HIP-TIME MAGAZINE 103
Tram op de Dracht
Inderdaad, U heeft volkomen gelijk ! Deze foto - thans in de Leo Leenescollectie van het Museum Willem van Haren, onder nr. LL-106, heeft U bij meerdere gelegenheden afgedrukt gezien. Wanneer U Wereldoorlog II bewust heeft meegemaakt, heeft U deze zelfs als prentbriefkaart kunnen kopen. Fotoatelier G. Brouwer en zoon schijnt er destijds in 1940 een flink aantal van te hebben laten drukken. Uit de verhalen van de mensen, die er over hebben geschreven (we noemen ze straks nog nader) kunnen we opmaken, dat het het resultaat is van een aprilgrap van het fotoatelier. Het tramstel met toebehoren (bovenleiding, rails, steunpaal) is in een iets oudere foto van het zuidelijke deel van de Dracht gemonteerd. De tram rijdt zogenaamd in de richting van de hoofdbrug op weg naar het tramstation op het Stationsplein. De gedreven tramdeskundige de heer Souer, in 1999 wonend in Hascastate ( Haskestate) te Heerenveen, herkent uit zijn Leidse periode het afgebeelde materiaal. De trucagefoto mag als zeer geslaagd worden beschouwd.
Het meest rechtse pand op de afbeelding is het derde en meest noordelijke van een blok van drie heerenhuizen - de zogenaamde Hesselhuizen-, die in 1872 zijn tot stand gekomen op de plaats van de familieboerderij van de Hiddinga-familie. Het uithangbord ‘DROGIST’ markeert volgens het adresboek van 1938 de plaats van de drogisterij van de dames J.J. van der Goot (drogiste) en U. Sijbesma (drogiste), die als kamerbewoonster mej. F. Willemsen als landbouwhuishoudschoollerares woonfaciliteiten bieden op Dracht 99. Daarnaast staat het pand Dracht 97 (met luifel) van de modistes mej. Th.M. Laagland en mej. A. Kingma en daarboven woont J.C. Lequin met zijn vrouw, zonder beroep, op de bovenwoning Dracht 95. Jacobus Cornelis Lequin, geboren in Den Helder, overlijdt 28 november 1946 in Heerenveen op 75 jarige leeftijd, nalatende zijn echtgenote Maartje Maria Stam. Vervolgens zien we ten noorden daarvan het pand Dracht 93: het Manufacturenmagazijn “De Zon” van Jeroen de Vries.
Nog één detail, welke oudere Heerenveners zich vermoedelijk nog wel zullen herinneren, is het bord ‘Ingang Werkplaats’. Daarmee wordt de rijwielherstelplaats van Johannes de Vries gemarkeerd, die later wordt opgevolgd door zijn zoon Feitze de Vries. Dat is dus Dracht-westzijde nr. 122.
De man, die in de jaren zestig de Heerenveners met de rubriek ‘Heerenveen uit vroeger dagen’ in de Heerenveensche Courant met fotobeschrijvingen verwent, heeft ook een keer deze foto laten afdrukken en schrijft daar dan het volgende commentaar bij:
“Hierbij nog een foto van de Dracht uit het jaar 1940. De toen ter tijde electrische tram, die een dienst onderhield tussen het Friese Haagje (station) en Oranjewoud (speeltuin) bleek een gevaarlijk obstakel voor de toch al smalle hoofdstraat. Geen wonder dat door de gemeenteraad van Heerenveen werd besloten de vergunning in te trekken. Vooral des zomers werd van dit vervoermiddel een druk gebruik gemaakt door vakantiegangers.....” “Zo zou het onderschrift onder deze foto hebben kunnen luiden, ware het niet dat men hier te doen heeft met een geslaagde trucfoto. De kaart werd destijds in een aantal van 2000 stuks uitgegeven door het foto-atelier fa. G. Brouwer en zoon te Heerenveen. De foto werd ter beschikking gesteld door de Stichting Oudheidkamer Heerenveen.”
Vervolgens redigeert museumdirecteur Ad Geerdink in 1995 een fotoboekje ‘Groeten uit Heerenveen. Oude ansichten uit de collectie Leo Leenes’. Op pagina 38 en 39 van die uitgave lezen we inhoudelijk dezelfde tekst als die in de bovenaangehaalde tekst. Bovendien onthult hij het plan, dat het Noord Nederlandsche Tramweg Comité in 1884 presenteert. Een tramlijn op het traject Heerenveen-Oranjewoud-Mildam-Nieuwehorne-Oldeberkoop-Assen. Het plan haalt het niet en de Dracht blijft tenslotte tramvrij.
