HIP-TIME MAGAZINE 113
Arm- en Ziekenhuis
Van de huidige inwoners van Heerenveen zullen er steeds minder zijn, die herinneringen hebben aan dit prominente gebouw met een formidabele voortuin. Uiteraard heeft het dit aanzien niet steeds gehad. De reden daarvoor is een simpele: het is begonnen als een gewoon laagbouwpand met zolderverdieping in 1848 en de eerste verdieping is er tussen gezet als een uitbreiding in 1907. De bestemming van de eerste zestig jaar van haar bestaan is geweest: het Hervormd Diaconie Armhuis van de kerkelijke gemeente Aengwirden. In geheel Aengwirden is tengevolge van de verveningen en de nadelige gevolgen daarvan in het midden van de 19e eeuw veel schrijnende armoede ontstaan. De diaconieën van de kerkelijke gemeenten moeten alle middelen aangrijpen om hun doelgroep een minimaal bestaan te garanderen. Naar het voorbeeld van de grote gemeente Schoterland wordt in augustus 1838 door een missive van de hand van de administrerend kerk-en Pastorievoogd van Aengwirden, D.G. Wijndels een plan voor een werk-of armhuis voorgelegd aan de grietenijraad van de burgerlijke gemeente Aengwirden. Zijn college is van mening, dat de hulpbehoevende toestand van de armen het beste kan worden aangepakt door het oprichten van een gesticht, waar hen werk kan worden verschaft. De voogden hebben daarvoor in de Oude Kerkstraat in Heerenveen een aantal pandjes op het oog, die al in hun bezit zijn. Om de kans van slagen te vergroten achten ze een combinatie van grietenijhuis voor vergaderingen, e.d. én werkhuis voor de armen een haalbare optie. Het financiële beheer van de pastoralia maakt het mogelijk samen met grietenijmiddelen voor een oplossing te zorgen.
Eind augustus komt men al tot de conclusie, dat het nut van de koppeling van een grietenijhuis met een arm-of werkhuis niet voldoende is aangetoond. Het voorstel wordt dus in beraad gehouden. De grietman krijgt de opdracht nadere inlichtingen in te winnen over het nut en de voordelen van een dergelijke koppeling. (AEN 26)
Vastgesteld kan worden dat dit voorstel van de Kerk-en Pastorievoogden van de Hervormde Gemeente van Aengwirden niet uit de lucht komt vallen. Bij vergaderingen met floreenplichtigen is in een vroeger stadium al de wenselijkheid te kennen gegeven een algemeen armhuis binnen deze grietenij te stichten. Met name in een vergadering van 24 november 1835 is er al eens over gesproken met de Staatsraad Gouverneur. Het verminderen van de armoede door geregeld werk te verschaffen ‘aan nog werkzame handen’ is het doel. (AEN 68) Meerdere redenen worden aangevoerd om grietenijhuis en armhuis met elkaar te verbinden. Zelfs wordt gesuggereerd een schoolvertrek in het plan op te nemen ‘om altans aan behoeftige kinderen’ te kunnen lesgeven. Bovendien zou dan met geringe kosten een doelmatige scheiding tussen de beide grietenijen worden bereikt. De gouverneur, die al jaren druk uitoefende voor een grietenijhuis van Aengwirden, voert die druk in 1837 op en dwingt het grietenijbestuur alzo contact op te nemen met de kerk-en pastorievoogden. Dat leidt dus tot het koppelingsvoorstel van 29 augustus 1938.
Zelfs na ettelijke bijeenkomsten van de verschillende partijen komen de vertegenwoordigers er niet uit in de periode 1838-1847. Dankzij de doortastendheid en geld van het Polderbestuur van het 4e en 5e Veendistrict komt er wel een grietenijhuis tot stand aan de Fok, waar grietenij en polderbestuur beiden gebruik van gaan maken. Dat speelt zich af in de periode 1841-1843.
