HIP-TIME MAGAZINE 78
Oude Kerkstraat ca. 1900
In het meest oostelijke deel van de Oude Kerkstraat kun je rond 1900 deze situatie als fotograaf moeiteloos oproepen. De meeste huizen van deze straat en haar zijstraatjes zijn stevig bevolkt met hardwerkende handwerkslieden en hun gezinnen. Een groepsportret als de bovenstaande zal ongetwijfeld zijn ontstaan op een verzoek van de fotograaf. Het is stellig de zeldzaamheid van de opnames van de (Oude) Kerkstraat, dat alle liefhebberende Heerenveen-sneupers er een apart plekje voor hebben in hun verzameling.
Volgens onze gegevens is het Douwe Miedema als archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen, die in het fotoboekje ‘Heerenveen in oude ansichten’ in 1968 voor het eerst enkele zinnetjes wijdt aan ‘een merkwaardig volksbuurtje’. Hij doet dat weliswaar pas op de laatste bladzijde (80 ste) van het boekje en het zou best eens mogelijk kunnen zijn, dat conservator Leo Leenes hem op deze opname heeft geattendeerd. Laatstgenoemde heeft dit beeld ongetwijfeld talloze keren bij zijn ‘praatjes bij plaatjes’ getoond en van smeuïg commentaar voorzien.
Miedema blijkt schaars in zijn mededelingen over de locatie. Hij wijst slechts op het café van Lammert Brugge links en op het opvallende pand van de Spaar-en Voorschotbank rechts op de foto. Bij een eerdere opname op blz. 53 van hetzelfde fotoboekje bespreekt hij de situatie gezien vanuit het oosten naar het westen en benoemt dan de muur links op onze foto als onderdeel van de openbare lagere school van Heerenveen (Aengwirden). In het ‘Beeldverhaal van Nederlands oudste Veenkolonie’ - met de hoofdtitel ‘HEERENVEEN TOEN EN NU’ uit 2003, schrijft Jan de Jong die hoge muur ten onrechte toe aan de voormalige Gereformeerde Kerk en meent in de steegingang langs café Brugge de Kleine Kerkstraat te zien. Op grond van kadastraal onderzoek moeten we deze constateringen tegenspreken.
Het pand van Lammert Brugge, die als beroep ‘schilder’ in het bovenlicht van het raam heeft staan, heeft hij in mei 1897 gehuurd van ‘verver’ Jan Tjibbes Kerkhof. Brugge heeft daarvoor op 1 april 1897 - hij woont dan nog in Luinjeberd - bij de gemeente Aengwirden een koffie-en drankvergunning verkregen en het meteen op het uithangbord aan de gevel kenbaar gemaakt. Kerkhof gaat met een gezin van acht personen naar Hengelo en verkoopt in het dienstjaar 1906 het perceel aan Lammert Brugge. Die transactie wordt geheel volgens de traditie van het kadaster op 17 januari 1905 al vastgelegd door notaris Jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma bij repertoirenr. 7 (inv. nr. 57103 en toegangsnr. 26) Lambert - zoals hij ook in deze acte wordt genoemd - Brugge betaalt voor het winkelhuis met erf, steeg en bleek de som van fl.2550,-. Het perceel heeft in totaal een grootte van 1 are 24 centiare. Net als overal in Heerenveen heeft ook dit pand in de loop van de tijd een aantal huisnummers gekend. Sinds 1880 zijn dat successievelijk Heerenveen (AEN) nr. 149 (dat nummer staat ook in de drankwetvergunning van 1897), 162, 178 en 297. In 1930 wordt het Kerkstraat nr. 75. In het dienstjaar 1939 verkoopt Brugge het pand aan een drietal ‘beleggende’ kopers. Als opvolgende bewoner treffen we winkelier E. Doosje in het adresboek van 1938.