Deze foto blijkt ook koren-op-de-molen van redacteur en oud-journalist Jan de Jong in het fotoboek van Banga Book Producties Groningen uit 2003 met als titel “Heerenveen, Toen en Nu. Beeldverhaal van Nederlands oudste hoogveenkolonie”. Hij prijst de ‘lef’ van Heerenveense beleidsmakers, die niet alleen een electrische tram over de Dracht wil laten denderen, maar ook de eerste overdekte 400 meter kunstijsbaan initiëren of het prestigieuze project ‘Sportstad Heerenveen’. Dit tramplan is niet uitvoerbaar gebleken, maar de beide andere wel.
Bij de raadsvergadering van de gemeente Schoterland van 11 september 1883 blijken er diverse stukken te zijn binnengekomen betreffende de aanleg van stoomtramwegen in de gemeente. B. en W. stellen voor deze eerst in handen te stellen van de Kamer van Koophandel voor advies. Als dat is gebeurd zullen ze in de raad worden gebracht. Daarvoor moet een Commissie Tramwegen uit de Raad worden geformeerd. Staande de vergadering worden daarvoor aangewezen de heren Veenbaas, Uhl en Bieruma Oosting. Op 2 oktober d.a.v. blijken zowel de rapporten van de K.v.K. als die van Commissie Tramwegen beschikbaar, doch deze worden aangehouden tot een volgende raadsvergadering. Eén van de ingekomen stukken bevatten de inzichten van Tjepke Taconis Simonsz., tabaksfabrikant in Heerenveen. Hij richt zich op 21 september 1883 in een lang schrijven tot burgemeester Hans Willem de Blocq van Scheltinga te Oranjewoud over de verschillende voorstellen voor de tram-aanleg en maakt daaruit inhoudelijke keuzes.
Het lijkt hem een goed idee om een station te plaatsen in de tuin van de heer Hessel. Hij doelt hier op de zuidelijk gelegen tuin van het blokje van drie heerenhuizen aan de Verlengde Dracht tot de door (kastelein R.K.) van der Meer in 1877 gebouwde Hotel de Koornbeurs. Als er meer grond nodig zal zijn, kan dat daarvan ten oosten gevonden worden. Vandaar kan dan de tramweg gelegd worden door het land van de familie van Sminia en Bosma (Jan Hendriks Bosma is kastelein-boer in Huis ten Woude bij de Rottumerweg en vlakbij de toegang naar het Oranjewoudster voetpad). Daarna kan de baan het Oranjewoudster voetpad volgen tot de ‘Zandweg, die loopt van de Straatweg naar Oranjewoud’. Daarna zal het tracé linksom achter het buiten langs van de ‘Jonge Mijnh. Oosting’ (volgens Taconis) tot bijna aan het logement de Tent. Hij zal daarmee vermoedelijk bedoelen ‘Klein Jagtlust ‘. Vervolgens dan de rechte laan langs naar het logement Joustra (doorgehaald en vervangen door Tjaarda) om vandaar de weg te vervolgen naar Nieuwehorne, enz. Hetzij over Hoornsterzwaag naar de drie tolhekken of van Nieuwehorne over Oldeberkoop, Makkinga, Appelscha naar Assen.
Taconis stelt dat de tram de particuliere rijtuigen het minst hinderen. De landbouwers kunnen de weg langs Klemburg of die over Mildam gebruiken. Voordeel is dat twee logementen aan de tramweg liggen, want de toename van het bezoek aan Oranjewoud zal snel voor één gelegenheid teveel worden. Want ook zullen mensen uit verschillende standen van de maatschappij daar komen.
Wil de tram evenwel rendabel zijn, dan moet wel zoveel mogelijk de bebouwde kom worden gehouden. Voor de aanleg daarvan moet uiteraard wel een subsidie van het Rijk worden gevraagd en mag die ook worden verwacht.
Lukt het om de tram langs die route te laten rijden, dan zullen kleine en grote renteniers zich daar geleidelijk steeds meer vestigen omdat de buurt niet meer geïsoleerd ligt. Zo noemt hij als voorbeeld zekere K. Kooi te Oudeschoot, die in dit buitengebied als rentenier nog een koe of schaap wil houden. Verder noemt hij nog een persoon, die op de Konijnenpolle heeft gewoond. Doordat hij daar met de wagen geen familie kon ontvangen, is die naar de Heerenwal verhuisd. Hij eindigt zijn brief met een lofzang op de prachtige gemeente Schoterland, die weliswaar de financiële toestand door zuinigheid in de hand moet houden, maar gezien de te verwachten voordelen voor de gemeente zijn enige gelden uit de gemeentekas beslist goed besteed.
