Cat. Foto's met een verhaal
Verlengde Dracht omstreeks 1900
HIP-TIME MAGAZINE 46
Verlengde Dracht omstreeks 1900
Oh, oh ... dit wordt een moeilijke. Het zal bijzondere inspanningen vergen om hier nog wat zinnige dingen over te schrijven. Niettemin gaan we met behulp van andere fotobeelden en vroegere teksten toch de uitdaging aan. Eerst maar eens het globale beeld. De foto uit het Museum Willem van Haren is een sepiakleurige van het briefkaartformaat 14 bij 9 cm. Ditzelfde beeld is als ansichtkaart met daarop in witte letters “Verlengde Dracht” aangetroffen in de collectie Goldhoorn (nr. 175), van een kwalitatief goed gehalte. De fotograaf heeft zijn camera gericht naar het zuiden en kijkt dus in de richting van Oranjewoud. We kunnen er rustig van uitgaan dat het hartje zomer is; het gebladerte kan niet dichter zijn.
We gaan ons eerst eens bezig houden met de oostkant van de straat. Het ijzeren hek met de uitnodigende toegang en de daarin staande bomen behoren tot de tuin van het oorspronkelijke - bij het opmaken van het kadastrale minuutplan in 1832 - Hiddingabezit (kadastraal A-239 is het huis met huisnr. 163, en A-240 de tuin) als laatste boerderijachtige woning van de Dracht. Die tuin met vijvers liep practisch door tot waar nu de huidige Koornbeursweg is neergelegd.
Het is de fotograaf wel een beetje kwalijk te nemen, dat hij zijn ‘kiekkast’ niet iets meer naar het noorden heeft opgesteld, om net een stukje te kunnen zien van het drietal in 1872 door dr. W. Hessel gebouwde heerenhuizen. In de collectie Goldhoorn is een beeld van dat complex terug te vinden onder nr. 146. Mede door de anecdotisch-historische vondst bij de verbouw in 1953 van een plankje met opschrift van twee timmerlieden, gedateerd 14 augustus 1872, weten we het juiste bouwjaar van die huizen. Het plankje was aan beide zijden beschreven. Aan een kant stond te lezen: "Jan van der Schaaf, 14 Augustus 1872, werkende bij H. van der Meulen. Die dit weervindt is een nisafbreker". Aan de andere kant stond: "Leendert van der Schaar, oud 20 jaar 1872. Gewerkt bij Van der Meulen aan het huis van docter Hessels. Wij hebben vanmorgen een vikse slok gehat, het is Maandag en het is Knijpster kermis". (De vondst wordt beschreven door D.M. van der Woude in de Friese Koerier van 18 december 1953 onder de titel: “Aannemer vond plankje: Herinnering aan de Dracht een tachtig jaar geleden. Vinder is nisafbreker.”)
Op een ander fotofragment is goed te zien, dat de Verlengde Dracht ook regelmatig als Verlengde én verbrede Dracht wordt aangeduid. Op de kadastrale kaart van 1887 is die situatie ook duidelijk in beeld gebracht.
Het tweede belangrijke pand op de grote foto getuigt van het bestaan van de overbekende ‘De Koornbeurs’. Sake Bosma, afkomstig uit Oudeschoot, sticht dit voor de agrarische economie van Heerenveen en omgeving belangrijke pand in 1877. Een stukje voorgevel is juist waar te nemen precies voorbij de tweede bomenpartij en de daaronder staande haag. De woningen, die te zien zijn achter de links staande mannelijke persoon van onze foto 319 óf de wandelende dame op bladzijde 86 van het fotoboekje ‘Een wandeling door Oud-Heerenveen’, uitgave van de Stichting Oudheidkamer Heerenveen (1978) en achter de witte palen van de erfafscheiding en draaihekjes zijn in ieder geval voor een deel al gebouwd. In de huisnummering vanaf 1900 blijkt dat daar inmiddels vier huizen zijn gesticht, resp. 271a tot en met 271d. De bewoners, die in 1898 zijn ingetrokken, zijn Albert Bosma, timmerman; Jacob Overdiep, klerk bij de Posterijen; Lamina Gesina Wieten, wed. de Jong, zonder beroep; Aart Aartsma, journalist. Nummer 272 blijkt toe te behoren aan ‘De Koornbeurs’.
Recht tegenover de voorgevel van De Koornbeurs (wooningang) wordt door de Raad van Schoterland op 26 februari 1906 (zie N.v.Frl. 28-2-1906) een perceel bouwterrein aangekocht van wethouder Gerritsma. Aan de protestgroep van het Rode en Blauwe dorp wordt een straatuitgang beloofd over dat terrein. Dat zal de Van Riesenstraat worden. Maar in de planning zit niet veel schot. Pas in april 1907 laat de Hepkemakrant van de 24e weten, dat de akte voor de aanleg van de nieuwe weg van de Verlengde Dracht naar de Achterdracht (echt het staat er) de 22e is getekend. De verwachting is dat er spoedig met de aanleg van weg en brug (over de Molenwijk) zal worden begonnen. De krant van 17 juli van dat jaar (dus 3 maand later) meldt, dat het voorstel van B. en W. aan de Raad van Schoterland is voorgelegd. Ze spreken dan over de weg van de Rijksstraatweg, die aansluit aan de weg door het Blauwe Dorp. Dan plotseling is er het bericht in de Leeuwarder Courant van 4 december 1907 in de rubriek ‘Uit de Provincie’ over de raadsvergadering van Schoterland van de 2e december: “Werd besloten de nieuwe straat op de verlengde Dracht den naam te geven: van Riezenstraat”.
Op de westelijke zijde van de Verlengde Dracht is boven de schutting naast de gaslantaarn (of met een eigentijds woord: candelabre) een deel van een gevel te zien, maar de vorm is niet goed te duiden. Dat moet het huis zijn dat door timmerman Inne Brouwer is gebouwd en in 1900 onder nr. 300 door hem wordt bewoond. Die schutting scheidt de straat de Dracht van het voormalige terrein van de houtzaagmolen, waar houthandelaar Andries van Riesen de scepter heeft gezwaaid tot zijn overlijden op 16 maart 1902. Zoon Willem zal hem opvolgen als eigenaar.
In de aflevering van Ut ’e Lapekoer van de Friese Koerier van 9 april 1967 laat columnist D.M. van der Woude bij een artikel “Heerenveen van 45 jaar geleden. De Dracht in 1922 ‘n ordinaire lappendeken” een foto plaatsen van de Dracht omstreeks 1895 met de eerder genoemde Hesselhuizen én het straatbeeld van de tegenovergestelde kant. Dit beeld geeft de aanvullende informatie met name over de schutting om het houtzaagmolenterrein en meer noordelijk gelegen blok van twee woningen met de brievenbus aan de muur. Ook is daarop prominent aanwezig die prachtige gaslantaarnpaal. Vergelijking van deze foto in de krant met één van de opnamen uit de in 1885 verschenen “Souvenir aan Heerenveen, Oranjewoud en Beetsterzwaag-Olterterp” bij de uitgever A.L. Land te Heerenveen en de bevestiging daarvan in het Nieuw Advertentieblad van 11 juni 1885 én de Leeuwarder Courant van 15 en 17 juni 1885 doet ons watertanden. Een puntgave bevestiging van alle veronderstellingen met het onderschrift: ‘Heerenveen - De Dragt’.
Het woningblok van twee eenheden maakt oorspronkelijk deel uit van het houtzaagmolencomplex. Het zijn twee dienstwoningen voor personeel van Van Riesen. De bewoners zijn de houtsteksknecht Jan Kempes (in 1900 huisno. 295) en de kantoorbediende-boekhouder Albert Wijnstra (in 1900 huisnr. 296). Kempes wordt in het bevolkingsregister overigens houtzaagmolenaar (o) genoemd, waarbij (o) staat voor ondergeschikt. Hij wordt in mei 1907 opgevolgd door Hendrik Bloemberg in dezelfde functie. Niet voor lang want in oktober verdwijnt deze alweer. Albert Wijnstra blijft tot october 1903 om dan te verhuizen en zijn opvolgster in het pand is Foekjen de Ruiter, zonder beroep. Conclusie ten aanzien van de datering blijft dus: Verlengde Dracht c. 1900.
2013, februari 17 - wibbo westerdijk - hip-backup, met medewerking van Ys W. Sevensm
Verlengde Dracht omstreeks 1910
HIP-TIME-MAGAZINE 19
Verlengde Dracht omstreeks 1910
Ooit in een grijs verleden is dit het beeld geweest aan de westkant van de Verlengde Dracht. De vanzelfsprekende klasse straalt van de herenhuizen af. De Verlengde Dracht heeft die naam gekregen omdat de Dracht oorspronkelijk eindigt bij de Van Riesenstraat, maar in het laatste helft van de negentiende eeuw kruipt de bebouwing steeds verder naar het zuiden langs de Rijksstraatweg naar Oudeschoot. Zowel ten westen van de straat, die in de jaren dertig van de 19e eeuw is beklinkerd, als ten oosten daarvan worden steeds meer kavels ingericht voor het expanderende Heerenveen.
Aanvankelijk lijkt het erop, dat het bestuur van Schoterland het plan heeft minder gewenste bedrijven voor de kern van de plaats ver buiten de bebouwde kom toch ter wille te zijn. Als de vennootschap Benoist en Mooi op 1 februari 1849 een ‘fabriek’ opricht voor het vervaardigen van chromaatstoffen (verf dus) zal ze een soort hinderwetvergunning moeten aanvragen bij de grietenij. In een ‘procesverbaal de commodo et incommodo’ krijgen omwonenden gelegenheid hun standpunten over te verwachten overlast onder woorden te brengen. Stank, lawaai, brandgevaar zijn veel voorkomende klachten in dat soort dossiers. Die aanvraag is óf nooit gedaan door Jacobus Benoist óf bij de archivering zoekgeraakt. De kersverse vennootschap wil in een pakhuis achter de Dracht aan de Molenwijk (het Achterom) met de productie van verf beginnen. Het huisnummer 187 - de werkplaats van de verver Cornelis Franx - wordt door hen overgenomen. Bij een plan tot uitbreiding met een vernisstokerij komen de problemen voor Jacob Benoist (1817) en zijn zakenpartner Jan Lucas Mooi (1825). Om met dit uiterst riskant milieuhygienische fabricageproces de bevolking van Heerenveen niet op te zadelen kopen zij in 1856 een stuk grond van Sijtze Atze Taconis Wzn. langs de oostkant van de Rijkstraatweg naar Oudeschoot. Er wordt een pand op gesticht, welke als ‘vernisstokerij’ in het kadaster wordt beschreven. Eind december 1900 wordt de door “hun vroeger voor vernisstokerij gediend hebbend gebouw met erf en grond aan de Rijksstraatweg” door notaris Rinze Barends geveild samen met een bouwterrein van 4.30 are. In de veilingadvertentie wordt ook de geschiktheid van het terrein aangeprezen als zeer geschikt voor de bouw van woningen. Aan de oostzijde blijkt dit in 1887 nog het eerste en enige pand tussen de Koornbeurs (1876) en Heidewoud (1807). Sinds 1934 kennen Heerenveners deze locatie als de plaats waar ‘Veldman’ zijn manufacturierswaren uitlevert, markiezen maakt, doek e.d. verkoopt.
