HIP-Time Magazin 23
Dracht 1904
Het is ongelofelijk wat mensen beweegt om in 1904 zo massaal de straat op te gaan om in ‘vredesnaam’ maar op de foto te komen. Het excuus zal wel zijn, dat het een prachtige zomerse dag is waarin de zon praktisch van zuid naar noord het eerste stukje van de Dracht laat zien en misschien heeft de fotograaf ook wel gevraagd om op te treden als passant. Is de argwaan van de rechtse dame echt of gespeeld? Ze heeft in ieder geval geen aandacht voor de uitstalling in de etalage van de winkel van Hans, Sipke en Jacoba Tammes Keimpema (nr. 220 in de periode 1903-1910), die nog maar net hun vader zijn opgevolgd in de galanteriewinkel, waar de 'bakjeskooplui' hun waren gewend zijn te kopen. In 1910 wordt dat vernummerd naar 215. Hans is dan degene die in de Personele Omslagen wordt aangeslagen (1914-1920). Later is het de drankwinkel - in 1921 vernummerd tot nr. 210 - van G. Wind, die er van 1920-1929 een bestaan probeert te vinden. In 1929 verplaatst kapper G.F. Schermer zijn salon voor ‘scheren en haarsnijden’ van nr. 207/boven naar dit adres nr. 210, waar hij ook rookartikelen gaat verkopen.
Bij de volgende winkel zal de interesse van de omziende dame ongetwijfeld gewekt worden door het assortiment van manufacturenhandel Meindert Josephs Witteveen, wiens reclamebord aan de gevel tevens is gericht op ‘mantels’. Begonnen in de Vermaningsteeg in 1883 zit hij zit hier al een flink aantal jaren - eerst als huurder vanaf 1884 en omstreeks 1893 heeft hij het gekocht van koopman Jozef Padberg. In 1905 vindt er door architect H.J. Voogden uit Zwolle een ingrijpende verbouwing plaats, hetgeen blijkt uit een gedenksteen in de gevel. Het pand wordt in de periode 3 juli tot 15 october 1905 afgebroken en herbouwd in de stijl van de Jugendstil. De benedenverdieping met drie grote ramen en een deur is indrukwekkend versierd. (Bouwvergunning 157, d.d. 3-6-1905) Dochtertje Geertruid van vier jaar mocht die eervolle eerste steen plaatsen. (nr. Dracht 7, A-199), later spreekt men door de grootte van het pand van de “grote Berkemeijer”. Overigens is Meindert Witteveen met zijn inzet als voorzitter van de katholieke vereniging St. Vincentius à Paulo te kenschetsen als een betrokken katholiek. De doelstelling om de armen van zijn gemeenschap tot steun te zijn o.a. door het houden van verlotingen, spreekt hem kennelijk wel aan.
Onvoorstelbaar groen is het voor Dracht nr. 5 die zomer. Het ontneemt ons volledig het zicht op de rest van de bedrijven, winkels. En toch zijn het slechts twee linden, zoals op andere foto’s duidelijk is te zien. Ze staan voor de “kleine Berkemeijer”. Daar wonen in 1904 de ongehuwde zusters Petronella (1835) en Joukjen Jans Braaksma (1840).
Richt U uw blik nu eens even op dat apart vormgegeven wandelwagentje waarmee het 10-11 jarig meisje haar zusje over de bestratingssteentjes voert. Lijkt het net óf is het zo, dat het een dubbelwagentje (rug-aan-rug) is met voetensteun? Ze zijn in ieder geval wel zo slim, dat ze de keienbestrating van het middengedeelte zorgvuldig mijden. Verder valt ook het prachtige gietijzeren gevelgasornament op.
Aan de westkant van de straat is de gevelwand bijzonder interessant en dan voornamelijk omdat het begint met die schitterende klokgevel van de Tabaksfabriek De Rookende Moor van de familie Taconis met gebeeldhouwde, segmentvormige afdekking en aanzetkrullen uit 1741. Helaas kunnen we nu niet meer genieten van dit fraaie stukje oude bouwkunst, welke in 1930 nog in volle glorie valt te bewonderen. Nog steeds is niet duidelijk, wanneer het definitief is verwijderd ten gunste van een zakelijke gevel. Waarschijnlijk in 1939 bij een grootscheepse verbouw.
