Cat. Foto's met een verhaal
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 78

Oude Kerkstraat ca. 1900
In het meest oostelijke deel van de Oude Kerkstraat kun je rond 1900 deze situatie als fotograaf moeiteloos oproepen. De meeste huizen van deze straat en haar zijstraatjes zijn stevig bevolkt met hardwerkende handwerkslieden en hun gezinnen. Een groepsportret als de bovenstaande zal ongetwijfeld zijn ontstaan op een verzoek van de fotograaf. Het is stellig de zeldzaamheid van de opnames van de (Oude) Kerkstraat, dat alle liefhebberende Heerenveen-sneupers er een apart plekje voor hebben in hun verzameling.
Volgens onze gegevens is het Douwe Miedema als archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen, die in het fotoboekje ‘Heerenveen in oude ansichten’ in 1968 voor het eerst enkele zinnetjes wijdt aan ‘een merkwaardig volksbuurtje’. Hij doet dat weliswaar pas op de laatste bladzijde (80 ste) van het boekje en het zou best eens mogelijk kunnen zijn, dat conservator Leo Leenes hem op deze opname heeft geattendeerd. Laatstgenoemde heeft dit beeld ongetwijfeld talloze keren bij zijn ‘praatjes bij plaatjes’ getoond en van smeuïg commentaar voorzien.
Miedema blijkt schaars in zijn mededelingen over de locatie. Hij wijst slechts op het café van Lammert Brugge links en op het opvallende pand van de Spaar-en Voorschotbank rechts op de foto. Bij een eerdere opname op blz. 53 van hetzelfde fotoboekje bespreekt hij de situatie gezien vanuit het oosten naar het westen en benoemt dan de muur links op onze foto als onderdeel van de openbare lagere school van Heerenveen (Aengwirden). In het ‘Beeldverhaal van Nederlands oudste Veenkolonie’ - met de hoofdtitel ‘HEERENVEEN TOEN EN NU’ uit 2003, schrijft Jan de Jong die hoge muur ten onrechte toe aan de voormalige Gereformeerde Kerk en meent in de steegingang langs café Brugge de Kleine Kerkstraat te zien. Op grond van kadastraal onderzoek moeten we deze constateringen tegenspreken.
Het pand van Lammert Brugge, die als beroep ‘schilder’ in het bovenlicht van het raam heeft staan, heeft hij in mei 1897 gehuurd van ‘verver’ Jan Tjibbes Kerkhof. Brugge heeft daarvoor op 1 april 1897 - hij woont dan nog in Luinjeberd - bij de gemeente Aengwirden een koffie-en drankvergunning verkregen en het meteen op het uithangbord aan de gevel kenbaar gemaakt. Kerkhof gaat met een gezin van acht personen naar Hengelo en verkoopt in het dienstjaar 1906 het perceel aan Lammert Brugge. Die transactie wordt geheel volgens de traditie van het kadaster op 17 januari 1905 al vastgelegd door notaris Jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma bij repertoirenr. 7 (inv. nr. 57103 en toegangsnr. 26) Lambert - zoals hij ook in deze acte wordt genoemd - Brugge betaalt voor het winkelhuis met erf, steeg en bleek de som van fl.2550,-. Het perceel heeft in totaal een grootte van 1 are 24 centiare. Net als overal in Heerenveen heeft ook dit pand in de loop van de tijd een aantal huisnummers gekend. Sinds 1880 zijn dat successievelijk Heerenveen (AEN) nr. 149 (dat nummer staat ook in de drankwetvergunning van 1897), 162, 178 en 297. In 1930 wordt het Kerkstraat nr. 75. In het dienstjaar 1939 verkoopt Brugge het pand aan een drietal ‘beleggende’ kopers. Als opvolgende bewoner treffen we winkelier E. Doosje in het adresboek van 1938.
Het huis ten oosten van Brugge heeft rond 1900 als vaste eigenaar-bewoners de familie Gerrit van der Werf. Deze timmerman is gehuwd met Anna Hergarden, eveneens een timmermanstelg. Gerrit is in 1891 al overleden, maar Anna blijft hier met haar kinderen wonen. Na haar overlijden in augustus 1910 wordt de hulp van de notaris voor een boedelscheiding ingeroepen. Jhr. S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma kwijt zich van zijn taak en hoewel er vier kinderen in de acte worden genoemd is de enige ‘verkrijger’ van 6 woningen met erf, een huis met erf en een winkelhuis met erf de jongste dochter Anna Agatha van der Werf, van beroep modiste. Zij hakt snel de knoop door en verkoopt het ouderlijk huis op 11 maart 1911 aan koopman Freerk Gerbens Douma voor fl.2400,-. Deze laat zijn zoon Auke Douma met zijn vrouw het huis betrekken en zelf komt hij er in maart 1912 ook te wonen. De familie exploiteert een aardappelhandel en laat successievelijk een bergplaats en een schuur erbij bouwen.
Het pand dat hiernaast - richting Nieuwstraat - onder A-5133 in het dienstjaar 1900 wordt samengevoegd met het noordelijke gelegen A-5134 behoort tot het bezit van de Algemene Armvoogdij Heerenveen, net als nog een viertal noordelijk aansluitende woningen. Deze zijn allen gelegen aan het straatje Lanenburg, waarin totaal een zeventien wooneenheden hun verbinding met de Kerkstraat hebben. We focussen ons even op de samengevoegde twee perceeltjes, samen 0.89 are groot. In 1930 ontvangt het in 1900 nieuw gestichte huis het huisnummer Kerkstraat 85. Op dat moment woont Pieter de Vries, rijwielhersteller, er met zijn huishoudster H.Bos - de Lange, die het huis in 1922 van de Algemene Armvoogdij hebben kunnen kopen.
Van zeer veel straten is de betekenis van of het ontstaan van de straatnaam prima te herleiden of te verklaren. Over Lanenburg is niet zo’n duidelijk verhaal te vertellen.
Beginnen we met Gerrit Kramer’s manuscript ‘De Geschiedenis van Heerenveen’ dan worden we zeer teleurgesteld. Niet één keer komt het toponiem in die bijna duizend bladzijden tevoorschijn. Slechts één familienaam komt in aanmerking om in verbasterde vorm een mogelijk verband te kunnen leggen: de familie ‘Leemenburch’.
Het ‘Straatnamenboek van Heerenveen’ laat het bij: “Waarschijnlijk heeft deze buurt zijn naam ontleend aan een zekere Lanenburg, die tussen 1750 en 1800 in Heerenveen heeft gewoond”, zonder daarbij een mogelijke bron te noemen. De eerste bron, die concreet wordt, is de Leeuwarder Courant van 13 november 1802. Deze noemt in een verkoopadvertentie van twee notarissen als “VI. Eene HUIZINGE en SCHUUR cum annexis, ook aldaar (op het Heerenveen), LANENBURG genaamd, by Pieter J. Boender in Huur, dog May 1803 vry van Huuringe.” Lang daarna op 2 december 1836 is in een vergelijkbare advertentie onder no. 3 de volgende tekst gevonden: “Twee Woningen onder een dak, en schuur c.a., staande en gelegen op het gedeelte Heerenveen in Aengwirden, Lanenburg genaamd, no. 75, ten Kadaster sectie A, nrs. 1815 en 1816, bij Jacob Bansberg en Feike Brandsma, als huurders in gebruik”. In een geschil tussen Gedeputeerde Staten van Friesland en de Algemene Armvoogden van Heerenveen is Roelof Johannes Bansberg een getuige. In 1868 wordt er een kwestie tussen beide instellingen uitgevochten over het onderstandsdomicilie van Alida Lieuwes de Jong, die in 1867 in Amsterdam wegens krankzinnigheid is opgenomen om te worden verpleegd. Er kan geen geboortecertificaat worden overgelegd en dan heb je de poppen aan het dansen. Uiteindelijk komt de gehele kwestie, inclusief de tegenstrijdige getuigenverklaringen op het bordje van de Raad van State. De eindconclusie is - wegens het niet kunnen vaststellen van de verplichting tot onderhoud - dat Alida door de Staat zal worden verpleegd. Koning Willem tekent daarvoor de beschikking op “Het Loo, den 3 Augustus 1869”. Een tweede getuige is Sieger Popkes de Lang, die 74 jaar oud is in 1868, en verklaart, dat hij in de periode 1806 tot 1809 bijna dagelijks als knecht naar de tuin moet van zijn patroon de bakker Prins aan de Lindegracht. Die tuin is op Lanenburg en in die tijd wonen de ouders van Alida in een huisje van de armvoogdij op Lanenburg. Omdat een broer van Alida, zekere leerlooiersknecht Hartman Lieuwes de Jong, wel een overtuigende maar geen doorslaggevende duidelijkheid kan verschaffen waar precies zijn zuster is geboren, lijkt het een onontwarbare knoop te zijn geworden. R.J. Bansberg kan nog wel verklaren, dat zijn moeder na de dood van Alida’s moeder in 1847 een tijdje in hetzelfde huis heeft gewoond. Vader de Jong is in 1824 al in Hoorn overleden. Het kadaster van 1830 bevestigt dat het kadasternummer A-1808 het eigendom van de Armvoogdij van Heerenveen is (waar de familie de Jong heeft gewoond), terwijl de noordelijker gelegen nummers van de Diaconie van Aengwirden zijn.
Conclusie voor onze speurtocht naar Lanenburg: een bron uit 1803 en gegevens over 1806 tot 1809 !!!
Onmiddellijk ten oosten van de Lanenburg bezit verver Jozef Jans Franken sinds 1878 een groot perceel van 8 are 10 centiare. Hij heeft dat perceel gekocht van Maria Elizabeth Alberda van Menkema wed. Jacobus Johannes Canter Cremers, die op de zgn. ‘Kanselarij’ - hét grote huis - aan de Premierswijk heeft gewoond. Die transactie wordt notarieel vastgelegd door Gerrit Boschloo bij acte van 10 januari 1878. Jozef Franken - een van de kopers van een gedeelte van de tuin - laat op die 8.10 are een huis zetten, welke na de periode van vrijdom van belasting wordt gewaardeerd op een gebouwde waarde van fl.100,-. Na er bijna twintig jaar te hebben gewoond en inmiddels de tuin met een rijtje ‘sociale’ woningen te hebben bebouwd - krijgt Franken in 1916 van de ‘Werklieden Vereeniging Heerenveen’ een bod op zijn huis. Hij gaat daarop in en bij notaris Verkouteren wordt op 23 september 1916 de koop gesloten voor winkelhuis en erf ad. fl.5000,-. De Werklieden Vereeniging zit op 25 juli 1917 bij dezelfde notaris om het perceel over te dragen voor fl.5220,- aan de “Coöp. Producten en Verbruiksvereeniging Excelsior te Leeuwarden. In april 1917 heeft de Werkliedenvereniging zich aangesloten bij die coöperatie, hetgeen ze kennelijk zorgvuldig hebben voorbereid. Het pand is heel lang in eigendom gebleven van deze coöperatie, hoewel de naam op een gegeven ogenblik is gewijzigd in Coöp. Ver. Algemene Verbruikscoöperatie U.A. "Coöp. Noord-West". Het pand is dan al jaren genummerd als Kerkstraat 87. Bij het overzicht van het 25 jarig bestaan schrijft de Hepkemakrant op 22 april 1942, dat op 30 september 1939 een nieuwe winkel in gebruik genomen op de Lindegracht 27. Het pand in de Kerkstraat blijft nog even eigendom van de Coöperatie, maar in het kadastrale dienstjaar 1943 vindt uiteindelijk de verkoop daarvan plaats. Het voortbestaan is daarmee niet afgelopen, maar daarover misschien later nog eens meer.
Aan de overkant van onze Kerkstraatfoto ligt ook nog een boeiend stukje Heerenveense geschiedenis. De klant die bij café Brugge het pand verlaat en mogelijk lichtelijk beneveld een plekje zoekt voor een sanitaire stop krijgt bij de muur van het gebouw met de donkere deur een niet mis te verstane waarschuwing: “Verboden waterplaats”. Net voor de eeuwwisseling op 30 maart 1899 krijgt de afdeling Heerenveen van de Rooms Katholieke Vereniging van de Heilige Vincentius à Paulo de kans om van hun geloofsgenoten van de familie Padberg-Normann een huis met erf en grond aan de Kerkstraat aan te kopen en te bestemmen tot vergader-en verenigingslokaliteit. Voor deze eigendomsovergang verricht notaris Rinze Barends de wettelijke handelingen met als belanghebbende partij Hermanus Pot, boekhouder; Meindert Jozefs Witteveen en Sjoudicus Blomberg, beide koopman, namens Vincentius.
Hun perceel staat omschreven met een grootte van 2.70 are en een gebouwde waarde van fl.120,-. Sinds 1867 houdt deze vereniging zich al bezig met het werven van gelden voor de roomse armenzorg en wordt door Ged. Staten beschouwd als een ‘instelling van weldadigheid volgens letter b van art. 2 van de armenwet’. Het bekendste middel van Vincentius om gelden te genereren zijn de jaarlijkse verlotingen. De advertenties in het Nieuw Advertentieblad trekken eind november steevast de aandacht van het Heerenveense publiek. Het verenigingsgebouw is bouwkundig ontstaan uit drie kleinere pandjes, die door de gebroeders Padberg (A-52, 0.90 are; A-53, 0.96 are en A-54, 1.17 are) omstreeks 1877 worden samengevoegd tot A-1537 (grootte 3.30 are). Na nog een aantal kadastrale manipulaties is er dus bij de verkoop aan Vincentius nog 2.70 are te beschrijven. Zelf neemt Vincentius à Paulo nog het initiatief tot uitbreiding van hun accommodatie, waarvoor bouwvergunning SCO nr. 1082 van 27 december 1921 hen de mogelijkheid biedt. In de huisnummering neemt het gebouw twee huisnummers in beslag. Sinds 1930 zijn dat Kerkstraat 24 en 26. Onze Heerenveense woningkaarten melden ons, dat nr. 24 (het meest westelijke deel) een winkel met bedrijfswoning is. Bernardus Stuivenwold (1892-1973) oefent daar zijn bakkersambacht uit van oktober 1935 tot juli 1951. Zoon Folcrerus (1921) zet de zaak nog voort tot november 1957. Slager Wisse Makkinga verkoopt er vervolgens nog een half jaartje zijn vleeswaren. Daarna staat op de kaart als bestemming ‘pakhuis smederij Dijkstra’. Voor Kerkstraat 26 geeft de kaart als bestemming ‘vergaderlokaal’ en nieuwe impulsen ontstaan pas in het kadastrale dienstjaar 1959 als Wilhelmina Snelten, de weduwe van Hendrik Leopold Dijkstra (overl. 6 maart 1945) het aankoopt en verbouwt tot een winkel met smederij. Per 15 juni 1964 is hoofdbewoner haar zoon Hendrik Dijkstra.
Het meest markante pand aan de westkant van de Kerkstraat is te danken aan de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. Na een aantal eerdere pogingen (1817, 1848, 1864) om een bank op te richten voor de mindervermogenden slagen doopsgezind voorganger ds. Abraham Vis, mr. S.Sleeswijk en mr. J. Kuipers, ambtsdragers bij de arrondissementsrechtbank er in 1871 in een vereniging voor een spaar-en voorschotbank op te richten. Het gemeenteverslag maakt er melding van dat de bank 15 april 1871 is begonnen, maar in de kranten valt daarover in 1871 niets te vinden. De bank gaat kantoor houden in de consistorie van de Doopsgezinde Kerk in de Vermaningsteeg. Merkwaardig is het uit Het Nieuws van den Dag van 30 Augustus 1879 te kunnen vernemen dat de koninklijke goedkeuring (K.B. nr. 24) aan de statuten van ‘Vereeniging tot instandhouding van de Spaar-en Voorschotbank Heerenveen en omstreken’ pas op 29 augustus 1879 is verleend. Is het denkbaar, dat de initiatiefnemers eerst hebben willen kijken of hun plannen levensvatbaar zijn ? Mogelijk dat de in de Leeuwarder Courant van 3 april 1888 aangekondigde wijziging in de statuten van de vereniging de ouverture is voor de aankoop van een bouwterrein. Op 9 januari 1890 blijkt de aan de Lindegracht wonende Wieger Jelles Ferwerda c.s. bereid om zijn grote moestuin onder kadasternummer A-61a (groot 3.10 are) achter zijn pand te verkopen. Het bestuur van de Vereniging Spaar-en Voorschotbank koopt daarvan 1.70 are, terwijl de rest wordt aangekocht door de Doopsgezinde Gemeente. Notaris Rinze Barends legt een aankoopbedrag van 900 gulden vast. De bankbestuurderen stichten daarop nog het zelfde jaar hun opvallende bankgebouw. Over de bouwmeester en de aannemer hebben we geen informatie kunnen vinden, maar gezegd moet worden, dat de vormgeving binnen deze omgeving een zeer bijzondere is. Een halsgevel met een rondboogtop boven in de middenpartij waarin een uurwerk (?) en aan beide kanten daarvan een deel van het jaartal 1871. De driedelige dakconstructie, met in de gevel een iets terugwijkend middendeel en links en rechts afgesloten met een fronton met timpaan op een voetstuk. Op dat voetstuk de woorden: (links) ‘SPAAR’, (in het midden) ‘EN VOORSCHOT’, en (rechts) ‘BANK’. Links en rechts een toegangsdeur, met daartussen twee ramen.
De bank profiteert aanvankelijk van de kadastrale regel van het ‘onbelastbaar’ zijn mogelijk wegens haar status van nutsinstelling, maar in het dienstjaar 1913 komt daaraan een eind. De ‘belastbaarstelling’ heeft als gevolg de aanwijzing van een ‘gebouwde waarde’ van fl.138,-. Twee conciërges hebben we kunnen opsporen. Adam Brouwer, van professie timmerman, heeft dat in ieder geval van 1910 tot 1933 gedaan en Klaas Kamminga, werkzaam in een bouwmaterialenhandel op de Badweg, heeft als laatste in Kerkstraat 28 dat werk verricht. Hij zal een flink aandeel hebben gehad in de verhuizing naar het in 1934 nieuw gebouwde en betrokken bankgebouw op de hoek van de Van Maasdijkstraat en de Heerenstraat, nu K.R. Poststraat. Hij is mee verhuisd. De architect C.J. Wierda, en de aannemer Johannes de Haan, bijgestaan door de schilder H.J. Douma en de electriciën Gebrs. Kras, leveren een functioneel gebouw af.
Kerkstraat 28 krijgt een nieuwe eigenaar-bewoner in de persoon van Wieger Schaap, ontvanger van het waterschap ‘De Schoterlandsche Compagnonsvaart’, die er per 12 mei 1936 intrekt. Volgens een aantekening op de woningkaart van gemeentewerken is het pand gesloopt 5 januari 1972.
Het laatste pand waarop we deze keer de aandacht vestigen is rond 1900 eigendom van de Doopsgezinde Gemeente, die bij verkoop omstreeks 1908 een deel overdraagt aan slager Oosterbaan en een ander deel zelf houdt. Dat deel wordt rond 1924 opnieuw gesplitst. Het stuk aan de Kerkstraat met huis en schuur wordt gekocht door schipper Sietze Jans de Vries, die zijn domicilie heeft in Heerenveen. Kort voor 1930 verkoopt hij het aan fabrieksbediende Fokke Joustra, die een aantal jaren later de schuur sloopt terwille van een bergplaats maar er wel heel erg lang blijft wonen. In het dienstjaar 1964 is Joustra (1894) flink op leeftijd en de gemeente wil het graag verwerven. Dus ....
Ziet U de twee metseltechnische details: eerst het ‘blinde’ raam en vervolgens een naar binnen gemetselde boog in halfsteensverband. Traditioneel is de ‘gelobde’ houten daklijst. De stoepen, in sommige gevallen met een ijzeren hekwerk, maken het volledig af.
2014, maart 9 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-time 90
In de categorie ‘jonge historie’ maakt dit complex een goede kans op een erevermelding. Deze kleurenfoto vanuit de lucht door Fotex Flying Camera -Tilburg (kenmerk: Luchtfoto 807-1) bevindt zich als prentbriefkaart in de collectie van het museum Willem van Haren. Bij een inventarisatie in de jaren negentig van de vorige eeuw rangschikt Oud Heerenveen-werkgroeplid Piet Zandhuis bij een scansessie het onder de ‘Heerenveense gebouwen’. Op de betreffende beelddrager krijgt het als toegangsnummer ‘Scholengem. 01’. Die titel kan in het begin van haar bestaan wel eens weinig resultaten opleveren als je het gebruikt als ‘trefwoord’ voor het zoeken van informatie over de geschiedenis van haar ontstaan. De schoolorganisatie zelf prefereert te spreken van het ‘Heerenveens lyceum’, net als de landelijke krant ‘De Tijd’ op 5 april 1966. In een artikel ‘Overleg over bouw lyceum Heerenveen’ laat de staatssecretaris van Onderwijs, mr. J.H. Grosheide - als antwoord op een verontrust telegram van burgemeester Hendrik Huisman van Heerenveen - weten dat de vertraging in de plannenmakerij voor een nieuw schoolgebouw niet worden veroorzaakt door zijn departement.

