haar zaak heeft onder huisnummer Dracht 93.
Pal naast ‘De Zon’ staat nog op de plattegrond van de Waterleidingkaart van 1909 een aantal wooneenheden achterelkaar aan de oostelijk daarvan gesitueerde steeg. In huisnummers vertaald zijn dat de nrs. 262, 263, 264, 265, 266 en 267. Die situatie wordt in 1910 danig gewijzigd; er wordt omgenummerd tot nrs. 254, 255, 256, 257, waarbij 263 en 264 worden opgeheven. In de concordans van de huisnummering, die archiefbeambte Jan Werkman in 1994 samenstelde, licht hij dat toe in de ‘opmerkingen’ met de term: vervallen 1912. Dat moet te maken hebben met de door J. Bast op 1 juli 1912 verkregen bouwvergunning 519, die een ‘verbouwing van woning en winkel’ beoogde voor (in ieder geval) het kadastrale perceel A-1109. Dat blijkt het perceel aan de straatkant. Enkele jaren eerder vinden we in de hinderwetvergunningen dat perceel A-1109 als naastleger van een op te richten brood-, koek-en banketbakkerij in huisno. 261 op het kadastrale perceel A-1206 voor bakker Simon Troelstra, die tot dan op de Heerenwal zijn brood als zodanig verdient. De rol van J. Bast wordt door deze acte uit het ongewisse gehaald; hij blijkt eigenaar te zijn van A-1109 (waarvan Gerrit Brouwer gebruiker is), maar ook van A-1110 en A-1111 (op dat ogenblik zonder gebruiker). Johannes Bast is afkomstig van Joure. Het pandje no. 261 - waarvan een schetstekeningetje in het hinderwetdossier zit - blijkt een breedte te hebben van 4.40 meter. Op de foto is duidelijk het apart vormgegeven ‘klokachtige’ geveltje met het uitstaande zonnescherm van bakker Troelstra te zien. De latere nummering is 247 om te eindigen als Dracht 89. Troelstra blijft tot de oprichting van de Centrale Bakkerij in 1920 zelfstandig bakker, daarna wordt de winkel depôt.
Dit dossier bevestigt ons dat huisnummer 262 in 1908 in gebruik is genomen door de gebroeders Brouwer (eerder een drukkerijtje op het Breedpad) en ingericht als ‘drukkerij’ en ‘boekhandel’. De vernummering naar huisnummer 254 houdt vervolgens zijn geldigheid tot 1920. Vanaf dat jaar tot 1930 raakt het bekend - ook in de adresboeken - als Dracht 248, om vervolgens jarenlang als Dracht 91 bekend te worden en te blijven. In de geschiedschrijving van de firma Brouwer speelt sinds 4 september 1913 ook Willem Charles Broekhuizen, geboren in Rotterdam (1890) en in 1913 afkomstig uit Hoorn, een rol. Gekomen als boekdrukker (o) - d.w.z. knecht - woont hij eerst in bij Gerrit Brouwer op huisnr. 254 tot zijn huwelijk met Jansje Groenewoudt uit Blokker. De samenwerking eindigt op 13 october 1916 met hun vertrek naar Utrecht.
Het adresboek 1922 afficheert Gerrit Brouwer, dan onder huisnummer 248, als ‘boekhandelaar’. Tijdsgebonden is de lange plank langs de voorgevel met daarop ‘Drukkerij Boekhandel Gebrs. Brouwer’. Broer Gerben is dan al in 1919 begonnen met zijn drukkerij aan de Verlengde Dracht/van Riesenstraat.
Het vierde huis aan de oostzijde van de Dracht, gezien vanuit de camerapositie, is in 1920 het huis met nummer 251, in het adresboek 1922 vernummerd tot nr. 245 en 246. De lijst van gebruikers geeft vervolgens voor nr. 245 wed. Willem Romkes, zonder beroep, en nr. 246 Johanna H. Wardenburg, zonder beroep.