Iedereen weet inmiddels, dat hun perceel van de Dracht volledig de noordwand van de Munnikssteeg inneemt. Aan de Drachtzijde de winkel en de bovenwoning en achter bij de Molenwijk de fabriek met de machinerieën. Die steeg is van zeer oude datum; het is de eerste steeg ten zuiden van de Compagnonsvaart, waaraan in de loop van de tijd meerdere namen zijn gegeven. De oudste is vermoedelijk ‘Boelesteegh’ (genoemd in 1716), omdat er een kastelein Boele Jans op een van de hoeken zijn etablissement moet hebben gehad. Ook komen we de naam ‘Wijde Steeg’ en ‘Oude Vermaningsteeg’ tegen. In 1764 wordt door mannen van de Mennonyte gemeente een ‘huysinge c.a., waarin de Mennonyte Leere is gehouden geweest’ verkocht op de ‘wijkswal agter de Dragt op ‘t Heerenveen’, waarbij de Oude Vermaningsteeg ten Noorden ligt. Verreweg de bekendste naam is echter de Munnikssteeg. Hendrik Munniks, vervener en lid van de grietenijraad na 1811, woont in het pand van 1773 tot 1817, welke door Hendrik Taconis wordt gekocht ten behoeve van de stichting van een tabakskerverij voor zijn zoon Simon. Deze noemt zich al vrij spoedig ‘tabaksfabrikant’. De gehele 19e eeuw is dit perceel de economische basis voor de generaties Taconis. Het stoomtijdperk en de daarmee gepaard gaande ambachtelijke industrialisatie gaat zeker de vooruitstrevende Taconisfamilie niet voorbij. Zij richten daarvoor graag een deel van de bebouwing aan de Molenwijk in, zorgen voor de bouw van de nog steeds kenmerkende schoorsteen en treffen een overeenkomst met de grutterij van buurman Mollema. Deze kan via een ‘gat’ in de muur gebruik maken van de aandrijving door riemen van de stoommachine voor de maalmachines in de grutterij. In 1900 woont Johannes Hendriks Taconis er nog, maar in de volgende jaren ontwikkelt hij het plan om in Oranjewoud een villa te laten bouwen. Dat gebeurt in 1906 en het wordt een buitentje in de stijl van de heersende mode van de Jugendstil: “Blau Hûs” naar ontwerp van de architect Andries van Driesum.
Naast de Tabaksfabriek exploiteerde op huisno. 369 in 1904 Molle Mollema een grutterij, een bedrijf van meer dan een eeuw oud op dat ogenblik. Wobbe Molles, na 1811 Mollema, is in 1782 al vanuit Aengwirden naar het bedrijf van Wijnolt Kuipers gekomen, omarmt in de Franse tijd het nieuwe bewind en vervult daarvoor bestuurlijke functies, verliest aan dat bewind in 1813 door krijgsgevangschap en overlijden zoon Elbertus waarover de familie pas in 1825 absolute zekerheid krijgt van de instanties van die tijd. De stamboom blijkt sterk, want steeds weer is er een opvolger in het bedrijf en daar komt pas een eind aan als Reitze Keizer, koopman in manufacturen, het pand kan overnemen rond 1909. Jarenlang heeft magazijn ‘De Duif’ aan de gevel haar opvallend symbool aan het publiek getoond.
De Hepkemakrant onthult in haar krant van 12 september 1903 een overlevering uit de Franse tijd, die door de familie Mollema al die generaties is gekoesterd. Tussen twee vertrekken - waarboven de zolder en beneden de kelder - is tijdens een verbouwing een kleine ruimte aangetroffen, die gediend heeft voor het verbergen van een vluchteling. De ongezonde ruimte is via een luik op de zolder bereikbaar geweest om erin te klimmen en via een luikje in een bedstede om voedsel aan te reiken. Wie er ooit in heeft gezeten, vermeldt de historie jammer genoeg niet.
Voor deze bijdrage duiken we ook nog even in de geschiedenis van het lage derde pand vanaf de Munnikssteeg.
Bij de eerste beschrijvingen van het kadaster uit 1832 blijkt het te worden bewoond door bakker Tjepke Taconis, eveneens een zoon van Hendrik Taconis, bakker op de Vleesmarkt. Tjepke Taconis oefent hier tot de middenjaren vijftig van de 19e eeuw zijn bakkersberoep uit om door een winkelier - Halbe de Vrieze - te worden opgevolgd. Per 12 mei 1860 vestigt de arts Joannes Willem Groeneboom er zijn dokterspraktijk voor langere tijd. In het bevolkingsregister, welke de periode 1900-1910 administreert, is de naam van de hoofdbewoner Tjebbe Boonstra, die als kleermaker de kost verdient. Een bewoner die de oudere bewoners ongetwijfeld nog vertrouwd in de oren klinkt is Jan Alberts Vrind, die als koopman in granen, meel en grutterswaren zelfs in het adresboek van 1960 nog voorkomt. Inmiddels is het adres geëvolueerd tot Dracht no. 18 en het bedrijf tot ‘dierenspeciaalzaak’. En dat nummer paste tot voor enkele jaren op de bloemenwinkel ‘De Zilveren Roos’. Speciaal voor de ouderen is er nu: FiftySix !!!
De panden op dit fotonr. 175, welke in de richting van de hoofdbrug - thans overkluizing - nog volgen zijn historisch minstens zo interessant maar komen ongetwijfeld nog wel eens aan de orde bij de beelden van een andere foto.
Oh, ja, welke directeur van gemeentewerken haalt het nou in 1953 in zijn hoofd om een reeds eeuwen bestaande steeg - zonder de historisch geïnteresseerde betrokken inwoners te raadplegen - middels een simpel briefje aan B. en W. om te dopen in ‘Munnikstraat’ ? Zelfs tegen alle taalkundige regels in met één enkele ‘s’, terwijl dat er twee moeten zijn !!! Gelukkig toont de ‘volksmond’ meer piëteit jegens de historie van dit ‘stadsdorp’!
2012, augustus 19 - wibbo westerdijk - hip-backup