Het is nog steeds een zaak van overleg tussen drie ministeries, t.w. Financiën, Volkshuisvesting en Onderwijs. Mr. Grosheide is zeer bekend met de toestand van het schoolgebouw aan de Fok en zal op korte termijn het college van B. en W. op de hoogte stellen van de vorderingen..Begin augustus kopt de Leeuwarder Courant, dat ‘Nieuw lyceum Heerenveen in augustus aanbesteed’ zal worden. Het valt aan te nemen dat de uitingen van ongenoegen en een protestmars van de lyceïsten en gymnasiasten op 30 maart 1966 met de dag daarop een staking. Het zal burgemeester Huisman’s verontrusting hebben gevoed en gemotiveerd tot het sturen van een telegram. Dan duurt het nog tot eind oktober dat opnieuw de Leeuwarder Courant kan melden: “Bouw openbaar lyceum te Heerenveen kan beginnen”. Als bouwlocatie wordt onthuld, dat een perceel bij de verkeersrotonde van rijksweg 43 aan het Lyceumplein (ontsloten vanuit de Schans) is aangewezen. Dit plein is in 1964 al aangelegd met slechts één bestemming: bouw van het nieuwe lyceum! Zelfs het besluit van de straatnaam wordt snel genomen: 15 februari 1965. Tot architect wordt aangewezen J.W. de Gruyter van de Rijksgebouwendienst te Groningen en de bouw wordt opgedragen aan het aannemersbedrijf P. Ebbinge uit Enschede. De bouwkosten raamt men op 3.5 miljoen gulden. De bouwwerkzaamheden kunnen op 18 januari 1967 een aanvang nemen aan het Lyceumplein. Het plein - in 1968 voltooid bij gereedkomen van het nieuwe schoolgebouw - wordt op 17 juni 1968 bij raadsbesluit gewijzigd in "Fedde Schurerplein" als een eerbetoon aan de publicist Fedde Schurer (geboren 25 juli 1898 te Drachten en overleden te Heerenveen op 19 maart 1968).
Bij het maken van de voorbereidingen voor deze HIP-Time hebben we ons afgevraagd op welke plek het perceel zo vlak naast de verbindingsweg van de Schans naar de Aengwirderweg zou liggen. Met de tegenwoordige mogelijkheden van het overelkaar projecteren van topografische kaarten is het misschien mogelijk daar wat meer over te weten te komen. Met behulp van de internetsites www.hisgis.nl en www.watwaswaar.nl zij we aan het vergelijken geslagen. Daarbij is het

uitgangspunt geweest de kadastrale minuutkaart van 1830, waarop zo duidelijk het plassengebied van de Munnikspetten is aangegeven en ook het verloop van de weg door het Aengwirder gebied. Daarover heen is een plattegrond geprojecteerd met de situering van het scholencomplex na de bouw van 1968 ( zie afbeelding onder dit verhaal). We moeten toegeven dat het wel enige vaardigheid vereist om een aanvaardbaar resultaat te krijgen. Op het afgebeelde resultaat is niettemin te zien dat de school is tot stand gekomen op het meest noordelijke deel van de het plassengebied van de Munnikspetten. Aan de activiteiten van de vervener Hendrik Munniks, die eigenaar blijkt van dit gebied, is de naam ontleend. Tijdens de verveningswerkzaamheden in de 18e en 19e eeuw is door vervening met de Gieterse methode (baggelen) een plassengebied (petgaten) onstaan, waarvoor op 1 augustus 1883 een plan voor een gedeeltelijke droogmaking ter inzage wordt gelegd. Vanaf dat ogenblik wordt er een organisatie op touw gezet: de Terbandsterpolder. Pas op 2 maart 1887 brengt het Nieuw Advertentieblad het bericht, dat de droogmaking is begonnen.
Lyrisch wordt de verslaggever op 4 april 1888: "Terband. Vervuld van mannelijke krachten nog, onbesproken in het kwijten zijner plichten en dan te moeten wijken voor de eeuwige wet der veranderlijkheid - dit is een bitter lot. Eens stond hij moedig steeds het erf der vaderen tegen de vijand te beschieten, hoe schilderachtig troonde daar zijn fiere gestalte van verre en nabij. En thans - ontdaan van uiterlijke tooi, miskend en uitgestoten, vermagerd tot op het gebeente - een treurig beeld van vervallen grootheid. Spoedig zal niemand meer van hem gewagen, vergeten zal hij zijn, vegeteren voor altijd, slechts door een enkele in heugenis gehouden, naardien de stift eens tekenaars hem in de dagen zijner volle glorie naar het leven schetste. Met hem, de molen van Terband, sinds de drooglegging der Munnikspetten nutteloos geworden en nu gesloopt, verdwijnt wederom een pittoreske plek, waaraan onze omgeving helaas steeds armer wordt".
Mogelijk bedoelt de journalist ook - en betreurt hij - het verlies van de mogelijkheid van het organiseren van geruchtmakende schaatswedstrijden op de Munnikspetten. Spraakmakend is bijvoorbeeld geweest de wedstrijd voor paren op 5 januari 1871. Het is de doorbraak geweest van het koppel Jouke Schaap uit Kortezwaag (24) en Anke Beenen (17), die met de eerste prijs van fl.150,- huiswaarts keren. Een jaar eerder rijdt Jouke Schaap nog met IJmkje Veldman uit Uitwellingerga en eindigt dan in Heerenveen als tweede. Het legendarische paar Schaap en Beenen wordt in 1879 tot mythische hoogte gestuwd, als op 22 december 1879 voor de woning van burgemeester Daniël de Blocq van Scheltinga op de Heideburen een ijspoort wordt opgericht. Daarop op een drietal schilden, voorstellend de ijsgod Thialf, Anke Beenen en Jouke Schaap. Later heeft deze voorstelling jarenlang op de ijstent van de ijsbaan van Thialf gestaan.
Na deze uitglijer op het gladde ijs van Munnikspetten keren we terug naar het schoolgebouw van de fusieschool ‘OSG Sevenwolden’, waar voor de afdeling Havo-VWO in 2009 een volledig nieuwe accommodatie binnen een jaar uit de grond wordt gestampt naar een ontwerp van Daan Josee van het Deventer architectenbureau Kristinsson bv. De verhuizing van de inventaris vindt vlak voor de zomervakantie van juli 2010 in twee dagen plaats. De afbraak van het oude gebouw moet nog even wachten door de aanwezigheid van vleermuizen in de tussenruimten van de spouwmuren. Enkele maanden worden antikraakbewoners toegelaten alvorens het gebouw na het uitvliegen van de vleermuizen onder sloophamer sneuvelt. Dan pas kan het buitenterrein worden ingericht met zitjes, gras, een fietsenstalling en parkeerruimte. Begin januari 2011 lijkt het erop, dat de vleermuizen slachtoffer zijn van een ‘broodje-aap-verhaal’ en dat de ware reden voor uitstel van afbraak de aanwezigheid van asbest is geweest. Maar voor eind maart dient het afbraakproces te zijn voltooid. En alzo is geschied !