De westkant van de Verlengde Dracht is al eerder in ontwikkeling genomen. Eerst wordt in 1854 afgebroken het logement “Het Loo” - net ten zuiden van de houtzaagmolen van de familie Hiddinga - door Pieter Pieters Zijlstra bekend geworden door het schilderij “Verlengde Dracht ca. 1850” (olieverf op paneel). Notaris A.R. van Voorst en molenaar Jan Gijze Weenink laten daar een herenhuis bouwen. Eerste bewoner was Jan Gijze Weenink, die het een aantal jaren later verhuurt aan Maria Henrica Poelman, douarière Onno Reint van Andringa de Kempenaer. Vanaf 27 juni 1870 tot 27 september 1876 bewoont zij de villa. Na haar vertrek naar Assen koopt notaris Rinze Barends de villa, die vooral bekendheid krijgt als het ‘notarishuis’ door de opeenvolgende notarissen die hebben gewoond. (Lijkle Oppedijk, 1910-1924; Jacob Jouke de Heij, 1924-1957; Wibo H. de Boer, 1957-1977; Nomdo Foppe Mulder, 1977-1978, alleen praktijk). Thans is het een adviesbureau voor verzekeringen c.a. van Jan Henk Heddema.
Op deze prentbriefkaart - door journalist Aartsma geschonken aan de Oudheidkamer te Heerenveen - is de bewoningssituatie rond 1910 in beeld gebracht. Twee exemplaren van uitgever E. & B. (Ebert en Brouwer) zijn gestempeld aangetroffen in de collectie van het museum Willem van Haren, resp. 23.9.11 en 24.10.11, beiden gefrankeerd met een 2.1/2 cents postzegel.
Hier is te zien de onbetwist leidende rol van fabrikant Luitje Feits Lzn. (1828), leerlooier met een bedrijf aan de westkant van de Molenwijk ter hoogte van de korenmolen ‘De Windhond’, in de bouwkundige ontwikkeling van dat eerste deel van de westkant van de Verlengde Dracht. Hij koopt op 17 april 1863 van W.J. Muurling, een perceel weiland van 48.40 are en een stuk wijk van 6.50 are, voor fl.2800,-. Notaris A.R. van Voorst beschrijft de koop in zijn repertoires. In het ‘spoorwegplan’ anno 1864 (SCO 2476) blijkt het kadastrale nummer A-434 (weiland) het toponiem “Bokkenkamp” te hebben meegekregen. Zelfs in de floreenkohieren uit de 18e eeuw komt deze landnaam al voor en behoort dan - zeker belastingtechnisch - bij de herberg bij de Valbrug (thans Dracht 2). We mogen aannemen dat de herbergier daar de paarden van de koetsen van de gasten liet grazen.
Mede door Luitje Feits verandert niet alleen het kerkelijk landschap in Heerenveen, maar ook door de kapitaalsinvesteringen in de bouw van woningen en herenhuizen. Het door hem geïnitieerde christelijk separatistische kerkgenootschap krijgt de beschikking in 1865 over het gebouwtje ten noorden van de tuinmanswoning van jhr. Lycklama à Nijeholt, met als erfafscheiding een dwarswijk. Zwager Hendrik Jan Groenier - gehuwd in 1833 met Maria Elisabeth Feits - staat hem bij de organisatie terzijde. Bovendien trekt Feits voor de schoolkeuze van zijn kinderen de consequentie uit zijn geloofsprincipes, en sticht een schooltje voor Christelijk Nationaal Onderwijs met woning voor de hoofdonderwijzer. De eerste die de particuliere ‘School met den Bijbel’ mag aansturen is de uit Amsterdam afkomstige predikant H.P. du Pré. Dick Bunskoeke heeft er gedetailleerd over geschreven in zijn boekje “Een hecht gebouw. Honderd jaar christelijk onderwijs in Heerenveen” (1989). Dat gebouw is op deze prentbriefkaart niet zichtbaar omdat ze zich bevindt op een plaats voorbij de Heerenhuizen en een flink stuk vanaf de rooilijn.
Een onmiskenbare bijdrage aan de status van de ‘vlecke’ Heerenveen levert Luitje Feits met de bouw van de vijf heerenhuizen: drie in een geschakeld blok en twee als gespiegeld, dubbel woonhuis. Het drietal verwelkomt zijn nieuwe bewoners in mei 1871 (nrs. 164e1, 164e2 en 164e3, van zuid naar noord); de nieuwe bewoners van het gespiegeld dubbel woonhuis krijgen hun sleutel resp. januari 1872 (nr. 164e5) en mei 1872 (nr. 164e4). Het gaat ons te ver alle bewoners te melden, maar we willen een uitzondering maken voor de Christelijk Gereformeerde predikant ds. Gerard Strik, die deze gemeente tot zijn dood in 1884 dient. Hij is dan nog maar 37 jaar en laat vrouw en vijf kinderen na. Tot de pionier-gebruikers behoort ook de directeur van de Hogere Burgerschool aan de Fok de heer Hendrik Jan Nassau Noordewier. Veel later - in de jaren dertig van de 20e eeuw - doet zich de bijzondere situatie voor, dat burgemeester J.J.G.S. Falkena woont in het middelste van het drietal (met balkon) aan de bij besluit van 24 juni 1935 naar hem vernoemde Burgemeester Falkenaweg nr. 40 (eerder Verlengde Dracht).
Practisch gelijktijdig, doch net even later, is er een tweede initiatief met de ‘overdracht door verkoop’ door koopvrouw Klaske Wieten van drie percelen weiland aan jhr. Georg Wolfgang Franciscus Lycklama à Nijeholt uit Oldeberkoop in 1870/71. Deze voert gelijk een ‘stichting’ uit: hij laat namelijk in Oldeberkoop een ‘buitentje’ Nieuw-Friesburg afbreken en bouwt dit hier aan de Rijksstraatweg weer op onder dezelfde naam. Hij betrekt het op 2 mei 1871 en woont er tot zijn dood op 5 mei 1875. Kort daarvoor heeft hij opdracht gegeven op het meest noordelijke stuk weiland een huis te bouwen voor zijn ‘gardenier’ (later is dit het ‘Huize Honk’ genoemd). Bij erfenis wordt Georg Wolfgang Franciscus Wentholt eigenaar van deze Heerenveense nalatenschap.
Helaas ... Luitje Feits Lzn. heeft door zijn ambities op kerkelijk, onderwijskundig en bedrijfsmatig gebied (recessie in de leerindustrie) kennelijk zijn hand overspeeld, want op 10 en 11 april 1873 wordt zijn faillissement een feit met een boedelscheiding door notaris Arjen Binnerts. De afwikkeling van het faillissement wacht hij niet meer af in Heerenveen, want hij laat zich per 26 oktober 1873 uitschrijven naar Zeist. De laatste bezittingen, o.a. ‘drie nette herenhuizen’ en het kerkje met preekstoel en banken worden zelfs na zijn dood op 20 februari 1880 door zijn weduwe geëxecuteerd. Saillant detail is dat het christelijk gereformeerde kerkje in 1891 in het bezit komt van de gezamenlijke socialistische beweging, die het bestemmen tot ‘Volksgebouw’ en gebruiken voor lezingen, vergaderingen, protestmeetingen en ontspanning, zelfs onder de naam ‘Volkscafé Aurora’. Het bord met de verwijzing naar “Bier-en Koffiehuis J. Langenberg. Bergplaats voor fietsen.” op deze kaart illustreert de ‘sleet’ in de idealen van de ‘blauwe’ arbeidersbeweging, waar alcoholische dranken aanvankelijk worden weggezet met de slogan ‘Denkende arbeiders drinken niet, drinkende arbeiders denken niet’. Het bord van Langenberg - van maart tot september 1911 exploitant - staat tegen de erfscheiding aan van het huis, waar het hoofd van de ‘School met den Bijbel’ de heer J.A. Leenstra woont. Het gemis van een speelplaats voor de kinderen wordt kennelijk gecompenseerd door de ruime voortuin.
Helaas ... het is niet meer mogelijk te spreken van prachtige ornamenten boven de sierlijke boogramen, noch van een zekere ritmiek in de plaatsing van de dakkapellen en de roedeverdeling van de grote ramen. De Verlengde Dracht is de Verlengde Dracht niet meer !
2012, juli 21- wibbo westerdijk - hip-backup
Verlengde Dracht omstreeks 1935
HIP-TIME MAGAZINE 33
Verlengde Dracht omstreeks 1935
Dit is de kluisversie (de echte, maar technisch niet al te sterke foto dus !) van foto nr. 318 uit de fotocollectie van het museum Willem van Haren. Ze heeft een formaat van 9 bij 14 cm en zou volgens een potloodaantekening op de achterzijde uit ± 1938 stammen. De opdrachtgever voor de opname is de Firma A. Binnert Overdiep, Heerenveen, die de daarvan afgeleide prentbriefkaart onder nr. 21759 in de handel heeft gebracht als sepiakleurige afbeelding en met de opdruk ‘Heerenveen - Verlengde Dracht’. In een fotoalbum van de Verlengde Dracht op de website van Heerenveen-midden is deze als prentbriefkaart te zien en gedateerd in het jaar 1931. We nemen aan, dat zij een gestempeld exemplaar als bron hebben gebruikt.
