Historie in beeld
HIP-TIME MAGAZINE 39
Je kunt alsnog plaatsvervangend jaloers zijn op het watertorenpersoneel van Heerenveen (1956), die eigenlijk in elk jaargetijde een fantastisch uitzicht heeft gehad naar alle windstreken. De fotograaf (Jaco Bleeker), die toestemming heeft gekregen om dat moois vast te leggen, moet euforisch, watertandend en likkebaardend op die hoogte zijn werk hebben gedaan. Bij dit bezoek is de camera gericht geweest op het westelijke deel van Heerenveen met als gevolg dat de Jousterweg door Oudehaske vlak onder de horizon het beeld bepaald. Uiteraard vervagen daarbij de details van die lange lintbebouwing.
De landerijen die nu de ondergrond vormen van de wijk ‘Nijehaske’ verraden een moerassige samenstelling. De lichtgekleurde banen mag u gerust vertalen als ondergelopen land. Plaatselijk historicus A. Taconis schrijft in 1957 aan J. Hospes te Den Haag, dat aan te nemen valt dat de vervening rond 1718 in dat gebied al is afgelopen en hij verwijst daarbij naar het reeds voorkomen van een boerderij van een voorouder van hem ter plaatse. De ‘Heerenwalster polder’ is opgericht in 1720 voor 50 hectare gebied, verliest bij de aanleg van het spoor in de jaren 1867-1868 ruim elf hectare. En hoewel de spoorwegen volgens de wet zijn vrijgesteld van de waterschapslasten, krijgt de polder destijds toch een behoorlijke afkoopsom van de spoorwegen. In 1961 is volgens Taconis de polder opgeheven. Een “ Administratieboek van de Nijehaskerpolder achter de Herenwal” over de periode 1797-1961, is in 1995 overgedragen ten behoeve van de archivering van het waterschapsarchief uit deze omgeving.
Van links naar rechts ziet U de spoorportalen het baantracé markeren. Geheel links, achter het witte ‘zuurkoolpakhuis’ zijn eveneens goed waarneembaar het bedieningsgebouw voor de spoorbrug en de dienstwoningen van het personeel. Staan die panden op het grondgebied van Haskerland, of loopt de grens juist ten westen in of langs de spoorsloot ? Het kan bijna niet anders of de mensen moeten zich Heerenveners hebben gevoeld. Je vraagt je af hoe de werklieden en de bewoners hun onderkomens konden bereiken: langs een voetpad bij de spoorlijn langs naar het stationscomplex of met een bootje naar het Breedpad ? Na tips van Richard Hoekstra en Piet van der Land, mede-werkgroepleden van Oud-Heerenveen, blijken de adresboeken van Heerenveen sinds 1936 aan het Breedpad twee even nummers (4 en 6) te hebben. De zuidkant van Breedpad/Veenscheiding kent alleen oneven huisnummers. Kijken we dan naar de beroepen van de op nr. 4 en 6 huizende bewoners dan blijken dat inderdaad ‘spoormensen’ te zijn. In het geval van ons beschrijvingsjaar 1956 raadplegen we de adresboeken van 1954 en 1960. In beide gevallen woont op Breedpad nr. 4 de blokwachter der N.S. de heer Dirk Bergsma en op nr. 6 de brugwachter der N.S. de heer Willem Kalsbeek. Deze vertrekt op 29 juli 1971 naar de Jousterweg 5 en de beide huizen worden afgebroken. Het bestemmingsplan ‘Nijehaske’ dateert van 1972. De woningkaart van Breedpad nr. 2 noemt het dienstgebouw: seinhuis. Het grote aantal volkstuintjes aan de westkant van de spoorbaan, welke te zien zijn op een luchtfoto van 1964, wijst o.i. op bereikbaarheid via een voetpad langs de spoorbaan vanaf het station.
In een dossier “Delen van het gemeentelijk gebied (o.m. begrenzing dorpen:dorpsnamen) 1951-1980” hebben we gelezen, dat de eerste opschuiving van de grens met Haskerland pas is geweest in 1951. Het is toen verlegd naar de sloot of wijk die ten westen van het begraafplaatsje van Nijehaske van de Jousterweg naar de Veenscheiding loopt. De doortrekking van de Engelenvaart naar het noorden (Heerenveenster Kanaal) heeft in 1969 de grens opnieuw doen opschuiven, maar nu naar dat kanaal.
Eén van de N.T.M.-loodsen is grotendeels waarneembaar juist boven de boomkruinen in de tuin van meelhandelaar Kuiper aan de eerste Heerenwal, die meent in 1941 de rechterhelft van de pui voor economisch gebruik geschikt te moeten maken door twee ramen te veranderen in een brede deur om vrachtwagens toegang te kunnen geven in het pand te laden en lossen. Gelukkig heeft een naamgenoot die architectonische vergissing onlangs kunnen en mogen terugdraaien en het bijna classicistisch aanzien kunnen herstellen.
Wanneer we nu even de aandacht verleggen naar het linkermiddendeel van deze foto no. 262, dan valt heel erg op de schoorsteenpijp van de voormalige tabaksfabriek van Taconis. Rechtsbeneden daarvan zien we de talloze deuren van het garagecomplex van Johannes Wierda met bijna aansluitend daaraan de woningen en het bedrijfspand van de elektro-techniker S. Posthuma aan Breedpad en Gedempte Molenwijk. De achterkanten van de Breedpadpanden zijn niet zozeer mooi, dan wel bijzonder voor de mens, die daar nimmer toegang heeft gehad. Uit een Heerenveense Courant van 1977 lezen we bijvoorbeeld, dat slagerij Otto Hoekstra aan het Breedpad 13 dankzij het ook eigenaar zijn van het naastgelegen pand no. 15 (het oude achter-tuitgeveltje is goed te zien) een uitbreiding van het bedrijf kan laten realiseren door aannemer Telgenhof en verder gespecialiseerde aannemers. Er wordt gesproken van een uitbeenhal, worstmakerij met volautomatische rokerij, een ruimte voor het vacuümverpakken en inblikken, een afdeling voor de vlugklaarsector, een kantoor en een kantine met douches. Op deze foto is daarvan dus nog niets te zien. Ook de achtergevel van de vestiging van de Rotterdamsche bank N.V., die in 1956 nog volop functioneert, komt hier goed in beeld. A. Kuiper, accountant, heeft dan nog zijn bedrijf óf aan de Azaleastraat 35 (1954) óf aan de Van Maasdijkstraat 41 (1960)
Eigenlijk missen we op deze foto de ‘eyecatcher’ van het begin van de Dracht - de halsgevel met gebeeldhouwde, segmentvormige afdekking en aanzetkrullen, waaronder, op de draagstukken: het jaartal 1741 - . van de Rookende Moor. Maar ja ... de eigendomsverhoudingen veranderen. Op 6 maart 1939 krijgt R. Keizer vergunning om Munnikssteeg nr. 2 grondig te verbouwen. Het plan behelst het bouwen van een winkelpand met achter-en bovenwoning met een totaaloppervlakte van ± 288 m2. De “Provinciale Adviescommissie ter wering van inbreuk op de schoonheid van stad en land” te Leeuwarden, betreurt het op 15 februari 1939 dat er geen oplossing gezocht is met behoud van de oude topgevel met ramen. Het efficiënte resultaat van Bosma’s Architectenbureau Drachten en Heerenveen (de heren J. Bosma en L. van Houten) ziet U in het donkere dak - als tweede van links - met de zeer lange 12-raams dakkapel. Aanvankelijk nummerde “De Rookende Moor” aan de Dracht, doch in 1934 woont A.IJ.M. Taconis, tabaksfabrikant, plotseling aan de Munnikssteeg nr. 2.