Andries Hofman, koperslager, en Durk Steneker, loodgieter, hebben op 19 maart 1920 besloten tot een maatschap en door de notaris een acte laten opmaken. Vervolgens hebben ze een aanvraag voor een hinderwetvergunning ingediend voor het stichten van een lood-en zinkwerkerij met koperslagerij aan de westkant van de Dracht in één van de schuren van de voormalige houtzagerij. Het gemeentelijk besluit van 10 juli 1922 moet uit milieuhygiënische overwegingen negatief zijn geweest. Daarna koopt de Vennootschap onder de firma Hofman en Steneker op 27 april 1923 het pand (dubbelwoonhuis) A-1704 en A-1705 (huisnrs. 245 en 246) met zijn grote gevelbreedte en met een ruim erf, totaal 8.75 are, door notaris J.W. Schipper geveild. Daarvoor vragen ze eerst op 25 mei 1923 een vergunning (nr. 1222) voor de verbouwing van een dubbele woning tot woning en winkel en per 13 augustus 1823 een bouwvergunning (nr. 1245) voor het oprichten van een werkplaats, maar het is denkbaar dat ze verzuimd hebben een hinderwetvergunning aan te vragen. Het besluit van 31 augustus d.a.v. is in ieder geval afwijzend. Zij zullen hebben moeten besluiten weer afstand te doen van het pand, waarvoor ze fl.10.615,- hebben neergeteld. Deurwaarder J.D. Jongsma biedt het op 15 juli 1924 in de Hepkemakrant voor de tweede keer ter veiling aan. Zijn advertentie spreekt van ‘winkelhuizen met erven en werkplaats aan de Dracht’. De herenmodeman P.A. Overdiep hapt toe en sindsdien is deze modezaak eigenaar-gebruiker. De Firma Hofman en Steneker berichten de Kamer van Koophandel, dat ze hun firma zullen opheffen per 3 december 1824. Ze gaan ieder huns weegs en Steneker richt zijn bedrijfsinspanningen op kadastraal perceel A-208 met huisnummer 217. Eerst met een bouwvergunningsaanvraag voor uitbreiding van woning en werkplaats van november 1926 en daarna voor een hinderwetvergunning voor koperslagerij met smederij voor hetzelfde pand van december 1926. Durk Steneker gaat daar wonen en blijft dat tot minstens 1960 volhouden onder huisnummer Dracht 27.
De herenmodezaak van P.A. Overdiep wordt al spoedig voortgezet door IJme Bernardus Overdiep, die aanvankelijk alleen de beschikking heeft over huisnummer 85 en naast zich op nr. 87 de sigarenwinkelier H. Hofma moet gedogen. Tot voor kort is het nog mogelijk geweest het deel, dat de sigarenwinkel in beslag heeft genomen van het totale oppervlak, in de huidige winkel van Overdiep te herkennen. Oh ja, Hofma heeft als sigarenwinkelier nog als opvolger op deze locatie de heer Hendrik Ebert gehad. Die is later naar de overkant gegaan.
Ook voor ons is het nu tijd om even langs enkele panden aan de overkant te gaan en te kijken, welke neringen daar worden uitgeoefend. Het eerste pand geeft al een goede indicatie; er staat overduidelijk ‘BAKKER’. Deze keer niet als beroep maar samen met de voorletters N.F. weten we, dat bedoeld wordt Nicolaas Folkerts Bakker, de stoffenverver. In het bevolkingsregister van de periode 1900-1910 staat hij de volle periode op het adres Dracht nr. 309 al ingeschreven. Op 12 mei van dat jaar is hij namelijk verhuisd van Bouwlust naar dit pand. In augustus 1906 laat hij naar bestek en tekeningen van architect S.H. Zwarts in cafe De Drie Gemeenten aanbesteden: het verbouwen van een winkelhuis. Aannemer Johannes de Haan uit Nijehaske ziet kans voor fl.3048,- die opdracht uit te voeren. De periode 1910-1920 wordt voor wat betreft het pand een nieuw huisnummer geregistreerd: Dracht nr. 345. Vervolgens wordt vanaf 1921 het nummer Dracht nr. 355 gehanteerd. In een vroege fase van zijn werkzaam bestaan is N. Bakker aktief lid geweest van de Sociaal-Democratische Bond, afdeling Heerenveen, waarvoor hij dan het secretariaat voert. In het jaar 1893 vinden we in het Nieuw Advertentieblad regelmatig berichtgeving van zijn hand. In 1899 stelt hij zich als kandidaat namens de kiesvereniging “Recht door Zee” verkiesbaar voor de gemeenteraad. In 1900 is hij mede-ondertekenaar van een petitie tegen de liberale kandidaten voor de Provinciale Staten. Als in 1903 in Heerenveen een afdeling van de S.D.A.P. wordt opgericht is één van de eerste bestuursleden N. Bakker. Zijn politieke inzet wordt op 2 september 1919 beloond als hij wordt gekozen als raadslid in de gemeenteraad van Schoterland. Door zijn vertrek naar ‘s Gravenhage in juli 1925 eindigt zijn raadslidmaatschap. Zijn opvolger in dit pand is Jan Muntendam, die zich standvastig steeds ‘winkelier’ noemt. Zo nu en dan komt er bij te staan ‘in manufacturen’.
Keren we terug naar de foto ! Ten noorden van dit pand van Bakker zien we de ingang van de Romkessteeg. De gaslantaarn op de hoek van het pand laat zijn schijnsel maar beperkt in die donkere steeg vallen. Toch wonen daar - weliswaar met een huisnummer onder de Dracht - in 1922 negen gezinseenheden onder de nrs. 356 tot en met 364. Twee daarvan zijn de meer dan bekende joodse dame Johanna Bloch en de joodse koopman Arie Smeer.
