HIP-TIME MAGAZINE 4

Wat ziet U op deze schitterende bijna pastorale foto van ‘ons’ Heerenveen ?
HIP-TIME MAGAZINE 47

Heerenwalster basculebrug omstreeks 1939
Als U de moeite wilt nemen deze foto 0277 uit de collectie van het Museum Willem van Haren te vergelijken met nr. 0170, die op deze website als titel “Breedpad, Heerenwalsterbrug, Posthuis omstreeks 1910” heeft gekregen, ziet U toch aanmerkelijke verschillen. De meest revolutionaire verandering is de vervanging van de romantische (want scheef als oeververbinding gelegen) ‘klapbrug’ door de strakke en zakelijke basculebrug, die weliswaar zo is aangebracht dat het nog een tiental graden afwijkt van de middenas van het wegdek van de Heerenwal. Terwijl het bij het oude bruggetje in de orde van grootte van 45 graden is geweest. De nieuwe brug is in zoverre zeer modern, dat ze nu ‘ophaalbrug’ wordt genoemd met een geavanceerd electrisch mechanisme. Aan de Breedpadzijde is een tandraderensysteem, gekoppeld aan een contragewichtenstelsel, alles verdekt ingebouwd in een betonnen kelder. De beveiliging is opgeschroefd naar een slagboomconstructie aan de Breedpadzijde. De hekwerken (bovenbouw) zijn gemaakt in de smederij van de firma Groothoff aan de Schansterkant van dezelfde Heerenwal. Aan de Heerenwalzijde van de nieuwe brug is de beveiliging dan toevertrouwd aan de draaibare hekwerken, die handmatig door de brugwachter gesloten moeten worden.
Tijdens de bouw van de brug begin 1935 wordt aan de kant van de Veenscheiding op het Breedpad ter vervanging van de houten werkplaats van de brugwachter een nieuw brugwachtershok geplaatst. Die plaats blijkt strategisch minder geschikt. De brugwachter moet zowel de schepen in de Veenscheiding als die in de Heerensloot kunnen zien aankomen. Met een volledig nieuw gemetseld hok met uitzicht op beide aanvoerroutes - geplaatst aan de oostkant van de brug op het Breedpad - wordt dat doel wel bereikt.
D.M. van der Woude, journalist bij het Nieuwsblad van Friesland, verwoordt het algemene gevoel van de Heerenveners en plaatst in de krant van zaterdag 5 juli 1935 t.g.v. de opening door burgemeester Falkena terzijde gestaan door de meisjes Geertje en Corrie Comello, o.a. een strofe met de volgende rijmdichtregels:
...Maar nu is het leed geleden, Er ligt daar een nieuwe brug, ...
...En we wenschen ‘t “Schilderijtje”, - ‘t Oude brugje - nooit terug! ...
Die nieuwe brug heeft een breedte tussen de leuningen van 4.50 meter en een doorvaartwijdte van 7 meter. Een aanzienlijke verbetering. De Heerenwal heeft nu een échte brugverbinding met het Breedpad, ook geschikt voor vierwielig motorisch verkeer.
Brugwachter-schoenmaker Gjalt Keimpema is met pensioen, maar hij mag wel op Heerenwal 1 blijven wonen. Dat ‘lytse húske’ staat spijtig genoeg niet op deze foto, maar op Hip-Time 29 heeft U daar al kennis mee gemaakt. Na Keimpema’s vertrek naar Franeker in april 1950 en die van zijn huishoudster Wemke Prakken op 13 oktober 1951 naar Oudehorne wordt het huisje afgebroken. Als brugfunctionaris pacht de 54 jarige A.J. Elsinga, oud-varensgezel, de inning van de bruggelden van de nieuwe brug met ingang van 5 juli 1935 voor de periode tot 1 januari 1938. Hij krijgt daarvoor o.a. een instructie van 11 artikelen (dossier 315.1 van het secretarie-archief). Het te heffen tarief voor een doorvaart mag 10 cent bedragen.
De veranderingen in het aanzien van het eerste huis van de Heerenwal zijn door de vergelijkingsmogelijkheden minder spectaculair, maar het meest opvallende is, dat de boom (leilinde) is verdwenen. De reden zal zijn geweest, dat bij het verleggen van de route over de Veenscheiding de boom als een hinderlijk obstakel wordt ervaren. Duidelijk is wel dat de op oudere foto’s aanwezige houten hokken ten zuiden van het pand en aan de wal van de Veenscheiding ook zijn verwijderd. Nu is het zicht op de witte muur onbelemmerd en er lijkt een kastje te hangen met reddingsmateriaal of is het een ordinaire reclame-uiting?
De voorgevel van het pand, waar in c. 1936 het huisnummer 2 aan kleeft, wordt dan nog wel bewoond door de wed. J. Post-de Groot en haar inwonende zoon W. Post, die net als zijn vader het kleermakersambacht uitoefent. Tegelijk is dat het adres van de groentekoopman Joh. J. van der Laan, die in Van der Schaar's Advertentieblad van 16 mei 1935 meldt: "Opening vrijdag 17 mei van de nieuw ingerichte zaak in groenten, fruit, aardappelen en visch op Heerenwal A 2"
Spijtig is het dat door het plaatsen van een grote etalage met deur de gevel architectonisch in onbalans of in disharmonie is geraakt en de verhoudingen ernstig zijn verstoord. Ook het pand met nr. 3 heeft een dergelijke ingreep ondergaan met iets minder desastreuse effecten. De noodzaak daarvoor moet zijn gelegen in de economische sfeer, die “De Goedkoope Winkel” heeft doen ontstaan. We constateren een brede gevelbalk met grote aansprekende letters. Heeft de daar wonende en werkende houtbewerker B. Huisman daarin de hand gehad ? Een verkoopboekje van notaris J.W. Schippers laat weten op woensdag 10 november 1937 in het Hotel Groen een provisionele veiling te organiseren voor de familie S.H. van de Laan (veehandelaar en oud-bewoner) van een woon-en winkelhuis, met daarachter een grote schuur met stalling op een perceel van 3 are 78 centiare. Beneden zijn een winkel, tussenkamer, achterkamer, gang, kelder en keuken; boven twee kamers en een zolder. Gezien de verdere ontwikkelingen op dit adres moeten we aannemen, dat Berend Huisman de koper van dit perceel is geworden.
Het grote pand van de vroegere ‘Sociëteit De Eensgezindheid’ is op deze foto weer in gebruik als kantoor van de Raad van Arbeid na een tijd op de Verlengde Dracht (Burg. Falkenaweg 6, later afgebroken voor de doorbraak van de Koornbeursweg) te hebben gezeten en waar inmiddels vanaf 24 december 1934 als ambtenaar Gabe van der Zwaag zijn werkzaamheden verricht. Op 2 december 1940 verhuist hij. De gevel is nog in dezelfde staat als op de foto uit 1910, omdat meelhandel IJme Kuiper nog geen zeggenschap heeft over het uiterlijk van het pand. Die verwerft hij pas in 1940. Hij vraagt op 30 oktober - en krijgt practisch per omgaande - vergunning voor de verbouw van het pand tot pakhuis voor meel en verandering tot woning. De nieuwe voorgeveltekening wordt door bouwmeester R. van der Wijk van de Parallelweg grondig gewijzigd (Bouwvergunning 123-40). Minstens zo ingrijpend is datgene wat er achter het pand gebeurd. Een gigantische ‘platte doos’ van ca. 18 bij 17 meter maakt de eertijds grote tuin tot een ‘tuintje’. Er blijkt voor het hele plan fl.8170,- mee gemoeid.
Zowel IJme als vader Berend Jan zetten er zich ook te wonen en wel op 1 maart 1941. Vanaf die tijd tot 2010 heeft de pui de kwalificatie ‘monumentaal pand’ niet kunnen waarmaken. De grote ‘garagedeur’ heeft misschien rijkdom gebracht aan de meelhandel, maar culturele ‘armoede’ aan de Heerenwal. Gelukkig is dat nu weer rechtgezet door aannemer Siebenga in opdracht van de nieuwe eigenaar. Chapeau !
Ondanks heel veel vergrotingsopties zijn we er niet in geslaagd de tekst te lezen op het zwarte bord met witte letters aan de gevel van het pand van de Raad van Arbeid. Ja, onze nieuwsgierigheid gaat ver, zelfs zo ver dat we ons afvragen wie die sportieve pedaleuse is, die weet dat de brug door haar alleen gebruikt kan worden en door haar weghelftkeuze laat merken van de voorsorteerregel weet te hebben. Ze wil het Breedpad opdraaien !
2013, maart 3 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGZINE 30

Heerenveen, panorama omstreeks 1935
Vergelijken we deze vogelvluchtfoto nr. 255 met de eerder gepubliceerde MWvH.-fotonr. 243 dan valt op dat deze is genomen vanuit een lagere camerapositie of de conclusie moet zijn, dat de fotograaf voor de voorgaande foto 243 een hogere positie heeft kunnen innemen. Eén van de beide watertorenspitsraampjes, misschien ?
Onmiddellijk zien we dat de camera meer naar beneden is gericht en dus zelfs details laat zien, waar je als niet ‘vriend des huizes’ getuige van hebt kunnen zijn. Zo is links in de hoek de achterkant van het eerste pand na het hotel Groen te zien, wat de indruk maakt van talloze bijgebouwtjes. Dat is ten tijde van de foto - volgens de gegevens op de achterkant 1940 met een vraagteken (?) - J. de Ruiter, die althans in 1939 nog zijn sigaren verkocht op Dracht nr. 3 en daarnaast de schoenenwinkelier Hendrik Steenwijk op nr. 5. De Heerenveense Courant van 29 april 1910 reikt ons het begin aan van een nieuwe onderneming: de maatschoenmakerij van Hendrikus Steenwijk, die in 1929 op dit adres zijn bedrijf begon. Omdat het maken van maatschoenen te weinig werk oplevert, gaat zijn vrouw ook schoenen verkopen. Later neem zoon Reinardus de schoenwinkel over en verhuist naar een pand verderop in de straat. Dat het inderdaad om Hotel Groen gaat, blijkt op de originele foto bij een vergroting met een loupe. Duidelijk is dan te lezen tussen de ramen van verdieping één en begane grond: ‘Hotel Groen’ met daaronder ‘Lunchroom’. De term Lunchroom komt ook nog een keer voor op het raam daaronder. Langs de witte muur van Hotel Groen komt nog juist een deel van de gevel in beeld van “De Heerenveensche Melksalon” en - hoewel onleesbaar - ook een deel van de naamtekst.
