Historie in beeld
HIP-TIME MAGAZINE 11
"Heerenveen, den 23 Augustus. Gister nademiddag tegens 4 uur ontstond, in den Schuur der Boere Huizinge van den Hoog Ed. Wel Geb. Heer Grovestins, door het extra sterk Broeyen van het hooy, Brand, edog door vigelantie der Ingezetenen, en dat van zommigen niet zonder Levensgevaar, wierde de Vlam door natgemaakte Dekens, van tyd tot tyd gedempt, als wanneer men in het Hooy splitten, en een groot gedeelte (genoegzaam verbrand) Hooy buiten de Schuur droeg en met Water bluste. De grote Iever, waarmede men tot den Morgenstond, dusdanig werkzaam was, is van dat gezegent gevolg geweest dat niet alleen de Boere Huizinge en Schuur is bewaart, maar een groot gedeelte van dit aanzienlyk Vlek, uit een dreigent gevaar, door des Heeren Goedheid is geredt."
Dankzij de rubriek "Ut 'e Lapekoer" van D.M. van der Woude van 31 januari 1974 "Buigend voor de adel" en de sub-titel "Veel ijver bij blussing" kunnen we ons daarin verplaatsen.
Yzak Durks wordt in 1803 opgevolgd door ‘grutboer’ Frans Hendriks Pasma, die naast de 20 hectare om de boerderij ook buiten de plaats Heerenveen land huurt, wel tot een bedrag van 730 gulden. A. Taconis geeft daarvoor in 1960 een equivalent van 7000 gulden huur. In 1832 verkoopt W.A. Sirtema van Grovestins de plaats aan houthandelaar Hermanus Hiddinga. Door vererving komt het tenslotte in handen van Leonardus Ypey, wiens zoon Haro Caspar Ypey, consul der Nederlanden in Nice, de zathe en landen in 1931 na veel onderhandelen aan de gemeente Schoterland verkoopt. Dat zijn immers de jaren, dat Heerenveen sterk bezig is te expanderen !Inmiddels heeft Pasma in 1831 zijn huur be-eindigd en worden de namen genoemd van Frederik Joustra (1832-1836), en Klaas Freerks Boonstra (1836-1840). In 1841 zit er vervolgens Uiltje Johannes de Haan, die er tot 1879 blijft. ‘Uiltjeboer’ maakt de brand mee en collega-boer Sierdsma uit Rotstergaast schrijft in zijn dagboek van maandag 13 oktober 1851: "Des morgens is de boerenhuizinge te Heerenveen bewoond door Uiltje J. de Haan afgebrand."Bij de herbouw in 1852 - waarbij het woongedeelte wordt gericht op de Dracht - metselt men naast de voordeur een eerste steen in, die na de afbraak in 1958 met medewerking van de Directeur van Gemeentewerken een plaats in de Oudheidkamer heeft gekregen. Dat steentje heeft als tekst: “CORNELIS BIJL / OUD CIRCA 8 JAAR / HEEFT AAN DIT / GEBOUW DE EERSTE / STEEN GELEGD, / IN 1852.”( zie foto onder dit artikel) Voorzover we hebben kunnen achterhalen is Cornelis het zoontje van Jochem Harmens Bijl, slager te Heerenveen, en Sjieuwke Syttes Hoeksma. Hij is geboren op 29 maart 1844. Waarom juist hem de eer te beurt valt om die handeling te mogen verrichten blijft nog in het duister.
In 1879 doet de gemeente Schoterland een eerste poging om de boerenhuizinge met schuur en grond aan de oostzijde van de Dracht aan te kopen van de wed. IJpeij-van Panhuijs. De gemeente vraagt 2 ha grond voor fl.6000,- per ha, en biedt zuidelijker gelegen ruilgrond aan plus nog fl.10.000, - voor verplaatsing van de boerderij, maar de weduwe laat zich niet vinden. In plaats daarvan sluit zij een contract af met Marten Douwes Leistra, die in mei de ‘Boerehek’-plaats (no. 146) betrekt om er meer dan 30 jaar te wonen. In 1903 tijdens de hooiing in juli overleeft hij een trap van een paard tegen de heup, welke gelukkig bevredigend geneest. Als in juni 1908 in Heerenveen het Landhuishoudkundig Congres gepaard gaat met allerlei feestelijkheden krijgt Leistra de ingang voor de tentoonstelling door ‘de Boerehekke’ over zijn erf. De feestelijkheden zijn op het Gemeenteplein, dat met een bruggetje verbonden is met het tentoonstellingsterrein.In 1914 gaat M. Leistra naar Aengwirden en wordt hij opgevolgd door R. Veenhouwer, wiens zoon Jan in diens voetsporen treedt. Ook deze krijgt te maken met aktiviteiten voor de Heerenveense bevolking op zijn weiland achter de gasfabriek. In 1920 ter opluistering van de winkelweek wordt dat gebruikt als opstijgterrein voor de ballon van het echtpaar Boesnach.De teloorgang van deze boerderij wordt versneld als de gemeente Schoterland begin jaren dertig een onteigeningsprocedure opent. Eerst wordt er ruim 17 hectare toch door een minnelijke schikking verworven en later nogmaals terreinen langs de Rijksstraatweg (Verlengde Dracht). Een en ander leidt bovendien tot een huurvermindering voor Veenhouwer. Deze moet zelfs toestaan dat er 25 vierkante meter op zijn erf wordt bestemd voor een transformatorstation van de P.E.B. Jan Veenhouwer gaat in 1947 emigreren naar de U.S.A. Als laatste boer komt Dirk Bakker uit Rottum, die er vier jaar heeft gewoond en toen naar Nieuweschoot is vertrokken. De gemeente had zo langzamerhand alle land voor woningbouw opgekocht. Van de oorspronkelijke 36 hectare die Frans Pasma gebruikt, zijn er onder Dirk Bakker nog maar 12 over. De laatste bewoner - althans volgens woningkaart en adresboek 1954 - is geweest voor Dracht no. 43 zekere opperman Albert Mulder. Hij heeft er nog gewoond vanaf 9 september 1951 tot 10 november 1958. Volgens een mondelinge mededeling van een buurtbewoner is een deel van de woning ook gebruikt als kantoor voor gemeentelijk bouwkundig toezicht o.d. In januari 1959 valt - volgens de woningkaart - voor de boerderij het doek definitief: het wordt afgebroken. De Minckelersstraat wordt doorgetrokken vanaf de Sieversstraat naar de Dracht. De ‘hikke’ was jaren daarvoor al weggehaald.