Die nummering is er de oorzaak van dat het huis ná de steeg het nummer Dracht 365 heeft. Kees Romkes, van beroep veehouder, woont er als zgn. ‘steegboer’ met de landerijen toch wel behoorlijk buiten de bebouwde kom. In die jaren blijkt het potentieel van de weilanden nog te liggen in het gebied, wat tegenwoordig wordt aangeduid als ‘Heerenveen-midden’ (vanaf de bebouwing van de Dracht in de richting van de spoorlijn en naar het zuiden richting Rottumerweg). Kees Romkes gebruikte volgens plaatselijk historicus A. Taconis grond bij het zgn. ‘Roomse gat’ (achter de R.K.-begraafplaats) om te weiden. Op die manier valt te verstaan een advertentie in het Nieuw Advertentieblad van 2 juni 1897: “Nieuwe Melkinrichting. Wie een heerlijk glas Melk wil drinken, neme de proef bij P. Romkes, Dracht, Heerenveen. Beleefd aanbevelend. Aan hetzelfde adres twee fleurige koekalven te koop”.
De ‘Romkessteeg’ is de zesde steeg vanaf de voormalige hoofdbrug en het is duidelijk dat een persoon Romkes de volksmond heeft geïnspireerd de steeg naar deze familie te vernoemen. De beste optie daarvoor is de eerste Pieter Haring Romkes (1782-c. 1817) getrouwd met Antje Pieters Blinksma, die na zijn vroege dood het bezit als een grootgrondbezitster heeft beheerd. De tweede optie is verwoord in het Straatnamenboek.
Officieel is er nimmer een raadsbesluit geweest om die naam te wettigen, tenzij je het voorkomen in het adresboek 1934 als zodanig mag beschouwen. Tenslotte is dat boek gebaseerd op de woningkaarten, die begin jaren dertig zijn ingevoerd. De onttakeling van de éénkamerwoningen is dan sinds 1931 al ingezet met de onbewoonbaarverklaring van de nrs. 3, 5, 2, 4, 6, 8 en 10 aan de steeg. In het volgende jaar komt er tot drie keer toe een verlenging van de ontruimingstermijn. Rond 1930 wordt het perceel verkocht. Theodorus Leenes koopt het en verhuurt het aan de kapper R. Oostindiër. Tegenwoordig is het de verbindingssteeg tussen het Molenplein en de Dracht, langs het Winckeltje. Niets herinnert meer aan de éénkamerwoninkjes, noch aan de stadsboerderij van Romkes.
Het tweede pand op de foto links na de steeg heeft een ingewikkelde geschiedenis, waaraan in december 1912 duidelijk een einde is gekomen, als het wordt aangeboden door L. Keverkamp in veilingtermen: “Het winkelhuis, breed aan de straat 9 meter met erf en plaats, enz., plaatselijk gemerkt no 356 en 357 aan de westzijde van de Dracht, groot 96 ca., voor velerlei affaires geschikt, thans in huur en gebruik bij mej. I. Talsma, en A. Keverkamp.” De toon is voor de toekomst gezet, en de vernummering van 1921 (nr. 356 wordt 366a, nr. 357 wordt 367) doet daar niet veel aan af. De bewoners van 356 / 366a wisselen : Minze Wijma, Johanna Werps, Evert Corn. Bruins, Abraham Loopstra, maar voor 357 / 367 geldt dat niet: Ida Talsma blijft.
De zakelijke belangstelling voor deze pandjes neemt toe als zich er resp. een horlogemaker, een sigarenwinkelier, een schoenmaker, een pianostemmer, een electriciën gaat vestigen. Het ultieme moment komt als de electriciën W. van Dijk de beide panden als Dracht 96-98 bestemd tot Radiohandel Van Dijk. De prelude daarvoor is al te vinden in bouwvergunning 2127, waarin J. van Dijk en B. van Dijk, Dracht 367 het besluit van 22 mei 1930 tegemoet zien voor de verbouwing van twee woningen.
Nog drie huisnummers scheiden ons van de Zwarte Steeg, te weten: 358/359/360 (periode 1910-1920) en 368/369/370 (periode 1920-1930), en daarna Dracht 94, 92 en 90. Voor de geschiedenis daarvan zullen we eerst nog eens zoeken naar een foto, die dit deel op foto of prentbriefkaart beter in beeld brengt.
2012, oktober 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
"Nota Bene:
De correctie op het bovenstaande verhaal hebben we te danken aan een attente reactie uit de familie Steneker.