Ook een detail waar je als niet-werknemers van de PTT zelden mee zal zijn geconfronteerd, zijn de - naar we aannemen - garageboxen achter het toegangshek naar het binnenterrein van de post. Uit de linkse box komt juist een met PTT-pet getooide employé naar buiten. Van het postkantoortorentje is aanzienlijk meer te zien dan enkel de spits, met name een achttal langwerpige raamvormige openingen met tussenzuiltjes. Achter het torentje zien we nog juist een gedeelte van het afgeknotte schilddak met schoorstenen, naar Peters-ontwerp.
Het lagere camerastandpunt verschaft ons meteen ook een duidelijker blik op Lindegracht 3-5 (Noord Friesche Middenstandsbank met bovenwoning), Lindegracht 7 (op de gevel: (ijzerhandel) ‘Overdiep’), Lindegracht 9(muziekinstrumentenhandel van der Glas; op de ramen weerszijden de entree: Piano’s // Orgels) en Lindegracht 11 (deels). Laatstgenoemd pand heeft in de loop der tijden bewoners gehad, die ook elders in de Heerenveense gemeenschap hun partijtje hebben meegeblazen. In 1832 wordt Jacob Luiten de Boer, koopman/veenbaas, niet alleen aangemerkt als eigenaar maar ook als bewoner. Hij overlijdt op 17 maart 1841 op 71 jarige leeftijd, is weduwnaar en zijn erven verkopen het huis. Notaris Gauke Peeting kwijt zich van zijn taak als openbaar ambtenaar en legt als eerste van twee-en-twintig kavels de verkoop vast in een minuutakte van het huis te Heerenveen, sectie A, nr. 27 aan Frederika Willemina Semler. Zij betaalt er fl.2001,-. voor en gaat er zelf wonen onder huisnummer 24 (in ieder geval tot 1850) en waarschijnlijk tot haar overlijden op 1 maart 1864. Zij is dan 79 jaar en ongehuwd. De 16e van diezelfde maand wordt door notaris Arjen Binnerts al de inventaris van haar nalatenschap opgemaakt. De inhoud daarvan kennen we niet, maar we nemen aan dat daarin wordt genoemd de naam van Anna Deketh, echtgenote van Meinardus Siderius de Wal, secretaris van Leeuwarden. Notaris Binnerts maakt namelijk op de 16e maart een acte van ‘voorlopige toewijzing’ op en de 30e een acte van ‘eindelijke toewijzing’ op verzoek van Anna Deketh en haar echtgenoot voor een huis c.a. aan de Lindegracht sectie A., nr. 27 aan Joseph Rose, koopman, die het koopt voor fl.2800,-. Waarom Anna Deketh en/of Meinardus Siderius de Wal de bevoorrechten zijn, hebben we nog niet helder kunnen krijgen. Dat er al sprake is van een oude relatie tussen de families Semler en Deketh blijkt uit een verkoopacte van 1833, die wordt gepasseerd door notaris Gauke Peeting. Daarin worden de beide families in een adem genoemd bij een verkoop van onroerende goederen in gemeenschappelijk bezit.
Ook in 1828 blijkt van die verbondenheid al uit een acte van Sieds Pieters van Goinga. Frederika Willemina Semler c.s. (dus namens meerdere personen) wordt dan genoemd als verkopende partij van een pakhuis ‘voorzien van een spatieusen kelder en twee uitmuntende zolders’ gelegen aan de Wijde steeg (nu: Munnikssteeg). Bij die andere personen (c.s.) staan vermeld Catharina, Tetje, Anna en Jeannette Harmina Deketh , ‘allen erfgenamen van de nalatenschap van Frederik Semler’. Anna woont dan in Wolvega. Het blijkt dat de verwantschap is uit te leggen als volgt: Anna Deketh is een dochter van Jan Deketh en Imke Witteveen (1764-1807) en een tantezegger van Kersjen Semler-Witteveen, o.a. de moeder van Frederika Willemina Semler, haar nicht.
Koopman Rose, die zelf in Nijehaske woont, houdt het pand tot 1881 in zijn bezit. Kennelijk brengt hij het in de verhuur, want volgens het bevolkingsregister woont er van 12 mei 1872 tot 12 mei 1875 de kapper Johannes de Vries, terwijl daarvoor de weduwe Hazina van de Moer-Kootstra, geb. 1809, en de wed. Margaretha Christina de Boer-van der Moer, geb. 1832, er hun ‘renteniersche’ dagen slijten. Klaas Kerstes Zwart, zoon van Kerst Wilts Zwart, korenmolenaarsknecht, en Grietje Sanders Kolk, geb. 10 november 1838, wordt op 12 mei 1875 in dit pand bierhuishouder, samen met zijn vrouw Aafje du Pied. De volgende advertentie in het Nieuw Advertentieblad van 22 mei 1875 getuigt daarvan: "Geopend 'Die Port van Cleve', Lindegracht t.o. de Boterwaag. Bierhuis in verbinding met Restauratie, levering likeuren. K. Zwart Kzn." In het boekje ‘Heerenveen van omstreeks 1875 en later’ van Aart Aartsma staat een gedetailleerd beschreven verhaal over een grap, die wordt uitgehaald in ‘Die Port van Cleve’ met de gymnastiekleraar Johannes van den Berg (de eerste van de R.H.B.S. aan de Fok). Deze staat bekend om zijn ongebreidelde eetlust en hem wordt - na een soort weddenschap na grootspraak - een haas ter consumptie aangeboden, vergezeld van flink wat glazen bier. Het lukt hem om het volledig weg te werken. De ontknoping volgt met de mededeling: ‘Je hebt een dikke kater opgevr.......’. Zijn onderkoelde reactie is goud waard door de woorden: ‘Wilt u mij nu excuseren, want ik moet naar huis - ik moet .... eten!”
In december 1880 biedt notaris J.W. Sluiter voor de heer J. Rose te koop aan: ...Een burgerhuis met erf en grond, waarin een koffiehuis wordt gehouden, genaamd "Die Port van Cleve" aan de Lindegracht, in gebruik bij K. Zwart. Uit de acte van 7 januari 1881 blijkt dat koper is geworden Otte Luites de Boer voor fl.3212,-. Zwart en zijn vrouw vertrekken naar Nijehaske op mei 1881.
Door een scheiding van goederen in de familie de Boer wordt rond 1891 Barend de Boer de eigenaar. Hij verkoopt het vervolgens via notaris M.A.J. Verkouteren op 15 december 1908 aan Izaäk Heyman Leefsma, die fl.3000,- betaald en voor fl.10.000,- een hypotheek van 4 procent bij de Boer afsluit. Leefsma sticht er door herbouw een grote kledingzaak. Vrijdag 8 maart 1918 verhuist Wouter Willem van der Kam naar dit pand aan de Lindegracht. Bij gelegenheid van het 125 jarig jubileum van Van der Kam in 1990 heeft drs. D.M. Bunskoeke het boekje geschreven “Het Kleed is noodig in der Tijdt”. Hij ontleent die titel aan de eerste zin van een rijm bij een oude prent van het kleermakersambacht, uitgegeven in 1694 door de gebroeders Luiken te Amsterdam.
Nu ook nog even aandacht voor de linkerkant van deze foto en dan met name voor de oostgevel van het schip van de Ned. Hervormde Kerk en de daarboven uitspitsende in 1859 aangebouwde toren met flankerend bomengroen.
De kwaliteit van deze foto wordt nog eens benadrukt wanneer we onze ogen langs de hoogste contouren van de horizon laten glijden en ons realiseren, dat zelfs prima het torentje van de Ned. Herv. kerk aan de Fok valt te onderscheiden en de niet te missen schoorsteen van de oliefabriek van Woltman. En ... dat brengt ons meteen tot dé ontdekking van déze foto .... het kan niet gedateerd zijn in 1940, want ..... op 9 juni 1938 wordt die schoorsteen van Woltman onttakeld volgens Van der Schaar’s Advertentieblad. (Zie HIP-Time MAGAZINE 18) Dus ... de foto is van vóór die datum !!!
2012, oktober 7 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 28

Heerenveen, panorama 1956
Aan de ‘Watertoren’ (1914-1980) hebben we deze vogelvluchtfoto of panorama-foto te danken. Jaco (of Jacco) Bleeker heeft in 1956 zijn relaties kunnen overtuigen van de noodzaak de toren te mogen beklimmen. Die exercitie blijkt verre van eenvoudig, gezien de vormgeving van de toren met slechts naar vier zijden een minuscule uitbouw. De ruimte geeft slechts beperkte mogelijkheden voor een ideale camerapositie. Stelt u zich eens voor dat u hoogtevrees heeft en claustrofobisch op enge ruimte reageert en dat allemaal op circa 30 meter boven de begane grond.