Terug naar de foto vragen we ons af: wie zijn toch die kleuters bij het hek ? Frits Klein (1924) vertelt zonder enige aarzeling, dat het jongetje zijn jongere broer Willem (1928) is. Een jaar of drie-vier oud en stoer op klompjes ! Als dat het geval is dan zal de foto gedateerd kunnen worden op c. 1931-1932. Het meisje kan het dochtertje Tine Louisa (geb. 5 aug. 1929 Heerenveen) zijn van de familie Veenhouwer. En is de vrouw op de achtergrond een bezorgde moeder (mevrouw Klein of mevr. Veenhouwer) of misschien toch de vrouw van banketbakker Pieter Regnery. De familie Klein woont sinds 7 mei 1931 tijdelijk in op de Dracht 45 (bovenwoning) bij de Regnery’s, in afwachting van hun huis aan de Thialfdwarsweg in Aengwirden. Regnery staat in het adresboek 1927. Veel later in 1949 staat banketbakker Oege Ruardi er als zodanig in en tot de verandering van bestemming komen we ook nog enkele keren de banketbakker Gerardus van den Bosch tegen als gebruiker. Aan de andere kant van de ‘Boerehek’, waarvan we hier enkel de zuidelijke zijmuur (met sporen van een of andere reclame-uiting, zo te zien) in beeld krijgen. Bij het maken van de foto is W. Tuinstra filiaalhouder voor eigenaar Johan P. van der Kam. Hij zwaait de scepter over een winkel met de pakkende naam “De Vergulde Hoed”. Een andere en eerdere prentbriefkaart, met datumstempel uit 1917, onthult delen van de tekst op die zijmuur. Met het woord “VESTA” en de associatie Verzekeringsmaatschappij te Arnhem zal ‘JOH....’ van der Kam te ‘HEER.......’ mogelijk met ‘STEED........’ zijn inkomsten met een verzekeringsportefeuille gunstig hebben willen beïnvloeden (?)( zie foto hieronder) Ook met Willem Tuinstra heeft de familie Klein een band in de vorm van een familieband. De moeder van Frits en Willem is namelijk Baukje Tuinstra (geb. 28 febr. 1898 te Sneek). Na overname van het bedrijf in 1934 door de N.V. P. van der Schaar’s Kleermakerij gaat directeur Harmen Kremer zich meer specialiseren in herenkleding. Na 1968 vestigt zich op hetzelfde perceel in een compleet nieuw pand schoenenzaak Van Haren.
---------------------------------------------
HIP-Time 0
Het meest in het oog springend zijn een aantal landschappelijke elementen. De kenmerkende percelering met als scheiding ‘wijken’, die in een eerder tijdperk ontsprongen aan of uit-monden op de Compagnonsvaart tussen Heide-en Nieuwburen. Op deze eveneens zonnige foto van 1951 overhuift de ijzeren ophaalbrug de wijk, die de gasfabriek nog toegankelijk maakt voor praamvaart en ander waterverkeer. Deze Nieuwburenbrug en demping van de wijk maakten in de periode 1954-1956 plaats voor de rechtstreekse aansluiting van de Nieuwstraat naar de in 1945 geplaatste noodbrug over de Compagnonsvaart en het begin van de Van Kleffenslaan. Deze straat bereikt zijn voltooiing overigens pas in 1959. De nog in bedrijf zijnde vertegenwoordigers van de Heerenveense boerenstand blijken zich toe te leggen op de veehouderij. De jongste bedrijfsvoering - een veestalling met hooibergplaats - is te vinden ten oosten van de gashouder in het sierlijke stelpje, welke in de gemeentelijke woningadministratie het adres ‘Coolsingel 2’ (beter is ‘Koolsingel’) voert. In 1925 creeërt timmerman Johannes de Haan negen stallen boven een gierkolk op een oppervlakte van 12 bij 12 meter. Hij doet dat in opdracht van veehouder W.A. Koopmans, die overigens zelf woont aan de Verlengde Dracht 45. Lange tijd blijkt als gebruiker te boek te staan Jan Dijksma, die in ieder geval enige tijd woont in het achterste deel van Nieuwburen 12. Daarvan zien we op deze foto de meer dan royale tuin met bosschages achter de bebouwing van het westelijke deel van de Nieuwburen.