uitgangspunt de kadastrale minuutkaart van 1830, waarop zo duidelijk het plassengebied van de Munnikspetten is aangegeven en ook het verloop van de weg door het Aengwirder gebied. Daarover heen is een plattegrond geprojecteerd met de situering van het scholencomplex na de bouw van 1968
Wibbo Westerdijk, 31 augustus 2014
*****
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 108

Vind je eens een interessante foto in het archiefmateriaal van museum Willem van Haren, blijkt de beschrijving op de achterkant van de gearchiveerde kaart bijna geen detailinformatie op te leveren. Het pleintje naast Hotel Vernimmen is hier gefotografeerd. De vermelding van een publicatie in de rubriek ‘Sneon en Snein’ van de Leeuwarder Courant zou kunnen duiden op een foto van een aan die krant verbonden journalist. Die rubriek heeft inmiddels zestig jaar het hart gevormd van de weekendkrant sinds het op 24 oktober 1953 voor het eerst als zodanig is gepresenteerd. Misschien is dat de reden, dat de steekwoordenmaker van Oudheidkamer of Museum achter op de foto schrijft: “doorreed bij Hotel Groen aan de Dracht jaren ’50”. Die constatering wordt echter volledig onderuit gehaald door het kentekennummer van de linkse auto - is dit niet een Citroën Dyane ? - op het pleintje: 52-87-TD. Dit kenteken wordt immers pas uitgegeven in de periode van 1965 tot 1973, althans volgens de informatie van het internetadres: https://www.rdw.nl/Particulier/Paginas/Uitleg-over-de-cijfers-en-letters-op-de-kentekenplaat.aspx.
Met de afbeelding in de hand proberen we ons voor te stellen wat er over te schrijven zou zijn als onderschrift bij de rubriek ‘Sneon en Snein’. Misschien kan daarin voorkomen het woordje ‘hotel’ of ‘Groen’ of ‘Vernimmen’ of ‘Van Ooijen’ of ‘doorreed’ of ‘meubel’ of ‘kledinghuis’ of ‘Sienema’ ? Helaas levert het met al deze zoektermen geen enkele foto op, zodat we moeten concluderen dat de pagina’s van de regio Zuid-Oost Friesland (met daarin berichtgeving over Heerenveen) niet zijn terug te vinden in de gescande exemplaren bij www.delpher.nl of bij http://www.dekrantvantoen.nl/index.do . Jammer !
Laten we ons dus maar tot het beeld en de geschiedenis daarvan bepalen.
Bekijken we dit stukje Heerenveen op de kadastrale minuutkaart van 1832 dan zien we dat de plattegrond van dit gebouw ‘Het Heerenlogement’ voor wat betreft het gedeelte aan de Dracht praktisch helemaal losstaat van het haaks daarop staande koetshuis en stallencomplex. Het op deze foto opgetrokken muurdeel, welke door de stompe hoek (vanaf de afvoerpijp langs de gevel tot het stallencomplex met de dubbele boogdeuren) het cafégedeelte verbindt met de stallen, is te danken aan een verbouwing.
De eigenaren sinds 1748 - ‘de Volmachten van Schoter-en Slijkenburgerzijl’ - gaan met hun tijd mee. In het laatst van 1838 vindt de eerste grote verbouwing na de invoering van het kadaster plaats en wordt het bestaande gebouw naar het oosten flink uitgebreid tot aan de bijgebouwen van het in 1836 afgebroken Scheltingahuis. De firma Boorsma en Stoett mogen voor 4800 gulden investeren. Het kadastrale nummer A-196 wordt dan vervangen door het nieuwe kadastrale nummer A-845. Mogelijk dat toen ook de open ruimte tussen ‘huis’ en ‘stallen’ is tot stand gekomen. Deze wijziging loopt praktisch gelijk op met het postmeesterschap van de exploitant en logementhouder Johan Heinrich Barlage. Dat houdt dus in dat hij de exploitatie van de postkoets van Zwolle op Leeuwarden heeft en daarvoor paarden en knechten moet kunnen leveren. In de Leeuwarder Courant van 3 mei 1833 laat de Hollandsche Postwagen Ondernemingen “Concordia” namelijk weten, dat J.H. Barlage te Heerenveen voor hen kantoor houdt. Talloze keren per week komen de diligences met hun vracht langs. Van Zwolle naar Leeuwarden op Maandag, Woensdag, Donderdag en Zaterdag,’s morgens om 10 uur vertrek en tegen de avond aankomst.
Van Leeuwarden naar Zwolle wordt op Zondag, Dingsdag, Donderdag en Vrijdag gereden, vertrek ‘s morgens om 8 uur om aan het eind van de middag tegen 6 uur in Zwolle te kunnen zijn voor de aansluiting naar Deventer of Zutphen.
De stallen krijgen dus een zware functie als wisselplaats voor verse paarden.
Vanaf februari 1864 is er door de ijsvereniging “Thialf” een commissie in het leven geroepen, die de mogelijkheden moet onderzoeken om tot een grote feestzaal in Heerenveen te komen. De directeuren-regenten proberen niet alleen zelf met plannen te komen, maar zorgen er ook voor dat de exploitanten van de grote café’s, herbergen en logementen geanimeerd worden om met plannen daarvoor te komen. Eind 1865 blijkt een eigen plan van de regenten om op het Gemeenteplein een zaal te bouwen niet haalbaar, maar vermoedelijk is dat wel de katalysator geweest voor het voormalige ‘Schoter-en Slijkenburgerzijl’ om tot de bouw van een grote zaal hij het Heerenlogement te geraken. Een begroot bedrag van 12.000 gulden is in dit verband een goede indicatie voor een forse uitbreiding van de mogelijkheden. In het kadastrale dienstjaar 1869 vinden we daarvan de uitwerking in het kadaster. Een verhoging van de ‘gebouwde waarde’ van fl.654,00 naar fl.700,- is daarmee wel in overeenstemming.
De Leeuwarder Courant van 16 april 1878 vergroot de mogelijkheden van de exploitant Hendrik Johannes Jorissen - die zijn moeder Gijsbertha Blomberg (weduwe sinds 12 december 1864 van de in 1855 uit Enkhuizen overgekomen Wouter Jorissen) is opgevolgd in mei 1871. De aanbesteding van het maken van een verdieping op het gebouw - naar tekeningen van de Leeuwarder architect J. Douma - wordt gecoördineerd door de heer Anne Meinesz te Oudeschoot, oud-burgemeester van Schoterland, in zijn qualiteit als administrateur van de voormalige Schoter-of Slijkenburgerzijl. Na deze verbouwing zorgt de immer op belastinginkomsten draaiende schatkist, dat de ‘gebouwde waarde’ van het pand na een aantal jaren ‘vrijdom van belasting’ wordt gebracht op 1300 gulden. Die lasten drukken op de eigenaar en het zal mede reden zijn geweest voor het ‘zijl’ om tot verkoop te besluiten. Op 8 december 1893 staat er een zeer uitgebreide beschrijving in de Leeuwarder Courant , waarbij we enig zicht krijgen op waar de verschillende ruimten zich bevinden in het gebouw en de aanbouwen. Het Hotel heeft gelijkvloers de gelagkamer, een kantoor met kelder, de eetzaal, de ontvangkamer met kelder, de woonkamer, de keuken enz. Op de eerste étage bevinden zich 10 logeerkamers en op de tweede étage 14 logeerkamers en de groote Zaal. Notaris Rinze Barends biedt het te koop in vier percelen. Logement, stallen, koetshuis en groote Zaal vormen samen één kavel. De koffiekamer en gedeelte van de paardenstal aan het Marktplein de tweede. Het erf met een hooischuur (op afbraak te verkoopen) vormt de derde, en tenslotte een bergplaats met erf aan het Marktplein is het vierde perceel.
Op 27 december 1893 blijken de broers Pieter Adams Korf, wethouder en vervener, en Klaas Adams Korf, grossier, beide te Nijehaske voor fl.14.100,- eigenaren te zijn geworden. In een van de over deze transactie geschreven artikelen wordt vermeld, dat Klaas zich als eigenaar laat uitkopen door zijn broer Pieter. Deze probeert via het Nieuw Advertentieblad van uitgever Hepkema van 6 januari 1894 het logement met stalhouderij uit de hand te verhuren. Die eerste poging loopt op niets uit en op 17 maart wordt een tweede poging gedaan, niet alleen in de omgeving van Heerenveen, maar ook via het Nieuws van den Dag: kleine courant, zelfs al in de aflevering van 10 maart 1894. De condities voor het huren (vijf jaar) liggen ter inzage te Amsterdam in de Warmoesstraat in het Hotel “ ‘t Wapen van Friesland”. Per 12 mei kan het worden aanvaard. Inmiddels is Hendrik Johannes Jorissen zover, dat hij zijn bedrijf volledig overbrengt naar de Oude Koemarkt naar het ‘Slotsje’.
Gaat het Pieter Adams Korf lukken een huurder te vinden ? Pas op 5 mei 1894 wordt duidelijk, dat het Heeren-Logement en Uitspanning op 12 mei wordt voortgezet door J. ter Heege. Hij heeft zich als Amsterdammer in Heerenveen gevestigd, neemt een drietal verwanten mee uit Amsterdam, maar heeft het na drie jaar in Heerenveen wel bekeken. In mei lopen zijn drie huurjaren af en kennelijk heeft hij de heer Korf laten weten niet te willen verlengen, want op 8 februari 1897 staat het ‘Heerenlogement & Uitspanning’ te huur in Het Nieuws van den Dag. De laatste geruchtmakende gebeurtenis in het Heerenveense, dat waarvoor Ter Heege adverteert en faciliteert blijkt het “Grand Théâtre Edison”. De befaamde Chr. Slieker laat Heerenveen in de grote zaal gedurende drie dagen (16, 17 en 18 januari 1897) én door meerdere voorstellingen kennismaken met de kinématograaf: het grote succes van de 19e eeuw. Ter Heege draagt na 3 jaar op 12 mei 1897 de sleutel over aan Meine Hijlkes Groen, kastelein uit Hemrik. Deze begint zeer voortvarend met o.a. de exploitatie van de koffiekamer aan het marktplein (Gemeenteplein) te aktiveren. Hij wordt daarin gedwarsboomd door de gemeente Schoterland, die hem een vergunning weigert voor het tappen van ‘sterke drank in het klein’ in de tapkamer aan de koemarkt. Tijdens de marktdagen - als de vaste huurder (het Heilsleger) er geen gebruik van maakt - wil Groen de oude regel weer invoeren. Hij is evenwel zo zeker van zijn zaak, dat hij van die weigering in hoger beroep gaat bij de Gedeputeerde Staten. Die geven hem gelijk en vernietigen het besluit van B. en W. van Schoterland.
Meine Groen overlijdt op 61 jarige leeftijd op 22 december 1905; zijn weduwe Hinke Kuipers zet met hulp van zoon Fokke Sietze Groen de zaak voort. Wanneer zij in oktober 1913 eveneens overlijdt, wordt laatstgenoemde zelf de baas van het hotel. En het moet gezegd: het geslacht Jorissen doet het goed (van 1855 tot 1893), maar het geslacht Groen doet het beter en langer (van 1896 tot 1947). De doorgewinterde Bernard Louis Vernimmen, die tot dan de exploitatie heeft gehad van het stationskoffiehuis aan het Stationsplein, koopt het pand bij de Hoofdbrug. Met 35 bedden in 24 kamers weet hij zelfs in 1963 nog circa 5000 boekingen binnen te halen. Hij weet ook dat hij een dagje ouder wordt, net als het gebouw en hij vindt het niet meer verantwoord het volledig te gaan moderniseren. Het nieuwe fenomeen ‘motel’ heeft ook Heerenveen uitgekozen om langs de snelweg een gloednieuwe verblijfsaccomodatie te realiseren. Een luxe onderkomen voor de steeds meer eisende en reizende klanten. Op 26 september 1964 sluit het hotel op de hoek van de Dracht en op 16 december 1964 wordt het Postiljonmotel in gebruik genomen. Plannen om er een warenhuis in te vestigen van de UNIC-organisatie en een combinatie van warenhuis en hotel vinden te weinig steun, maar de firma E. van Ooyen uit Gorredijk brengt zijn handel in huishoudelijke artikelen en meubels naar Heerenveen. Schoonzoon Oege J. Offringa krijgt de leiding van het bedrijf en woont er tot 1973 ook. Wanneer het huurcontract in 1983 verloopt, vertrekt de firma van Ooijen naar Nieuweschoot in de boerderij bij de spoorwegovergang en gaat verder als een Vesta-vestiging. Het pand aan de Dracht geraakt in de versukkeling, wordt nog een tijdje gebruikt als ‘verkoopwinkel‘ van ongeregelde goederen (?). Op de woningkaart staat ‘Sienema Kledinghuis’ én ‘geen woning’. Dat is het naderende einde van het kenmerkende pand. In die periode van verval moet deze foto zijn gemaakt (zie het vervallen balkon boven de deuren van het stallencomplex).