Het huis ten oosten van Brugge heeft rond 1900 als vaste eigenaar-bewoners de familie Gerrit van der Werf. Deze timmerman is gehuwd met Anna Hergarden, eveneens een timmermanstelg. Gerrit is in 1891 al overleden, maar Anna blijft hier met haar kinderen wonen. Na haar overlijden in augustus 1910 wordt de hulp van de notaris voor een boedelscheiding ingeroepen. Jhr. S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma kwijt zich van zijn taak en hoewel er vier kinderen in de acte worden genoemd is de enige ‘verkrijger’ van 6 woningen met erf, een huis met erf en een winkelhuis met erf de jongste dochter Anna Agatha van der Werf, van beroep modiste. Zij hakt snel de knoop door en verkoopt het ouderlijk huis op 11 maart 1911 aan koopman Freerk Gerbens Douma voor fl.2400,-. Deze laat zijn zoon Auke Douma met zijn vrouw het huis betrekken en zelf komt hij er in maart 1912 ook te wonen. De familie exploiteert een aardappelhandel en laat successievelijk een bergplaats en een schuur erbij bouwen.
Het pand dat hiernaast - richting Nieuwstraat - onder A-5133 in het dienstjaar 1900 wordt samengevoegd met het noordelijke gelegen A-5134 behoort tot het bezit van de Algemene Armvoogdij Heerenveen, net als nog een viertal noordelijk aansluitende woningen. Deze zijn allen gelegen aan het straatje Lanenburg, waarin totaal een zeventien wooneenheden hun verbinding met de Kerkstraat hebben. We focussen ons even op de samengevoegde twee perceeltjes, samen 0.89 are groot. In 1930 ontvangt het in 1900 nieuw gestichte huis het huisnummer Kerkstraat 85. Op dat moment woont Pieter de Vries, rijwielhersteller, er met zijn huishoudster H.Bos - de Lange, die het huis in 1922 van de Algemene Armvoogdij hebben kunnen kopen.
Van zeer veel straten is de betekenis van of het ontstaan van de straatnaam prima te herleiden of te verklaren. Over Lanenburg is niet zo’n duidelijk verhaal te vertellen.
Beginnen we met Gerrit Kramer’s manuscript ‘De Geschiedenis van Heerenveen’ dan worden we zeer teleurgesteld. Niet één keer komt het toponiem in die bijna duizend bladzijden tevoorschijn. Slechts één familienaam komt in aanmerking om in verbasterde vorm een mogelijk verband te kunnen leggen: de familie ‘Leemenburch’.
Het ‘Straatnamenboek van Heerenveen’ laat het bij: “Waarschijnlijk heeft deze buurt zijn naam ontleend aan een zekere Lanenburg, die tussen 1750 en 1800 in Heerenveen heeft gewoond”, zonder daarbij een mogelijke bron te noemen. De eerste bron, die concreet wordt, is de Leeuwarder Courant van 13 november 1802. Deze noemt in een verkoopadvertentie van twee notarissen als “VI. Eene HUIZINGE en SCHUUR cum annexis, ook aldaar (op het Heerenveen), LANENBURG genaamd, by Pieter J. Boender in Huur, dog May 1803 vry van Huuringe.” Lang daarna op 2 december 1836 is in een vergelijkbare advertentie onder no. 3 de volgende tekst gevonden: “Twee Woningen onder een dak, en schuur c.a., staande en gelegen op het gedeelte Heerenveen in Aengwirden, Lanenburg genaamd, no. 75, ten Kadaster sectie A, nrs. 1815 en 1816, bij Jacob Bansberg en Feike Brandsma, als huurders in gebruik”. In een geschil tussen Gedeputeerde Staten van Friesland en de Algemene Armvoogden van Heerenveen is Roelof Johannes Bansberg een getuige. In 1868 wordt er een kwestie tussen beide instellingen uitgevochten over het onderstandsdomicilie van Alida Lieuwes de Jong, die in 1867 in Amsterdam wegens krankzinnigheid is opgenomen om te worden verpleegd. Er