Het boerderijtje met extra schuur en boerenerf tussen de twee wijken - met een licht afwijkend verloop - is gesitueerd op Nieuwburen 62 en van veel oudere datum. Zeer vroeg in de 19e eeuw vindt Wijtze Jans Punter hier al een bestaan als boer en de wijk - met als verbinding tussen de oevers een ‘barte’ - loopt nog ten westen van ‘it pleatske’. Deze situatie doet de volksmond de naam ‘Oer de barte’ ontlokken. De laatste veehouder ter plekke van de in 1917
opnieuw gebouwde woning én schuur met veestalling blijkt te zijn de familie Auke Bouwer, die in de laatste helft van de vijftiger jaren zijn bestaan door de nieuwe bestemmingen van de gronden gaat voortzetten in Akkrum. Opvallend is het zgn. ‘olifantenpaadje’, dat van hun boerderij schuin door het weiland naar het geboomte weerszijden van het niet zichtbare voetpad van het Korflaantje loopt. Dit pad blijkt ook bereikbaar door de Koolsingel, welke een haakse bocht maakt naar het oosten net voorbij het schoolplein van de voormalige MULO-school. Talloze Heerenveners hebben hun zondagse wandeling naar en van het Oranje-woudster voetpad langs dit lommerrijke laantje gemaakt. De anecdote wil dat het tevens betekenis heeft gehad als het ‘Vrijerslaantje’, met name bij schemeravonden. Links onderaan op de foto is nog juist een stukje te zien van het tuinderscomplex van de bloemistenfamilie Wagter.De aanzet tot het scheiden van ‘Voormeerszathe’ van het buiten ‘Voormeer’ en het zandbed voor de toevoersweg naar de A32 om het buiten - voor de richtingen Groningen, Leeuwarden, Sneek - is reeds in ontwerp te bewonderen.
2012, maart 21 - wibbo westerdijk - hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 87
Dat is ongetwijfeld de medeverdienste van de directeur van damesvereniging Linze de Jong, tevens gymnastiekleraar van de Heerenveense scholen en Bondscommissaris. Bovendien is hij ook nog president van de turnverenging ‘O.D.A.’ in de Knijpe, één van de mededeelnemers.
Uit het hoge objectnummer 12747 van de fotocollectie van het Museum Willem van Haren is geen enkele conclusie te trekken, behalve dat het pas laat is toegevoegd aan de volledige collectie van het museum. Verzamelaar-eigenaar is geweest de voormalige conservator van de Oudheidkamer Heerenveen de heer Leo Leenes, wiens erfgenamen hebben besloten zijn verzameling in langdurige bruikleen af te staan aan het museum Willem van Haren. In de registratie van die Leo Leenes-collectie heeft het de code met nummer ‘LL 1299’ gekregen. Het uiterlijk van de foto vertoont een lichte verkleuring tussen linker en rechterhelft. De ene helft suggereert een sepiakleurige opname en de andere een zwart-wit beeld. Het formaat van 13.6 bij 8.7 cm wijkt nauwelijks af van de standaardmaten uit die vroege periode van haar ontstaan.
Topografisch worden we zeker niet teleurgesteld over dit redelijk duidelijke beeld. Er zijn zeer weinig opnamen vanuit dit perspectief genomen, zodat we in ieder geval op de achtergrond de toegang naar de centrumbegraafplaats mogen veronderstellen. Duidelijk is in ieder geval een gevel zichtbaar behorend tot het gasfabriekcomplex. Daar bovenuit zien we de contouren van een gashouder.
Langs deze straat staan van achteren naar voren eerst het meest zuidelijk lokaal van de 1e Hollandse of lagere school (de dwarse bouw uit 1907/1908), en daarna de in 1882 bijgebouwde twee lokalen van de Mulo-school (meer uitgebreid lager onderwijs), resp. voor 24 en 34 leerlingen. Deze zijn via de noordelijke muur verbonden met de in 1875 gestichte (en in 1890 verhoogde) oorspronkelijke Muloschool, waarin plaats is geweest voor maximaal 60 leerlingen. Vervolgens als afsluiting van het scholencomplex trekt de hoofdonderwijzerswoning van twee verdiepingen architectonisch sterk de aandacht met de naar het plein gerichte ronde hoek met raam, zoals er in Heerenveen ook op andere plaatsen bouwwerken zijn tot stand gekomen (pakhuis aan het eind van de Munnikssteeg) en het zuidelijke hoekpand van de Stationsstraat met de Heerenwal. In de laatste is zelfs kenmerkend geworden de ronde deur. Eerlijkheidshalve moet worden vermeld, dat in de ontwerptekening van 1875 wel de ronding in de beide verdiepingen van de hoofdonderwijzerswoning staat, doch niet het - later aangebrachte - raam.
Barend Cornelis Post als hoofd der (mulo)school no. 1 woont hier in 1916. Hij is op 10 oktober 1907 benoemd, komend uit Delfzijl, als opvolger van Jean Nicolas Joly, die naar de stad Groningen is gegaan. Van 1 september 1875 tot 16 januari 1904 heeft Thomas Kuijper de muloschool geleid als hoofd, maar heeft tenslotte de school moeten verlaten wegens een niet-eervol ontslag.
Over de verbindingsmuur tussen de hoofdonderwijzerswoning en het voormalige postkantoor is bij voorbereidingen voor de aanbouw van de serre in juni 1894 sprake van een incidentje. Deze schutting staat op de plantekening precies in het verlengde van de serre, maar het blijkt dat daarmee het uitzicht van de onderwijzerswoning door het ronde hoekraam wordt belemmerd. Door die muur 75 centimeter verder naar achteren te verplaatsen is het probleem opgelost.
In de bovenwoning van het postkantoor - u ziet een vrouwelijke vertegenwoordiger van de familie op het platte dak van de serre - woont in 1916 de familie Lieuwe Houkes, concierge belastingkantoor. Is het denkbaar, dat de vrouw van de bewoner van het bovenhuis (met witte blouse) in de deuropening staat van het kantoordeel van het gebouw of moeten we denken aan een werknemer, die op zaterdagochtend niettemin haar dienst vervult voor de inspecteur ? Ziet U al die prachtige kenmerkende houten blinden aan de buitenzijde van de ramen om de zon te kunnen weren ? U ziet ze zowel in geopende als in gesloten toestand.