Plaatsvervangend kunnen we ons nu nog druk maken over de constante, onjuiste schrijfwijze van deze steeg. Al heel lang is bekend, dat in dat pand van Taconis in de 18e eeuw de grote vervener Hendrik Munniks (met een eind-s) woont. Niettemin maken de ambtenaren er steeds maar weer Munnik-steeg van en vergeten de dubbele -s in de schrijfwijze. Helemaal dol maakt de directeur van gemeentewerken het op 16 april 1953, wanneer hij in opdracht van B. & W. de steeg de ‘verhogende status’ Munnikstraat moet toekennen en ook dan weer zonder de dubbele -s.
Tot op de dag van vandaag is die omissie niet hersteld ! Maar het kan nog erger, als een grappenmaker - refererend aan de bedrijfsaktiviteiten in één van de panden - de geuzennaam ‘Frunniksteeg’ de wereld in slingert.
Naast de voormalige Rookende Moor met de witte dakkapel en de drie klassieke bovenramen het huisno. 20 van ‘koopman in manufacturen’ K.P. Keizer. Onmiddellijk ten noorden daarvan woont dan op nr. 18 de familie Jan A. Vrind, die als meelhandelaar ook grutterswaren en diervoeders verkoopt. Pas veel later hebben we op die locatie die prachtige bloemenzaak van Van der Weide: “De Zilveren Roos”. Daarnaast staat ingeklemd maar wel iets hoger Dracht no. 16, welke omstreeks 1937/38 is overgenomen door A.J. Popma, kruidenier, van de heer W.A. Koopman, die in de jaren twintig als winkelier-sigarenmaker het sigarenmagazijn “Deli” bemande en later als handelsreiziger ging werken. Adresboek 1960 vermeldt hem in ieder geval nog als kruidenier. De zaak “Naaldkunst” kende zekere Frans A. Vergnes als exploitant van april 1962 tot oktober 1970, waarvan Popma de eigenaar schijnt te zijn geweest. Daarna en nog niet eens zo lang geleden stuurt het Reisbureau Sijpersma, de Heerenveense vakantiegangers over de hele wereld. Die traditie tracht nu “Globe Reisbureau”, Dracht 16 in Heerenveen, gestalte te geven.
Het is verrassend om te zien hoe de zuidelijke eindgevel van Breedpad 9 op de hoek van de Gedempte Molenwijk tijdens de periode, dat kastelein Bote Jonkman de pilsjes tapte, er uitzag. Er blijkt een rechthoekige ‘moot’ uit de gevel te zijn, die op het hoogste punt een raampje op zolderverdiepinghoogte heeft gekregen. Het ontbreken van grondoppervlak moet daar de oorzaak van zijn geweest, gezien de wir-war van perceelsgrenslijnen. Mogelijk ook de noodzaak van een ‘plaatsje’ tussen de percelen ? Het cafébedrijf - waarin thans Sjoerd Nicolai zijn ‘Bar Oase’ aanstuurt, heeft een langgerekte vorm, die niet beconcurreerd kan worden door de andere, oostelijker gelegen Breedpadpercelen nr. 7, 5 en 3. Het aanzien van de nummers 5 en 7 is door de felle brand van enkele jaren geleden en een herbouw daarna compleet gewijzigd. Ten tijde van de fotograaf in 1956 is no. 7 bewoond door W. Wiegersma, ‘grutter’/koopman en no. 5 door slager Zijlstra, die een jaar eerder slager Nauta aflost.
Een bijzondere anecdote vertelt na een lezing van de Stichting Historie Heerenveeneen dochter van Bote Jonkman. Gerrit Sevensma heeft haar verteld, dat in het café Jonkman in de oorlog ook school is gehouden.
Deze keer zwijgen we over het Hotel Vernimmen en de Ned. Hervormde Kerk; hebben we niets te melden over de wed. F. Hiemstra-Hamburg op Heerenwal nr. 5 en de wed. C. Vlodder-Schippers op Heerenwal 6, die beiden zonder beroep, ten noorden van meelhandel Kuiper wonen en laten we Auke de Boer van no. 7 rustig de ‘Pottebakkersteeg’ doorwandelen op weg naar zijn achtergelegen stelpboerderijtje.
2013, januari 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 80
Is dit het Heerenveen, dat wij van de prentbriefkaarten kennen ? Nee, beslist niet ! Het is een redelijk authentieke opname van onze webmaster Jel Mulder, die vanaf het toen pas gebouwde stationsappartementencomplex “Bellavista” de camera meerdere kanten laat observeren. Laten we eens moeite doen om herkenningspunten te vinden, wetende dat we schuin over de foto van rechtsonder naar linksboven te maken hebben met de Trambaan via de Trambaanbrug overgaand in een bocht van de K.R. Poststraat. Het massale aanzien van het vijf verdiepingen hoge gebouw plus de daarboven uitstekende liftentoren behoort toe aan een eerdere appartementencomplex tussen de Trambaan en de Bielzen. De toegang daartoe moet gezocht worden aan de Bielzen. Wat opvalt in die straat is het gigantische verschil tussen het beeld van de toegang van het appartementencomplex en de achteringangen van de panden aan de Heerenwal: twee werelden ! En dan werelden-van-verschil !
De lange uitbouw van wat eens de kantoorboekhandel van Van der Schaar is geweest, wordt nu geëxploiteerd door Cobra-Bike, en in het voorste gedeelte aan de Heerenwal tracht Uitzendbureau Flexwerk B.V. haar doelstellingen te realiseren.
Tegenover dat langgerekte Van der Schaarpand staan vanaf de Heerensloot gezien twee gebouwen (drie verdiepingen in rode steen, gevolgd door een van vier verdiepingen in een zeer donkere steen). Die oplopende structuur - van laag naar hoog - is in de naamgeving van het gebouw ‘La Pente’ (de helling) terug te vinden. Voor het leggen van een associatie naar het in de 18e eeuw daar gesitueerde scheepsbouwbedrijf van het type ‘langshelling’ is een zeer soepele geest vereist. Die soepelheid hebben we niet nodig, wanneer we het water van de Heerensloot overgaan via de brede ophaalbare ‘Trambaanbrug’. Deze heeft - zolang de tram dit tracé heeft bereden - de naam met eer gedragen. Met de opdracht aan de N.V. Noord Nederlandsche Machinefabriek te Winschoten voor het maken en stellen van een ongelijkarmige draaibrug over de Heerensloot op 8 augustus 1929 wordt voor fl.5540,- de route verlegd van het vele bochten tellende tracé door het centrum van de plaats naar een elegant slingerend verloop van de trambaan buitenom het centrum van de plaats. Het eerste ritje langs de nieuwe baan en over de nieuwe brug is op 13 mei 1931 en trekt een grote publieke belangstelling. Natuurlijk is die eerste brug over de Heerensloot er enkel en alleen voor de tram tot ..... de tramlijn naar Drachten per 31 augustus 1947 wordt opgeheven. De rails worden verwijderd en de trambrug wordt afgebroken. Vijf en twintig jaar later is de verkeerssituatie in Heerenveen dermate gewijzigd dat opnieuw op dezelfde plaats een brug wordt aangelegd. Deze keer is het een echte verkeersbrug - bussen, (vracht)auto’s, fietsers en wandelaars - gaan er gebruik van maken. In het verlengde van de K.R. Poststraat wordt in 1972 de 12 meter brede ophaalbrug met wegaanleg naar het station gerealiseerd. De herenhuizen Heerenwal 42 en Heerenwal 43 moeten daarvoor wijken. Vetsmelter Dirk Smilde en keel-neus-oorarts Auke Dekhuyzen laten zich uitkopen.