Citaat: "“Durk Steneker is in 1951 overleden. Zoon Hendricus (plus gezin) heeft wel tot ongeveer 1980 op dat adres gewoond.”"
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 23

Dracht 1904
Het is ongelofelijk wat mensen beweegt om in 1904 zo massaal de straat op te gaan om in ‘vredesnaam’ maar op de foto te komen. Het excuus zal wel zijn, dat het een prachtige zomerse dag is waarin de zon praktisch van zuid naar noord het eerste stukje van de Dracht laat zien en misschien heeft de fotograaf ook wel gevraagd om op te treden als passant. Is de argwaan van de rechtse dame echt of gespeeld? Ze heeft in ieder geval geen aandacht voor de uitstalling in de etalage van de winkel van Hans, Sipke en Jacoba Tammes Keimpema (nr. 220 in de periode 1903-1910), die nog maar net hun vader zijn opgevolgd in de galanteriewinkel, waar de 'bakjeskooplui' hun waren gewend zijn te kopen. In 1910 wordt dat vernummerd naar 215. Hans is dan degene die in de Personele Omslagen wordt aangeslagen (1914-1920). Later is het de drankwinkel - in 1921 vernummerd tot nr. 210 - van G. Wind, die er van 1920-1929 een bestaan probeert te vinden. In 1929 verplaatst kapper G.F. Schermer zijn salon voor ‘scheren en haarsnijden’ van nr. 207/boven naar dit adres nr. 210, waar hij ook rookartikelen gaat verkopen.
Bij de volgende winkel zal de interesse van de omziende dame ongetwijfeld gewekt worden door het assortiment van manufacturenhandel Meindert Josephs Witteveen, wiens reclamebord aan de gevel tevens is gericht op ‘mantels’. Begonnen in de Vermaningsteeg in 1883 zit hij zit hier al een flink aantal jaren - eerst als huurder vanaf 1884 en omstreeks 1893 heeft hij het gekocht van koopman Jozef Padberg. In 1905 vindt er door architect H.J. Voogden uit Zwolle een ingrijpende verbouwing plaats, hetgeen blijkt uit een gedenksteen in de gevel. Het pand wordt in de periode 3 juli tot 15 october 1905 afgebroken en herbouwd in de stijl van de Jugendstil. De benedenverdieping met drie grote ramen en een deur is indrukwekkend versierd. (Bouwvergunning 157, d.d. 3-6-1905) Dochtertje Geertruid van vier jaar mocht die eervolle eerste steen plaatsen. (nr. Dracht 7, A-199), later spreekt men door de grootte van het pand van de “grote Berkemeijer”. Overigens is Meindert Witteveen met zijn inzet als voorzitter van de katholieke vereniging St. Vincentius à Paulo te kenschetsen als een betrokken katholiek. De doelstelling om de armen van zijn gemeenschap tot steun te zijn o.a. door het houden van verlotingen, spreekt hem kennelijk wel aan.
Onvoorstelbaar groen is het voor Dracht nr. 5 die zomer. Het ontneemt ons volledig het zicht op de rest van de bedrijven, winkels. En toch zijn het slechts twee linden, zoals op andere foto’s duidelijk is te zien. Ze staan voor de “kleine Berkemeijer”. Daar wonen in 1904 de ongehuwde zusters Petronella (1835) en Joukjen Jans Braaksma (1840).
Richt U uw blik nu eens even op dat apart vormgegeven wandelwagentje waarmee het 10-11 jarig meisje haar zusje over de bestratingssteentjes voert. Lijkt het net óf is het zo, dat het een dubbelwagentje (rug-aan-rug) is met voetensteun? Ze zijn in ieder geval wel zo slim, dat ze de keienbestrating van het middengedeelte zorgvuldig mijden. Verder valt ook het prachtige gietijzeren gevelgasornament op.
Aan de westkant van de straat is de gevelwand bijzonder interessant en dan voornamelijk omdat het begint met die schitterende klokgevel van de Tabaksfabriek De Rookende Moor van de familie Taconis met gebeeldhouwde, segmentvormige afdekking en aanzetkrullen uit 1741. Helaas kunnen we nu niet meer genieten van dit fraaie stukje oude bouwkunst, welke in 1930 nog in volle glorie valt te bewonderen. Nog steeds is niet duidelijk, wanneer het definitief is verwijderd ten gunste van een zakelijke gevel. Waarschijnlijk in 1939 bij een grootscheepse verbouw.