Rechts kunnen we nog een klein stukje waarnemen van het gemeentehuis van Schoterland (Oenemastate), waar de zaal achter het halve venster zeer lang de functie van raadzaal heeft gehad. Op een foto uit 1934 als de Schoterlandse Raad voor het laatst in dat vertrek in die samenstelling vergadert, hangt aan de zuidmuur van dit oostelijke vertrek de op linnen met olieverf geschilderde allegorische voorstelling van een jonge vrouw met de linkerborst ontbloot en gehuld in een wit geplooid kleed met daaroverheen een lichtblauwe mantel. Ze heeft in de linkerhand een sleutel en haar rechterhand steunt op een schild met het wapen van de grietenij Schoterland. Aan haar voeten sandalen en in het donkerbruine haar een paarlen snoer. Rechts van haar bevindt zich een vrouw in grijze kledij, met golvende mantel. Op het hoofd een helm met o.a. witte struisveren. Links op het schilderij Mercurius en een vrouw met lauwertak in het haar. In de rechterhand heeft ze een turfsteker (spitter), aan haar voeten enige turven. Voor het bordesje een weegschaaltje. Rechts drie kinderfiguurtjes. De bovenste twee houden een ovaal schilderij vast waarop een grisaille (een schilderwerkje waarbij Franck alleen met tinten grijs op grijs werkt)van een vrouwenfiguur met zwaard in de rechterhand. Het kinderfiguurtje leest in een opengeslagen boek, waarin wetsartikelen. Het doek van Christoffel Fredrik Franck stamt uit de actieve periode van Franck, die leeft van 1755 tot 1816. Het doek wordt in 1881 aangeboden door de douarière van Sminia aan de gemeente Schoterland, welke het met graagte accepteert. Thans is het één der historische pareltjes van het museum Willem van Haren, welke reeds meerdere jaren in de vaste presentatie heeft gehangen.
Nieuwsgierig zijn we ook nog naar de persoon rechtsvoor op deze foto, die stellig niet de standaard pet, strohoed of bolhoed draagt. Het lijkt heel erg veel op een militaire ‘sjako’. Zou hij zijn verlof benutten om zijn liefde voor het turnen te voeden of is zijn geliefde één van de deelneemsters ? Wij willen het graag geloven !
Uit het uitgebreide verslag in de Hepkemakrant pikken we de ‘krenten’ om aan te geven, dat het een heel grote gebeurtenis in die julimaand is. Al vroeg op de dag biedt de Dracht al een feestelijke aanblik. Voor het mooie terrein van Thialf en de indeling daarvan is de krant uiterst complimenteus. Om 1 uur stroomt het schoolplein vol met kinderen, die meedoen aan de demonstraties, met juryleden, leden van feestcomité, gewestelijk bestuur, technische commissie, afgevaardigden van zustergewesten en turnverenigingen. De stoet begeeft zich eerst naar het gemeentehuis van Aengwirden, waar de ‘officials’ door het dagelijks bestuur van de gemeente zullen worden ontvangen. Gastheer is burgemeester J.A. Drijber, die overigens nog maar kort die functie vervult maar in welgekozen bewoordingen o.a. de jubilerende vereniging “W.I.K.” (Willen Is Kunnen) verwelkomt. De heer Plet, voorzitter van Vreemdelingenverkeer en feestleider, dankt het bestuur voor het officiële cachet van deze betoging. Linze de Jong, voorzitter van het gewest Friesland, en de heer Luitingh, namens de Bonds-Technische-Commissie van het N.G.V., bevelen de belangen van de lichamelijke opvoeding van de jeugd aan bij het gemeentebestuur. Deze plechtigheid wordt besloten met het drinken van de erewijn en een toost op het Gymnastiek Verbond.
Het programma op het terrein voor die zaterdag bevat de demonstraties door de schoolkinderen en het spelen van de korfbalwedstrijden door de teams van “Tijnje”, “U.d.I.” van Warga, “Olympia” van Franker, “W.K.” uit Jubbega en “Stânfries” van Gorredijk. De zesde beoogde deelnemer - de Sneeker Gymn. Vereniging - is niet verschenen. Zondags gaan de wedstrijden verder. De ere-avond in het Posthuis staat ook voor een deel in het teken van plechtige toespraken en onderscheidingen. De V.V.V. en het gewest Friesland wensen ‘W.I.K.’ geluk met haar tweede lustrum. De bondsvoorzitter Joh. Heijnen biedt een krans aan namens het N.G.V. Zelfs de beschermvrouwe de gravin van Limburg Stirum-de Blocq van Scheltinga schenkt een keurig bloemstuk en de verzekering dat ze steun zal blijven geven in de toekomst. De presidente van ‘W.I.K.’, mej. G. de Vries, dankt met name de directeur L. de Jong en biedt als blijk van waardering een wandelstok met zilveren knop aan. Daarna wordt er met verschillende bijdragen van een aantal verenigingen feest gevierd en gemusiceerd door het ‘Heerenveensch strijkersensemble”, maar niet te lang, want .......
Zondagmorgen beginnen de ‘Negen-, Vijf-en Tweekampen’ op het terrein van Thialf al om 7 uur in de ochtend. Als openingsnummer wordt beschreven de estafette-loop van Gorredijk naar het feestterrein te Heerenveen (14 K.M.), die over 70 lopers van elk 200 meter is verdeeld. De brief, die in de plaats is gesteld voor het estafettestokje, wordt vervolgens overgebracht in de tijd van 34 minuten 15 seconden.