Aan de andere kant van de Heerensloot is ook het een en ander gewijzigd. Waar nu het luxe appartementencomplex
‘Residence Het Friesche Haagje’ staat, is in eerste instantie bij de verbreding van de K.R. Poststraat en de Trambaanbrug het voormalige grietenij-en later gemeentehuis van Aengwirden gesloopt en terwille van de plannen van ‘Het Friesche Haagje’ de Centrale Bakkerij.
De organisatie van de ‘lytse grietenije’ Aengwirden heeft lang gewikt en gewogen en is door de gouverneur van Friesland in de jaren dertig van de 19e eeuw ook wel een beetje onder druk gezet om toch een eigen grietenijhuis te realiseren. Zelf hebben ze daarvoor geen middelen, maar door in 1840 een lening te sluiten bij het Polderbestuur van het 4e en 5e Veendistrict en af te spreken, dat in het nieuwe gebouw ook een lokaal en archiefruimte wordt gereserveerd voor dat polderbestuur, kan aan timmerman Auke Bos uit ‘t Meer het pand te bouwen. Bovendien wordt een vergelijkbaar bedrag geleend van de Pastorie-administratie. Het kenmerkende monumentale gebouw met in het midden een door twee pilaren ondersteunde luifel met balcon heeft na zijn ambtelijke periode sinds 1934 nog enige tijd dienst gedaan als kantoor voor verschillende diensten. Het is het centrum geweest voor de sociale jeugdzorg in de dertiger jaren en in de oorlogsjaren is de stoep praktisch versleten wegens de vestiging van het distributiebureau. De dienst Sociale Zaken komt er na de oorlog in en vanaf 1951 tot haar afbraak in 1967 is de Oudheidkamer erin gehuisvest.
De geschiedenis van de Centrale Bakkerij is een kortere. De stichting van deze op een na oudste Centrale in Friesland brengt 16 van de 18 plaatselijke bakkers samen in een N.V., die op 7 mei 1920 vergunning krijgt om een bakkerijgebouw van 741 m2 en een conciergewoning van 21 m2 te bouwen. Het ontwerp van architect K.R. Post mag worden uitgevoerd door aannemer Johannes de Haan. Zij doen dat in een zakelijke stijl, maar met een uitgebouwde en verhoogde middenrisaliet en vier gemetselde torentjes.
Boven het Friesche Haagje ziet U nog net gedeelten van de bovenste verdieping van het stadskantoor en de verbinding naar Crackstate. Boven het dak van het stadskantoor is vervolgens ook een strookje zichtbaar van Haskestate en door bovenuit torent de telefoontoren.
Wanneer U op de rotonde in de K.R. Poststraat niet rechtsaf slaat de Nieuwstraat in, maar doorrijdt of -fietst, of -wandelt belandt U in de modernere hoogbouw tussen de Zonnebloemstraat en de rijksweg naar Zwolle. Houdt U er rekening mee, dat het daar ter plaatse allerminst een ontspannen wandelgebied is en eigenlijk heb je daar op de fiets ook weinig te zoeken. Twee fraaie kantoorkolossen dragen daar de nostalgische - niettemin pas in 2005 ontstane - klinkende namen Hearen State en Fean State of zo u wilt Hearenstate en Feanstate.
Wist U overigens, dat de K.R. Poststraat ontstaan is uit de ‘Heerenstraat’. Deze naam krijgt het stukje straat tot de kruising van de Crackstraat - Van Maasdijkstraat bij raadsbesluit van Aengwirden van 20 mei 1932. De aanleg van de trambaan over de Heerensloot om het centrum van Heerenveen is daarvoor de katalysator geweest. De uitbreidingsplannen van het gemeentebestuur van Aengwirden, waarin de gemeentearchitect Klaas Rienks Post voor de samenvoeging tot Heerenveen-één een leidende rol heeft gespeeld. Als de fusie een feit is geworden, wordt zijn rol in de nieuwe gemeente: directeur gemeentewerken. Op 4 december 1936 sterft hij aan een hartverlamming met de telefoon in de hand, welke hem het slechte nieuws van het overlijden van zijn vrouw eerder die morgen heeft medegedeeld. Op 8 december 1936 besluit de raad van Heerenveen zijn verdiensten te honoreren door de Heerenstraat zijn naam te geven: K.R. Poststraat. Nieuwe ontwikkelingen, zoals de aansluiting van de Kleine Kerkstraat op de K.R. Poststraat, de doorbraak van de Nieuwstraat naar de trambaan-K.R. Poststraat, de opheffing van de tramlijn naar Drachten en de aansluiting van de K.R. Poststraat op de Rijksweg in latere jaren hebben een infrastructurele aardverschuiving teweeggebracht in dit gebied. Leest U de vele wijzigingen in de gemeentelijke straatnamenlijsten er maar op na !
2014, april 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 56
Van zo’n schitterende foto kunnen we dolenthousiast worden. Zelfs een krasje hier of daar op de foto brengt ons niet van ons stuk. Het is weer één van die juweeltjes uit het eerste kwart van de vorige eeuw, die Ys Sevensma met ons wil delen. Natuurlijk herkent iedereen hierin het absolute centrum van Heerenveen: Oude Koemarkt, Vleesmarkt, de Kruiskerk, de (toekomstige) Openbare Leeszaal, Hotel Jorissen, Café Transvaal, enzovoort. Deze foto zullen we eens goed in ons opnemen vanwege de aardige details, die aan het vroege ochtendlicht komen en uit de flarden ochtendmist opdoemen bij een absolute afwezigheid van menselijk leven.
Beginnen we met de ondergevel van het meest rechtse pand op de opname, onderdeel van de het bekende Hotel Jorissen. Die ondergevel wijkt naar achteren en wordt gestut door een aantal pilaren, zodat als het ware een nis is ontstaan. Het hotelreclamebord aan de gevel bezien we op de rugzijde, maar van andere foto’s weten we dat aan de andere kant als tekst staat:
“BONDS / HOTEL-CAFE / RESTAURANT / HEERENLOGEMENT / JORISSEN”.
Uit een bericht van de Hepkemakrant van 26 juli 1905 weten we, dat het Heerenlogement dan al Bondshotel is. Enkele dagen eerder zijn een flink aantal ‘Bondsfietsers’ in de tuin verwelkomd door een aantal Friese leden en afdelingsconsul R. Paehlig uit Sneek en genoten een ‘verfrissching’ onder de muzikale klanken van het Heerenveens Muziekkorps
Ook dat smeedijzeren hekje is een stukje vakbekwame ‘beauty’. Valt U ook die deur op helemaal aan het eind van de gevel voor de trapopgang naar de bovenverdieping? In het kadastrale dienstjaar 1910 maakt dit deel uit van kadastrale perceel Tjalleberd A-6447 en staat op naam van Trijntje Looxma, echtgenote van mr. J.F.A. van Panhuys, commissaris van de Koningin in Friesland. Zij schenkt het perceel van 1.63 are aan de minderjarige jonkheer Daniël de Blocq van Scheltinga te Velperoord. Noch mevrouw Van Panhuys, noch de Blocq van Scheltinga heeft er ooit gewoond. We weten dat uit het bevolkingsregister van Heerenveen-Aengwirden uit de periode 1890-1920, waarin de bewoners onder huisnummer 84 (vóór 1921) en nr. 184 (ná 1921) zijn terug te vinden. Het lijkt er sterk op, dat Hendrik Johannes Jorissen of zijn bedrijfsleider B.J.J. Janssen deze bovenetage in de verhuur heeft gehad. De korte gebruiksperioden van enkele bewoners wijzen in die richting. Zo staat Mr. Nicolas Johannes Laurentius Brantjes, officier van justitie bij de arrondissementsrechtbank slechts ingeschreven van 1 augustus tot 31 augustus 1917. En notaris Jan Willem Schippers maakt er gebruik van in de periode van 11 oktober tot 5 november 1917. Na de vernummering in 1921 is leraar (en later directeur) van de Rijks H.B.S. W.G.A. Meijer er eveneens korte tijd gehuisvest (van 2 mei tot 16 juli 1921). Uit de notitie over Wildrik Goldhoorn, commissionair in effecten, blijkt de relatie met Hotel Jorissen zonneklaar door een extra vermelding. Goldhoorn heeft deze gemeubileerde verdieping gebruikt van 21 augustus tot 23 december 1921, daarna wordt zijn adres Lindegracht 46-boven (adresboek 1922) om als directeur van het kantoor van de Geldersche Credietbank de Heerenveense klanten te gerieven.