Inmiddels blijven ook de besprekingen gaande voor de realisatie van een te stichten armhuis. De bestuurderen kijken daarbij niet op een jaartje, want pas op 16 maart 1847 staat op de agenda van de vergadering met de floreenplichtigen “daarstelling van een gesticht voor de armen der Hervormde Diaconieadministratie in Aengwirden". Met algemene stemmen wordt besloten tot realisatie van een diaconie-armhuis. De uitvoering wordt gedelegeerd aan Pastorievoogdij van Tjalleberd c.a., die beginnen met een voorlopige college van regenten met als opdracht het ontwerpen van een reglement. Als doel wordt geformuleerd: “het daarin zo veel mogelijk opnemen van de Diaconie Armen der hervormden van gezegde Grietenij" onder dagelijks toezicht en leiding van een vader en moeder. Het definitieve College van Regenten moet bestaan uit twee leden van het grietenijbestuur, twee voogden van de Pastorie van Tjalleberd c.a., twee leden van de kerkenraad van de Hervormde Gemeente Tjalleberd c.a. en een secretaris-boekhouder. Voorts worden vier regentessen benoemd, belast met het toezicht op de huishoudelijke en hygiënische aspecten van de bedrijfsvoering. Voor de funderingen van het te stichten armhuis wordt aangezocht aannemer Karel van Tongeren, wonend op de Fok, maar daarover ontstaat een geschil. Niettemin wordt vanaf 12 november 1848 het nieuw gebouwde gesticht aan de Pastorielaan te Heerenveen in gebruik genomen. Sindsdien is er door de regenten, regentessen, vader en moeder veel opgetekend over de gang van zaken in het armhuis. Deze stukken zijn geordend in een inventaris van de kerkelijke gemeente Tjalleberd c.a. en dan met name in het Gedeponeerde Archief van het Arm-en Verplegingshuis te Terband (Aengwirden). Het enige wat dus nog niet is tot stand gekomen, is een volledige geschiedschrijving van dit armhuis met alle aspecten van deze instelling. De burgerlijke gemeente heeft in haar archief uiteraard eveneens gezorgd voor een registratie van de bevolkingshuishouding, ook over die van het armhuis/verpleeghuis.
Een complete verandering ondergaat het armhuis vanaf 2 mei 1907. De pastorievoogden krijgen dan vergunning voor het verbouwen en vergroten van het diaconie-armhuis tot een inrichting voor armen-en ziekenverpleging. Het is het resultaat van jarenlang overleg nadat freule De Vos van Steenwijk in 1898 om gezondheidsredenen moest besluiten met haar particuliere ‘ziekenhuisje’ aan de Verlengde Dracht te stoppen. Het is de Heerenveense bevolking eerst niet gelukt haar initiatief over te nemen en dat kleine ziekenhuisje voort te zetten, ondanks de pogingen van een voorlopige commissie tot instandhouding van het ziekenhuis te Heerenveen én de inspanningen van de “Vereniging tot Ziekenverpleging”. Laatstgenoemde Vereniging laat zelfs statuten maken, vraagt subsidies aan van de rond Heerenveen liggende gemeenten, doch deze willen of kunnen niet voldoende steun bieden om de doelstellingen van de Vereniging tot uitvoering te brengen. Eind 1899 geven de Provinciale Staten na een uitvoerige discussie evenmin haar fiat en is het - voorlopig - einde verhaal.
Het is de hervormde predikant Ds. P.J.D. van Slooten geweest, die de pastorievoogden wist over te halen een ziekenverdieping van 30 bedden in te richten. Deze uitbreiding komt tot stand onder architectuur van aannemer K. R. Post. Op 2 maart 1908 wordt de opening met vertoon gevierd en op 3 maart komt de eerste patiënt. Dat jaar nog worden er 45 patiënten verpleegd. Uit de summiere berichtgeving uit die tijd is bekend, dat directrice wordt zuster M. de Boer, opgevolgd door zuster J.J. van der Merm. Chirurgen zijn vanaf het begin: dr. J. de Graaff, dr. G.H. de Kleyn en dr. van Schaik. Er was sprake van een moeizame exploitatie met een diepe crisis in 1911. Doch dan wordt opgericht een vereniging op ’algemene grondslag’, die gebouw en inventaris overneemt en een jaarlijkse subsidie krijgt van de pastorievoogden. De notariële stichtingsdatum van deze vereniging wordt 11 mei 1911.
In 1912 - met ingang van 15 april 1912 is zuster Telina Dijkstra benoemd tot directrice - zijn er 91 patiënten verpleegd met 2944 verpleegdagen. In het bestuur zitten: jhr. J.M. van Beyma (burgemeester van Aengwirden), J.H. Bekkering (accountant-administrateur), A.G. Gabriëls (hoofd roomse school), R. Nijk Hzn (onderwijzer), mw. T. Boschloo-Pothaar, mw. M. Verkouteren-Cramer, mw. M. Mebius-Groen, S.W. Taconis (confiseur) en Douwe van Dijk, secretaris-penningmeester.