Het uitgekraagde bordes met borstwering aan de noordzijde is het meest geschikt om dit noordwestelijke deel van Heerenveen in de lens te vangen. Het dichtst bij de camera zien we rechts het spitse torentje van het postkantoor (1914-1974) en links de daken van de bebouwing van het Haringspad 2 (kapper Bijker) en 4 (opticien de Boer) en Dracht 1 (hotelhouder B.L. Vernimmen). Dan de Lindegrachtzijde met - mogen we zeggen prominent - de winkel van P. Palma, die overigens zijn huisnummer aan de Vleesmarkt 2 heeft. Palma’s startproducten worden beschreven in het adresboek van 1934: fruit, comestibles, chocolaterie en visch. Rond 1956 wordt hij opgevolgd door goud-en zilversmid -uurwerkmaker Th. Draaisma, die eerder verderop aan de Lindegracht zijn zaak heeft gehad. Onder hetzelfde dak het kappersbedrijf van J.W. van Aken (Lindegracht no. 1). De bomenrij aan de Lindegracht ontnemen ons het zicht op de gevels, maar we weten dat in 1954 op no. 3 de Noord Friesche Middenstandsbank nog kantoor houdt terwijl de bovenwoning nr. 5 op dat ogenblik niet wordt bewoond. Het damesmodecentrum van de N.V. Van der Kam zit er inmiddels ook al weer een halve eeuw. Wanneer we gaan spreken over Lindegracht 7 dan zijn begrippen als ‘mensenheugenis’ en ‘decennialang’ niet meer toereikend om de duur van het eigendomsrecht door de familie Overdiep te schetsen. In 1809 is het Jelte Sijbes, die in 1811 de naam Overdiep vastlegt als familienaam en zijn koopmanschap bevestigt met een ‘huizinge op ‘t best van ‘t Heerenveen’. Schuin achter dat pand ziet u op de foto het blokvormige vier verdiepingen hoge pakhuis staan, welke - weliswaar in eenvoudiger vorm - is gesticht door Gerben Jetzes Brouwer, maar rond 1853 al wordt aangekocht door ene Gerrit Overdiep. Diens zoon bouwt ‘bij’ en diens kleinzoon ‘herbouwt’ rond 1900. Tegenwoordig is er gevestigd “Toko Sharma. Oriental food and nonfood articles” met het adres Oude Kerkstraat 10 en 12. Juist achter het postkantoortorentje is nog een groot deel waar te nemen van Lindegracht 9, waar ten tijde van de foto-opname Willem Klazes en Klaas Johannes van der Glas hun muziekinstrumentenhandel exploiteren. Thans is het één van de vestigingen van Kamsma Schoenen.
Aan de noordkant van de Oude Kerkstraat - half verscholen achter het hoge pakhuis van Overdiep - is nog prima te zien het bezit van de familie Joost de Vries. Het wordt door twee gezinnen bewoond; op nr. 15 zijn dat de wed. E. de Vries-Holtrop en het echtpaar Tjitze de Vries. Op nr. 17 huist oud-pianolerares Jacomina Joustra, die er op 13 mei 1955 is gekomen en er uiteindelijk veertien jaar blijft wonen. Juffrouw ‘Koosje’ is zelfs op oudere leeftijd nog een slank, hip dametje, die haar eveneens ongehuwde zuster Anna (bekend geworden als schilderes) opzoekt in het armhuis Nieuw-Friesburg. Jacomina overlijdt op 31 oktober 1975 op 82 jarige leeftijd. Haar bezit heeft ze vermaakt aan de dierenbescherming. Ze is altijd gek geweest op dieren.
Recht tegenover Crackstate, dat op dit beeld prachtig zijn voorname architectuur prijsgeeft, staat op de hoek van de Krugerkade met de Oude Koemarkt het café-restaurant Paul Kruger. Na de periode Lammert Faber en generaties Lubach is eind september 1952 Arend J. Nauta als restaurateur en caféhouder het gastheerschap gaan uitoefenen. In 1970 neemt Henny Huver de honneurs waar en tegenwoordig is horecatycoon Frans Koning de exploitant. Aan de Koemarktkant is het een dwarsgevel en langs de Krugerkade ziet u de blokvormige achterbouw van de grote bovenzaal. Inmiddels is daar ook al weer bouwkundig het een en ander gebeurd.
Achter Crackstate het gebouw dat menigeen in-en na de oorlogsjaren 1940-45 koude rillingen heeft bezorgd: de gevangenis, met als associatie aan de bezetters: ‘oord van verschrikking’.
Het bouwkundige uiterlijk van deze penitentiaire inrichting oogt als een efficiënt onderkomen, vergeleken bij de inpandige ruimten binnen de muren van Crackstate bestemd voor het insluiten van strafklanten. Die situatie heeft bestaan uit 7 strafcellen, die eigenlijk altijd overbevolkt blijken. Een ziekencel ontbreekt. In een uitgaande brief van het College van Regenten van november 1884 wordt de ziekte van de destijdse cipier Abraham Reinier (1884-1886)geweten aan het gebrek aan ventilatiemogelijkheden. De plannen die worden gemaakt vinden hun afronding op 4 april 1891 als het herbouwde Huis van Bewaring zijn bewoners welkom kan heten. De Commissarissen hebben op 19 maart d.a.v. een bezichtiging gekregen van de door gasverlichting geoutilleerde inrichting. Zij blijken zeer tevreden. Wanneer Heerenveen in 1923 de Arrondissementsrechtbank door het Rijk wordt ontnomen, vervalt ook de gevangenisfunctie. De cipiers en bewaarders vertrekken of gaan naar een nieuwe functie. In de loop der jaren ontstaan alternatieve bestemmingen, o.a. verhuur van celruimten aan meubelmaker, boekbinder, sljödcursus, fanfarecorps, zweefclub, etc. Er is in 1931 zelfs een ontwerpplan gemaakt om te dienen als marechausseekazerne, toen de kazerne aan de Fok moest worden verlaten. Het plan is evenwel vervangen door volledige nieuwbouw aan de Verlengde Dracht. Na de oorlogsperiode is in 1950 het Huis van Bewaring geschikt gemaakt voor gebruik door brandweer, Brandraad, politie, reinigingsdienst, Bescherming Bevolking, Rode Kruis, padvinderij, jeugdverenigingen, Goede Tempelieren, etc. In 1976 werd de gevangenis achter Crackstate gesloopt ten behoeve van het uit te breiden ‘stadskantoor’.
Niet volledig, maar voldoende in beeld komt ook de westkant van de Vleesmarkt met een deel van de kenmerkende gevel van de bakkerij, welke in die jaren kadastraal is geregistreerd op naam van de Coöp. Verbruiksvereniging Excelsior U.A. te Leeuwarden. Als bewoner van het pand staat in de adresboek 1954: P. Kuipers, broodbakker. Ten noorden daarvan het ‘kleine’ winkeltje van S. van der Werf op Vleesmarkt 3, naast de bijna dubbel zo hoge en juist in 1955 gemoderniseerde ‘Witte Bioscoop’, welke voortaan ‘Filmtheater de Witte’ zal worden genoemd. Door nieuwe vrijetijdsbestedingen was het bezoek tot de helft teruggelopen, doch de nieuwe exploitant uit Hoorn de heer Johan van Tellingen probeert met een snack-en barbedrijf beneden en films boven met de helft van de stoelencapaciteit het tij te keren. Maar dan zijn we al in het jaar 1969. Tussen Filmtheater ‘De Witte’ en de Openbare Leeszaal 'Frieslands Zuid-Oosthoek' staat het pand van expediteur J. de Vries, die rond 1937 hier komt wonen en pas na 1960 vertrekt.
Een-en-twintigste eeuwse ontwikkelingen lijken nog slechts opties te bieden voor een horeca-getto; de grenslijn tussen Schoterland en Aengwirden kan zich zomaar manifesteren als meetinstrument voor het bepalen van de mate van dronkenschap. Tenminste als deze vrij blijft van de immer oprukkende terrasstoelen en winterserre’s.
Tussen de contouren van de Rooms Katholieke kerk en Crackstate krijgen we nog een tweetal goed in beeld komende panden aan de Crackstraat. Thans no. 21 Cafetaria ‘t Hoekske, in 1938 de banketbakkerij en automatiek van Tijs Cannegieter, en no. 23 de Slotenexpert, in 1938 het bedrijf van S. Hoeksma, installateur. Ongetwijfeld plaatste deze in de Leeuwarder Courant van 7 november 1957 de advertentie met de bakkersinventaris, w.o. een elektrische oven met platen. Hoeksma staat immers nog in het adresboek van 1960 als bewoner, terwijl Cannegieter in 1960 al was opgevolgd door P. Pleijte als exploitant van het cafetaria.
Op de hoek van de Van Maasdijkstraat en de K.R. Poststraat staat sinds 1934 de door architect C.J. Wierda ontworpen Spaar-en Voorschotbank voor Heerenveen en omstreken, die in latere jaren slechts Bondsspaarbank wordt genoemd. De bankenfusies maken dat in 2012 een schitterende, goed bereikbare kantoorlocatie als Funda-object te huur is gezet. De schuintegenoverliggende hoek van de voormalige bank wordt op deze foto nog gedomineerd door het massale blokvormige gebouw van de Schouwburg, die langzaam bezig is te verdwijnen uit het collectieve geheugen van de Heerenveners. De eerste steen, in 1934 ingemetseld door Luut Goldhoorn en in 1991 met enig nostalgisch vertoon ook weer door hem uit de afbraak gered, heeft nu in het stadskantoor een plaatsje gevonden. De laatste zin willen we wijden aan de onveranderlijke en monumentale Tjepkemamolen, die in 1956 en ook nu nog steeds kans ziet de naar het noorden gerichte blik te vangen.
Deze zwart-witte overzichtsfoto is onder nr.1573 in het formaat 18 x 24cm, maar ook onder nr. 343 in het formaat 9 x 14 terug te vinden in het foto-archief van het Museum Willem van Haren te Heerenveen.
2012, september 23 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 27

Waarom is deze foto zo speciaal ? Allereerst omdat het zich natuurlijk bevindt in het Museum Willem van Haren. In het fotoarchief onder nr. 265. Bovendien is het gemaakt met een telelens met als voordeel dat je objecten ogenschijnlijk dichter bij je netvlies brengt, maar met als nadeel dat de noodzakelijke dieptewerking bij dat proces wel eens wat in de verdrukking komt. Wel weer speciaal is het dat een van de “Drie Gebroeders”, dus één van de Muntflats in de Greiden net aan de andere kant van de spoorlijn dit uitzicht mogelijk maakt. De straat de Munt is aangelegd in 1970 en dat houdt in dat deze foto een relatief jonge foto is. De fotograaf is helaas niet vermeld bij het documenteren. Je mag dan aannemen dat het niet bekend is gemaakt. Het zal voor de datering een ‘leuke’ klus’ zijn om de bouwvergunningen voor de verschillende dakkapellen van de Badweg op te zoeken en dan de foto nader te dateren. Wie voelt zich geroepen ??? (zie aanvulling onder deze tekst)
Natuurlijk zijn enkele typisch Heerenveense skyline-objecten zeer goed te plaatsen zonder uit te hoeven leggen, waar ze precies zich op de foto bevinden. De Rooms-Katholieke kerk met de twee torens, waarvan de klok de tijd aangeeft (12.10 uur of 14.00 uur) en Crackstate zijn de bekendste, maar ook goed herkenbaar is het Posthuis-complex.