Van de beide, zuidelijk van het Hotel Jorissen staande huizen kan worden vastgesteld, dat no. 83 (ná 1921 dus 183) zijn adres aan de Oude Koemarkt heeft en in dezelfde tijd onderdak biedt aan de wed. Catharina Cornelisdr. Spandaw-de Jong. Zij is sinds 16 augustus 1919 de gebruikster en blijft dat tot haar overlijden op 8 juli 1926. Voor no. 82 (ná 1921 derhalve 182) zijn dat Grietje Scheenstra en Jantje van den Bosch, die gezamenlijk de befaamde winkel ‘De Stad Parijs’ exploiteerden. Het adres evenwel wordt in het eerste adresboek van 1922 vastgesteld als ‘Achter de Kerk 182’.
Verleggen we nu even onze focus naar de Nederlands Hervormde Kerk Heerenveen (Schoterland) en dan met name op datgene wat zichtbaar is als we over het dak in zuidwestelijke richting kijken. Onmiddellijk valt de molen van Siebenga op - half verscholen achter de hoog opgaande bomenrij langs de Propstrasingel (met een forse roekenkolonie aan de vele nesten te zien) en de immense tuin van het ‘Groote Huys’ aan het Breedpad. Daarachter bevindt zich een grote leegte en dat betekent, dat er nog geen sprake is van uitvoering van het plan van december 1920 van de Bouwvereniging Heerenveen: de oprichting van 21 type-2 (arbeiderswoningen) aan de Van Cuyckstraat, maar ook niet van 14 type-1 (arbeiderswoningen) aan de Compagnonsstraat. Daarvoor moet immers de tuin van het Groote Huys worden opgeofferd.
Een andere datering ontlenen we aan het toekomstige leeszaalgebouw. De gevelplaat boven de rechtse ramen ‘CAFE MET DRIE BILLARDS’ wijst samen met het opschrift in het bovenraam van de toegangsdeur ‘Café De Drie Gemeenten’ op een datering vóór 1 juni 1918. Waarom ? Omdat de laatste caféhoudster Maria Postma, wed. de Vries samen met enkele kinderen op die datum naar Nijehaske gaat verhuizen. Bovendien is er geen enkele aanduiding van de aanwezigheid van de ‘Openbare Leeszaal en Bibliotheek Friesland’s Zuid-Oosthoek.” Die tekst stond en staat (weer) op het boeideel van de omkleding van de goot. Bovendien worden op 3 oktober 1918 zowel de leeszaal op de bovenverdieping als de jeugdruimte beneden in gebruik genomen.
Nader bekeken is het niet mogelijk te volharden in een datering rond 1918. Wat is namelijk het geval ? We missen op deze opname het in 1912 door de ‘N.V. Heerenveensche Witte Bioscope’ verbouwde pand - de middelste van de vijf aan de Vleesmarkt staande panden - van voorheen bakker W. Taconis. Dit door aannemer J.M. Visser ontworpen gebouw spatte met haar ‘witte uitstraling‘ van de foto’s af - een opvallend pand dus!
Minstens zo opvallend op de foto’s uit de eerste jaren van 1900 is het plantsoen op de Oude Koemarkt, welke in 1898 wordt aangelegd. Die aanleg op initiatief van het gemeentebestuur van Aengwirden is te danken geweest aan de vele klachten over het enorme lawaai en andere overlast op marktdag van de vele karhonden. Er is zelfs een contract met de aanwonende bewoners opgemaakt voor het onderhoud. Ondernemer A.W. Zanstra, die van het goud, zilver en de horloges, neemt die taak op zich, maar in 1902 is er niet al te veel van terechtgekomen. Het bestuur van de gemeente Aengwirden herinnert hem daaraan. Niettemin blijven de bloemen vertrapt, het gaas van de omheining verdwijnt en de gemeente besluit - volgens het Nieuwsblad van Friesland van 16 december 1905 - het contract maar op te heffen en de grond weer terug te nemen. Nieuwe plannen blijken niet de reden te zijn geweest. Als U nu op de foto naar de bestrating kijkt, ziet U nog waar het plantsoentje gesitueerd is geweest. In dezelfde oogopslag ziet U ook weer het tracé van de tram op dit punt van Heerenveen. Op twee andere opvallende kenmerken willen we U nog graag attenderen. De eerste is de ‘schoorsteen’ van tabaksfabriek ‘De Rookende Moor’, die als industrieel monument - herinnerend aan de aandrijving van machinerieën in het stoomtijdperk - zelfs het jaar 2013 heeft gehaald. Rechts daarvan ziet U net over de Molenwijk een gebouw met witte muren staan en wanneer U het vergootglas op het dak van dat gebouw richt, ontwaart U de letters: D R U K K E R IJ. De gemeente Schoterland heeft in haar vergadering van 11 november 1882 een positief besluit genomen op de aanvraag d.d. 7 oktober 1882 van Jacob Hepkema, boek-en courantdrukker te Heerenveen om een vergunning te mogen ontvangen voor een ‘stoomsnelpersdrukkerij’ op de kadastrale percelen Heerenveen A-1725 en A-1727. Hepkema heeft daar een erfpachtovereenkomst voor gesloten met Hendrik Alberts Propstra, eigenaar van ca. 4 are grond, reed, c.a. en bouwt daarop deze drukkerij. Bij een afbeelding van de Stationsstraat hebben we U al eens over de verhuizing naar de nieuwe drukkerij rond 1904 bijgepraat. Zo rond 1910 is in de kadastrale registratie de term ‘drukkerij en erf’ vervangen door de termen ‘huis, werkplaats, erf’. Wie er dan woont en waarvoor de werkplaats wordt gebruikt is daaruit niet op te maken, omdat de erven van Albert Hendriks Propstra het bezit nog steeds in de familie hebben. Uit het adresboek van 1922 worden we evenmin veel wijzer, zelfs de twee personen die worden aangewezen als wonende ‘Achter Breedpad’ op de nummers 516 en 517, resp. H.F. de Wit, zonder beroep, en R. Slagman, arbeidster, helpen ons niet verder. Tenzij we veronderstellen dat de vrouwelijke R. Slagman identiek is aan de 28 jarige Rigtje Slagman die op 8 september 1921 in het huwelijk treedt met spoorwegarbeider IJntze Bosma uit Oranjewoud.
Tenslotte willen we nog even onze lof uiten over het bijzondere ornament op het dak van Café-Restaurant & Billard ‘Paul Kruger’ met de ingebouwde klok in de koepelvormige kapel - links op de voorgrond. Bij de totstandkoming van deze horeca-gelegenheid heeft A.W. Zanstra een flinke vinger in de pap gehad.