U heeft net de afslag van de Rottumerweg in de richting Heerenveen gerond en kijkt langs de huizenrij in de richting van de plaats, dus practisch gezien in noordelijke richting. Het is nog in de tijd, dat deze straatweg naar Oranjewoud wordt aangeduid met de naam Verlengde Dracht. Voor wat betreft de infrastructuur moeten we constateren, dat de huizen achter de van ouds aanwezige parallelsloot zijn opgebouwd en bereikbaar door middel van een stevige brug. Ogenschijnlijk zijn deze nog slechts geschikt voor voetgangers-en rijwielenverkeer. Tussen de bomenrij langs de klinkers van rijksweg en de sloot is duidelijk aanwezig een pad. Jammer genoeg wordt het onbelemmerde zicht daarop bemoeilijkt door de aanwezigheid van de electriciteitspaal. U ziet bovenin de keramische potten. Dat pad achter de bomenrij langs kan het beste worden opgevat als een voetpad, maar ... u ziet juist op dat strookje van de bomenrij een driekleurig, gestreepte paal met daaraan een bordje en het opschrift ‘Rijwielen’. Met andere woorden het pad is een wandelpad, maar evenzeer een fietspad.
Er zijn overigens uit dezelfde periode ook prentbriefkaarten, die ons juist iets meer laten zien van de wegindeling en daarop is duidelijk dat het op de hoofdbaan ook toegestaan is te fietsen. Het motorisch verkeer is duidelijk nog erg zeldzaam. Wel is er sprake van vierwielig verkeer, maar dat lijken boerenwagens, of koetsen c.q. rijtuigen.
De westzijde van de Verlengde Dracht vanaf Nieuw Friesburg tot aan de Rottumerweg wordt vanaf het jaar 1922 serieus in ontwikkeling genomen. Het blijkt dat dit niet alleen het beeld beïnvloed, maar ook problemen met zich mee brengt betreffende de huisnummering. Op de Historische Atlas van Friesland, kaart no. 183, schaal 1:25000, verkend in 1922, is aan de westkant van de Verlengde Dracht voorbij Nieuw-Friesburg nog nauwelijks enige bebouwing ingetekend. Op de hoek aan de noordkant van de latere Halbe Binnertsstraat (aangelegd 1929) staat één huis aangegeven. De belangrijkste concentratie van huizen bevindt zich evenwel daar waar de Oude Molenweg op de kaart is geprojecteerd als een ‘weg’. Het lijkt als een ‘buurtschap’ gepland; er staan een viertal ‘huissteden’ gemarkeerd. Eén daarvan zal het voormalige molenaarshuis zijn geweest. Rond 1915 is de molen afgebroken en verhuisd naar Oudheusden (Ov.) Ook op twee percelen onmiddellijk ten zuiden van de Oude Molenweg staan aan de Verl. Dracht een vijf-of zestal ‘huissteden’ ingekleurd.
Tot 1934 is het in Heerenveen-Schoterland bij de huisnummering de gewoonte dat er wordt doorgenummerd onafhankelijk van de straat. Voor de Verlengde Dracht betekent het dat vanaf de Koornbeurs (nr. 261) langs de oostkant tot logement Heidewoud (nr. 299) 38 huisnummers zijn toegekend. Daarna steekt de nummering de weg over naar de westkant van de Verlengde Dracht (inclusief bebouwing aan het stukje Rottumerweg en Oude Molenweg) en begint met nr. 300. In 1921 heeft tenslotte het notarishuis - toen Lijkele Oppedijk - het nummer 326. Wordt er de komende tien jaar nieuwbouw gepleegd, dan krijgen de tussengebouwde panden een nummer plus een letter (a - z). Bij de wijziging naar de straatnaamgebonden nummering wordt aan de oostkant genummerd met oneven nummers (De Koornbeurs Verl. Dracht nr. 1 tot en met Heidewoud Verl. Dracht nr. 101) en aan de westkant de even nummers (Drukkerij Brouwer Verl. Dracht nr. 2 tot en met P. van Vliet Verl. Dracht nr. 112.)
Nu we dit weten, zullen we een aantal bewoners, die later aan de Oude Molenweg hun straatnaam-gebonden huisnummer hebben, moeten noemen om zicht te kunnen houden op de locaties. De metselaar Gerrit van der Meulen woont in 1934 op Oude Molenweg 7, met als inwonende commensaal H.H. Spijkstra, timmermansknecht. Op no. 5 staat ingeschreven mw. P. Couperus-Wind samen met haar zoon E. Couperus, bakkersknecht. Op nr. 3 vinden we de slagersknecht G. Wagenaar, terwijl we op nr. 1 en 1a de namen van een tweetal wissellopers tegenkomen: J.P. Mast en Z. Rijpstra. Bij de doorlopende nummering - te vinden in de adresboeken 1922 en 1927 - komt nr. 308 overeen met Oude Molenweg 1, 1a en 3; nr. 309 met 5 en 310 met 7. Vooralsnog moeten we dit aannemen tot het moment, dat we door verder onderzoek in het ongelijk worden gesteld. Misschien kunnen gezinskaarten van bewoners ons nog andere waarheden onthullen.
De ingekleurde vijf of zes panden in de genoemde atlas (onmiddellijk ten zuiden van de Oude Molenweg en aan de Verl. Dracht) dragen bij de doorlopende nummering in 1922 en 1927 van zuid naar noord de nummers 302 tot en met 307, resp. met de bewoners R. Sluiter (letterzetter), F. Overdiep (letterzetter), H.J. de Jong (zonder beroep), J. van der Zee (dir. kantoor Friesche Bank), W.M. van der Tempel (ambtenaar N.T.M.) en H. Braaksma (dir. Friesche Bank). Het adresboek 1934 is de eerste, die de straatnaam-gebonden huisnummers hanteert. Exact dezelfde personen bewonen dan nog steeds die zes panden, die dan de nummers (van zuid naar noord) Verl. Dracht 86, 84, 82, 80, 78, 76 hebben gekregen. Het huis op de hoek van Mr. Halbe Binnertsstraat is gesticht in 1921, krijgt dan het nummer 311a en wordt bewoond door Willem van Dijk, van beroep aannemer en opzichter Veenpolder (overl. 1947). De 24e augustus 1921 komt het gezin (man, vrouw en 3 kinderen) uit Oudehaske. Dienstbode Leffertdina de Haan is dan al negen dagen bezig het nieuwe huis op orde te brengen, want zij is al ingeschreven op 15 augustus. In 1934 heeft het huis nummer 74 gekregen.
Terug nu naar ± 1938 en naar de foto van het laatste deel van de westkant van de Verlengde Dracht. De aannemers hebben er zichtbaar hun best gedaan om er een modern ogend straatbeeld van te maken. Het zal hun erfgenamen deugd doen te vernemen, dat in de ‘Redengevende omschrijvingen van dit rijtje woningen, met uitzondering van de allereerste met huidig adres Burg. Falkenaweg 142, gesproken wordt van ‘het ‘historische ontwikkelingslint van Heerenveen’. De makers van de “NOTA Cultuurhistorisch Erfgoed Gemeente Heerenveen Deel 2” spreken daarin van ‘vrijstaande woningen met gelijke rooilijn’ en ‘iets teruggelegd op de kavel’ met als gevolg een ‘bescheiden voortuin’ waarvoor zich ‘lage, gemetselde muurtjes’ (in de plannen wordt gesproken van ‘afrasteringen’) bevinden. Dat laatste is zichtbaar niet de originele situatie, doch een gevolg van de infrastructurele ingrepen bij het dempen van de sloten, het verwijderen van de bruggetjes, de aanleg van de ventweg. Daarvoor worden in het begin van de veertiger jaren (1941) al plannen ontwikkeld door gemeentewerken van Heerenveen. De oorlogsomstandigheden maken dat pas in 1946 niet alleen de plannen weer op tafel komen, maar ook daadwerkelijk worden uitgevoerd.
1. Het eerste huis met de uitgebouwde serre heeft Pieter van Vliet, van beroep kantoorbediende/boekhouder, kunnen laten bouwen op basis van bouwvergunning 1189 van 2 mei 1923 van de gemeente Schoterland. Zijn aanvraag wordt gedaan vanaf het adres Herenwal 133 met als hoofdbewoner S. de Hoop, timmerman, die - naar we aannemen - Van Vliet terzijde staat bij deze aanvraag voor een woning op kadastraal A-2026. Overigens wordt als architect in de aanvraag genoemd L. Reinalda van Leeuwarden, die later ook naam maakt als ontwerper van grote greidboerderijen. De woning krijgt na de bouw huisnummer 301b, en in het adresboek van 1934 is het dus Verlengde Dracht 112 geworden. Pas de volgende hernummering kunnen we aflezen uit het adresboek van 1960. Dan wordt het Burgemeester Falkenaweg 142. Zelfs in 1966 woont Van Vliet (1899-1967) er nog.
Na de aan P. van Vliet verstrekte vergunning van 2 mei 1923 worden dat jaar voor de percelen A-2025 en A-2026 nog drie vergunningen afgegeven. De eerste op 26 mei 1923 aan Mej. B.W. Schotanus, vergunningnr. 1223. Dat wordt het huis met het nummer 301k, later Verl. Dracht 124. De tweede is op naam van Jan W. Buwalda, vergunningnr. 1232 van 19 juli 1923. Het blijkt dat hij heeft gebouwd vlak achter P. van Vliet aan de Rottumerweg. Dat is eerst in de doorlopende nummering Verl. Dracht 301a en vanaf 1934 dus Rottumerweg 2.
2. Bij de opdrachtgevers voor de bouw van de dubbele woning met die apart vormgegeven borstweringen op de voorgevel (de Concept-nota gebruikt de architectonische term: gevelbeëindiging, attiek van siermetselwerk) komen de namen van de bewoners uit 1927 (F. Dijkstra, nr. 301c en P.J. Smaling, nr. 301d) niet voor. De dubbelwoning is gebouwd door de heren N. Bakker en D. Muntendam, die op 12 oktober 1923 een bouwvergunning nr. 1252 verwerven voor de bouw op het kadastrale perceel A-2026. De bouwmeester is aannemer Johannes de Haan.
Je verwacht dat na zo’n drie maanden bouwen de eerste bewoners hun opwachting maken om de sleutel in ontvangst te nemen. Die schatting komt aardig in de buurt, want op 8 januari 1925 meldt zich - komend uit Rotterdam - Freerk Dijkstra, landmeter bij het kadaster. Verhuizen doet hij per 14 september 1929 naar het pand Verlengde Dracht 62. Zijn onmiddellijke opvolger is niet te traceren, omdat tussen 1928 en 1934 geen adresboek is verschenen. De woningkaart biedt evenmin een oplossing en het zoeken van de juiste gezinskaart (als je niet beschikt over een naam) is zoeken naar de bekende naald in de hooiberg. Zeker is dat het adresboek 1934 een nieuw huisnummer vermeld (Verl. Dracht 110) én een nieuwe bewoner: S.R. Molewijk.