De kijkrichting is dus duidelijk naar het noorden.
De huidige bewoners van het straatje op de voorgrond zullen geen enkele moeite hebben met het plaatsen van dit beeld. Het is het middendeel van de Badweg - van rechts naar links de huisnummers 65/63, 61, 59/57 en dan terugspringend van de rooilijn: nrs. 55, 53, 51, 49, 47, 45, enz. We zullen nu niet zover gaan, dat we de klinkerstraat Badweg weer gaan uitgraven om de situatie van omstreeks 1913 terug te krijgen en het slechts mogelijk is geweest over een brugje in het Breedpad het molenterrein te betreden of langs het voetpad langs de oostkant via de ‘Skeane brêge’ bij de Inktpot op het zuidelijker terrein te komen. Gelukkig hebben we nog een tastbaar restant van wat ooit tot de Badweghaven gerekend mag worden. Het deel naar de Veenscheiding - ook wel houthaven genoemd - is gedempt vóór 1933, want de nieuwere huizen aan de westkant van de straat zijn van 1934 en later.
Het huis links met de langgerekte dakkapel aan weerskanten van de schoorsteen met twee pijpjes staat op een plattegrondkaart van 1968 aangegeven met het huisnummer 32. Het staat aan de westkant van de Badweg net voor het pad dat naar de nieuwbouw van Bouwlust aan de spoorsloot gaat. In 1938 staan daarvoor in het adresboek de volgende bewoners ingeschreven: A. Weda, huisschilder; J.I. Weda, huisschilder, en mej. Th. A. Weda, onderwijzeres. In 1934 kent het adresboek dit huisnummer nog niet. De Weda’s wonen dan nog op numero 69. Als bouwjaar voor nr. 32 wordt door de woningkaart 1937 aangegeven. Albertus Weda overlijdt op 29 november 1939, maar zijn weduwe blijft er nog tot 1958 wonen, vermoedelijk mede door het onderdak geven van kostgangers. Dan komt volgende bewoner Jacobus Hamstra, die in 1975 ruimte maakt voor Dirk Bollema.
De oneven huisnummers aan de oostkant van de Badweg zijn van oudere datum. Badweg 39, 41 en 43 zijn gebouwd bij bouwvergunning van 30 mei 1904 gebouwd door timmerman Kerst Harmens Fokkema, als ‘werkmanswoningen’ op het terrein waar eerder de ijskelder van de heer Taconis op ‘Bouwlust’ heeft gestaan. De eerste huurders van dit drietal ‘werkmanswoningen’ zijn geweest: Tooi, Krul en Vrind. Vanaf huisnummer 45 tot en met 59 zijn allen gesticht in het kadastrale dienstjaar 1900. In veel van deze huizen heeft ook Fokkema de hand gehad. Koopman en ‘huisjesmelker’ Pieter Adams Korf is steeds als investeerder te vinden op plaatsen, waar flink gebouwd kan worden. Op de Badweg koopt hij van Van der Sluis een stuk weiland, splitst dat in 1901 en levert een viertal huisjes met erf af, praktisch tegenover de houtzaagmolen van Siebenga. De huisjes staan twee aan twee met de rug tegenelkaar. Gelijk na de oplevering gaan ze in de verkoop. Ook nu is het Kerst Harms Fokkema die eigenaar wordt. Deze vier hebben de nummers 63 (W), 65 (O), 67 (W), 69 (O).
Eigenlijk ligt de belangrijkste impuls voor het ontstaan van de huizen aan de oostkant van de Badweg bij een initiatief van de Coöperatieve Werkliedenvereniging “Werklieden Bouwlust”. Deze coöperatie wordt opgericht op 8 april 1879 als bouwvereniging. Zij komt in 1882 in het bezit van een stuk weiland van 72.68 are, die koopman Johannes van der Sluis wil verkopen en waar ze een terrein voor een complex van 10 woningen aanleggen. Per stuk moeten die ca. 1000 gulden gaan kosten. Op 16 januari 1883 sluiten Lucas Bunt, Pieter van der Wind en Rinze Comello, als voorzitter, secretaris en penningmeester van de Coöperatieve Vereniging een obligatie met hypotheek voor fl.8500,- af bij Mr. Hans Willem de Blocq van Scheltinga te Oranjewoud. Notaris J.W. Sluiter mag de acte passeren.
Met een systeem van ‘huurkoop’ kunnen de leden van de coöperatie eigenaar worden. De percelen met de huisnummers 11 tot en met 33 zijn de percelen waar het om gaat. Goed geteld zijn dat er geen tien, maar twaalf. De volledige bouwstroom onder één dak heeft heel lang de naam van de coöperatie in een contrasterende kleur dakpannen gekenmerkt. Vanuit de trein heeft dat een bijzonder beeld opgeleverd:
W E R K L I E D E N B O U W L U S T . Op luchtfoto nr. 46239 van KLM Aerocarta in ‘Oud Heerenveen vanuit de lucht’ zijn daarvan nog delen van letters te zien. Wel een flinke vergroting gebruiken, want door de uitbreidingen met dakkapellen is dat moois grotendeels verloren gegaan. En dan spreken we nog maar over het jaar 1956 !
Het complete bouwplan heeft landelijke bekendheid gekregen. Eerst in 1890 in ‘Beoordelend Overzicht van de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen: “De Arbeiderswoningen in Nederland”, Amsterdam, Dec. 1890, pag. 61-63’. En in “Friesland en de Woningwet 1902-1912”, door Th. van Welderen baron Rengers en J.H. Faber, 1913, Heerenveen (blz. 55).
Tenslotte zien we nu op deze vogelvluchtfoto het essentiële verschil tussen de sterk gepersonaliseerde woningen van de Badweg, die onder invloed van ‘eigen bezit’ een geheel eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt. Daar tegenover staat de uniforme doorzonwoningen van de Commandeurstraat, die aangelegd zijn door de Bouwvereniging en waar weinig speelruimte voor de bewoners is toegestaan om serres aan te bouwen of dakkapellen te construeren. De straat wordt aangelegd in 1955/1956 en de huizenblokken verschijnen uiteraard in de jaren daarna.
2012, september 15 - wibbo westerdijk - hip-backup
REACTIE

op de onzekerheid over datering komt op 11 maart 2013 van oud-bewoner van de Badweg: Klaas de Jong.
Hij is er van overtuigd, dat de foto van ná 1975 moet zijn. Hij voert als bewijs aan dat de woning op Badweg 43 met platte dak (achter nr. 32) geen schoorsteen meer heeft. Hij heeft zelf tot juni 1975 met zijn ouders in woning 43 gewoond en toen stond de schoorsteen aan de zuidelijke zijkant achter het schuine dak. Zeg maar: van voor naar achter de woning aankijkend in het midden aan de rechterkant.
Zijn vader Roel de Jong heeft in 1975 het huis verkocht aan Sjoerd van der Wijk, die met de renovatie de schoorsteen heeft verwijderd. Als tweede argument attendeert Klaas de Jong op het niet meer aanwezig zijn van antennes op de daken omdat begin jaren 80 de kabeltelevisie in Heerenveen is ingevoerd. (De officiële ingebruikname van Centrale Antenne Dienst was op 31 oktober 1980.) Het antennepark is toen behoorlijk van de daken verdwenen. Rond 1986 woonde hij zelf op Badweg 18 en toen is de Badweg herstraat. De afrondende conclusie van Klaas de Jong is dus dat de foto van omstreeks 1986 moet zijn. Wij delen die logica met hem en bedanken hem voor zijn bijdrage aan deze rubriek.
Noot: Met een rode pijl is de plek gemarkeerd waar de schoorsteen heeft gestaan.
2013, maart 14 -wibo westerdijk-hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 4

Wat ziet U op deze schitterende bijna pastorale foto van ‘ons’ Heerenveen ?
HIP-TIME MAGAZINE 7

Het gebied waar de gemeente Aengwirden zijn derde ‘Stratenplan’ wil realiseren biedt kort na 1934 nog een sterk
agrarische aanblik. Het eerste plan is in 1924 gerealiseerd en het tweede in 1928/29. De trambaan krijgt een betere baan buiten om het centrum van de plaats en voor de Schouwburg en de Rooms-katholieke kerk komt er bouwgrond.
Op deze prachtige skyline-foto vanuit het noorden van de gemeente Aengwirden ziet U het tracé van de trambaan gemarkeerd door witte palen met een onderling gelijke tussenafstand. De hoogtepunten van de horizonmarkering zijn er allemaal nog òf nog maar net: de watertoren, het torentje van het postkantoor (beide uit 1914), Crackstatetoren (1648), de kerktoren van de N.H. Kerk van Schoterland (1859) en de beide torens van R.K.-kerk (1934). Spijtig dat de wieken van molen Welgelegen buiten beeld zijn gebleven. Gelukkig compenseert de majestueuse bomenpartij rond Mariënbosch dit gemis.