Iedereen weet inmiddels, dat hun perceel van de Dracht volledig de noordwand van de Munnikssteeg inneemt. Aan de Drachtzijde de winkel en de bovenwoning en achter bij de Molenwijk de fabriek met de machinerieën. Die steeg is van zeer oude datum; het is de eerste steeg ten zuiden van de Compagnonsvaart, waaraan in de loop van de tijd meerdere namen zijn gegeven. De oudste is vermoedelijk ‘Boelesteegh’ (genoemd in 1716), omdat er een kastelein Boele Jans op een van de hoeken zijn etablissement moet hebben gehad. Ook komen we de naam ‘Wijde Steeg’ en ‘Oude Vermaningsteeg’ tegen. In 1764 wordt door mannen van de Mennonyte gemeente een ‘huysinge c.a., waarin de Mennonyte Leere is gehouden geweest’ verkocht op de ‘wijkswal agter de Dragt op ‘t Heerenveen’, waarbij de Oude Vermaningsteeg ten Noorden ligt. Verreweg de bekendste naam is echter de Munnikssteeg. Hendrik Munniks, vervener en lid van de grietenijraad na 1811, woont in het pand van 1773 tot 1817, welke door Hendrik Taconis wordt gekocht ten behoeve van de stichting van een tabakskerverij voor zijn zoon Simon. Deze noemt zich al vrij spoedig ‘tabaksfabrikant’. De gehele 19e eeuw is dit perceel de economische basis voor de generaties Taconis. Het stoomtijdperk en de daarmee gepaard gaande ambachtelijke industrialisatie gaat zeker de vooruitstrevende Taconisfamilie niet voorbij. Zij richten daarvoor graag een deel van de bebouwing aan de Molenwijk in, zorgen voor de bouw van de nog steeds kenmerkende schoorsteen en treffen een overeenkomst met de grutterij van buurman Mollema. Deze kan via een ‘gat’ in de muur gebruik maken van de aandrijving door riemen van de stoommachine voor de maalmachines in de grutterij. In 1900 woont Johannes Hendriks Taconis er nog, maar in de volgende jaren ontwikkelt hij het plan om in Oranjewoud een villa te laten bouwen. Dat gebeurt in 1906 en het wordt een buitentje in de stijl van de heersende mode van de Jugendstil: “Blau Hûs” naar ontwerp van de architect Andries van Driesum.
Naast de Tabaksfabriek exploiteerde op huisno. 369 in 1904 Molle Mollema een grutterij, een bedrijf van meer dan een eeuw oud op dat ogenblik. Wobbe Molles, na 1811 Mollema, is in 1782 al vanuit Aengwirden naar het bedrijf van Wijnolt Kuipers gekomen, omarmt in de Franse tijd het nieuwe bewind en vervult daarvoor bestuurlijke functies, verliest aan dat bewind in 1813 door krijgsgevangschap en overlijden zoon Elbertus waarover de familie pas in 1825 absolute zekerheid krijgt van de instanties van die tijd. De stamboom blijkt sterk, want steeds weer is er een opvolger in het bedrijf en daar komt pas een eind aan als Reitze Keizer, koopman in manufacturen, het pand kan overnemen rond 1909. Jarenlang heeft magazijn ‘De Duif’ aan de gevel haar opvallend symbool aan het publiek getoond.
De Hepkemakrant onthult in haar krant van 12 september 1903 een overlevering uit de Franse tijd, die door de familie Mollema al die generaties is gekoesterd. Tussen twee vertrekken - waarboven de zolder en beneden de kelder - is tijdens een verbouwing een kleine ruimte aangetroffen, die gediend heeft voor het verbergen van een vluchteling. De ongezonde ruimte is via een luik op de zolder bereikbaar geweest om erin te klimmen en via een luikje in een bedstede om voedsel aan te reiken. Wie er ooit in heeft gezeten, vermeldt de historie jammer genoeg niet.
Voor deze bijdrage duiken we ook nog even in de geschiedenis van het lage derde pand vanaf de Munnikssteeg.
Bij de eerste beschrijvingen van het kadaster uit 1832 blijkt het te worden bewoond door bakker Tjepke Taconis, eveneens een zoon van Hendrik Taconis, bakker op de Vleesmarkt. Tjepke Taconis oefent hier tot de middenjaren vijftig van de 19e eeuw zijn bakkersberoep uit om door een winkelier - Halbe de Vrieze - te worden opgevolgd. Per 12 mei 1860 vestigt de arts Joannes Willem Groeneboom er zijn dokterspraktijk voor langere tijd. In het bevolkingsregister, welke de periode 1900-1910 administreert, is de naam van de hoofdbewoner Tjebbe Boonstra, die als kleermaker de kost verdient. Een bewoner die de oudere bewoners ongetwijfeld nog vertrouwd in de oren klinkt is Jan Alberts Vrind, die als koopman in granen, meel en grutterswaren zelfs in het adresboek van 1960 nog voorkomt. Inmiddels is het adres geëvolueerd tot Dracht no. 18 en het bedrijf tot ‘dierenspeciaalzaak’. En dat nummer paste tot voor enkele jaren op de bloemenwinkel ‘De Zilveren Roos’. Speciaal voor de ouderen is er nu: FiftySix !!!