De financiële commissie wordt bemand door mr. W.H. de Gréve, directeur van Mispelblom Beijer; A.J. Overdiep, directeur kassiers Terlet en Overdiep; H. Woldring, boekhandelaar; dr. C.E.Peters, arts; ds. S.D.A. Wartena, doopsgezind predikant, en Nicolaas Bakker, wolhandelaar en raadslid.
In 1916 is er reeds sprake van een noodzakelijke uitbreiding, welke uiteindelijk pas in 1929 wordt geëffectueerd met de nieuwbouw aan de Thialfweg. Het armhuis blijft als zodanig in gebruik, maar bij de Heerenveen-één samenvoeging wordt besloten dat Heerenveen te klein is voor twee armenhuizen. In 1934 gaat het diaconie-armhuis van Terband dicht en gaan de resterende bewoners over naar het - van origine Schoterlandse - Nieuw Friesburg.
Door deze veranderingen gaan de pastorievoogden zich herbezinnen en besluiten in 1937 tot de verhuur voor een periode van vijf jaar aan de gemeente Heerenveen. Deze bestemt het tot Centrale Werkplaats voor jeugdige werklozen, waar werkloze jongeren van 14 tot 24 jaar de gelegenheid wordt geboden hun op de ambachtsschool opgedane vakbekwaamheid op peil te houden. In het Nieuwsblad van Friesland en in Van der Schaar’s Advertentieblad lezen we met enige regelmaat berichten van de Centrale Werkplaats over projecten (aanleg speelplaats; verbetering zwembad, verloting producten); begeleiders (J. Woltman, A. Brouwer, F. Wierda, J. Hospes); vormingsaktiviteiten (toneel en cabaret).
In het oorlogsjaar 1942 sluit de Pastorie van Tjalleberd c.a. met het bestuur van de Vereniging “Ambachtsschool Heerenveen e.o.” een huurovereenkomst voor een jaar om in het gebouw lessen te kunnen geven. De duitse bezetters hebben dan namelijk aan de Burgemeester Falkenaweg een aantal lokalen gevorderd. In een ander gedeelte van het armhuis heeft boekbinder S. Sijtsema een ruimte gehuurd om zijn werk te kunnen voortzetten. Ook zekere H. Kluwer, die in het adresboek 1938 staat vermeld als betonwerker, huurde een flink deel van het gebouw voor langere tijd.
De grootste verandering wordt in gang gezet in mei 1945 als Tj. Smit, eigenaar-exploitant van de elektrische timmerfabriek “De Concurrent” te Rauwerd bij een bezoek in Heerenveen komt rondkijken naar een gebouw, dat geschikt is voor zijn timmerbedrijf. Hij wil zijn bedrijf, dat al bijna een kwart eeuw bestaat als ‘machinale houtbewerkingsbedrijf Smit en Douma’ graag verplaatsen van Rauwerd naar Heerenveen. Het voormalige ziekenhuis lijkt hem erg geschikt en hij neemt contact op met de directeur gemeentewerken Ir. D.S. Visser. Deze is het wel met hem eens, maar vertelt dat het gebouw eigendom is van de Pastorie van Tjalleberd. Smit neemt direct contact op met de voorzitter van de pastorij-administratie B.S. Woudstra, die hem adviseert een schriftelijk verzoek te richten aan het bestuur. Smit doet dat en vraagt naar de mogelijkheid van koop, maar als dat niet mogelijk blijkt wil hij graag huren voor langere tijd. Smit en het bestuur van de Pastorie-administratie komen voorlopig een contractduur van drie jaar overeen, maar in oktober 1945 komt Smit met het verzoek voor een langere periode, omdat hij nogal wat investeringen moet doen om het geschikt te maken. Hij zou graag minimaal 10 jaar huren en - zo mogelijk - bij verkoop het recht van eerste koop contractueel vastgelegd zien.