Het karakteristieke monument van de dertiger jaren als kenmerkend exempel van baksteenarchitectuur - vormgegeven door Heerenveens architect C.J. Wierda - mag gerust dominant worden genoemd, maar wordt door kenners qua bouwstijl in evenwicht genoemd met de daarachter opdoemende R.K.-kerk. Iets meer naar links bedekt de constructie van de gevangenis-achtermuur de minstens zo opvallende dubbele tuitgevels met daar bovenuit het transparante koepeltorentje van Crackstate. Verrassend is het te zien dat de Krugerkade, de Kleine Kerkstraat en Lanenburg eigenlijk volledig aan het zicht zijn onttrokken door een muur van groen. Het eerstvolgende drie verdiep- ingen hoge gebouw moet - gezien de omvang - hebben toebehoord aan het Heerenlogement, hoek Dracht- Haringspad. Met het langgerekte witkleurige pand, zo op het oog een huizenrij bestaande uit meerdere woningen, hebben we enige moeite om deze te benoemen. Voor de sociale huurwoningen aan de Pastoriestraat, die de Bouwvereniging Aengwirden in 1920/21 bouwde, staan ze niet oostelijk genoeg. Kleine Kerkstraat, misschien ?
Wanneer we geloof hechten aan de berichtgeving in de krant dan moet in het landschap een aantal loodsen staan, die in 1933 zijn geplaatst ten behoeve van de Zuid Friesche Tuinbouwvereeniging. Staan ze er ?
Deze keer is de fotograaf - ongetwijfeld ook nu weer Philippus Weijer - nog laat in de middag op pad geweest, getuige de lange schaduwen van de koeienlijven, maar zichtbaar is ook dat de noordelijke wand van schouwburg en gevangenis nog flink belicht worden. Net als de noord-westelijke gevels van de Katholieke kerk en de Watertoren.
Weijer is - gezien de loop van de sloten of wijken op de voorgrond - ver in de richting gegaan van het voormalige arm-en ziekenhuis. Mogen we aannemen, dat het hier ook weer gaat om de koeien van leden van de familie Bouwer, veehouders op de Paul Krugerkade nr. 16. Jacob Sytzes Bouwer (1872) en zijn zoon Auke - genoemd naar grootvader Ybema uit Ferwoude - bevolken in ieder geval beide het Adresboek 1934 op dit adres.
2012, april 26 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 11

"Heerenveen, den 23 Augustus. Gister nademiddag tegens 4 uur ontstond, in den Schuur der Boere Huizinge van den Hoog Ed. Wel Geb. Heer Grovestins, door het extra sterk Broeyen van het hooy, Brand, edog door vigelantie der Ingezetenen, en dat van zommigen niet zonder Levensgevaar, wierde de Vlam door natgemaakte Dekens, van tyd tot tyd gedempt, als wanneer men in het Hooy splitten, en een groot gedeelte (genoegzaam verbrand) Hooy buiten de Schuur droeg en met Water bluste. De grote Iever, waarmede men tot den Morgenstond, dusdanig werkzaam was, is van dat gezegent gevolg geweest dat niet alleen de Boere Huizinge en Schuur is bewaart, maar een groot gedeelte van dit aanzienlyk Vlek, uit een dreigent gevaar, door des Heeren Goedheid is geredt."
Dankzij de rubriek "Ut 'e Lapekoer" van D.M. van der Woude van 31 januari 1974 "Buigend voor de adel" en de sub-titel "Veel ijver bij blussing" kunnen we ons daarin verplaatsen.
Yzak Durks wordt in 1803 opgevolgd door ‘grutboer’ Frans Hendriks Pasma, die naast de 20 hectare om de boerderij ook buiten de plaats Heerenveen land huurt, wel tot een bedrag van 730 gulden. A. Taconis geeft daarvoor in 1960 een equivalent van 7000 gulden huur. In 1832 verkoopt W.A. Sirtema van Grovestins de plaats aan houthandelaar Hermanus Hiddinga. Door vererving komt het tenslotte in handen van Leonardus Ypey, wiens zoon Haro Caspar Ypey, consul der Nederlanden in Nice, de zathe en landen in 1931 na veel onderhandelen aan de gemeente Schoterland verkoopt. Dat zijn immers de jaren, dat Heerenveen sterk bezig is te expanderen !Inmiddels heeft Pasma in 1831 zijn huur be-eindigd en worden de namen genoemd van Frederik Joustra (1832-1836), en Klaas Freerks Boonstra (1836-1840). In 1841 zit er vervolgens Uiltje Johannes de Haan, die er tot 1879 blijft. ‘Uiltjeboer’ maakt de brand mee en collega-boer Sierdsma uit Rotstergaast schrijft in zijn dagboek van maandag 13 oktober 1851: "Des morgens is de boerenhuizinge te Heerenveen bewoond door Uiltje J. de Haan afgebrand."Bij de herbouw in 1852 - waarbij het woongedeelte wordt gericht op de Dracht - metselt men naast de voordeur een eerste steen in, die na de afbraak in 1958 met medewerking van de Directeur van Gemeentewerken een plaats in de Oudheidkamer heeft gekregen. Dat steentje heeft als tekst: “CORNELIS BIJL / OUD CIRCA 8 JAAR / HEEFT AAN DIT / GEBOUW DE EERSTE / STEEN GELEGD, / IN 1852.”( zie foto onder dit artikel) Voorzover we hebben kunnen achterhalen is Cornelis het zoontje van Jochem Harmens Bijl, slager te Heerenveen, en Sjieuwke Syttes Hoeksma. Hij is geboren op 29 maart 1844. Waarom juist hem de eer te beurt valt om die handeling te mogen verrichten blijft nog in het duister.
In 1879 doet de gemeente Schoterland een eerste poging om de boerenhuizinge met schuur en grond aan de oostzijde van de Dracht aan te kopen van de wed. IJpeij-van Panhuijs. De gemeente vraagt 2 ha grond voor fl.6000,- per ha, en biedt zuidelijker gelegen ruilgrond aan plus nog fl.10.000, - voor verplaatsing van de boerderij, maar de weduwe laat zich niet vinden. In plaats daarvan sluit zij een contract af met Marten Douwes Leistra, die in mei de ‘Boerehek’-plaats (no. 146) betrekt om er meer dan 30 jaar te wonen. In 1903 tijdens de hooiing in juli overleeft hij een trap van een paard tegen de heup, welke gelukkig bevredigend geneest. Als in juni 1908 in Heerenveen het Landhuishoudkundig Congres gepaard gaat met allerlei feestelijkheden krijgt Leistra de ingang voor de tentoonstelling door ‘de Boerehekke’ over zijn erf. De feestelijkheden zijn op het Gemeenteplein, dat met een bruggetje verbonden is met het tentoonstellingsterrein.In 1914 gaat M. Leistra naar Aengwirden en wordt hij opgevolgd door R. Veenhouwer, wiens zoon Jan in diens voetsporen treedt. Ook deze krijgt te maken met aktiviteiten voor de Heerenveense bevolking op zijn weiland achter de gasfabriek. In 1920 ter opluistering van de winkelweek wordt dat gebruikt als opstijgterrein voor de ballon van het echtpaar Boesnach.De teloorgang van deze boerderij wordt versneld als de gemeente Schoterland begin jaren dertig een onteigeningsprocedure opent. Eerst wordt er ruim 17 hectare toch door een minnelijke schikking verworven en later nogmaals terreinen langs de Rijksstraatweg (Verlengde Dracht). Een en ander leidt bovendien tot een huurvermindering voor Veenhouwer. Deze moet zelfs toestaan dat er 25 vierkante meter op zijn erf wordt bestemd voor een transformatorstation van de P.E.B. Jan Veenhouwer gaat in 1947 emigreren naar de U.S.A. Als laatste boer komt Dirk Bakker uit Rottum, die er vier jaar heeft gewoond en toen naar Nieuweschoot is vertrokken. De gemeente had zo langzamerhand alle land voor woningbouw opgekocht. Van de oorspronkelijke 36 hectare die Frans Pasma gebruikt, zijn er onder Dirk Bakker nog maar 12 over. De laatste bewoner - althans volgens woningkaart en adresboek 1954 - is geweest voor Dracht no. 43 zekere opperman Albert Mulder. Hij heeft er nog gewoond vanaf 9 september 1951 tot 10 november 1958. Volgens een mondelinge mededeling van een buurtbewoner is een deel van de woning ook gebruikt als kantoor voor gemeentelijk bouwkundig toezicht o.d. In januari 1959 valt - volgens de woningkaart - voor de boerderij het doek definitief: het wordt afgebroken. De Minckelersstraat wordt doorgetrokken vanaf de Sieversstraat naar de Dracht. De ‘hikke’ was jaren daarvoor al weggehaald.
Terug naar de foto vragen we ons af: wie zijn toch die kleuters bij het hek ? Frits Klein (1924) vertelt zonder enige aarzeling, dat het jongetje zijn jongere broer Willem (1928) is. Een jaar of drie-vier oud en stoer op klompjes ! Als dat het geval is dan zal de foto gedateerd kunnen worden op c. 1931-1932. Het meisje kan het dochtertje Tine Louisa (geb. 5 aug. 1929 Heerenveen) zijn van de familie Veenhouwer. En is de vrouw op de achtergrond een bezorgde moeder (mevrouw Klein of mevr. Veenhouwer) of misschien toch de vrouw van banketbakker Pieter Regnery. De familie Klein woont sinds 7 mei 1931 tijdelijk in op de Dracht 45 (bovenwoning) bij de Regnery’s, in afwachting van hun huis aan de Thialfdwarsweg in Aengwirden. Regnery staat in het adresboek 1927. Veel later in 1949 staat banketbakker Oege Ruardi er als zodanig in en tot de verandering van bestemming komen we ook nog enkele keren de banketbakker Gerardus van den Bosch tegen als gebruiker. Aan de andere kant van de ‘Boerehek’, waarvan we hier enkel de zuidelijke zijmuur (met sporen van een of andere reclame-uiting, zo te zien) in beeld krijgen. Bij het maken van de foto is W. Tuinstra filiaalhouder voor eigenaar Johan P. van der Kam. Hij zwaait de scepter over een winkel met de pakkende naam “De Vergulde Hoed”. Een andere en eerdere prentbriefkaart, met datumstempel uit 1917, onthult delen van de tekst op die zijmuur. Met het woord “VESTA” en de associatie Verzekeringsmaatschappij te Arnhem zal ‘JOH....’ van der Kam te ‘HEER.......’ mogelijk met ‘STEED........’ zijn inkomsten met een verzekeringsportefeuille gunstig hebben willen beïnvloeden (?)( zie foto hieronder) Ook met Willem Tuinstra heeft de familie Klein een band in de vorm van een familieband. De moeder van Frits en Willem is namelijk Baukje Tuinstra (geb. 28 febr. 1898 te Sneek). Na overname van het bedrijf in 1934 door de N.V. P. van der Schaar’s Kleermakerij gaat directeur Harmen Kremer zich meer specialiseren in herenkleding. Na 1968 vestigt zich op hetzelfde perceel in een compleet nieuw pand schoenenzaak Van Haren.