Gelukkigerwijs woont in Oranjewoud Christiaan Hendrik de Vries, die door het verval heen in 1984 de schoonheid van het pleintje en het ‘Koetshuis bij voormalig hotel Vernimmen’ ziet en vastlegt in een ets van 19 bij 13,5 cm. Dat beeld maakt deel uit van de collectie van het Museum Willem van Haren (inv. nr. 4101) en staat afgebeeld in het jubileumboek ‘Vereeuwigd’, 1992
Inmiddels worden er plannen uitgebroed door het gemeentebestuur en de middenstand voor een grootscheepse ‘uplift’ van de zgn. ‘acht-lus’ gevormd door de Dracht Zuid, Pleinweg, Sieversstraat, Minckelersstraat, Dracht Noord, van Harenspad en Gemeenteplein. Projectontwikkelaars uit Rotterdam, Amsterdam en Weert en de plaatselijke Bouwvereniging Heerenveen en Woningstichting Patrimonium lopen in en uit het “Stadskantoor” voor het ABC-complex in de Sieversstraat; het woning-en winkelcomplex Wettertoer; het woon-en winkelcomplex Bellefleur (voorheen Het Baken) en het project Hoofdbrug. Burgemeester Herman Reinders betitelt de miljoenenprojecten als de ‘klavertje-vier’ werken.
Eind 1986 is het dan zover, dat het hotelcomplex te maken krijgt met de nietsontziende slopershamers. Dat deplorabele beeld willen we U niet onthouden, want voor onze kennis van de periode van transitie van ‘vlekke’ naar ‘provincie kernplaats’ is het helaas onontbeerlijk ! Het beeld - nu deel uitmakend van de collectie van het museum Willem van Haren onder nr. 04149 (15 bij 23 cm) - heeft vermoedelijk een artikel begeleid van de Leeuwarder Courant (1987?).

2015, mei 31 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 121

Het zal U niet verrassen, dat op de achterkant van deze foto 02051 uit het fotoarchief van het Museum Heerenveen aan de Minckelersstraat als fotograaf staat vermeld de arts H.A. Veltman.
Aan het stukje noordmuur uiterst rechts op de foto ziet U dat dit onderdeel van het nog slechts twee verdiepingen hoge ‘oliepakhuis’ van de olieslagerij van Woltman is. Daaraan kunnen we zien, dat deze foto is gemaakt ná de bouw in 1907 (vergunning Aengwirden nr. 83 op Tj. A-5909 aan de Fok) en vóór de in de hoogte uitgebreide versie met de ‘schijntoren’ van de vergunning van 12 juli 1915 (Aengwirden nr. 394). Het is een absoluut raadsel, waarom op diezelfde achterkant van de foto het jaartal 1930 voorkomt. Immers, de toren van de Fokkerk is er al wel. Daarvan weten we dat het is gebouwd in 1909. De toestemming voor vergunning nr. 146 is afgegeven aan de Kerkvoogden van de Hervormde Gemeente voor de bouw van die toren op kadastraal nummer Tjalleberd A-5912. Bouwmeester C.J. Wierda ontwerpt een 22.50 meter hoge toren. Dit alles combinerend houdt in dat de periode 1910-1915 is voorbestemd voor deze knappe foto, die ongetwijfeld is ‘geschoten’ door arts Hubert Adriaan Veltman vanaf zijn balcon op de hoek van de Stationsstraat en de Heerenwal. Er is nog wel een kleine beperking te geven op die periode, want de voorganger van dr. H.A. Veltman de befaamde röntgenoloog en lupusdeskundige dr. Gabriël Schouwen vertrekt in 1910 naar Leeuwarden en overlijdt in 1913. Veltman vestigt zich pas in 1913 in dit huis op de hoek van de Stationsstraat. Dat zou de periode voor het maken van de foto zelfs nog kunnen beperken tot een tijdsspanne van 1913-1915. Raadselachtig is het dat deze foto geen deel uitmaakt van de collectie Veltman van het Frysk Fotoarchief. Om een volledig beeld van de toren te kunnen laten zien voegen we een afdruk van de originele tekening uit het bouwvergunningendossier van Aengwirden toe zoals de architect C.J. Wierda het vooraanzicht voor ogen heeft gehad.
Het op de foto kenmerkende ‘witte pakhuis’ is al van oudere datum. Deze komt tot stand in het jaar 1868 en in het kadastrale dienstjaar 1905 wordt daar dan de ‘stal’ als bijbouw aan toegevoegd. In 1910 wordt er opnieuw herschikt op het terrein van het familiehuis van de Woltman’s, met als gevolg, dat de stal wordt afgebroken en opnieuw meer westelijk en dichter naar de Fok wordt opgebouwd tot ‘koetshuis’ met stallingsfaciliteiten voor de familie. U ziet daarvan de iets teruggeplaatste toegangsdeur tussen de kerk en het witte pakhuis.

De Kerk aan de Fok te Heerenveen heeft er 120 jaar over gedaan om het huidige uiterlijk te krijgen. De ingebruikneming was in 1867, maar de toren verscheen pas rond 1910. En de luifel in 1953. De aanbouw achter de kerk is van nog latere datum. En we weten dat de haan op de toren fl. 150,- gekost heeft. De klok wordt geluid vanaf een moeilijk bereikbare zolder, tot de koster op het idee komt een gat in de zoldervloer te zagen en het klokkentouw te verlengen.
Vervolgens zien we tussen de kerk en het pakhuis de pastorie. Een twee verdiepingen hoog Heerenhuis met zolderverdieping, voorzien van een dakkapel en zo te zien vier schoorstenen. Deze is gebouwd tegelijk met de kerk rond 1867 met als eerste bewoner de Nederlands Hervormde predikant Pompejus Johan Diederik van Slooten.
Bij de start van de bouw woont de olieslager Dirk Woltman op nr. 15, het pakhuis nr. 16, de kerk nr. 17, de kosteres Martje Tammes Keimpema-Heida nr. 18, en dominee P.J.D van Slooten nr. 19
In de periode, waarin onze foto is gemaakt is de huisnummering al wat geëvolueerd, want er is inmiddels flink bijgebouwd aan de Fok en dan met name aan het noordelijke deel daarvan. Tot 1910 heeft het heerenhuis links (van de weduwe D. Woltman) het huisnummer 27; het pakhuis met koetshuis nr. 28; de kerk nr. 29, de kosterij achterzijde nr. 30 (Jarings) ; de pastorie nr. 31 (nog steeds ds. van Slooten) en het grote oliepakhuis nr. 32. Verder reikt het bevolkingsregister van Aengwirden 1890-1920 ook nog aan, dat in 1910 voor Catharina Amalia Sievers, wed. sinds 1908 van Dirk Woltman het nieuwe nummer 50 geldt (was 27), voor Tjeerd Jarings Jarings in de kosterswoning nr. 53 (was 30); voor de pastorie sinds 18 november 1912 met ds. Winkel nr. 54 (was 31). De tussenliggende nummers zijn wel uitgereikt maar niet verantwoord in het bevolkingsregister. Ook het vergrote pakhuis heeft wel een nummer, maar daar woont immers niemand.
De foto reikt ons ook nog een bijzonder detail aan, namelijk de los-en laadplaats langs de oostelijke oever van de Heerensloot. Het ziet eruit of het een uur geleden is opgeleverd. Het ziet er perfect uit. De olievaten staan klaar om zo door een schip te worden opgehaald. Merkwaardig is het dat we noch in de kranten, maar ook in het Aengwirder archief geen enkele aanwijzing hebben kunnen vinden, dat het in de periode 1910-1915 is aangelegd. Het zal toch niet zo zijn, dat exploitant Dirk Woltman in zijn functie van burgemeester van Aengwirden zonder overleg met zijn raad zo’n houten beschoeide kade heeft mogen aanleggen om een los-en laadplaats te creëren ? Op latere foto’s zien we langzamerhand de kade overigens weer vervallen.
In het Nieuwsblad van Friesland van 20 oktober 1909 vinden we in de de Berichten uit Stad en Dorp’ wel een gebeurtenis van enkele dagen eerder (de 16e) beschreven. Jongens hebben de olievaten op de wal voor de fabriek van de heer Woltman op de Fok tot speelterrein uitgekozen. Een gevaarlijk speelterrein, want plotseling klinkt een schreeuw als één van de jongens met een leeg vat te water geraakt en naar de wal spartelt. Het toegesnelde publiek heeft voldoende aan een handreiking om hem op het droge te helpen. De journalist heeft er niet veel vertrouwen in, dat het niet weer zal gebeuren, hoewel het terrein er na de plons wel snel verlaten bijligt. De jongens zullen - als ze van de schrik zijn bekomen - stellig weer terug komen.

In het foto-archief van het museum Heerenveen bevindt zich nog een foto van de heer H.A. Veltman, waarin de relatie tussen de oliefabriek van Woltman met de Fok en de betekenis van de scheepvaart voor dit bedrijf van essentieel belang blijken. In dit geval is dat fotonummer 06604 met als ontstaansjaar 1930. Ten opzichte van onze hoofdfoto ligt het accent nu op het in 1915 vergrote pakhuis met die bijzondere schijntoren en de eigenlijke fabriek met tevens het kantoorgebouw, die tot het complex behoren. Het schip ligt praktisch met z’n neus tegen de noordelijke reling van de oude stationsbrug. Door middel van een zuig-of pers-leiding is het pakhuis verbonden met het scheepsruim. Kenners zullen ongetwijfeld kunnen vertellen, wat er precies gebeurt. Ons valt meteen op dat op de opslagplaats aan de Fok ook nu talloze olievaten staan opgesteld voor vervoer. Dick Bunskoeke heeft deze foto in de Koerier van 30 maart 1988 al eens uitgebreid besproken in zijn rubriek ‘Ut it Feanster Printeboek’. Wat op beide foto’s tevens opvalt brengt ons wel een beetje in verwarring, want op beide afbeeldingen is een paal te zien met de essentiële materialen van de telefonie: de witte keramische telefoonpaalisolatoren.

Op de ‘streetview’-prentbriefkaart van de 2e Fok hebben we twee palen aan de oostkant van de weg aangegeven met een rood streepje met hetzelfde model isolatoren. Ten opzichte van de oliefabriek zijn we iets verder naar het noorden en dat is te zien aan het meest rechtse huis. Het is het woonadres vanaf 1 augustus 1919 voor Richtje Hoekstra weduwe Jacob Hepkema. Het huis heeft dan het huisnummer Fok 47 en staat op de hoek van de Fok met de Hepkemastraat. Echtgenoot Jacob is op 13 juli 1919 overleden te Leeuwarden. Vorige bewoner is geweest Fokke de Vries, leraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool, die er vanaf 28 januari 1903 heeft gewoond en op 12 april 1919 is vertrokken. Hij is dan vanaf 1917 overigens al districtsschoolopziener. (L.C.) In 1920 is hij verhuist naar de Heideburen no. 99. Op 28 januari 1921 overlijdt zijn vrouw Adriana Verheij in het Academische Ziekenhuis te Groningen. In november 1924 gaan vader Fokke en dochter Jacoba Antje, vergezeld van de huishoudster mevrouw Prikken, samen naar Assen, waar hij opnieuw inspecteur L.O. is. Zelf overlijdt Fokke de Vries op 4 juni 1937 te Hilversum op 76 jarige leeftijd. (L.C.) Hij wordt op een zaterdag begraven in Terband.
De eerste eigenaar van het pand ‘Hepkema’ is geweest Harmen Kornelis Otter. Hij koopt in 1888 een wagenhuis met erf en bouwt daarop direct een huis. Wanneer hij op 11 april 1908 komt te overlijden, zorgt de notaris in 1909 voor een scheiding der goederen. Zoon Wigle Harmens Otter erft het pand Tjalleberd A-5918 en verkoopt het in het kadastrale dienstjaar 1911 aan Jacob Tjebbes Hepkema. Deze neemt de huurder Fokke de Vries over en pleegt in het dienstjaar 1915 verbouw. Spijtig is het dat we de bouwvergunning daarvoor niet in het Aengwirder archief hebben aangetroffen. Het nieuwe kadastrale nummer is vervolgens Tjalleberd A-6668. Tegenwoordig staat als huisnummer Fok 43 aan de gevel.
2015, november 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 10