Voor de ‘Negenkamp’ heeft de Koningin-Moeder een medaille als ereprijs beschikbaar gesteld en de Minister van Binnenlandse Zaken de wisselmedaille, die verdedigd moet worden door de vereniging ‘Brinio’ uit Leeuwarden.
Die prijs komt nu in het bezit van de vereniging ‘Leeuwarden’ te Leeuwarden, die ‘Lycurgus’ uit Bolsward, ‘Arena’ uit Wolvega en ‘Brinio’ uit Leeuwarden, in haar schaduw stelt. De wisselmedaille van de ‘Vijfkamp Dames’ wordt verdedigd door ‘O.D.A.’ uit de Knijpe, doch deze moet ‘Wilhelmina’ uit Bolsward dit jaar als haar meerdere erkennen. Wel wint ‘O.D.A.’ de 1e prijs: de zilveren lauwerkrans van de beschermvrouwe Gravin van Limburg Stirum. ‘D.O.S.’ uit Lemmer, ‘W.I.K.’ uit Heerenveen, ‘Hygiea’ uit Joure, ‘Leeuwarden’ uit Leeuwarden en ‘Hygiea’ uit Drachten, plaatsen zich in die volgorde.
Bij de tweekamp jongens-aspiranten is de verguld zilveren medaille voor de g.v. ‘Knijpe’, terwijl bij de meisjes-adspiranten het grote succes is weggelegd voor ‘W.I.K.’. Als derde eindigt in die groep ‘O.D.A.’ uit de Knijpe.
De dames van ‘Olympia’ uit Franeker zijn daar het meest succesvol bij de estafette-loop, gevolgd door ‘O.D.A.’ uit de Knijpe. De meisjes-adspiranten van laatstgenoemde vereniging scoort op dit nummer net even beter dan ‘W.I.K.’ uit Heerenveen.
Het nummer ‘verspringen’ voor jongensadspiranten levert een andere deelnemer uit Heerenveen ‘Friso’ een vijfde plaats op. Bij het speerwerpen voor de heren zijn slechts twee prijzen uitgereikt vanwege geringe deelname.
Het korfbaltoernooi vindt die zondag zijn afronding in een wisselprijs (zilveren krans) voor ‘Olympia’ uit Franeker en een tweede prijs voor ‘Stânfries’ uit Gorredijk. Juichend is de journalist over de prestaties van de veteranen op het hoogrek. Verder constateert hij dat in de jongere herenklasse de mobilisatie de echte spelbreker is.
Twee persoonlijke prijzen worden uitgereikt. Bij de ‘negenkamp’ behaalt de heer Sutherland Royaard uit Bolsward met 94 punten de verguld zilveren medaille, terwijl bij de dames in ‘vijfkamp’ die eer te beurt valt aan mej. Pietje de Vries uit de Knijpe met 59,5 punten.
Als afsluiting van het weekend sporten is er de feestavond in het Posthuis met een gevarieerd programma en - waar velen naar hebben uitgekeken - na afloop bal met feestmuziek van het strijkorkest D.E.S., ongetwijfeld met haar vaste dirigent E.G. de Vries.
2014, juli 20-wibbo westerdijk-hip-backup
HIP-TIME MAGAZINE 79
In een vlaag van ongekende nostalgie grijpen we naar deze kenmerkende opname uit 1968. Het is één uit de serie die destijds is uitgegeven om gelden te verwerven voor de restauratie van de kerk. Dat plan is niet doorgegaan, maar de setjes ansichtkaarten van het kerkinterieur zijn door verzamelaars gretig gekocht. Op die manier is er ook eentje terechtgekomen in het fotoarchief van het museum Willem van Haren. Een veel ouder exemplaar van de Leeuwarder fotograaf Charles Gombault (1880- 1961) uit de vooroorlogse periode bevindt zich onder nr. 01884 eveneens in het fotoarchief (formaat 10 x 14 cm) van het museum. Daarop is ook nog een gedeelte te zien van de kansel en zijn omgeving (liederenborden, deuren, hekwerk).
Dit orgel is de eerste in de Nederlands Hervormde Kerk te Heerenveen (Schoterland), dat de predikant Ds. Johannes Wilhelmus Aldolphus Schroeder op 13 oktober 1790 inwijdt. Juist dat jaar wordt de kerk begiftigd met een legaat uit de nalatenschap van wijlen Martha Kinnema van Scheltinga Cornelisdr., echtgenote van wijlen de heer Menno Coehoorn van Scheltinga. Zij is geboren in 1706 in Heerenveen en overlijdt in 1788 te Leeuwarden. Haar man heeft van 1715 tot 28 april 1777 het grietmansambt bekleedt.
In haar laatste wil heeft ze haar tantezegger - ze heeft zelf geen kinderen - Martinus van Scheltinga, die haar man is opgevolgd als grietman, opgedragen als ‘bestuurder en bezorger van de vervaardiging van dat orgel’. Diens zoon wordt betrokken in de ceremonie van de schenking, getuige een inscriptie: “Dese erste Pyp is in ‘t orgel gezet door Menno Coehoorn van Scheltinga, oud 12 jaar. Anno 1790.”