---------------------------------------------
HIP-Time 0

Het meest in het oog springend zijn een aantal landschappelijke elementen. De kenmerkende percelering met als scheiding ‘wijken’, die in een eerder tijdperk ontsprongen aan of uit-monden op de Compagnonsvaart tussen Heide-en Nieuwburen. Op deze eveneens zonnige foto van 1951 overhuift de ijzeren ophaalbrug de wijk, die de gasfabriek nog toegankelijk maakt voor praamvaart en ander waterverkeer. Deze Nieuwburenbrug en demping van de wijk maakten in de periode 1954-1956 plaats voor de rechtstreekse aansluiting van de Nieuwstraat naar de in 1945 geplaatste noodbrug over de Compagnonsvaart en het begin van de Van Kleffenslaan. Deze straat bereikt zijn voltooiing overigens pas in 1959. De nog in bedrijf zijnde vertegenwoordigers van de Heerenveense boerenstand blijken zich toe te leggen op de veehouderij. De jongste bedrijfsvoering - een veestalling met hooibergplaats - is te vinden ten oosten van de gashouder in het sierlijke stelpje, welke in de gemeentelijke woningadministratie het adres ‘Coolsingel 2’ (beter is ‘Koolsingel’) voert. In 1925 creeërt timmerman Johannes de Haan negen stallen boven een gierkolk op een oppervlakte van 12 bij 12 meter. Hij doet dat in opdracht van veehouder W.A. Koopmans, die overigens zelf woont aan de Verlengde Dracht 45. Lange tijd blijkt als gebruiker te boek te staan Jan Dijksma, die in ieder geval enige tijd woont in het achterste deel van Nieuwburen 12. Daarvan zien we op deze foto de meer dan royale tuin met bosschages achter de bebouwing van het westelijke deel van de Nieuwburen.
Het boerderijtje met extra schuur en boerenerf tussen de twee wijken - met een licht afwijkend verloop - is gesitueerd op Nieuwburen 62 en van veel oudere datum. Zeer vroeg in de 19e eeuw vindt Wijtze Jans Punter hier al een bestaan als boer en de wijk - met als verbinding tussen de oevers een ‘barte’ - loopt nog ten westen van ‘it pleatske’. Deze situatie doet de volksmond de naam ‘Oer de barte’ ontlokken. De laatste veehouder ter plekke van de in 1917
opnieuw gebouwde woning én schuur met veestalling blijkt te zijn de familie Auke Bouwer, die in de laatste helft van de vijftiger jaren zijn bestaan door de nieuwe bestemmingen van de gronden gaat voortzetten in Akkrum. Opvallend is het zgn. ‘olifantenpaadje’, dat van hun boerderij schuin door het weiland naar het geboomte weerszijden van het niet zichtbare voetpad van het Korflaantje loopt. Dit pad blijkt ook bereikbaar door de Koolsingel, welke een haakse bocht maakt naar het oosten net voorbij het schoolplein van de voormalige MULO-school. Talloze Heerenveners hebben hun zondagse wandeling naar en van het Oranje-woudster voetpad langs dit lommerrijke laantje gemaakt. De anecdote wil dat het tevens betekenis heeft gehad als het ‘Vrijerslaantje’, met name bij schemeravonden. Links onderaan op de foto is nog juist een stukje te zien van het tuinderscomplex van de bloemistenfamilie Wagter.De aanzet tot het scheiden van ‘Voormeerszathe’ van het buiten ‘Voormeer’ en het zandbed voor de toevoersweg naar de A32 om het buiten - voor de richtingen Groningen, Leeuwarden, Sneek - is reeds in ontwerp te bewonderen.
2012, maart 21 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 87
Dat is ongetwijfeld de medeverdienste van de directeur van damesvereniging Linze de Jong, tevens gymnastiekleraar van de Heerenveense scholen en Bondscommissaris. Bovendien is hij ook nog president van de turnverenging ‘O.D.A.’ in de Knijpe, één van de mededeelnemers.
Uit het hoge objectnummer 12747 van de fotocollectie van het Museum Willem van Haren is geen enkele conclusie te trekken, behalve dat het pas laat is toegevoegd aan de volledige collectie van het museum. Verzamelaar-eigenaar is geweest de voormalige conservator van de Oudheidkamer Heerenveen de heer Leo Leenes, wiens erfgenamen hebben besloten zijn verzameling in langdurige bruikleen af te staan aan het museum Willem van Haren. In de registratie van die Leo Leenes-collectie heeft het de code met nummer ‘LL 1299’ gekregen. Het uiterlijk van de foto vertoont een lichte verkleuring tussen linker en rechterhelft. De ene helft suggereert een sepiakleurige opname en de andere een zwart-wit beeld. Het formaat van 13.6 bij 8.7 cm wijkt nauwelijks af van de standaardmaten uit die vroege periode van haar ontstaan.
Topografisch worden we zeker niet teleurgesteld over dit redelijk duidelijke beeld. Er zijn zeer weinig opnamen vanuit dit perspectief genomen, zodat we in ieder geval op de achtergrond de toegang naar de centrumbegraafplaats mogen veronderstellen. Duidelijk is in ieder geval een gevel zichtbaar behorend tot het gasfabriekcomplex. Daar bovenuit zien we de contouren van een gashouder.
Langs deze straat staan van achteren naar voren eerst het meest zuidelijk lokaal van de 1e Hollandse of lagere school (de dwarse bouw uit 1907/1908), en daarna de in 1882 bijgebouwde twee lokalen van de Mulo-school (meer uitgebreid lager onderwijs), resp. voor 24 en 34 leerlingen. Deze zijn via de noordelijke muur verbonden met de in 1875 gestichte (en in 1890 verhoogde) oorspronkelijke Muloschool, waarin plaats is geweest voor maximaal 60 leerlingen. Vervolgens als afsluiting van het scholencomplex trekt de hoofdonderwijzerswoning van twee verdiepingen architectonisch sterk de aandacht met de naar het plein gerichte ronde hoek met raam, zoals er in Heerenveen ook op andere plaatsen bouwwerken zijn tot stand gekomen (pakhuis aan het eind van de Munnikssteeg) en het zuidelijke hoekpand van de Stationsstraat met de Heerenwal. In de laatste is zelfs kenmerkend geworden de ronde deur. Eerlijkheidshalve moet worden vermeld, dat in de ontwerptekening van 1875 wel de ronding in de beide verdiepingen van de hoofdonderwijzerswoning staat, doch niet het - later aangebrachte - raam.
Barend Cornelis Post als hoofd der (mulo)school no. 1 woont hier in 1916. Hij is op 10 oktober 1907 benoemd, komend uit Delfzijl, als opvolger van Jean Nicolas Joly, die naar de stad Groningen is gegaan. Van 1 september 1875 tot 16 januari 1904 heeft Thomas Kuijper de muloschool geleid als hoofd, maar heeft tenslotte de school moeten verlaten wegens een niet-eervol ontslag.
Over de verbindingsmuur tussen de hoofdonderwijzerswoning en het voormalige postkantoor is bij voorbereidingen voor de aanbouw van de serre in juni 1894 sprake van een incidentje. Deze schutting staat op de plantekening precies in het verlengde van de serre, maar het blijkt dat daarmee het uitzicht van de onderwijzerswoning door het ronde hoekraam wordt belemmerd. Door die muur 75 centimeter verder naar achteren te verplaatsen is het probleem opgelost.
In de bovenwoning van het postkantoor - u ziet een vrouwelijke vertegenwoordiger van de familie op het platte dak van de serre - woont in 1916 de familie Lieuwe Houkes, concierge belastingkantoor. Is het denkbaar, dat de vrouw van de bewoner van het bovenhuis (met witte blouse) in de deuropening staat van het kantoordeel van het gebouw of moeten we denken aan een werknemer, die op zaterdagochtend niettemin haar dienst vervult voor de inspecteur ? Ziet U al die prachtige kenmerkende houten blinden aan de buitenzijde van de ramen om de zon te kunnen weren ? U ziet ze zowel in geopende als in gesloten toestand.
Rechts kunnen we nog een klein stukje waarnemen van het gemeentehuis van Schoterland (Oenemastate), waar de zaal achter het halve venster zeer lang de functie van raadzaal heeft gehad. Op een foto uit 1934 als de Schoterlandse Raad voor het laatst in dat vertrek in die samenstelling vergadert, hangt aan de zuidmuur van dit oostelijke vertrek de op linnen met olieverf geschilderde allegorische voorstelling van een jonge vrouw met de linkerborst ontbloot en gehuld in een wit geplooid kleed met daaroverheen een lichtblauwe mantel. Ze heeft in de linkerhand een sleutel en haar rechterhand steunt op een schild met het wapen van de grietenij Schoterland. Aan haar voeten sandalen en in het donkerbruine haar een paarlen snoer. Rechts van haar bevindt zich een vrouw in grijze kledij, met golvende mantel. Op het hoofd een helm met o.a. witte struisveren. Links op het schilderij Mercurius en een vrouw met lauwertak in het haar. In de rechterhand heeft ze een turfsteker (spitter), aan haar voeten enige turven. Voor het bordesje een weegschaaltje. Rechts drie kinderfiguurtjes. De bovenste twee houden een ovaal schilderij vast waarop een grisaille (een schilderwerkje waarbij Franck alleen met tinten grijs op grijs werkt)van een vrouwenfiguur met zwaard in de rechterhand. Het kinderfiguurtje leest in een opengeslagen boek, waarin wetsartikelen. Het doek van Christoffel Fredrik Franck stamt uit de actieve periode van Franck, die leeft van 1755 tot 1816. Het doek wordt in 1881 aangeboden door de douarière van Sminia aan de gemeente Schoterland, welke het met graagte accepteert. Thans is het één der historische pareltjes van het museum Willem van Haren, welke reeds meerdere jaren in de vaste presentatie heeft gehangen.