kan geen geboortecertificaat worden overgelegd en dan heb je de poppen aan het dansen. Uiteindelijk komt de gehele kwestie, inclusief de tegenstrijdige getuigenverklaringen op het bordje van de Raad van State. De eindconclusie is - wegens het niet kunnen vaststellen van de verplichting tot onderhoud - dat Alida door de Staat zal worden verpleegd. Koning Willem tekent daarvoor de beschikking op “Het Loo, den 3 Augustus 1869”. Een tweede getuige is Sieger Popkes de Lang, die 74 jaar oud is in 1868, en verklaart, dat hij in de periode 1806 tot 1809 bijna dagelijks als knecht naar de tuin moet van zijn patroon de bakker Prins aan de Lindegracht. Die tuin is op Lanenburg en in die tijd wonen de ouders van Alida in een huisje van de armvoogdij op Lanenburg. Omdat een broer van Alida, zekere leerlooiersknecht Hartman Lieuwes de Jong, wel een overtuigende maar geen doorslaggevende duidelijkheid kan verschaffen waar precies zijn zuster is geboren, lijkt het een onontwarbare knoop te zijn geworden. R.J. Bansberg kan nog wel verklaren, dat zijn moeder na de dood van Alida’s moeder in 1847 een tijdje in hetzelfde huis heeft gewoond. Vader de Jong is in 1824 al in Hoorn overleden. Het kadaster van 1830 bevestigt dat het kadasternummer A-1808 het eigendom van de Armvoogdij van Heerenveen is (waar de familie de Jong heeft gewoond), terwijl de noordelijker gelegen nummers van de Diaconie van Aengwirden zijn.
Conclusie voor onze speurtocht naar Lanenburg: een bron uit 1803 en gegevens over 1806 tot 1809 !!!
Onmiddellijk ten oosten van de Lanenburg bezit verver Jozef Jans Franken sinds 1878 een groot perceel van 8 are 10 centiare. Hij heeft dat perceel gekocht van Maria Elizabeth Alberda van Menkema wed. Jacobus Johannes Canter Cremers, die op de zgn. ‘Kanselarij’ - hét grote huis - aan de Premierswijk heeft gewoond. Die transactie wordt notarieel vastgelegd door Gerrit Boschloo bij acte van 10 januari 1878. Jozef Franken - een van de kopers van een gedeelte van de tuin - laat op die 8.10 are een huis zetten, welke na de periode van vrijdom van belasting wordt gewaardeerd op een gebouwde waarde van fl.100,-. Na er bijna twintig jaar te hebben gewoond en inmiddels de tuin met een rijtje ‘sociale’ woningen te hebben bebouwd - krijgt Franken in 1916 van de ‘Werklieden Vereeniging Heerenveen’ een bod op zijn huis. Hij gaat daarop in en bij notaris Verkouteren wordt op 23 september 1916 de koop gesloten voor winkelhuis en erf ad. fl.5000,-. De Werklieden Vereeniging zit op 25 juli 1917 bij dezelfde notaris om het perceel over te dragen voor fl.5220,- aan de “Coöp. Producten en Verbruiksvereeniging Excelsior te Leeuwarden. In april 1917 heeft de Werkliedenvereniging zich aangesloten bij die coöperatie, hetgeen ze kennelijk zorgvuldig hebben voorbereid. Het pand is heel lang in eigendom gebleven van deze coöperatie, hoewel de naam op een gegeven ogenblik is gewijzigd in Coöp. Ver. Algemene Verbruikscoöperatie U.A. "Coöp. Noord-West". Het pand is dan al jaren genummerd als Kerkstraat 87. Bij het overzicht van het 25 jarig bestaan schrijft de Hepkemakrant op 22 april 1942, dat op 30 september 1939 een nieuwe winkel in gebruik genomen op de Lindegracht 27. Het pand in de Kerkstraat blijft nog even eigendom van de Coöperatie, maar in het kadastrale dienstjaar 1943 vindt uiteindelijk de verkoop daarvan plaats. Het voortbestaan is daarmee niet afgelopen, maar daarover misschien later nog eens meer.
