HIP-TIME MAGAZINE 14
Breedpad / Veenscheiding omstreeks 1900
De zakelijke feiten van deze prentbriefkaart zijn, dat boekhandel Gerben Brouwer verantwoordelijk is voor de uitgave. Wanneer precies zal misschien zijn af te leiden uit het nummer 6031, maar daar hebben wij geen informatie over. Wel weten we dat deze ansicht is verstuurd uit St. Johannesga met stempel 2(0.5.09) en stempel uit Wolvega 21.5.09. Het is geadresseerd aan Jantje Mulder, p/a WelEdHeer van Lis, Notaris, Wolvega en verzonden uit Rotsterhaule door iemand die met twee onleesbare initialen ondertekend. Het gaat over een pakketje, dat zaterdag met de post of v.d. Veen zal komen. Eerder in 1985 neemt uitgeverij Noorderboek/Groningen op bladzijde 9 van het fotoboek “Herinnering aan Heerenveen” het op in haar Plaatsen/Platen-reeks.
Een heel enkele keer raken zelfs de prentbriefkaartenuitgevers wel eens in de war door de minder accurate wijze waarop de gemeenten en de plaatselijke pers de straatnaamgeving hanteren. Hun fotografisch oog echter voor een boeiend beeld heeft daar evenwel beslist niet onder geleden. De Veenscheiding ligt er spiegelend bij in de morgenzon. De kade ziet er fantastisch uit; het zal ongetwijfeld nog maar kort geleden zijn dat daar een flinke infrastructurele ingreep heeft plaatsgevonden. De bolders voor de zware trossen van de aan te leggen beurtschepen - op z’n minst een tweetal - zullen pas in de middag worden gebruikt. Het lijkt erg aannemelijk, dat ondernemer T. Herschoe, opvolger van J. Mast, op zaterdag via de Tjonger met de stoomboot “Harmonie” zijn beurtveer van Echten/Delfstrahuizen daar zal afmeren. Hij heeft in 1893 toestemming gekregen van de heer Engelen, eigenaar van vaart en wal. De beschoeiing aan de Nijehaskerkant met de haag langs het tuinperceel van de brugwachterswoning ziet er eveneens zeer verzorgd uit.
Het perspectivisch verdwijnpunt van de beide oevers van de Veenscheiding wordt ruim 1200 meter westelijk nog net gemarkeerd door de windpoldermolens ‘Veenzigt’ en ‘Vooruitgang’, die vanaf 1860 tot in de dertiger jaren van de vorige eeuw het achterliggende polderwater in Veenscheiding en Engelenvaart storten. (www.molendatabase.org)
Wat is toch die drukte langs het Breedpad ? Zou het de fotograaf zijn die vanuit de verte in zijn bezigheden wordt bekeken, omdat hij het misschien waagt de zondagmorgen te ontheiligen door zijn ‘kiekkast’ op te stellen ? Duidelijk is dat het rijwiel zijn intrede heeft gedaan. Kan dat de heer Johannes Plet, de veearts, zijn, waarvan bekend is dat hij een fervent fietser is ? Hij woont sinds 1895 in het huis waar voordien Johannes van de Sluis, fabrikant en koopman, zijn domicilie heeft gehad - halverwege deze ‘beenbrekerskade’. In september 1899 schrijft de journalist van het Nieuw Advertentieblad namelijk in zijn rubriek ‘Van Frieschen bodem’, dat de bewoners van deze buurt in hun strijd om betere bestrating hulp krijgen van buiten. Logé’s van bewoners zijn hier geweest en beklagen zich bij hun familie over de slechte toestand door hun brieven te adresseren: Heerenveen, Beenbrekerskade. Laat de post die brieven nu bezorgen op ... de Konijnenpolle, zoals deze straat in de volksmond ook wel wordt genoemd.
Merkwaardig is dat zelfs zo’n doorlopende straat toch nog weer in ‘mootjes van belangrijkheid’ wordt gehakt door de Schoterlandse bestuurderen. Zo wordt op 30 augustus 1890 door twee ambachtlieden op basis van bestek en voorwaarden een gedeeltelijk nieuwe houten walbeschoeiing langs de Veenscheiding aangenomen voor 539 gulden.