De panden op dit fotonr. 175, welke in de richting van de hoofdbrug - thans overkluizing - nog volgen zijn historisch minstens zo interessant maar komen ongetwijfeld nog wel eens aan de orde bij de beelden van een andere foto.
Oh, ja, welke directeur van gemeentewerken haalt het nou in 1953 in zijn hoofd om een reeds eeuwen bestaande steeg - zonder de historisch geïnteresseerde betrokken inwoners te raadplegen - middels een simpel briefje aan B. en W. om te dopen in ‘Munnikstraat’ ? Zelfs tegen alle taalkundige regels in met één enkele ‘s’, terwijl dat er twee moeten zijn !!! Gelukkig toont de ‘volksmond’ meer piëteit jegens de historie van dit ‘stadsdorp’!
2012, augustus 19 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 96

Dorpspomp Aengwirden ca. 1872
Deze sepiakleurige foto met afgeronde hoeken lijkt te zijn gemaakt ter gelegenheid van de plaatsing en/of ingebruikneming van de ‘dorpspomp’ - links vooraan - op de Oude Koemarkt in Heerenveen. Dat is ongetwijfeld een bijzondere gebeurtenis geweest. We stellen ons voor, dat de heren initiatiefnemers zich in feestelijke kledij hebben gestoken en de plaatselijke fotograaf hebben verzocht deze gebeurtenis luister bij te zetten door het nemen van een ‘photographie’. Met op de achtergrond een gemengd publiek van jonge en oudere, vrouwelijke en mannelijke belangstellenden wordt deze gebeurtenis nog onderstreept.
Vroegere leden van de Stichting Oudheidkamer Heerenveen, verantwoordelijk voor het inbrengen van deze foto in de fotocollecte van de Oudheidkamer onder nummer 06897, hebben daaraan een datering gekoppeld van omstreeks 1875. Uit vondsten in archiefstukken komen enkele feitelijke gegevens naar voren, die een bijzonder licht werpen op de betekenis van dit nuttige stuk ‘straatmeubilair’. Uit de gegevens van het onderzoek, die we in de volgende alinea’s beschrijven, willen we graag de conclusie verbinden dat de foto is gemaakt bij de allereerste installatie, maar daarvan is het speculatieve element te groot. Zo vroeg heeft Heerenveen nog geen plaatselijke fotograaf.
De zomer van 1858 blijkt volgens berichten in de Leeuwarder Courant een bijzondere hete zomer te zijn geweest. Door de lange duur van de hoge temperaturen - schommelend in juni en juli tussen 80 en 90 graden Fahrenheit en dus omstreeks 26.6 en 32.2 graden Celsius - ontstaat geleidelijk een tekort aan drinkwater (lees: regenwater). Regenwatersbakken vallen droog en veel helder slootwater is er in de plaats Heerenveen uiteraard ook weinig te vinden. Zowel het gemeentebestuur van Schoterland en in navolging daarvan die van Aengwirden besluiten tot het slaan van een put en de plaatsing van een pomp. Schoterland acht een geschikte plaats vóór het gemeentehuis (Oenemastate) en Aengwirden besluit dat te doen op de zogenaamde ‘Oude Koemarkt’. Van het besluit van de raad van Aengwirden is een verslag weergegeven in de notulen van 17 juli 1858. Het blijkt, dat B. en W. van Aengwirden (AEN 32) het initiatief volgen van Schoterland tot het graven van een put. Aanvankelijk meent burgemeester Van Beyma thoe Kingma aan 50 à 60 gulden voldoende te hebben voor de realisatie, maar aan het eind van het overleg wordt besloten een bedrag van 100 gulden beschikbaar te stellen. Het gemeenteverslag van 1858 - ingezien door David Hartsema in 1987- bevestigt bovenstaande bevindingen: “Omdat deze zomer zeer droog is en er grote behoefte aan drinkwater bestaat, wordt voor fl.261.03 en een halve cent op de Oude Koemarkt een put gegraven met een pomp. Het blijkt, dat deze ‘het heerlijkste drinkwater’ levert.” (De Koerier 21-1-1987) De Rekening over het jaar 1859 werpt nog een bijzonder licht op de motivatie van het gemeentebestuur, omdat zij daarin tot uitdrukking laten komen, dat de ‘nieuw gegraven put en de daarin geplaatste pomp’ ten behoeve is van de ‘arme en mindervermogende ingezetenen’. (AEN 2119 Journaal). Vier ambachtslieden hebben hun bescheiden daarvoor overgelegd.