Aan de overkant van onze Kerkstraatfoto ligt ook nog een boeiend stukje Heerenveense geschiedenis. De klant die bij café Brugge het pand verlaat en mogelijk lichtelijk beneveld een plekje zoekt voor een sanitaire stop krijgt bij de muur van het gebouw met de donkere deur een niet mis te verstane waarschuwing: “Verboden waterplaats”. Net voor de eeuwwisseling op 30 maart 1899 krijgt de afdeling Heerenveen van de Rooms Katholieke Vereniging van de Heilige Vincentius à Paulo de kans om van hun geloofsgenoten van de familie Padberg-Normann een huis met erf en grond aan de Kerkstraat aan te kopen en te bestemmen tot vergader-en verenigingslokaliteit. Voor deze eigendomsovergang verricht notaris Rinze Barends de wettelijke handelingen met als belanghebbende partij Hermanus Pot, boekhouder; Meindert Jozefs Witteveen en Sjoudicus Blomberg, beide koopman, namens Vincentius.
Hun perceel staat omschreven met een grootte van 2.70 are en een gebouwde waarde van fl.120,-. Sinds 1867 houdt deze vereniging zich al bezig met het werven van gelden voor de roomse armenzorg en wordt door Ged. Staten beschouwd als een ‘instelling van weldadigheid volgens letter b van art. 2 van de armenwet’. Het bekendste middel van Vincentius om gelden te genereren zijn de jaarlijkse verlotingen. De advertenties in het Nieuw Advertentieblad trekken eind november steevast de aandacht van het Heerenveense publiek. Het verenigingsgebouw is bouwkundig ontstaan uit drie kleinere pandjes, die door de gebroeders Padberg (A-52, 0.90 are; A-53, 0.96 are en A-54, 1.17 are) omstreeks 1877 worden samengevoegd tot A-1537 (grootte 3.30 are). Na nog een aantal kadastrale manipulaties is er dus bij de verkoop aan Vincentius nog 2.70 are te beschrijven. Zelf neemt Vincentius à Paulo nog het initiatief tot uitbreiding van hun accommodatie, waarvoor bouwvergunning SCO nr. 1082 van 27 december 1921 hen de mogelijkheid biedt. In de huisnummering neemt het gebouw twee huisnummers in beslag. Sinds 1930 zijn dat Kerkstraat 24 en 26. Onze Heerenveense woningkaarten melden ons, dat nr. 24 (het meest westelijke deel) een winkel met bedrijfswoning is. Bernardus Stuivenwold (1892-1973) oefent daar zijn bakkersambacht uit van oktober 1935 tot juli 1951. Zoon Folcrerus (1921) zet de zaak nog voort tot november 1957. Slager Wisse Makkinga verkoopt er vervolgens nog een half jaartje zijn vleeswaren. Daarna staat op de kaart als bestemming ‘pakhuis smederij Dijkstra’. Voor Kerkstraat 26 geeft de kaart als bestemming ‘vergaderlokaal’ en nieuwe impulsen ontstaan pas in het kadastrale dienstjaar 1959 als Wilhelmina Snelten, de weduwe van Hendrik Leopold Dijkstra (overl. 6 maart 1945) het aankoopt en verbouwt tot een winkel met smederij. Per 15 juni 1964 is hoofdbewoner haar zoon Hendrik Dijkstra.