Per 20 december 1933 is Sipke Roder Molewijk, volgens het adresboek ‘zonder beroep’, maar de gezinskaart noemt hem gepensioneerd hoofd der school (school 8) van de plaats Jubbega Schurega met een carrière van 1912 tot 1933. Molewijk woont er tot Jacob Marinus van Wijk, leraar aan de Rijkskweekschool, er zich op 14 december 1936 vestigt. Deze bevalt het hier kennelijk uitstekend, aangezien we hem pas in 1967 zien vertrekken naar Verzorgingsflat Oranjewoud. Hein Stallinga (1966-1973) en Jan van Ommen, (vanaf 1973) hebben de locatie daarna eveneens gewaardeerd, hoewel zij slechts van horen zeggen de romantische bruggetjes hebben gekend.
Op de gezinskaart van Paulus Johannes Smaling, bewoner van nr. 301d (de noordelijke helft van de dubbelwoning), blijkt verrassenderwijs te staan, dat hij pas per 7 januari 1927 vanuit Leiden is ingekomen en op 20 januari 1928 als bouwkundig tekenaar naar Hilversum is vertrokken. Dus duidelijk géén eerste bewoner. Wie dan wel van 1923-1927 in 301d heeft gewoond, blijft vooralsnog een mysterie. Het tweede mysterie: wie wordt de opvolger van Smaling, wanneer deze begin januari 1928 is vertrokken ? Dus tot de komst van Sijberen de Jong, inspecteur van een Levensverzekering Maatschappij, die in augustus 1933 het bruggetje voor de Verl. Dracht 108 neemt, na eerst vanaf 29 juli 1932 op Verl. Dracht 63 kamerbewoner te zijn geweest bij mevr. de wed. T.J. van der Wal-van der Zijp. We moeten aannemen, dat ook hij huurder is geweest, gezien de korte periode dat hij er samen met zijn vrouw heeft gewoond. De Jong zet zijn carriere voort in Leeuwarden per 24 december 1935. Zijn opvolger wordt de uit Amsterdam teruggekeerde Bauke Gaastra, zoon van fietsenfabrikant Gerrit Gaastra. Die blijft er voor zeer lange tijd wonen en na zijn dood in 1962 zijn weduwe eveneens. In hun jaren is het al lang geen Verl. Dracht 140 en 138 meer, maar Burg. Falkenaweg 140 en 138.
3. De daaropvolgende vier vrijstaande, grote woningen met uitgebouwde serre’s met balkon hebben bij de stichting de nummers 301e tot en met 301h gekregen. Hij heeft ze bij twee verschillende vergunningen gebouwd. Nr. 1271 van 3 januari 1924 en nr. 1304 van 1 maart 1924 zijn aangevraagd en gerealiseerd door Johannes de Haan en vermoedelijk voor eigen rekening - op het perceel A-3107. Dit kadasternummer is bovendien in dat jaar toegekend ! In de tegenwoordige nummering zijn het de panden nr. 136, 134, 132 en 130. In beide gevallen dus van zuid naar noord ! Het gehele uiterlijk - nokhoogte 8.80 m en oppervlakte 54 m2 - met voortuin maakt er keurige burgerwoningen van. Dat de eerste bewoners dus niet in de index van de bouwvergunningen terug te vinden zijn, is dus in het geheel niet vreemd, omdat zij geen opdrachtgever zijn geweest. Ze worden ‘slechts’ huurder. De namen van deze ‘huurders’ zijn resp. D. Brandligt, wed. K. de Wit, mr. F.G.G. Boerrigter en J.D. Bruining.
Jan Derk Bruining woont sinds 1920 in Heerenveen op ‘Huize Honk’, maar verhuist in juli 1924 naar huisnr. 301h. Kennelijk krijgt hij in 1929 overplaatsing naar Groningen, want hij vertrekt per 18 november 1929. Hij wordt denkelijk opgevolgd door P. Bruinsma, leraar Rijkskweekschool, die in 1934 onder nr. 100 staat genoteerd. Onder hetzelfde nummer komt op 9 mei 1941 Hendrik Ferwerda, die in maart 1949 weer wordt opgevolgd door Johannes Gutman, filiaalhouder, en in 1952 door Luite R. Stallinga, journalist. Als deze in november 1956 verhuist naar Leeuwarden krijgt ULO-leraar G. Warning de sleutel van huisnummer B.F.-weg 130. Dus: nr. 301h = 100 = 130.
Vanaf 26 december 1924 staat Mr. Frederik G.G. Boerrigter, griffier kantongerecht, geadresseerd op Verl. Dracht 301g, na eerder op Heideburen 95 te hebben gewoond als kamerbewoner bij Hiltje de Vries. In het nieuwe huis ontvangt hij zijn vrouw waarmee hij op 6 november in Amsterdam is gehuwd. Door het opheffen van het kantongerecht verhuist hij op 18 augustus 1928 naar Arnhem. Wie er daarna is ingetrokken is niet duidelijk, want per 5 januari 1932 neemt Theodorus de Langen, ingenieur P.E.B., het pand als nr. 102 pas in gebruik. Hij draagt eerst op 26 juni 1965 de huissleutel over aan Gerben Sloothaak en de weduwe A. Regts-Dikkerboom onder B.F.-weg nr. 132. Vanaf 1970 is het o.a. ook nog het woonadres geweest van Cornelis Bakker, Hendrik Veldstra en Bauke Hijlkema. Ook: nr. 301g = 102 = 132 !
Het bewoningsverhaal van pand B.F.-weg nr. 134 is eveneens een overzichtelijke geschiedenis. Beginnend als onderkomen onder nr. 301f door de wed. K.T. de Wit, die als bewoonster de hernummering tot Verlengde Dracht 104 ondergaat, worden de adresboeken sinds 1936 gedomineerd door A. Post, zonder beroep. Hij is er op 3 december 1935 in getrokken als hij vanuit Soerabaja in Heerenveen komt. In oktober 1946 komt de Jantina Jacoba Huizinga-Somberg (1894-1964), weduwe van oud-burgemeester van Aengwirden Derk Huizinga voor een langere periode inwonen, verantwoord in de adresboeken 1949, 1954, 1960. Zij maakt nog net de vernummering mee naar B.F. -weg 134 alvorens ze vin 1960 verhuist naar de H. Hebbesstraat 2. Anne Post gaat op Sinterklaasdag 1966 naar Verzorgingsflat Oranjewoud. ULO-leraar Hendrik (Henny) Middendorp heeft er daarna ook nog weer heel wat jaren gewoond. En derhalve: nr. 301f = 104 = 134 !
Tenslotte de interne wederwaardigheden van huidig pandnummer 136, welke vanaf 4 juli 1925 onder nr. 301e als bewoner heeft Dirk Brandligt, bedrijfsleider rijwielfabriek, die met vrouw, twee kinderen en zijn vader uit Meppel is gekomen. Begin maart 1929 vertrekt het volledige gezin naar Utrecht. Of Teunis Buruma, hoofdopzichter van de Ned. Heidemij, zijn rechtstreekse opvolger is, kan nog betwijfeld worden. Deze - komend uit Nijehaske - trekt namelijk pas per 13 mei 1931 in huisno. Verlengde Dracht 106, maar blijft tot mei 1935 hier wonen om daarna het pas gebouwde huis aan de Verlengde Dracht 74e te betrekken. Ruim twee jaar later - per 27 januari 1938 - zet hij zijn carriere voort in Arnhem. Als het huis 106 - nu Burg. Falkenaweg - vrij komt, kandideert Lammert Struik, commies directe belastingen zich als huurder. Hij komt 30 oktober 1935 uit Rotterdam en keert naar dezelfde straat daar terug op27 november 1936. Startende bewoner Reijer Koelemeij (1936-1983) zet zijn schreden volgens adresboeken 1938 en 1949 regelmatig op het perceel. De aflossing wordt gemeld door adresboek 1954 met als kandidaat W. de Lange, inspecteur van politie. De woningkaart laat hem zich overigens al vestigen op 10 september 1949. Als laatste controleerbare bewoner noemen we vanaf Oudjaarsdag 1965 J. Sijtsema, van beroep ambtenaar, en na zijn overlijden in 1983 zijn weduwe Grietje de Vries. Tenslotte: nr. 301e = 106 = 136 !
4. De Vereniging tot stichting en instandhouding voor scholen met de Bijbel krijgt voor de bouw van een dubbele onderwijzerswoning vergunning 1213 (23 mei 1923). Het dubbele pand van de School met de Bijbel heeft in de huidige adressering de huisnummers B.F.-weg 126 en 128. In veel opzichten lijken ze op de huidige nummers 138 en 140 met dit verschil dat de gevelbeëindiging van 126 en 128 net iets frivoler is met de gemetselde torentjes en in het midden een halfronde boog.
In de tot standkoming van dit dubbelpand zit iets tegenstrijdigs. Bouwvergunning 1213 spreekt van twee onderwijzerswoningen - en dan denk je voor de onderwijzers van de school met de Bijbel. Maar de eerste die er onder nummer 301i aan de Verlengde Dracht komt te wonen is de hoofdonderwijzer van de openbare lagere school nr. 2 Sijbren Terpstra met zijn gezin. Op de gezinskaart verhuist hij - ten onrechte - naar nr. 301c, maar in het adresboek van 1927 staat hij vermeld onder nr. 301i. Dat laatste nummer is volgens de woningkaart Verlengde Dracht en later B.F.-weg 98 geworden. Die nummers staan ook wel weer op de gezinskaart. Sinds 1960 (adresboek) is het B.F.-weg 128. Opvolgende bewoners zijn resp. Philippus Weijer (1 mei 1945 tot 25 aug. 1948), Reijer Koelemeij (van 31 aug. 1949 tot 22 sept. 1970) In de volgende tien jaar wordt het achtereenvolgens bewoond door Siebrigje Hofstra, Iris Mulder, Agnes de Blaauw, Johannes Wassenaar, Maria Kraaijeveld, Arnold van Wieringen, Jan Pontier, Hendrik Sijbering, Geertje van den Berg en Aaltje Weggeman. Meer nameninformatie geeft de woningkaart niet.
Met Verlengde Dracht nr. 96 als opvolger van nr. 301j hebben we eerst als bewoner Botte de Boer (onderwijzer), en daarna Gerben van Dijk, onderwijzer. Eind december 1940 opgevolgd door Frederik Siebold de Boer, die eind 1945 naar Lekkerkerk, daarna Willem de Haan, onderwijzer, tot half april 1949. Vervolgens predikant Foppe van Dijk, (1949-1956), en na vernummering naar nr. 126 predikant Jan van Dijk, (1957-1965). IJnze Dikkerboom (opperman), die tot Oudjaarsdag 1960 aan boord bij de Dubbele Regel heeft verbleven, verschaft later ook onderdak aan kostgangers.