De destijds bekende Leeuwarder orgelbouwer Albertus van Gruisen, die zijn opleiding heeft gehad van Albertus Antoni Hinsz, heeft de vererende opdracht uitgevoerd. Elf dagen na de inwijding wordt het orgel geëxamineerd (gekeurd) door de oud-grietman van Ooststellingwerf en orgeldeskundige Dr. Nikolaus Arnoldi Knock en de organisten S. de Vries uit Leeuwarden en Gosling Jans van Dokkum mogen het bespelen. Schoolmeester Gerrit Reitsma mag daarna als koster-organist de wekelijkse begeleiding op zich nemen. Hij is volgens het speciekohier van Heerenveen-noordzijde (SCO) in 1777 uit Urk naar Heerenveen gekomen om als schoolmeester te dienen en is sindsdien aan de kerk verbonden als klokluider. Het tractement van de organist komt uit de diaconiefondsen en bedraagt fl.75,- per jaar. In 1802 vertrekt Reitsma vrij plotseling met onbekende bestemming naar elders vanuit huisno. 9 aan de Oude Koemarkt als inwonende van Johannes Sijbolts. Hij wordt dan voorlopig voor een half jaar opgevolgd als koster en organist door Petrus Jacobs/Jacobus Greydanus en vervolgens tot 12 mei 1804 definitief. Hij staat bekend als ‘coopman’ en in de korte periode dat hij de kerkelijke functies uitoefent blijkt hij ook van ‘het beluiden’ de gegevens ‘te boek te zetten’. Zijn zoon Jelle Petrus Jacobus wordt op 31 oktober 1785 in Aengwirden geboren en twee weken later in Terband gedoopt. Hij beklimt als 18 jarige al het majestueuze orgel om de kerkzang te begeleiden en vervult tevens de kosterswerkzaamheden. In zijn burgerlijk bestaan treedt hij vanaf 30 oktober 1809 reeds op als ‘notaris’. In het Missiveboek van Drost en Geregte wordt hij op 3 maart 1811 als notaris in Aengwirden kandidaat voor de erkenning tot ‘keizerlijk notaris’ opgegeven. Hij is dan 25 jaar en vier maanden oud. Op 10 december 1811 wordt hij door de baljuw als ‘keizerlijk notaris’ erkend. J.P.J. Greydanus heeft aanvankelijk verzuimd de verplichting van de 25e ventose van het 11e jaar (een aanduiding uit de Franse Republikeinse kalender) om de ‘naamtekening en paraphure’ in te leveren, maar heeft zich voor zijn nalatigheid verontschuldigd. Overigens is hij op 15 juli 1811 wel geregistreerd voor de patentbelasting als ‘notaris’ voor een bedrag van fl.4-0-8, eenzelfde bedrag als zijn vader P.J. Greydanus als ‘kasthouder’ van goud en zilver moet betalen. In 1814 blijkt hij niet meer in Aengwirden te wonen, maar in het Schoterlandse deel van Heerenveen onder nr. 137 (thans Dracht 25). Zijn kerkelijke functies vervulde hij tot augustus 1842. J. Bruinsma schrijft in zijn boek over de kerk, dat in dat jaar het organist zijn en het kostersambt worden gescheiden. Tijdelijk neemt J. Höper - eigenlijk heet hij August Heinrich Friedrich Höper en is muziekmeester afkomstig uit Celle, Niedersachsen - de organistfunctie van augustus tot en met oktober over. Een 42-tal ingezetenen van Heerenveen, die de muzikale problemen hebben zien aankomen, richten zich in een adres tot de Grietman en Assessoren van Schoterland om een muziek-onderwijzer te benoemen. Die zal minstens fl.150,- ‘s jaars moeten verdienen en bij voorkeur het orgel kunnen bespelen in de N.H. Kerk. Samen met de opbrengst van de orkestvereniging (symfonieorkest ‘Het Groot Concert’ genoemd) kan hij dan op een vast jaarsalaris van fl.300,- rekenen. Daadkrachtig benoemt de gemeenteraad Jan Hendrik van Dapperen uit Baarn per 1 october 1842.
Deze muziekmeester blijkt een muzikale krachtpatser, die het muziekleven onmiddellijk een andere richting geeft. Als directeur van het Zangkoor neemt hij pas in 1895 afscheid en op 20 december 1897 overlijdt hij. Hij heeft meer dan vijftig jaar het orgel in de Grote Kerk bespeeld. Zijn verdiensten zijn royaal onder de aandacht gebracht in het standaardwerk “Muzyk yn Fryslân”, Fryske Akademy 1996.
Onmiddellijk na zijn overlijden neemt zijn dochter Jeannetta Wilhelmina (roepnaam: Anna), die kort daarvoor is getrouwd met Jan Libbe Bouman uit Joure, het klavier in de kerk over. Zij doet dat met trouw tot mei 1921. Na haar afscheid dient zich opnieuw een zeer bevlogen organist aan in de persoon van Jan Lieuwes de Jong, geboren in Akkrum in 1889. Hij dient de kerkelijke gemeente van 1921 tot 1953 als ‘oargelist’, maar veegt ook zijn paadje schoon als recensent, componist en schrijver over muziek, met name over de Friese muziek. Zijn archief bevindt zich in Leeuwarden in de Muziekbibliotheek. Tijdens zijn laatste jaren moet hij soms verstek laten gaan wegens ziekte, maar gelukkig kan dan een beroep worden gedaan op mej. Heida, K.J. van der Glas of Ph.M. Sevensma. Het lijkt erop, dat er na de dood van Jan Lieuwes de Jong een ‘organistenloos’ tijdperk is aangebroken. Pas op 6 april 1957 staat er in de Leeuwarder Courant een oproep voor een organist voor de Grote Kerk, waarvoor schriftelijk kan worden gesolliciteerd op het adres Oude Koemarkt 4. Daar heeft opticiën Haaije Beenen zijn zaak en deze zal ongetwijfeld een kerkelijke functie hebben bekleed.