Nieuwsgierig zijn we ook nog naar de persoon rechtsvoor op deze foto, die stellig niet de standaard pet, strohoed of bolhoed draagt. Het lijkt heel erg veel op een militaire ‘sjako’. Zou hij zijn verlof benutten om zijn liefde voor het turnen te voeden of is zijn geliefde één van de deelneemsters ? Wij willen het graag geloven !
Uit het uitgebreide verslag in de Hepkemakrant pikken we de ‘krenten’ om aan te geven, dat het een heel grote gebeurtenis in die julimaand is. Al vroeg op de dag biedt de Dracht al een feestelijke aanblik. Voor het mooie terrein van Thialf en de indeling daarvan is de krant uiterst complimenteus. Om 1 uur stroomt het schoolplein vol met kinderen, die meedoen aan de demonstraties, met juryleden, leden van feestcomité, gewestelijk bestuur, technische commissie, afgevaardigden van zustergewesten en turnverenigingen. De stoet begeeft zich eerst naar het gemeentehuis van Aengwirden, waar de ‘officials’ door het dagelijks bestuur van de gemeente zullen worden ontvangen. Gastheer is burgemeester J.A. Drijber, die overigens nog maar kort die functie vervult maar in welgekozen bewoordingen o.a. de jubilerende vereniging “W.I.K.” (Willen Is Kunnen) verwelkomt. De heer Plet, voorzitter van Vreemdelingenverkeer en feestleider, dankt het bestuur voor het officiële cachet van deze betoging. Linze de Jong, voorzitter van het gewest Friesland, en de heer Luitingh, namens de Bonds-Technische-Commissie van het N.G.V., bevelen de belangen van de lichamelijke opvoeding van de jeugd aan bij het gemeentebestuur. Deze plechtigheid wordt besloten met het drinken van de erewijn en een toost op het Gymnastiek Verbond.
Het programma op het terrein voor die zaterdag bevat de demonstraties door de schoolkinderen en het spelen van de korfbalwedstrijden door de teams van “Tijnje”, “U.d.I.” van Warga, “Olympia” van Franker, “W.K.” uit Jubbega en “Stânfries” van Gorredijk. De zesde beoogde deelnemer - de Sneeker Gymn. Vereniging - is niet verschenen. Zondags gaan de wedstrijden verder. De ere-avond in het Posthuis staat ook voor een deel in het teken van plechtige toespraken en onderscheidingen. De V.V.V. en het gewest Friesland wensen ‘W.I.K.’ geluk met haar tweede lustrum. De bondsvoorzitter Joh. Heijnen biedt een krans aan namens het N.G.V. Zelfs de beschermvrouwe de gravin van Limburg Stirum-de Blocq van Scheltinga schenkt een keurig bloemstuk en de verzekering dat ze steun zal blijven geven in de toekomst. De presidente van ‘W.I.K.’, mej. G. de Vries, dankt met name de directeur L. de Jong en biedt als blijk van waardering een wandelstok met zilveren knop aan. Daarna wordt er met verschillende bijdragen van een aantal verenigingen feest gevierd en gemusiceerd door het ‘Heerenveensch strijkersensemble”, maar niet te lang, want .......
Zondagmorgen beginnen de ‘Negen-, Vijf-en Tweekampen’ op het terrein van Thialf al om 7 uur in de ochtend. Als openingsnummer wordt beschreven de estafette-loop van Gorredijk naar het feestterrein te Heerenveen (14 K.M.), die over 70 lopers van elk 200 meter is verdeeld. De brief, die in de plaats is gesteld voor het estafettestokje, wordt vervolgens overgebracht in de tijd van 34 minuten 15 seconden.
Voor de ‘Negenkamp’ heeft de Koningin-Moeder een medaille als ereprijs beschikbaar gesteld en de Minister van Binnenlandse Zaken de wisselmedaille, die verdedigd moet worden door de vereniging ‘Brinio’ uit Leeuwarden.
Die prijs komt nu in het bezit van de vereniging ‘Leeuwarden’ te Leeuwarden, die ‘Lycurgus’ uit Bolsward, ‘Arena’ uit Wolvega en ‘Brinio’ uit Leeuwarden, in haar schaduw stelt. De wisselmedaille van de ‘Vijfkamp Dames’ wordt verdedigd door ‘O.D.A.’ uit de Knijpe, doch deze moet ‘Wilhelmina’ uit Bolsward dit jaar als haar meerdere erkennen. Wel wint ‘O.D.A.’ de 1e prijs: de zilveren lauwerkrans van de beschermvrouwe Gravin van Limburg Stirum. ‘D.O.S.’ uit Lemmer, ‘W.I.K.’ uit Heerenveen, ‘Hygiea’ uit Joure, ‘Leeuwarden’ uit Leeuwarden en ‘Hygiea’ uit Drachten, plaatsen zich in die volgorde.
Bij de tweekamp jongens-aspiranten is de verguld zilveren medaille voor de g.v. ‘Knijpe’, terwijl bij de meisjes-adspiranten het grote succes is weggelegd voor ‘W.I.K.’. Als derde eindigt in die groep ‘O.D.A.’ uit de Knijpe.
De dames van ‘Olympia’ uit Franeker zijn daar het meest succesvol bij de estafette-loop, gevolgd door ‘O.D.A.’ uit de Knijpe. De meisjes-adspiranten van laatstgenoemde vereniging scoort op dit nummer net even beter dan ‘W.I.K.’ uit Heerenveen.
Het nummer ‘verspringen’ voor jongensadspiranten levert een andere deelnemer uit Heerenveen ‘Friso’ een vijfde plaats op. Bij het speerwerpen voor de heren zijn slechts twee prijzen uitgereikt vanwege geringe deelname.
Het korfbaltoernooi vindt die zondag zijn afronding in een wisselprijs (zilveren krans) voor ‘Olympia’ uit Franeker en een tweede prijs voor ‘Stânfries’ uit Gorredijk. Juichend is de journalist over de prestaties van de veteranen op het hoogrek. Verder constateert hij dat in de jongere herenklasse de mobilisatie de echte spelbreker is.
Twee persoonlijke prijzen worden uitgereikt. Bij de ‘negenkamp’ behaalt de heer Sutherland Royaard uit Bolsward met 94 punten de verguld zilveren medaille, terwijl bij de dames in ‘vijfkamp’ die eer te beurt valt aan mej. Pietje de Vries uit de Knijpe met 59,5 punten.
Als afsluiting van het weekend sporten is er de feestavond in het Posthuis met een gevarieerd programma en - waar velen naar hebben uitgekeken - na afloop bal met feestmuziek van het strijkorkest D.E.S., ongetwijfeld met haar vaste dirigent E.G. de Vries.
2014, juli 20-wibbo westerdijk-hip-backup

HIP-TIME MAGAZINE 79
In een vlaag van ongekende nostalgie grijpen we naar deze kenmerkende opname uit 1968. Het is één uit de serie die destijds is uitgegeven om gelden te verwerven voor de restauratie van de kerk. Dat plan is niet doorgegaan, maar de setjes ansichtkaarten van het kerkinterieur zijn door verzamelaars gretig gekocht. Op die manier is er ook eentje terechtgekomen in het fotoarchief van het museum Willem van Haren. Een veel ouder exemplaar van de Leeuwarder fotograaf Charles Gombault (1880- 1961) uit de vooroorlogse periode bevindt zich onder nr. 01884 eveneens in het fotoarchief (formaat 10 x 14 cm) van het museum. Daarop is ook nog een gedeelte te zien van de kansel en zijn omgeving (liederenborden, deuren, hekwerk).
Dit orgel is de eerste in de Nederlands Hervormde Kerk te Heerenveen (Schoterland), dat de predikant Ds. Johannes Wilhelmus Aldolphus Schroeder op 13 oktober 1790 inwijdt. Juist dat jaar wordt de kerk begiftigd met een legaat uit de nalatenschap van wijlen Martha Kinnema van Scheltinga Cornelisdr., echtgenote van wijlen de heer Menno Coehoorn van Scheltinga. Zij is geboren in 1706 in Heerenveen en overlijdt in 1788 te Leeuwarden. Haar man heeft van 1715 tot 28 april 1777 het grietmansambt bekleedt.
In haar laatste wil heeft ze haar tantezegger - ze heeft zelf geen kinderen - Martinus van Scheltinga, die haar man is opgevolgd als grietman, opgedragen als ‘bestuurder en bezorger van de vervaardiging van dat orgel’. Diens zoon wordt betrokken in de ceremonie van de schenking, getuige een inscriptie: “Dese erste Pyp is in ‘t orgel gezet door Menno Coehoorn van Scheltinga, oud 12 jaar. Anno 1790.”