De beide predikanten zijn voorganger geweest in de Gereformeerde Gemeente (onder art. 31 K.O.), welke in Heerenveen is ontstaan in 1949. Aanvankelijk houdt zij haar diensten in de bovenzaal van het Posthuis, maar door aankoop van het kerkgebouw aan de noordkant van de Oude Kerkstraat (waarin de firma Kooistra jarenlang een grossierspakhuis exploiteerde) en een ingrijpende verbouwing door het architectenbureau Bugel uit Groningen in samenwerking met aannemer K. Telgenhof, krijgt de vrijgemaakte gemeente de beschikking over een kerkzaal voor plusminus 250 zielen.
Van de drie panden, welke nu nog volgen tot de Zuiderstraat (thans nrs. 124, 122 en 120), is nr. 124 gebouwd bij vergunning 1140, d.d. 10 november 1922 en nr. 122 bij vergunning 1223, d.d. 26 mei 1923. Eerder nog op 28 februari 1923 krijgt Klaas Vrij vergunning 1176 voor de bouw van nr. 301m (thans B.F.-weg 120).
2012, nov. 18 - wibbo westerdijk - hip-backup
Vleesmarkt rond 1900
HIP-TIME MAGAZINE 125
Vleesmarkt rond 1900
Opnieuw zo’n ‘photografisch’ juweeltje uit de collectie van het Museum Heerenveen. ‘Photograaf ‘Hendrik Johannes Craye Az. uit Leeuwarden reist omstreeks 1900 naar ‘Heerenveen’ om deze foto te maken. Vermoedelijk een opdracht van de exploitant van deze winkel aan de Vleeschmarkt. Wie dat is geweest zullen we proberen te achterhalen wanneer we in de geschiedenis van dit pand gaan duiken.
Dankzij de mogelijkheden van de website van ‘it Tresoar’ in Leeuwarden sporen we moeiteloos de antecedenten op van onze fotograaf Craye. Deze is in 1857 geboren te Haarlem en in november 1879 vanuit Amsterdam ingeschreven in het bevolkingsregister van Leeuwarden. Hij is 24 jaar als hij zich op 2 november 1881 in het huwelijk verbindt met Hillegonda Anna Nauta als 23 jarige weduwe sinds 1879 van Hendrik Antonie Karel Ringler, eveneens fotograaf, en moeder van een dochter.
De omstandigheden waaronder de foto wordt gemaakt, lijkt zeer zomers gezien de uitbundigheid van de boom in vol blad. Die suggestie wordt nog versterkt door de kledingstijl van de op de foto poserende dames, die misschien gerelateerd zijn aan de winkel. Overigens zou het zomaar kunnen, dat de achterste man van het groepje een Sevensma is. Zijn ‘Heerenveensche Boekhandel’ staat immers geheel verscholen achter de boom. Niettemin zie op de gevel nog een groot deel staan van het woord ‘papier’. De betekenis van de letters ‘FWG’ (?) kunnen we niet duiden.
Met de op de stoep staande kisten en kratten is de relatie met de winkel stellig het geval, terwijl ook de markiezen boven de winkelramen en de louvreluiken van de bovenetage de suggestie ondersteunen dat dit in het zomerseizoen is. Let ook op het fraaie smeedijzeren stoephekje naast de deur van het buurpand - het koffiehuis van Albert Steenbergen - eerder bekend als logement “De Zon”.
Volgens een aantekening achter op de foto is onze foto - met een staand formaat van 16.4 bij 12.0 cm - ooit een keer gereproduceerd en geplaatst als twee-koloms illustratie op 104 % in De Koerier. In de rubriek “Ut it Feanster Printeboek troch Dick Bunskoeke” heeft deze op 3 juni 1987 gekoketteerd met deze mooie opname. Hij zet ons meteen ook op het spoor van de exploitant door te onthullen, dat hier de zaak van Boersma in beeld is. En het is echt waar, want op het glas van het raam boven de winkeldeur staat (moeilijk) leesbaar: D. BOERSMA. In de etalage ziet hij naast allerlei dranken, ook op het raam ‘Margarine’ en ‘Molenaars Kindermeel’ staan.
In het summiere bijschrift vertelt Dick nog wel even, dat het pand ooit langdurig is bewoond door en in gebruik geweest bij de koopman en winkelier W.J. van Bree. Deze van Amsterdam afkomstige Wilhelmus Johannes van Bree is al in 1814 in Heerenveen en trouwt dan als 32 jarige jongeman met met de veel oudere Grietje Jurgens. Zij is de weduwe van ds. C. Cootstra van Oudeschoot, die door de classis van de Nederlandse Hervormde Kerk uit zijn ambt is gezet en tenslotte op 21 december 1813 is overleden.
Uit de Volkstelling van Heerenveen uit 1830 blijkt het gezin te zijn samengesteld uit de roomse Wilhelmus Johannes van Bree, 48 jaar; Grietje Jurgens, 59 jaar en protestant; Hazina Cootstra, 20 jaar; Jikke Cootstra, 18 jaar; Bartha Jurgens, 65 jaar en inwonend; Giliam Rudolph Nauta, 40 jaar, Regter ter Instructie en inwonend, en de werkmeid Antje Sijmons Tijma, 21 jaar.
Zelf overlijdt Wilhelmus Johannes van Bree op 79-jarige leeftijd op 4 mei 1861 in huisno. 18 (dit huis dus!). Aangezien van Bree zelf geen kinderen heeft, ontstaat de situatie dat stiefdochter Hazina Cootstra in 1843 als weduwe Abraham van der Moer hoofdbewoonster wordt van het pand. Bij acte van transport van notaris A.R. van Voorst wordt zij per 14 februari 1857 zelfs eigenaresse. Niet alleen van dit perceel (kad. A-20), maar ook van twee percelen (te weten pakhuizen) in de Kerkstraat, voor een gezamenlijk bedrag van fl.5600,-. Zij verhuist per 9 september 1864 naar de Lindegracht no. 24, samen met haar dochter Margrietha Christina van der Moer.
In de winkel aan de Vleeschmarkt wordt ze opgevolgd door haar zoon Isaäk van Oosterdijk van der Moer en haar schoondochter Jannigje Binnerts. In 1869 overlijdt Isaäk en blijft Jannigje hoofdbewoonster tot haar overlijden op 12 november 1877. Met behulp van o.a. koopman Lamberts van der Heide (tot 1873) en Willem Feenstra, koopman (zeg maar bedrijfsleider van 29 april 1872 tot 10 april 1879) en de meiden en knechten wordt de winkel van de “Firma W.J. de Bree” gerund.
Na de dood van Jannigje van der Moer-Binnerts wordt Margaretha (soms Margrietha) Christina van der Moer de hoofdbewoonster op de Vleeschmarkt. Na haar huwelijk met Harlinger Dirk de Boer op 10 november 1859 krijgt ze in ruim 9 jaar huwelijk vijf kinderen: een zoon en vier dochters. De laatste wordt geboren in Heerenveen op 26 september 1868. Uit het zeer uitgebreide dossier van de Arrondissements Rechtbank van Heerenveen blijkt dat haar man kort daarna moet zijn vertrokken naar Noord Amerika. Daar is hij opnieuw in het huwelijk getreden op 7 maart 1870 in de evangelisch-luthersche kerk van Hoboken, New Yersey. Overigens vindt U in het notarieel archief van Rinze Barends (Tresoar Toegang. 26, inv. 56073, akte 60) een gecollationeerd afschrift van die huwelijksacte, maar ook van de brief van Dirk de Boer Dzn. aan W.J.C. Putman Cramer.
Kortom: Margrietha Christina neemt haar advocaat mr. Halbe Binnerts in de arm en spant in 1876 een echtscheidingsgeding aan. Die procedure neemt ongeveer een jaar in beslag, maar op 23 maart 1877 is de uitspraak in haar voordeel. De kinderen blijven onder haar zorg en ex-manlief wordt veroordeeld tot de proceskosten.
Wanneer Margrietha Christina in 1878 uit Nijehaske naar de winkel gaat, zorgt haar moeder Hazina voor een forse borgstelling. Ook zij maakt gebruik van de diensten van een bediende: Gerard Johan ten Brink, die van 15 okt. 1879 tot 25 juni 1880 deel uitmaakt van het personeel. Rouke Pieters Schaafsma volgt hem op per 2 juni 1880 komend uit Joure.
De Leeuwarder Courant van 14 november 1885 geeft met een advertentie “TE HUUR” een nieuwe wending aan de bedrijfsvoering door Mejufvrouw M.C. van der Moer, Firma W.J. van Bree, te Heerenveen. “ ...een florissante, gerieflijk ingericht Winkelhuis, waarin sedert jaren eene Kruideniers-Affaire wordt uitgeoefend, thans bewoond door den heer W. van der Meulen Szn, aan de Voorstraat te Harlingen” kan worden aanvaardt per 12 mei a.s. Zij stelt zich dus duidelijk op als een grote zakenvrouw.
Dan verschijnt in de speciaal in Heerenveen verschijnende courant ‘Nieuw Advertentieblad’ van de pers van uitgever Hepkema op 7 oktober 1893 de volgende advertentie: “ Koopmanshuizinge te Heerenveen. Eerstdaags zal publiek ten verkoop worden aangeboden: ...Eene sterke en soliede Woon-en Winkelhuizinge op den besten stand bij de Hoofdbrug te Heerenveen met annexe pakhuizen, waarin sinds zeer vele jaren een bloeiende affaire in koloniale waren, wijn en gedistilleerd, enz. onder firma W.J. de Bree is uitgeoefend. F. Schaafsma, Notaris.” De voetnoot die hierbij moet worden gemaakt is, dat Frans Schaafsma is gehuwd met Wilhelmina van der Moer, dochter van Abraham van der Moer en Hazina Cootstra.