Na het slaan van de put en de plaatsing van de pomp is er volgens de ‘registers van afgegeven mandaten’ ieder jaar 10 gulden begroot voor onderhoud, maar de eerste vijf jaar ‘zijn daarop geen uitgaven geschied’. In het jaar 1865 worden er door Sipke Jetzes de Boer, pompmaker te Nijehaske, op 7 januari herstellingen gedaan aan de pomp op de ‘zoogenaamde oude koemarkt’ te Heerenveen voor een bedrag van fl.2,20. In april ontvangt Gerben Postma, verver te Heerenveen, fl.5.56 voor het verven van die pomp. Andere ambachtslieden die in de loop der volgende jaren bij de pomp worden geroepen zijn o.a. Harmen Martinus Wagenaar, smid (Achter de Kerk), Karel van Tongeren, timmerman (op de Fok) en Johannes Cuiper, pompmaker te Heerenveen. Meestal bleven ze met hun kosten binnen het begrote bedrag van 10 gulden.

Het ingekomen stuk bij de gemeente Aengwirden van 28 september 1870, opgesteld door Mr. Daniël de Blocq van Scheltinga, advocaat en bewoner van ‘het Slotsje’ of het voormalige ‘Lyts Idemahûs’ aan de westzijde van dit plein, en ondersteund door Jan Harmens Kempes, kleermaker, en de weduwe Paulides, verzoekt de gemeente om de pomp op het plein op te ruimen. Het water stinkt en de pomp is steeds stuk. Het beantwoordt niet aan haar doel. Het is geen sieraad en veroorzaakt nutteloze kosten. Jan Harmens Kempes blijkt in het bevolkingsregister van de periode 1872-1880 te wonen in een pand (met no. 53) achter de weduwe Martje Ates Reitsma-Veenstra, winkelierse aan de oostkant van het plein (nu opgenomen in Paul Kruger). Derde ondergetekende is de weduwe Paulides ofwel Sophia Reinders van der Wal, sinds 21 mei 1859 weduwe van Tjeerd Johannes Paulides. Zij woont ook aan de oostkant maar enkele huizen naar het zuiden op het grondgebied van Schoterland (thans Oude Koemarkt 8).
Deze aktie van het drietal is tegen het zere been van een aantal andere aanwonenden, die een dag later op 29 september 1870 een contra-petitie bij de gemeente inleveren. Zij vinden dat de pomp moet blijven staan, omdat de straat er goed mee schoon te maken valt. Bovendien geeft het enige geruststelling bij het bestrijden van - eventuele - brandjes. Hun namen zijn de weduwe Hans Barteles Reitsma, de winkelierse; haar zoon Jan Hanzes Reitsma; Doetje Sakes Kromhout, ongehuwd naaister (overleden 1878); Hendrik Roelofs van Reen, gehuwd met Siebrigje Sakes Kromhout, een zuster van Doetje; Gerrit H. Grevenstuk, die of werkzaam is geweest en/of inwoont bij de weduwe Giel Cornelis de Vrieze, welke weduwe zelf als laatste tekent.
Op 3 oktober 1870 buigt de raad zich over de beide elkaar bestrijdende groepen bewoners. Het conflict valt uit in het voordeel van de ‘laat staan die pomp, want het kan z’n diensten bewijzen’-voorstanders van de groep van de weduwe H.B. Reitsma. De raad besluit, met het oog op de nogal aanzienlijke kosten van plaatsing destijds in 1858 en gezien de vele diensten die de pomp aan de buurtbewoners bewijst, de pomp in orde te brengen. In 1871 wordt er van januari tot en met april door Wagenaar, Postma, Cuiper en de Boer samen aan kosten gemaakt fl.14,55. Op 22 maart 1872 wordt er door de raad zelfs besloten de pomp te vervangen.
In het resolutieboek van Aengwirden over de periode 1869-1885 (AEN 76) lezen we, dat er een brief zal worden gestuurd naar de Directie van de IJzergieterij ‘De Prins van Oranje’ te ‘s Gravenhage. Daarin wordt gevraagd wat het moet kosten om een pomp model 3, die in hun prijscourant voor fl.22,- staat genoteerd, bij de Heerenveense beurtschipper op Amsterdam te krijgen. De bevestiging vinden we in het kasboek van Aengwirden van 1872 (AEN 2130). Daarin wordt gemeld dat aan ‘De Prins van Oranje’ fl.21,90 is betaald wegens leverantie van een pomp voor de Oude Koemarkt. Na de winterperiode komen op 3 maart 1873 in aktie: Johannes Cuiper, Heere Durks Sjollema (koperslager), Harmen Martinus Wagenaar en Gerben Postma. Sjollema levert voor het stellen van de ijzeren pomp met bijlevering van materialen zelfs een nota in voor fl.25,65 en Wagenaar voor geleverd materiaal fl.8,-. Het is deze pomp, die prachtig is weergegeven op een tekening van de franse kunstenaars (illustratoren) Eugène en August Tilly in een boek met de titel “Friesland in Grootvaderstijd” (MWvH., bibl. cat. 11.18). Op bladzijde 41van dat boek staat daar de afbeelding, die volgens de inleiding van redacteur Sytse Jan van der Molen eerder afgedrukt is geweest in jaargang 1883 van een tijdschrift met de titel “De Aarde en haar volken”.