Concluderend stellen we dus, dat deze zeer informatieve foto moet zijn gemaakt tussen 1905 (opheffing plantsoen) en 1912 (verbouw tot Witte Bioscope)!
2013, mei 5- wibbo westerdijk - hip-backup, met dank aan Ys W. Sevensma
HIP-TIME MAGAZINE 67
Deze keer valt de de keus op foto 01782 uit de collectie van het Museum Willem van Haren. Niet zozeer vanwege de scherpte van de gebouwen op de achtergrond. Fotograaf Bruyns heeft daarvan wel betere exemplaren in zijn collectie opnamen. Dit in september 1972 gemaakte beeld vanuit het torentje van Crackstate is een mengsel van binnen-en buitenopname. Het gros van de fotografen zouden de borstwering hebben gezocht om steun voor de ellebogen te zoeken en de focus hebben gelegd op de omgeving om het vanuit dit perspectief vast te leggen. Of is het denkbaar dat de heer Bruyns een dergelijke hoogte gevoelsmatig bedreigend heeft ervaren. Lichte gevoelens van hoogtevrees? Hoe ook ervaren, het tijdstip is gunstig geweest om binnen het kader van het raamvak de meest prominente gebouwen nog in een ongerepte staat vast te leggen. De uitzondering vormt de voormalige rooms-katholieke kerk, die al ruim dertig jaren (1941) eerder van haar torentje is beroofd. De Watertoren is er nog in een onbedreigde, ongenaakbare staat. Oenemastate ziet er na de renovatie en restauratie van 1968 weer ‘spic en span’ uit en heeft een verleden als kantongerecht, gemeentehuis, zetel van het kadaster en grietenijhuis volledig achter zich gelaten. Over haar verleden als Grovestinsslot en Moerborgh zullen we dan maar niet meer spreken. De toekomst is een representatief gebouw voor de Inspectie der Directe Belastingen, met als hoogtepunt het weer zichtbaar maken en de restauratie van de uit 1663 daterende plafondschildering van de schilder Matthias van Pelckum. Jarenlang is de afbeelding uit het zicht geweest in ‘het zaal’. Board en schroten hebben de verwaarloosde en verrookte verflagen in al die jaren geen goed gedaan. Tijdens de reinigingsoperatie moet de Rijksgebouwendienst nog een duivels dilemma oplossen. Tussen de eerst benoemde zeer voorzichtige opererende restaurateur heer Sikma en de door Monumentenzorg ingeroepen expertise van de heer Otter is een groot verschil. Laatstgenoemde, die een intensievere schoonmaakbeurt voorstaat, krijgt de steun van Monumentenzorg en voert de opdracht in die zin ook volledig uit. Tevens met het resultaat dat de signatuur van de maker kan worden blootgelegd en het jaartal 1663. Ook wordt het bijzondere monogram van de opdrachtgevers Ernst van Haren en Catharina van Oenema schitterend zichtbaar gemaakt. De volledige restauratie van het gebouw gebeurt door Architectenbureau Van Manen en Zwart uit Drachten, die haar medewerker S. Algra een boekje laat schrijven met de titel “In en Om Oenemastate te Heerenveen” en dat ter gelegenheid van de ingebruikname op 3 maart 1968 presenteert.
Tussen de kolommen van de borstwering door zien we weer enkele bekende panden: van links naar rechts het pakhuis van ijzerhandelaar Overdiep, de achteringang van de winkel van diezelfde Overdiep en de achteringang van herenmodezaak Van der Kam.
Crackstatetorentje komt in juni 1945 in de belangstelling van de carillonliefhebbers. J.L. de Jong Lzn., muziekleraar en uitvoerend musicus, oppert publiekelijk de gedachte om in het koepeltje van de toren een carillon te plaatsen. De klokken kunnen dan de namen van de gevallenen krijgen en worden zodoende geëerd. De commissie ter oprichting van een “Monument voor de gevallen strijders uit de gemeente Heerenveen” willen dit idee niet overnemen. Hun idee om door de kunstenaar M. Vreugde het monument van de Van Maasdijkstraat te ontwerpen krijgt de voorkeur. Het idee van een beiaard laat J.L. de Jong Lzn. niet los en door zijn inspanningen vereert in 1949 een reizende beiaard van de firma Eijsbouts uit Asten (N.B.) Heerenveen met een bezoek. De Sneker beiaardier Flucie van Bergen - aangezocht door de Cultuurgemeenschap - ontlokte de Jong een enthousiaste reactie in de Friese Koerier. Hij betreurt het dat de ‘stemmen’ van de gevallenen niet middels een beiaard worden gehoord en hij verzucht: “Is daarmede het laatste woord gezegd inzake een Heerenveens klokkenspel?” Dat blijkt ruim tien jaar later als op een kernavond in juni 1960 de heer Jouke Hiemstra, audicien te Heerenveen, zijn compositie “Het Carillon van Heerenveen” ten gehore brengt. Blijkbaar heeft hij een sluimerende, gevoelige snaar geraakt bij de aanwezigen. De organisatoren steken de koppen bij elkaar met als resultaat dat acht zakenmensen spontaan twee klokken aanbieden. Het bestuur van de Spaarbank Heerenveen volgt ter gelegenheid van haar jubileum deze geste door een 60 kilo zware klok aan te bieden aan de carilloncommissie. Er zijn dan nog 44 nodig, waarvoor steun bij de bevolking wordt gezocht. De ‘Commissie Carillon Heerenveen’ wordt opgericht met als voorzitter Ab Taconis, namens de Oudheidkamer; secretaris Jouke Hiemstra, namens Toonkunstkoor; penningmeester IJme Kuiper, vertegenwoordiger van de Heerenveense middenstand en leden G. Bongers, J. Borger, J. Brongersma, J.C. Overdiep, S.R. Steensma en J. Suwijn. Inmiddels zijn er al contacten gelegd met twee landelijke beiaardmakers Van Bergen's Carillon-, Torenluidklokken-en Torenuurwerkenfabriek A.H van Bergen te Heiligerlee en De N.V. Petit & Fritsen, klokkengieterij in Aarle-Rixtel (N.Br.). Beiden willen dolgraag de order binnenhalen. De commissie laat tevens een onderzoek doen naar de technische geschiktheid van het koepeltje als ophangplaats voor zo’n grote hoeveelheid klokken. De directeur gemeentewerken en animator Jasper D. Boot laten technische tekeningen maken van de totale constructie.
Kortgezegd kan de Friese Koerier van 24 december 1962 trots aankondigen: "Heerenveens carillon aan gemeente overgedragen". Burgemeester G.H. Kuperus aanvaardt de 37 klokken, die door Van Bergen voor fl.21.750,- zijn geleverd. De heren Antonissen en - toekomstig stadsbeiaardier - Bokelman laten het instrument ‘klinken en daverje fier yn it rûn’ met het ‘Frysk bloed tsjoch op’.
Bokelman krijgt voor fl.750,- per jaar even zo goed behoorlijk wat bevoegdheden als contrôle van het carillon en levering van muziek voor de automatische bespeling. Vouwboeken en ponswerk betaalt de gemeente dan weer wel. In 1970 zijn er zoveel ervaringsgegevens en insidermeningen, dat een Enschedese deskundige Rinus de Jong het aandurft de lat hoger te willen leggen. Het pianoklavier moet worden vervangen door een stokkenklavier en de klokken moeten een tooncorrectie ondergaan, omdat ze niet zuiver zijn. In april 1972 wordt een nieuwe beiaardier gevraagd te solliciteren op een basissalaris van fl.1128,- per jaar.