Uiteraard zijn er regelmatig verzoeken geweest van organisten-in-opleiding om het orgel te mogen bespelen. Soms krijgen ze toestemming, maar in bepaalde gevallen ook niet. Wie na de dood van Jan Lieuwes de Jong bij de zondagse diensten het orgel heeft bespeeld is voor een belangrijk deel uit de boekhouding van de kerkvoogden te vinden. Zo treffen we in 1958 twee namen, die krijgen uitbetaald voor hun muzikale werkzaamheden. K.L. of K.J. Vonk ontvangt in de jaren 1958 tot en met 1963 steeds fl.200,- (in 1960 trouwens fl.207,50) en voor Van der Glas staat er fl.437,50 in de jaarrekening. Zowel K.J. van der Glas als R. van der Glas zitten in een roulatiesysteem met Vonk eens in de drie weken achter het klavier of manuaal.
Zo’n gevoelig instrument - vocht, temperatuurverschillen - maakt een regelmatig onderhoud noodzakelijk. Een aantal jaren na de plaatsing doet de firma van Gruisen dat voor 15 gulden ‘s jaars. Zo moest in 1802 een lekkende ‘poester’ worden gerepareerd, en betaalt administrerend kerkvoogd Elias Hiddinga in 1807 aan A. van Gruisen jr. naast het abonnementsgeld (o.a. voor stemmingen) ook nog 12 gulden kosten “doordien een vreemd muzecant 't orgel te veel had gevergd".
Soms leiden kleine gebreken tot de situatie dat de ‘voorzinger’ weer wordt geïntroduceerd. In 1815 valt de eer te beurt aan Jeene Frisgers Tuinman, turfmeter, en in 1818 aan schoolmeester Jan Peeting. In de daaropvolgende decennia zijn zeer veel verschillende namen uit de rekeningboeken naar voren gekomen, die meer of minder ingrijpende reparaties mogen verrichten. J.A. Hillebrand uit Leeuwarden komt enkele keren voor, maar ook de plaatselijke muzikant J.A. Kattenbeld krijgt de kans meerdere werkzaamheden aan het orgel te verrichten.
Bij de verbouwing van de kerk in 1859 wordt het orgel van de zuidkant overgebracht naar de westelijke kant. Dat karwei wordt volledig toevertrouwd aan de Leeuwarder orgelbouwers L. van Dam en zonen. Ook in de daaropvolgende periode is het steeds de firma Gebrs. van Dam, die alle mogelijke reparaties, verbeteringen en verbouwingen aan het orgel uitvoert. Tot in 1932 - na een weinig succesvolle ingreep van de Van Dam’s - de firma J.C. Sanders te Utrecht het vertrouwen gaat genieten van de kerkvoogden. Als in de jaren zestig de beslissing tot afbraak wordt genomen, wordt het orgel samen met de kansel verkocht aan de gereformeerde Marturiakerk te Assen. Dertig jaar - van 1972 tot 2002 - heeft het van Gruisen-van Damorgel daar geklonken, maar door het Samen Onder Weg-project is de Marturiakerk afgestoten en komt het orgel in onderdelen in de opslagkisten van de orgelmaker Sicco Steendam in Roodeschool. In 2011 ziet de kerkgemeenschap Assen kans het instrument te verkopen aan het rooms-katholieke ‘Real Oratorio del Caballero de Gracia’ in Madrid. Daar is het orgel inmiddels aan een derde muzikaal leven begonnen.
Bij de verkoop naar de Marturiakerk in Assen kunnen wel de engeltjes mee verhuizen, maar de drie grote beelden - Geloof, Hoop en Liefde - op het orgel passen er niet meer boven. Deze komen in 1977 in het bezit van de Leeuwarder Koepelkerk en verfraaien daar het nieuwe geïnstalleerde orgel.
Nog tijdens hun verblijf in Heerenveen hebben de drie grote beelden in 1895 voor enige beroering gezorgd. Op 19 oktober 1895 citeert het Nieuw Advertentieblad een bericht in de Nieuwe Rotterdamsche Courant: "Bij gelegenheid van aangebrachte herstellingen aan het orgel in de kerk der Ned. Herv. Gem. te Heerenveen is gebleken, dat één der daarop geplaatste beelden, voorstellende ‘de Liefde’, een stuk van vrij grote kunstwaarde is. Het dagteekent uit het jaar 1670". De krant zelf meldt niets over de vinder, maar volgens organist J. L de Jong Jzn. is het de schilder Klaas Krikke, die bij het schoonmaken het cijfer ‘70’ en de naam ‘A:Sola’ te voorschijn haalt. Daaruit wordt het jaartal 1670 gedistilleerd. Hoe dit bericht zich verhoudt tot de door kerkornamentenkenner Sietse ten Hoeve gedane mededeling, dat de grote beelden Geloof, Hoop en Liefde moeten worden toegeschreven aan de Leeuwarder vervaardiger-beeldhouwer Hermanus Berkebijl ( overl. in 1787) kunnen we U niet vertellen.
De imponerende interieurfoto van de Madrileense kerk laat zien, dat de engeltjes wel weer een plaatsje hebben gekregen bij het orgel.
Wanneer U het orgel wilt horen bespelen in haar nieuwe setting door organist Don Miquel Bernal stemt U dan af op You Tube door te zoeken naar NUEVO ORGANO DEL REAL ORATORIO.
2014, maart 23 - wibbo westerdijk - hip-backup - met dank aan wijlen Jan de Jong
HIP- TIME MAGAZINE 12
Deze onbekende fotograaf heeft op een volstrekt wolkenloze dag kennelijk een moment afgewacht, waarbij hij het dynamisch element van een drietal voorbijrazende auto’s schitterend laat contrasteren met de groene rustgevende accenten van een vroegzomerse oostkant van de Heerenveense bebouwing. Het lijkt erop, dat hij gebruik heeft gemaakt van een lens, die de achtergrondgebouwen wat naar voren haalt. Het cunet van de ‘oude’ Rijksweg 32 met de afslag vanaf de rotonde naar de K.R. Poststraat ligt boven het maaiveld van het weiland, waar geen koe meer mag grazen. Zelfs een geit-aan-het-harspit in de berm of een pony-aan-de-lange-lijn van een paardenmeisje vinden langzamerhand in het Heerenveen van omstreeks 1960 geen genade meer.