In de Rubriek “Heerenveen uit vroeger dagen” schreef Leo Leenes begin jaren zeventig bij deze oude foto van Oude Koemarkt de volgende tekst: (MWvH., foto 6913):
Hierbij( Links) een foto van de Oude Koemarkt waar vroeger de markt werd gehouden. Momenteel denkt men bij het gemeentebestuur er over de markt weer terug te brengen, waar onze voorouders hun vee kochten en verkochten. Een voornemen dat nog al tegenkanting ondervindt van de betrokken marktkooplieden. De foto is afkomstig uit het archief van de Stichting Oudheidkamer Heerenveen.”Eerder is die foto al eens geplaatst in het fotoboekje “Heerenveen in oude ansichten”, van de uitgeverij Europese Bibliotheek, Zaltbommel, 1968. De tekst van Douwe Miedema staat op bladzijde 41 en wordt door hem gedateerd op plm. 1890. Naast Crackstate en het huis van Daniël de Blocq van Scheltinga (ook bekend als het “Lytshûs” ook wel ‘t Slotsje, later hotel Jorissen, nu: cafetaria) en café Reitsma, de voorloper van Paul Kruger, zijn er als straatmeubilair een aantal bomen, een gaslantaarn, de grensbalk en overduidelijk de ‘dorpspomp’. Dirk Aartsma geeft als extra informatie aan Douwe Miedema, dat met het rijtuig de logé’s van Hotel Jorissen van de trein worden gehaald.
Met een iets ander camerastandpunt ( Rechts) heeft de fotograaf de westkant van de Oude Koemarkt vastgelegd. De opname straalt een serene rust uit. De tramrails markeren de datering als ‘na 1882’. Iets rechts van het midden is er de onmiskenbare dorpspomp en geheel rechts inmiddels ook de gaz-lantaarn. Opvallend is ook de kenmerkende bouwstijl van de benedenverdieping van het ‘slotsje’. Die moet ongetwijfeld tot stand zijn gekomen in het kadastrale dienstjaar 1874 als Daniël de Blocq van Scheltinga na aankoop een complete herbouw uitvoert.
De mandaatregisters van Aengwirden geven koperslager Dirk (Heeres) Sjollema - kleinzoon van de kunstschilder Dirk Piebes Sjollema - de eer de laatste herstellingen aan de pomp te hebben verricht. Hij krijgt op 14 januari 1888 als allerlaatste fl.7,60 vergoedt voor zijn werkzaamheden. Dat leidt tot de conclusie dat tussen 1888 en 1897 (als het plantsoen op de Koemarkt wordt aangelegd) de pomp is verwijderd. Op foto’s van nadien is de pomp niet meer terug te vinden.
Initiatiefnemer in de raad van Schoterland is geweest de heer Hendrik Tuymelaar, die op 26 juni 1858 zijn mening uit. De aanhoudende droogte en de daardoor ontstane schaarste aan gezond drinkwater wil hij op kosten van het dorp Heerenveen bestrijden met een te graven welwaterput en dito pomp ‘voor algemeen gebruik’. Het lukt hem de mederaadsleden te overtuigen en B. en W. te machtigen op een door hen te beoordelen geschikte plaats een pomp te plaatsen. Het bovengrondse deel daarvan moet wel zo zijn geconstrueerd dat “aan het oog behoorlijk voldoening worde gegeven”. (SCO 285) Met andere woorden ‘het moet er knap uitzien’!
De gemeenteontvanger begroot voor de ‘klus’ fl.250,- (SCO 3742), die door de uitvoerders met fl.30.15 wordt overschreden. De timmerman R.E. van der Wal toucheert fl.239,88; de smid Jan A. Kuipers rekent voor ijzerwerk fl.31,91 en koperslager H.D. Sjollema brengt voor koper, zink en loon fl.8,36 in rekening. Totaal derhalve fl.280,15.
De plaats van de pomp is volgens een mededeling uit 1872 ‘het gemeenteplein’ geworden, waar dat jaar een bedrag aan onderhoud van fl.2,25 wordt geboekt. Spijtig genoeg zijn er geen afbeeldingen bekend van de exacte locatie op dat plein. De oude ansichtkaarten bieden geen soelaas.
2014,nov. 29 -wibbo westerdijk-hip-backup
<?div>