In april 1984 wordt door een aantal ‘prominente’ Heerenveners een Commissie Crackstate Beiaard opgericht, die de directeur van de klokkengieterij van de Koninklijke Eysbouts in Asten bereid vindt het restauratiewerk op zich te nemen van de 37 klokken. Voor de financiering van deze megaklus (één à twee ton) is één van de akties de uitgifte van 2000 genummerde ‘Duisenbergbiljetten’ of biljetten van vijftig ‘skeisen’ met de beeltenis en de handtekening van dr. Willem Duisenberg, oud-Heerenvener en directeur van de Nederlandse Bank.
Het kwaliteitsonderzoek betekent voor 17 klokken, dat ze niet meer geschikt zijn te maken. Deze zijn bij opbod verkocht onder de bewoners. Twintig andere worden in februari 1983 uit het koepeltje getild en op restauratie-transport gezet naar Eijsbouts in Asten. De commissie rekent erop, dat ze de middelen bijelkaar krijgt. Onder andere wordt een grote verloting georganiseerd, waarvan de trekking wordt gehouden op ‘Skoattermerke’ 1 juni 1985. Op 24 oktober 1985 is het dan eindelijk zover dat de Nieuwhornster beiaardier Wijnands met een concert de feestelijke overdracht van de Gemeente aan de Commissie cachet mag geven. Misschien heeft hij op die wekelijkse donderdagkoopavond ook het ‘Bruidskoor van Wagner’ ten gehore gebracht, terwijl dat bij huwelijksvoltrekkingen ook via de automatische band over de partners en hun gasten kan worden uitgestrooid.
De Commissie Crackstate Beiaard, later de Stichting Carillon Heerenveen, bedenkt steeds weer nieuwe akties om voldoende middelen ter beschikking te krijgen voor het beheer. Ook krijgt ze in 1988 van de Amrobank fl.2500,- ter gelegenheid van de opening van haar nieuwe kantoor aan het Burgemeester Kuperusplein. Een bijzondere aktie om aan nieuwe melodieën voor het computergestuurde carillon te komen is de aktie ‘Blij met de Beiaard’. Bedrijven en instellingen laten voor fl.99,- een lied programmeren, dat ze zelf hebben uitgezocht. Zo maakt rederij Holwerda de keus voor ‘Blowin’ in the wind’.
De laatste ontwikkeling in dit dossier is, dat de stichting in de Leeuwarder Courant van 7 juni 2013 bekend maakt het beheer van het carillon aan de gemeente te moeten teruggeven. Zij ziet geen kans meer bestuursleden bereid te vinden die taak op zich te nemen. De stichting is opgeheven. Zal de gemeente bereid blijken en in staat zijn dit ‘rijke bezit’ voor de toekomst te waarborgen?
2013, oktober 6 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 78
Oude Kerkstraat ca. 1900
In het meest oostelijke deel van de Oude Kerkstraat kun je rond 1900 deze situatie als fotograaf moeiteloos oproepen. De meeste huizen van deze straat en haar zijstraatjes zijn stevig bevolkt met hardwerkende handwerkslieden en hun gezinnen. Een groepsportret als de bovenstaande zal ongetwijfeld zijn ontstaan op een verzoek van de fotograaf. Het is stellig de zeldzaamheid van de opnames van de (Oude) Kerkstraat, dat alle liefhebberende Heerenveen-sneupers er een apart plekje voor hebben in hun verzameling.
Volgens onze gegevens is het Douwe Miedema als archivaris van de Oudheidkamer Heerenveen, die in het fotoboekje ‘Heerenveen in oude ansichten’ in 1968 voor het eerst enkele zinnetjes wijdt aan ‘een merkwaardig volksbuurtje’. Hij doet dat weliswaar pas op de laatste bladzijde (80 ste) van het boekje en het zou best eens mogelijk kunnen zijn, dat conservator Leo Leenes hem op deze opname heeft geattendeerd. Laatstgenoemde heeft dit beeld ongetwijfeld talloze keren bij zijn ‘praatjes bij plaatjes’ getoond en van smeuïg commentaar voorzien.
Miedema blijkt schaars in zijn mededelingen over de locatie. Hij wijst slechts op het café van Lammert Brugge links en op het opvallende pand van de Spaar-en Voorschotbank rechts op de foto. Bij een eerdere opname op blz. 53 van hetzelfde fotoboekje bespreekt hij de situatie gezien vanuit het oosten naar het westen en benoemt dan de muur links op onze foto als onderdeel van de openbare lagere school van Heerenveen (Aengwirden). In het ‘Beeldverhaal van Nederlands oudste Veenkolonie’ - met de hoofdtitel ‘HEERENVEEN TOEN EN NU’ uit 2003, schrijft Jan de Jong die hoge muur ten onrechte toe aan de voormalige Gereformeerde Kerk en meent in de steegingang langs café Brugge de Kleine Kerkstraat te zien. Op grond van kadastraal onderzoek moeten we deze constateringen tegenspreken.
Het pand van Lammert Brugge, die als beroep ‘schilder’ in het bovenlicht van het raam heeft staan, heeft hij in mei 1897 gehuurd van ‘verver’ Jan Tjibbes Kerkhof. Brugge heeft daarvoor op 1 april 1897 - hij woont dan nog in Luinjeberd - bij de gemeente Aengwirden een koffie-en drankvergunning verkregen en het meteen op het uithangbord aan de gevel kenbaar gemaakt. Kerkhof gaat met een gezin van acht personen naar Hengelo en verkoopt in het dienstjaar 1906 het perceel aan Lammert Brugge. Die transactie wordt geheel volgens de traditie van het kadaster op 17 januari 1905 al vastgelegd door notaris Jhr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma bij repertoirenr. 7 (inv. nr. 57103 en toegangsnr. 26) Lambert - zoals hij ook in deze acte wordt genoemd - Brugge betaalt voor het winkelhuis met erf, steeg en bleek de som van fl.2550,-. Het perceel heeft in totaal een grootte van 1 are 24 centiare. Net als overal in Heerenveen heeft ook dit pand in de loop van de tijd een aantal huisnummers gekend. Sinds 1880 zijn dat successievelijk Heerenveen (AEN) nr. 149 (dat nummer staat ook in de drankwetvergunning van 1897), 162, 178 en 297. In 1930 wordt het Kerkstraat nr. 75. In het dienstjaar 1939 verkoopt Brugge het pand aan een drietal ‘beleggende’ kopers. Als opvolgende bewoner treffen we winkelier E. Doosje in het adresboek van 1938.
Het huis ten oosten van Brugge heeft rond 1900 als vaste eigenaar-bewoners de familie Gerrit van der Werf. Deze timmerman is gehuwd met Anna Hergarden, eveneens een timmermanstelg. Gerrit is in 1891 al overleden, maar Anna blijft hier met haar kinderen wonen. Na haar overlijden in augustus 1910 wordt de hulp van de notaris voor een boedelscheiding ingeroepen. Jhr. S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma kwijt zich van zijn taak en hoewel er vier kinderen in de acte worden genoemd is de enige ‘verkrijger’ van 6 woningen met erf, een huis met erf en een winkelhuis met erf de jongste dochter Anna Agatha van der Werf, van beroep modiste. Zij hakt snel de knoop door en verkoopt het ouderlijk huis op 11 maart 1911 aan koopman Freerk Gerbens Douma voor fl.2400,-. Deze laat zijn zoon Auke Douma met zijn vrouw het huis betrekken en zelf komt hij er in maart 1912 ook te wonen. De familie exploiteert een aardappelhandel en laat successievelijk een bergplaats en een schuur erbij bouwen.