- Details
HIP-TIME MAGAZINE 126

Nieuwbouw Vleeschmarkt rond 1921
Na een intensieve zoektocht in het fotoarchief van het Museum Heerenveen kunnen we U ook zo’n prachtig portret van de kruidenierswinkel van de N.V. J. Zijlstra Hzn laten zien. Iets minder fraai als die zijn voorganger Boersma ons heeft overgeleverd. De tand des tijds heeft - ondanks een poging tot enige verfraaiing - zijn sporen nagelaten. Deze foto stamt uit de periode kort na de bouw in 1920. Jammer genoeg is van dit staande model ‘portret’ van 16 bij 11 cm geen fotograaf bekend (archiefnummer 03388), althans de documentatie van de achterzijde reikt ons die niet aan. Mogelijk dat de winkelketen zelf daarvoor verantwoordelijk is geweest. Het huisnummer 43 op de linker deur heeft er opgestaan tot 1930, aangezien er in 1930 is vernummerd. De westkant krijgt dan volgens het adresboek van 1934 de oneven nummers Vleesmarkt 1, 3, 5, 7 en 9. De oostkant Vleesmarkt 2 (Palma), 4 (winkel Zijlstra), 6 (bovenwoning S. van der Werf, filiaalhouder Zijlstra), 8 (J. Sevensma) en 10 (Otto de Wrede, kapper, vanaf november 1931, voorheen V.E. de Vries,). Op de rechterdeur is het bouwjaar ‘1920’ duidelijk te onderscheiden.
De architectuur van deze nieuwbouw naar een bouwtekening van de Amsterdamse architect Jan Kuiler Mzn. wijkt op een aantal essentiële punten behoorlijk af van het afgebroken pand. De voorgevel van kleurige handvormsteen (klinker van 22 cm dik) zijn o.a. verwerkt in de brede pilasters aan weerszijden van de voorgevel, welke doorlopen tot aan de schuinte van het dak en de verkorte en smallere versie daarvan tussen de ramen van de eerste verdieping. Beiden zijn als het ware gekroond in een afwijkende steensoort of tegelornament. Ook is er behoorlijk avontuurlijk omgesprongen met de metseltechnieken, ondermeer in de top van de puntgevel boven de dicht opelkaar staande ramen. Een tikje overdreven en overdadig geornamenteerd, zo niet protserig, komt de firmanaam over de gehele breedte van de winkelpui over. In een latere fase van haar bestaan is die balk vervangen door een gestileerde letter ‘Z’. Bouwmeester is de aannemersfirma R. Post en Zn., die bij onderhandsche aanbesteding het amoveren en weer opbouwen van het woon-en winkelhuis opgedragen hebben gekregen door de N.V. Handelsvereniging J. Zijlstra Hzn. te Amsterdam (sinds 1911). Soms komen we ook de term ‘Handelsonderneming tegen.
De bouwvergunning (nr. 960), die daaraan ten grondslag ligt, is aangevraagd voor het kadastrale perceel Heerenveen, sectie A-20 als ‘verbouwing woning’ op 4 oktober 1919 en vergund door B. en W. van Schoterland op 19 oktober daaraanvolgend.
Feite de Haan, die al een flinke staat van dienst bij D. Boersma’s winkels heeft doorgemaakt, regelt de verkoop van de inventaris van de winkel aan de Vleesmarkt. Zijn carrière krijgt een naadloos vervolg door de overname beschreven in de volgende advertentie van 6 januari 1920:
“Hiermede deelt ondergetekende mede dat de Kruidenierszaken te Heerenveen (Vleeschmarkt 43 en Dracht 360) vanaf 12 januari aan de heer J. Zijlstra Hzn zullen overgaan. Dankend voor het genoten vertrouwen. D. Boersma.”
“Naar aanleiding van bovenstaande advertentie beveelt ondergeteekende zich beleefd aan voor het leveren van prima Kruidenierswaren. Wegens verbouwing van perceel Vleeschmarkt 43 zal de zaak tijdelijk overgebracht worden naar Dracht 411. Opening van deze zaak Maandag 12 Januari. J. Zijlstra Hzn.”

Deze advertentie wekt overtuigend de indruk, dat Feite de Haan in dienst is getreden van J. Zijlstra Hzn. Hij zal zelf ook enige tijd in verband met de verbouwing elders ebben gewoond dan zijn vaste woonadres op Vleesmarkt 43, zoals in de Personele Omslagen staat. Het adresboek 1922 laat hem terugkeren op Vleeschmarkt 43 (als boekhouder), en in die van 1927 (in dat jaar overlijdt zijn vrouw), 1928 en 1934 neemt hij als ‘controleur van Zijlstra’s winkels’alle honneurs waar voor die organisatie. De Haan vertrekt op 22 sept. 1931 naar Nijehaske en komt in mei 1934 aan de Lindelaan nr. 13. Hij heeft op de Vleeschmarkt plaats moeten maken voor Stoffel van der Werf (geb. 1904), die eerst in Joure nu de baan van filiaalhouder in Heerenveen gaat vervullen. Deze staat vermeld in 1934, 1936 en 1938 als bewoner van de bovenwoning Vleesmarkt 6 en de gezinskaart laat ons weten, dat het echtpaar van der Werf en hun twee kinderen er op de dag van de Haan’s vertrek bezit nemen van de bovenwoning van Zijlstra’s winkel. Het afscheid van de Boersma-winkels is dus ook een afscheid van het pand Dracht nr. 360 (tot 1920) en (vanaf 1920) nr. 370. Boersma heeft dat perceel A-2453 (huis, schuur, erf, 1.90 are) gekocht in het dienstjaar 1910 van Hendrik Lenos Hendriksz., koopman-winkelier, die er ongeveer 30 jaar zijn affaire heeft gehad. Boersma verkoopt het nu in 1920 aan Johannes Egbertus Bronswijk, Dracht 370, letterzetter of typograaf, wat wordt bevestigd door het adresboek 1922. Bronswijk heeft er later - na enige uitbreiding - een manufacturenhandel in gevestigd.
De tijdelijke winkel op de Dracht 411 duurt zo lang als R. Post bezig is met de grote verbouwing van de winkel aan de Vleeschmarkt. Vóór januari is het nog Dracht 396 en al enkele jaren in eigen gebruik voor een bescheiden ‘Handel in Banket, Chocolade en Suikerwerken, Wijnen, Likeuren, Boter, Kaas, Eieren. Smilde’s Rundvet, enz.” door Berend Nijenhuis. Voor de rest van het inkomen verhuurt hij ook een gemeubileerde zit-en slaapkamer van de bovenwoning, b.v. in 1916 aan Geesje Langeraap, in 1917 en 1918 aan Elske de Jonge, in 1919-1921 aan Rinze Fokkema en tenslotte in 1922 aan Uilkje Sijbesma, lerares aan de landbouwhuishoudschool. Zelfs de directeur van de Boazbank Leendert Brouwer heeft er ruim vier jaar ingeschreven gestaan (dec. 1923 tot febr. 1928).
Ruim 9 maanden duurt de verbouwing van de nieuwe winkel van J. Zijlstra Hzn. De opening van ‘onzen modernen Kruidenierswinkel’ is op Maandag 13 september 1920. Uiteraard gaat ook dat gepaard met een cadeau voor de klanten, die bij aankoop van twee gulden kruidenierswaren (met uitzondering van suiker) een heerlijke koek krijgen.
De keten Zijlstra maakt handig gebruik van de modernste advertentietechnieken, waarvan illustraties en suggestieve teksten bijna een standaardonderdeel zijn geworden. Een doorslaand succes zal de spaarzegelactie voor het fraaie Engelsche ontbijtservies zijn geweest.
Vanuit de hoofdvestiging van J. Zijlstra Hzn. aan de Heerengracht 72 in Amsterdam wordt in de Leeuwarder Courant van 18 september 1920 een wervingsactie door de N.V gelanceerd in Friesland met het oogmerk depots voor koloniale waren te vestigen. Kruideniers, die hun bestaande winkel willen omzetten, maar ook nieuwbeginnende kunnen zich vertrouwelijk tot het hoofdkantoor wenden. Inmiddels zijn er al in filialen in Friesland in Bergum, Bolsward, Dokkum, Drachten, Franeker, Harlingen, Heerenveen, Joure en Sneek. In de decembermaand wordt zelfs bezorgd zonder prijsverhoging. Nieuw zijn de fijne Zijlstra-repen voor 7 cent, maar ook luxe potten gember voor fl.1,- worden als zodanig gepresenteerd.
In mei 1921 trekt een aardige illustratie de aandacht met de slogan ‘Kippen houden is voordeelig’ als U de resultaten ziet in de vorm van eieren en uiteraard bij gebruik van de voerproducten van Zijlstra in een gevarieerd assortiment.
Minstens zo indrukwekkend is de kreet “Goed en niet duur”. Het wordt zelfs geclaimd als ‘Onze “wapenspreuk” !’
Maar ook de reclametekening met de uitroep ‘Ja ! ... Beslist ! ‘ kan er mee door... en natuurlijk steeds de naam “ZIJLSTRA” prominent in beeld. Zelfs het belerende vingertje en de indringende blik wordt gebruikt om onder de aandacht te brengen, dat “DE KWALITEIT. Dáár komt ‘t op aan !” Om de klant te overtuigen wordt deze op 22 maart 1929 uitgedaagd 1 gratis pak Fransche vermicelli OF 1 pak macaroni van 20 cent bij elke fl.1,- gemengde boodschappen te vragen.

Niet alleen draait de hele winkel op de verkoop van producten. Ook maatschappelijk speelt de zaak zo nu en dan een rol, zoals bijvoorbeeld bij een Landdag van het Volksonderwijs op 27 juli 1930 te Sneek. Kaarten voor de tram zijn door het afdelingbestuur van Heerenveen ter beschikking gesteld en kunnen worden afgehaald o.a. in Zijlstra’s winkel. In een advertentie van 8 mei 1931 wordt duidelijk gemaakt, dat er inmiddels landelijk gezien reeds 75 kruidenierswinkels actief zijn
De ZIJLSTRA SPAARZEGEL spat in elke advertentie van de pagina af.
Terzijde melden wij U even, dat de collegiale Berend Nijenhuis op 24 maart 1933 zijn flinke Comestibleszaak annex Kruidenierswaren te koop heeft gezet. Hij geeft ons even een kijkje in de aantrekkelijkheden voor overname en somt dan op: een ruime winkel, modern ingericht, voorzien van een Nat. Kasregister met optel-systeem, een Vleesch-snijmachine en twee Snelwegers. We wisten het al dat hij kamerverhuur heeft gehad en nu bevestigt hij dat het huis desgewenst ‘mandeelig’ bewoond kan worden. We kunnen nu ook de link naar het huidige nummer leggen en dan moeten we koersen op Dracht 36. Google verwijst ons dan naar Yok Yok-damesmode, maar ook wordt genoemd CeX, die op 7 april 2015 een zaak opent op Dracht 36 in Heerenveen! Het assortiment is gericht op geeks, filmfanatici en gamers met gaming, telefoons, electronica, film & tv, computers en beeld & geluid. En als derde gebruiker voor Dracht 36 wordt opgevoerd ‘The Long Island Company’. (whatever!)

De oorlog werpt zijn schaduwen al vroeg vooruit. In de jaren dertig neemt het aantal grote aanbiedingsadvertenties snel af. Dat zal te maken hebben gehad met de crisisjaren. In de jaren 1937 tot en met 1939 legt de exploitant - de familie van der Werf - alleen aan het eind van het jaar de standaardwens voor het nieuwe jaar de link nog te leggen met de zin: “Fam. van der Werf, Heerenveen. Zijlstra-winkel”. Vervolgens heerst er stilte in het Nieuwsblad van Friesland vanaf 1941 tot 1945. Pas 15 augustus 1945 pakt Van der Werf de draad weer op met een oproep: “Zijlstra vr. een Leerling-Winkeljuffrouw en Bediende om in het vak te worden opgeleid. Vleeschmarkt 4, Heerenveen”. Heeft van der Werf plannen voor een nieuwe carrière gemaakt ? Je zou het bijna gaan denken, want op 1 augustus 1946 laat de Heerenveensche Koerier ons weten: “Ondergetekende dankt bij deze voor het vele vertrouwen als Chef bij J. Zijlstra Hzn N.V. ondervonden en hoopt in de toekomst dit vertrouwen te mogen houden als Vertegenwoordiger der Verzekerings Mij. Utrecht en Holland. Het adres blijft voorlopig Vleesmarkt 6. 1 augustus 1946. S. van der Werf.”
De adresboeken van 1949 tot en met 1966 bevestigen onontkoombaar, dat Stoffel van der Werf de zaak van Sytske Jonkers heeft overgenomen of als bedrijfsleider runt. In 1949 zijn ze inmiddels wel verhuisd naar de overkant naar Vleesmarkt 3. Daar is al heel lang mej. c.q. mevr. S. Jonkers - die op 30 september 1937 is gescheiden van Berend Noppert en de winkel samen met hem vanaf november 1926 heeft geëxploiteerd - gevestigd met een sigarenmagazijn en chocolaterie. Het is duidelijk dat Stoffel van der Werf opnieuw een switch heeft gemaakt in zijn leven. Het beroep ‘winkelier’ wordt nu ingevuld met tabaksartikelen en chocolateriepecialiteiten. In ieder geval doet hij dat in de eerste jaren (in 1956 vinden we daarvan een voorbeeld) onder de naam ‘Firma S. Jonkers’. In 1962 vinden we een advertentie in de Friese Koerier van 7 maart dat de winkel wegens familieomstandigheden a.s. donderdag is gesloten: ‘S. van der Werf v/h S. Jonkers, Vleesmarkt 3, Heerenveen’. Overigens is hij volgens het kadaster in 1961 toch nog eigenaar geworden, want Sietske Jonkers verkoopt huis en erf in het kadastrale dienstjaar aan de nieuwe eigenaar Stoffel van der Werf. Deze verkoopt het in het dienstjaar 1969 aan de wijnhandelaar Lambertus Bouwhuis.
Op eerste kerstdag verwisselt Sietske Jonkers op 90 jarige leeftijd haar tijdelijke leven met het eeuwige en wordt drie dagen later begraven bij de kerk van Terband. De laatste jaren heeft ze gewoond aan de Jan Mankeslaan nr. 15.
2016, februari 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP TIME MAGAZINE 95