Het meest markante pand aan de westkant van de Kerkstraat is te danken aan de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. Na een aantal eerdere pogingen (1817, 1848, 1864) om een bank op te richten voor de mindervermogenden slagen doopsgezind voorganger ds. Abraham Vis, mr. S.Sleeswijk en mr. J. Kuipers, ambtsdragers bij de arrondissementsrechtbank er in 1871 in een vereniging voor een spaar-en voorschotbank op te richten. Het gemeenteverslag maakt er melding van dat de bank 15 april 1871 is begonnen, maar in de kranten valt daarover in 1871 niets te vinden. De bank gaat kantoor houden in de consistorie van de Doopsgezinde Kerk in de Vermaningsteeg. Merkwaardig is het uit Het Nieuws van den Dag van 30 Augustus 1879 te kunnen vernemen dat de koninklijke goedkeuring (K.B. nr. 24) aan de statuten van ‘Vereeniging tot instandhouding van de Spaar-en Voorschotbank Heerenveen en omstreken’ pas op 29 augustus 1879 is verleend. Is het denkbaar, dat de initiatiefnemers eerst hebben willen kijken of hun plannen levensvatbaar zijn ? Mogelijk dat de in de Leeuwarder Courant van 3 april 1888 aangekondigde wijziging in de statuten van de vereniging de ouverture is voor de aankoop van een bouwterrein. Op 9 januari 1890 blijkt de aan de Lindegracht wonende Wieger Jelles Ferwerda c.s. bereid om zijn grote moestuin onder kadasternummer A-61a (groot 3.10 are) achter zijn pand te verkopen. Het bestuur van de Vereniging Spaar-en Voorschotbank koopt daarvan 1.70 are, terwijl de rest wordt aangekocht door de Doopsgezinde Gemeente. Notaris Rinze Barends legt een aankoopbedrag van 900 gulden vast. De bankbestuurderen stichten daarop nog het zelfde jaar hun opvallende bankgebouw. Over de bouwmeester en de aannemer hebben we geen informatie kunnen vinden, maar gezegd moet worden, dat de vormgeving binnen deze omgeving een zeer bijzondere is. Een halsgevel met een rondboogtop boven in de middenpartij waarin een uurwerk (?) en aan beide kanten daarvan een deel van het jaartal 1871. De driedelige dakconstructie, met in de gevel een iets terugwijkend middendeel en links en rechts afgesloten met een fronton met timpaan op een voetstuk. Op dat voetstuk de woorden: (links) ‘SPAAR’, (in het midden) ‘EN VOORSCHOT’, en (rechts) ‘BANK’. Links en rechts een toegangsdeur, met daartussen twee ramen.
De bank profiteert aanvankelijk van de kadastrale regel van het ‘onbelastbaar’ zijn mogelijk wegens haar status van nutsinstelling, maar in het dienstjaar 1913 komt daaraan een eind. De ‘belastbaarstelling’ heeft als gevolg de aanwijzing van een ‘gebouwde waarde’ van fl.138,-. Twee conciërges hebben we kunnen opsporen. Adam Brouwer, van professie timmerman, heeft dat in ieder geval van 1910 tot 1933 gedaan en Klaas Kamminga, werkzaam in een bouwmaterialenhandel op de Badweg, heeft als laatste in Kerkstraat 28 dat werk verricht. Hij zal een flink aandeel hebben gehad in de verhuizing naar het in 1934 nieuw gebouwde en betrokken bankgebouw op de hoek van de Van Maasdijkstraat en de Heerenstraat, nu K.R. Poststraat. Hij is mee verhuisd. De architect C.J. Wierda, en de aannemer Johannes de Haan, bijgestaan door de schilder H.J. Douma en de electriciën Gebrs. Kras, leveren een functioneel gebouw af.
Kerkstraat 28 krijgt een nieuwe eigenaar-bewoner in de persoon van Wieger Schaap, ontvanger van het waterschap ‘De Schoterlandsche Compagnonsvaart’, die er per 12 mei 1936 intrekt. Volgens een aantekening op de woningkaart van gemeentewerken is het pand gesloopt 5 januari 1972.
Het laatste pand waarop we deze keer de aandacht vestigen is rond 1900 eigendom van de Doopsgezinde Gemeente, die bij verkoop omstreeks 1908 een deel overdraagt aan slager Oosterbaan en een ander deel zelf houdt. Dat deel wordt rond 1924 opnieuw gesplitst. Het stuk aan de Kerkstraat met huis en schuur wordt gekocht door schipper Sietze Jans de Vries, die zijn domicilie heeft in Heerenveen. Kort voor 1930 verkoopt hij het aan fabrieksbediende Fokke Joustra, die een aantal jaren later de schuur sloopt terwille van een bergplaats maar er wel heel erg lang blijft wonen. In het dienstjaar 1964 is Joustra (1894) flink op leeftijd en de gemeente wil het graag verwerven. Dus ....
Ziet U de twee metseltechnische details: eerst het ‘blinde’ raam en vervolgens een naar binnen gemetselde boog in halfsteensverband. Traditioneel is de ‘gelobde’ houten daklijst. De stoepen, in sommige gevallen met een ijzeren hekwerk, maken het volledig af.
2014, maart 9 - wibbo westerdijk - hip-backup