Het pand dat hiernaast - richting Nieuwstraat - onder A-5133 in het dienstjaar 1900 wordt samengevoegd met het noordelijke gelegen A-5134 behoort tot het bezit van de Algemene Armvoogdij Heerenveen, net als nog een viertal noordelijk aansluitende woningen. Deze zijn allen gelegen aan het straatje Lanenburg, waarin totaal een zeventien wooneenheden hun verbinding met de Kerkstraat hebben. We focussen ons even op de samengevoegde twee perceeltjes, samen 0.89 are groot. In 1930 ontvangt het in 1900 nieuw gestichte huis het huisnummer Kerkstraat 85. Op dat moment woont Pieter de Vries, rijwielhersteller, er met zijn huishoudster H.Bos - de Lange, die het huis in 1922 van de Algemene Armvoogdij hebben kunnen kopen.
Van zeer veel straten is de betekenis van of het ontstaan van de straatnaam prima te herleiden of te verklaren. Over Lanenburg is niet zo’n duidelijk verhaal te vertellen.
Beginnen we met Gerrit Kramer’s manuscript ‘De Geschiedenis van Heerenveen’ dan worden we zeer teleurgesteld. Niet één keer komt het toponiem in die bijna duizend bladzijden tevoorschijn. Slechts één familienaam komt in aanmerking om in verbasterde vorm een mogelijk verband te kunnen leggen: de familie ‘Leemenburch’.
Het ‘Straatnamenboek van Heerenveen’ laat het bij: “Waarschijnlijk heeft deze buurt zijn naam ontleend aan een zekere Lanenburg, die tussen 1750 en 1800 in Heerenveen heeft gewoond”, zonder daarbij een mogelijke bron te noemen. De eerste bron, die concreet wordt, is de Leeuwarder Courant van 13 november 1802. Deze noemt in een verkoopadvertentie van twee notarissen als “VI. Eene HUIZINGE en SCHUUR cum annexis, ook aldaar (op het Heerenveen), LANENBURG genaamd, by Pieter J. Boender in Huur, dog May 1803 vry van Huuringe.” Lang daarna op 2 december 1836 is in een vergelijkbare advertentie onder no. 3 de volgende tekst gevonden: “Twee Woningen onder een dak, en schuur c.a., staande en gelegen op het gedeelte Heerenveen in Aengwirden, Lanenburg genaamd, no. 75, ten Kadaster sectie A, nrs. 1815 en 1816, bij Jacob Bansberg en Feike Brandsma, als huurders in gebruik”. In een geschil tussen Gedeputeerde Staten van Friesland en de Algemene Armvoogden van Heerenveen is Roelof Johannes Bansberg een getuige. In 1868 wordt er een kwestie tussen beide instellingen uitgevochten over het onderstandsdomicilie van Alida Lieuwes de Jong, die in 1867 in Amsterdam wegens krankzinnigheid is opgenomen om te worden verpleegd. Er kan geen geboortecertificaat worden overgelegd en dan heb je de poppen aan het dansen. Uiteindelijk komt de gehele kwestie, inclusief de tegenstrijdige getuigenverklaringen op het bordje van de Raad van State. De eindconclusie is - wegens het niet kunnen vaststellen van de verplichting tot onderhoud - dat Alida door de Staat zal worden verpleegd. Koning Willem tekent daarvoor de beschikking op “Het Loo, den 3 Augustus 1869”. Een tweede getuige is Sieger Popkes de Lang, die 74 jaar oud is in 1868, en verklaart, dat hij in de periode 1806 tot 1809 bijna dagelijks als knecht naar de tuin moet van zijn patroon de bakker Prins aan de Lindegracht. Die tuin is op Lanenburg en in die tijd wonen de ouders van Alida in een huisje van de armvoogdij op Lanenburg. Omdat een broer van Alida, zekere leerlooiersknecht Hartman Lieuwes de Jong, wel een overtuigende maar geen doorslaggevende duidelijkheid kan verschaffen waar precies zijn zuster is geboren, lijkt het een onontwarbare knoop te zijn geworden. R.J. Bansberg kan nog wel verklaren, dat zijn moeder na de dood van Alida’s moeder in 1847 een tijdje in hetzelfde huis heeft gewoond. Vader de Jong is in 1824 al in Hoorn overleden. Het kadaster van 1830 bevestigt dat het kadasternummer A-1808 het eigendom van de Armvoogdij van Heerenveen is (waar de familie de Jong heeft gewoond), terwijl de noordelijker gelegen nummers van de Diaconie van Aengwirden zijn.
Conclusie voor onze speurtocht naar Lanenburg: een bron uit 1803 en gegevens over 1806 tot 1809 !!!
Onmiddellijk ten oosten van de Lanenburg bezit verver Jozef Jans Franken sinds 1878 een groot perceel van 8 are 10 centiare. Hij heeft dat perceel gekocht van Maria Elizabeth Alberda van Menkema wed. Jacobus Johannes Canter Cremers, die op de zgn. ‘Kanselarij’ - hét grote huis - aan de Premierswijk heeft gewoond. Die transactie wordt notarieel vastgelegd door Gerrit Boschloo bij acte van 10 januari 1878. Jozef Franken - een van de kopers van een gedeelte van de tuin - laat op die 8.10 are een huis zetten, welke na de periode van vrijdom van belasting wordt gewaardeerd op een gebouwde waarde van fl.100,-. Na er bijna twintig jaar te hebben gewoond en inmiddels de tuin met een rijtje ‘sociale’ woningen te hebben bebouwd - krijgt Franken in 1916 van de ‘Werklieden Vereeniging Heerenveen’ een bod op zijn huis. Hij gaat daarop in en bij notaris Verkouteren wordt op 23 september 1916 de koop gesloten voor winkelhuis en erf ad. fl.5000,-. De Werklieden Vereeniging zit op 25 juli 1917 bij dezelfde notaris om het perceel over te dragen voor fl.5220,- aan de “Coöp. Producten en Verbruiksvereeniging Excelsior te Leeuwarden. In april 1917 heeft de Werkliedenvereniging zich aangesloten bij die coöperatie, hetgeen ze kennelijk zorgvuldig hebben voorbereid. Het pand is heel lang in eigendom gebleven van deze coöperatie, hoewel de naam op een gegeven ogenblik is gewijzigd in Coöp. Ver. Algemene Verbruikscoöperatie U.A. "Coöp. Noord-West". Het pand is dan al jaren genummerd als Kerkstraat 87. Bij het overzicht van het 25 jarig bestaan schrijft de Hepkemakrant op 22 april 1942, dat op 30 september 1939 een nieuwe winkel in gebruik genomen op de Lindegracht 27. Het pand in de Kerkstraat blijft nog even eigendom van de Coöperatie, maar in het kadastrale dienstjaar 1943 vindt uiteindelijk de verkoop daarvan plaats. Het voortbestaan is daarmee niet afgelopen, maar daarover misschien later nog eens meer.
Aan de overkant van onze Kerkstraatfoto ligt ook nog een boeiend stukje Heerenveense geschiedenis. De klant die bij café Brugge het pand verlaat en mogelijk lichtelijk beneveld een plekje zoekt voor een sanitaire stop krijgt bij de muur van het gebouw met de donkere deur een niet mis te verstane waarschuwing: “Verboden waterplaats”. Net voor de eeuwwisseling op 30 maart 1899 krijgt de afdeling Heerenveen van de Rooms Katholieke Vereniging van de Heilige Vincentius à Paulo de kans om van hun geloofsgenoten van de familie Padberg-Normann een huis met erf en grond aan de Kerkstraat aan te kopen en te bestemmen tot vergader-en verenigingslokaliteit. Voor deze eigendomsovergang verricht notaris Rinze Barends de wettelijke handelingen met als belanghebbende partij Hermanus Pot, boekhouder; Meindert Jozefs Witteveen en Sjoudicus Blomberg, beide koopman, namens Vincentius.