Het veertien verdiepingen hoge flatgebouw ‘Bellavista’ aan het Stationsplein biedt onze webmaster Jel Mulder op 11 december 2009 de gelegenheid enkele panorama-opnamen te maken. Eén daarvan legt de vertrekkende trein naar het centrum van het land vast met uitzicht op de einder. De loc heeft bijna de spoorbrug over de Veenscheiding bereikt. Eigenlijk is er nog slechts sprake van een oeververbinding, omdat de term ‘brug’ in de hoofden van de meeste Heerenveners voor deze locatie toch wel een andere lading heeft gekend. Van de ooit aanwezige bebouwing aan de Nijehasker kant van de spoorlijn is nog slechts een stukje ruigte overgebleven. De spoorsloot scheidt samen met de Veenscheiding en de Haskeruitgang zeer efficiënt de woningen van het stratenplan met de veenderijnaam ‘Jutte’ - het straatnamenboek gebruikt de term ‘ontsluitingsweg’- in de zuid-oostelijk hoek van het bestemmingsplan ‘Nijehaske’ van de rest van Heerenveen. De naamgeving Jutte is te danken aan een besluit van 22 november 1978, waarbij de inspiratie is ontleend aan de houten schop, waarmee de veenbrij uit de baggelbak wordt geschept en op het land wordt uitgespreid om - na droging - verder te worden verwerkt tot turven.
Het is niet toevallig, dat het gebied direct ten zuiden van de Veenscheiding straatnamen heeft gekregen die ontleend zijn aan moerasplanten. In seizoenen dat de waterstanden flink hoog zijn geweest, is het in het verleden niet ongebruikelijk dat de laaggelegen weilanden langs de spoorlijn regelmatig onder water staan. Als dus deze hoek van het bestemmingsplan De Greiden in ontwikkeling is genomen, wordt er door de raad van Heerenveen besloten daar twee straten aan te leggen. De eerste is de ‘Munt’ en de tweede - die als het ware met een lus loopt van de Munt naar het noorden en weer terug naar de Munt - wordt ‘Wederik’ genoemd. Beide zijn volwaardige moerasplanten. Het gebied ten zuiden van de Munt wordt het eerst in ontwikkeling genomen met de bouw van drie, zestien-verdiepingen hoge torenflats. De eerste woningen worden - volgens de Kernkrant van 2 april 1971 - op 1 mei daaraanvolgend opgeleverd voor bewoning in de huursector. De volksmond heeft voor de ongewoon hoge torenflats al snel de bijnaam ‘De Drie Gebroeders’ opgenomen in het spraakgebruik. Officieel worden daar later door de gemeente drie namen aan gegeven: ‘Romsicht’ (het dichtst bij de spoorbaan); ‘Lânsicht’ (parallel aan de Oude Veenscheiding) en ‘Heechsicht’ (het dichtst bij de aansluiting Munt op de Haskeruitgang). Ook zijn we tegengekomen de prozaïsche termen: flat A, flat B en flat C. Een verkoopadvertentie in de Leeuwarder Courant van 7 juni 1997 van de Woning-en bedrijfsmakelaardij Leegstra & Bosma te Leeuwarden probeert met ‘aantrekkelijke prijzen’ appartementen aan de man te brengen te Heerenveen in ‘Romsicht, Lânsicht en Heechsicht’.
De bouw van de woningen aan de Wederik - genoemd naar een sleutelbloemige rietlandplant - vindt na de naamgeving van 16 november 1970 en met een uitbreiding per 10 april 1974 plaats in de jaren daarna.
Wanneer U op onze foto langs ‘Romsicht’ kijkt, ziet U in de verte de lichte contouren van de gebouwen van de Scholengemeenschap voor Beroepsvoorbereidend Onderwijs, achter de groene windsingels van sportpark ‘Nieuweschoot’ en Heerenveense sintelbaan. Inmiddels is door het opgaan van deze school per 1 augustus 2014 in het totaal van het ‘Vakcollege Sevenwolden’ en ‘Kingcollege’ al weer sprake van een volgende stap in de onderwijsgeschiedenis.
De winterse omstandigheden van deze opname maken het evenmin eenvoudig details waar te nemen, hoewel de bomen bladloos zijn. De uitzondering daarop is de beukenhaag in herfstbruin tussen de spoorbaan en parkeerterrein achter de busstationsfaciliteiten.
In de volgende regels gaan we Uw beeldend vermogen even flink op de proef stellen. Allereerst moet U meer dan honderd veertig jaar terug in de tijd: zo omstreeks 1873 ! De spoorbaan zoals op deze foto ligt er al met aan weerszijden de brede spoorsloot. Ook de Veenscheiding is er dan al als een gegraven kanaal. Aan de westkant van de spoorbaan liggen lange stroken grond, die worden aangeduid als ‘weidland’. De meeste van die stroken ‘weidland’ zijn in gebruik bij een boerderij, die via twee bruggetjes over de oostelijke en westelijke spoorsloot met daartussen de spoordijk met rails het Breedpad verbinden met het terrein van boer Sent Hanzes van den Berg. Hij weidt er zijn vee. Door de aanleg van de spoorbaan is er langs de westelijke spoorsloot niettemin nog een smalle strook ‘weidland’ het eigendom gebleven van de Staat (Departement van Binnenlandse Zaken Staatsspoorwegen). In het kadastrale dienstjaar 1873 besluit de Staat dat smalle lange perceel een zgn. ‘splitsing’ te laten ondergaan. Van één perceel worden er drie gemaakt. Wat precies de motieven daarvoor zijn geweest weten we niet, maar het is stellig niet ondenkbaar, dat pompmaker Sipke Jetzes de Boer van de Heerenwal in Nijehaske daarin de hand heeft gehad. Hij wordt namelijk eigenaar van één van de afgesplitste delen en krijgt het kadastrale perceel met het nieuwe nummer A-1365 op zijn naam. Dat wordt omschreven als ‘weiland en water’ en heeft een grootte van 38.69 are. Bij de daaropvolgende registratieregel in de eigendomslegger van Sipke Jetzes de Boer blijkt hij daarop in het kadastrale dienstjaar een ‘houtzaagmolen met erf’ te vestigen en gebruikt daarvoor 9.20 are. Bunskoeke heeft ons in zijn molengeschiedenis ‘De sfeer van weleer’ (1991) al eens gemeld van de toestemming van de Gedeputeerde Staten van Friesland van 6 maart 1874 voor deze zaagmolen van De Boer. Inmiddels krijgt dit nieuwe perceel ook een nieuw kadastraal nummer namelijk A-1479. De Boer ziet kans de financiering rond te krijgen met hulp van Geert Adams Korf, koopman en grondeigenaar, die hem een obligatie van 1000 gulden verschaft en waarvoor De Boer dus een schuldbekentenis tekent. Aangenomen moet worden dat de exploitatie geen daverend succes is geworden. De meeste industriële houtzagerijen zitten al in een periode van ombouw naar de stoommachines voor de aandrijving, hoewel de kolen voor de stoommachines ook kostbaar waren. In het kadastrale dienstjaar 1890 volgt (min of meer gedwongen) verkoop. De Boer heeft teveel schulden opgebouwd en op 4 januari 1889 (vgl. Bunskoeke) worden de bezittingen verkocht. De nieuwe eigenaar is de broer van Geert Adams Korf, namelijk Pieter Adams Korf voor wie het avontuur lokt. Deze is niet alleen grootgeldbezitter, maar ook een snelle beslisser, want in het kadastrale dienstjaar 1893 volgt de afbraak van de houtzaagmolen en wordt het terrein weer bestemd tot weiland.
Maar ..... stel dat de houtzaagmolen een succes was geworden en het bedrijf nog zou bestaan dan is de vraag: waar heeft hij gestaan ? Met behulp van de kadastrale netteplans van 1887 - te raadplegen op de website van It Tresoar - komen we dan terecht op het sportveld achter de uitbreidingsnieuwbouw van het Bornego-college en het daarom heen lopende voetpad. Vanaf de molenomloop zou je de minaret van de islamitische moskee Diyanet Vakfi aan de Hesselstraat hebben kunnen zien staan. Is dat niet een interessante gedachte ?
2014, november 16 -Wibbo Westerdijk-hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 34

Wie zal het ons kwalijk nemen als we zeggen, dat dit bepaald geen jeugdfoto van de mr. Halbe Binnertsstraat is. Fotonummer 1164 uit het archief van Museum Willem van Haren is evenmin een bejaard portret van deze degelijke levensader (hoewel het bankje tussen hoofdbaan en ventweg een ‘portret van bejaarden’ doet vermoeden).
De in de verte opdoemende flats aan het Kempenaersplein (aangelegd na 1958 en in het kader van een buurtverbeteringsplan in 1997 door Joost Visser en wijkbeheer grondig op de schop geweest en gerenoveerd), als het ware achter een brede dam in de voormalige Kempenaerswijk, vinden op die manier aansluiting via de Mr. Halbe Binnertsstraat naar de op de voorgrond aanwezige kruising met de Burgemeester Falkenaweg. De fotograaf heeft de foto kennelijk vanuit een automobiel in de Jan Mankeslaan geschoten.
Overigens is de ontstaansgeschiedenis van de Mr. H. Binnertsstraat een bijzondere. Niet zozeer vanwege de persoon van mr. Halbe Binnerts (1842-1922), die niet alleen een talentvol rechten-student is geweest, maar ook een voortreffelijke sociaal-maatschappelijke carrière in dienst stelde van de Heerenveense gemeenschap.
In 1927/1928 is de Van Dekemalaan naar het zuiden doorgetrokken en wordt eerst aangeduid als Verlengde Dekemalaan, doch de Directeur Gemeentewerken K. Straatsma stelt in een brief van 29 oktober 1929 voor deze aanleg de naam ‘Foijtstraat’ te geven, maar op voorstel van B. en W. wordt dat ‘Mr. Halbe Binnertsstraat’ en de raad gaat daarmee akkoord. Die noordwest-zuidoost lopende straat, waar aan de westkant parallel daarmee dan nog een sloot/wijk loopt, wordt in de jaren 1928-1933 flink dicht bebouwd. Een 50-tal bouwvergunningen worden afgegeven en er worden ettelijke vrijstaande woningen gesticht met - dan nog - een schitterend vrij uitzicht in de richting van de spoorbaan. Wel hebben de bouwplannenmakers en de bestuurders doorzien dat die verlenging een uitmonding moest krijgen naar de rijksstraatweg en dat gebeurt dan ook door de straat bij een dwarswijk een aftakking te laten maken naar de Verlengde Dracht. De totale haak heeft dan dus de naam mr. Halbe Binnertsstraat. Ternauwernood is die operatie tot stand gekomen, als we een bericht uit de Hepkemakrant van 17 augustus mogen geloven. Het gemeentebestuur heeft voor de aanleg van Verlengde Dekemalaan, die uiteindelijk uitkomt bij de heer van Dijk aan de Verlengde Dracht (zie verderop), een dam gemaakt in de Molenwijk. Als reactie daarop wordt het gemeentebestuur bij deurwaardersexploit gesommeerd door de heer Cornelis Romkes. Hij beweert recht te hebben op de wijk en wil dat de dam weer wordt verwijderd. Jammer dat de krant daar verder geen mededelingen over doet, maar kennelijk heeft Romkes dat recht niet hard kunnen maken of is om een andere reden in het ongelijk gesteld. De weg is er gekomen en ligt er nog.
Als een eerbetoon aan verzetsstrijder en oorlogsslachtoffer Sieger van der Laan (1907-1945) wordt het noordwest-zuidoost lopende deel van de straat naar hem genoemd. Het besluit daartoe dateert van 15 januari 1946. De korte haak vanaf de Burg. Falkenaweg naar de Kempenaersingel houdt dan de naam Mr. Halbe Binnertsstraat en wordt bovendien verlengd tot over de Kempenaerswijk. Uiteraard heeft dat ook gevolgen gehad voor de nummering van de huizen. Gelukkig voorzien de adresboekjes daarin.
De enorme behoefte aan nieuwe huizen maakt dat in 1948 de gronden ten westen van de Sieger van der Laanstraat in 1948 in ijltempo bouwrijp worden gemaakt. De aankoop van de gronden van de familie Tadema uit Oudeschoot betekent ook de demping van de sloot of wijk ten westen. De Woningbouwvereniging “Heerenveen” is bezig vorm te geven aan het Woningbouwplan 1947 en wil daar blokken van vier woningen bouwen en een enkele van twee. Tegelijk wordt er riolering aangelegd. Het jaar 1949 wordt voor de woningbouw een bijzonder vruchtbaar jaar. Maar liefst 18 woningen komen beschikbaar in de Sieger van der Laanstraat, in 1950 gevolgd door nog eens een twaalftal. Allemaal aan de westkant van de straat dus.
Nu onlangs de Erfgoednota is verschenen blijkt de Halbe Binnertsstraat bovenmatig bedeeld met gemeentelijke monumenten. Dat ligt aan de in 1952 door architectenbureau F. Klein uit Groningen in opdracht van de N.V. Bouwkas Nederlandse Gemeenten. Een aantal van 22 - een gedeelte van in totaal 36 in Heerenveen gebouwde panden - bevordert in deze straat het eigenwoningbezit. Het sleutelwoord is ‘standaardisatie’. Het betreft twee-onder-één-kap en rijtjeswoningen. Het rapport verschaft daarover de uitgebreide details in de architectonische terminologie van het Bureau Steenhuis. Voor de even nummers is door Steenhuis de keuze gevallen op de nrs. 8, 10, 12, 14 en verderop aan de zuidzijde van de straat de nrs. 28 t/m 52.
Laten we eens nagaan welke bewoners er hun onderkomen hebben in het jaar dat de foto is gemaakt. Volgens aantekeningen achterop de aan het Museum Willem van Haren geschonken foto is dat 1965. Het gedeelte van de Mr. Halbe Binnertsstraat afgebeeld op deze foto kent in het adresboek van 1964 aan de zuidkant - de even nummers 2 tot en met 42. Twee jaar later (1966) zijn daar nog bijgekomen de even nummers: 44 tot en met 48.
H.H. Kruis heeft er zijn garagebedrijf op nr. 2 (het huis met het mansardedak) en dealt voor Renault (zie bord aan de gevel), terwijl aan de straat de benzinepompen tot zijn bedrijf behoren. Kruis is in deze straat een pionier en een volhouder, want hij staat ook al in 1938 bekend als ‘monteur’ op dit adres. In 2012 kent de Handelsonderneming Sonmez (bandenservice) voor de garage het nummer 2a. No. 4 is in 1938 het huis van R. van Wijngaarden, bankwerker, die dan nog zijn constructiebedrijf en machinefabriek achter de Dracht aan de Gedempte Molenwijk moet opbouwen. In 1964 is de wed. G. Mebius-Brandsma hoofdbewoonster en in 1966 J. de Groot. veehouder. Het eerste dubbelpand 6-8 wordt in beide jaren bewoond door A. de Jong, assistent-bedrijfsleider (nr. 6) en de wed. G. Brouwer-Bos, zonder beroep (nr. 8). Het volgende blok 10-12 geeft K. Bouma, boekhouder van een ingenieursbureau (nr. 10) en J. Hoekstra, controleur (nr. 12), de mogelijkheid gerieflijk te wonen. Als buren in het blok 14-16 zijn K. Edens, leraar (nr. 14) en de wed. M. Steenstra-van de Woude - haar man P.S. Steenstra is eerder boekhouder geweest -(nr. 16) eveneens bevoorrecht. Datzelfde mag ook gelden voor de bewoners van het blok 18-20, te weten: wed. A. Postma-Braaksma, zonder beroep (nr. 18) en G.W. Veldhuis, ambtenaar (nr. 20).
No. 22 is de laatste woning net vóór de Waling Dijkstrastraat met als bewoner in ’64 en ’66 de veehouder K. Holtrop, terwijl na het oversteken van de zijstraat de beroepsloze G. Hof in ieder geval al vanaf 1938 zijn huiselijkheid vindt in nr 24. De schilder A. Bouwhuis, die daarvan juist iets ten westen woont, heeft met nr. 26 ook nog een vrijstaand pand. Vervolgens komen we weer in de Bouwkaswoningen. Eerst een blokje van twee woningen: nr. 28 P. van Sliedrecht, opzichter, en vader van de zo bekende PZH-volleyballer Paul van Sliedrecht, en nr. 30 A. de Boer, vertegenwoordiger van beroep. Als laatste rij - parallel aan de straat een blok van zes woningen, die resp. worden bewoond door: nr. 32 de wed. W.de Haan-de Vries, z.b.; nr. 34. de wed. A. Doeter-Fernhout, z.b.; nr. 36 S. de Boer, landmeter bij het kadaster; nr. 38. P. Veldhuis, ambtenaar; nr. 40. de wed. H.Steenwijk-Weggemans, z.b.; en nr. 42. J.Goslinga, vertegenwoordiger. Als afsluiting van de nummering staat er vervolgens nog een blok huizen met de zijkant naar de straat, die in 1964 nog niet in de nummering zijn opgenomen. In 1966 lezen we in het adresboek uitsluitende de namen van de bewoners zonder een toelichtend beroep: nr. 44. H.H. Fierweijer, nr. 46. R.de Groot, en nr. 48. G.Brouwer.
Speuren we nu de oneven nummers af, dan mag je veronderstellen, dat het enorme witte pand als hoekhuis met de ingang aan de zijkant zijn huisnummer aan de Mr. Halbe Binnertsstraat heeft. Dat is helaas niet juist, want deze wordt in 1938 bewoond door W. van Dijk, opzichter Veenpolder, met als adres Burg. Falkenaweg 74. Uit de jaren zestig kennen we de reder R. Holwerda en dierenarts IJ. Venema. Thans, 2012, vertelt Google ons dat er de accountancy is gevestigd van Falk bv en Havix bv.
Het eerste vrijstaande huis in de straat is nr. 1 en wordt beide jaren bewoond door A.J.W. Peenstra, z.b. en in 1966 in gezelschap van de wed. G.Heida-Brandsma. Daarnaast het 2-onder-1-kap woonhuis 3-5 met vrijstaande garage (bouwjaar c. 1940), waarvan op nr. 3. J. Breimer, assuradeur, zijn uitvalsbasis heeft, en op nr. 5 de koopman Homme Zuidersma. Deze overlijdt op 7 januari 1965 en laat het huis aan zijn weduwe G. Zuidersma-Oenema.
De vrijstaande woning met een kortgeleden (2012) geïnstalleerde leilinde is in 1965 nog het bezit van de gepensionneerde F.Akkerman. Ten westen daarvan komt de ingang naar de - in ere herstelde - Ete Kuipers-speeltuin, die op 5 mei 1958 zijn doop heeft gekregen doch later buiten gebruik wordt gesteld. Enkele jaren geleden is er een revival geweest. Huisnummer 9 wordt bewoond door P. G. van der Tang, waarschijnlijk eveneens genietend van z’n pensioen. Na het hoekhuis Binnertsstraat-Van der Laanstraat (met het huisnummer aan de laatste straat) treffen we na de uitrit van of - zo u wilt - de afslag naar de S. van der Laanstraat het dubbelwoonhuis nrs. 11-13. Daarvoor noteren de adresboeken 1964 en 1966 de kantoorbediende G. Troelstra (nr. 11) en de weduwe M. Zoete-Bakker, zonder beroep (nr. 13). Met een bredere openbare groenstrook voor het kleine voortuintje volgt dan een rijtje geschakelde woningen met de nummers 15 tot en met 25. Daarvan staat voor nr. 15 de onderwijzer K.G. Booij; nr. 17 de ambtenaar M. de Jong; nr. 19 de leraar engels aan de Ambachtsschool Jan van der Wal, opgevolgd door B. Sietzema (monteur); nr. 21 instrumentmaker J. Keijzer, met als opvolger H.H. Dalmolen (groothandelaar); nr. 23 gemeente-ambtenaar E.H. van Gijssel; en nr. 25 directeur van de ulo-school aan het Ernst van Harenplein en bekend oud-voetballer van de v.v. Heerenveen Henny Jonkman. Daarna komt de bouw aan de Kempenaersingel, waarvan het blok met de zuidelijke zijgevel naar de Halbe Binnertsstraat is gericht.
2012, nov. 18 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 21