De 26e oktober daaropvolgend laat Schaafsma in de Leeuwarder Courant weten, dat de publieke verkoping niet doorgaat. Het pand is uit de hand verkocht. En ... niet alleen het kadaster wijst als nieuwe eigenaar aan Doeke Idses Boersma, die een pand met erf en een gebouwde waarde van fl.325,- tot de zijne mag rekenen. Zelf laat hij op 28 october 1893 per brief vanuit Rauwerd aan B. en W. van Schoterland weten, dat hij het perceel A., no. 20 bij de hoofdbrug te Heerenveen heeft gekocht. Hij wenst dit per 1 december te betrekken en hij verzoekt toestemming van B. en W. hem een vergunning te verlenen voor de verkoop van sterke drank in het klein, net als de firma W.J. de Bree altijd heeft gedaan. De bewoners zullen zijn: hijzelf - koopman en winkelier - en zijn echtgenote Rinske Klazes. Uiteindelijk wordt hij ingeschreven per 12 december 1893 vanuit Rauwerd. Hij heeft zich grondig voorbereid, want niet alleen zijn babyzoon Klaas Bauke Boersma van 22 april 1893 komt mee, maar ook de dienstmeid Akke Jitzes Veenstra, 23 jaar, en zijn 15 jarige winkelbediende Feite Annes de Haan.
Bijzonder is dat hij een plattegrond van de benedenverdieping heeft bijgevoegd.
(Bewerking; raam lichtblauw; deur groen; handschrift = typewerk)
Hij heeft ‘koopmansbloed’ in de aderen wat mag blijken uit een zgn. ‘handlichting’ d.d. 16 mei 1888 door de kantonrechter te Leeuwarden. Boersma - als koopmansbediende - wonend in Leeuwarden, maar wettig gedomicilieerd te Friens, wordt “handlichting verleend tot de volledige ontvangst, de uitgaven van - en de beschikking over zijn inkomsten; het sluiten van verhuring en het drijven van nering en handel, betrekkelijk de te drijven Kruidenierszaak”.
Samen met een compagnon sticht hij een vennootschap onder firma. Hij is dan 19 jaar !
Als nieuwkomer in Heerenveen maakt hij een wat aparte start. Het lijkt erop dat hij weet heeft gekregen van een ‘fluistercampagne’, waardoor hij kennelijk diep is geraakt. Anders is het niet te begrijpen, dat hij grijpt naar een reactie in het Nieuw Advertentieblad van 21 februari 1894 met de volgende tekst: “LASTER. Teneinde te voorkomen dat men in het vervolg voortgaat mijne zaak op ergerlijke wijze te belasteren, bericht ik hiermede dat mijn geachte begunstigers, dat bij mij voortaan geen papieren zak meegewogen wordt. D. Boersma, Heerenveen.
N.B. Kwaliteit gegarandeerd puik. Betaling contant. Geen onnodige reclame en geen waardelooze cadeaux of andere aardigheden die slechts ten koste van den verbruiker kunnen worden gegeven. Vandaar de enorm lage prijzen.”
Boersma is niet alleen maar een kruidenierswinkel in de enge zin van het woord, want in het Nieuw Advertentieblad van 31 augustus 1895 noemt hij zich tevens ‘grossier’. In die advertentie afficheert hij zich daarvoor op het gebied van het ‘Binnen-en Buitenlandsch Gedistilleerd, Wijnen en Likeuren’ maar ook als ‘Tabak-en Sigarenmagazijn “De Merkuur” (Opgericht 1828)’ met steeds de meest gewilde merken voorhanden. Mogelijk dat er een link is te leggen met de Amsterdamse Sigarenmagazijn “De Merkuur”, die in het Algemeen Handelsblad van 21 januari 1894 een heropening aankondigt in de Reguliersbreestraat nr. 46 (voorheen Hoogeboom van Tetterode).
Boersma is één van de voorlopers van beperkte opstelling op de zondag. Samen met S. Hettinga, J. Flierl, Th. Popma, wed. Drijfhout en W.K. Korf laat hij op 15 augustus 1896 in de plaatselijke pers weten, dat vanaf 23 augustus hun winkels na 1 uur zijn gesloten.
In een van zijn pakhuizen in de Kerkstraat verkoopt hij tegen slijters marktprijs (10 liter voor 55 cents prima petroleum. (Bericht N.A. 3-8-1898).
Ook op het vlak van de accommodatie van het pand aan de Vleeschmarkt roert Boersma zich. De legger van het kadaster geeft ons daarin een summier inzicht. De basisgegevens van het pand A-20 zijn de omschrijvingen ‘huis en erf’ en de grootte van 1.44 are. Daaraan verandert niets door de ‘reden van verandering’. Over de ‘verbouw’ in het ‘dienstjaar 1900’ krijgen we geen inzicht in de soort werkzaamheden. Pas bij de volgende leggerregel zien we dat de ‘gebouwde waarde’ daardoor is opgetrokken van fl.325,- naar fl.400,-. Meteen wordt daar ook geregistreerd een nieuwe ‘verbouw’ in het dienstjaar (dj.) 1901 en vervolgens is er jarenlang geen wijziging in de leggeradministratie te vinden.Enkele advertenties in 1900 geven een glimp van zijn assortiment: nieuwe schijfjes appelen, Vitella-botersurrogaat (in onze opvatting: de ’Margarine’ op het raam) en een gratis verloting. Daarbij licht hij in 1903 nog een tipje van z’n aktiviteiten toe: hij is fabrikant van mineraalwater, limonades en alcoholvrije likeuren. En hij verkoopt Hoenderparkeieren.
Aanvankelijk denken we daarbij aan eieren van het in Oranjewoud befaamde hoenderpark “Aurora” van oud-apotheker Pierre Peaux, maar het raadplegen van het boek ‘Geschiedenis van Oranjewoud’ (1989) maakt duidelijk dat deze in 1896 is verkocht. De Leeuwarder Courant van 24 maart 1896 detailleert daarbij nog: “De prachtige hokken zijn op afbraak verkocht”. Er moet dus een andere oplossing zijn voor de eieren van Boersma. En inderdaad, ook nu brengt de krant - in dit geval het Nieuwsblad van Friesland van 12 november 1902 - ons dichterbij dat mysterie. De advertentie: “ORANJEWOUD. Te Koop of Te Huur gevraagd: EEN TERREIN, met of zonder huis, in den omtrek TJAARDA of TENT, geschikt om als hoenderpark te worden ingericht. Aanbieding no. 24 bureau dezes”, leidt ons naar een advertentie in de Leeuwarder Courant van 16 maart 1903 met als kop: “Advocaat” en de zinsnede verderop in de advertentie: “Voor zuiverheid van Eieren waarborgt mijn Eigen Hoenderpark Oranjewoud.” Ondertekend: D. BOERSMA, Heerenveen.
Dat laatste product moet te maken hebben gehad met zijn verhuizing uit Heerenveen van de Vleeschmarkt naar Oudeschoot (lees in dit geval: Oranjewoud). Daar vestigt hij zich per mei 1903 in het pand Oudeschoot / Oranjewoud 254 met vrouw en twee kinderen. Hij wordt opgevolgd door de koopman Nicolaas Lublink. In die tijd woont op Klein Jagtlust, nr. 251 Gerrit Ferdinand Bieruma Oosting en op nr. 253 de tuinman Kooistra van Klein Jagtlust. Doeke Boersma blijft er wonen tot 9 mei 1910 en gaat dan naar Leeuwarden. (SCO 1985. Bev. Register Oudeschoot 1900-1910) Ruim vier jaar heeft Boersma deze uitstap als exploitant van het hoenderpark door de heer A. Tempel laten uitvoeren. In de Leeuwarder Courant van 12 augustus 1907 meldt de krant: “HOENDERPARK te koop. Wegens vertrek van den tegenwoordigen bewoner TE KOOP het HOENDERPARK ORANJEWOUD, bestaande uit één hectare 23 are weiland, waarop nieuw hok van 175 vierk. meter, met groote uitloopen, waarin ± 50 jonge vruchtboomen. Zeer geschikt bouwterrein. Tevens TE KOOP Huis met Schuur en 63 are grond. Alles prachtig gelegen aan den grindweg te Oranjewoud. Te bevragen bij D. Boersma, Vredeman de Vries-straat, Leeuwarden.” (N.B. In Adresboek 1928 woont hij nog in deze straat op no. 1). Tenslotte blijkt uit de laatste advertentie van 31 augustus 1907, dat het ‘Hoenderpark Oranjewoud’ de laatste witte Leghorns en Patrijs Leghorns nog in de verkoop heeft, maar ook nog een beendermolen. En deze advertentie is ondertekend door A. Tempel.
Of er een vervolg voor het bouwterrein is gegeven, zoals de Hepkemakrant van 21 november 1907 in het vooruitzicht wordt gesteld, blijft voorlopig nog even de vraag. Hepkema suggereert, dat de koper van het terrein, de officier van justitie te Heerenveen mr. Th.C. van Eijck Bijleveld er een villa zal bouwen ‘niet ver van Blauhûs aan de grintweg’. Oranjewoudkenners weten inmiddels dat het landhuis ‘Woudoord’ daar is gebouwd.
Terug naar de heer Boersma omstreeks 1903. Inmiddels is hij ook begonnen met toegiftartikelen. Op 24 oktober 1903 heeft hij op verzoek van de uitgever van de bekende kinderboekjes besloten deze niet meer te verkopen voor 5 cent per stuk, maar ze cadeau te geven bij een fles advocaat, Friesche boerenjongens, rode en witte port, Madera of alcoholvrije likeuren. Het gaat om de titels: Duimelot, de Sprookjes van Andersen, Don Quichot en ‘De Nieuwe Linnenkast’. Het wordt zelfs mogelijk ze - na overleg - te krijgen bij andere artikelen, niet alleen in Heerenveen maar ook bij de andere Boersma-filialen. Bij de opening van één daarvan aan de Dracht op 2 juni 1905 laat hij een lijst volgen van Leeuwarden, Rauwerd, Irnsum, Gorredijk, Grouw, Franeker, Drachten en Wolvega. Tot 1908 komen daar nog bij Bergum, Meppel en Dokkum. We kunnen rustig stellen dat wat ‘Poiesz’ hedentendage is voor Friesland we destijds in ‘Boersma’ een ondernemende voorganger hebben gehad. Daarvoor sluit hij zich ook aan bij de ‘organisatie van de handelaren’ in Heerenveen, onder aanvoering van H.B. Leenes en Zonen, en roept de vrachtrijders en vrachtschippers vooral zaterdags Heerenveen als bestemming te kiezen. Branchegenoot K. Hovens Gréve en Boersma laten op 22 juli 1905 aan het publiek weten, dat ze de winkels voortaan om ‘s avonds 9 uur sluiten, met uitzondering van de zaterdagen.
Wanneer op 28 september 1905 het plaatselijke telefoonnet wordt opgesteld en lijst van aansluitingen in de Hepkemakrant verschijnt behoort Boersma als 21e bij de 29 pioniers van dit medium. Opnieuw is de Hepkemakrant de boodschapper van zijn stap om van Mevr. de Wed. Joustra-Smit, drogist op de Dracht-oost, de verfwaren en aanverwante artikelen over te nemen.