Hun perceel staat omschreven met een grootte van 2.70 are en een gebouwde waarde van fl.120,-. Sinds 1867 houdt deze vereniging zich al bezig met het werven van gelden voor de roomse armenzorg en wordt door Ged. Staten beschouwd als een ‘instelling van weldadigheid volgens letter b van art. 2 van de armenwet’. Het bekendste middel van Vincentius om gelden te genereren zijn de jaarlijkse verlotingen. De advertenties in het Nieuw Advertentieblad trekken eind november steevast de aandacht van het Heerenveense publiek. Het verenigingsgebouw is bouwkundig ontstaan uit drie kleinere pandjes, die door de gebroeders Padberg (A-52, 0.90 are; A-53, 0.96 are en A-54, 1.17 are) omstreeks 1877 worden samengevoegd tot A-1537 (grootte 3.30 are). Na nog een aantal kadastrale manipulaties is er dus bij de verkoop aan Vincentius nog 2.70 are te beschrijven. Zelf neemt Vincentius à Paulo nog het initiatief tot uitbreiding van hun accommodatie, waarvoor bouwvergunning SCO nr. 1082 van 27 december 1921 hen de mogelijkheid biedt. In de huisnummering neemt het gebouw twee huisnummers in beslag. Sinds 1930 zijn dat Kerkstraat 24 en 26. Onze Heerenveense woningkaarten melden ons, dat nr. 24 (het meest westelijke deel) een winkel met bedrijfswoning is. Bernardus Stuivenwold (1892-1973) oefent daar zijn bakkersambacht uit van oktober 1935 tot juli 1951. Zoon Folcrerus (1921) zet de zaak nog voort tot november 1957. Slager Wisse Makkinga verkoopt er vervolgens nog een half jaartje zijn vleeswaren. Daarna staat op de kaart als bestemming ‘pakhuis smederij Dijkstra’. Voor Kerkstraat 26 geeft de kaart als bestemming ‘vergaderlokaal’ en nieuwe impulsen ontstaan pas in het kadastrale dienstjaar 1959 als Wilhelmina Snelten, de weduwe van Hendrik Leopold Dijkstra (overl. 6 maart 1945) het aankoopt en verbouwt tot een winkel met smederij. Per 15 juni 1964 is hoofdbewoner haar zoon Hendrik Dijkstra.
Het meest markante pand aan de westkant van de Kerkstraat is te danken aan de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen. Na een aantal eerdere pogingen (1817, 1848, 1864) om een bank op te richten voor de mindervermogenden slagen doopsgezind voorganger ds. Abraham Vis, mr. S.Sleeswijk en mr. J. Kuipers, ambtsdragers bij de arrondissementsrechtbank er in 1871 in een vereniging voor een spaar-en voorschotbank op te richten. Het gemeenteverslag maakt er melding van dat de bank 15 april 1871 is begonnen, maar in de kranten valt daarover in 1871 niets te vinden. De bank gaat kantoor houden in de consistorie van de Doopsgezinde Kerk in de Vermaningsteeg. Merkwaardig is het uit Het Nieuws van den Dag van 30 Augustus 1879 te kunnen vernemen dat de koninklijke goedkeuring (K.B. nr. 24) aan de statuten van ‘Vereeniging tot instandhouding van de Spaar-en Voorschotbank Heerenveen en omstreken’ pas op 29 augustus 1879 is verleend. Is het denkbaar, dat de initiatiefnemers eerst hebben willen kijken of hun plannen levensvatbaar zijn ? Mogelijk dat de in de Leeuwarder Courant van 3 april 1888 aangekondigde wijziging in de statuten van de vereniging de ouverture is voor de aankoop van een bouwterrein. Op 9 januari 1890 blijkt de aan de Lindegracht wonende Wieger Jelles Ferwerda c.s. bereid om zijn grote moestuin onder kadasternummer A-61a (groot 3.10 are) achter zijn pand te verkopen. Het bestuur van de Vereniging Spaar-en Voorschotbank koopt daarvan 1.70 are, terwijl de rest wordt aangekocht door de Doopsgezinde Gemeente. Notaris Rinze Barends legt een aankoopbedrag van 900 gulden vast. De bankbestuurderen stichten daarop nog het zelfde jaar hun opvallende bankgebouw. Over de bouwmeester en de aannemer hebben we geen informatie kunnen vinden, maar gezegd moet worden, dat de vormgeving binnen deze omgeving een zeer bijzondere is. Een halsgevel met een rondboogtop boven in de middenpartij waarin een uurwerk (?) en aan beide kanten daarvan een deel van het jaartal 1871. De driedelige dakconstructie, met in de gevel een iets terugwijkend middendeel en links en rechts afgesloten met een fronton met timpaan op een voetstuk. Op dat voetstuk de woorden: (links) ‘SPAAR’, (in het midden) ‘EN VOORSCHOT’, en (rechts) ‘BANK’. Links en rechts een toegangsdeur, met daartussen twee ramen.
De bank profiteert aanvankelijk van de kadastrale regel van het ‘onbelastbaar’ zijn mogelijk wegens haar status van nutsinstelling, maar in het dienstjaar 1913 komt daaraan een eind. De ‘belastbaarstelling’ heeft als gevolg de aanwijzing van een ‘gebouwde waarde’ van fl.138,-. Twee conciërges hebben we kunnen opsporen. Adam Brouwer, van professie timmerman, heeft dat in ieder geval van 1910 tot 1933 gedaan en Klaas Kamminga, werkzaam in een bouwmaterialenhandel op de Badweg, heeft als laatste in Kerkstraat 28 dat werk verricht. Hij zal een flink aandeel hebben gehad in de verhuizing naar het in 1934 nieuw gebouwde en betrokken bankgebouw op de hoek van de Van Maasdijkstraat en de Heerenstraat, nu K.R. Poststraat. Hij is mee verhuisd. De architect C.J. Wierda, en de aannemer Johannes de Haan, bijgestaan door de schilder H.J. Douma en de electriciën Gebrs. Kras, leveren een functioneel gebouw af.
Kerkstraat 28 krijgt een nieuwe eigenaar-bewoner in de persoon van Wieger Schaap, ontvanger van het waterschap ‘De Schoterlandsche Compagnonsvaart’, die er per 12 mei 1936 intrekt. Volgens een aantekening op de woningkaart van gemeentewerken is het pand gesloopt 5 januari 1972.
Het laatste pand waarop we deze keer de aandacht vestigen is rond 1900 eigendom van de Doopsgezinde Gemeente, die bij verkoop omstreeks 1908 een deel overdraagt aan slager Oosterbaan en een ander deel zelf houdt. Dat deel wordt rond 1924 opnieuw gesplitst. Het stuk aan de Kerkstraat met huis en schuur wordt gekocht door schipper Sietze Jans de Vries, die zijn domicilie heeft in Heerenveen. Kort voor 1930 verkoopt hij het aan fabrieksbediende Fokke Joustra, die een aantal jaren later de schuur sloopt terwille van een bergplaats maar er wel heel erg lang blijft wonen. In het dienstjaar 1964 is Joustra (1894) flink op leeftijd en de gemeente wil het graag verwerven. Dus ....
Ziet U de twee metseltechnische details: eerst het ‘blinde’ raam en vervolgens een naar binnen gemetselde boog in halfsteensverband. Traditioneel is de ‘gelobde’ houten daklijst. De stoepen, in sommige gevallen met een ijzeren hekwerk, maken het volledig af.
2014, maart 9 - wibbo westerdijk - hip-backup