Molenwijk 1898
Het is een maandagmiddag in 1898, de lange schaduwen van de schoorstenen verraden een gevorderd tijdstip op deze dag. De zon is immers al doorgedraaid naar het zuidwesten en de meest ijverige vrouwen hebben het witgoed al weer van de waslijnen gehaald. De late starters van die morgen moeten nog even geduld hebben voor ze kunnen strijken en vouwen. We mogen ervan uitgaan, dat de fotograaf een plekje op een breder gedeelte van de wal heeft gevonden om dit beeld te kunnen vastleggen aan de zuid-noord stromende Molenwijk. Die noordelijke richting wordt verraden door het punt van de toren van de ‘grote kerk’ van de Nederlands Hervormde gemeente Heerenveen (Schoterland), nauwelijks uitpiekend boven één van de grotere pakhuizen van het Achterom.
Middenin het beeld markeert een donkere aangebouwde schoorsteenpijp en stoommachinekamer met ketelhuis de voormalige vellebloterij met drogerij van leerlooier Luitje Feits, welke door notaris Douma van Gorredijk op 30 oktober 1875 finaal ten verkoop wordt aangeboden bij logementhouder W. Feenstra te Heerenveen. In de advertentie in de Leeuwarder Courant van de 24e daaraanvoorafgaande wordt als bijzonderheid vermeld “Eene voor korte jaren geheel vernieuwde Vellenblooterij met Pakhuis en Bergplaats, ten westen van de Molenwijk te Heerenveen, ....”. Er worden al voorlopige biedingen in de aankondiging genoemd. Blijkbaar zijn deze bedragen in deze finale verkoop niet verhoogd en zijn de vastigheden ingehouden, want in de krant van 30 november worden exact dezelfde vastigheden (onder verwijzing naar de veiling op 16 october 1875) opnieuw aangeboden voor finale verkoop door Douma op zaterdag 4 december d.a.v. Ook nu weer bij de logementhouder W.K. Feenstra. Laatstgenoemde heeft net dat jaar 1875 de exploitatie overgenomen van zijn moeder de weduwe Klaas Wiebes Feenstra, die vele jaren samen met haar man de tap heeft bediend in het hoekpand van de Dracht met het Breedpad: Logement ‘s Lands Welvaren (1842-1875).
Die schoorsteen lijkt een noodzakelijk attribuut voor de drogerij van de ‘geblote’ vellen en voor de ‘wol’. We weten, uit een bericht van de Leeuwarder Courant van 19 februari 1867, dat een hevige brand op de 18e, ‘s ochtends om 6 uur, in de velleblooterij van L. Feits een naar beneden vallende stapel wol vernietigt. Het heeft boven een kachel te drogen gehangen. De brandspuit, ook die van Nijehaske, kan een aanzienlijke schade niet voorkomen, maar gelukkig kunnen ze een deel van de voorraad schapewol wel redden. De verzekering dekte de schade maar voor een deel.
Het is duidelijk dat de verkoop in 1875 daarom ook spreekt van ‘een voor korte jaren vernieuwde velleblooterij’.
Dick Bunskoeke heeft in 1987 fotonummer 173 ook eens van een tekst voorzien en schrijft, dat in 1891 bij de looijerij een stoommachine wordt geïnstalleerd. Dat verklaart ook de schoorsteen, die niet alleen voor de leerlooierij wordt gebruikt maar ook voor de schorsmaalderij. Deze datering is spijtig genoeg niet overeenkomstig het Schoterlandse archiefinventarisnummer 2383 en daarvan de hinderwetvergunning nr. 31. Deze door Lambertus Feits Gzn. aangevraagde vergunning voor de plaatsing van een stoommachine in de schorsmalerij en leerlooierij wordt hem gegund per 17 december 1887.
Op de valreep van het fabrikantenbestaan - veroorzaakt door een recessie in het looiersbedrijf, maar vermoedelijk mede door kerkelijke besoignes - investeert Luitje Feits Lzn. in het kadastrale dienstjaar 1872 nog wel in de bouw van in totaal 20 dienstwoningen langs de Molenwijk. De woningen worden gedekt met (goedkope, ongeglazuurde)rode pannen en sindsdien is dat gebied bekend in het Heerenveen als het "Roode Dorp". Op deze foto staan bijna al deze éénkamer woninkjes afgebeeld. Het gaat financieel evenwel volledig mis, zodat door notaris Arjen Binnerts op 10 en 11 april 1873 een boedelbeschrijving van Feit’s failliete boedel wordt opgemaakt. Na de verkopingen door notaris H. Douma uit Gorredijk in 1875 annonceert notaris Boschloo een verkoping op 4 en 11 mei 1876, met o.a. als derde perceel: twintig nieuw gebouwde woningen, het "Roode dorp" genoemd.
Het College van Diakenen der Hervormde Gemeente Heerenveen (N.A. Hingst, G. Matthijssen, S.W. Taconis, H. Lenos Hzn) kopen 18 kamers aan van L. Feits Lzn. en vragen op 8 mei 1877 aan het bestuur van Schoterland of ze de eindwoningen buiten de verordening om mogen verkleinen ten behoeve van uitwerkende weduwen. De stadsarchitect Willem de Graaf zal daarover adviseren. (SCO 563). In een handschrift van Anske Harmens Dijkstra wordt het wonen in de éénkamerwoningen onder de armoedegrens boeiend beschreven. De kerkelijke armvoogdijorganisatie of de diaconie plaatsen er die families, welke ondersteuning nodig hebben. De animo om er te wonen blijkt evenwel niet al te groot. Anske en zijn moeder dienen na de dood van man en vader Harmen de overstap te maken van de Konijnenpolle naar een woning op het Roode dorp. Reeds in 1893 worden door het college van diakenen van de Hervormde Gemeente Heerenveen deze diaconiewoningen aan het "Roode Dorp" te Heerenveen te huur aangeboden. Dat betekent dat ook anderen dan de kerkelijk gealimenteerden er kunnen huren.
Eén van de meest noordelijke woningen (onder kadasternummer A-3639) krijgt later bekendheid als ‘Logement, Bier-en Koffiehuis De Wekker’ van M. Jasper. In de rubriek van de Leeuwarder Courant "Heerenveen in vroeger dagen" heeft (vermoedelijk) Leo Leenes de tekst laten opnemen: “Na de pakhuizen aan de rechterhand volgde een huizenreeks. In het eerste pand was destijds (voor de demping) gevestigd het logement "De Wekker" waar veel pinda-Chinezen hun produkten (pinda-pinda-lekka-lekka) brouwden”. In 1934 is dat Roode Dorp no. 12. Een kleindochter van pake Jasper blijkt in 2002 erg teleurgesteld, dat er zo weinig beeldmateriaal van het logement is.
Het smalle stenen paadje komt naar ons toe vanaf het bruggetje over de wijk als verlengde van de Molensteeg en komt dan uit op de verbindingsstraat Van Riesenstraat, die ook weer met een bruggetje de Molenwijk overspant.
Langs het pad ziet u de zgn. ‘bjinstap’ op enkele plaatsen in de wal aangelegd en die in sommige gevallen wel eens een onvrijwillige tewaterlating tengevolge heeft gehad. Het spel van kinderen aan de waterkant loopt ook wel eens verkeerd af. Zo raakte in juni 1910 een knaapje bij de brug bij de Molensteeg in de vrij diepe Molenwijk. Die dag onderscheidt de 70 jarige Nathan Smeer zich door “zijn Sabbath-pak niet sparende” kloekmoedig de drenkeling na te springen en “hem naar het rijk der vasteland-bewoners terug te brengen”. De verslaggever spuugt zijn gal op alle kijkers die ruimschoots aanwezig zijn, doch niet ingrijpen. De oude Nathan levert een kranige daad.
Aan de Drachtzijde van de Molenwijk eindigt het voetpad van het Achterom met de laatste steeg haaks op de Dracht. Dat is de Zwartesteeg, die zelfs in een raadsverslag van Schoterland van 6 juni 1929 de naam ‘Zwarte Paardensteeg’ wordt genoemd. De steegwoningen zijn in de dertiger jaren van de vorige eeuw voor een groot deel al ‘onbewoonbaar verklaard’, omdat ze niet meer aan de meest minimale voorwaarden kunnen voldoen. Twee panden aan de noordzijde van de steeg en het meest westelijk gelegen vlakbij de wijk hebben aanvankelijk een bestemming als pakhuis met erf van koopman Lambertus Feits (rond 1840) en komen na een aantal keren te zijn doorverkocht uiteindelijk in handen van Thomas Hendriks Kroon in 1929.