Op twee Aerocarta-foto’s (nr. 46239 en 49976) uit 1958 ontbreken nog de twee jonge boompjes op de voorgrond wat ons een latere datering doet ingeven.
Natuurlijk ziet u de afrit van de rijksweg gemarkeerd met het ‘einde autoweg’-bord en het ’50’-km bord. Die afslag gaat naadloos over in het traject van de K.R. Poststraat. Rechts naast de twee genoemde verkeersborden staat het huis no. 50 op de z.w.-hoek van de Zonnebloemstraat en de K.R. Poststraat, waar in 1964 en 1966 (volgens adresboeken) verzekeringsagent c.q. assuradeur S. de Vries woont. Bouwvergunning 1960-111, d.d. 10 mei 1960 blijkt te naam gesteld van dezelfde heer S. de Vries, die dan nog verderop in de Zonnebloemstraat woont (101). Hij wil een woning met kantoorruimten en een garage, en calculeert dat op ruim fl.30.000,-. Na realisatie ontvangt hij van PTT-post als adres K.R. Poststraat 48 (kantoor) en 50 (woning). In de stukken is geen aannemer bij naam genoemd. In 1983 is er ook nog een verbouwvergunning afgegeven. Op de gevel van het pand staat de symbolische naam ‘Ut ‘t Laberet’ (Frysk Wurdboek: uit moeilijke omstandigheden). Deze naamgeving maakt nieuwsgierig !
Recht onder het torentje van Crackstate ziet u de gevel met de stompe hoek van D.H. Slier’s garagebedrijf op K.R. Poststraat 44, die Heerenveense liefhebbers van het merk VW (Volkswagen) van dienst kan zijn. Slier is volgens zijn eerste advertentie in de Leeuwarder Courant in 1952 begonnen op de Heerenwal 176; zet in 1957 zijn bedrijf voort aan de K.R. Poststraat 44 en in november 1971 prijst hij de VW aan vanaf het adres Ged. Molenwijk 12. Volgens de laatste Google Streetview heet het bedrijf aan de K.R. Poststraat nu: Autoservice Heerenveen (AH).
Bij het raadplegen van de bouwvergunningen, die te maken hebben met het complex, blijkt in 1956 de garage met kantoor, magazijn, toiletten met schaftlokaal als eerste te zijn gerealiseerd. Bouwmeester J.D. van der Molen uit Sneek doet dat in in beton-skeletbouw met als nieuwigheid een zgn. ‘fuséedak’, ontwikkeld door de Ned. Fusée Céramique Maatschappij. Dat vergt een flinke investering. Slier blijft nog even wonen aan het Julianaplein, maar in 1957 gaat de vergunningsaanvraag voor een servicestation met bovenwoning naar de gemeente. In de loop van de volgende jaren worden nog gerealiseerd een stalling voor auto’s, magazijnuitbreiding, showroom/verkoopruimte, en open luifel.
Het hoge huis - precies naast het linkse jonge boompje - wordt in die tijd bewoond door de wed. G. Jongsma-Jelsma, die in de adresboeken van ‘60, ’64 en ’66 vermeld staat als zijnde zonder beroep. Ook dan al is het adres Zonnebloemstraat 31. Het huis staat er al in 1956 (Aerocarta 46239). Wanneer mw. Geertje Jelsma, wed. T.B. Jongsma overlijdt op 16 januari 1975 is ze nog slechts 54 jaar oud. Ze wordt vanuit de kerk van Terband begraven op de Terbandster begraafplaats. Het huis wordt overgenomen door dochter Alie, die met haar man Jo Geveke en haar zoons Erik en Robert zich daar vestigen.
Overigens is het huis bij verstrekte bouwvergunning 192 van 27 september 1938 al tot stand gekomen. De Zonnebloemstraat heet dan nog Pastoriesingel en opdrachtgever is J.H. ten Hoeve van Heerenveen. Hij laat op perceel Tjalleberd A-7563 - dat deels nog aan een sloot is gelegen en aan de zuidflank aan een ‘reed’ ligt - door Bosma’s architectenbureau Heerenveen van J. Bosma en L. van Houten een degelijke woning bouwen voor fl.3800,-, dat nummert: Pastoriesingel 19. In het adresboek van 1949 bestaat dat nummer nog steeds, maar nu aan de Pastorielaan. Naamgevingsbesluiten van 4 augustus 1949 en 27 december 1956 liggen daaraan ten grondslag. Verdichting van de bebouwing maakt tevens een vernummering noodzakelijk van nr. 19 naar nr. 31. Om aan de modernere wooneisen te kunnen voldoen is er sinds 1977 enkele keren aan het pand gesleuteld. Voor zaken als bijbouw garage, verbouw woning; vergroting en dergelijke blijkt dan een vergunning te worden verstrekt.
Eigenlijk is het overbodig te vermelden dat de twee torens behoren tot de Rooms Katholieke Kerk aan de Crackstraat. De overige dakelementen rechts daarvan hebben te weinig kenmerkends om te benoemen, maar wat wel opvalt zijn de lange rij straatlantaarns.
De foto bevindt zich al vele jaren in de collectie van het Museum Willem van Haren onder nr. 21 op een ongebruikelijk formaat van 8 bij 17 cm
2012, juni 2 - wibbo westerdijk - hip-backup