Enkele jaren voordien rommelt het al heftig in zuid-oost Friesland en west Drenthe. Weliswaar niet van de locomotieven op spoorstaven, maar wel in de wereld van de plannen. De Leeuwarder Courant neemt in de berichtgeving het voortouw. Zo is er het bericht van 15 juli 1879 - in de krant van de 17e - dat de gemeente Schoterland aan de Belgische heren Mertens en Finet een vergunning heeft toegestaan voor de aanleg van tramwegen. Voorwaarde is dat zij zelf als concessionarissen de kosten en bezwaren voor hun rekening nemen. Ruim een jaar later laat dezelfde Leeuwarder Courant van 30 september 1880 weten, dat het bovenstaande ‘gerucht’ bewaarheid wordt. De twee initiatiefnemers leggen een ‘tramway’ aan voor het traject Heerenveen-Oudeschoot- Mildam-Nijehorne-Oudehorne-Oldeberkoop-Makkinga- Oosterwolde- Appelscha en Smilde naar Assen. Het blijkt voorlopig - althans- een luchtballon, welke voortijdig leegloopt.
Op 1 november 1883 wordt in de Schoterlandse raad het verzoek van de Ned. Tramwegmaatschappij om een vergunning voor het aanleggen van stoomtramwegen in de gemeente behandeld. Het gaat uiteraard te ver om de inhoud van vier foliovellen hier in extenso weer te geven. Duidelijk wordt wel dat er geen eenduidige mening. Twee boeren zijn niet 100% tegen, vrezen wel de overlast voor hun vee en vinden de ontsluiting van de dorpen zeer positief. Een grootgrondbezitter is tegen met als argument, dat de wegen die door hemzelf zijn aangelegd maar wel een publieke functie hebben niet zomaar geconfisqueerd kunnen worden voor de aanleg van een tram.
Na veel discussiëren stelt mr. Halbe Binnerts de volgende motie voor: “De Gemeenteraad van Schoterland spreekt de wenschelijk(heid) uit dat de tramlijn Heerenveen-Assen door deze Gemeente worde gelegd en draagt op aan Burgemeester en Wethouders in een volgende vergadering aan den Raad een voorstel te doen van de rigting, welke in het algemeen belang het meest wenschelijk is en het minst bezwaar oplevert voor de landbouwenden’. Deze motie wordt door de voorzitter in stemming gebracht en met algemene stemmen aangenomen.
Waar we niet aan voorbij willen gaan zijn de overwegingen van ‘Het Noord-Nederlandsche Tramweg-Comité’ te Witmarsum, die zich eveneens heeft bezig gehouden met de tramlijn Heerenveen-Assen. Zij reppen in een brief van 22 februari 1884 van drie alternatieven, die de raad van Schoterland bereid is aan te bevelen voor deze route. Dit comité vindt de meest verkieslijke die welke van het spoorwegstation langs de rijksstraatweg tot de (hoofd)brug bij Hotel Jorissen de spoorstaven volgt van de Ned. Tramweg Maatschappij. Daarna dient het door te lopen naar de eerste tolboom (de rijkstol noordelijk van de zandweg) om langs die zand-en grindwegen naar ‘de Tent’ te komen en dan zuidwaarts tot de grindweg ten westen van de ‘witte brug’ en op de berm van de grindweg tot - en daarna- langs de ‘Flapsingel’ tot de grindweg naar Oudeschoot-Mildam. Vervolgens dient het de berm van de grindweg te volgen tot de buitenweg bij de hoek van Nieuwehorne. Die buitenwegroute moet dan verder tot de brug van de Tjonger of de Berkoperbrug en de grens van Ooststellingwerf worden doorgetrokken. Het comité attendeert de gemeente op hun standpunt, dat alles in de berm van de weg moet worden aangelegd. Aanleg op particuliere grond is te kostbaar. Met een breedte van 90 centimeter op de totale breedte van deze weg is dat beter verantwoord. Er blijft voor rijtuigen voldoende ruimte beschikbaar.
Omdat het Comité ook in onderhandeling is met partijen in Wolvega en Peperga en in Drente met Smilde, Assen en ook het Provinciebestuur, die zelfs al subsidiebedragen hebben toegezegd, vraagt ze graag zo spoedig mogelijk een beslissing tegemoet te mogen zien.
Genoeg hierover, de conclusie achteraf is én blijft: de voorgestelde route is er nooit gekomen ! Herkent U het element van ‘de geschiedenis herhaalt zich’ in het nimmer tot stand gekomen treintraject ‘Dronten-Groningen’ langs Lemmer, Heerenveen en Drachten ?
2015, maart 8 - wibbo westerdijk - hip-backup