Enkele jaren later - in 1904 - wordt voor het westelijke deel van het ‘pad’ verbetering van pad en wallen gevraagd en van het brugje over de Kempenaerswijk. De aktiegroep onder aanvoering van veearts Plet krijgt dan te horen, dat er een grotere bijdrage wordt verwacht van de eigenaren. Die delen van pad en wallen zijn nog niet overgedragen aan de gemeente. Dus stelt de gemeente dat zij wel meer willen investeren, maar dan moeten zij ook de zeggenschap krijgen over de eigendomsrechten. Het brugje over de Kempenaerswijk wordt toegeschreven aan houthandelaar van Riesen, die slechts 300 gulden voor het onderhoud bijdraagt, terwijl het brugje wel door 40 gezinnen op de Badweg en verlengde Breedpad wordt gebruikt. De gemeentelijke begroting meldt voor het brugje alleen al fl.1100,-. De uiteindelijke deal wordt een afgeslankte begroting en overdracht van de eigendomsrechten.
Een van de oudste goed gedocumenteerde locaties is het eerste huis links op de foto. De twee gevelornamenten vertellen het verhaal van de stichting: “1760 DEN 15 JULIJ LAG DIRK NANNES DRIJFHOUT DE EERSTE STEEN VAN DESEN HUISE”. Het huis wordt in 1761 in gebruik gegeven aan de Nederlands Hervormde Kerk als ‘pastoriehuisinge’. De eerste predikant, die er mag wonen, is Ds. A.M. Mebius (1761-1768). Na aankoop door de kerkvoogdij blijft het pand tot 1889 in gebruik als pastorie, overigens zeer tegen de wensen van Ds. J.F. Corstius (1854-1882) in. Sinds de overdracht aan Leopold Hergarden, koopman en bierhandelaar, is het familiebezit gebleven.
Direct westelijk van Hergarden is een nauwe doorgang tot een groepje woningen. Die krijgen veel later bekendheid door de dagboeken van oud-bewoner Harmen Anskes Dijkstra (1881-1944). Hij schrijft na zijn pensionering zijn herinneringen op van een leven als armhuisbewoner tot directeur sociale zaken. Dijkstra beschrijft dat zijn ouders verhuizen van ‘t Meer naar de Konijnenpolle te Heerenveen: een achterbuurt waar families samenhokken die om de een of andere reden geen woning aan de betere straten kunnen krijgen. Zijn ouders - zeer vroom en aanhangers van de Feitskerk maar straatarm - komen te wonen in het armste gedeelte. Hij geeft een bonte schets van alle bewoners uit de beginjaren ‘80 van de 19e eeuw. Daaronder zijn zwak-sociale gezinnen, kolonieklanten, minnaars van de drank, etc. Oud-vervener Adam Klazes Korf int de huur van deze 10 à 12 éénkamer-woninkjes. Na de dood van zijn vader verhuist Harmen met zijn moeder naar het Roode dorp in een diaconiewoning van de N.H. Kerk.
Met het stichten van de Bouwvereniging Heerenveen op 4 augustus 1906 komen er plannen voor de bouw van betere arbeiderswoningen volgens de woningwet. Een onteigeningsprocedure opent mogelijkheden om de huisjes van Korf te vervangen en in aantal uit te breiden tot de aanleg van de Van Cuyckstraat. In 1911 worden daar een twintigtal woningen gebouwd. De Waterleidingkaart van 1913 brengt dat prachtig in beeld inclusief de kadastrale nummers.
Na de toegangssteeg naar de achterliggende huisjes is het eerstvolgende pand de winkel van Hendrik Gerbens Scheepstra, die rond 1903 eigenaar is geworden door het te kopen van de Pieter Adams Korf. Scheepstra wordt koopman genoemd en hij zorgt ervoor dat de drie panden - langs Veenscheiding richting zuid - in een herbouw worden samengevoegd. Het kenmerkende pand met het hoge uitgebouwde raam op de hoek van de zolderverdieping documenteert Dick M. Bunskoeke op 2 maart 1988 in zijn rubriek “Ut it Feanster Printeboek” in De Koerier. De slagerij van Siemon Cuiper - met naambord boven de toegangsdeur - krijgt in de beginjaren 1900 grote bekendheid.
Aan de overkant van het water zien we nog juist een stukje van de koemelkerij van Hans van der Vlugt. Het blijkt bereikbaar - althans volgens een bericht in een krant van 1883 - via de Pottebakkerssteeg. Het destijdse nummer 1 krijgt bij een omnummeringsoperatie van Haskerland in 1911 het huisnummer 7. Het zou niet bij één verandering blijven.
Zelfs zien we een glimp van de naar het water gekeerde gevel van het ‘zuurkoolpakhuis’, dat daar sinds 1893 monumentaal aanwezig is geweest. De firma Bernard Sievers heeft het uit economische motieven op het stationsemplacement laten bouwen. De loskade voor zijn bedrijf en volgende gebruikers heeft bij het scheepvaartvervoer zijn waarde meer dan bewezen
2012, juni16.-wibbo westerdijk-hip-backup