Het is dan al een aantal jaren een zogenaamd ‘Volkslogement’. Kroon noemt het overigens ‘Kosthuis’, hij biedt ‘nachtlogies’ voor 40 cent met 9 koppen koffie. Bij een overdrachtacte van eerdere eigenaar K. Sikkema in juli 1928 krijgen we enig inzicht in de indeling van het pand/de panden. Beneden een woonkamer, alkoof, gelagkamer en keuken; boven: opgang met overloop, grote slaapkamer, zolder en grote slaapzaal. Die laatste is dus zo ingericht geweest, dat je voor weinig geld een bed kunt huren en ‘s morgensvroeg uitgebreid koffie kunt drinken. U kunt zich voorstellen, dat dit klanten aantrekt met een kleine portemonnee. De extra foto is afkomstig uit de Leo Leenescollectie nr. 1267, die is opgenomen in het fotoarchief van het Museum Willem van Haren onder nr. 12654. Het is geweldig om in een oktoberkrant van 1964 te lezen, dat Leo Leenes van de Oudheidkamer op een Kernavond juist met deze plaat van het Volkslogement de blitz maakte: overnachten voor 40 cent en 9 koppen koffie !!!
Het grote ‘pakhuis’ of ‘schuur’ (rechts) maakt omstreeks 1900 deel uit van de bezittingen van de erven van Haring Pieters Romkes, waarvan zoon Pieter voor meer dan de helft het eigendom heeft en tevens gebruiker is. Hij blijkt veehouder en winkelier en wordt later opgevolgd door zijn zoon Kees Romkes, die ook veehouder is. De kavels tussen de Zwartesteeg en de Romkessteeg hebben geen achterompad meer, d.w.z. de bebouwing loopt van de Dracht door tot de oever van de Molenwijk.
De bevaarbaarheid van de Molenwijk is in 1898 nog behoorlijk gewaarborgd, omdat de houtzaagmolen “De Fortuyn” van Andries van Riesen er toch nog veel gezaagd hout moet opslaan. De molen is dan al een tiental jaren geleden onttakeld, maar nieuwe machines hebben er hun plaats wel gevonden. Maar in het eerste kwart van de twintigste eeuw verandert er voor de Molenwijk veel: het onderhoud loopt terug, er treedt een verlandingsproces op en er wordt ontstellend veel vuil in het water gedumpt. Het resultaat is tenslotte demping in 1934/1935.
2012, augustus 5 - wibbo westerdijk - hip-backup
- Details
HIP-TIME MAGAZINE 68

September 1918
Het interieur van deze grote ruimte wordt op foto 01792 uit de collectie van het museum Willem van Haren voorzien van de kernachtige toelichting ‘Leeszaal 30er jaren’. Het is weer zo’n natte vinger datering en daar moeten we het mee doen. We achten dit evenwel iets te mager om er om die reden aandacht aan te besteden. Nadrukkelijk willen we van deze foto enkele details noemen, die op de originele foto goed waarneembaar zijn. Op de leestafel - ongeveer in het midden staat een bordje met de tekst NIET ROOKEN. Op de toegangsdeur naast de schoorsteenmantel staat GNAGEOT NEEG RAAJ 81 NEDENEB NENOSREP. Omdat het op buitenkant van de ruit staat (voor ons in spiegelschrift) dienen we te lezen: PERSONEN BENEDEN DE 18 JAAR GEEN TOEGANG. Ten overvloede zit naast de tweede toegangsdeur tegen de zijkant van de boekenstelling nogmaals een bordje met NIET ROOKEN.
Om te kunnen vergelijken hebben we het fotoarchief van het museum uitgekamd op zoek naar meer exemplaren van dat interieur. Uit het beeld van fotonr. 04693 kunnen we opmaken, dat de fotograaf van ‘onze’ foto 01792 met zijn rug tegen de oostelijke muur van de leeszaal heeft gestaan. Hij heeft namelijk de gehele leestafel in beeld kunnen brengen. Gelukkig hebben we er ook nog eentje (in drievoud MWvH., nr. 00711, 00852 en 00861)) kunnen vinden, die bijna hetzelfde beeld laat zien met een aantal verschillen. Het accent van deze andere foto ligt op het achterste deel van het vertrek, waarbij de linkerzijkant van de foto de verticale lijn van het ophangsnoer van de linkse lamp vormt. Een tweede opvallend verschil is de complete afwezigheid van de meer dan prominente zwarte kachelpijp en de daaraan gekoppelde hoge allesbrander. De achterwand als publicatiebord is op onze foto zeer bescheiden in gebruik, terwijl onze vergelijkingsfoto het beeld vertoont van een zeer goed gevuld aanplakbord. Evenwel het meest opvallende verschil is het op ‘onze’ bovenstaande foto volstrekte gemis aan menselijke aanwezigheid, terwijl dat op ons vergelijkingsexemplaar totaal anders is. Niet alleen zit daar de bibliothecaresse K. Sipma aan haar desk vlakbij de toegangsdeur met het bureaulampje op het blad, terwijl in de verste hoek voorbij de toegangsdeur een vergadertafel met een zestal stoelen er omheen een aantal heren met ‘vadermoordenaars’ zitplaats biedt voor een ‘ongedwongen pose’. Tevens zit in diezelfde hoek ook een tweede dame - Mejufr. Maria Welmoed van der Hardt Aberson, oudste dochter (geb. 1897) van de Rijksontvanger op de Heerenwal - te werken aan een tafeltje. Het herengezelschap is ons voorgesteld door de in 1989 hoogbejaarde, eerste directrice mw. K. Venhuis-Sipma. Zij noemt de namen van mr. M. de Muinck, de heer B. van der Pol; ds. te H.W. te Winkel (Nijehaske), ds. Simon Winkel (Fok-kerk); mr. H. Binnerts en J.J. Veenenbos. (Mr. Halbe Binnerts is één van de initiatiefnemers van het eerste uur en wordt later voor zijn verdiensten benoemd tot ‘eere-voorzitter’). Eén van de heren staat bij een boekenkast geïntresseerd te lezen en een besnorde heer heeft alleen aandacht voor de aktie van de fotograaf. De andere vier heren zitten aan de tafel te lezen. Deze namen geven al een indicatie, dat ook onze foto van oudere datum moet zijn. De overeenkomsten zijn opvallend, hoewel we ook weten dat men vroeger minder geneigd is om een interieur snel te veranderen.
Voor een authentieke passage uit het verslag van een journalist van het Nieuwsblad van Friesland op de 26e september 1918 citeren we: ...”In de zaal met in 't midden een groote tijdschriftentafel, aan den wand een aantal kleinere tafels, wat meer achteraf een paar schrijftafels ten behoeve van studeerenden. Een menigte gemakkelijke stoelen noodigt tot een zitje. Een fraaie reuzepalm verlevendigt het aanzien. Drie hoofdlampen en een aantal kleinere lampjes aan den wand, welker licht door stemmige kappen getemperd wordt, de gebloemde gordijnen voor de ramen, zullen op de lange, donkere winteravonden, welke wij tegemoet gaan, het geheel maken tot een knusse gezelligheid, waarvan het scheiden moeilijk valt.” ...
Mevrouw K. Venhuis-Sipma vertelt in 1989, dat de reuzepalm al snel dood was door luis; dat de lampekapjes gemaakt zijn van batik en de gordijntjes van cretonne (een sterke katoenen stof). Duidelijk is aan beide foto’s te zien dat de lichtinval van de rechterkant van de foto komt. Daar bevinden zich de vensters van de hoge ramen aan de straat ‘Achter de Kerk’.
Het kan niet langer verhuld worden: de “Vereeniging Openbare Leeszaal en Bibliotheek Frieslands Zuidoosthoek” is in 1918 gestart in het gebouw op de hoek van de Vleesmarkt met de straat Achter de Kerk. Onze laatste horeca-exploitant (eetcafé) Harry Kuiper - inmiddels ook al weer elders werkzaam - zet het gebouw nog weer eens op de kaart door als naam ‘De Bieb’ te kiezen.
De volledige bovenverdieping krijgt in 1918 de functie van leeszaal voor volwassenen, bereikbaar via een smalle en steile trap. De jeugdleeszaal bevindt zich op de begane grond, waar in een latere fase in de tijd de Oudheidkamer gebruiksrecht krijgt. In hoeverre de oorspronkelijke grote bovenzaal van het koffiehuis of café “De Drie Gemeenten” in de foto is terug te herkennen staat niet beschreven, maar we weten uit de krant dat in 1879 al een bovenzaal aanwezig is onder de voorlaatste kastelein Tjitze Pieters de Vries. Dat wordt nog eens bevestigd door een door B. en W. van Schoterland op 16 februari 1882 verstrekte vergunning voor de ‘verkoop in het klein van sterken drank voor de benedenkamer en bovenzaal zijner woning’, kad. Heerenveen A-1660 en gemerkt met no. 2. Of toen de geometrische figuren op het plafond zijn aangebracht weten we niet. De drievoudige herhaling doet vermoeden, dat het de laatste grote bouwkundige verandering van de bovenverdieping is geweest. Mogelijk ook op het moment dat de leeszaal er in wordt gevestigd. Dan is het 1918. Na de Koninklijke Goedkeuring op de statuten van de vereniging per 14 januari 1918 worden leeszaal en bibliotheek op 3 oktober 1918 officieël geopend.
De reeds eerder genoemde bibliothecaresse-directrice is mej. K. Sipma, die de functie bekleedt tot ze op 1 december 1924 trouwt met J.G. Venhuis, biologieleraar aan de Rijks-HBS. Een maand eerder heeft ze ontslag genomen. Daarna komt mej. N. van der Endt op 1 april 1925, die op 1 maart 1927 wordt opgevolgd door mej. Winkel. Laatstgenoemde is er van 15 juni 1927 tot 1 augustus 1932 om daarna te trouwen met de arts Dijkstra in Donkerbroek. Vanaf 1 november 1932 is directrice mevr. C.A.J. Thierens, welke na twee jaar vertrekt als ega van de heer Meijer. Mevr. H.J. Dijk staat in de lijst van functionarissen van 1934 in het adresboek onder de ‘Openbare Leeszaal ...’, maar staat niet in de alfabetische naamlijst. Zij verbindt zich na een periode van veertien jaar aan de heer Keuning. Zou ze buiten Heerenveen hebben gewoond ? Zij heeft tijdens haar lange carrière van 1934 tot 1948 diverse assistenten gehad, o.a. mej. M.J. van der Laan, mej. H. van Dam (1923-1942), Th. de Vries, T. Brandsma, B. Compaan, M. Bakker, J. Edinga, C. Dijksma en S. van der Werf.
Nu we toch even wat namen noemen, laten we U ook nog even kennismaken met de personen van het eerste bestuur van 1918 ! Mw. Venhuis-Sipma noemt de heren Mr. M. de Muinck, ds. H.W. te Winkel (Nijehaske), ds. S. Winkel (Fok-kerk), B. van der Pol, S.M. Noach, mw. F.A.D. de Gréve-de Sturler en J.G. Veenenbos als de eerste bestuursleden van de ‘Vereeniging’. In 1922 staan in het adresboek al enkele wijzigingen: afgetreden zijn dan al Mr. M. de Muinck, ds. H.W. te Winkel, B. van der Pol, en mw. de Gréve-de Sturler. Nieuw in het bestuur zijn A. Smilde, penningmeester; Ds. R.K.M. Hummelen, D. van Dijk en J.K. Dijkstra.
De adresboeken van de jaren dertig bewijzen hun bijzondere nut voor het vaststellen van de bestuursleden en veelal het personeel van instellingen, verenigingen en andere organisaties. Zo ook van onze Openbare Leeszaal en Bibliotheek “Frieslands Zuid-Oosthoek”. Drie adresboeken uit de jaren 1934/35, 1936/37 en 1938/39 voorzien in die informatiebehoefte.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog komen er allerlei voorschriften van hogerhand over welke boeken verwijderd en vernietigd moeten worden. Als verzetsdaad worden genoemde werken verborgen in de bedstee op de zolder van het bibliotheekgebouw. Werken die door de NSB worden aanbevolen zijn door de oorlogsoverheid gratis verstrekt en komen in de bibliotheek in een aparte kast te staan.
Van 1948 tot 1961 is mevrouw W.Th. Vlasveld directrice en zij wordt opgevolgd door mevrouw M. Hartman die deze functie tot 1970 heeft vervuld. Het werk in de bibliotheek wordt beschouwd als “vrijwillige arbeid met liefde gebracht”. Loon is dan ook geen eerste vereiste, en blijft ook ver onder de maat.
Zo bestaat in 1952 het personeel uit een directrice en 3 personeelsleden en zijn er 15.093 boeken. Het aantal uitleningen bedraagt dat jaar 50.666 en er staan 1.380 leden geregistreerd.
Niet minder dan een kleine ‘ramp’ vindt plaats als een deel van het gips van het plafond in de leeszaal naar beneden stort in 1959 (L.C. 16-12-1959), omdat de onderhoudstoestand niet zo goed meer is. Het plan voor nieuwbouw wordt nog niet goedgekeurd, want in september 1959 is meubelmaker F. Wierda verhuist uit de woning in het pand naar elders. Er mag voor fl.10.000 worden verbouwd. Pas op 6 januari 1964 neemt de buitengewone algemene ledenvergadering een aantal besluiten, die de bouw van een nieuwe leeszaal mogelijk maken. De firma Tj. Smits uit Sloten gaat de bouw voor fl.367.000 realiseren aan de K.R. Poststraat in het parkje van Crackstate. Op 9 juni 1965 wordt daar de nieuwe leeszaal in gebruik genomen.
Voor de beschrijving bij deze foto hebben we dankbaar gebruik gemaakt van de informatie van wijlen ds. H. Keuning. Hij heeft voor De Veenbrief van april 1998 een artikel samengesteld “Uit de geschiedenis van de Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Heerenveen”.
2013, oktober 20 - wibbo westerdijk - hip-backup