Tegenslag hoort ook bij het ondernemer zijn en ook daarvan krijgt Boersma in Heerenveen zijn deel. Twee keer meldt de krant een brandincident en beide keren is een van zijn pakhuizen in het geding, maar ook beide keren loopt het met een sisser af. Op 10 juli 1905 kan tijdens een bruiloft in de Kerkstraat een beginnende brand nog met emmers water worden geblust, terwijl op 19 november 1910 weliswaar de brandweer wordt gealarmeerd maar deze hoeft niet meer in te grijpen.
In de periode 1910 tot 1920 zijn er weliswaar regelmatig zakelijke advertenties van de Boersma-winkels in de kranten te vinden. Een opvallende is die in de Leeuwarder Courant van 16 april 1910, waarin de Boersma’s Winkels de verschijning van een Advertentieblad “DE MERKUUR” annonceren, welke in een oplage van 30.000 exemplaren zal verschijnen. Het bevat ‘mijn’ volledige prijscourant en wordt op aanvraag gratis en franco toegezonden. De administratie is niet geheel toevallig gevestigd op de Vredeman der Vriesstraat no. 3 te Leeuwarden.
Het bedrijf in Heerenveen wordt inmiddels sinds de overname aangestuurd door boekhouder Feite de Haan.
In 1920 gaat voor de Boersma-winkel aan de Vleesmarkt het licht uit en een andere landelijk opererende grootwinkelformule neemt het over. De N.V. Handelsonderneming van Amsterdam neemt het over. Op 6 januari 1920 meldt de Hepkemakrant dat vanaf 12 januari de kruidenierszaken te Heerenveen (Vleeschmarkt 43 en Dracht 360) zullen overgaan naar de heer J. Zijlstra Hzn. De filiaalhoudster mevr. de wed. Wijkhuizen krijgt kort daarna het huisnummer Dracht 370. Mevr. de wed. J(anke) Wijkhuizen-de Haan heeft jarenlang als winkelierster deze Boersma-filiaal op de Dracht behartigd, vermoedelijk al vanaf haar komst in Heerenveen in april 1900. Nu deze winkel niet wordt doorgezet vertrekt zij per 20 augustus 1920 terug naar Wolvega, waar ze oorspronkelijk ook vandaan komt. De heer Boersma dankt voor het vertrouwen ! De nieuwe eigenaar pakt gelijk flink door, want wegens verbouwing van het perceel aan de Vleeschmarkt wordt de winkel tijdelijk overgebracht naar de Dracht 411 (dat is eerder 396, het winkelbedrijf van Berend Nijenhuis). En hij verwacht dat op 12 januari daar boodschappen ‘tegen de laagste prijzen’ kunnen worden gehaald. De verbouwing is dan al een tijdje in voorbereiding. De aanvraag stamt van 4 oktober 1919 en op de 19 oktober is de vergunning voor accoord getekend door Burgemeester en Wethouders. Laten we hier dit verhaal eindigen en op ons lijstje van wensen zetten, dat de geschiedenis van de winkel van Zijlstra (en haar latere opvolgers) vanaf 1920 geschreven gaat worden bij een afbeelding van dat ingrijpend gewijzigde pand. Mocht U alvast nieuwsgierig zijn naar deze landelijke winkelketen, dan kunt U nu al bij de volgende url terecht: http://www.nostalgiekrant.nl/zijlstra_winkels_en_speelgoed.htm.
Toevoeging:
“It skitterende portret fan it troude pear Doeke Idses Boersma en Rinske Klazes Boersma (se wiene gjin neef en nicht) hawwe wy tastjoerd krigen fan Symen A. Schoustra fan www.irnsum.nl. Mei dit autentyke portret kriget it ferhaal krekt wat mear sjeu’. Tige bedankt, Schoustra. Desimber 2020, Wd.”
2016, februari 14 - wibbo westerdijk - hip-backup
Vlinderbuurt omstreeks 1960
HIP-TIME MAGAZINE 62
Ten tijde van de plannen voor 110 flatwoningen te Heerenveen spreekt de woningbouwvereniging “Heerenveen” van ‘bouwen langs de A. Kuyperstraat’. Aan het bouwbedrijf N.V. voorheen H. Steenbergen te Epe is opdracht gegeven om in Heerenveen (110) etagewoningen te realiseren. Tegelijk is deze N.V. ook bezig met een opdracht van 86 gelijksoortige woningen te bouwen in Drachten. Wanneer het personeel na de bouwvak terugkeert, wordt hen ontslag aangezegd. Zowel in Heerenveen als Drachten gaat het aanvankelijk om een tiental mensen, maar dat blijken er bij nader inzien toch veel meer te zijn. In de week van 30 juli 1957 staat het werk in beide plaatsen stil. In Drachten is het werk veel verder, want daar is sprake van doorwerkende schilders, terwijl in Heerenveen absoluut niet wordt gewerkt. Uiteraard spant de gemeente zich in om met de heer Steenbergen tot een oplossing te komen. In Heerenveen lukt dat niet getuige een artikel in de Leeuwarder Courant van 9 oktober 1957, waarin wordt aangekondigd: “110 flats te Heerenveen opnieuw aanbesteed”. Daarvoor zijn een vijftal aannemers uitgenodigd in te schrijven. Een firma uit Piaam, een uit Nijverdal, een uit Sneek en twee Heerenveense bedrijven, nl. L. van der Meulen en Zn. én Van der Wijk, Schaap en Buwalda. Het gaat om bedragen tussen fl.1.605.000 en fl.1.658.940. Er is geen beslissing genomen, want de gunning is aangehouden. Voor de N.V. voorheen Steenbergen is de zaak op een faillissement uitgelopen.
In de archiefinventaris van de gemeente Heerenveen is er een flink dossier onder nr. 156-1 uit de periode 1957-1961 te vinden over het “Complex BV 327, 110 woningen”. Tezijnertijd gaan we daarin nog eens een keer rondneuzen om te lezen, welke firma deze etagewoningen uiteindelijk heeft mogen bouwen. Zelfs onze ‘eigen’ Friese Koerier’ laat ons in de steek voor wat betreft de aangehouden gunning, terwijl ze op 1 november wel meldt, dat de woningen aan de Abr. Kuyperstraat ‘in aanbouw’ zijn. Ook maakt ze ons deelgenoot van de discussie over de voorgenomen aanleg van een Centrale Antenne Installatie, die de huurprijs per week met ca. 35 cent zal opdrijven.
Links van een denkbeeldige diagonaal op deze luchtfoto D 1266 van Aerophoto NL worden de straten van de Vlinderbuurt afgeschermd, maar tevens ontsloten door de ‘kanjers’ van de landelijke politiek uit het midden en het einde van de 19e eeuw. Ten noorden ligt daar de Thorbeckestraat, die in twee fasen is aangelegd in de periode 1955-1957. Jan R. Thorbecke (1798 -1872) is de meest Nederlandse liberale staatsman, die met name de hand heeft gehad in de herziening van de grondwet en de gemeentewet (1850). Hij leidde verschillende kabinetten.
Westelijk van de kakelverse flats - eveneens diagonaal en aangelegd in dezelfde jaren - loopt er de A. Kuyperstraat. Ook de carrière van Abraham Kuyper kent een lange inspanning voor de politiek (A.R.), maar ook voor de kerk. Als N.H.-predikant, hoogleraar en mede-stichter van de Vrije Universiteit is hij ook mede-veroorzaker van de doleantie.
De dwarse aanvoerstraten, die vanaf de Van Kleffenslaan uitmonden in de A. Kuyperstraat, zijn de Savornin Lohmanstraat (bovenste) en de P.J. Troelstralaan (middelste straat met tussenberm). Van Jhr.Mr. A.F. de Savornin Lohman (1879-1921) is bekend dat hij aanvankelijk lid is van de A.R.P. en later van de C.H.U. Zijn Vrij-Anti-Revolutionaire opvattingen staan haaks op die van Abraham Kuyper. De straatnamencommissie symboliseert dit in het verloop van de beide straten.
Pieter Jelles Troelstra werd geboren te Leeuwarden op 20 april 1860 en overleed te Den Haag op 12 mei 1930. Nederlands socialistisch staatsman en Fries dichter.
In de uiterste hoek linksbeneden op de foto ziet U een aantal ingerichte achtertuintjes van de bewoners van de onderste woonlaag van het eerste flatgebouw van Zuid-Oost Friesland, dat in 1953 aan het Burgemeester Kuperusplein werd gerealiseerd. De Friese Koerier van 13 juni 1953 ziet de voltooiing snel naderen. Op 14 april 1955 wordt door de aanleg van de Van Kleffenslaan het flatgebouw aan deze straat gesitueerd.
Op de achtergrond kijkt U aan tegen de achterkant van een aantal woningen aan de Nieuwburen en de fronten van een stukje Heideburen aan weerskanten van de Zonnebloemstraat. Aan beide kanten van de nieuwe verkeersbrug in de A-32 liggen in de Schoterlandse Compagnonsvaart een aantal woonboten. Deze symboliseren de woningbehoefte van de naoorlogse periode en maken nog volwaardig deel uit van de lintbebouwing. Uit de Woningkaartenadministratie (roze kaarten) van de gemeente blijkt dat er in die jaren talrijke woonboten in Heerenveen liggen. Vooral aan de wal “t.o. Dr. Brouwer” of ”t.o. Huize Voormeer” aan de Heideburen is een enkele keren voorkomende nadere locatie-aanduiding. Het schip “Tine” bewoond door Hendrik Stiksma (van 7 oct. 1954 tot 1 juni 1955), de ark van Koos van Wijngaarden (16 aug. 1957 tot 1 juli 1963) en het schip ‘Bathing Beauty’ van Rinke Bok (23 aug. 1958 tot 6 juni 1961) worden gespot. Zelfs Rijkswaterstaat laat werknemer Pieter Schoen met het schip “Maas” in oktober 1956 daar ligplaats kiezen. In het Meer hebben dan ook nog het schip ‘Alma’, het schip ‘Sa kin it ek’ en het schip ‘Frisia’ een ligplaats toegewezen gekregen.
De woningbehoefte dringt daardoor de architectonisch kwetsbare plaats van ‘Huize Voormeer’ naar de achtergrond. Bovendien is door de infrastructurele veranderingen ‘Huize Voormeer’ op een ‘eilandje’ komen te liggen. Het buitentje is aan alle kanten ingesloten door wegen en vaarten.