De destijds bekende Leeuwarder orgelbouwer Albertus van Gruisen, die zijn opleiding heeft gehad van Albertus Antoni Hinsz, heeft de vererende opdracht uitgevoerd. Elf dagen na de inwijding wordt het orgel geëxamineerd (gekeurd) door de oud-grietman van Ooststellingwerf en orgeldeskundige Dr. Nikolaus Arnoldi Knock en de organisten S. de Vries uit Leeuwarden en Gosling Jans van Dokkum mogen het bespelen. Schoolmeester Gerrit Reitsma mag daarna als koster-organist de wekelijkse begeleiding op zich nemen. Hij is volgens het speciekohier van Heerenveen-noordzijde (SCO) in 1777 uit Urk naar Heerenveen gekomen om als schoolmeester te dienen en is sindsdien aan de kerk verbonden als klokluider. Het tractement van de organist komt uit de diaconiefondsen en bedraagt fl.75,- per jaar. In 1802 vertrekt Reitsma vrij plotseling met onbekende bestemming naar elders vanuit huisno. 9 aan de Oude Koemarkt als inwonende van Johannes Sijbolts. Hij wordt dan voorlopig voor een half jaar opgevolgd als koster en organist door Petrus Jacobs/Jacobus Greydanus en vervolgens tot 12 mei 1804 definitief. Hij staat bekend als ‘coopman’ en in de korte periode dat hij de kerkelijke functies uitoefent blijkt hij ook van ‘het beluiden’ de gegevens ‘te boek te zetten’. Zijn zoon Jelle Petrus Jacobus wordt op 31 oktober 1785 in Aengwirden geboren en twee weken later in Terband gedoopt. Hij beklimt als 18 jarige al het majestueuze orgel om de kerkzang te begeleiden en vervult tevens de kosterswerkzaamheden. In zijn burgerlijk bestaan treedt hij vanaf 30 oktober 1809 reeds op als ‘notaris’. In het Missiveboek van Drost en Geregte wordt hij op 3 maart 1811 als notaris in Aengwirden kandidaat voor de erkenning tot ‘keizerlijk notaris’ opgegeven. Hij is dan 25 jaar en vier maanden oud. Op 10 december 1811 wordt hij door de baljuw als ‘keizerlijk notaris’ erkend. J.P.J. Greydanus heeft aanvankelijk verzuimd de verplichting van de 25e ventose van het 11e jaar (een aanduiding uit de Franse Republikeinse kalender) om de ‘naamtekening en paraphure’ in te leveren, maar heeft zich voor zijn nalatigheid verontschuldigd. Overigens is hij op 15 juli 1811 wel geregistreerd voor de patentbelasting als ‘notaris’ voor een bedrag van fl.4-0-8, eenzelfde bedrag als zijn vader P.J. Greydanus als ‘kasthouder’ van goud en zilver moet betalen. In 1814 blijkt hij niet meer in Aengwirden te wonen, maar in het Schoterlandse deel van Heerenveen onder nr. 137 (thans Dracht 25). Zijn kerkelijke functies vervulde hij tot augustus 1842. J. Bruinsma schrijft in zijn boek over de kerk, dat in dat jaar het organist zijn en het kostersambt worden gescheiden. Tijdelijk neemt J. Höper - eigenlijk heet hij August Heinrich Friedrich Höper en is muziekmeester afkomstig uit Celle, Niedersachsen - de organistfunctie van augustus tot en met oktober over. Een 42-tal ingezetenen van Heerenveen, die de muzikale problemen hebben zien aankomen, richten zich in een adres tot de Grietman en Assessoren van Schoterland om een muziek-onderwijzer te benoemen. Die zal minstens fl.150,- ‘s jaars moeten verdienen en bij voorkeur het orgel kunnen bespelen in de N.H. Kerk. Samen met de opbrengst van de orkestvereniging (symfonieorkest ‘Het Groot Concert’ genoemd) kan hij dan op een vast jaarsalaris van fl.300,- rekenen. Daadkrachtig benoemt de gemeenteraad Jan Hendrik van Dapperen uit Baarn per 1 october 1842.
Deze muziekmeester blijkt een muzikale krachtpatser, die het muziekleven onmiddellijk een andere richting geeft. Als directeur van het Zangkoor neemt hij pas in 1895 afscheid en op 20 december 1897 overlijdt hij. Hij heeft meer dan vijftig jaar het orgel in de Grote Kerk bespeeld. Zijn verdiensten zijn royaal onder de aandacht gebracht in het standaardwerk “Muzyk yn Fryslân”, Fryske Akademy 1996.
Onmiddellijk na zijn overlijden neemt zijn dochter Jeannetta Wilhelmina (roepnaam: Anna), die kort daarvoor is getrouwd met Jan Libbe Bouman uit Joure, het klavier in de kerk over. Zij doet dat met trouw tot mei 1921. Na haar afscheid dient zich opnieuw een zeer bevlogen organist aan in de persoon van Jan Lieuwes de Jong, geboren in Akkrum in 1889. Hij dient de kerkelijke gemeente van 1921 tot 1953 als ‘oargelist’, maar veegt ook zijn paadje schoon als recensent, componist en schrijver over muziek, met name over de Friese muziek. Zijn archief bevindt zich in Leeuwarden in de Muziekbibliotheek. Tijdens zijn laatste jaren moet hij soms verstek laten gaan wegens ziekte, maar gelukkig kan dan een beroep worden gedaan op mej. Heida, K.J. van der Glas of Ph.M. Sevensma. Het lijkt erop, dat er na de dood van Jan Lieuwes de Jong een ‘organistenloos’ tijdperk is aangebroken. Pas op 6 april 1957 staat er in de Leeuwarder Courant een oproep voor een organist voor de Grote Kerk, waarvoor schriftelijk kan worden gesolliciteerd op het adres Oude Koemarkt 4. Daar heeft opticiën Haaije Beenen zijn zaak en deze zal ongetwijfeld een kerkelijke functie hebben bekleed.
Uiteraard zijn er regelmatig verzoeken geweest van organisten-in-opleiding om het orgel te mogen bespelen. Soms krijgen ze toestemming, maar in bepaalde gevallen ook niet. Wie na de dood van Jan Lieuwes de Jong bij de zondagse diensten het orgel heeft bespeeld is voor een belangrijk deel uit de boekhouding van de kerkvoogden te vinden. Zo treffen we in 1958 twee namen, die krijgen uitbetaald voor hun muzikale werkzaamheden. K.L. of K.J. Vonk ontvangt in de jaren 1958 tot en met 1963 steeds fl.200,- (in 1960 trouwens fl.207,50) en voor Van der Glas staat er fl.437,50 in de jaarrekening. Zowel K.J. van der Glas als R. van der Glas zitten in een roulatiesysteem met Vonk eens in de drie weken achter het klavier of manuaal.
Zo’n gevoelig instrument - vocht, temperatuurverschillen - maakt een regelmatig onderhoud noodzakelijk. Een aantal jaren na de plaatsing doet de firma van Gruisen dat voor 15 gulden ‘s jaars. Zo moest in 1802 een lekkende ‘poester’ worden gerepareerd, en betaalt administrerend kerkvoogd Elias Hiddinga in 1807 aan A. van Gruisen jr. naast het abonnementsgeld (o.a. voor stemmingen) ook nog 12 gulden kosten “doordien een vreemd muzecant 't orgel te veel had gevergd".
Soms leiden kleine gebreken tot de situatie dat de ‘voorzinger’ weer wordt geïntroduceerd. In 1815 valt de eer te beurt aan Jeene Frisgers Tuinman, turfmeter, en in 1818 aan schoolmeester Jan Peeting. In de daaropvolgende decennia zijn zeer veel verschillende namen uit de rekeningboeken naar voren gekomen, die meer of minder ingrijpende reparaties mogen verrichten. J.A. Hillebrand uit Leeuwarden komt enkele keren voor, maar ook de plaatselijke muzikant J.A. Kattenbeld krijgt de kans meerdere werkzaamheden aan het orgel te verrichten.
Bij de verbouwing van de kerk in 1859 wordt het orgel van de zuidkant overgebracht naar de westelijke kant. Dat karwei wordt volledig toevertrouwd aan de Leeuwarder orgelbouwers L. van Dam en zonen. Ook in de daaropvolgende periode is het steeds de firma Gebrs. van Dam, die alle mogelijke reparaties, verbeteringen en verbouwingen aan het orgel uitvoert. Tot in 1932 - na een weinig succesvolle ingreep van de Van Dam’s - de firma J.C. Sanders te Utrecht het vertrouwen gaat genieten van de kerkvoogden. Als in de jaren zestig de beslissing tot afbraak wordt genomen, wordt het orgel samen met de kansel verkocht aan de gereformeerde Marturiakerk te Assen. Dertig jaar - van 1972 tot 2002 - heeft het van Gruisen-van Damorgel daar geklonken, maar door het Samen Onder Weg-project is de Marturiakerk afgestoten en komt het orgel in onderdelen in de opslagkisten van de orgelmaker Sicco Steendam in Roodeschool. In 2011 ziet de kerkgemeenschap Assen kans het instrument te verkopen aan het rooms-katholieke ‘Real Oratorio del Caballero de Gracia’ in Madrid. Daar is het orgel inmiddels aan een derde muzikaal leven begonnen.
Bij de verkoop naar de Marturiakerk in Assen kunnen wel de engeltjes mee verhuizen, maar de drie grote beelden - Geloof, Hoop en Liefde - op het orgel passen er niet meer boven. Deze komen in 1977 in het bezit van de Leeuwarder Koepelkerk en verfraaien daar het nieuwe geïnstalleerde orgel.
Nog tijdens hun verblijf in Heerenveen hebben de drie grote beelden in 1895 voor enige beroering gezorgd. Op 19 oktober 1895 citeert het Nieuw Advertentieblad een bericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant: "Bij gelegenheid van aangebrachte herstellingen aan het orgel in de kerk der Ned. Herv. Gem. te Heerenveen is gebleken, dat één der daarop geplaatste beelden, voorstellende ‘de Liefde’, een stuk van vrij grote kunstwaarde is. Het dagteekent uit het jaar 1670". De krant zelf meldt niets over de vinder, maar volgens organist J. L de Jong Jzn. is het de schilder Klaas Krikke, die bij het schoonmaken het cijfer ‘70’ en de naam ‘A:Sola’ te voorschijn haalt. Daaruit wordt het jaartal 1670 gedistilleerd. Hoe dit bericht zich verhoudt tot de door kerkornamentenkenner Sietse ten Hoeve gedane mededeling, dat de grote beelden Geloof, Hoop en Liefde moeten worden toegeschreven aan de Leeuwarder vervaardiger-beeldhouwer Hermanus Berkebijl ( overl. in 1787) kunnen we U niet vertellen.

De imponerende interieurfoto van de Madrileense kerk laat zien, dat de engeltjes wel weer een plaatsje hebben gekregen bij het orgel.
Wanneer U het orgel wilt horen bespelen in haar nieuwe setting door organist Don Miquel Bernal stemt U dan af op You Tube door te zoeken naar NUEVO ORGANO DEL REAL ORATORIO.
2014, maart 23 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan wijlen Jan de Jong