Het Kerkelijk Archief no. 1799 beschrijft de huurovereenkomst voor 10 jaar, uitgaande van een jaarlijkse huur van 1404 gulden (van 1 augustus 1946 tot 1 augustus 1955. Het gaat dan om het complex van kad. Tjalleberd, sectie A., no. 7863 (deels) met een grootte van 29 are en 45 centiare. Wel moet hij nog de padvindersgroep tijdelijk gedogen voor fl.2,50 per bijeenkomst op de zolderruimte. Bovendien blijft de operatiekamer en het westelijk daarvan liggende vertrek buiten de verhuur voor de vergaderingen van notabelen en pastorievoogden en hun archief. Ook is uitgesloten het terrein aan de zuidkant van het gebouw, waar een schuur staat die dient als bergplaats voor de pastoriegoederen. De serre, waar het glas al uit is, wordt eerst door de verhuurder nog afgebroken.
De firma heeft kennelijk zijn zinnen op de fabriek dermate ‘dwingend’ aan de pastorievoogden voorgelegd, dat deze besluiten de taxateur G.K. van der Veen uit Hardegarijp te verkoopwaarde van het voormalig ziekenhuis vast te stellen. Hij rapporteert op 26 september 1948. Het bestuur neemt het advies serieus en bij de akte van koopovereenkomst met de firma Smit en Wester komt het tot een transactie, waarbij A-8040 deels (groot 28 are 40 ca) op 18 december 1948 voor fl.18.000,- van eigenaar wisselt. (K.A. nr. 1801) Het lukt de heren Smit en Wester om een borg te vinden en een brandverzekering af te sluiten bij de ‘Woudsend’.
Aanvankelijk is de Firma Smit en Wester gevestigd op het adres: Pastorielaan 55, later na 1950 op de Pastorielaan 36 en na de volledige aanleg van de Zonnebloemstraat tot aan het ziekenhuis Tjongerschans in 1956/57 op de Pastorielaan 8. Dit alles als gevolg van rigoureuze vernummeringen. In een Nieuwsblad van Friesland van 30 december 1950 wordt de fa. Smit en Wester ook als timmerfabriek ‘De Concurrent’ betiteld, terwijl in 1962 de firma aan haar naam ook de letters ‘c.v.’ (commanditaire vennootschap) toevoegt.
Naast de vele advertenties om personeel vinden we soms ook berichten over de aktiviteiten, die zich afspelen in de fabriek. Zo meldt de Hepkemakrant van 8 mei 1950, dat de houten kramen (‘disjes’) op de Heerenveense zaterdagmarkt van het fabrikaat Smit en Wester zijn. De Friese Koerier krijgt er lucht van, dat het succesvolle jeugdzeilbootje van de Flitsklasse in Heerenveen als bouwpakketten worden vervaardigd en er zelfs drie worden afgeleverd, samen met een kant-en-klare Flits van de Firma R. Wester en Zonen van de Scheepswerf De Pôlle te Grouw, in het verre Amerika. (1959).
Overigens is er ook sprake geweest van tegenslag, waar ook de kranten een fijne neus voor blijken te hebben. Zo is de Leeuwarder Courant de berichtgever van de inbraak in de timmerfabriek via het dak en een raam in de nacht van donderdag 22 op vrijdag 23 november 1979. De geforceerde brandkast levert de dief drie honderd gulden op.
In de zomer van 1990 verruilt de meubelfabriek Poortinga haar werkplaats in Heerenveen-Zuid voor het karakteristieke pand van de firma Smit en Wester, die zijn bedrijf beëindigd aan de rijksweg Heerenveen-Wolvega. In juni 1993 breekt er in de lakkerij van Poortinga brand uit en wordt het gebouw deels verwoest. Aanvankelijk wordt ervan uitgegaan, dat de verzekering herbouw mogelijk maakt, maar daar komt het niet van. Poortinga wijkt uit naar Wolvega. In de nacht van 1 maart 1995 maakt een tweede brand aan het leegstaande oude ziekenhuis een definitief einde. Eigenaar is dan al enige tijd het bouwbedrijf Van der Werf uit St. Nicolaasga, die plannen klaar heeft om te renoveren maar wegens instortingsgevaar ook de muren moet laten slopen. Ter plaatse wordt tenslotte in 1997 door Van der Werf een complex van 16 luxe koopappartementen in vier lagen gebouwd en in de markt gezet door Makelaardij Hoekstra. In 1998 wordt het complex ‘Vijverburcht’ opgeleverd.
2015, augustus 9 - wibbo westerdijk - hip-backup