Enkele jaren later worden de woonbooteigenaren naar de Polderdijk aan de Heerensloot gedirigeerd, wanneer de dempingsplannen van de Kolk en de Compagnonsvaart worden gepresenteerd. Prominent is nog in de rechterbovenhoek van de foto aanwezig de boerderij van Anne Koopmans. Deze boerderij ligt juist oostelijk van twee percelen ‘weiland’ - direct ten zuiden van de Compagnonsvaart en recht tegenover Huize Voormeer - welke in het Rekeningboek van Oudeschoot van 1768 als landnaam ‘de Ronduit’ hebben gekregen. Het Floreenkohier van 1828 bevestigt dat en het kadastrale minuutplan van 1832 kent daaraan toe: kad. gem. Heerenveen, sectie A, nrs. 441 en 442. Aan de westkant stroomt daar dan nog de ‘Klaas Schuitmakerswijk’, waarvan het restant op de foto nog steeds aanwezig is als ‘bermsloot’ van de rijksweg 32. Mooier nog gezegd ... de ‘waterpartij’ of de ‘vijver’ van de Vlinderbuurt in opbouw.
De nieuwe straatjes langs de ingangszijde van de flats krijgen - na aangelegd te zijn in de periode 1956-1957 - bij raadsbesluit van 17 maart 1958 de meest schitterende vlindernamen. Van noord naar zuid worden dat de Citroenvlinderstraat, de Vuurvlinderstraat, de Koolwitjestraat, de Aureliastraat en als afsluiting de Atalantastraat. Laatstgenoemde krijgt dan als verlengde de Koornbeursweg en is nog niet eens zo lang geleden aan de ‘Verlengde’ Atalantastraat geknoopt om het verkeer naar de stadsrondweg te kunnen laten afvloeien. Deze heet op dat punt van samenkomst ‘Stadionweg’.
De bebouwing langs de destijdse Atalantastraat is zichtbaar het resultaat van een bouwstroom van aaneengeschakelde gezinswoningen.
Foto:archief Museum Heerenveen (voorheen Willem van Haren) F 01743
2013, juli 28 - wibbo westerdijk - hip-backup
Vogelvluchtfoto, jaar (vooralsnog) onbekend
HIP-TIME MAGAZINE 40
In de verre verte spoedt zich de A7 richting Groningen. De vroegere Mobilisatieweg ligt daarmee evenwijdig en is herkenbaar aan de verspreide bebouwing, afgewisseld met een ‘miltvuurbosje’. Helemaal aan de rechterkant van de foto is een buurtschapje te zien. Dat moet Grootwijngaarden zijn! Dan een schitterende strook weilanden, die nu zijn ingewisseld voor de industriële jeuk van de jaren tachtig van de vorige eeuw: Bedrijventerrein De Kavels en Internationaal Bedrijventerrein Friesland. De plattegrond van Heerenveen noemt het al jaren ‘Gebied in ontwikkeling’.
Centraal ligt het terrein met het buiten Voormeer, aan alle zijden omgeven door wegen. De Rijksweg 32 met de latere status A-32 strooit haar geluid over een wijde omgeving mede veroorzaakt door de verhoogde ligging. Het fonkelnieuwe viaduct over de Compagnonsvaart en de verlengden van Heideburen en Nieuwburen degraderen Huize Voormeer tot een ‘woninkje’. De zichtlijnen vanaf het hoge bordes van het huis zijn inmiddels al enkele jaren doorbroken door de gebouwensoep van het bedrijventerrein Het Meer, met als topper de gebouwen van de rioolwaterzuiveringsinstallatie en de gemeentewerf.
Tussen het geboomte van Huize Voormeer en de voormalige tuinmanswoning perst zich de af-en aanvoerroute van én naar de RW 32, die de Voormeerweg doet invoegen in de richting van de rotonde en verder: Groningen, de Streek, Leeuwarden, Sneek en de Schans. Het verkeer van de richting Zwolle mag daar de RW 32 verlaten. Het is even turen maar dan zien we toch nog net even een klein stukje van de Buitensingel, welke verderop door een aftakking overgaat in de - doorsneden - Pastoriesingel. Dat weggetje is jarenlang een prima verbinding - zelfs zonder de voor ouderen bijna onneembare brug - naar het kerkje van Terband en verder. Aan de overzijde ligt de oprit uit én de afrit naar de K.R. Poststraat.
Voormeerszathe - een echte stelpboerderij - is in z’n nadagen van zijn bestaan, maar in de frontmuur zit nog altijd de eerste steen van 22 april 1875 met de naam van Marcus van Heloma, 69 jaar. Hij sticht de boerderij als veehouderij. Het bijzondere van deze boerderij is, dat het vóór 1934 in de gemeente Aengwirden ligt, terwijl de andere huizen aan de Heideburen in Schoterland hun belasting betalen. De grens tussen Aengwirden en Schoterland heeft dan nog steeds een enigszins grillig verloop. De eerste pachter blijkt IJde Keimpema per 2 maart 1876; de laatste is de familie Nijholt. Gelukkig heeft Rudolf J. Wielinga een hoofdstukje gewijd in ‘Voormeer, Heerenveen. Familiehuis van de Heloma’s’ aan de geschiedenis van de plaats, zodat we nu weten, dat het oorspronkelijke voorhuis van de boerderij in 1932 flink van aanzien is gewijzigd, o.a. door opbouw met een brede dakkapel. De sloop van de boerderij is door achterstallig onderhoud in 1997 onvermijdelijk geworden, maar er is een appartementengebouw in de vorm van een stelp voor teruggekomen.
Juist achter de tuinmanswoning zien we aan een zuid-noord lopend straatje het buurtschap van een vijftal woningen, welke hun nummers nu aan de ‘Voormeerweg’ hebben. Over die straatnaam zal verwarring kunnen heersen, want eerder wordt deze gebruikt voor de oostelijke toegangsweg naar de Rijksweg 32. Na de verwijdering daarvan is - overigens zonder straatnaamwijziging - die naam overgegaan op dat zestal woningen van het buurtschapje.
Achter die in schitterende tinten (is het voorjaar of herfst ? wat zijn dat die rosebloeiende struiken ? Japanse kers ?) getooide bomen aan de westkant van de rijksweg ziet u het restant van een vroegere wijk met de fraaie naam ‘Claes Schuitmakerswijck’. Eind 17e en begin 18e eeuw heeft ene Claes Claessen daar een scheepswerfje geëxploiteerd. In een civiele sententie uit 1732 treedt deze 76 jarige scheepsbouwer op als getuige. Het toponiem treffen we overigens al aan in het Floreenregister van 1700 en zelfs in een artikel (uit 1952) van D.M. van der Woude over een testament uit 1689 ...”gelijck ook het landt achter Klaes Schuytemakers bij Harmanus Marcy, meijerwijze gebruyckt...”
De doorgetrokken straat welke zich als een gebogen elleboog naar de twee bungalows voegt, heeft de naam Thorbeckestraat meegekregen bij raadsbesluit van 18 augustus 1958. Over de bungalows heen zien we de heerlijke, hokkerige ‘chaos’ van de achtertuinen van de huizen van de Nieuwburen. Op de voorgrond zijn de flats aan de Thorbeckestraat en de eerste straat van de Vlinderbuurt (Citroenvlinderstraat) van bovenaf te zien. Deze straten hebben hun toegangen door een afslag vanaf de A. Kuyperstraat.
Veel ouder zijn de huizen aan de Heideburen vanaf de Zonnebloemstraat, eerder Pastoriesingel tot de oprit naar Voormeerszathe. Op de foto zien we een rijtje van vijf huizen - thans genummerd 85, 87, 89, 91, 93, terwijl de boerderij het nummer 95 heeft gehad. Ooit heeft in huisno. 85 de broodventer Fokke Mulder gewoond, die een fervente aanhanger en propagandist is geweest van de principes van Edward Bellamy, bekend geworden om zijn utopische ideeën over een harmonieuze wereld.
Het huis no. 89 is rond 1875 door de gemeente Schoterland aangekocht en verbouwd tot woning voor de hoofdonderwijzer van school 2 aan het gemeenteplein. Tot 1915 heeft Sijbren Terpstra het als dienstwoning gebruikt en wordt hij opgevolgd door IJnze de Haan, de vader van Setske de Haan oftewel de bekende schrijfster Cissy van Marxveldt. Zelfs haar amant Leon van Beek heeft gezien zijn vermelding in de Personele Omslag van 1918 zijn voetstappen in het huis geplaatst. Hoofd der school J. van Tuinen is de laatste onderwijzer geweest, die er ambtshalve heeft mogen wonen. De adresboeken van 1938 tot en met 1964 geven de naam prijs van de professionele boekbinder S. Sijtsema als langdurige bewoner.
In het jaar 1991 is er in het museum Willem van Haren een expositie georganiseerd, welk van 10 maart tot 20 april luchtfoto’s heeft laten zien van de gemeente Heerenveen vanaf de jaren twintig én de technieken van het maken daarvan. Op deze tentoonstelling “Heerenveen in vogelvlucht” is ook deze prachtige kleurenopname te bewonderen geweest. Vervolgens is het gearchiveerd onder het archiefnummer G.20.065, waarbij de G staat voor Groot (groter dan A4-formaat). Jammer dat de fotograaf, die oog heeft gehad voor zoveel moois niet met naam bekend is.
- Voormalige olieslagerij aan de Fok half 11 mei 1938
- Wandeling langs De Fok 1826
- Wateroverlast Stationsweg 1916
- Watertoren aan het Gemeenteplein 1980
- Watertoren-uitzicht naar de Greiden en plan Nijehaske
- Westmuur van de Vermaning 1979
- Windwatermolen 1918
- Winteropname omstreeks 1922
- Ziekenhuis, jaren ’40
- Heerenwal omstreeks 1928
- 1e Herenwal 1972
- 1ste Heerenwal vóór 1906
- Propstrasingel-omgeving vóór 1832
- Boerderij aan de Propstrasingel (1749-1832)
- Europalaan ca 1960
- Heerenveen 262, 479, 540, 499, 510, Breedpad 11
- EUREKA: DIA 04227
- Heerenveen nr. 263, 480, 541, 500, 511, Breedpad 13
- Heerenveen nr. 265, 481, 542, 501, 512, Breedpad 15
- Propstragebied als industrieterrein
- Propstragebied als garagecomplex, Hip-time 139
- Huisnummering van de Propstrabuurt, Hip-time 140
- Van Propstrabuurt naar Heerenveen-Centrum, Hip-time 141
- Van uitgaansparadijs tot sloppenwijk Hip-time 142